ACADEMIE
Nr 53 - jaargang 23 jun 2012 - feb 2013
BERICHTEN
Academieberichten: van passief tot actief - van actief naar interactief De Academieberichten hadden oorspronkelijk meerdere functies: enerzijds was het bedoeld om de eigen Academieleden te informeren over het gebeuren en activiteiten in de Academie, maar anderzijds diende het ook als bekendmaking en promotie van de Academie. Die tweede opdracht leek soms een beetje in de schaduw te staan van de eerste opdracht. Typisch voor de eerste generatie van de Academieberichten was de eerder statische natuur van wat beschreven werd. Zo was bij het aantreden van een nieuwe vast secretaris de publicatie van zijn curriculum een must. Generatie twee van de Academieberichten wenst echter actiever/interactiever te worden. Er zal bijvoorbeeld meer aandacht besteed worden aan leden die in het verleden wellicht wat verwaarloosd werden: de nieuwe en de buitenlandse leden. Ook nieuw is het kettinginterview met als titel ‘Consorores & Confraters’ waarbij opeenvolgende leden een gesprek aangaan over
een thema dat hen interesseert, of een punt van verschil dat hen beiden intrigeert. Daarnaast wensen wij mooie maar nog ongekende hoekjes van het Paleis der Academiën en de Koninklijke Stallingen te belichten, maar dit bewaren we voor een volgende editie. Zo raakt ook het Paleis der Academiën zelf beter bekend. Uiteraard wordt er nog ruimte voorzien om nieuwe werkgroepen, Standpunten en publicaties voor te stellen, maar dit alles dan toch liefst interactiever. Misschien als eerste stap naar meer interactie nodig ik jullie uit ons commentaren te sturen over hoe jullie graag zelf de inhoud van de Berichten zagen ontwikkelen. Spaar ons geen opmerkingen, want zo helpen jullie ons de Berichten actueler te maken. Géry van Outryve d’Ydewalle, Vast Secretaris
Academie-Berichten verschijnt driemaal per jaar. Redactie: G. van Outryve d’Ydewalle, Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, Paleis der Academiën, Hertogsstraat 1, 1000 Brussel. Tel. 02 550 23 23 - Fax 02 550 23 25 e-mail: info@kvab.be www.kvab.be - ISSN 0778-1008 - V.U. G. van Outryve d’Ydewalle.
CONSORORES & CONFRATERS 1: Annemie Bogaerts en Dominique Willems In de nieuwe reeks Consorores en Confraters laten we de leden van de Academie zelf aan het woord. Het is opgevat als een kettinginterview, waarbij we de leden opeenvolgend elkaar laten interviewen. Het jongste lid mag de spits afbijten. Annemie Bogaerts (Klasse Natuurwetenschappen) interviewt Dominique Willems (Klasse Menswetenschappen), die het tijdens haar mededeling op de Openbare Vergadering van december 2010 had over het ‘professoraat anno 2010’. Veel Academieleden vonden de analyse van prof. Willems terecht en herkenden zich in de problematiek. De professor anno dezer dagen moet naast zijn onderwijs- en onderzoekstaken ook aan andere verplichtingen voldoen, vaak van ‘administratieve’ aard, vaak ten koste van de twee eerste. U kunt de mededeling uit 2010 hier downloaden: http://bit.ly/QBqL7p. Dominique W.: Ik heb mijn lezing in 2010 georganiseerd volgens de drie hoofdtaken van de professor, namelijk onderwijs, onderzoek en dienstverlening. Het hoofdprobleem is natuurlijk dat we voor die drie in een stroomversnelling geraakt zijn en dat die moeilijk af te remmen is. Als ik de situatie vergelijk met onze buurlanden lijken we eigenlijk wel heel studentvriendelijk en zijn we ondertussen erg ver gegaan in de à la carte-bediening van de studenten. Ik heb dan ook voorgesteld dat de Academie een werkgroep zou inrichten om over de zaak met enige afstand te kunnen praten en eventuele oplossingen te vinden. Anderzijds denk ik dat er al gezocht wordt naar een aantal oplossingen en meerbepaald voor het onderwijs heb ik de indruk dat de universiteiten de flexibilisering ietwat proberen in te tomen.
Annemie B.: In het onderzoek is er natuurlijk ook een stroomversnelling, nl. de almaar hogere publicatiedruk die mogelijk tot een lagere kwaliteit van publicaties leidt. Dominique W.: Juist, die druk is verre van ideaal aan het worden. Ik ken de problematiek goed vanuit de menswetenschappen en zie dat veel mensen tegenwoordig 10 artikels schrijven met 1 idee in plaats van 1 artikel met 10 ideeën. Ik denk dat daar alleen iets kan aan gedaan worden in een internationale context, door een strenger optreden van de tijdschriften zelf. En degelijk onderzoek vraagt tijd. Als men in de taalkunde talen wil gaan vergelijken, heeft men natuurlijk veel meer tijd nodig. De meesten doen daarom niet meer aan vergelijkend werk wat leidt tot een verschraling van het onderzoek. Maar ik denk dat het discours in Vlaanderen eigenlijk radicaler is dan de praktijk. Er is het paradigma dat enkel A1-publicaties nog tellen, maar in bevorderingscommissies wordt gelukkig toch nog steeds de algemene kwaliteit van het dossier bekeken. Annemie B.: Een aspect dat u ook aanhaalde was het ontbreken van een middenkader, een piramidale structuur. Wij moeten op alle gebieden tegelijkertijd actief zijn en bovendien een onderzoeksgroep draaiende houden… Hoe ziet u dat precies? Dominique W.: Om te beginnen lijkt me het een typisch Vlaams probleem te zijn. In andere landen is er vaker een vast middenkader, of meer leerstoelen. We zijn zowel verantwoordelijk voor onderwijs, als voor onderzoek, het leiden van doctoraten, het binnenhalen van fondsen, het publiceren, enz. En er is de ongelofelijke groei aan doctoraten (in 2010 71% in Vlaanderen), met een toename aan werklast tot gevolg, zowel voor de doctorandus als voor de promotor. Je kunt niet verwachten dat men met dat gegeven hetzelfde aantal mensen aanhoudt: als we onze ambities willen waarmaken op vlak van onderzoek en onderwijs, moet het aantal professoren ongeveer verdubbelen. En dat middenkader waarvan we dromen, dat zijn dan postdocs van een zeker niveau, of beter nog, jonge docenten. Annemie B.: De Vlaamse Overheid heeft de Tenure Track-positie in het leven geroepen, maar eigenlijk is dat geen antwoord op de vraag naar een middenkader. Zij voelen immers ook een druk om te presteren op onderzoeks- en onderwijsvlak. Eigenlijk zou
2
Volgende editie: Dominique Willems interviewt Michel Buylen
een Tenure Track-positie iemand moeten zijn die specifiek op onderzoeksgebied voor de groep eerstelijnshulp kan zijn. Dominique W.: Op zich zijn die een goed idee, vermits een professor 5 jaar voor zijn vertrek al iemand kan opnemen in zijn kader. Maar ik stel er mij toch vragen bij, want zij moeten natuurlijk hun eigen dossier opbouwen binnen de 5 jaar, willen ze benoemd worden. En als je even telt, kom je uit op 5 jaar doctoraat, dan nog een postdocperiode (3 à 6 jaar) gevolgd door de periode van 5 jaar, wat samen 16 jaar is. Op je 23e het vooruitzicht hebben om pas op je 40e te kunnen beginnen denken aan een vaste carrière, is eigenlijk sociaal niet te verantwoorden. Een echt tussenkader zou beter bestaan uit personen die al carrièrezekerheid hebben, waardoor ze zich kunnen richten tot jongere doctorandi en minder gefocust zijn op hun eigen toekomst. Annemie B.: Denkt u dat de Vlaamse Overheid daar voor zou openstaan? Ik heb uw analyse namelijk al vaak gehoord en ben het er ook mee eens. Ik vraag me af of, als alle universiteiten samen er bij de overheid over aankloppen, het probleem bespreekbaarder wordt. Dominique W.: Wellicht, maar ik denk vooral dat het beter zou zijn indien er meer professoren zouden bijkomen. Het aantal professoren is maar met 5% gestegen, het aantal studenten en doctoraten veel meer. Annemie B.: Hoe komt het dat in de media nog altijd de gedachte heerst over de prof die een “gemakkelijke” job heeft, met 3 maanden vakantie, weinig les, enz. Daartegenover wordt van leraars middelbaar en lager onderwijs wel gezegd dat ze te hard worden belast, dat hun beroep aantrekkelijker moet gemaakt worden. Wij werken voortdurend, maar dat wordt zo niet ervaren. Dominique W.: Dat blijft ook voor mij nog altijd een vraagteken. Ik denk dat wij het probleem waarschijnlijk niet genoeg aankaarten, want we doen ons werk graag en net daarom zwijgen we. Maar het is wel tijd om eens de alarmbel te slaan. Om meer mensen aan te trekken moet je het beroep opnieuw aantrekkelijk maken. Want wat houdt een verstandig iemand aan de universiteit als die even goed in de private sector aan de slag kan gaan? Is het omdat hij er meer vrijheid geniet, omwille van de manier waarop hij zijn onderzoek kan leiden, of omdat hij niet voortdurend gecontroleerd wordt? Er moet meer vertrouwen gegeven worden aan onderzoekers. En net dat missen we
Annemie Bogaerts Universiteit Antwerpen Plasmascheikunde Lid van de Academie sinds 16/11/2011 Dominique Willems Universiteit Gent Franse taalkunde Lid van de Academie sinds 19/03/1994 een beetje. We worden voortdurend geëvalueerd, bv. door de studenten, door de visitaties, ieder jaar wel twee à drie keer. Als men zolang wacht om iemand vast te benoemen zou hem toch het vertrouwen moeten gegeven worden om zijn onderzoek op een comfortabele manier te kunnen uitoefenen. Voor degelijk onderzoek heb je een zekere rust nodig. Daarom vind ik dat de cruciale selectie moet gebeuren op het ogenblik dat je iemand aanstelt, en minder daarna. Het klopt dat er in het oude systeem teveel vrijheid gegeven werd maar nu zijn we eigenlijk de andere richting op aan het gaan. Annemie B.: Ik denk dat bij beleidsfuncties het bv. beter zou zijn dat de iets oudere professoren beleidsfuncties opnemen. Daar worden nu vaak jongere personen voor gevraagd, omdat de ouderen vaak zeggen dat ze dat al gedaan hebben. En in de praktijk komt alles dan op de schouders van dezelfden terecht. Dominique W.: Nu worden die beleidsfuncties eigenlijk door vele docenten aangewend om bevorderd te worden, maar dat is natuurlijk geen goede evolutie. Je moet die beleidsfuncties inderdaad door wat oudere mensen laten doen in plaats van er goede jonge onderzoekers op te zetten. En anderzijds, van iemand van 55 kun je niet verwachten dat hij zoals iemand van 32 naar alle congressen gaat. Ik denk dat ook in het onderwijs de wat oudere professoren hun plaats hebben bij de eerste bachelorjaren, waar ze ook meer
3
ervaring en meer respect kunnen afdwingen. Je kunt niet vragen dat iemand 40 jaar aan een stuk intensief onderzoek uitvoert. Een beleid op dat vlak ontwikkelen is belangrijk, want als je vakgroepvoorzitters of decanen zoekt, vind je er nauwelijks nog. En dan nog, als ze het wel willen doen, is het vaak een indicatie dat ze een administratieve eerder dan een onderzoekscarrière ambiëren. Annemie B.: Voor een deel is kwaliteitszorg uiteraard nodig, maar de centrale diensten lijken vaak niet in functie te staan van ons, en lijken ons meer werk te bezorgen. Dominique W.: Die leiden inderdaad hun eigen leven. Het zou veel eenvoudiger zijn om een paar mensen van de visitatie een week in de opleiding te laten rondtouren, een paar cursussen te laten volgen, waar men zelf kan zien wat de problemen zijn. Nu vraagt men eerst een zelfevaluatierapport, maar dat is zo artificieel. De boodschap is in de eerste plaats gericht aan de rectoraten. Van zodra er iets op het rectoraat gecreëerd wordt rond kwaliteitszorg van het onderwijs staat daar opeens een hele administratie over op. Wat zou tellen is een veel eenvoudiger discours, zowel op administratief vlak als op vlak van projectaanvragen. Ik moet wel zeggen dat er verbetering merkbaar is, bv. wij hebben veel meer praktijkassistenten dan vroeger. Voor het onderwijs wordt er al veel hulp verleend om onderwijstaken te doen. Het is vooral op onderzoeksvlak, dat we moeten gesteund worden. Annemie B.: Tenslotte, wat vindt u van de zgn. 1/3 regel, waarbij in elke raad of commissie minstens 1/3 vrouwen moeten zetelen? Naar mijn mening belast dit de weinige vrouwen die er zijn, nog meer met beleidstaken, waardoor ze minder tijd aan hun eigen onderzoek en onderwijstaken kunnen spenderen, of hun werk-gezin evenwicht nog meer verstoord wordt. Ik vind het dus persoonlijk een vrouw-onvriendelijke (of moeder-onvriendelijke) maatregel. Wat denkt u hiervan?
4
Dominique W.: Dit is inderdaad een zeer netelig probleem: enerzijds moeten we toejuichen dat de overheid er naar streeft meer vrouwen in beleidsorganen op te nemen, maar in de praktijk zijn er voor het ogenblik eigenlijk te weinig vrouwen die de nodige expertise hebben om in dergelijke organen te zetelen en worden dezelfde vrouwen steeds weer belast met allerlei beleidsfuncties, waardoor hun kerntaken en hun familie daaronder moeten lijden. In de huidige constellatie moet de 1/3 regel mijns inziens geleidelijk en soepel toegepast worden.
UITGELICHT Interview met Jurn Verschraegen, coördinator Expertisecentrum Dementie Vlaanderen EEN PERSOON MET DEMENTIE KAN SOMS NOG MEER DAN MEN DENKT Jurn Verschraegen nam de taak op zich van voorzitter tijdens de eerste sessie van de Lentecyclus 2012, op 3 mei ll. Als coördinator van het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen was hij daarvoor de aangewezen man. Thema van de conferentie was de maatschappelijke, filosofische en ethische aspecten van deze ouderdomsaandoening. Van opleiding sociaal verpleegkundige is hij ingebed in de zorg en de omgang met ouderen, zij met dementie in het bijzonder. Samen met de ploeg medewerkers van het Expertisecentrum wil hij de vooroordelen en de onwetendheid over dementie zoveel mogelijk wegwerken. Ook pleit hij voor een aangepaste opvang ten behoeve van mensen die door dementie zijn getroffen. Een gesprek over zijn strijd en zijn gedrevenheid. Hoe is het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen tot stand gekomen? Jurn V.: Eind vorige eeuw begon duidelijk te worden dat dementie almaar prominenter aanwezig was in de vergrijzing. Er waren in 1996-1997 maar een handvol voorzieningen die zich toelegden op de opvang van mensen met dementie: het woonzorgcentrum De Bijster in Essen, een thuiszorgorganisatie in Brugge en een woonzorgcentrum in Gent. Toch hadden ze gaandeweg al wat expertise opgedaan, maar ze werkten naast elkaar. Onder meer topambtenaar Marc Van Hemelryck, gewezen architect van het Copernicusplan van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin besefte dat er meer opvangcapaciteit nodig was en dat samenwerking tussen de versnipperde projecten zich opdrong, indien men de zorgsector wou voorbereiden op het fenomeen van toenemende dementie. Zo rijpte het idee van een centrum als doorgeefluik van expertise en als bindteken tussen de bestaande initiatieven in Vlaanderen. Hoe raakte uzelf bij het initiatief betrokken? Jurn V.: Voor de leiding van het Centrum werd gezocht naar iemand die vertrouwd was met bejaardenzorg en de opvang van mensen met dementie in het bijzonder. Ik
had al gewerkt voor het Wit-Gele Kruis, in een OCMW-ziekenhuis en in een paar woon- en zorgcentra, waar ik contact had met cliënten met dementie. Zo is men uiteindelijk bij mij terechtgekomen. De ervaring had me geleerd dat dementie een mulltidimensionele aanpak vereist. Medische hulp is hier niet alleen zaligmakend, er hangt ook een belangrijk sociaal aspect aan vast, dat zich uit op het vlak van begeleiding, zorgverlening en behuizing. De acties van het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen en de regionale centra spitsen zich voornamelijk toe op het sociale luik.
bespreekbaar. Dat verklaart waarom dementie en eenzaamheid synoniemen zijn. Vooral bij familie en de directe omgeving bestaat er een enorme nood aan begrijpen wanneer een geliefde langzaam maar zeker verdwijnt in de nevel van het vergeten. Ook de persoon zelf voelt zich onbegrepen. Er is behoefte aan een aanspreekpunt, waar de betrokkenen terecht kunnen voor eerlijke informatie. Hier springen de Vlaamse expertise-centra, waarmee ook praatsessies worden georganiseerd, in de bres. Er wordt ook samengewerkt met de Vlaamse Alzheimerliga, de patiëntenorganisatie. Samen spreken we over personen met dementie, niet over ‘dementen’. Je spreekt toch ook niet over Aidsers? Dementie is een syndroom Er bestaat nogal wat begripsverwarring tussen Alzheimer en dementie. Alzheimer is een ziekte, dementie een syndroom. De ziekte van Alzheimer tast de hersenen aan en veroorzaakt dementie. Van alle ouderen die dementie hebben, lijdt het merendeel aan de ziekte van Alzheimer.
Jurn Verschraegen
Peter De Deyn
Uzelf spreekt ook over Regionale Expertisecentra Vlaanderen? Jurn V.: Het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen te Antwerpen zou je kunnen zien als de naaf waarrond de 9 expertisecentra, gespreid over de Vlaamse provincies, opereren. Het fungeert als doorgeefluik van gegevens en expertise en probeert een sturende en coördinerende rol te spelen. Ook neemt het de informatieopdracht naar zorgverleners, media en overheid op zich. Daartoe werd een website ontwikkeld met links naar allerhande instanties en naar nuttige gegevensbronnen (www.dementie.be). Thema’s die van de basis uit worden geformuleerd, worden aangereikt voor wetenschappelijk onderzoek en – indien wenselijk – legt het Expertisecentrum contacten met deelnemers aan dit onderzoek. Precies dit aspect van onze werking verklaart mijn aanwezigheid op de Lentecyclus. Men zou kunnen gewagen van een wederzijdse feedback tussen research en de basis. Over dementie bestaan er nogal wat misvattingen. Hoe probeert u dat te verhelpen? Jurn V.: Inderdaad, op dementie rust er een wijdverbreid taboe. Alles wat te maken heeft met het brein dat niet meer optimaal functioneert, is moeilijk
Bestaat er ook zoiets als bijscholing voor zorgverleners? Onderzoek naar dementie brengt nieuwe inzichten aan de oppervlakte. Is het niet van belang dat professionelen in de sector regelmatig worden bijgestuurd? Jurn V.: Als zorgverstrekker en als mantelzorger proberen te helpen is één zaak, het volhouden een andere. Dag na dag werken met mensen met dementie vergt enorm veel energie. Voor je het beseft, ben je opgebrand. Hoe kan je dat probleem ‘managen’?, om een term te gebruiken uit het jargon. Mantelzorgers die personen met dementie begeleiden, vergelijk ik soms met een elastiekje dat rekt, rekt en nog meer rekt, tot het plots knapt. Het Expertisecentrum, bijgestaan door zijn regionale satellieten, probeert dat te vermijden door te focussen op zingeving. Er heerst een hardnekkig misverstand dat dementie een kwaliteitsvol leven helemaal in de weg staat. Er wordt helaas door de directe omgeving te weinig geobserveerd hoe de patiënt zijn/haar dementie beleeft. Omdat begeleiders mogelijkheden voor een kwaliteitsvolle invulling niet opmerken, gaan er kansen verloren. Weet je, de persoon met dementie kan vaak meer dan men denkt. Het over het hoofd zien van mogelijkheden en kansen heeft deels te maken met inlevingsvermogen, deels met onwetendheid uithoofde van de zorg-
5
verlener. Het doet me denken aan volgende anekdote, regelrecht uit de praktijk geplukt. “Omdat het zonlicht de kamer te hel verlicht, beslist de hulpverlener om het rolluik naar beneden te laten. Goed bedoeld allicht. Maar doet de begeleider dat om de bewoner met dementie te helpen of omdat hij zelf de zon hinderlijk vindt? Hij had moeten weten dat licht, vooral buitenlicht een weldaad is voor mensen met dementie. Studies hebben uitgewezen dat licht de achteruitgang van het geheugen en oriëntatievermogen afremt en de neiging tot depressies vermindert.” Het verspreiden van dit soort kennis onder de directe omgeving van de personen zelf behoort tot de kerntaken van het Expertisecentrum Dementie.
6
De jongste tijd komt het vraagstuk van jongdementie steeds vaker in de actualiteit. Is ook hier een voorlichtingsrol weggelegd voor het Expertisecentrum? Jurn V.: Studies ramen het aandeel van personen met jongdementie op een totaal van 100.000 personen met dementie in Vlaanderen tussen de 3000 en 11.000. Met jongdementie bedoelt men het segment van patiënten jonger dan 65 jaar. Soms zie je de aandoening al beginnen vanaf het 50ste levensjaar. Uiteraard is het profiel van jongere personen met dementie totaal anders dan dit bij oudere patiënten. Zo zullen de hobby’s en de muziekbeleving bijvoorbeeld helemaal verschillen. Niet La Esterella zal weerklinken tijdens het muziekmoment, wel de Beatles en de Stones. Sommige mensen met jongdementie voelen zich wellicht fysiek nog tip top, willen joggen, wandelen, zwemmen. Anderen hebben nog studerende kinderen, zitten midden in de afbetaling van hun woning. Het vergt allemaal een individuele, persoonsgerichte aanpak ten overstaan van de jonge persoon met dementie en zijn directe omgeving. Er rijzen een pak problemen. Ook al omdat de leefwereld van de echtgenote, de partner en de kinderen helemaal overhoop wordt gegooid. Zij vertellen dringend nood te hebben aan voorlichting. Zijn/haar inkomen uit arbeid valt weg en de ziektekosten lopen op. Het gezinsbudget staat onder druk. Wat met de afbetaling van de hypothecaire lening? In vergelijking met landen als Groot-Brittannië en Nederland loopt België op het vlak van financiële ondersteuning van personen met jongdementie flink achter. Ze hebben geen arbeidsbescherming, er zijn geen specifieke tegemoetkomingen, ze kunnen enkel een beroep doen op beperkte hulpmiddelen aangereikt vanuit de gehandicaptenzorg. De Expertisecentra Dementie hebben de pijnpunten in kaart gebracht en de bevoegde overheidsinstanties een tienpuntenprogramma overgemaakt. Er is nog heel wat werk aan de winkel.
ct 1
Nieuwe Buitenlandse leden van de KVAB
Klasse Natuurwetenschappen
Ingrid Daubechies
Ingrid Daubechies (°1954) studeerde fysica aan de VUB en nam van 2004 tot 2011 posities waar aan Princeton University. Op dit ogenblik is ze actief aan Duke University. Ze is het meest bekend voor wavelets die gebruikt worden voor beeldcompressie.
Thomas Ebbesen
Thomas Ebbesen (°1954) is op dit ogenblik directeur van het ISIS van de Université de Strasbourg. Hij heeft belangrijke bijdragen geleverd aan de massaproductie van nanokoolstofbuizen en is de ontdekker van ‘Extraordinary optical transmission’.
Jan Martin
Jan Martin (°1964) doctoreerde aan de UAntwerpen en is op dit ogenblik hoogleraar aan het Weizmann Institute of Science in Israel. Hij heeft een sterk onderzoekspalmares opgebouwd in kwantumchemie, organometaalchemie, katalyse,…
Klasse Menswetenschappen
Liesbet Hooghe
Liesbet Hooghe (°1962) werd geboren te Oudenaarde, en studeerde aan de KUB en de KULeuven. Later trok zijn naar de USA. Daar is zij nu verbonden aan de universiteit van North Carolina, waar zij Distinguished Professor of Political Sciences is.
Alle standpunten zijn op aanvraag gratis te verkrijgen bij info@kvab.be, en te downloaden:
www.kvab.be/standpunten.aspx
tu Klasse Kunsten
Willem Jan Neutelings
Willem Jan Neutelings (°1959) is Ingenieur-Architect (TU Delft, 1986) en mede-oprichter van het architectenbureau Neutelings Riedijk Architecten. Eén van zijn belangrijkste realisaties in België is het MAS in Antwerpen.
Klasse Technische Wetenschappen
László Monostori
László Monostori (°1953) is directeur van het Center for Production Management and Informatics van de Hongaarse Academie voor Wetenschappen. Hij heeft internationaal gerenommeerde expertise in het modelleren van productieprocessen en -ketens.
Jan Rabaey
Jan Rabaey haalde zijn PhD aan de KULeuven in 1983 en is nu o.a. gewoon hoogleraar aan Berkeley. Hij doet onderzoek naar het ontwerp van complexe geïntegreerde circuits (VLSI), signaalprocessing, (draadloze) communicatie en networking.
Wim Sweldens
Wim Sweldens (°1967) is dr. in de toegepaste wiskunde (KULeuven) en is momenteel President van de Wireless Division van Alcatel-Lucent (VS), waar hij verantwoordelijk is voor wireless carrier products.
Fred van Houten
Fred van Houten (°1951) is voorzitter van de onderzoeksgroep ‘Design, Production and Management’ van de Universiteit Twente. Zijn onderzoek richt zich op productieprocessen, m.n. scenariogebaseerd design, synthetic environments,…
2
Nieuwe Standpunten van de Academie
De e info informatierijkdom ormattierijk jkdom v van an d de e
erkie ezingen maximaliseren 1 verkiezingen (verschenen december 2011) Pdf: bit.ly/IHH65K
De kantonindeling bij de Belgische parlementsverkiezingen stamt uit de 19de eeuw, toen 1 à 2 % van de Belgische
bevolking de ‘natie’ vormde. Maar vanaf 1893 groeide het aantal kiesgerechtigden meer en meer tot in de miljoenen. Uit routine echter (of komt er ook gemakzucht aan te pas?) blijft men al die tijd, tot op vandaag, bij de oude kantonindeling die in principe meerdere gemeenten omvat ‘om het geheim van de stemming te vrijwaren’. Deze kantonindeling is op sommige plaatsen dan ook nog gepolitiseerd én zelfs ‘gecommunautariseerd’, zoals in Brussel en Vlaams Brabant, waar bijvoorbeeld het kieskanton Schaarbeek zich uitstrekte tot Nossegem en Steenokkerzeel. Maar toen de zuivere splitsing van BHV in 1989 werd doorgevoerd voor de rechtstreekse verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, en herhaald in 1994, 1999, 2004, 2009, viel ook dat argument weg. Want ook die kantons werden ‘proper’ gesplitst. Om wetenschappelijke en democratische redenen diende de Koninklijke Vlaamse Academie van België bij het federale parlement dan ook het verzoek in om het kieskanton als teleenheid bij de parlementsverkiezingen te vervangen door de gemeenten, die daardoor opgetild én geïnstrumentaliseerd worden tot dé statistische eenheid bij verkiezingen. Vergelijkingen met gemeenteraadsverkiezingen worden hierdoor duidelijk meer zuiver gemaakt. Ook voor de media zou de vervanging van een verouderd informatiesysteem door de gemeente als hedendaagse eenheid veel voordeel opleveren: preciezere informatie om dieper in de politieke werkelijkheid door te dringen.
Elektrische voertuigen
2
(verschenen februari 2012) Pdf: bit.ly/IKes9k
Elektrische wagens zijn mede door hun beperkt rijbereik (100 à 150 km) ideaal voor (inter-)stedelijk verkeer. Tegelijk is dit beperkt rijbereik een van hun nadelen, maar de grootste reden dat ze nu niet massaal op onze wegen verschijnen komt door hun hoge aanschafprijs (nu nog meer dan 50% duurder dan een vergelijkbare benzinewagen ). Midden 2011 reden in België 160 elektrische personenvoertuigen, 3 bussen en 71 (lichte) vrachtwagens. Ze rijden echter wel veel goedkoper dan benzine- en dieselwagens. De te hoge aankoopprijs is volledig te wijten aan de prijs van het aantal batterijen dat nodig is om onder alle weeromstandigheden een autonomie van tenminste 100 km te realiseren. De actueel te hoge aankoopprijs kan enkel gereduceerd worden door intensief onderzoek en ontwikkeling om, op de eerste plaats, de batterijkost gevoelig te
7
Elektrische voertuigen doen dalen, maar ook om de prijs en prestaties van alle andere onderdelen, waaronder zeker de motor, te optimaliseren. Uiteindelijk zal de stijgende productie en verkoop van elektrische wagens een geleidelijke prijsdaling veroorzaken. Overheden en werkgevers kunnen de ontwikkeling stimuleren door ze o.a. vrij te laten parkeren in steden en oplaadmogelijkheden te installeren bij de werkgever (m.n. voor bedrijfswagens), thuis of openbaar, maar nog tal van andere aanmoedigingen zijn mogelijk. Vlaanderen hinkt achterop bij andere Europese landen als het erop aankomt elektrische mobiliteit te stimuleren. Nochtans heeft Vlaanderen heel wat sterktes op dit vlak. De afstanden zijn klein, er is een beperkt aantal grote spelers die beslissingen over aankopen kunnen nemen, het klimaat is gunstig, het elektriciteitsnet heeft een redelijk grote capaciteit en Vlaanderen telt veel eengezinswoningen met garages en dus mogelijkheden om te laden. De Vlaamse markt telt bovendien koopkrachtige ‘early adopters’ en milieubewuste consumenten (cfr. snelle groei van dakzonnecellen). We hebben ook een sterke industriële basis geërfd, die aangevuld is met de nodige kennisplatformen.
3
Nieuwe werkgroepen van de Academie De maakindustrie: motor welvaart in Vlaanderen
van
De maakindustrie is en blijft essentieel voor de groei en de welvaart in Europa. Met 29 miljoen werknemers vormen de productiebedrijven de kern van de Europese economie. De productieactiviteit vertegenwoordigt 22% van het Europese BNP en zorgt voor 25% van de tewerkstelling in Vlaanderen. Productie stimuleert onderzoek en ontwikkeling, en de vraag naar diensten. Productie is een krachtige motor van indirecte tewerkstelling: elke job in productie genereert twee jobs in de dienstensector. Zonder lokale productie is er weinig nood aan logistieke diensten, aan onderhoudsdiensten, aan exportgeoriënteerde bankdiensten, enz. Kortom, een economie die niet gebaseerd is op productie, maar alleen op diensten, is niet leefbaar op lange termijn. De productiesector speelt verder ook een essentiële rol in het innovatieproces en de technologische vooruitgang.
8
De maakindustrie staat onder zware druk wegens delokalisering en outsourcing, veroorzaakt door hoge productiekosten,
buitensporige energiekosten en investeringsonvriendelijke wetten en reglementeringen. Anderzijds stelt men schuchtere pogingen tot terugkeer van productieactiviteit (relokalisering) vast, wat kan wijzen op een blijvende attractiviteit van lokaal produceren. Er moet vermeden worden dat productie verdwijnt uit Europa, want dan verdwijnen planning, ontwerp, research en ontwikkeling, toelevering, logistiek, technisch onderwijs,… onherroepelijk mee. Het probleem is dan ook brandend actueel, na berichten over het verdwijnen van ArcelorMittal Luik, de leegloop van het technisch secundair onderwijs,… De Klasse Technische Wetenschappen wil een bijdrage leveren en een grondige reflectie op gang brengen om de toekomst van de maakindustrie in Vlaanderen en in Europa te vrijwaren. Het rapport van de werkgroep wil, specifiek voor de maakindustrie, een meer concrete aanvulling zijn op de beleidsacties die in het Witboek voorgesteld worden.
Het professoraat anno 2012: koorddansen tussen Bologna en Lissabon. De laatste twee decennia heeft de universiteit fundamentele wijzigingen meegemaakt, zowel op vlak van onderwijs (cfr. Bolognaverklaring) als op vlak van onderzoek (cfr. o.m. het Verdrag van Lissabon en het invoeren van de Europese Onderzoeksruimte). Deze wijzigingen hebben een grote impact gehad op het beroep van hoogleraar, dat een bijzonder snelle en niet altijd doordachte evolutie heeft gekend. Het is hoog tijd om zich even te bezinnen over dit ‘beroep in crisis’. De taak van hoogleraar steunt op drie pijlers: onderwijs, onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening. In sommige vakgebieden is daar een belangrijke nieuwe pijler bijgekomen: de ‘valorisatie’ van het gedane werk. In december 2010 heeft professor Dominique Willems in haar afscheidsrede als voorzitter van de KVAB de evolutie in elk van die domeinen kort toegelichten kritisch besproken, zonder daarbij het maatschappelijk luik van de functie uit het oog te verliezen. Aangezien de problematiek van het beroep van hoogleraar steeds meer verscherpt en dat stemmen opgaan om hier iets aan te doen, heeft de KVAB onlangs een werkgroep opgericht gewijd aan een reflectie over het professoraat in Vlaanderen, vandaag. Meer info bij dominique.willems@ugent.be, ivereten@vub.ac.be of thomas.vandenberghe@kvab.be
ct
tu
4
Publicaties
KVAB Press, een nieuwe stap richting professionalisering van de Academie als uitgeverij De uitgeverij-afdeling van de Koninklijke Vlaamse Academie van België gaat voortaan door het leven als ‘KVAB Press’. Deze naamsverandering heeft niet alleen een meer internationale weerklank, maar beantwoordt ook aan een lichte koerswijziging die al enkele jaren in voorbereiding was. Terwijl de Academie vroeger louter als overheidsopdracht boeken publiceerde, is zij in de moeilijke omstandigheden van de huidige boekenmarkt meer en meer gedwongen om ook aandacht te geven aan de commerciële aspecten van het uitgeven. Promotie voeren is daarbij bijna net zo belangrijk geworden als de zorgvuldige aandacht voor de wetenschappelijke inhoud van het boek. Met de naam KVAB Press profileert de Academie zich als een volwaardige uitgever op de wetenschappelijke markt. Daarnaast blijft de wetenschappelijke inhoud van haar publicaties natuurlijk de eerste zorg van KVAB Press. De uitgeverij werd in het voorjaar van 2012 daarvoor erkend door de Vlaamse Uitgevers Vereniging (VUV) waarvan zij nu lid is. Daardoor kan KVAB Press haar publicaties op de markt brengen met het GPRC-label. Dit label staat voor Guaranteed Peer Reviewed Content en is een kwaliteitslabel waarmee de VUV aangeeft dat de publicatie die dit label draagt een peer-reviewprocedure heeft doorlopen die beantwoordt aan internationale wetenschappelijke standaarden. Meer informatie over dit label en de uitgeverij via: publicaties@kvab.be of bij sophie.dejaegher@kvab.be.
5
De Jonge Academie van België Met steun van de Nationale Loterij zal de Jonge Academie van België worden opgericht. Deze wordt geïnitieerd vanuit de KVAB, maar zal onafhankelijk van de bestaande Academie functioneren. Alle modaliteiten en een oproep voor kandidaten zullen dit najaar nog aan alle universiteiten en hogescholen worden verspreid. Meer informatie bij
VLAC
6
Publicatie Vision & Material De activiteitspiek van de studieverblijven in het VLAC in de periode 2007-2011 begint zich nu ook te vertalen in meer publicaties door de VLAC-fellows, aangezien het proces van ruwe data tot boek toch behoorlijk wat tijd vraagt. Deze worden sinds kort tentoongesteld in het VLAC om tot welke publicaties de VLACverblijven hebben geleid. Daarenboven is de publicatie van presentaties op de viering van VLAC zijn dubbel lustrum sinds 1 september in boekvorm beschikbaar onder de titel VISION & MATERIAL, Interaction between Art and Science in Jan van Eyck’s Time. Het is een Engelstalig boek van 332 pagina’s met 16 bijdragen en ongeveer tweehonderd illustraties van zeer hoge kwaliteit overwegend in kleur. Voor de talrijke illustraties van het zopas in restauratie gegane Lam Gods konden de samenstellers gebruik maken van de honderden zeer hoge resolutie foto’s die tijdens de onderzoekscampagne van 2010 werden genomen ter voorbereiding van de restauratie. Het boek is op die manier zowel wetenschappelijk als picturaal zeer bijzonder. Boeken kunnen besteld worden bij publicaties@kvab.be aan de prijs van € 45.
Colloquium: EU Governance of Global Emergencies Op 22 en 23 oktober 2012 wordt in de Academie een internationale conferentie EU Governance of Global Emergencies georganiseerd door Prof. Inge Govaere (UGent) en Prof. Sara Poli (University of Pisa), beide eveneens te gast als VLACfellow.
sophie.dejaegher@kvab.be.
9
7
CEC
Een nieuw samenwerkingsproject: PodiJaC
KVAB heeft een nieuw samenwerkingsproject om cultuur, kunst en muziek maar daarnaast ook wetenschap te vertalen naar een breed cultureel geïnteresseerde publiek, PodiJaC genaamd. Het staat voor Podium Jongeren Academie Concerten, maar tegelijk ook voor Podium en Academisch. Hiervoor slaan 4 organisaties de handen in elkaar: de KVAB met het Centrum voor Europese Cultuur (CEC), het Sociaal Werk Uitvoerende Kunstenaar (SWUK) met de Internationale vereniging voor muziekeducatie (ivme) en de Muziekraad Vlaanderen (MRVL); AULOS en Davidsfonds (DF) - Universiteit Vrije Tijd (UVT). Eerder dit jaar werden er al diverse activiteiten van KVAB georganiseerd met de ondersteuning van DF UVT. DF UVT won in 2009 de Prijs van de Vlaamse minister voor Wetenschapsbeleid. Het werd reeds dit voorjaar aangekondigd dat beide partners in de toekomst meer en meer zouden gaan samenwerken. Deze samenwerking is nu gerealiseerd en men is volop bezig met de programmering voor 2013. Het doel van PodiJaC is enerzijds, binnen de organisatie van KVAB, Jonge Vlaamse Talenten (laureaten van o.a. Cantabilepianowedstrijd, Dexia Classics, e.a.) een podium aan te bieden alsook podiumkansen te creëren voor jonge talentrijke kunstenaars, die nationaal en internationaal al enige bekendheid genieten. Anderzijds
8 10
wil PodiJaC, i.s.m. UVT, interessante cursussen in de vorm van lezingen binnen de organisatie van KVAB aanbieden. Deze voordrachten kunnen, maar hoeven niet gerelateerd te zijn aan de concertenreeks. PodiJaC is flexibel opgevat en laat vele mogelijkheden toe. In de toekomst kunnen ook andere podiumkunstvormen aan bod kunnen komen zoals poëzie, choreografie en beeldende kunsten maar wel steeds met nadruk op jongeren. PodiJaC wil vooral het Vlaamse culturele landschap, met als voornaamste doelgroep de jongere generatie, bereiken. Via de samenwerking zullen de activiteiten ‘PodiJacts’ gecommuniceerd worden naar een groot deel van Vlaanderen: de connecties van KVAB, Het Davidsfonds, andere fondsen zoals het Willemsfonds, August Vermeylenfonds, Orde van de Prince, de Zilveren/Koperen passer, Flanders Today en andere Vlaamse Kringen, connecties van ivme, MRVL en SWUK, leden VerDi, sympathisanten Cantabilepianowedstrijd, HKO, HSO en DKO (academies MuziekWoord-Dans en ook BK), medewerkers van de departementen Onderwijs en Cultuur, ambassades en buitenlandse culturele diensten in Brussel en via Belfius (en Klara). PodiJac gaat van start met een inauguratieconcert op 26 november 2012 om 19 uur.
Francqui Prijs 2012 uitgereikt aan Conny Aerts Fr
(Klasse Natuurwetenschappen)
De Francqui Prijs 2012 werd op 13 juni 2012 in het Paleis der Academiën uitgereikt aan professor Conny Aerts (KU Leuven, Ac In Instituut voor Sterrenkunde). Zij is sinds december 2011 lid van de KVAB en doet onderzoek in de asteroseismologie. va Deze wetenschap bestudeert de trillingen van sterren om zo De hun inwendige samenstelling en evolutie bloot te leggen. De Francqui Prijs wordt beschouwd als de belangrijkste Belgische wetenschapsprijs, en het gebeurt niet elk jaar dat een lid van de Academie deze prijs wint!
ct
tu
9
Ludo Gelders nieuwe voorzitter KVAB
(Klasse Technische Wetenschappen)
Professor Ludo Gelders volgt professor Pierre Jacobs op als voorzitter van de Academie. Professor Jacobs kon omwille van gezondheidsredenen niet langer de functie van voorzitter waarnemen. Tijdens de Gezamenlijke Vergadering van 25 april 2012 hebben de leden van de vier Klassen beslist dat professor Gelders, die reeds aantredend voorzitter was, het voorzitterschap kan overnemen van professor Jacobs. Hij is voorzitter van de KVAB vanaf die datum tot eind december 2014.
Rapport e-Learning binnenkort verkrijgbaar
10
Recente hervormingen in Hoger Onderwijs: een nieuw potentieel voor e-leren?
IN MEMORIAM
De recente polemiek over het digitaal aanbieden van hoorcolleges in het hoger onderwijs toont aan dat er een nood is aan een systemische benadering van de onderwijs- en leermethoden en een duidelijke communicatie hierover met het brede publiek. Onderwijs met ICT vraagt een meer professionele aanpak dan het klassieke onderwijs. Enerzijds is een institutioneel beleid nodig, anderzijds is het essentiëel dat de basis zich eigenaar voelt van de nieuwe ontwikkelingen, wat een delicaat evenwicht is. Verder oefent het opkomende gebruik van tablets en internet in secundair en basisonderwijs op de universiteiten een bijkomende druk uit om hierover na te denken.
Hoewel de BaMa oefening nog niet ten einde is wordt stilaan duidelijk dat de flexibilisering nieuwe eisen stelt aan de methodiek en de organisatie van het hoger onderwijs. Er vallen lessen te trekken voor het hoger onderwijs uit de wereld van de open universiteiten en de permanente vorming, in die mate zelfs dat men zich kan afvragen of het onderscheid tussen de open universiteiten en de reguliere universiteiten gaat verdwijnen. Wat kunnen we leren van de successen en mislukkingen? Welke veranderingen in de omgevingsfactoren of in de opvattingen (onderwijs vs. zelfstudie) creëren openingen die er vroeger niet waren? Wat is het potentieel van “virtuele mobiliteit” en “virtuele Erasmus”? Deze werkgroep van de Academie bestaat uit experten van verschillende universiteiten en hogescholen en stelt zich tot opdracht een reflectierapport te schrijven met concrete aanbevelingen indien nodig. De Academie schrijft geen beleidsrapporten.
Overlijden Robert Hoozee (Klasse Kunsten) Robert Hoozee (21 juni 1949 – 21 februari 2012) studeerde aan de Gentse Rijksuniversiteit en promoveerde tot Doctor in de Kunstgeschiedenis in 1975 op een proefschrift over de landschapsschilder John Constable. Hij was verbonden aan het Museum voor Schone Kunsten Robert Hoozee Gent, eerst als assistent, vanaf 1982 als directeur ad interim, vanaf 1985 als directeur. Als kunsthistoricus ging zijn voorkeur uit naar Engelse landschapsschilders en de Belgische 19de- en vroeg 20ste-eeuwse schilder- en beeldhouwkunst. Robert Hoozee was lid van de Klasse van de Kunsten sinds 1991.
Jean-Paul Laenen
Overlijden Jean-Paul Laenen (Klasse Kunsten) Jean-Paul Laenen (19 juni 1931 – 14 april 2012) volgde zijn opleiding aan het Hoger Sint-Lucasinstituut in Brussel en de gerenommeerde Slade School of Fine Arts University College in Londen. Hij debuteerde als schilder, maar koos tegelijk voor het beeldhouwen, waarin hij al in 1963 excelleerde als laureaat van de Jeune Sculpture Belge. Laenens kunst evolueerde van constructivistisch naar een meer synthetisch-figuratieve vormgeving. Dat blijkt duidelijk uit diverse van Laenens bekende realisaties – bijvoorbeeld het Belgische vijffrankstuk uit 1986. Voorts leidde hij maar liefst 35 jaar het atelier beeldhouwkunst aan het Brusselse Sint-Lucasinstituut. Jean-Paul Laenen was lid van de Klasse van de Kunsten sinds 1988 en werd in 2006 erelid.
11
WAT IS
KUNST
WETEN EN SCHA SCHAP CH volgens
WAT IS
Voorbeeld: Kunstenaar Jan Fabre: De Totem: “De kever op de naald”
KU K U NST NST
WETEN SCHAP volgens