eindexamenboek2008

Page 1

DE THEATERSCHOOL AMSTERDAM 2008


DE THEATERSCHOOL AMSTERDAM

[Index]

amsterdamse toneelschool& kleinkunst­ academie Annemaaike Bakker Kes Blans Lieke van den Broek Benja Bruijning Anna Drijver Martine Dukker Randy Fokke Anne Gehring Wouter de Jong Vera Ketelaars Hanneke Last Steyn de Leeuwe David Lucieer Robert Orvalho Lieke Pijnappels Helena Remeijers Molhoek Peter van Rooijen Kevin Schoonderbeek Thomas Spijkerman Lotte Verbeek Greet Verstraete Marlijn Weerdenburg Maartje van de Wetering

[lichting 2008]

29 4 23 91 42 41 9 83 33 80 31 36 54 56 59 102 63 93 26 38 84 60 86

regieopleiding Merel de Groot Mathias Lucas de Man Karin Netten

2 69 7

mime opleiding Christina Flick Melih Gençboyaci Marie Groothof Hilde Labadie Floor van Leeuwen Kimmy Ligtvoet Ariadna Rubio Lleo Bas van Rijnsoever Daan Simons

99 12 21 15 70 97 18 74 78

opleiding theaterdocent Elsbeth Bult Olivier Diepenhorst Puck van Dijk Tijs Huys Nienke van Santen Pepijn Smit Anne Catrien Smits

89 76 19 45 66 48 51

20/02/2008 13:00u [Amsterdam] wij zijn gekomen om te gaan


buitengesloten te worden. Ze ma­ ken deel uit van wie we zijn, worden betekend en ingezien. Deze gelaagde, gefragmenteer­ de, vreemde wereld vraagt aan ons volledige deelname. Zij stelt de vraag of wij in staat zijn onze eigen acties waar te nemen. Te reflecteren, transformeren en opnieuw te verhouden. Het is van levensbelang dat theatermakers, kunstenaars en toeschouwers elkaar oefenen in waarnemen. Door tijd, inspanning en cultuur de wereld zichtbaar maken. En elkaar helpen volledig deel te nemen. Te ZIJN. De hiërarchie tussen mens en ding relativeren. De dramatische dialoog vervangen door een dia­ loog tussen mensen en dingen. Hier­door de dramatische lijn door­ breken en de spelers een staat van niet-spelen laten bereiken. [geïnspireerd door het manifest Het circus van de dood van beeldend kunstenaar, theaterdenker en -­maker Tadeusz Kantor]

MEREL DE GROOT [Regieopleiding]

Een vrouw laat zich vallen. De snijmeesters uit Rembrandts schilderij De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp vangen haar op. Dragen haar naar achteren en leggen haar op tafel. Tableau. Het getik van de grammofoon geeft ritme. De snijmeesters ontleden de vrouw. Trekken haar uit elkaar. Rekken haar contouren op. Kleden haar uit. Verzamelen, benoemen en rang­ schikken de dingen die uit haar zakken te voorschijn komen. Ontdoen haar van wie zij is. De vrouw blijft naakt achter. Een van de snijmeesters tackt de kleding van de vrouw op het witte achterdoek. TEK TEK TEK TEK TEK TEK Het lichaam van de vrouw probeert zich los te wurmen uit het beeld waar zij ondanks zichzelf in terecht gekomen is. Er is geen ontkomen aan. De vrouw heft armen en benen in de lucht. Zij offert zich op. En vertelt hoe zij een kunstwerk wordt. [een beeld uit De Dingen in drie delen] Het theater is de ruimte, een leegte waarin we tijdelijk verloren zijn. Een nulpunt, het oplossen van onze con­ touren, een verlies van identiteit. In deze leegte worden onze grenzen opgerekt. Woede, angst, pijn en ver­driet, onmacht, niet vatten, ver­ vreemden, verlangen hoeven niet langer als fremd­körper gemeden en 4

20/02/2008 13:15u [Café Krull ] wachten op de technicus

In de zomer van 2006 loop ik stage bij de productie Tod eines Handlungsreisenden van Luk Perceval, die in de Schaubühne van Berlijn in première gaat. Ik zie hoe een idee, het materiaal voor een voorstelling zich verankert in de organisatie en de ruimte van de grote zaal. Na mijn stage doe ik een performancepro­ ject van drie weken. Ik reageer met mijn performances op wat er op dat moment aan de hand is. Zoek naar een nieuwe relatie met de toe­ schouwer. Ik bouw in drie dagen een vlot op het dak van de school om via het vlot contact te maken met de voorbijgangers. Door mijn constante aanwezigheid op het dak gaat het vlot zijn eigen leven leiden. De voorbijgangers bedenken hun eigen verhaal. Inspirerende ontmoetingen tij­ dens de opleiding: een workshop van Luk Perceval waarin ik ont­ dekte hoe het lichaam, het fysieke, een eigen beeldtaal onder de tekst kan vormen. Onder begeleiding 5


van Lotte van den Berg maakte ik de voorstelling Mijn hoofd is een dobber, een oefening in sterven. Van Lotte leerde ik rotsvast te vertrouwen op mijn eigen ideeën. En dat je als ma­ ker inconsequent mag zijn. Regis­ seuse Ola Mafaalani begeleidde de voorstelling De Dingen in drie delen. Van haar leerde ik groot te denken en door de kunst van het verleiden ruimte te creëren op moeilijke mo­ menten in het proces.

KES BLANS

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie] Al mijn hele leven heb ik een grote angst: voor een publiek staan. Dat is handig als je wil acteren. Echt ik kan het iedereen aanraden. Je denkt: ‘Dit is wat ik wil. Ik wil acteren. Ik moet dit leuk vinden. Ik moet nu op.’ Je komt op en dan... doodgaan. Absoluut doodgaan. Wat een stress. Al die mensen die naar je kijken. En nu laten zien dat je het kan. Joehoe mensen ik kan het, zie je het, ik kán het. Toch? Tóch?? Nu bijna een jaar geleden zei Ruut Weissman tegen me: “Kes, ga deze zomer eens goed nadenken. Wil jij dit wel? Wil jij echt dit vak in? Je wordt er niet gelukkig van als je het niet leuk gaat vinden.” Ja dat is waar... hmmm... mis­ schien word ik er wel ongelukki... WAT? NEE! Mijn hele leven wil ik al acteren. Zo, nu wordt het tijd dat je het leuk gaat vinden. Beslis­ sing gemaakt. Ik heb de beslissing net genomen en ik word gebeld door Tarkan Köroglu. Of ik in Bacchanten wil spelen bij ThEAter EA. Na de zomer Bacchanten. Span­ nend maar – wauw – het spelen is te gek. Ik heb alle bodeteksten dus 6

20/02/2008 14:45u [Van Ostadestraat] schrijven aan de solotekst


flink wat uitprobeertijd. Zoek de grens op, ga er overheen, merk dat je er overheen gaat, beteugel de tekst. Het allermooiste moment van de avond is als het publiek binnen­ komt met lawaai en geruis, het licht uitgaat en dan de stilte, echt prach­ tig! De concentratie, de focus die je krijgt. Nergens mee te vergelijken. Dit is echt wat ik wil. Afgelopen zomer heb ik op het Over het IJ Festival een voorstelling gemaakt met Karlijn Smit van de toneelschool in Arnhem. Vijf jaar geleden deden wij samen auditie en er was een ongelooflijke klik op het podium, en ik wilde weten of die er nog steeds was. Die was er zeker nog en wat is zelf een voorstelling ma­ ken waanzinnig. Waanzinnig kwets­ baar, maar vooral ook waanzinnig bevredigend als het goed gaat. We gaan aankomend seizoen nog een voorstelling maken. Maar nu mist nog een groot ding in dit stukje tekst. Muziek. Na het Beatlesproject met Ruut Weissman weet ik pas echt dat het heel belang­ rijk voor me is. Wat is er krachtiger dan muziek; als het goed gedaan wordt, raak je met een lied meteen het hart. Dus aan het eind van dit school­ jaar heb ik een solo gemaakt, waar alles inzat. Spelen, muziek en zelf maken. Ik ben absoluut blij met de voorstelling Kees?!, maar nooit meer maak ik iets alleen. Wat een eenzaamheid, zo’n lokaal, waar al na een minuut de muren op je afko­ men omdat je geen idee meer hebt wat te doen. Nee, laat mij maar lek­ ker met anderen wat maken, veel leuker. En dat moet het ook zijn, dit vak. Waanzinnig!

KARIN NETTEN [Regieopleiding]

Vrouw: Hou je nog van me? Man: Mmm Vrouw: Wil je dat ik bij je weg ga? Man: Doe maar wat jij denkt dat goed is, het maakt mij niet uit.

24/02/2008 19:30u [Theaterschool , Hemelse Modder] spelers toespreken

8

Het cliché is een onmiskenbaar onderdeel van ons dagelijks leven. Het helpt ons om in contact met de ander te komen, het is als het ware het glijmiddel van onze samenle­ ving. Het is herkenbaar, geruststel­ lend, maar ook vaak schrijnend en verschrikkelijk. In mijn werk maak ik hier dankbaar gebruik van. In Hemelse Modder, mijn zelfge­ schreven eerste afstudeervoorstel­ ling, heb ik het cliché enorm op­ geblazen. Tijdens de eindscène ver­schenen in nachtblauw licht en in laaghangende mist 21 mannen in tutu, die rondcirkelden op de overweldigende muziek van het Zwanenmeer van Tsjaikovski. Daarnaast zet ik het cliché ook op subtielere wijze in om de absur­ diteit van de werkelijkheid zicht­ baar en voelbaar te maken. Het vrouwelijke hoofdpersonage in Hemelse Modder draait gehaktballetjes, Lady Macbeth komt op met een elektrisch broodmes en de bruid in Het park van Botho Strauß zingt heel ijl Loving You van Minnie Riperton voor haar echtgenoot. Ik ben zelf gaan schrijven om dichter bij mijn eigen humor, muzi­ kaliteit en absurditeit te komen. Hemelse Modder is daar de voorlopige uitkomst van. Mijn eerder geschre­ ven monoloog Graceland is vorig seizoen gepubliceerd in het digitale theaterschrift Lucifer. 9


Mijn uitgangspunt voor een re­ gie is altijd tekst, zowel zelfgeschre­ ven als uit het moderne repertoire. Momenteel bewerk ik De nacht, de moeder van de dag van Lars Nóren om in juni te regisseren als mijn laatste afstudeervoorstelling. Het is voor mij van groot belang dat er binnen een tekst voldoende ruimte is om beeldend en fysiek te werken. Taal is dan wel ons over­ levingsmiddel, maar het lichaam vertelt het ware verhaal. Ik ben ge­ fascineerd door fysieke onhandig­ heden, neuroses en de pogingen die men onderneemt om in contact met de ander te komen of om juist te verdwijnen. Mede vanwege deze fascinatie ben ik stage gaan lopen bij Golden Palace als regieassistent van Ingrid Kuijpers bij de voorstel­ ling Dolores. Ik ben op zoek naar de juiste chemie tussen tekst en fysiek spel. Ik laat deze samenkomen in een licht absurde en tragische wereld waarin het dagelijkse bestaan onder de loep wordt genomen. Na mijn afstuderen blijf ik mijn eigen schrijven ontwikkelen. Daar­ naast richt ik me op het moderne repertoire en recent verschenen stukken om hiermee de mogelijk­ heden van mijn beeldtaal te onder­ zoeken. Eerst ga ik de kleine zaal bespelen om vervolgens de grote zaal te veroveren.

RANDY FOKKE

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie] Er zijn van die dagen dat alles je meezit. Dat het voelt alsof de wereld om jóu heen geschapen is. Dat je de hele dag de wind in je rug hebt, dat alle rode stoplichten die je tegen­ 11


komt massaal op groen springen en dat je denkt te weten: zo voelt het dus als je gelukkig bent. En als je écht geluk hebt, dan blijft het niet bij één zo’n dag, maar wordt die dag voorzichtig een week, die week een maand en voor je het weet een jaar. De dag dat ik werd aangenomen op de Toneelschool was zo’n dag. De dag dat ik de rol kreeg die ik het liefste wilde was zo’n dag. De dag dat ik zal afstuderen zal, denk ik, zo’n dag zijn. Natuurlijk zal het even wennen zijn om na vier intensieve jaren op school op eigen benen te staan. Maar ik heb wel het gevoel dat dit het juiste moment is. Ik heb in dit laatste jaar stage ge­ lopen in Wuivend Graan van Wim T. Schippers en heb me zes maanden helemaal gek genoten. En af en toe waren er van die extreme dagen van wind in je rug en stoplicht op groen en af en toe dagen van knieën op slot en brok in de keel, maar altijd was er het besef: ik mag de rest van mijn leven dit wat ik het allerleukste vind om te doen, blijven doen. En ik krijg er potverdomme nog geld voor ook. In de afgelopen jaren heb ik mo­ gen werken met mensen van twintig en mensen van zeventig jaar oud. Wat me heeft geïnspireerd is het feit dat leeftijd er als acteur niet toe doet. De drang om te spelen blijft en als tachtigjarige kán ik zelfs nog steeds een kind van tien spelen. Eigenlijk zijn acteurs leeftijdsloos, weliswaar op toneel, maar dat is toch fantastisch? Doen wat je het mooiste vind, voor eeuwig jong en een beetje geld om van te leven. Ik kijk er naar uit. Wilhelmina Kuttje dichtte ooit: ‘Ach, wij zijn als wuivend graan Wij zijn gekomen om te gaan.’ En zo is het maar net.

24/02/2008 21:30u [Theaterschool , Hemelse Modder] na het applaus

12


MELIH GENÇBOYACI [Mime Opleiding]

Nadat ik in Turkije een studie eco­ nomie en de acteursopleiding had afgerond, wilde ik niet meteen doorgaan als speler. Ik wilde mijn kennis en ervaring binnen het the­ ater verder ontwikkelen. Ik was op zoek naar een manier van spelen en maken vanuit li­ chaam en beweging. Na een lange zoektocht en toevalligheden hoor­ de ik tijdens een tournee door Ne­ derland van de Mime Opleiding. Gelukkig kon ik auditie doen en ben ik aangenomen. Snel terug naar Turkije om mijn koffer te pakken. Ik nam ook nog drie boeken mee en mijn winterjas omdat ik ervan uitging dat het hier altijd kouder en natter is dan in Turkije. Vluchtnum­ mer 473 van Turkish Airlines bracht me van Izmir naar Amsterdam. Een nieuw begin, een nieuwe mentaliteit, een nieuwe taal. Oók in het theater: het zijn, het gebruik van het lichaam en de ruimte. Als speler en maker mocht ik tijdens de op­ leiding experimenteren, denk­ en, beslissingen nemen, mezelf zijn, van mijn fouten leren, op zoek gaan naar mijn grenzen, me bewust wor­ den van mijn lichaam en mijn be­ wegingskwaliteiten, en dat vertalen naar spel. Het verwondert mij wat je allemaal kunt doen met je lichaam. Door fysieke handelingen kun je personages creëren, transforme­ ren, aanwezig zijn in het hier en nu, stileren, abstraheren, uitputten. Ik kijk naar situaties of beelden, waarna ik probeer te benoemen wat dat bij mij oproept. Dat vertaal ik dan naar beweging. Daarbij zoek ik een vorm waarin de inhoud, de be­ weging en de ruimte in balans zijn. 14

27/02/2008 11:30u [studio Lindengracht, Zorg] gereed maken van de scène


Deze vier jaren aan de Mime Op­ leiding zijn een ongelooflijke reis geweest, langs beweging, hoop, mu­ ziek, succes, twijfels, aanpassingen, hoogtepunten, stilte, lef, en beel­ den. Ik wil Roy Peters, Nicole Beut­ ler, David Weber-Krebs en Loes van der Pligt bedanken dat zij, tijdens de projecten die ik binnen de op­ leiding heb gemaakt, hun visies met mij hebben gedeeld en voor de in­ teressante gesprekken over theater die we hebben gevoerd. Natuurlijk hebben alle andere docenten en mijn klasgenoten ook bijgedragen aan mijn ontwikkeling. Bedankt al­ lemaal! Een belangrijke reis is nu afge­ lopen. Maar er volgen er zeker nog meer. Waar die mij brengen weet ik niet, maar één ding weet ik wel: ik heb er zin in.

HILDE LABADIE [Mime Opleiding]

Ik wil... springen. Ik wil... wind maken. Ik wil... bewegen! In beweging brengen. Flow. Ik wil de buren leren kennen! En de buren van de buren van de buren. Ik wil ver gaan, tot over de horizon. Ik wil familie. En vrienden. Ik wil omhelzen. Ik wil spelen, dans. Ik wil me van alles verbeelden, spelen, met spelen, me legitiem aanstellen. Ik wil me niet te veel ínleven, maar béleven! Ik wil dat het publiek beleeft. Ik wil handeling, beeld, beweging voor zích laten spreken. Boekde­ len, vol associaties. Ik wil transparant zijn, direct, eer­ 17


lijk, in het moment, vervreemd en een beetje abstract. Ik wil benaderbaar zijn, maar niet té persoonlijk. Ik wil een geheim hebben... Ik wil de wereld op z’n kop zien en kijken wat er dan van over blijft. [Op mijn handen tegen de muur gaan staan. Zo lang mogelijk en zo veel mogelijk vertellen.] Ik wil nog een keer naar Afrika. En andere werelden. Ik wil delen. Ik wil boerin worden. Of een hele grote tuin hebben. Ik wil elke dag om zes uur opstaan en denken ‘Joehoe! Hier ben ik.’ Ik wil een massage! Ik wil heel veel boeken lezen, een feestje geven, thee met iemand drinken. Ik wil zingen! Ik wil [heel kort, heel hard zingen]. Ik wil antropologie studeren en natuurkunde en iets sociaals doen met mensen die het niet zo mak­ kelijk hebben als ik. Ik wil te veel om op te noemen. Ik wil dankbaar zijn. Ik ben dank­ baar. Ik wil ruzie maken als dat nodig is. Ik wil verhuisbaar zijn. Aan mijn techniek werken. En een muts breien. Ik wil het publiek recht in de ogen kijken, maar dat lukt niet [want ik sta ondersteboven, mijn jurk is over mijn gezicht gezakt. Steeds sneller pratend en per ongeluk steeds luider.] Ik wil de tijd nemen en dat de tijd mij neemt. Ik wil eenvoud. Ik wil niet te veel van het goede zijn, maar ook niet te weinig. Ik wil bin­ nenpret, in m’n eentje de slappe lach krijgen. Ik wil niet alleen maar rozengeur en maneschijn. Maar wel vrede op aarde en in de mensen een welbehagen. Ik wil iets betekenen. Ik wil het theater in, en uit. Ik wil geen kunst voor kunstenaars alleen. Ik wil rare doelgroepen zoeken. De straat op? Community art? Ik wil geloven in het onmogelijke, heldhaftig zijn, risico nemen. Ik wil accepteren dat ik voorbij ga. 18

27/02/2008 14:30u [de Kat in de Wijngaert] bijpraten met begeleider


Ik wil rechtvaardigheid. Ja, ... ik wil rechtvaardigheid. Een theaterac­ tiegroep. Ik wil vioolbouwer worden. Ik wil in The Clown Army. Ik wil jullie allemaal bedanken voor het komen. Ik wil niet terug komen voor het applaus. Ik wil geestverruimend werken! Rocken, uit de naad gaan. Ik wil realistisch blijven. Ik wil met beide benen op de grond staan. [Met beide benen op de grond gaan staan. Steeds rustiger.] Ik wil rechtschapen zijn. Ik wil gewoon doen wat ik moet doen. Ik wil saai en slap en lelijk durven zijn. Ik wil kwetsbaar zijn. En stil staan. Bij de mensen. En de dingen. En mezelf. Ik wil warm zijn, en lief en heel heel zacht. Ik wil ademen. En luisteren. Ik wil stilte. [Stilte.] Ik ga. [Schoenen aantrekken, muts meenemen. De deur uit gaan.] Dag. [Naar ‘Ik wil’ uit Krachtproef, februari 2008]

Ik wil iets omgooien Ik wil de hele boel omgooien Ik wil mensen naast elkaar laten staan Balletmeisjes en Blinden Harry Potter en Marilyn Manson Udo en Carla Rechts-extreme jongeren en ik Mensen die willen. Omdat ik ook wil gaat het dan gebeuren We zouden het tenminste moeten proberen Dan wil ik dat je daar naar kijkt Dat je iets ervaart Dat je jezelf afvraagt Ik zal jou ook bekijken Met nieuwsgierige ogen Met een kritische blik Bekijken en proberen te begrijpen.

PUCK VAN DIJK

[Opleiding Theaterdocent]

ARIADNA RUBIO LLEO [Mime Opleiding]

Kunst is binnen de Westerse wereld niet meer te waarderen. We zijn al overspoeld met kunst. We zijn verzadigd. Dat klopt niet helemaal Om eerlijk te zijn lieg ik Als ik eerlijk ben, dan lieg ik Ik waardeer kunst Ik wil het heel erg Ik wil vermengen Muziek, dans, tekst Ik wil iets bijdragen 20

De Opleiding Theaterdocent is voor mij: theatermaken. Theatermaker, docent, regis­ seur, speler, lichttechnicus, produc­ tieleider, observant, begeleider… Dit ben je als je de opleiding tot theaterdocent hebt gedaan. Ik ben trots op de weg die ik de afgelopen vier jaar heb afgelegd. Mijn moeder noemde mijn tijd op de opleiding ‘een snelkookpan van het leven’. Dat klopt wel, je leert zoveel over jezelf, het vak en anderen in een relatief korte tijd. Deze opleiding heeft mij gevormd tot wie ik nu ben. Nu is het tijd om mijn eigen weg te gaan, en me in de praktijk verder te ‘vormen’. Theatermaken dus. Dat is wat ik kan, wat mij drijft, waar ik talent voor heb. In mijn sta­ ges van de afgelopen twee jaar, op 21

03/03/2008 19:30u (Theaterschool , Eindspel) regisseren


middelbare scholen en centra voor de kunsten, heb ik geprobeerd dit theatermaken door te voeren. Ik kan geen standaard lesje draaien, daar gaan mijn haren recht van overeind staan. Het moet een doel hebben. Ik probeer ergens naartoe te werken met een groep en onder­ zoek iets dat niet alleen ‘leuk’ is, maar ook artistiek interessant. Nu studeer ik af met mijn voor­ stelling Eindspel, van Samuel Bec­ kett. Een stuk waar de taal de regie voert. Taal is voor mij een belang­ rijk middel in het theater. Ik word met het maken van dit stuk gecon­ fronteerd met de zin en onzin van het gebruik van taal, de manipulatie via de taal, maar ook de leegte die men door middel van taal probeert op te vullen. De absurditeit van ons bestaan wordt uitgedrukt door mid­ del van taal. Ik wil beweging – met name mime – verder onderzoeken, dit is een theatervorm die me erg aanspreekt en waarin dezelfde ab­ surditeit ook uit te drukken is. Wat onderzoek ik in de wondere we­ reld van het theatermaken? Een leegte die de mens krampach­ tig probeert te vullen. De stagnerende filosoof. Het wél willen en het níet kunnen, het wél kunnen en het níet willen. Levensvragen. Geen antwoorden. Humor. Sfeer. Muzikaliteit. Héle rare mensen. Verbintenis in eenzaamheid. Vervreemding. Het inzetten van je lichaam als ver­ haal. De psychologie voorbij. Beweging. Mime. Beelden. Tekst. De acteur als inspiratie. Artistieke intuïtie. En meer. Ik wil door met regisseren en mezelf als maker verder ontwikkelen. Mijn later-als-ik-groot-ben-wens is om bij een getalenteerd gezel­ schap aan het werk te zijn, met men­ sen die net zo toegewijd zijn als ik,

en met wie ik samen mooie, komi­ sche, ontroerende en filosofische voorstellingen kan maken.

22

23

MARIE GROOTHOF [Mime Opleiding]

De man aan de overkant staat soms heel lang te wachten tot ik een keer naar buiten kijk. En als ik dan kijk, dan zit hij direct in de rol van de eenzame man die met ontbloot bovenlijf uiterst precies zijn over­ hemden strijkt, opeens opkijkt alsof hem iets te binnen schiet, naar de koelkast loopt en in het schijnsel van de open deur een augurk eet. Als hij zeker weet dat ik niet meer kijk, zit zijn werk erop. Vier huizen verder zitten twee mensen voor de televisie, ten minste dat willen ze suggereren. Ik zie heus wel dat het geen echte mensen zijn, volgens mij zijn ze niet eens op ware grootte. Waarschijnlijk van karton gemaakt. Maar ik begrijp het wel, het is natuurlijk geen dankbare rol, zelfs niet voor een figurant. Toch trap ik er telkens in. Mijn buren doen dikwijls een verjaardags- of voetbalwedstrijdkijk­ avondhoorspel. Met name de voet­ balvariant is ongeloofwaardig, de op­bouw deugt niet, dat ga ik ze nog zeggen. Al fietsend zie ik een synchroon­ ballet van straatvegers op de Dam, een levend standbeeld met kramp in zijn kuit en vijftig duiven die te­ gelijkertijd op de hand van een bange toerist proberen te landen. Briljant! Al die mensen die ‘s ochtends kleumend voor de deur staan te wachten tot ik naar buiten kom, ik besef me opeens hoe immens groot deze organisatie is. Koninginne­


dag moet helemaal een hels karwei zijn! Geïnspireerd door al deze men­ sen en deze organisatie richtte ik sa­ men met mijn klasgenoot Floor van Leeuwen de nog onofficiële mime­ groep Euvel op. Ik wil deze organi­ satie dan ook heel graag bedanken! En als ik dan toch bezig ben, dan wil ik ook tgMAX, Jakop Ahl­ bom, Boogaerdt/VanderSchoot en Ko van den Bosch bedanken voor de bijzondere stages die ik bij hen mocht lopen. Jetse Batelaan voor alle goede adviezen, alle begelei­ ders en leraren, en in het bijzonder, Loes van der Pligt.

LIEKE VAN DEN BROEK [Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie]

04/03/2008 9:30u [studio Lindengracht] les tekstbehandeling

Mijn hele leven had ik één doel: naar de Kleinkunstacademie. Nu ben ik eenentwintig en bijna klaar. Tot zover het vervullen van mijn le­ vensdoel. En nu? Ik was zeventien en mocht voor het eerst auditie doen. Samen met Lieke P. vanuit Tilburg naar Am­ sterdam. Wist ik veel dat ik aange­ nomen zou worden. In de eerste twee jaar was ik vooral onzeker. Ik was toch lang niet zo goed en mooi als mijn klasgenoten? Bij een les van Bart Kiene in het eerste jaar moes­ ten we elkaar nadoen. Ik weet niet meer wie mij imiteerde, maar die­ gene liet mij zien als een meisje dat maar amper de deur open durfde te doen, laat staan binnenkomen. Pas bij Faust, eind tweede jaar, kroop ik uit de zogenaamde schulp. Ik durf­ de eindelijk mezelf te zijn, zowel op als naast het toneel. Met de Beatles, aan het eind van het derde jaar, was een absoluut 25


04/03/2008 12:00u [Theaterschool ] weerzien na twee maanden New York

hoogtepunt. Het was zo gaaf om zes weken een ander tijdperk in te duiken en zo mooi geschreven lied­ jes te mogen zingen op zo’n locatie met deze groep mensen. Het is mu­ ziektheater zoals ik het wil maken. Het gevoel wat ik had toen ik op die steiger stond, is het streefgevoel. Ik doe het nooit meer voor minder. Dacht ik. Ik werd aangenomen voor de musical Into the Woods van M-Lab, het nieuwe ‘laboratorium voor mu­ ziektheater’ in Amsterdam-Noord. Ik speelde drie kleine rollen en vond het in de repetitieperiode heel moeilijk om daarin dezelfde energie te voelen als bij de Beatles. Ineens leek ‘totale onvoorwaarde­ lijkheid’ iets naïefs waar alleen maar net-afgestudeerden naar streven. “Het zou mooi zijn als het één of twee keer tijdens een tour gebeurt, maar meestal is het gewoon werk”, hoorde ik afgestudeerde kleinkun­ stenaars zeggen. En de musicalac­ teurs waar ik mee speelde, waren er volgens mij niet eens meer naar op zoek. Terwijl dat gevoel voor mij de drijfveer is om op het podium te staan. Op 5 januari 2008 vertrok ik naar New York. Helemaal alleen. Het was het engste dat ik ooit heb gedaan. Het was het beste dat ik ooit heb ge­ daan. Het was fantastisch. Ik heb zo veel meegemaakt in twee maanden, dat het lijkt alsof ik daar vijf jaar ge­ zeten heb. En tijdens die reis raakte ik er van overtuigd dat de zoek­ tocht naar onvoorwaardelijkheid helemaal niet naïef is, maar juist erg goed. Ik zag heel veel shows op Broadway en ik zat steeds met open mond naar de acteurs te kijken. Dag in dag uit staan zij onvoorwaarde­ lijk hun ‘kunstje te vertonen.’ Het is ongelooflijk. En het is iets wat ik in Nederland mis. En nu? Een nieuw levensdoel? Ik heb de Kleinkunstacademie ge­ daan, in New York gewoond en ik woon al vier jaar in Amsterdam. Dat zijn grote dingen voor een klein meisje uit Goirle. Laat ik beginnen met gewoon doen waar ik gelukkig 27


van word; zingen voor mensen die er naar willen luisteren. En daarna zien we wel weer verder.

THOMAS SPIJKERMAN [Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie]

“Ik ben wel een beetje bang voor de wereld waar we hierna in terecht komen, hoor.” Zegt een van de laat­ stejaars toneelschoolstudenten die met zijn medestudenten aan de rechthoekige kantinetafel zit. “Wil je het om elf uur ‘s ochtends over de dood hebben, of wat?” zegt ie­ mand geïrriteerd. ”Eerst een kop koffie, hoor”, zegt een ander. “Nee­ hee, ik bedoel de beroepspraktijk.” Een moedeloze zucht klinkt. “Dat is toch zo’n beetje hetzelfde?” zegt een cynische acteur in wording. Er wordt hardop gegrinnikt, vooral door de meisjes. Dan springt er plotseling ie­ mand op van zijn stoel en slaat met zijn vuisten op tafel. Het is mijn klasgenoot Igor, die bekend staat als een vrij rustig persoon. Zijn hoofd is nu echter roodgloeiend, en hij is woedend: “Wat bedoelen jullie, ben jij nog gebeld voor dit of dat of door die en die? Hoe bedoe­ len jullie, ik ben zo onzeker want ik heb nog geen werk volgend jaar, als je zekerheid wilt, dan ga je maar op een verzekeringskantoor werken, dan ga je maar uitvaartverzekerin­ gen verkopen.” En hij windt zich in deze tirade onder meer ook op over: “Waarom zie ik, als ik naar de bioscoop ga, de medewerkers van het castingbureau waar ik twee da­ gen geleden nog een casting bij heb gedaan, op het witte doek aan mij voorbij trekken?” Alsmede: “Waar­ om zitten er in de jury’s van caba­ 28

04/03/2008 13:00u [op weg naar de Nes] bezorgen partituur

ret- en kleinkunstfestivals vooral impresariaten, programmeurs en schouwburgdirecteuren? Waarom zitten er in deze jury’s dezelfde mensen die zich alleen maar afvra­ gen: ‘Wie zitten erop te wachten? Hoe kan ik dit wegzetten? Wie heeft er wat aan?’ Wij laten ons door uit­ zend- en verkoopbureaus gewillig in ieder standje nemen, en we zor­ gen nog dat we het lekker gaan vin­ den ook. Laten we ons dáár nu eens zorgen om maken. Dit is toch geen gezond klimaat voor jonge mensen om in terecht te komen? Dit zijn toch geen gezonde verhoudingen? Daar moeten wij toch iets aan veranderen? Wij zijn verdomme toch degenen met de creativiteit? Wij horen toch aan het roer te staan? Wat is er met onze au­ tonomie gebeurd? Waarom zijn we zo bang en passief en afwachtend? Wat is dit voor klotezooi?” De kantine valt stil. Even lijkt het alsof er vanuit de stilte een gejuich gaat ontstaan, alsof de jongelingen die in de kantine aanwezig zijn zul­ len opstaan en schreeuwend langs de hoofdkantoren van de verkoop­ bureaus zullen trekken voor een massaprotest. Omdat het zo niet langer kan. Omdat ze zich zorgen maken over datgene waar ze zoveel van houden. Bijna alle meisjes aan onze tafel kijken echter gegeneerd naar beneden, met het schaamrood op de kaken. Dan klinkt er vanuit een hoekje in de verte: “Dit kun je toch niet maken, man? Wie denk je wel niet wie je bent?” “Ja, precies”, klinkt het nu van alle kanten. Er worden propjes en volle be­ kers koffie naar zijn hoofd gegooid, ook door mij. De sfeer is tamelijk agressief geworden. Mijn klasge­ noot kijkt angstig om zich heen, en vlucht de kantine uit. Een opge­ lucht applaus en gejuich klinkt. Al snel keert de rust weder, en gaan de gesprekken weer over de gebruike­ lijke zaken. Als ik Igor daarna op de gang tegenkom geef ik hem toch maar een gemoedelijk klopje op zijn bo­ venrug. Ikzelf heb er veel zin in. Ik 29


zie erg uit naar de komende jaren. Ik ga veel leuke dingen doen. Niet veel later word ik op de WC overvallen door een hysterische huilbui.

ANNEMAAIKE BAKKER [Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie]

05/03/2008 14:40u [Nationale Toneel ,

kostuumatelier] kleding doorpassen

“Doek”, riep ik nadat ik gespeeld had, en ik boog zo diep dat mijn haren de vloer raakten. Het doek schoof dicht, het publiek klapte zijn handen stuk. Zo ging het niet. Zowel bij mijn stage bij Annette Speelt (Trojaanse vrouwen) als bij het Nationale To­ neel (Red Rubber Balls) werd het pu­ bliek, voor het überhaupt het idee kreeg te gaan klappen, de zaal uit­ gebonjourd. Het gebrek aan applaus was geen gemis. Ik vond het zelfs wel fijn. Op school draait het allemaal om jou. Om mij in dit geval en de vijf W’s. Wie ben ik? Waarom wil ik spelen? Wanneer speel ik goed? Wat staat er op mijn kerstevaluatie? Waar komt deze depressie vandaan? Dat is goed maar kan ook enorm in de weg zitten. Op een gegeven moment tollen alle vragen door je hoofd, moet je ook nog eens bezig zijn met de technieklessen die je gehad hebt en raak je verder verwij­ derd van het spelen dan ooit. Nu, bij mijn stages, draait het om het stuk. Ik sta in dienst daarvan. De regisseurs gaan er vanuit dat ik min of meer kan spelen, en daar komen zowaar de vrijheid en de rust terug. Dat heeft lang geduurd want ik heb de neiging om ontzettend veel te doen. Kijk publiek! Kijk wat ik doe! Kijk wat ik bedoel! Het is fijn te merken dat ik niet altijd heel veel 31


energie hoef te geven om het te la­ ten werken. Dat ik het in mezelf kan vinden. Dat het publiek ook naar mij toe kan komen. Tegelijkertijd is deze avond voor hen. Niet voor mij. Ik doe dit niet voor mezelf. Goed, een beetje dan. Mijn hart gaat het snelst klop­ pen van een combinatie van twee dingen: realisme en magie. Het ei­ gen project dat ik in mijn derde jaar met drie klasgenoten maakte voor het Lindengrachtfestival kwam het dichtst bij die magie. De spelles van Jappe Claes en Saskia Temmink stond het dichtst bij dat realisme, vanuit een realistische speelstijl. Magisch realisme. Het gebied tus­ sen de werkelijkheid en de droom­ werkelijkheid. De vervreemding. Als fictie de werkelijkheid instapt. Als de vervreemding die dat ople­ vert een filosofie wordt. Als dat iets zegt over onze werkelijkheid. Peter Handke en Haruki Murakami, maar ook de personages van Tsjechov fucking goed kunnen spelen. Natuurlijk omdat het te gek is om te horen dat ik goed speel, maar vooral om mensen op die manier mee te nemen. De magie in. Dat begint bij mij en daarom is het persoonlijk. Maar het gaat niet over mij. Jullie hoeven niet voor me te klappen. Ik luister wel naar een applausband, ’s avonds in bed.

HANNEKE LAST

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie] Over hangst en oop Dat morgen alles omslaat De muziek van mijn verstand Haperend blijft hangen In een dor verlaten land 33

06/03/2008 14:30u [Van Baerlestraat] wachten op collega’s


Van eten en slapen Onherkenbaar eten Onherkenbaar slapen Als verlamd Niet moe maar zonder vragen Geen wil Geen verschil meer in de dagen Alles valt in het mulle zand Dood Vreemd dat dit is wat ik schrijf als ik een leuk stukje voor het afstudeer­ boekje moet maken. Het zal wel over mijn angst gaan. En dan ga ik nu langzaam over naar mijn hoop. Die twee dingen vallen bij mij be­ hoorlijk samen. In werk en privé. U zult zien dat dit aan het eind een veel hoopvoller stukje is geworden. Echt. Ik loop stage in De gravin van Parma. Het gaat goed en ik laat me inspireren door mijn medespelers, of zoals we zelf zeggen: ‘de collegaa tjes van me werrek’. Carice van Hou­ ten die aldoor maar vragen blijft stellen, blijft zoeken naar nieuwe mogelijkheden. Pierre Bokma die zegt dat alles kan gebeuren en dat ‘als ik iets anders doe’, hij dan ‘wel weer reageert’. Het voelt vertrouwd en soms moeilijk. Ik voel me gelijk­ waardig en tegelijkertijd een of an­ der huppelkutje dat nog niets heeft meegemaakt. Maar wat een geluk. Straks gaan mijn klasgenoten aan het werk voor de afstudeer­ voorstelling. Ik doe niet mee, want ik speel nog in die periode. Vreemd gevoel om nu niet meer terug te gaan naar school, om niet met de hele klas de afgelopen vier jaar af te sluiten. Ik hoop het allerbeste voor iedereen, en ik wil graag de volgen­ de mooie, hoopgevende tekst met ze delen: ‘Vroeger geloofde men dat al­ leen suikerriet suiker opleverde. Te­genwoordig halen ze het uit on­ geveer alles; zo is het ook met de po­ ëzie. Laten we haar uit wat dan ook opdelven, want zij ligt in alles beslo­ ten en is overal te vinden; er is geen atoom dat geen gedachte bevat.’ [Gustave Flaubert, brief aan Louise Colet, 27 maart 1853] 34

Mijn klasgenoot Randy Fokke zit naast me aan een computer. Ik zeg: “Mijn stukje gaat eigenlijk over angst en hoop, maar ja, dat is een beetje een dramatische titel.” Ze antwoordt: “Dan noem je het toch ‘Over hangst en oop’. Dat relati­ veert meteen.” Bij deze. Afstuderen en de wereld in, met een klein beetje angst en de gegron­ de hoop een hele goede actrice te worden.

WOUTER DE JONG

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie] Na het afronden van mijn opleiding rechten stond ik op een belangrijk kruispunt in mijn leven: sla ik het pad in van de goedverdienende droge juristerij of die van het on­ zekere acteursbestaan? Met trots en blijdschap zal ik volgend jaar op mijn belastingformulier onder het kopje ‘beroep’, ACTEUR invullen. Tijdens mijn eerste stage, in Midzomernachtdroom bij het Amsterdam­ se Bos, speelde ik Demetrius, Spaan en een verwijfde homofiel. Het was een geweldige ervaring om in een collectief te werken, in een machtig mooi en magisch openluchtthea­ ter. De saamhorigheid tussen de acteurs en het publiek die ik daar trof zou ik in meer zalen willen zien. Fantastisch. Later kreeg ik de kans om bij het Noord Nederlands Toneel, onder regie van Koos Terpstra, met een groep van acht man ons eigen stuk te maken. Ons harde gezwoeg van drie maanden resulteerde in een ca­ leidoscopische voorstelling geïnspi­ reerd op het stuk Dantons Dood van Georg Büchner. Het verhaal werd 35


07/03/2008 17:00u [Centraal Station] onderweg naar Almere

in grote lijnen intact gehouden en tegelijkertijd werd zeer duidelijk de link gelegd met de actualiteit. We hebben daarbij veel theatervormen gebruikt. Van poppen, tot slapstick, tot ‘klassiek’ toneel. De werkwijze van het NNT spreekt mij zeer aan. Ze hebben humor, lef en durven het risico te nemen een lelijke, be­ lachelijke voorstelling te maken. Wat Dantons Dood overigens niet is geworden. Eerder dit jaar heb ik gespeeld in het stuk Laatste nachtmerrie van Laura van Dolron, geproduceerd door Frascati. Het stuk is een be­ werking van de documentaire The Power of Nightmares van Adam Curtis over de leugens die politici de we­ reld in helpen. De scènes die ‘ge­ speeld’ moesten worden speelde ik met een andere jongen. Laura zoekt hierin naar de waarheid achter de waarheid, naar de illusie achter de illusie, naar de nobele leugen en de vuile eerlijkheid. Ik bewonder haar talent ten zeerste. Ze bevraagt het medium theater op intelligente wij­ ze én ze maakt onvoorspelbaar the­ ater. Die onvoorspelbaarheid vind ik een van de belangrijkste aspecten van een goede voorstelling. Theater is voor mij een plek om onmogelijke vragen te stellen. ‘Wat doen wij ertoe?’ ‘Waarom ben ik slecht als ik iemand mishandel?’ ‘Ben ik slecht?’ Ik ben nieuwsgie­ rig naar de wereld, naar het heelal. Het is toch verwonderlijk dat deze klomp moleculen van 65 kilo en 1 meter 74 lang dit verkooppraatje heeft getikt op zijn laptopje. En dat er nu in uw hoofd een net iets ander beeld van mij ontstaat door dit te lezen. Dit soort gedachten en vragen kan ik op deze plek uiten en delen met mijn publiek, in de hoop ze te ontregelen, ze te beroeren, ze te laten afvragen, ze te laten lachen, hard te laten lachen. Van oktober tot december 2008 speel ik mee in de fantastische voor­ stelling De vrouw met de baard van het NNT. We touren met twee verschil­ lende groepen langs het theater. Dus het kan zijn dat er op een avond 35


zowel in Heerlen als Zoetermeer wordt gespeeld. Een van mijn dromen is een so­ locarrière te starten. In de zomer maak ik daar een begin mee. Van 12 tot en met 16 augustus 2008 speel ik, met trots, op de Parade in Am­ sterdam mijn eigen solovoorstelling Wouter speelt wel aardig. Het stuk gaat over mij (en u) en ik wil u daarom van harte uitnodigen te komen kij­ ken, naar mij. Hopelijk tot dan.

39

STEYN DE LEEUWE

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie] Er wordt gezegd dat acteur zijn niet gemakkelijk is: altijd audities blij­ ven doen en je collega is ook je con­ current. Maar als ik eenmaal speel in een mooie voorstelling dan is er niks anders, er is geen besef meer van tijd, alleen maar een soort pri­ maire behoefte om te spelen. Bij de workshops van Alex Klaas­ sen en Hans Man in ’t Veld leerde ik dat je écht van niks een fantasti­ sche scène kan maken. Bij Jappe Claes leerde ik ‘less is more’. Hij pelde me af als een ui. Ik mocht niks meer doen. Daardoor werd het een spannende scène. Toen realiseerde ik me dat je het publiek (ook) naar jou toe moet laten komen en jij niet alleen naar hen. Op school heb ik veel kennis en techniek opgedaan, maar drie jaar lang bínnen de schoolmuren. Ik heb nu geproefd hoe het buiten die muren is en dat smaakt naar meer. Ik wil gewoon op de planken staan, zo simpel is het. Dat voelt natuur­ lijk. Daar krijg ik een kick van. Afgelopen jaar liep ik stage bij Thea­ ter aan het Spui; de voorstelling Paljas speelden we op de Parade. Door 38

11/03/2008 11:00u [Rigakade 1] castingfoto’s maken

het drie keer per dag te spelen, twee maanden lang, ben ik heel erg voor­ uit gegaan als acteur. Vervolgens ging ik spelen bij ThEAter EA, in de voorstelling Vuile handen van Sartre onder regie van Tarkan Köroglu. Daarna maakte ik de voorstelling De Haan van Herman met mijn klas­ genoten Kevin Schoonderbeek en Peter van Rooijen. En tenslotte liep ik stage bij de muzikale voorstelling Op reis met de Gouden Boekjes van Leo­ pold Witte. Behalve bij Vuile Handen, wat echt repertoiretoneel was, was er bij deze producties veel ruimte en vrij­ heid voor eigen inbreng. Met z’n allen maak je de voorstelling zoals bijvoorbeeld bij de Gouden Boekjes. Er lag een script voor deze voorstel­ ling, maar dat was niet heilig. Alles wat we zelf bedachten en aanboden (en wat beter was dan wat er in het script stond) werd gebruikt. Ik vind dat fijn werken. Eerst alle neuzen dezelfde kant op laten wijzen, weten welk doel je met elkaar wilt berei­ ken. Als je het daarover eens bent kun je het maken en aanbieden. En dan is niks gek genoeg. Als iets niet werkt dan merk je ’t vanzelf. Bij de Gouden Boekjes heb ik ook veel erva­ ring opgedaan in de grote zaal. Op school was er een moment dat in de klas sprake was van een soort algemene, gedeelde smaak. Ik probeerde aan een soort standaard te voldoen. Na een reis door Brazi­ lië, wist ik weer waarvoor ik deze op­ leiding wilde volgen en ben ik veel meer mijn eigen smaak gaan ont­ wikkelen. Originele verhaallijnen en absurde dialogen en personages inspireren mij, zoals bijvoorbeeld bij scenarioschrijver en regisseur Quentin Tarantino, maar ook bij (Alex) d’Electrique. Hij maakt rauw theater met vervreemde personages dat leidt tot absurde maar ook heel komische scènes. Droog Brood vind ik ook geweldig. Ik houd van thea­ ter waar je dingen kunt ervaren die je in het dagelijks leven niet tegen komt en waar je ook nog om kunt lachen. Ik ben van plan een muzikale 37


verhalende voorstelling te maken met veel rockmuziek. Ook zou ik graag nog meer ervaring willen opdoen als acteur/performer bij interessante gezelschappen met gedreven mensen. En het lijkt me geweldig om uiteindelijk een eigen groep of collectief op te richten om gestoord theater te maken. Dat je van je stoel afvalt van het lachen, ontroerd raakt tot in het diepst van je ziel, originele creatieve muziek te horen krijgt en verbijsterd staat te kijken naar iets waarvan je je af­ vraagt: ‘Hoe heeft iemand DAT ooit kunnen bedenken?’ Als ik zo gedre­ ven blijf als nu, denk ik dat veel van deze dromen uitkomen.

LOTTE VERBEEK

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie] Dat waren ze dan, zeven jaren stu­ die! Een jaar op de Dansacademie in Arnhem, toen opnieuw begon­ nen op de Amsterdamse jazz/mu­ sicalopleiding. En dat terwijl ik vroeger altijd actrice wilde worden! Maar het dansen kwam op mijn pad en ik dacht: dit wil ik. Ik heb me er volledig op gestort. Dan, in het eer­ ste jaar op de Theaterschool toch de twijfel: dansen of acteren? Uit­ eindelijk heb ik vanuit het vierde jaar van de Dansacademie kunnen instromen in het tweede jaar van de Amsterdamse Toneelschool&Klein­ kunstacademie. Met een dansdi­ ploma op zak, reik ik dan nu, twee jaar later, naar mijn acteerbrevet. En dan: plons, het diepe in! De drie jaar op de toneelschool waren voor mij een grote (her-)ont­ dekkingsreis. Van de eerste work­ shop bij Paul de Munnik, tot het laatste project met Jappe Claes aan 38

11/03/2008 12:30u [Latei] lunchen

het eind van het derde jaar, heb ik met een grote gretigheid geleerd. Ik heb vooral geleerd om vanuit mij­zelf te werken; ik werk met mijn lichaam en mijn geest. Het doel of de vorm liggen nog niet vast, maar zijn ergens in mij verscholen. Het is aan mij hiernaar te zoeken. Ik vind het fantastisch om gestalte te geven aan een rol, een verhaal vertellen. Mijn smaak heeft zich ontwikkeld en verfijnd. In het werken met een regisseur stel ik mij dienstbaar op. Tijdens mijn stage bij King Lear van Het Vervolg, heb ik erg moe­ ten leren om op mijzelf te vertrou­ wen. De rol van Regan was een hele mooie, maar daar sta je dan, tussen al die grotemensen-acteurs! Heel anders werken was het bij de opnames voor de speelfilm Links van Froukje Tan. Ik speelde de vrouwelijke hoofdrol en vertolkte vijf verschillende personages, naast Jeroen van Koningsbrugge. Wat heb­ben wij met z’n allen een lol gehad op de set! Iedereen werkte voor heel weinig geld maar met veel liefde aan een bijzondere en intege­ re film. Ik ben heel dankbaar voor deze ervaring. In mijn derde jaar speelde ik in de dramaserie Moes. Daar heb ik wat het filmen betreft mijn vuurdoop gehad: de ene week deed ik auditie, de week erop stond ik een maand lang elke dag te draaien. Moet je het dan ineens kunnen? Twijfel... Jappe Claes zei ooit tegen mij (toen ik het echt niet meer wist): “Maar je weet het best!”. En dat ís ook zo. En niet. Want het is altijd weer heront­ dekken. In de afgelopen tijd heb ik veel korte filmpjes opgenomen. Ik houd van filmen en ik houd van film. Het is een bijzonder ouderwets medium dat voor deze tijd eigenlijk veel te veel tijd en geld kost, maar daarom zo ontzettend interessant. We creë­ ren met een hele groep vakidioten een nieuwe werkelijkheid! Voor de eeuwigheid, op film! Ooit hoop ik ook in Frankrijk te kunnen werken. Een paar jaar terug heb ik daar een workshop ca­mera39


acteren gedaan. ’s Nachts liepen we door de straten van Parijs en kwa­ men we langs een filmset. Toen stond voor mij vast: dit ga ik ook doen, dit wil ik!

MARTINE DUKKER

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie] - Wil jij met me trouwen? - Wat? - Wil je met me trouwen? - Nee... ja... ik verstond je wel, maar je zei; wil JIJ met me trouwen. Dan lijkt het alsof je het een uur hier­ voor al aan iemand anders hebt gevraagd, die zei: “Nee dank je”, dus kom je het nu maar aan mij vra­ gen. Ja, ik weet wel dat dat niet zo is, maar... verkeerde tekstbehande­ ling, snap je? Waar ga je nou naartoe? Wacht, ja! ik wil heel graag met je trouwen lieverd, sorry, JA IK WIL! Dat doe ik soms; mensen in het dagelijks leven aanspreken op hun tekstbehandeling. Steeds minder vaak hardop, het schijnt nogal irri­ tant te zijn. Dit in elkaar overlopen van reali­ teit en theater vond ik terug in Haar leven haar doden, mijn stagevoorstel­ ling bij de Veenfabriek. Paul Koek, de regisseur, had als locatie de V&D in Leiden gekozen en we speelden sommige scènes tussen het winke­ lende publiek. Daardoor werden zij soms ook spelers en het warenhuis een theater. Met een bepaalde blik is alles theater. Het leven biedt niet alleen inspiratie voor theater, maar the­ ater dient (voor mij) ook als inspi­ ratie voor het leven. Kees Prins zei tijdens mijn laatste workshop op school dat voor het spelen van type­ 41


ringen irritatie de beste inspiratie is. Daarmee is nu ook mijn irritatie geoorloofd; dank je theater! Ik hou echter het meest van the­ ater dat niet direct de realiteit na­ bootst, maar er iets over zegt, de ver­ beelding prikkelt, de intensivering. Theater, wij zijn nog lang niet klaar met elkaar, maar ik wil je alvast enorm bedanken voor alles wat je me hebt gegeven, maar ik ben geen schrijver, verre van Shakespeare, ik ben wel... (durf ik het al te zeggen?) actrice... haha, nou ja, bijna. Een speler, dus laat mij voor je spelen! Na vier jaar inzoomen op me­ zelf, heb ik heel veel zin en ik ver­ lang ernaar om nu uit te zoomen, terug te geven. In dienst van het stuk, de voorstelling, die je met z’n allen hebt gemaakt.

ANNA DRIJVER

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie] Het is bijna klaar, afgelopen, mijn tijd op deze school. Dit jaar heb ik gespeeld in de film Bruidsvlucht van Ben Sombogaart en in de theater­ productie Uitgedokterd van Bruun Kuijt. Twee werelden, twee uiter­ sten van het hetzelfde vak. De film was genieten. Maanden­ lang. Het was meteen een groots, mooi project. Dat wat ik wilde met mensen die ik allemaal zeer respec­ teer. De regisseur, de lieve getalen­ teerde medespelers, het verhaal en het personage, het was genieten. Genieten maar ook hard werken, alleen zijn, op reis zijn, je handha­ ven in een groep, druk. Uiteindelijk moet je het toch zelf en alleen doen. Als er ‘actie’ geroepen is, leef je in een andere wereld, een ander uni­ versum, waarin je alles kunt mee­ 44

11/03/2008 13:00u [Theaterschool ] balletles

maken wat je wilt, wat het verhaal je geeft. Magisch. Daarna een theatertournee, een andere uithoek van dit vak. Het wijst je er steeds op dat toneelspelen een ambacht is. Elke avond moet het er zijn. Je staat eerst in de file op weg naar een stad waar je nooit komt. Vervolgens zitten daar een paar honderd mensen die je niet kent die een toneelstuk willen zien. Wat een verschil met een draaidag. Fil­ men was vroeg opstaan, onder de droogkap zitten, rondlopen op sets, in trailers zitten lezen of met een iPod op denken aan m’n vrienden. Vier jaar geleden begon ik met tegenzin aan deze school, dat was pure angst, onvoorstelbaar. Maar nu heeft het me zoveel gegeven. Onder anderen door Adelheid Roosen, omdat ze het vak een mid­ del laat zijn om iets te zeggen. Bart Kiene omdat hij het vak acteren een ambacht laat zijn en omdat hij me heeft geleerd hoe je les kunt geven en docent kunt zijn. Bij Jappe Claes zag ik acteren, met alles wat je hebt een ander persoon zijn. Ik heb veel respect voor artistiek leider Ruut Weissman en algemeen directeur André Veltkamp omdat zij deze bijzondere en vreemde opleiding vormgeven met zoveel hart, wijs­ heid en geduld. Nu krijg ik mijn diploma. Afge­ studeerd. Wat betekent dat? Dat al­ les kan, alles kan gebeuren. Of ik ac­ trice word en blijf weet ik niet zeker, misschien komt er iets anders. Ik denk vaak dat ik niet genoeg doe, dat ik te weinig problemen op­ los en de wereld niet snel genoeg beter maak. Op die momenten twij­ fel ik over dit vak en al helemaal aan mijn rol hierin. Is het wel belangrijk genoeg? Andere momenten zie ik een film of hoor ik iemand zingen of iets zeggen en dan wéét ik dat het zin heeft. Dan twijfelt niets in mij eraan of het al dan niet nodig is. Ik weet dan dat het allerbelangrijkste op de wereld is dat die zin gezegd wordt, of dat die scène gespeeld wordt. Je moet dromen hebben, grote dro­ 45


men. Ik vind het belangrijk om te blijven denken over wat je wilt. Je kunt je zo makkelijk laten afleiden. Welke rol krijg je wel en welke niet? Allemaal onbelangrijk denk ik. Staat de rol je? Wil je het? Klopt dit met wat je wil zeggen? Dáár hoop ik trouw aan te kunnen blijven.

TIJS HUYS

[Opleiding Theaterdocent] In Bellegem, een dorp in het heuvel­ achtige West-Vlaanderen, bevindt zich tussen de weilanden de Vrije Basisschool. Naast de vele lessen taal, rekenen en gymnastiek, leerde ik het meeste op de speelplaats. De plaats waar gespeeld wordt, gezon­ gen, gerend, gedanst en geplaagd. De plaats waar ik kon spelen, kijken, verhalen vertellen, waterdichte leu­ gens bedenken en vrienden zo te overtuigen dat zij in mijn plannen opgingen. Theater is voor mij als deze speel­ plaats: een fantasierijke plek waar grootse plannen ontstaan. Waar twee bomen een oerwoud vormen en een glijbaan een wilde rivier wordt. Als maker en docent probeer ik een sfeer te creëren waar de om­ standigheden van een speelplaats voelbaar zijn; waar theatrale ver­ beelding heerst en de persoonlijke drijfveren van de mensen zelf een plek krijgen. Op de kruising van de theatrale verbeelding en de per­ soonlijke drijfveer komt de authen­ ticiteit van de speler tevoorschijn. Het is zoals Herman Teirlinck ooit schreef, ‘alsof de taal geboren wordt op de lippen van de toneelspeler’. Ik kan vurig genieten van top­ sporters als Justine Henin. Zij ziet een tennisbal op haar afkomen, 47

11/03/2008 16:00u [Hortus Botanicus] locatie bekijken


no­teert dit, incasseert dit om vervol­ gens de medespeler tegenvoets te verrassen. Het is op en top ritmisch, muzikaal en vol bewegingszin. Top­ tennis is voor mij een theatrale vorm, waarin precisie even belang­ rijk is als kracht. Voor zowel speler als publiek is een wedstrijd tennis een continue dialoog met de tegen­ stander waarin noteren, incasseren en reageren centraal staan. In de vier jaar aan de Opleiding Theaterdocent heb ik een heldere theatertaal weten te ontwikkelen die gestoeld is op taal en muzikali­ teit. Ik wil mij in het theater kunnen botvieren op de ritmiek van het ver­ langen. De teugels grijpen van het paard der begeerte. In mijn theaterwerk heb ik het verlangen naar genegenheid voel­ baar proberen te maken. In het tragische leven van de zingende non Soeur Sourire die een megahit scoorde met Dominique, herkende ik deze thematiek. Naar aanleiding van haar biografie maakte ik in het eerste jaar een docudrama voor theater. De muzikaliteit van de taal in Waar is Thomas? (naar Een bruid in de morgen van Hugo Claus) en het exuberante van de Ostadevoor­ stelling Morgen Zaterdag (vrij naar Vrijdag van dezelfde schrijver), zijn een theatralisering van het Bour­ gondische en poëtische van een oude Brueghel. ‘Het ritme van het verlangen’ is de rode draad voor de inhoudelijke aanpak van mijn afstudeerprojec­ ten. Het is het ritme van de hartslag. Ik heb de kans gehad om dit ritme internationaal te voelen kloppen: in De hartslag van het dorp – Karaburun (Turkije) en De hartslag van de stad – Caïro (Egypte). In deze projecten werkte ik samen met jonge makers en toneelspelers. Voor mijn afstudeervoorstelling heb ik het werk van Federico García Lorca onder de loep genomen en ben met zijn biografie en al zijn the­ aterstukken naar de olijfgaarden van zijn geboortestreek getrokken. De taal der bloemen deed mijn hart sneller kloppen en werd de keuze 49


44 45

voor mijn afstudeervoorstelling. Deze muziektheatervoorstelling barst van verlangen, flamenco, jazz en woelende begeerte en wordt ge­ speeld en gezongen door zes gewel­ dige dames. Dank.

PEPIJN SMIT

[Opleiding Theaterdocent] Theatermaken is voor mij binden: spelers binden aan mij en mijn thea­trale ideeën. Hen binden aan een publiek. Het publiek binden aan hen, mij en ons theatraal plan. Involveren en passioneren zodat wat er getoond, gezegd, verbeeld of vormgegeven wordt, niet alleen van mij is, maar van ons allemaal: spelers, technici, vormgevers, pro­ ductiemedewerkers en het publiek. Zodat het een gemeenschappe­ lijke taal gaat worden en onderdeel wordt van het gezamenlijke, het ge­ meenschappelijke. Op deze manier probeer ik van theater geen vluchtige gebeurtenis te maken, maar iets wat dóórleeft. Waar je niet alleen mee bezig bent tijdens repetities, maar ook daar­ buiten. Wat je als publiek niet alleen beleeft tijdens het uur van de voor­ stelling, maar waar je de volgende ochtend nog mee wakker wordt. Dit vraagt een grote overgave van spelers, medewerkers en pu­ bliek. En om deze overgave te berei­ ken is het aan mij om mij kwetsbaar op te stellen en mijn persoonlijke drijfveren kenbaar te maken: hen dus op de juiste manier involveren met mijn vragen, kijk op de wereld, onzekerheden en zekerheden. De afgelopen vier jaar heb ik op de Opleiding Theaterdocent leren bundelen. Daarmee bedoel ik dat ik een balans heb leren maken tus­ 50

12/03/2008 11:00u [NDSM werf]

decor uitladen


sen wat je moet geven en nemen. De vragen, kijk op de wereld, de onzekerheden en zekerheden wa­ ren er al, maar hoe ik deze moest overbrengen op anderen wist ik niet, noch hoe ik deze theatraal kon inzetten. Toen ik begon aan de op­ leiding worstelde ik met een groot spinnenweb aan theatrale ideeën met een hele hoop gestamel en ge­ stommel van woorden. De Opleiding Theaterdocent leert haar studenten vertalen: hoe vertaal je een idee naar een op­ dracht, hoe vertaal je inhoud naar vormgeving, hoe vertaal je jouw wilde ideeën naar een helder con­ cept. Voor mij heeft deze vertaal­ slag centraal gestaan in de grote di­ versiteit aan lessen en projecten die wij hebben gekregen. Maak-, spel-, vormgeef-, schrijf-, regie-, dans-, oriëntatie-, mime-, geschiedenisen filosofielessen hebben ervoor gezorgd dat ik tot een heldere, com­ pacte en behapbare theatertaal ben gekomen en deze kan vertalen en overbrengen op anderen. Op de Theaterschool heb ik een fascinatie ontwikkeld voor het vormgeven van de obsessieve mens in zijn zoektocht naar rust. Een ver­ haal zonder einde, omdat de obses­ sie een staat van opperste rusteloos­ heid met zich meebrengt en nooit tot rust kan komen. Deze rusteloos­ heid probeer ik in mijn theaterwerk fysiek vorm te geven: draaien, sprin­ gen, slapen, boos worden, jezelf open willen krabben, jezelf geven, openstellen, bewegen, op zoek naar het rauwe, het zachte, vlees, esthe­ tiek, de überschoonheid, het ech­ te... Het blijven zoeken zonder het te willen vinden. Voor mijn afstudeervoorstelling LAS/medea werkte ik op locatie. De meerwaarde daarvan is dat theater op locatie veel meer gaat over het echte leven versus het theatrale. Een ruimte kent zijn eigen drama­ turgie, waar je niet omheen kunt. Deze dramaturgie herbergt einde­ loze inspiratie en mogelijkheden. De warmte, de kou, de omgeving, de muren, vloer en de materialen 52

in de ruimte vertellen iets, wat ik als maker vervolgens theatraal in moet zetten. Daarnaast doet het veel met de speler, er ontstaat een andere manier van bewegen en spreken, wat weer invloed heeft op de inten­ tie en verhouding tot de medespe­ lers en publiek. Een voorstelling is geslaagd wan­­ neer de inhoud een verbinding aan­ gaat met de vorm, het spel met de ruimte, de spelers met elkaar en het publiek met de voorstelling. Eén groot web, waarvan ik de spin ben.

ANNE CATRIEN SMITS [Opleiding Theaterdocent]

Theater. Een kleine vakantie van het dage­ lijks leven. Even de gewone wereld uitstappen, een nieuwe werkelijkheid in. En vanuit die werkelijkheid met een andere blik terugkijken. Naar jezelf, naar je eigen leefwereld en naar de maatschappij. Een theater waarbinnen discipli­ nes, culturen, mensen met elkaar het gesprek aangaan. Omdat dat moet. Omdat dat de wereld is, waarin we nu leven. Dat is mijn onderzoek. Dat is het theater dat ik wil maken. [Caïro, november 2007]

12/03/2008 13:00u [Utrechtsestraat] storyboard tekenen

Samen met mijn klasgenoot Tijs doe ik een muziektheaterproject in Caïro. We leren de deelnemers ken­ nen, hun gedachten, hun wereld. Maar ook onszelf in deze nieuwe context. We moeten samen een taal vinden om theater te maken. Een taal die ons bindt. Een taal die ons in staat stelt om hardop te zeg­ gen waar iedereen voorzichtig over 53


zwijgt: emergency law, werkloosheid en machteloosheid. Als we weg gaan weten we één ding zeker; dat we terug moeten. Dat we dit project door moeten zetten. En dat we dat kunnen, als we dat willen, want zo machteloos zijn we niet. We maken een presentatie... met kloten! En met mensen die wat te zeggen heb­ ben. Passie is een van de belangrijkste dingen die ik op de opleiding heb geleerd. Al in het eerste theater­ maakproject moesten wij voor ons­ zelf bepalen waar ons engagement op dat moment lag, wie we wilden zijn als maker en waar we stonden in de maatschappij. We namen Een meeuw van Tsjechov als uitgangs­ punt en voelden ons even allemaal Trepljov. De passie, die drang om te theater te maken, om te onderzoe­ ken, te experimenteren en dat aan anderen voor te leggen. Roman­ tisch wellicht, maar dat gevoel is bij mij nooit meer weg gegaan. In de stukken die ik heb ge­ maakt ben ik steeds bezig geweest mijn fascinatie voor groepen te theatraliseren. De groep met haar dynamiek, de regels en verhoudin­ gen, waarbinnen een individu zijn plaats moet bepalen en innemen is iets wat mij mateloos interesseert. Een theatrale microwereld waarbin­ nen de echte wereld terug grijnst en waar je je als publiek moet afvragen welke plaats jij nu eigenlijk inneemt binnen dat geheel ... In het afgelopen jaar heb ik ge­ werkt met jonge makers en acteurs in Caïro, met pubers op een mid­ delbare school, met kinderen in een asielzoekerscentrum en nog vele andere mensen. Als theaterdo­ cent heb ik geleerd om te werken met dat wat zij inbrengen aan talent en achtergrond. De bagage die zij meenemen uit hun dagelijks leven, hun werk en omgeving, is een bron van inspiratie. Voor SIDD, mijn afstudeervoor­ stelling, ben ik samen met de spe­ lers op veldonderzoek gegaan. We maakten een tocht langs verschil­ lende plekken en sociale groepen 55

12/03/2008 18:00u [Utrecht, As You Like It] samen eten voor de voorstelling


in Amsterdam, om die vervolgens als inspiratiebronnen voor de voor­ stelling te gebruiken. Op deze ma­ nier hoop ik volgend jaar verder te gaan. Ook wil ik samen met andere makers een theatraal onderzoek aangaan. En een taal en een vorm vinden waarmee wij als spelers en makers een theatrale microwereld vormgeven.

DAVID LUCIEER

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie] Aha. Dus nu ben ik bijna acteur. Of ben ik het al? Terwijl ik dit schrijf officieel nog niet. Als ik dit boekje in handen krijg officieel wel. Ten­ minste, als er niets tussen komt. Of word ik het nooit? Of ben ik het al mijn hele leven? Of sinds ik op de toneelschool zit? Of sinds ik auditie deed? Ofofofo... Wat een vragen, wat een leeu­ wenkuil, wat een onzekerheden, vertel me niet dat ik daar mijn vak van ga maken. Ik wil geen vragen, ik wil antwoorden. Ik wil geen on­ zekerheden, ik wil stabiliteit. Ik wil geen lekker schemergebied en geen lege vloer, ik wil een helder verlichte, gemeubileerde ruimte met alle gemakken erop en eraan en een schoonmaakster en een kok en een chauffeur en een groot zacht bed en dan nooit meer iets hoeven verzinnen of bedenken of creëren, alleen maar consumeren tot ik ver­ zadigd sterf. Dat denk ik dan soms. Maar het is allemaal niet waar, ben ik bang. Ik wil toch steeds opnieuw nadenken, vragen stellen, zoeken, wroeten, uitvinden en opnieuw uitvinden en dat weer verbeteren. Ik kan het niet meer laten, ik ben er aan verslaafd 56

geraakt. Ik kan niet stoppen met denken, ik ben een perfectionist. Ik wil uitproberen, ik ben een em­ pirist. Ik wil oplossingen verzinnen om dingen af te maken, goed te krijgen, maar ik wil die oplossingen zolang mogelijk uitstellen. Ik word zelfs ongerust als alles zich te vroeg aandient! Als ik het niet meer weet, stelt mij dat op mijn gemak, ik noem dat gezond! Het moet toch niet veel gekker worden. Wat mis gaat, vind ik spannend en wat goed is, boe­ zemt me angst in en aaargghh! Je­ zus, wat bestaat dit vak uit vreemde paradoxen. Als ik zo weinig zeker weet, waar komt dan die overtuiging vandaan dat ik hier thuishoor? Dat dit het be­ roep voor mij is? Want dat is het. En al die anderen om mij heen? Al die mensen die ik bewonder? Zijn dat allemaal net zulke razende kokende bange machientjes als ik? Of hebben die wel het licht gezien? Weten die wel precies wat ze wil­ len, hoe ze het willen, waar ze voor staan, waar hun engagement zit? Want dat weet ik dus allemaal niet. Alleen heb ik nu besloten dat te koesteren. Mijn engagement is voortaan te vinden in twee keuzes: wat ik speel en hoe ik het speel. En dat verandert per keer. Waar ik voor sta? Voor alles wat ik nog zal doen. Pas als ik over vijfennegentig jaar onverzadigd sterf, zal ik kunnen zeggen: dáár stond ik voor. En is dit stukje tekst dan representatief? Is dit wat ik echt over mezelf kwijt moet? Nee! Dit is lekker een mo­ mentopname en het is volgende week weer allemaal anders! Hoera!

57


Robert de Sacadura Lima Orvalho

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie]

13/03/2008 19:00u [studio Heartland] inspreken van een hoorspel

Laatst vond ik het afscheidsboekje van mijn basisschoolklas. Er stond van iedereen een klein interview in, afgenomen door de meester. Op ‘Wat wil je later worden?’, een vraag die iedereen kreeg, antwoordde ik – verrassend genoeg, voor mij althans – ‘acteur en zanger’. De ja­ ren daarna zouden er onder andere ‘violist’ en ‘Neerlandicus’ tussenko­ men, maar kinderen weten natuur­ lijk veel beter wat ze willen. Toen ik het las raakte ik toch wel benieuwd naar hoeveel andere kinderen uit mijn klas geworden zijn wat ze toen al van plan waren… In mijn afstudeerjaar heb ik allereerst mijn eigen liedjespro­ gramma geschreven en gespeeld. Dat was een hels karwei, maar he­ mels bevredigend. Voor mij wel een logisch deel van mijn afstuderen, omdat ik in mijn schooltijd ontdekt heb ook maker te zijn. Ik hoop in de toekomst vaker met zo’n te gekke band te kunnen werken als afgelo­ pen december in Huis aan de Am­ stel, want dat spelen met zeven man voelde wel echt als iets dat ik hoor te doen. Vorig jaar maakte iemand de fout tegen mij te zeggen dat ik het nooit voor elkaar zou krijgen en dat als ik al zo’n band bij elkaar zou vin­ den het alleen maar moeilijker zou worden om het dan niet uiterst pre­ tentieus te laten zijn, met gebrek­ kige arrangementen door tijdge­ brek... Heerlijk, dat soort mensen. Net genoeg verstand van zaken om de pijnpunten van mijn werkpro­ 58


ces met zout te overgieten en mij zodoende alleen maar te prikkelen om keihard door te gaan. Dan de mensen die vanaf dag één hun volledige vertrouwen in mij hebben gelegd; mijn familie, in het bijzonder mijn broer, die altijd zegt wat hij vindt. Maar ook bijvoor­ beeld Joost Prinsen. Het is prettig om in dit onzekere vak en in alle hectiek af en toe een stabiele factor van kritiek te kunnen vinden; een die uit een positieve geest geboren is. En een die je altijd kunt bellen. Van alle docenten heb ik mis­ schien wel het meeste aan George Groot te danken. Bij hem heb ik le­ ren durven schrijven, leren werken en leren houden van je werk. Niet alleen van het geschrevene, maar van het hele vak als kunstenaar. Ge­ woon door een vriend te zijn die ik kon vertrouwen. Sowieso leerde ik zo het meest, zo half buiten school om. Ik speel op dit moment in Op reis met de Gouden Boekjes, mijn stage. Daarin vertellen, spelen en zingen zes jonge acteurs (waaronder ook Steyn de Leeuwe) die beroemde verhaaltjes voor een publiek vanaf vijf jaar. De première in een volle Stadsschouwburg was een magische ervaring. En de toekomst? Tsja, over tien of vijftien jaar lezen sommige klasgenoten mis­ schien ook nog eens dit boekje, met al mijn toekomstdromen in m’n afstudeerjaar. Ik zal maar niet al te hoog inzetten – dat zou tegen die tijd wel eens een hard gelag kunnen worden – dus: Over tien jaar heb ik vijf platen uitgebracht, een opera geschreven, bij Orkater gespeeld en de muziek geschreven, met mijn solopro­ gramma in een uitverkocht Carré gestaan, daar een concert-dvd van uitgebracht en in een Broadway­ productie gespeeld.

60

Lieke Pijnappels

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie]

18/03/2008 16:30u [Van Baerlestraat, Hair] op weg naar de voorstelling

Nou daar ga je dan, de school uit, de bus in en heel Nederland door. Dit jaar heb ik stage gelopen bij Hair, een productie van Impresariaat Jac­ ques Senf, in de regie van Marcus Azzini. Ineens sta je met al je ‘schoolba­ gage’ in een musical. En het is fan­ tastisch. Deze stage is precies wat ik wilde. Een muziektheaterproduc­ tie, in de regie van een ‘toneelregis­ seur’, met een groep jonge mensen. Het is een raar idee dat je aan het begin van je carrière staat en in­ eens geconfronteerd wordt met de vrijheid die je krijgt. Het is dubbel, enerzijds die vrijheid te krijgen, maar ook veel verantwoordelijkheid te moeten nemen voor wat je doet, wat je wil en wat je toekomst gaat worden. Ik heb me in de repetitieperiode vaak afgevraagd hoe ver ik als ac­ trice ben en wat ik nou echt mooi en goed vind. Vol bewondering heb ik gekeken naar andere acteurs, die al langer meedraaien, hoe ziet hun repetitieproces eruit? Wat doen zij ter voorbereiding van een voorstel­ ling? Hoe gaat de regisseur te werk? Wat is mijn eigen inbreng… en wan­ neer is iets echt af? Ik heb dit jaar veel kilometers gemaakt, heb ongeveer honderd­ zestig voorstellingen gespeeld in Nederland en België. Ik was understudy voor twee hoofdrollen en had mijn eigen vaste rol. Voor die hoofdrollen was weinig tot geen repetitietijd, dus de eerste keer werd ik ‘s middags gebeld dat ik die avond op moest. Daar stond ik in Den Bosch, voor 900 man en 61


het enige wat ik dacht was: ‘Nou dit is het dan jongens, dit is wat ik kan na drie jaar opleiding en voorberei­ ding, laat maar komen.’ Die avond heb ik een beetje gevlogen. Ik was high, en niet van alle nepjoints die rond gingen tijdens de show, maar van pure adrenaline. Hair werd Hair, het leven wat we tijdens de show leefden, leefden we ook daarnaast. Hotelovernachtin­ gen, jamsessies tot diep in de nacht, soms een hele week van huis en le­ ven in de bus. In de show sluiten we af met het nummer ‘Laat de liefde toe’. Zo wil ik theater maken, bekijk alles met liefde, ook dingen die oerlelijk, smakeloos en tegen alle normen en waarden ingaan. Zo zie ik een mens en een personage. Met liefde, want elke wanvertoning heeft een bron. Gek of ‘normaal’ zijn, ligt helemaal niet zo ver uit elkaar. Deze fascina­ tie voor mensen houdt me al mijn hele leven bezig. Relativering doet een hoop. Schrijnende humor, daar houd ik van. Iets spelen wat me diep raakt, maar het dan wel een beetje op de hak nemen. Uiteindelijk lij­ ken we allemaal meer op elkaar dan we denken. Dat is het mooie aan theater. Dat je geraakt wordt door bewuste of onbewuste herkenning van een gevoel, van onvolmaakt­ heden en tekortkomingen. Dat je altijd getroost wordt, omdat je niet alleen bent. Mijn hoop voor de toekomst is veel mooie inspirerende dingen te mogen maken en stinkend rijk te worden… In die volgorde.

62


Marlijn Weerdenburg

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie] Afgelopen zomer speelde ik mijn theatersolo Heimwee op Theater­ festival Boulevard. Ik werd bege­ leid door Ed Boekee op piano en Martin Verdonk op percussie. Dit heeft me wakker geschud. Ik stond ineens met beide benen in de ‘vol­ wassen’ theaterwereld. Er kwamen recensenten kijken, ik moest mijn muzikanten betalen, techniek in­ huren, publiek mijn tent in zien te krijgen, onderhandelen met de festivalorganisatoren en ga zo maar door. Het was hard werken. Maar... ik ben nooit eerder zo trots geweest bij het applaus aan het einde van de voorstelling. Omdat Heimwee echt mijn kindje was. Later dit jaar heb ik stage ge­ lopen in Vuil Kind van Stella Den Haag. Stella is een muziektheater­ gezelschap dat voornamelijk voor­ stellingen voor kinderen maakt. We speelden veel voor scholen uit Den Haag en omstreken. Sommige kin­ deren waren nog nooit in het the­ ater geweest. Op het moment dat mijn concentratie tijdens de voor­ stelling verslapte, was ik weg. Dan gingen ze praten. De gouden regel van mijn regisseuse was: als je het verliest, ga je terug naar de inhoud. Ik heb geleerd om mezelf op het po­ dium voor 100% serieus te nemen. Mijn stage bij Hair de musical, in regie van Marcus Azzini, ging voor mij over heel veel spelen (zes keer in de week). En over spelen voor grote, volle zalen. Fantastisch! En ook over touren met een groot ge­ zelschap jonge mensen. Aan het einde van mijn tweede 64

jaar heb ik twee maanden (zowat) dag en nacht met Adelheid Roosen meegelopen. Deze stage was es­ sentieel. Adelheid liet me zien dat je als theatermaker/mens/zanger/ ac­teur de juiste mensen om je heen moet verzamelen. Dat je geen con­ cessies mag toestaan in een maak­ proces. Dat je je mond moet open­ trekken als je het anders wilt. En dat je net zolang doorgaat tot iets is zoals je hebt gedroomd. Ik wil nu wel beginnen. Ik heb bergen ideeën. Nu is de tijd aange­ broken om ze te gaan realiseren. Ik wil zowel in films spelen als in musicals en muziektheatervoorstel­ lingen. Ik wil voor verschillende regisseurs spelen, bij verschillende theatergroepen en met verschillen­ de collega’s werken. En ik wil een eigen muziektheatergezelschap op­ richten. Ik hoop ooit met mijn ge­ zelschap en mijn muziek de wereld rond te kunnen gaan. Dat is mijn grootste droom.

Peter van Rooijen [Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie]

Als ik dit schrijf zit ik nog midden in de speelperiode van Verplichte Figuren. Het is misschien prematuur om er al iets over te zeggen, maar ik voel dat hoeveel ik ook leer, het niet nieuw is. Al lang geleden – op school of door de intuïtie – zijn bij mij de kwartjes er ingegooid, en ze vallen. Het is allemaal herkenbaar. En dat is geruststellend, ik denk dat ik goed zit. Toen ik hier op school kwam was ik ervan overtuigd dat ik er als solist af zou komen. Dat is veranderd, ik wil niet alleen verder. Anderen ma­ ken je beter, scherper, dwingen je 65

18/03/2008 21:30u [Amstelveen, Verplichte figuren] applaus in ontvangst nemen


om het achterste van je tong te laten zien en meer. En je komt altijd weer uit bij jezelf, uiteindelijk, dus de so­ list komt wel. Theater is niet meer dan mijn vorm, waarmee ik alles kan doen wat ik wil. Iemand anders uit zijn verhaal of moraal via het onderwijs of het landsbestuur. Ik doe het zo, en ik denk dat het nut kan hebben. Hoewel ik ook wel eens dacht: ‘Kan ik met mijn vorm de mensen nog wel bereiken? Glijdt het niet van ze af zodra het zaallicht aangaat?’ Toen Freek de Jonge lesgaf in Tip Top vertelde hij hoe hij tijdens een bezoek aan een voorstelling telkens op het verkeerde been werd gezet. Elke dreiging die uit de realiteit leek te komen, agressieve inslui­ pers, behulpzame toeschouwers, bleek bij de voorstelling te horen. Maar hij had niet durven ingrij­ pen. “Als je een vliegtuigkaper wilt uitschakelen, moet je dat meteen doen, want anders krijgt hij zijn ze­ nuwen onder controle en heeft hij de macht. Die beslissing moet je in een fractie van een seconde ne­ men”, besloot hij. Even later kwam er een dronken man de zaal in lo­ pen. Iedereen lachen, hij werd met een grap naar buiten gestuurd. Het publiek werd ervan overtuigd dat het geen onderdeel van de voor­ stelling was, maar een ongelooflijk toeval. De man kwam weer binnen en gooide iets het toneel op. “Hij is nog gevaarlijk ook”, mompelde Freek. “Iedereen had moeten op­ staan! We hebben het er nota bene net over gehad!”, zei Hella de Jonge kwaad. Ik twijfelde aan mijn integri­ teit. “Was dit echt?” vroeg ik. “Dat doet er niet toe, het gaat erom wat je hiervan leert.” Ineens zag ik weer ontelbare mogelijkheden. Theater verandert de wereld misschien niet, maar het verandert wel de mens. Onbewust voegt het iets toe of wordt er iets geopend, waardoor het zijn waarde voor de realiteit bewijst. Ik kan me niet aan de gedachte onttrekken dat we in het theater vooral voor eigen paro­ chie preken. Maar er komt zeker 67


een vorm waarbij een groot publiek wordt bediend en waarvan zowel de massa als de elite de kwaliteit ziet. Ik hoop dat theater voor mij al­ tijd een middel zal blijven om iets te vertellen; dat theater an sich niet het doel wordt. Ik ben onervaren ge­ noeg om te geloven dat dat kan. Zo­ lang we gewetensvol blijven, komt het wel goed.

Nienke van Santen [Opleiding Theaterdocent]

Tijdens de opleiding hield ik me bezig met de vraag wat normaal is en waar de scheidslijn ligt tussen normaal en gek. Ik heb toen Bik ge­ regisseerd. Een stuk over gekken in een gekkenhuis die de wereld aan­ schouwen vanuit hun geïsoleerde wereld. Ze bekijken de wereld en vinden deze raar. Op dingen die wij als alledaags beschouwen reageren zij vanuit wat normaal is naar hún maatstaf, en lijkt de wereld ineens omgedraaid. De gekken als enige normale mensen in een wereld vol absurditeit. Mensen die niet direct passen in het standaardbeeld dat wij hebben van normale mensen, die zich niet conformeren aan die standaard en dus eigenlijk veel meer zichzelf zijn, intrigeren mij. Is het normale wel normaal en bestaat normaal eigen­ lijk wel? Is de gek niet alleen maar gek omdat wij hem tot gek hebben benoemd? Ik wil een publiek mee­ nemen in de gedachtenwereld van een ‘ander’ om te laten ervaren dat dat ook een stuk van jezelf is. Dat de ander in jezelf zit. Ook in Onschuld, mijn afstudeer­ voorstelling, komt dit thema terug. Het zijn mensen die ‘anders’ zijn (blind, suikerziek, lijkschouwer, 68

20/03/2008 11:45u [Nieuwe Meer] inspecteren speelplek


psy­cho­tisch, asielzoeker) en buiten de maat­ schappij staan. In eerste in­stantie lijken ze los van elkaar te staan, maar ze hebben als overeen­ komst dat ze allemaal op zoek zijn naar geluk, wat hen uiteindelijk ook bij elkaar brengt. De voorstelling speelt in een bunker die onder wa­ ter staat. Het publiek legt, met rub­ ber laarzen aan, een tocht af langs de verschillende scènes. Een zoek­ tocht naar geluk! De Opleiding Theaterdocent is voor mij een logische stap geweest na de opleiding fotografie die ik hiervoor twee jaar heb gevolgd. Bin­ nen zowel theater als fotografie is er sprake van beeld, en daarmee ook van beeldtaal. Alles gaat over de be­ leving van ruimte en, onlosmakelijk daarmee verbonden, tijd. Het ‘hieren-nu’ van theater, zal bij fotogra­ fie, wat altijd een tijdsdocument is, nooit aan de hand zijn. Hoe kan je deze twee dan samen gebruiken en toch een eenheidservaring teweeg­ brengen bij het publiek? In mijn vakessay ga ik op zoek naar de for­ mule voor geslaagd multimediaal theater. Binnen de opleiding leer je dat theatermaken en lesgeven onlos­ makelijk met elkaar verbonden zijn. Wanneer ik een stuk regisseer zit daar een pedagogie achter. Ik kijk waar ieders kracht ligt en geef spelaanwijzingen en opdrachten om dit verder te ontwikkelen. Ik ben dus aan het regisseren en les­ geven. Andersom zorg ik er tijdens het lesgeven altijd voor dat er, hoe klein dan ook, theater ontstaat. Zo­ dra er niks meer te leren zou vallen, zou voor mij het theatermaken niet meer interessant zijn en zonder the­ atermaken zou ik aan het doel van het lesgeven voorbijgaan. Na vier jaar is het nu tijd om de warme cocon van de opleiding te verlaten. Mijn pas verworven vleu­ gels sla ik uit in de praktijk. Nog enigszins onwennig vlieg ik door het landschap van de echte wereld en zie alle mogelijke wegen die ik kan bevliegen. Enthousiast daal ik hier en daar eens neer om een les 70

te geven, een stuk te regisseren. Ik proef van de oneindige mogelijk­ heden die voor me open liggen en het smaakt. Het smaakt naar meer! Ik wil lesgeven, ik wil theatermaken, ik wil mijn enthousiasme delen met anderen. Ik ga!

Mathias Lucas De Man [Regieopleiding]

20/03/2008 20:00u [Schiphol ] Vluchtnr. SK553 uit Kopenhagen

Waarom doen wij anno 2008 nog aan theater? Waarom ga ik na de universiteit nog eens vier jaar naar school voor een beroep waar maar weinigen hun brood mee verdie­ nen, laat staan iets van erkenning krijgen? Waarom begin ik aan een kunstvorm die steeds minder pu­ bliek trekt en steeds meer voor een incrowd lijkt te zijn? Waar haal ik de pretentie vandaan te denken dat de staat geld aan een idee van mij zou moeten geven? Waarom stap ik in een slangenkuil van afgunst, roddel en kleingeestigheid? Waarom denk ik dat een school überhaupt kan opleiden tot regisseur? Waarom dit allemaal, waarom? Omdat theater een desondanks mezelf is. Omdat ik geloof, hoe na­ ïef ook dat theater een belangrijke functie heeft. Omdat theater een van de weinige plekken in onze openbare ruimte is waar mensen mens kunnen zijn, waar hun ster­ felijkheid niet ontkend wordt. Om­ dat theater de kracht heeft om in het hier en nu een echte ervaring te creëren met een publiek, een ervaring die over mij als mens gaat en op die manier mij verbindt met mezelf en andere mensen. Omdat theater steeds opnieuw geherdefi­ nieerd kan en moet worden. Om­ dat na elke periode van droogte re­ 71


gen komt. Omdat het het vak is dat het dichtst bij de dood staat. Omdat ik geen antwoorden heb enkel een zoeken. Omdat dat zoeken zo op­ recht mogelijk met een team samen gebeurt. Omdat jaloezie en afgunst overal bestaan. Omdat je op school een generatie ontmoet. Omdat je samen met die generatie de toe­ komst bepaalt. Omdat er serieus verlangd wordt naar echtheid. Om­ dat theater more real is than reality*. Deze zomer richt ik met Bas Van Rijnsoever Stichting Nieuwe Hel­ den op. Stichting Nieuwe Helden is een club voor makers en publiek die de rock-‘n-roll van het niet-we­ ten aan willen gaan. Een club waar theater een gebeurtenis is. Een sa­ menkomen in het hier en nu, bin­ nen en op straat en met de weten­ schap dat er geen antwoorden zijn ook al blijven we ze zoeken. En dat alles onder het motto: ik weet het niet maar ik ben hier nu met u, so lets roll with it. * Quote van Erez, acteur aan The Performing Arts Studio in Tel Aviv.

Floor van Leeuwen [Mime Opleiding]

Ik heb het gevoel aan de vooravond van een grote ontdekking te staan. Die ontdekking zal waarschijn­ lijk zo gewoon zijn dat het absurd is dat ik er al die tijd overheen geke­ ken heb. Ik vraag me af of ik het door zal hebben als ik het ontdekt heb. Er komen steeds meer kleine gaatjes in het beeld. Maar het gaat zo geleidelijk dat als ik eenmaal kan zien wat daar­ achter ligt, ik er alweer aan gewend ben. Ik ben me er dit jaar bewust van 72

21/03/2008 11:00u [Leiden] monteren van de voorstelling


geworden dat wat ik maak en speel altijd verbonden is met mezelf. De gedachtes en gevoelens die me het meeste bezig houden worden de thema’s voor het materiaal. Dit gaat onbewust. Het mooiste vind ik om iets te vinden waar ik zelf door ben verrast of geraakt; een betekenis die me overkomt. Ik houd ervan volledig in iets te duiken, met mijn hele zijn iets te doen. Dat het wezenlijk is. En wer­ kelijk. Ik probeer zo oprecht mogelijk te zijn. Ergens klopt het niet om the­ ater dan als medium te kiezen, maar dat het misschien onbereikbaar is trekt me juist aan. De afgelopen ja­ ren heb ik dat op verschillende ma­ nieren geprobeerd te bereiken. Samen met Marie Groothof heb ik Dwaalgasten gemaakt op het Schouw­ burgplein in Almere. Het publiek keek door verrekijkers naar ons en de mensen die daar toevallig liepen. Zo konden de toeschouwers hun eigen verhaal maken. Op een gegeven moment rende ik het wa­ ter in en begon Marie radeloos om zich heen te kijken. Ik denk dat het interessantste van de voorstelling was hoe de mensen die daar toeval­ lig liepen er op reageerden (of dat juist niet deden). Elke keer was dat anders, en de grens tussen werke­ lijkheid en illusie was niet helder meer. Met Bas van Rijnsoever heb ik Zo komt de naakte waarheid aan haar licht gemaakt. We wilden vanuit performance-art een voorstelling maken. Het drama moest in de handeling zitten, niet in het spel. Pogingen doen die wel of niet lukken en daar­ door spannend zijn om naar te kij­ ken. Omdat we ons niet gebonden hadden aan een vooraf bedacht thema kwam het materiaal veel meer van binnenuit. Ik heb het ge­ voel dat in die voorstelling een stuk van onze ziel ligt. Op het gebied van spelen pro­ beer ik dat wat ik doe te verbinden aan mijn eigen gevoels- en denkwe­ reld. Ik vind het leuk om grillig te schakelen tussen emoties of flarden 75


van personages, zodat je er als pu­ bliek nooit je vinger op kan leggen. In Mariposa van Marien Jongewaard en in de lessen van Fons van Tienen en Marlies Heuer heb ik veel ont­ dekt. Andere mensen, van waarde­ volle invloed zijn: mijn vader, Loes van der Pligt, Ko van den Bosch en Jochem Stavenuiter. Volgend seizoen wil ik doorgaan met voorstellingen maken, spelen en lesgeven. Ik wil daarin meer op mijn intuïtie durven afgaan, me daar bewuster van worden om zo mijn keuzes verder door te kunnen voeren.

Bas van Rijnsoever [Mime Opleiding]

Na twee jaar opleiding tot theater­ docent en vier jaar Mime Opleiding ben ik er klaar voor. In 2001 ben ik mijn studie begonnen aan de Op­ leiding Theaterdocent. Geprikkeld door de fysieke benadering van spelen en maken, besloot ik na twee jaar om opnieuw te beginnen op de Mime Opleiding. Als speler voel ik me prettig bij een mede-makers-rol in een pro­ ject. Theatermaken en spelen kan ik niet los van elkaar zien. In de live kunstvorm die theater is horen ze nu eenmaal bij elkaar. Ik word geraakt als ik naar een voorstelling kijk waar de acteur de noodzaak heeft om op dát moment ín het mo­ ment zíjn stuk te spelen. Omdat het moet. Dan zijn vorm en virtuositeit onbelangrijk. Als maker kom ik steeds terecht bij de fascinatie voor de actualiteit van de voorstelling. De samen­ komst van makers en ontvangers is waar het over moet gaan. Niet the­ matisch maar letterlijk. 76

Ik wil onderzoeken hoe de let­ terlijke muren van het theater door­ broken kunnen worden, door met performances de openbaarheid op te zoeken. De actualiteit van de straat, iemands huis of kantoor even ombuigen naar een moment van theater. Er zijn en veroorza­ ken. De mensen even anders (niet verbeterend, maar intenser) naar de stad, de mensen, mij of zichzelf laten kijken. Afstudeerwoord: RAUW omdat het beter klinkt dan EERLIJK Afstudeerregie: Faust Forward, rock’n-roll en over alles behalve echte liefde voorwaarde scheppend vech­ ten, maar wat te doen als dan ineens alles kan. Afstudeerduet: MTG BLONT speelt Zo komt de naakte waarheid aan haar licht, in duet met Floor van Leeu­ wen, een performance-art voorstel­ ling in de eindregie van Ko van den Bosch. Afstudeerscriptie: WATTEVAK.NU, een manifest over wat de vak nu. Afstudeerstage: Tucht, een Parade voorstelling van Carver [Special Edition]. Deze zomer richt ik met Lucas de Man Stichting Nieuwe Helden op, een club voor makers en publiek die de rock-’n-roll van het niet-we­ ten aan willen gaan. Een club waar theater een gebeurtenis is. Een sa­ menkomen in het hier en nu, bin­ nen en op straat en met de weten­ schap dat er geen antwoorden zijn ook al blijven we ze zoeken. En dat alles onder het motto: ik weet het niet, maar ik ben hier nu met u, so let’s roll with it.

77


Olivier Diepenhorst

[Opleiding Theaterdocent]

24/03/2008 14:00u [Studio K ] voorbereiding voorstelling

Theater is voor mij een zompig en uitgestrekt moeras waar je, zonder kaart, met een roeiboot met één peddel doelbewust koers naar zet, om in dat moeras op zoek te gaan naar nog te ontginnen stukken vaste land. Op de Opleiding Theaterdo­ cent is er van het begin af aan op gehamerd dat er een persoonlijke connectie moet zijn met datgene wat je maakt. Dat je jezelf moet blij­ ven bevragen waarom je iets maakt en wat je er mee wil zeggen en waar­ om je dat op deze manier wil doen. Ik kom er steeds meer achter dat er geen formule is om een persoon­ lijke connectie tot stand te bren­ gen. Dat van te voren precies kun­ nen verwoorden wat je ergens mee wil zeggen, niet per se leidt tot een voorstelling waarin het publiek ren­ nend de zaal verlaat om het door jou verkondigde evangelie te gaan verspreiden. Ik ben er van overtuigd dat mijn persoonlijke connectie zit in de keuze van het materiaal waarmee ik werk en de manier waarop ik daar mee omga. Die connectie is iets om te blijven bevragen en vooral iets om naar te blijven zoeken. Het liefst betrek ik zoveel mogelijk mensen in die zoektocht, want wie zit er nou op mijn egodocument te wachten. Mijn persoonlijke verbonden­ heid zit in het kiezen van verschil­ lende elementen die elkaar niet bij voorbaat lijken te mogen, maar waarvan ik het vermoeden heb dat het samenvoegen van die elemen­ ten iets bijzonder verrassends en moois op kan leveren. Vervolgens 78

probeer ik daar op zo’n manier mee om te gaan dat de uitkomst van die samenvoeging meer is dan de som der losse delen. Vooraf weet ik niet wat die uit­ komst zal zijn, maar ik weet wel dat het een interessant proces garan­ deert dat zijn weerslag zal vinden in de voorstelling, eindpresentatie of les. Om me creatief uit te blijven dagen zorg ik ervoor dat ik altijd mezelf en de mensen waar ik mee werk in het diepe gooi. Ik ben ervan overtuigd op die manier het meest uit mezelf en de ander te halen. Dat is voor mij ook de reden om theater te maken. Met theater kun je nieuwe waarheden aanboren, nieuwe inzichten op het (samen) leven laten zien en nieuwe manie­ ren van communiceren ontdekken. Het feit dat ik een samenvoegings­ proces moet doorgaan om dat te bereiken en het van te voren dus niet kan bedenken, is voor mij een legitimatie om theater te maken en om andere mensen te leren hoe ze theater kunnen maken. De grootste kracht van de oplei­ ding is dat je leert hoe je anderen in die zoektocht kunt betrekken, waardoor zij medemakers worden. Als dat lukt, werk je altijd vanuit ie­ mands persoonlijke kracht. Hierdoor ben ik in staat om te werken met, en les te geven aan een grote verscheidenheid aan groe­ pen. Ook is het daardoor mogelijk om discipline- en genre-overstij­ gend aan de slag te gaan. Zo heb ik in mijn afstudeerjaar lesgegeven aan de eerste en vijfde klas van het Christelijk Gymnasium Utrecht, heb ik mijn afstudeervoorstelling Macbeth gespeeld in Studio-K met amateurs op topniveau en heb ik sa­ men met mijn klasgenoot Pepijn op Curaçao een locatievoorstelling ge­ maakt met jongeren zonder enige spelervaring. In juli studeer ik af en ga ik in mijn werk de professionele en de pedagogische theaterpraktijk met elkaar verbinden. Hoe, waar en met wie, dat is voorlopig nog een mach­ tig interessante zoektocht. 79


Daan Simons [Mime Opleiding]

Aan het eind van mijn eerste jaar speelde ik in een voorstelling van Leela Stockholm, geïnspireerd op de film Down by Law van Jim Jarm­ usch. Vlak voordat mijn personage onschuldig gevangen wordt gezet, maakt hij ruzie met zijn vriendin omdat ze aan zijn laarzen heeft ge­ zeten. Ik improviseerde een scène. Ik kwam boos de ruimte binnen, sloeg de deur dicht, deed hem weer open, schreeuwde uit de deuropening, kwam terug de ruimte in, deed de deur nog een keer dicht en ging te­ gen de muur staan. Meteen nadat ik klaar was, vroeg Leela me precies hetzelfde te doen, maar dan de be­ wegingen te markeren en te ont­ houden. Dat was grappig. Toen ik net op school kwam had ik een hekel aan (mime)techniek. Ik kon het niet, vond het saai en dacht ‘wat heb je eraan?’. Nu deed ik iets totaal op gevoel en bleken er allerlei hou­ dingen en bewegingen in te zitten. Zwaaiende armbewegingen, een trap met een been in de lucht, een ‘handen in het haar’-houding, een ‘rustig maar, maak je niet druk’-be­ weging en een ‘godverdomme ook dat nog’-gebaar. Dat was voor het eerst dat ik een scène of een karakter niet vanuit ge­ voel, inleving of emotie benaderde, maar puur vanuit beweging. Daar kun je heel veel mee. Als je eenmaal bewust bent van je bewegingen, kun je ermee gaan spelen. Net iets min­ der hard, even heel snel en meteen afremmen, een swing erin of juist staccato. Eigenlijk vind ik dat het fijnst: bewegen, met controle, als 80

25/03/2008 11:00u [studio Lindengracht, Kwart over drie] bepalen van een kader


een goed ingestudeerde dans, die je dan heel soepel doet. Sindsdien ben ik altijd op zoek naar een com­ binatie tussen techniek en spel. Ik ben een makende speler. Ik ben net klaar met het regisseren van Kwart over drie, een voorstelling over drie mensen die een bank beroven. Heel wat anders dan spelen. Ik voel­ de me van tijd tot tijd een manager. Een regelneef. Als regisseur ben je maar een klein deel van de tijd wer­ kelijk op de vloer bezig. Op de vloer gebeurt het eigenlijk. Ik vond het te gek om spelmatig aan een scène te pielen. Hoe kijkt de speler? Je moet het geloven, het moet eerlijk en sober zijn én tot de verbeelding spreken. Tijdens mijn schooltijd heb ik stage gelopen bij theatergroepen Carver en d’Electrique en Fabián Santarciel de la Quintana. Ik heb met veel plezier gewerkt met onder andere Fried Mertens, die me leer­ de om op mijn eigen benen te staan en altijd gevoel te houden voor je medespelers; Nicole Beutler, die me plezier gaf in bewegen en leerde hard te werken op een ontspannen manier en Jon Silber, hij leerde me om het vak ontspannen en gecon­ centreerd te benaderen. Zijn lessen waren vanaf het eerste jaar een rust­ punt voor mij. Dank!

Ik ben deze opleiding gaan doen omdat ik theater het mooiste van de hele wereld vond. Nu, vier jaar later, studeer ik af en vind ik dat nog steeds. Maar anders. Spelen is werk geworden. Heel ge­

leidelijk. En dat doet geen afbreuk aan de magie. In zekere zin, ja, want in een tour van zestig keer zit er regelmatig een avond tussen dat je echt geen zin hebt. En zie je aan je collega’s dat dit gewoon is waar ze hun brood mee verdienen. En dán lijkt het een weinig bijzonder beroep. En het ís natuurlijk ook ge­ woon een beroep. Maar toch... juist omdat het nu werk wordt, wint het aan een nieuw soort magie. Ik heb gedurende de opleiding heel langzaam een manier gevon­ den om dat wat in mij zit, vorm te geven. Ik heb een vorm gevonden om te vertalen wie ik ben. En ik weet vaak niet eens wie ik ben, maar ook daar is een vorm voor. Tekst, beeld, lichamen, mu­ ziek, film. Ik vind mij in de vormen die het theater biedt. Dat is de magie. Mij gebruiken om jou te raken. In het derde jaar heb ik stage gelopen bij Stella Den Haag, in een monoloog van Anouk Saleming. Het vierde jaar ben ik begonnen met de afstudeervoorstelling Bro´s van Lu­ cas de Man. Daarna een stage bij het Nationale Toneel, in Eline Vere, on­ der regie van Léon van der Sanden. Nu nog spelen bij het Huis van Bourgondië in het eindproject van Eva Knibbe, vierdejaars student aan de Toneelacademie Maastricht. On­ dertussen liedteksten schrijven voor Marlijn Weerdenburg. Tot mijn genoegen een heel gevarieerd jaar. Je komt in zo’n stagejaar los van de school. Dat is eng, want de schoolsituatie bood veiligheid en structuur. Maar het gaat ook van­ zelf, ineens sluipt het besef er in dat je de school niet nodig hebt. Sterker nog, dat de school niet bestaat. Het heeft me gevormd, het heeft me laten zien hoe theater kan zijn, het heeft me laten spelen en deels tot de mens gemaakt die ik nu ben, en nu bestaat het instituut niet meer. Voor me: een blanco toekomst. Met de titel actrice. Wat dat dan ook mag betekenen.

82

83

Vera Ketelaars

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie]

26/03/2008 13:00u [Gent] elkaar ontmoeten in den vreemde


Ik hoop dat de toekomst net zo breed en gevarieerd is als dit jaar. Afstuderen. Het zal gebeuren voor ik er erg in heb.

Anne Gehring

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie]

26/03/2008 15:00u [Gent] afgelaste reptitie

De school is steeds verder weg. Ik heb geen kluisje meer, geen les­ rooster, ben mijn pas kwijt om naar binnen te gaan. Alweer een paar maanden woon ik nu in Gent. Op maandag heen en op vrijdag weer terug naar Amsterdam. Vorig jaar liep ik al stage bij NT­ Gent en speelde ik in Merlin oder Das wüste Land. Deze Duitstalige muziektheaterproductie onder re­ gie van Johan Simons speelden we in een grote hal in Gladbeck, in het Ruhrgebied. Ineens was ik een kind van de Theaterschool, zong ik Wag­ ner en acteerde, terwijl daarvoor de toonvastheid nogal twijfelachtig was. Nu repeteer ik in Gent voor De koning sterft. Een absurdistisch to­ neelstuk van Ionesco onder regie van Aus Greidanus Jr. Ik speel Ju­ liette, het dienstmeisje. Dat dienst­ meisje is eigenlijk de perfecte rol. Zowel in Merlin als in De koning sterft speel ik een kleine rol. Op school speelden we vaak losse scè­ nes waarin jij het middelpunt was. Nu gaat het veel meer over dienst­ baar zijn aan de voorstelling, aan een geheel. Het gaat meer over po­ sitionering in de ruimte ten opzich­ te van de andere acteurs dan over groots spelen. Elke kleine beweging van je personage uitzoeken en per­ fectioneren om vervolgens samen te laten vallen met de voorstelling. Mijn agenda voor volgend jaar is praktisch leeg. Ik vind het super 85


spannend wat er volgend jaar al­ lemaal gaat gebeuren. Dat acteren mijn vak gaat worden. Met dit krank­ zinnige beroep ga ik mijn brood verdienen. Maar ik ga het stralend tegemoet. Heb zin jonge inspire­ rende mensen te ontmoeten. Voor­ stellingen te maken, te spelen in rommelige achterafschuurtjes en de schouwburg. Verhalen te maken en te vertellen. Vier jaar geleden kwam ik de school binnen. Ik wist niets te zeggen, mijn mond zag geen kans iets uit te brengen, mijn ogen waren blind, en er sprong iets op in mijn ziel, koorts of verloren vleugels, en door die brand te ontcijferen, smeedde ik mijn eigen eenzaamheid en ik schreef de eerste vage regel neer, vaag, onvast, pure nonsens, pure wijsheid van wie niets weet. [fragment uit het gedicht Poëzie van Pablo Neruda] Ditmaal weet ik waar ik heenga. Het is een spel nu, ik ga spelen. Ik ga niets anders meer doen dan spe­ len. Ik wil niets anders meer doen dan spelen. Ik verwacht er veel van, veel voldoening. Meer heb ik niet nodig.

Greet Verstraete [Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie]

Als ik een acteur tijdens het spelen zie denken: ‘Voilà, zo ben ik, dit is mijn manier, hier zult ge ‘t mee 86

26/03/2008 19:00u [Gent, De geruchten] elkaar uitbundig succes wensen


moeten doen’, dan vind ik dat fan­ tastisch. Dat is iets waar ik altijd naar wil blijven streven. Ook al is dat niet altijd even vanzelfsprekend in een wereld waar we vaak voorgeschoteld krijgen hoe je je leven moet leven. Als ik de mensen blijf ontmoe­ ten waar ik mijn dromen en ambi­ ties mee kan delen ben ik content. In toeval geloof ik niet. Ik denk dat situaties zich wel of niet voor­ doen omdat ze me iets duidelijk wil­ len maken. Die gedachte maakt me een ge­ lukkig en vrij mens.

Maartje van de Wetering

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie] Na vier jaar opleiding heb ik zin om naar buiten te gaan. Om te gaan zingen en spelen voor een publiek buiten school. Ik vind het heel span­ nend. De afgelopen vier jaar zijn echt omgevlogen en ik heb geloof ik ook wel ergens last van het benik-nu-al-bijna-afgestudeerd?-syn­ droom. Ben ik nu wel goed genoeg om naar buiten te gaan? Moet ik niet nog een workshopje dit of dat? Ik ga vaak naar Het Nationale Ballet kijken. Ik vind het mooi om te zien hoe techniek, concentratie, in­ levingsvermogen, overgave en per­ formance daar samenkomen. Het ontroert en inspireert mij enorm. Van november 2007 tot begin januari 2008 heb ik stage gelopen in de familievoorstelling De Gebroeders Leeuwenhart in het M-Lab in Amsterdam-Noord. De Gebroeders Leeuwenhart is een spannend ver­ haal over twee broers die te paard allerlei avonturen beleven. En ik was het paard. Om eerlijk te zijn, 88

27/03/2008 14:00u [Theaterschool ] wachten op een vrij lokaal

was dat niet de start van een carrière zoals ik me die als klein meisje had voorgesteld. Ik moest zoeken hoe ik het voor mezelf leuk kon maken. Waar ik mijn voldoening uit kon ha­ len. Dat had ik eerder nog niet mee­ gemaakt. Maar uiteindelijk was het een flinke opdracht, en een leuke opdracht, om een hele voorstelling lang een vilten paardenhoofd ‘le­ vend’ te houden. Om onvoorwaar­ delijk een paard te blijven. Na De Gebroeders Leeuwenhart heb ik een solovoorstelling gemaakt op school. Een liedjesprogramma onder begeleiding van André Velt­ kamp. Om uit te vinden of ik na school echt wil gaan voor wat ik denk dat mijn droom is. En natuur­ lijk zijn er nu achteraf al meteen weer dingen die ik de volgende keer anders zou doen en die nog niet helemaal… etcetera etcetera. Maar ik vind het vooral zo leuk om voor mensen te zingen. En om men­ sen te ontroeren. Ik vind het zoiets moois dat je een lied zingt en dat jij als zangeres al weet wat er komen gaat. Dat er over een paar seconden een mooie noot komt en dat je die dan aan je publiek kan geven. Als een cadeautje. ‘Onvoorwaardelijk’ is voor mij een belangrijk woord. Ik moet echt moeite doen niet in alle zinnen van dit stukje het woord ‘onvoorwaar­ delijk’ te gebruiken. Ik heb gemerkt in de lessen en in de workshops van de afgelopen vier jaar dat, zolang ik ergens niet onvoorwaardelijk voor ga, het balletje niet gaat rollen en het vuurtje niet gaat branden. Het moment waarop ik daar achter kwam, was voor mij bij de workshop van Jappe Claes in het tweede jaar. Tsjechov, Oom Wanja. Een Tsjechovscène voor vijfennegentig procent spelen, is nog steeds niks. Dat moet voor honderd procent, misschien nog wel voor meer. En dan wordt de grens tussen ‘dit acteer ik’ en ‘dit voel ik echt’ steeds vager. Dat vind ik heel spannend. Dan ga ik vliegen. En dat is een heerlijk gevoel. Voor de toekomst hoop ik dat ik heel vaak dat vliegende gevoel mag 89


beleven en dat ik daarmee heel veel mensen een fijne voorstelling en daarmee een fijne avond bezorg.

Elsbeth Bult

[Opleiding Theaterdocent] Ik wil theatermaken, omdat ik wil laten zien wat mensen beweegt. De moderne mens laten zien in al zijn worstelingen en geluksmomenten. Er is veel ellende in de wereld waar ik mijn ogen niet voor sluit, maar in het theater wil ik vertellen over de mooie kleine dingen in het leven. Noem me een optimist, een idealist of zelfs naïef, maar ik geloof dat de wereld mooi is. En het leven leuk. Ik wil theatermaken omdat ik verha­ len wil vertellen en horen. Samen theatermaken is het mooiste wat er is; wanneer mijn passie voor een verhaal de passie van mij en mijn spelers wordt. Negen jaar geleden begon ik aan de Opleiding Theaterdocent. De combinatie van spelen, maken en lesgeven sprak mij aan. Niet hoeven kiezen tussen deze disciplines maar het allemaal tegelijk doen. Na twee­ ëneenhalf jaar heb ik zelf besloten om met de opleiding te stoppen. De passie voor theater was niet ge­ doofd, dus kwam ik te werken in Het Fijnhout Theater. Hier heb ik me onder andere bezig gehouden met kunsteducatieve projecten, voorna­ melijk voor vmbo-scholieren. Ik ben in mijn werk in Het Fijn­ hout enthousiast geraakt over het werken met scholieren. De impact van een theaterproject op deze leer­ lingen is groot. Door zelf theater te maken raken ze enthousiast, krijgen ze vertrouwen in zichzelf en hun creatieve ideeën. Hun zelfbeeld verandert in positieve zin. Wanneer 91

30/03/2008 14:30u [Theaterschool ] repetitie


er aan het eind van een project zes­ tig glunderende leerlingen op het podium applaus komen halen, is al het harde werken beloond. En echt trots ben ik wanneer we, zoals laatst, een oud-leerling terugzien voor een stage, omdat hij tijdens het project ontdekte dat hij geluidstechnicus wil worden. Terwijl ik me in de praktijk ver­ der ontwikkelde als theaterdocent, bleef het bloed kruipen waar het niet gaan kan. Ik kreeg steeds meer zin om me als regisseur verder te ontwikkelen. Eigen voorstellingen maken! Dat heeft me doen beslui­ ten terug te gaan naar school en naast mijn baan de opleiding alsnog af te ronden. Het behalen van mijn diploma is een fantastische bekro­ ning op mijn werk in de praktijk en op de opleiding. In de praktijk was ik al theaterdocent, maar met mijn diploma ben ik nu ook officieel the­ atermaker. Ik wilde dat mijn afstudeervoor­ stelling een positieve voorstelling zou worden. Een voorstelling over datgene wat ieder mens in zich heeft: liefde. Het werken rond dat thema met een groep enthousiaste spelers was erg inspirerend. Het samen theatermaken heeft gere­ sulteerd in een voorstelling die van ons allemaal is. Het is een overdosis liefde geworden waarbij publiek op de speelvloer zit en de spelers in het publiek. Een voorstelling die dicht op je huid zit. Soms benauwt dat, soms is het fijn. Net als de liefde. Voor mij is de praktijk al begon­ nen, ik zit er middenin. Mijn droom is te blijven werken als maker, speler en docent. In de toekomst zou ik graag een keer een voorstelling wil­ len maken over en met bejaarden. Hun verhalen horen en die met hen op het podium te brengen. Ik wil verhalen blijven verzamelen en vertellen. Spelers, leerlingen en pu­ bliek blijven raken met mooie voor­ stellingen.

92

BENJA BRUIJNING

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie] Ik wil spelen als het weer. Dat klinkt zweveriger dan ik het bedoel. Het sneeuwde met Pasen. Dat verzin je niet. In februari zat ik in mijn T-shirt op het balkon en ik had het warm. Ook dat had ik nooit zelf bedacht. Ik zat me daar te verbazen terwijl ik mijn mouwen opstroopte. Want ik genoot er wel van. Behalve het kin­ derlijke enthousiasme wat zich al­ tijd meester van me maakt wanneer ik sneeuw zie, voelde ik met Pasen ook verbazing opkomen over het feit dat er nu nog sneeuw viel, zo op de valreep, nog nét voor de zomer­ tijd weer inging. Dat is het weer. Het is altijd aan­ wezig, maar alleen dwingend als het nodig is. Eigenzinnig en daar­ in onaantastbaar. Altijd in balans en constant bezig die balans vast te houden. Soms gaat het daarom on­ gelooflijk tekeer. Onweer, or­kanen, hagel. Verschrikkelijk, maar fasci­ nerend om te zien. Je kunt je eraan vergapen, je erover verwon­deren, het misschien zelfs begrijpen, maar je krijgt er nooit vat op. En soms doet het dingen die je niet verwacht, die eigenlijk ook niet kun­nen, maar ze gebeuren nu eenmaal. Sneeuw met Pasen. Het idee is belachelijk, maar je kan er niet om­ heen omdat het zich voor je neus afspeelt. En dan blijkt opeens dat het zich feilloos aan jou heeft aan­ gepast, want zie: die hoosbui repre­ senteert jouw verdriet of het wate­ rige zonnetje weerspiegelt je broze geluk. Zo moet het ook zijn met acte­ ren. Een acteur moet ook continu aanwezig zijn en pas echt de aan­ 93


dacht opeisen als dat nodig is. Een acteur moet ook continu de balans zien te bewaren en als zijn rol erom vraagt uitschieten met een sneeuw­ storm of een hittegolf. Als publiek moet je het niet wil­ len zien zo verschrikkelijk als het is, en je ogen er niet vanaf kunnen houden zo erg als het je aangrijpt. Je moet het alleen kunnen geloven omdat je het met je eigen ogen ziet en het dus kennelijk wel waar moet zijn. Je moet je suf piekeren en het misschien zelfs af en toe helemaal begrijpen, maar dan tóch nog het gevoel hebben dat er meer is. Als ac­ teur moet je niet te voorspellen zijn, terwijl iedereen het probeert. Je moet de mensen verbazen. Ze laten zien dat het toch nog anders kan en dat ze zich daarin herkennen. Dat is spelen. Ik wil acteren als het weer. Ik ga hagelen.

Kevin Schoonderbeek

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie]

02/04/2008 10:30u [Compagnietheater, De eenzame weg] repetitie

Ik heb in het begin van dit jaar de voorstelling De Haan van Herman ge­ maakt met mijn klasgenoten Steyn de Leeuwe en Peter van Rooijen. Onder regie van Alan Zipson heb­ ben we deze voorstelling drie keer gespeeld in het Rozentheater. Bij het Nationale Toneel heb ik stage gelopen. Onder regie van Johan Doesburg speelden we met een ensemble van zestien man de ope­ ningsvoorstelling Hollandse Spoor in het nieuwe gebouw van het NT. Mijn stage bij het NT was een zeer leerzame ervaring. Te zien hoe een dergelijk groot gezelschap te werk gaat en te ondervinden wat dat betekent voor een acteur (wat 95


betreft het inkleden van je werk) heeft veel inzicht opgeleverd. Ik heb ontzettend veel zin om af te studeren. Ik heb het gevoel dat ik klaar ben om ‘het diepe’ in te gaan. Spannend is de toekomst als het gaat om het vinden van werk, maar net zo nieuwsgierig ben ik naar mijn ontwikkeling als acteur. Ik wil op de toppen van mijn kunnen blijven presteren en mijn mogelijkheden als acteur blijven verbreden. Het acteurschap is tijdens mijn opleiding steeds meer een onder­ deel van mijn manier van kijken ge­ worden. Achter elke voorbijganger zit een verhaal en in elk gesprek dat ik heb vang ik steeds meer eigenaar­ digheden van de ander op. Mimiek, een manier van praten of bewegen is onbewust toch weer potentieel materiaal voor een nieuw karakter. Ook heb ik qua engagement veel geleerd op de Toneelschool. Ik kwam vrijwel meningloos op school en heb geleerd goed te luisteren en een mening te vormen. Iets wat in deze tijd, naar mijn mening, onlos­ makelijk verbonden zou moeten zijn met het acteurschap. Inspiratie vind ik overal. Een gesprek, muziek, film of een goed verhaal. Natuurlijk bestaat er een lijst met acteurs die ik bewonder. Met name Benicio del Toro om zijn grote transformaties en Al Pacino om zijn onnavolgbaar technische spel, zijn grote favorieten. Het zijn voornamelijk dergelijke acteurs die me inspireren om het beste uit me­ zelf te halen. Ooit dat niveau te be­ reiken is een drijfveer en misschien een droom. Maar in dit vak moet je hoge ogen gooien. Als ik terugkijk op de opleiding zijn er twee lessen die me het meest hebben gevormd. De lessen van Bart Kiene (stem, techniek) en de workshops van Jappe Claes (be­ leving, tekstbehandeling). Deze lessen (die vaak haaks op elkaar stonden) hebben me de paradox van theater laten zien. De beste les die ik van hen heb gekregen is: haal het beste uit beide en verenig het. In het theater bestaat geen absolute 96

02/04/2008 12:30u [Theaterschool ] repetitie


waarheid. Toen ik dat begon te be­ grijpen kwam de weg steeds vrijer te liggen en begon ik (hoe para­ doxaal!) een universele waarheid te ontdekken. Ik heb zin om af te studeren, maar desondanks zal ik de school gaan missen. De Toneelschool is niet zomaar een vakopleiding. In vier jaar tijd dwingt het je verant­ woordelijkheid voor jezelf en voor je talent te nemen. Soms zeer lief­ devol en soms met een schop onder je reet. Dank.

Kimmy Ligtvoet [Mime Opleiding]

Daar stond ik, op de vleugel van een Boeing KL1981. Bestemming en reisduur onbekend, klaar om te vliegen. Ik belandde in een wereld waar de werkelijkheid vergeten mag wor­ den. Waar de werkelijkheid dient als in­ spiratiebron, als lokmiddel. Een wereld die me bekend leek voor te komen, maar die bij nader inzien volslagen vreemd was. Een wereld die je op een andere manier laat kijken. Je dingen laat voelen, ervaren, die je soms niet kunt duiden of begrijpen, maar waardoor je de wereld even, of misschien wel voor altijd, op een andere manier gaat bekijken. Een wereld die gaat over kijken, de kijker, perceptie. Over noodzaak, iets teweegbrengen, inspireren en prikkelen. Een wereld die je helpt herinneren aan de dingen die je was vergeten, waar je aan voorbij gaat. Een wereld waar ruimte is voor in­ terpretatie en associatie, het klein menselijke, ontroering. 99

02/04/2008 14:30u [Theaterschool , Bull Dancing] repetitie


Voor humor, warmte en hoop. Een wereld waar je kunt rebelleren. Rock-‘n-roll. Een grillige, poëtische en rauwe wereld. Een wereld die gaat over de juiste dosering. De zoektocht naar waar vertel ik te veel en waar te weinig. De juiste vorm, een gevoelsleven, een moment. Over handeling, ritme en herha­ ling. Over klank en stem. Over een lijf. Over het juiste woord. Een wereld die gaat over het niet durven weten, de sprong wagen. Over ego’s, zelfconfrontatie, hoge pieken, diepe dalen. Passie. Vergeten, vergeten worden. Over vertrouwen, heel veel vertrou­ wen. Een wereld die gaat over dromen, de poging tot vliegen. Tijdens mijn vlucht heb ik een tus­ senlanding gemaakt bij o.a. Tg. Max, Nieuw West, d’Electrique en Bas van Rijnsoever. Met Christina Flick heb ik afgelopen jaar de voor­ stelling Steinboden en de korte film Aurora gemaakt. Na vier jaar is de brandstof nog lang niet op. De vlucht gaat door.

Christina Flick [Mime Opleiding]

aan mijn kant van het podium de assistente van de tovenaar / ie­ mand die vals een liedje neuriet / acteurs bij het applaus / en in het donker / wachten op de oerknal / opeens stof zien vliegen over de stenen vloer / een bruiloft vieren / een trein horen die er niet is / 101


woorden bedenken / toevallighe­ den / geluk / hoge hakken / in een weiland / Ophelia hervinden / iemand die mijn kostuum recht trekt / decor dat overblijft / een heuvel kunstijs op straat / dan­ sen / in de ochtend geschreven / wonderbaarlijkheden / in men­ sen / dweilorkesten / momenten voor en na het lachen / pogingen om tegen een muur aan te rennen / vragen / die ik nog niet gesteld heb / een heel boos circusmeisje / mannen die de gordijnen open­ trekken achter de gordijnen / zon achter de gordijnen / sneeuwstor­ men / iemand die naar woorden zoekt / een vliegtuig dat overvliegt / onbekende uren / onverwachte sprongetjes / de zwaartekracht trotseren / een dag in een stoffige stad ver weg aan een plastic tafel die een beetje wankelt / manifesten / gedachten en rook / dansende oude mannen / en zingende oude vrouwen / strandtenten in de win­ ter / vliegpogingen / ook mislukte / een kermis die afgebroken wordt / iemand die zijn leven riskeert voor popcorn etende kinderen / het moment waarop de klok stopt met tikken

Helena Remeijers Molhoek

[Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie] Procelária [Sophia de Mello Breyner Andresen]

03/04/2008 19:00u [Theaterschool ] plaatsen van het licht É vista quando há vento e grande vaga / Ela faz o ninho no rolar da fúria / E voa firme e certa como bala

103


As suas asas empresta à tempestade / Quando os leões do mar rugem nas grutas /obre os abismos passa e vai em frente

naar de realiteit van het mogelijke onmogelijke, een zoektocht naar het naakte lichaam van een raad­ selachtig universum, zoeken buiten ritme, zoeken buiten kader, zoeken naar een nieuwe taal. Een taal die alles spreekt. Nadat ik dit jaar ben afgestu­ deerd wil ik weer de oceaan overste­ ken. Maar nu met mijn eigen boot, mijn theater en met bestemming Brazilië. Als begin van deze reis, maak ik in juni een performance: Het zingend lichaam, een ode aan de zee en zij die leven en zingen bij slecht weer. Geïnspireerd op het gedicht Procelária van Sophia de Mello Breyner Andresen, boegbeeld van mijn reis.

Ela não busca a rocha o cabo o cais / Mas faz da insegurança a sua força / E do risco de morrer seu alimento Por isso me parece imagem justa / Para quem vive e canta no mau tempo Ze wordt gezien bij wind en grote golfslag / Ze bouwt haar nest in het hart van de storm / En als een kogel vervolgt zij haar baan Ze leent het noodweer haar vleugels / Bij het grommen van zeeleeuwen diep in hun grotten / Passeert ze de kloven en koerst recht vooruit Ze zoekt niet de rots, de kaap, de haven / Maar buigt onzekerheid om tot haar kracht / En de kans om te sterven dient haar tot maal Voor mij lijkt dit de juiste beschrijving / Van zij die leven en zingen bij slecht weer Mijn droom is om rond de wereld te reizen en de verhalen die ik onder­ weg verzamel te verspreiden met de wind. Verhalen van dromen van zingen van durven van storm en van liefde. Voor ik naar de Toneelschool kwam, na mijn gymnasium, stak ik de Atlantische Oceaan over en liftte op kleine zeilbootjes langs de Ca­ raïben, Cuba en Midden-Amerika. Onderweg op zee kwam ik thuis, aan wal ontmoette ik de ander de­ zelfde, ik leefde mijn droom. Maar ik miste één ding, mijn theater. De afgelopen jaren heb ik on­ derzocht wat dat is, mijn theater. Ik heb nu een vermoeden... Mijn theater is het continu vorm­ geven van visie en visioen, ont­moeting en willen ontmoeten, ont­ maskering van bloot lichaam. Mijn theater speelt zich niet af in het theater, mijn theater is een reizend fenomeen, een zoektocht 104

04/04/2008 9:30u [Houthavens] een koers uitstippelen


106

EPILOOG

ANDRÉ VELTKAMP

[directeur de Theaterschool]

04/03/2008 12:00u [Theaterschool ]

Een van de aardige dingen van de Theaterschool is dat je er binnen­ komt met grote dromen en er weer vertrekt met grote dromen. In de vier jaar daartussen is vaak het nodige veranderd. De meeste studenten die in het eerste jaar bin­ nenkomen hebben nog die ontroe­ rende, gelukzalige verwachtings­ volle blik in hun ogen, die zoiets zegt als: ‘Ze weten het nog niet, maar eigenlijk ben ik de beste. En het zal niet lang meer duren voor iedereen daar achter is.’ Oké, misschien wat naïef, maar waarom zou je er anders aan beginnen? Dan komt het onvermijdelijke moment dat je erachter komt dat er op die school nog een paar rondlo­ pen zoals jij. En, nog erger, het zou wel eens kunnen dat zij iets beter of makkelijker kunnen dan jij. Dan groeit de onzekerheid, de twijfel. Vruchtbaar, maar vervelend. Alleen de studenten – en dat zijn gelukkig de meeste – die blijven geloven dat zij gewoon dóór moeten gaan omdat zij niets liever willen dan werken in het theater, die ervan overtuigd zijn dat zij het talent en de oorspronke­ lijkheid hebben om iets toe te voe­ gen aan het werkveld en die eigenlijk heel diep in hun ziel, in een geheim hoekje, blijven geloven dat zij de ‘beste’ zijn, gaan door en halen het diploma. De buitenstaander zal nu denken dat de studenten op onze school een weinig realistisch volkje vormen. Dromers van valse dromen, men­ sen die niet met beide benen op de grond staan, ‘wolkenkrabbers’. Maar niets is minder waar. Alles wat er in die vier jaar gebeurt – aan ver­ vulling en deceptie, aan dingen als verandering, of liever ontwikkeling van smaak, het groter wordende in­ zicht in en de ontmythologisering van het theatervak, zaken als het langzaam groeiende besef dat het theaterwerkveld ook een beetje een jungle is waarin feitelijk niemand op je zit te wachten en de ontdek­ 106

107king van je sterke en zwakke punten

– maakt de dromen eigenlijk alleen maar zuiverder en reëler. Maar het blijven dromen. Als onze theateropleidingen iets gemeen hebben is het wel dat er, on­ geacht de onderwijsprincipes, altijd een grote ruimte is voor het ontwik­ kelen en het waarmaken van ideeën. ‘Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’, en dat geldt ook voor het theateron­ derwijs. Maar toch, in eerste instan­ tie is ‘the sky the limit’. Dat levert de school ook veel op. Want door de dromen en verwachtingen van de studenten te koesteren zie ik hier op school soms – en ik houd dit voor het gemak maar even persoonlijk – din­ gen gebeuren van een zuiverheid en een schoonheid die ik in het werk­ veld maar zelden zo terugzie. En het feit dat dit kan geeft de (toekomsti­ ge) acteur, regisseur, theaterdocent en theatermaker houvast en bodem voor de toekomst. Het kunstonderwijs garandeert niet bij voorbaat een succesvolle car­ rière. Dat weten de studenten ook. Behalve talent en doorzettingsver­ mogen zijn er nog talloze andere factoren die een al dan niet succes­ volle carrière kunnen bepalen. Maar als een student hier een diploma krijgt wil dat niet alleen zeggen: ‘Je hebt het goed gedaan’, maar vooral: ‘Wat ons betreft mag je proberen je dromen waar te maken, we hopen dat het lukt en we geven je een goe­ de kans.’

interview

BRUIN OTTEN

[artistiek leider Opleiding Theaterdocent] Tijdens de opleiding haal ik wel eens aan, dat Michelangelo door een be­ wonderaar werd gevraagd hoe hij het telkens voor elkaar kreeg om een groot massief blok steen met ha­ mer en beitel zo te bewerken dat het werd omgevormd tot een prachtig beeld. De kunstenaar antwoordde: “Ik vorm niet de steen om tot een beeld, ik bevrijd het beeld dat in de steen zit opgesloten.” In het vak van theatermaker of docent ben je steeds bezig bent met tevoorschijn te halen van wat er eigenlijk al is, het zoeken naar de essentie. Welke weg heeft u zelf afgelegd van uw afstuderen tot nu? Ik ben zelf ook opgeleid als theater­ docent, aan de Utrechtse Akademie voor Expressie door Woord en Ge­ baar. In 1973 ben ik daar afgestu­ deerd en kon meteen als docent aan twee banen beginnen: op de Haagse Sociale Academie, afdeling cultu­ reel werk en maatschappelijk werk, en op de nieuwe HBO-opleiding voor verpleegkundigen in Leusden. Vervolgens heb ik een staffunctie be­ kleed op een nieuwe MBO-opleiding voor cultureel werk in Leiden, waar ik de muzische vakgroep leidde, en ben ik een aantal jaren consulent kunstzinnige vorming voor het basis­ onderwijs in Vlaardingen geweest. Na een jaar de Scholengroep van Toneelgroep Theater in Arnhem te te hebben geleid, ben ik vanaf 1983 gaan lesgeven op de parttime oplei­ ding docent drama in Amsterdam en de opleiding docent dramatische vorming in Arnhem. Hier in Am­ sterdam heb ik in 1989 met twee col­ lega’s het initiatief genomen om van de parttime opleiding een volwaar­ dige dagopleiding te maken. Sinds 1993 ben ik artistiek leider van de Opleiding Theaterdocent. Naast mijn hoofdbanen heb ik altijd in het veld van het amateur­ theater workshops gegeven en voor­ 107

stellingen gemaakt, om zo voe­ling met deze praktijk te houden. Hierbij was mijn specialiteit de Commedia dell’arte. De laatste jaren liggen mijn nevenwerkzaamheden vooral in het buitenland; ik heb maakwork­ shops gegeven en theaterprojecten gedaan in Ankara, Izmir, Caïro en Berlijn. Waar bent u nu mee bezig? Ik ben nu het nieuwe leerplan aan het schrijven, dat is de geloofsbelij­ denis van de Opleiding Theaterdo­ cent. Daar moet alles tot in detail instaan: de visie van de opleiding op theater en de praktijk, waarvoor we de studenten opleiden. En ook: hoe het onderwijs op de opleiding er concreet uit ziet. Schrijven doe ik meestal niet op de Theaterschool, maar thuis. Het vereist een andere concentratie. Daarnaast geef ik een workshop tekstregie aan de derde­ jaars studenten en begeleid ik derdeen vierdejaars bij het maken van hun (afstudeer)voorstellingen. Dus ik zie en spreek de studenten nog wel. Hoe begeleidt u de studenten in de aanloop naar hun afstuderen? Aan het eind van hun derde jaar schijven de studenten de eerste ver­ sie van hun afstudeerplan. Daarin reflecteren ze op hun eigen ont­ wikkeling van de voorliggende drie jaren, beschrijven ze waar ze nu staan, wat ze tot thema van hun laat­ ste jaar willen maken en hoe ze dat willen concretiseren in opdrachten en projecten. We geven ze niet alle­ maal dezelfde opdracht mee. Nee. We stimuleren de studenten na te denken over waar ze nu staan, zich te oriënteren op hun toekomst en de praktijk om van daaruit zelf keuzes te maken over de inrichting van hun afstudeertraject. De afstudeerplan­ nen worden door de afstudeercom­ missie goedgekeurd. Bij de uitvoering van de afstu­ deeropdrachten worden studenten begeleid door docenten, die meestal aan de opleiding verbonden zijn. Dit geldt ook voor de praktijk­ op­ drachten in de voorgaande leerja­


ren. In het afstudeerjaar richt de begeleiding zich vooral op het feedback geven bij de uitvoering van de opdrachten; in de voorgaande jaren geeft een begeleider vooral ondersteuning en richting bij de voorbereiding en uitvoering van de opdrachten. Welke leermeester heeft u geïnspireerd? Mijn belangrijkste leermeester was Rudi Corens, een beeldend kunste­ naar uit Antwerpen die op de Aka­ demie lessen kostuumgeschiedenis en kostuumimprovisatie gaf. Hij was mijn leermeester op creatief en vak­ matig vlak. Hij heeft me geleerd te kijken, de schoonheid van dingen te zien en te waarderen. Hij was er bril­ jant in om van niets iets te maken, om met weinig middelen de verbeel­ ding aan het werk zetten. Van oude kroonkurken maakte hij prachtige koningsjuwelen, in een paar be­ wegingen kon hij van een oude lap een mantel maken. Hij heeft me in het leven de ogen geopend door me mee te nemen naar musea én naar de haven van Antwerpen. Hij heeft me geleerd te koken en wat samen eten betekent als sociale gebeurte­ nis. Op de Theaterschool is de om­ gang met studenten nu ook erg persoonlijk; dat heeft te maken met het vak en met onze manier van wer­ ken. Maar studenten komen bij mij eigenlijk nooit thuis over de vloer. Is het de tijdsgeest, is het een persoon­ lijk iets? Ik weet het niet... Sommige collega’s gaan daar veel vrijer mee om. [valt even stil] Laat ik zeggen dat ik vind dat het zich hier, op de The­ aterschool moet afspelen. Ik inves­ teer weliswaar persoonlijk veel in de studenten, maar in de eerste plaats ga je toch een vakmatige verbinding met ze aan.

03/04/2008 14:00u [Theaterschool ]

schillende plekken uit te proberen. Zij hebben me hiermee een men­ taliteit bijgebracht waarmee ik me staande kan houden in dit vak en daarmee in deze wereld. Als je weet wát je wil doen en waaróm, ben je in staat om elke situatie in te schatten en creatief te handelen vanuit je ei­ gen drive, ook al zitten de omstandig­ heden je niet altijd mee.

interview

JAPPE CLAES [artistiek leider Regieopleiding]

Ik repeteer nu voor mijn rol in De eenzame weg van Arthur Schnitzler bij de Theatercompagnie. Ik speel daarin Julian Fichtner, een kunstschilder, een estheet, maar ook een egocen­ trisch man die plots een zoon van 23 jaar blijkt te hebben. Ook speel ik in Naar Schotland van Thibaud Delpeut, een oud-student van de regieoplei­ ding. Ik heb de dagelijkse leiding over de Regieopleiding en begeleid twee stukken van laatstejaars studen­ ten. Soms vragen mensen mij: ‘Hoe doe je dat toch, al die verschillende dingen?’ En dan zeg ik: ‘Het een na het ander.’ Maar als ik eerlijk ben, dan was het dit jaar wel wat te veel van het goede. Ik heb in vier stukken gespeeld en die baan van acteur ge­ combineerd met mijn verantwoor­ delijkheden als docent en artistiek leider. Als ik tussen de bedrijven door thuis ben, dan kook ik wat. Zee­ duivel met shii-take-risotto, dat soort werk. Dan ga ik niet naar de super­ markt om alles ineens te halen, nee, dan loop ik zeven winkeltjes af voor de beste vis en de beste groenten en­ zovoorts. Dat ontspant.

Welke essentiële bagage wilt u uw studenten meegeven? Van mijn eigen leermeesters heb ik geleerd dat je altijd heel goed voor jezelf moet weten waarom je doet wat je doet. En dat je er niet vies van moet zijn om dat op heel veel ver­

Welke weg heeft u zelf afgelegd van uw afstuderen tot nu? In 1978 ben ik afgestudeerd aan de theaterafdeling van het Konink­ lijk Conservatorium Brussel. Vervol­ gens heb ik enkele jaren gespeeld bij verschillende gezelschappen. Bij Theater Teater in Mechelen heb ik

108

109

03/04/2008 15:00u [Theaterschool ]


zeven jaar geregisseerd, vervolgens heb ik nog een jaar gespeeld bij het Zuidelijk Toneel, onder Ivo van Hove. Elf jaar geleden werd ik door regisseur Theu Boermans gevraagd om bij De Trust, nu De Theatercom­ pagnie, te spelen en dat doe ik nog steeds. Zes, zeven jaar geleden ben ik hier aan de Theaterschool gaan lesgeven aan de acteurs en aan de regie-opleiding. Later heb ik de ar­ tistieke leiding overgenomen van Hans Man in ’t Veld. Welke leermeester heeft u geïnspireerd? Ik heb ontzettend veel leermeesters gehad, ik ben al dertig jaar bezig. De mensen van wie ik zelf les heb ge­ had, de mensen met wie ik werk, met name Theu Boermans en zijn dra­ maturge Rezy Schumacher hebben me veel geleerd over conceptontwik­ keling, acteursregie, dramaturgie, de maatschappelijke relevantie van het theater. Maar het mééste leer ik van het lesgeven zelf. Ik moet telkens het hele ABC opnieuw verwoorden, je wordt ver­plicht alles waar je voor staat te benoemen en het ook keer op keer opnieuw aan jezelf uit te leg­ gen. Hoe begeleidt u de studenten in de aanloop naar hun afstuderen? Lesgeven aan regisseurs is lastig. Het is veel makkelijker om les te geven aan een acteursklas, acteren is een ensemblekunst, acteurs zijn het ge­ wend om als groep samen te werken. Regisseurs zijn individuen. In eer­ ste instantie moet je een regisseur voordoen hoe hij of zij de acteurs in beweging moet krijgen, maar gaan­ deweg moet je dat aan de student zelf overlaten. Het is een ontvoog­ dingsproces. De studenten van de regieopleiding volgen een heel in­ dividueel parcours. We kijken wat ze nodig hebben, maken een leerplan dat op maat van de student gesne­ den wordt. Dat heeft te maken met verschillen in leeftijd, achtergrond, interesse... De opleiding is de afgelopen jaren steeds academischer geworden, en dat werpt z’n vruchten af. In de

eerste twee studiejaren wordt een stevige theoretische en vakmatige basis gelegd voor de verdere artis­ tieke ontwikkeling. Let wel, dat zijn twee zaken: vakmatige en artistieke ontwikkeling. Het is een tweespo­ rensysteem. De Britse regisseur Peter Brook zei ooit: “Een acteur is als een tuin; om de week moet je het onkruid wie­ den.” Acteren is voor 90% techniek. Dat doe je op door les te krijgen, te oefenen, door te herhalen en nog eens te herhalen. Maar het gaat om de overige 10%, die maken dat een acteur vleugels krijgt. Voor regis­ seurs geldt hetzelfde. Je moet de juiste technieken beheersen, weten wát je tegen je acteurs moet zeggen en hóe je dat moet doen. De eerste twee jaar ligt de nadruk met name op deze vakmatige ontwikkeling, waar­ na die verschuift naar de artistieke ontwikkeling. Wanneer in 2009 de nieuwe tweejarige masteropleiding van start gaat, zal daar nog meer tijd en ruimte voor zijn. Welke essentiële bagage wilt u uw studenten meegeven? Maak je keuzes, of maken de keuzes jou? Ik neig naar het tweede... Ik weet het niet zeker, maar ik denk dat je onbewust de boel zó organiseert dat je op bepaald moment tegen iets of iemand aanloopt. Ik heb altijd naar zo groot mogelijke kwaliteit gezocht. Je moet heel kieskeurig zijn. Toen ik in Mechelen stopte heb ik niet twintig brieven geschreven, maar slechts twee. Waarvan de ene aan Theu Boermans. Je moet ook heel veel geluk hebben, er moet maar net een plek vrijkomen. Maar ik ben een optimistische jongen. Nederland is een welvarend land, we bevinden ons in een luxe positie. Als je hard werkt, en je hebt talent ge­ noeg, dan kom je er wel.

interview

andere kwaliteiten en ontwikkelt zich via een andere weg, dat vraagt ook een andere benadering. Bij de een ben ik de persoon die constant lastige vragen stelt, een ander laat ik rustig z’n gang gaan. De belangrijk­ ste gespreksonderwerpen met alle studenten zijn de ‘eigen specifieke’ kwaliteit en de manier van werken. Tijdens de opleiding proberen we uit te zoeken hoe je het maximale kunt bereiken met ieders specifieke kwaliteit. Vier jaar opleiding is een ontwik­ keling doormaken die voor iedere student anders is, omdat het gaat over individuen, over toekomstige kunstenaars, die je een kader wilt bieden om zich te kunnen ontwik­ kelen. Dat maakt het onderwijs inten­ sief en rijk, want het gaat om het on­ derzoek, de weg kwijtraken, houvast zoeken, je zekerheden loslaten, den­ ken het gevonden te hebben, om van daaruit weer opnieuw te moeten gaan beginnen, in de war raken, je verstoppen achter de techniek, drij­ ven op je intuïtie, het niet willen en kunnen benoemen, het verromanti­ seren van het vak, het zwaar vinden, het begin van een eigen handteke­ ning, het iedere keer weer zoeken van de balans, openbaar bezit zijn, je wapenen tegen alle kritieken, zo open en kwetsbaar zijn in je spel dat het je onderuit haalt, haat en liefde, passie en de noodzaak om te spelen en theater te maken. Aan het einde van het vierde jaar moeten studenten zover zijn, dat ze kunnen benoemen wat hun specifie­ ke kwaliteit is en waar hun passie ligt. Ook moeten ze weten wat voor hen de beste manier van werken is, wat heb ik nodig om tot die kwaliteit te komen en wat heb ik nodig om me­ zelf te kunnen blijven ontwikkelen? Ze moeten de bewaker zijn van hun eigen kwaliteit.

LOES VAN DER PLIGT [artistiek leider Mime Opleiding]

In de mime werk je niet op basis van repertoire. De kracht van de taal van het lichaam is de bron van spelen en theater maken. Je laat je inspireren door de actualiteit. Het draait om de zaken die jou ‘in het hier en nu’ bezighouden. Hoe geef je daar vorm aan in een eigen beeldtaal? De din­ gen waarover je je verwondert, pro­ beer je te snappen, te doorgronden. Het gaat niet om het vinden van de definitieve antwoorden, het gaat om het dichterbij komen, en het delen van je zoektocht met andere men­ sen. Je verwonderen en open blijven staan voor anderen is belangrijk. Als je dat niet kunt, kun je je niet blij­ ven ontwikkelen en geraakt worden door de dingen om je heen. Als je je publiek wilt raken, in het theater, moet je zelf ook geraakt kunnen worden. Welke weg heeft u zelf afgelegd van uw afstuderen tot nu? Ik heb hier in Amsterdam de do­ centenopleiding mime gevolgd, daarvoor heb ik een beeldende op­ leiding gedaan. Na mijn afstu­ deren in 1986 heb ik heel veel ver­ schillende dingen gedaan, de rode draad, is echter wel altijd de mime geweest. Ik heb o.a. voorstellingen voor jongeren gemaakt, lesgegeven, ben artistiek leider geweest van een festival voor jongerentheater, be­ leidsmedewerker bij het Nederlands Centrum voor Amateurtheater, heb mimevoorstellingen geregisseerd, werd hoofddocent van de Mime Op­ leiding in Amsterdam en toen was daar het artistiek leiderschap van de Mime Opleiding. Hoe begeleidt u de studenten in de aanloop naar hun afstuderen? Dat laat zich niet vastpinnen op één woord. Ik volg de studenten vier jaar lang, begeleid ze en adviseer ze. De manier waarop ik dat doe is per stu­ dent anders. Iedere student heeft 110

04/04/2008 13:30u [Theaterschool ] Welke leermeester heeft u geïnspireerd? Wim Meeuwissen is erg belangrijk voor mij geweest als docent, zowel artistiek inhoudelijk als pedago­ gisch. Hij gaf les, hier op de Mime 111


Opleiding. Hij gaf niet alleen erg goed les, hij was bovendien bedre­ ven in het geven van individuele coaching. Hij doorzag wat mensen nodig hadden, hij kon heel snel ‘le­ zen’ waar iemand behoefte aan had. Pas veel later heb ik begrepen hoe goed hij was als docent en coach. Zo heeft hij zich tijdens mijn opleiding bijna niet met mij bemoeid, me heel erg met rust gelaten. Daar werd ik zó opstandig van dat ik dacht: nu laat ik jullie eens iets zien. Met zijn aanpak heeft hij mij juist ontzettend uit m’n tent gelokt. Voor mij is het ook erg belangrijk om steeds te blijven zoe­ ken naar de manier om het beste in iemand naar boven te halen.

ook allemaal zo aangepast, zo eco­ nomisch en we deugen ook zo ont­ zettend. Bah. Laatst zag ik in Parijs een man in een paars fluwelen pak. Gewoon een man. Die bij een bank zou kunnen werken of straatveger zou kunnen zijn. In Amsterdam zou zo’n man op­ vallen en het wéten, maar deze man droeg het pak niet om bijvoorbeeld trendy te zijn. Hij liep er gewoon in rond vanuit een volkse naïviteit. Adelheid Roosen is een docent bij uitstek om de studenten te leren ont-burgerlijken. Het is niet voor niets dat ze een prominente rol speelt binnen de opleiding. Burger­ lijk denken is klein denken. Zij ontburgerlijkt de studenten door hen te leren anders te kijken. Door ze mee te nemen naar een voetbalwedstrijd en dan niet te letten op de bal, maar op de EHBO-medewerkers aan de zijlijn.

Welke essentiële bagage wilt u uw studenten meegeven? Blijf trouw aan jezelf. Neem risico’s en blijf je grenzen verleggen. Maar blijf ook eerlijk ten opzichte van je­ zelf. Iedere keer opnieuw moet je weten waar je kwaliteit ligt en wat je passie is en dat ook voor jezelf benoe­ men. Dat maakt het makkelijker om trouw te blijven aan jezelf en je niet te verliezen in de waan van de dag.

interview

RUUT WEISSMAN [artistiek leider Amsterdamse Toneelschool& Kleinkunstacademie]

Theater is voor iedereen. Als regis­ seur probeer ik in een bepaalde traditie te staan: hoe maak je serieus theater voor een breed publiek én op een hoog niveau? In Nederland zijn we dat kwijtgeraakt. Als Doorn­ roosje staat voor het populisme, dan heeft Pim Fortyn het populisme wak­ ker gekust. Daar is bijna niet meer doorheen te komen. Ik mis aan de ene kant de durf om ‘elitair’ te zijn en aan de andere kant iets dat oor­ spronkelijk volks is en tegelijk aan­ genaam. Het volkse is in Nederland volledig toegeëigend door de gepo­ pulariseerde middenklasse. Zelfs de muziek van André Hazes. En we zijn 112

14/04/2008 10:30u [Theaterschool ]

Welke weg heeft u zelf afgelegd van uw afstuderen tot nu? Vroeger wilde ik naar het conserva­ torium, naar de opleiding klassieke piano. Maar ik wist niet zeker of ik goed genoeg was voor het grote con­ certpodium. Ik ben toen op de vader van een vriend, die concertpianist was, afgestapt en heb hem om advies gevraagd. Hij gaf mij onder meer als opdracht om enkele fuga’s van Bach uit het hoofd te leren, in te studeren en ze later aan hem voor te spelen. Met enige moeite lukte me dat, maar toch adviseerde hij me mijn ambitie te laten varen. Mijn geheugen was niet sterk genoeg om de stukken makkelijk uit het blote hoofd te le­ ren, waardoor het me alleen al veel energie zou kosten de juiste noten te spelen. Het zou me waarschijnlijk niet lukken om daarboven nog te ex­ celleren in het spel. Later heb ik nog een vakoplei­ ding piano gevolgd, maar ben ook terechtgekomen op de toenmalige Academie voor Kleinkunst. En ik was helemaal niet tevreden over de kwa­ liteit van de opleiding, ik trok dus zo een beetje m’n eigen plan. Omdat ik vond dat ik me ook moest bekwa­ 113

men in acteren volgde ik ook lessen aan de toenmalige Toneelschool. In die studententijd is al mijn ambitie geboren om ooit te komen tot een fusie tussen de Kleinkunstacademie en de Toneelschool. Het streven om van de kunstenaar meer een artiest te maken en de artiest meer tot kun­ stenaar te maken, is altijd gebleven. Halverwege het derde jaar be­ sloot ik om van school te gaan en zelf programma’s te gaan maken. Toen ik op gegeven moment een officieel diploma nodig had, ben ik brutaal­ weg naar de opleiding gegaan en heb met een stalen gezicht mijn di­ ploma gevraagd. Dat gewoon in een laatje klaar bleek te liggen. Dus ik ben op illegale wijze, zonder offici­ eel af te studeren, aan m’n diploma gekomen. Na mijn studie heb ik veel ge­ speeld en zelf voorstellingen ge­ maakt, ook met een eigen ensemble, maar op zeker moment heb ik de keuze gemaakt om achter de scher­ men te werken. De omslag kwam toen ik op mijn 27e een rol had in een musical met Jasperina de Jong. Naast haar op de planken realiseer­ de ik me opeens hoe goed zij was en dat ik haar kracht en theatrale con­ centratie waarschijnlijk nooit zou kunnen evenaren. Dat te beseffen maakte dat ik het moeilijk vond om nog te spelen. Ik voelde me veel be­ ter in een heel andere rol: Jasperina vroeg me vaak bijvoorbeeld te con­ troleren of de belichting juist was en scènes schoon te maken. Dat zij zo veel vertrouwen in mij stelde en dat dit werk me zo goed af ging heeft me doen besluiten vooral achter de schermen te werken. Uiteindelijk heb ik ook de laatste show van Jas­ perina, waarin ze Marlene Dietrich speelde, mogen regisseren. Dat was een hele eer. Later heeft dezelfde opleiding me opnieuw in huis gehaald om les te gaan geven en op m’n dertigste werd ik gevraagd de nieuwe artistiek leider van de Kleinkunstacademie te worden. Dat ben ik nog steeds, sinds 2001 dus ook van de Toneelschool. Ieder jaar regisseer ik een paar

producties. Dat is ook nodig, ik moet het voltage van de praktijk blijven voelen, de druk van twee of drie premières per jaar. Het maakt dat ik weet hoe het is me kwetsbaar op te stellen, me te vernieuwen, artistieke verantwoording aan de top van het werkveld te dragen. Maar ook hoe het is om de krant met recensies af te wachten, uit de bus te vissen en vervolgens misschien wel helemaal afgemaakt te worden. Als ik klaar ben met een voorstelling voel ik me helemaal schoongewassen, heb ik extra veel zin om met de studenten te gaan werken. Welke leermeester heeft u geïnspireerd? In 1973 brak de Jom Kippoeroorlog uit. Ik kom uit een Joods gezin, en hoewel ik nog studeerde wilde ik me opgeven om dienst te nemen in het Israëlische leger. Niet om actief mee te vechten, maar bijvoorbeeld bij de geneeskundige troepen. Zover is het nooit gekomen. Tijdens een be­ wegingsles begeleidde Coen Ouwe­ hand ons op de piano en raakte hij een bepaald gevoel, sprak de muze in mij aan. Op dat moment besefte ik dat ik verder moest in de kunst. Ik heb hem dat nooit verteld, maar toen ik later artistiek leider werd van de opleiding heb ik hem nog vaak teruggevraagd om mijn lessen te be­ geleiden. Welke essentiële bagage wilt u uw studenten meegeven? Ik wil de studenten meegeven dat ze heel graag moeten willen. Dat zeg ik al tijdens de selectiedagen, nog vóórdat ze aangenomen zijn. Talent is degene die het graagste wil. En dat bedoel ik dan niet in strikt ambiti­ euze zin. Ik wil daarmee zeggen dat het ontroerend is wanneer iemand ergens onvoorwaardelijk en gepas­ sioneerd ergens voor gaat. En ook dat ze een verantwoording hebben als kunstenaar. Naar zichzelf en naar de maatschappij. Om een bepaalde smaak en kwaliteit hoog te houden en tegelijk hun smaak te blijven ont­ wikkelen.


Dit is een uitgave van de Theaterschool Amsterdam mei 2008 productie: Peter van der Laarse redactie, interviews & vertaling Procelรกria: Raymond Frenken fotografie: Bram de Goeij concept & vormgeving: Bregt Balk druk: Lecturis, Eindhoven papier: Satimat 100 grams, IJsselprint 300 grams de Theaterschool Postbus 15323 1001 MH Amsterdam www.ahk.nl 020-5277837


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.