God is buiten de tijd (0680.1)

Page 1

‘God is buiten de tijd’ Kindertheologisch leren kijken

Johan Valstar Marleen Willems Henk Kuindersma Christa Borré Gerhard Büttner


Inhoud Aanbeveling............................................................................................................. 6 Voorwoord............................................................................................................... 7 Deel I – Kindertheologie: De basis Johan Valstar 1 2 3 4 5 6 7 8

Over kindertheologie........................................................................................... 10 Over filosoferen en theologiseren........................................................................ 13 Verschillende taalvelden....................................................................................... 15 Het kindertheologische kompas........................................................................... 17 Kindertheologische competenties........................................................................ 21 De kindertheologische leeromgeving................................................................... 25 De kindertheologische gereedschapskist.............................................................. 30 Godsvoorstellingen: kindertheologische perspectieven......................................... 37

Deel II – Beschrijving en reflectie op videoregistraties Intermezzo: van de theorie naar de praktijk 1 Zelfbeelden & godsvoorstellingen – Marleen Willems........................................... 48 2 ‘Kijken en zien’ – Marleen Willems...................................................................... 59 Het verhaal van Kaïn en Abel Achtergrondinformatie bij het verhaal van Kaïn en Abel – Johan Valstar 3 ‘Kijken en zien’ – Marleen Willems...................................................................... 69 Het verhaal van Zacheüs Achtergrondinformatie bij het verhaal van Zacheüs – Johan Valstar 4 ‘Sterk en mooi zijn!’ – Christa Borré..................................................................... 82 Filosoferen met kinderen 5 Godsvoorstellingen – Marleen Willems ............................................................... 91 Een verkenning van associaties bij jonge kinderen 6 ‘Durven en doen’ – Henk Kuindersma................................................................ 100 Een interreligieuze les over Joenoes/Jona 7 ‘Als het kwaad een goed mens treft…’ – Henk Kuindersma............................... 110 Job volgens de thematische methode ‘Trefwoord’ Achtergrondinformatie bij het verhaal van Job – Johan Valstar 8 ‘Een heilig huis in Tollebeek’ – Henk Kuindersma............................................... 122 Een deel van een lessenreeks over kerkgebouwen

4


Deel III – Verdiepende artikelen 1 Kindertheologisch leren kijken – Gerhard Büttner.............................................. 133 2 Kennismaking met filosoferen en theologiseren – Christa Borré en Marleen Willems...................................................................... 140 Noten.................................................................................................................... 149 Literatuur.............................................................................................................. 153 Illustratieverantwoording................................................................................... 157 Personalia............................................................................................................. 158 Inhoud van de dvd............................................................................................... 159 Colofon van de dvd............................................................................................. 160

5


Aanbeveling Theologiseren met kinderen is niet zomaar de nieuwste hype in het snel evoluerende landschap van religieuze vorming op school. Het is religieuze vorming. Kinderen hebben niet alleen het recht maar beschikken ook over het talent en de competentie om hun eigen levensbeschouwelijke positie theologisch te verwoorden en verantwoorden. Onderwijsgevenden ervaren bovendien de dringende noodzaak om kinderen over levensbeschouwelijke grenzen heen met elkaar in gesprek te brengen. Dit boek met bijbehorende videoreportages vult deze leemte in, meer nog, het betekent een doorbraak in godsdienstpedagogisch Vlaanderen en Nederland. Met grote zorgvuldigheid werden thema’s uit Vlaamse en Nederlandse (raam-)leerplannen voor de basisschool uitgekozen, gefilmd, van commentaar voorzien en theoretisch bereflecteerd. De basishandeling is die van de ‘wederkerige ontsluiting’: kinderen lezen hun levensvragen in het licht van een religieus verhaal en dat verhaal verschijnt opnieuw in het licht van de ervaringen en de taal van kinderen. Jonge mensen die zich voorbereiden op het leraarschap (maar ook oudere collega’s) zullen hier ongetwijfeld iets van hun gading vinden. De concrete voorbeelden uit de klaspraktijk zijn ongekunsteld, herkenbaar en precies daarom overtuigend. Ze zetten aan het denken wat de interlevensbeschouwelijke interactie met de klas betreft, maar ook wat dit doet met de eigen theologie van de leraar. Dit project is bovendien een knap staaltje van grensoverschrijdend ambacht: inzichten uit de Duitse godsdienstpedagogiek werden door Vlaamse en Nederlandse onderwijsexperts geconcretiseerd en verder gedacht. Hier ligt een schat aan informatie voor innovatieve onderwijspraktijk en -onderzoek. Bert Roebben, professor Godsdienstpedagogiek aan de Universiteit van Dortmund en vice-voorzitter van de Religious Education Association.

6


Voorwoord ‘Alleen een eigentijds denken dat zijn bronnen opnieuw interpreteert heeft toekomst’

Paul Ricoeur

Kindertheologisch leren kijken is bestemd voor (aankomende) leraren basisonderwijs, lerarenopleiders, auteurs van schoolmethoden en anderen die op de een of andere wijze geïnteresseerd zijn in de vernieuwing van het godsdienstonderwijs in de basisschool. De multimediale productie is een vervolg op Verwonderen & Ontdekken, het vakdidactische handboek godsdienst voor het primair onderwijs dat in 2008 bij Kwintessens verscheen. De kindertheologie heeft de afgelopen jaren een dynamische ontwikkeling doorgemaakt. De theoretische en praktische opbrengst daarvan is terug te vinden in Kindertheologisch leren kijken. Deel 1 van deze uitgave bevat een compacte kindertheologische oriënteringsbasis die geheel up-to-date is. In het aansluitende deel 2 worden acht videoregistraties besproken met praktijken van beginnende en meer ervaren leerkrachten in Vlaanderen en Nederland. De acht video’s zijn te vinden op de bijgaande dvd. Kindertheologisch leren kijken wordt tenslotte afgesloten met een tweetal aanvullende artikelen.

De videoregistraties

De Vlaamse opnamen vonden plaats in Anderlecht, Herne, Halle, Heverlee en Leuven. De contexten van de betreffende scholen lopen uiteen. Dienovereenkomstig volgen de leerkrachten dan ook ieder een eigen koers. Gemeenschappelijk is dat de Vlaamse leerkrachten vertrekken vanuit de spiritualiteit van de kinderen. Opmerkelijk is dat zij op initiatief van collega Marleen Willems expliciet experimenteren met kindertheologische uitgangspunten. Twee leerkrachten richten hun aandacht proefondervindelijk op de persoonlijke ontwikkelingsmogelijkheden en de religieuze groei van hun leerlingen. Twee andere leerkrachten gaan bij het ontwerp van hun lessen nadrukkelijk uit van het basisprincipe van ‘de wederkerige ontsluiting’ en voeren al dialogiserend kindertheologische gesprekken met hun leerlingen. De Nederlandse opnamen werden geregistreerd op basisscholen in Joure, Amsterdam en Tollebeek. De opnamen geven een reëel beeld van de manieren waarop de leerkrachten, aansluitend op de kindertheologische benadering, op eigen kracht de focus leggen op de gespreksvoering Zo realiseren twee beginnende leerkrachten volgens de thematische methode Trefwoord een les over het bepaald niet eenvoudige verhaal van Job. Het verhaal roept begrijpelijkerwijze onbeantwoordbare vragen op. Toch komen de leerlingen met uitspraken over persoonlijke godsvoorstellingen. Heel bijzonder is ook de registratie van een godsdienstles op de oecumenische basisschool Insulinde in de religieus gemêleerde Indische buurt van Amsterdam. Oecumene wordt op deze school als een actieve uitdaging opgevat. Geïnspireerd door de christelijke traditie wil de school de kinderen leren om elkaar te verstaan en in een goede verhouding samen

7


te leven. Hoe dat bij alle levensbeschouwelijke verschillen in beginsel kan gaan, zien we aan de hand van een interreligieuze les over de profeet Joenoes/Jona. In de derde Nederlandse video wordt een impressie gegeven van een excursie naar de kerk van het dorp Tollebeek. Aan het eind roept het fascinerende schilderij van de kunstenaar Dick Elffers opeens bij leerlinge Maud vraagtekens op. Haar opmerkingen vragen zondermeer om een kindertheologisch vervolg. De registratie van de drie Nederlandse praktijken werd voorbereid door collega Henk Kuindersma. Over de Vlaamse en Nederlandse videoregistraties valt veel meer te melden. We volstaan hier met een verwijzing naar de acht lesbeschrijvingen. Wel willen we nog wijzen op een bijzonder didactisch aspect: aan de acht video’s zijn door de filmmaker Peter van der Es zogenoemde stimulated recalls toegevoegd. Kort samengevat gaat het om achteraf opgenomen reflecties van de leerkracht bij het verloop van het gevolgde onderwijsleerproces. De toegevoegde waarde daarvan is de mogelijkheid om vanuit het persoonlijke perspectief van de betreffende leerkrachten kennis te nemen van hun gevoelens, motieven en overwegingen die bij de realisering van hun lessen van betekenis waren.

Kindertheologisch leren kijken

De acht videoregistraties geven een boeiend beeld van verschillende manieren waarop beginnende en meer ervaren leerkrachten zich anno nu inspannen om in spirituele of religieuze zin een bijdrage te leveren aan godsdienstige geletterdheid van hun leerlingen. Tot die geletterdheid behoort ook het elementaire vermogen van kinderen om binnen hun verstaanshorizon als kleine theologen na te denken over levensvragen. Kindertheologie kunnen we kortweg omschrijven als het gemeenschappelijk nadenken over theologische gedachten zoals die bij kinderen zélf opkomen. Die vraaggestuurde benadering is nieuw. De productie Kindertheologisch leren kijken daagt uit om vanuit het perspectief van de leerlingen te komen tot nieuwe onderwijspraktijken. De tijden veranderen en wij met hen. Paul Ricoeur heeft het gelijk aan zijn kant: ‘Alleen een eigentijds denken dat zijn bronnen opnieuw interpreteert heeft toekomst.’ Johan Valstar

8


Deel I: Kindertheologie: De basis Johan Valstar

9


1

Over kindertheologie

De gedachte dat kinderen theologen zijn, gaat terug op de godsdienstpedagoog prof. Anton Bucher. In 1992 publiceerde hij een artikel dat alom de aandacht trok. Vooral vanwege de volgende passage: ‘Kinderen leggen op hun manier de wereld uit. Zij ontwikkelen hun godsvoorstellingen op een geheel eigen wijze. Daarom is er niets op tegen om hen theologen te noemen, ook al zijn zij niet wetenschappelijk gediplomeerd.’ Bucher stelde dat godgeleerden er goed aan zouden doen om naar kinderen te luisteren. Zijn betoog dat de theologische denkwijzen van kinderen daadwerkelijk serieus moeten worden genomen kreeg in brede kringen gehoor. Maar de vraag was hoe? Een van de eersten die daar een duidelijk antwoord op gaf was Rainer Oberthür. Bij wijze van experiment ging hij als vakleerkracht op een basisschool met kindertheologische uitgangspunten aan de slag. Zijn opmerkelijke ervaringen op de werkvloer publiceerde Oberthür in twee uitgaven. De eerste: Kinderen en de grote vragen verscheen in 1995. De tweede: Kinderen vragen naar het lijden en God volgde in 1998. Hoewel hij daar niet direct op uit was, bevestigde Oberthür met zijn onderwijspraktijken de stelling van Bucher dat kinderen op hun manier theologen zijn. Zoveel jaren na dato mogen we zeggen dat Oberthür met zijn gedocumenteerde onderwijspraktijken in niet geringe mate heeft bijgedragen aan de acceptatie van de kindertheologie.

10

Deel I – Kindertheologie: De basis


Maar er waren meer vroege kindertheologische vogels. Die zouden vanaf het jaar 2000 hun krachten bundelen in een Duitstalig ‘Netwerk Kindertheologie’. De jaarlijkse vergaderingen kregen hun beslag in het vermaarde godsdienstpedagogisch instituut van Loccum. Rector dr. Friedhelm Kraft nam de verantwoordelijkheid voor de organisatie van de conferenties. En met ingang van 2002 verscheen bij Calwer Verlag het allereerste deel van de indrukwekkende reeks Kindertheologische Jaarboeken. Die werkten niet alleen als inspiratiebron maar ook als katalysator bij de voortgaande ontwikkelingen. Inmiddels staat de kindertheologische benadering in Europa algemeen bekend als richtinggevend paradigma voor de innovatie van het godsdienstonderwijs.

Wat is kindertheologie?

Onder theologie verstaan we gewoonlijk: de wetenschap van het nadenken en spreken over God. Kindertheologie kunnen we kortweg definiëren als het gemeenschappelijk nadenken over theologische gedachten zoals die bij kinderen zélf opkomen. Voor kindertheologische gesprekken geldt per definitie het uitgangspunt dat leerkrachten zich dienen te verplaatsen in kinderen zoals zij zijn. Het ene kind is nu eenmaal het andere niet. Elk kind heeft een eigen levensverhaal en groeit op in een eigen wereld. De manier waarop kinderen ervaringen opdoen en zich ontwikkelen, verschilt niet alleen per kind maar verandert ook nog eens met de tijd.

Kinderen komen met vragen

Het stellen van vragen behoort tot de natuurlijke karakteristiek van kinderen. Zij verwonderen zich al heel vroeg op een onbevangen wijze over de wereld, zoals die zich aan hen voordoet. Wat voor hen nog onbekend en vreemd is, proberen ze al vragend in hun denkschema’s een plaats te geven. Daarvan gaf de godsdienstpedagoge Angela Kunze-Beiküfner tijdens haar keynote speech aan de Universiteit van Leuven (2015) sprekende voorbeelden. Zij behandelde ondermeer een dialoog tussen het achttien

Deel I – Kindertheologie: De basis

11


maanden tellende meisje Laura en haar moeder. Het gesprek ging over een dode vlieg. Tien maanden later begon Laura opeens over mensen en auto’s die doodgaan. Laura wilde weten wat ‘dood’ betekent… Volgens Angela Kunze-Beiküfner begint het stellen van diepgaande vragen omstreeks het vierde levensjaar. Dan beginnen kinderen zich bewust te worden van hun eigen bestaan en de eindigheid daarvan. Zij kunnen opeens uit eigen beweging met vragen komen als: ‘Is de wereld er nog als ik er niet meer ben? En waar ben ik dan?’ Of met de vraag: ‘Als God de wereld heeft gemaakt, door wie is God dan gemaakt?’ Zulke vragen laten zich in principe typeren als filosofische en/of theologische vragen. Het onderscheid daartussen laat zich bij jonge kinderen niet altijd maken.

Levensvragen

Kinderen stellen vragen bij het leven. Opvoeders staan er niet altijd bij stil dat er tussen de zee van vragen waar kinderen mee komen, grote levensvragen verborgen kunnen zitten. De godsdienstpedagoog prof. Schweitzer (2000, 2011, 2013) heeft de top vijf daarvan als volgt benoemd: 1. Wie ben ik en wie mag ik zijn? (De vraag naar de eigen identiteit) 2. Waarom ga je dood? (De vraag naar de zin van het leven) 3. Waar vind ik bescherming en geborgenheid? (In transcendente zin: de vraag naar God) 4. Waarom zou ik anderen goed behandelen? (De vraag naar de grondslag van de ethiek) 5. Waarom zijn er mensen met verschillende geloven? (De vraag naar de betrouwbaarheid van de waarheden van anderen)

Denken over denken

De eerder genoemde manier van het nadenken over eigen denken, brengt een eigen vorm van gespreksvoering met zich mee. Daarvan geeft Friedrich Schweitzer een heel eenvoudig voorbeeld aan de hand van een dialoog die zijn Engelse collega John Hull (1991) ooit met zijn zoontje Sem voerde. Op dat moment was Sem nog geen vier jaar oud. Sem: ‘Papa, wie wint elk gevecht?’ Vader: ‘Niemand kan altijd winnen; soms win je, soms verlies je.’ Sem: ‘God wint altijd alle gevechten!’ Vader: ‘Nou ja, (aarzelend) uiteindelijk misschien wel. Maar tussendoor verliest Hij ook weleens hoor.’ Sem: ‘Maar… hoe vecht God eigenlijk? Hij is toch boven in de hemel?’ Vader: ‘Misschien vecht Hij wel door de mensen te helpen…’ Vader: ‘Maar als God in de hemel woont, waarom valt Hij dan niet naar beneden?’ Sem: (lachend) ‘Omdat hij kan toveren! (even later) En omdat Hij… in een huis woont.’ Vader: ‘Maar hoe kan het dan dat het huis niet naar beneden valt?’ Sem: ‘Omdat het in de hemel is en omdat dat ervoor zorgt dat het niet naar beneden valt.’ In dit gespreksfragment zien we John Hull vragen stellen die de kleine Sem uitnodigen om na te denken over zijn eigen gedachten. Wat Sem dan doet, zouden we ‘denken over godsdienstig denken’ kunnen noemen. De gespreksvoering van John Hull laat zich typeren als een didactisch deelaspect van het ‘Theologiseren van kinderen’ (Schweitzer, 2002, 2013). Zoals we hieronder zullen zien omvat het theologiseren met kinderen (TMK) veel meer.

12

Deel I – Kindertheologie: De basis


2

Over filosoferen en theologiseren Kinderen als gelijkwaardige gesprekspartners

Bij het theologiseren met kinderen (TMK) en het filosoferen met kinderen (FMK) is het voeren van gesprekken een kenmerkend gegeven. Volgens de kinderfilosoof prof. HansLudwig Freese zijn kinderen ideale filosofische gesprekspartners. Ze hebben een gevoel voor raadsels en ongerijmdheden en alles wat hun verbazing wekt. Zij denken op een open manier en zitten nog niet vast aan gebruikelijke antwoorden. Ze speculeren en fantaseren en komen soms met diepgaande vermoedens van alles overstijgende waarheden (Freese, 1994). De kindertheoloog prof. Gerhard Büttner is dezelfde mening toegedaan. Hij kwam op het idee om de eerste regel van het statement van Freese te veranderen in: kinderen zijn ideale theologische gesprekpartners. Vervolgens nam hij het filosofische statement van Freese compleet over (Büttner, 1998). Nu is Büttner een gerenommeerde kindertheoloog van het eerste uur. Dat brengt ons op de vraag of het bij filosoferen met kinderen (FMK) en theologiseren met kinderen (TMK) misschien om gelijksoortige praktijken gaat. Het antwoord is ja, – voor zover het tenminste gaat om de educatieve waarde van het leren nadenken. Die overeenkomst is niet toevallig. De praktijk van FMK is namelijk een inspiratiebron geweest bij de ontwikkeling van het concept TMK. De beide benaderingen richten zich op het stellen van vragen en het zoeken en vinden van antwoorden door de kinderen zélf. De ervaring leert dat daarvoor de ontwikkeling van een gedeelde gesprekscultuur noodzakelijk is. Het naar elkaar leren luisteren en elkaars meningen leren respecteren vraagt de nodige tijd. De benaderingen van FMK en TMK gaan uit van het basale principe dat kinderen als gelijkwaardige gesprekspartners tot hun recht behoren te komen.

Het verschil tussen TMK en FMK

Het ene gesprek is het andere niet. Het maakt heel veel uit of het om een filosofisch of om een theologisch gesprek gaat. Het wezenlijke verschil zit ’m in de aard en inhoud van het filosoferen en theologiseren. Bij FMK zal het accent sterker liggen op het dialogisch argumenteren en het leren funderen van eigen meningen als zodanig. Bij TMK is dat geen primair doel. Daar zal de focus meer gericht zijn op het voeren van onderlinge gesprekken over bestaanservaringen en zingevingsvragen die opkomen vanuit oriëntaties op geloofstradities (Schwarz, 2007). Een tweede verschil zit ’m in de te onderscheiden beroepsrollen die de leerkracht speelt. In de situatie van het filosoferen fungeert de leerkracht als gespreksleider die de onderlinge gedachtewisselingen volgens de regels van FMK optimaal bevordert. Overigens zonder daar als gesprekspartner op een inhoudelijke wijze aan te participeren. Dat is ook niet de bedoeling, want bij FMK draait het primair om gesprekken die kinderen met elkaar voeren. Zij filosoferen net zolang met elkaar over een intrigerende vraagstelling totdat het gesprek (al dan niet) een nieuw en algemeen aanvaardbaar inzicht oplevert. En daarmee wordt het filosofische gesprek ten slotte afgesloten.

Deel I – Kindertheologie: De basis

13


Bij de benadering van TMK liggen de kaarten anders. De leerkracht zal zich in dat geval niet beperken tot de rol van gespreksleider die de gespreksvoering faciliteert en waar nodig in goede banen leidt. Anders dan bij FMK krijgt TMK vorm en inhoud vanuit de bredere en meeromvattende setting van kindertheologische leeromgevingen. Bij het ontwerp daarvan wordt uitgegaan van (1) het (theologische) vakdomein, (2) het hermeneutische principe van ‘de wederkerige ontsluiting’, en (3) het vakdidactische model Elementariseren. En net zoals bij andere vakgebieden fungeert de leerkracht in de godsdienstles als vakinhoudelijke deskundige. Met als taak om nieuwe relevante kennis en betekenissen te ontsluiten. Dan gaat het om vakinhouden waar kinderen door het eigen nadenken alleen (zoals bij filosoferen) niet aan toe kunnen komen (Schweitzer, 2013). Het kindertheologische gesprek als zodanig kan spontaan op een willekeurig moment tot stand komen. Maar meestal vindt het plaats binnen de reguliere leeromgeving.

14

Deel I – Kindertheologie: De basis


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.