Ervaringen delen
Aardig doen
Een taak uitvoeren
Jezelf presenteren
Jan van den Dool
Een keuze maken
Opkomen voor jezelf
Omgaan met ruzie
Martijn heeft problemen met zijn vader. Om er even uit te zijn, mag hij een weekje op vakantie met zijn twee vrienden, de tweeling Jordin en Maikel, en hun opa en oma. In het plaatsje waar ze logeren, is een bende actief die op onverklaarbare wijze achter je pincode weet te komen, en daarna jouw geld opneemt. Martijn wil zijn vader bewijzen dat hij geen nietsnut is en gaat op onderzoek uit. Lukt het hem om uit te vinden wie er achter deze diefstallen zitten?
Avi 8/M7 Met illustraties van Hester van de Grift Bestelnummer 5134 ISBN 978-90-5788-424-5
Kom op, volhouden!
Samen spelen en werken
Lezen is leuk en soms ook spannend. En je kunt veel dingen ontdekken. Bijvoorbeeld wat kinderen doen in moeilijke situaties. Wat kiezen ze, en hoe loopt dat af? Je kunt met de hoofdpersonen meeleven en denken: Wat zou ik nu zelf doen?
Kom op, volhouden! Jan van den Dool
Inhoud 1. Hoog bezoek
9
2. Een potje voetballen
12
3. Ik ga naar de politie
17
4. Bijna in de sloot
24
5. Bij opa en oma
30
6. Zonnebrand
37
7. Emma
42
8. Hier! DĂt is mijn vader!
49
9. Een kleinigheidje
55
10. Zeezicht
60
11. Opgesloten
68
12. Waar is Martijn?
73
13. Welterusten
81
14. Boeleman
87
15. Papa!
92
1. Hoog bezoek ‘Hoi opa.’ De tweeling Jordin en Maikel en hun vriend Martijn stappen de kamer binnen. Opa kijkt op. ‘Nee maar, kijk nou eens, wat een verrassing, de drie musketiers! Zijn jullie van school gestuurd? Of hebben jullie tropenvakantie?’ ‘Nee hoor, opa, zo erg is het niet. We kregen een paar uur eerder vrij.’ ‘En toen dachten jullie: ‘Laten we die oude mensen eens blij maken.’ ‘Ja, zoiets. Mama is toch nog aan het werk.’ ‘O, je moeder is niet thuis en jullie hebben onderdak nodig.’ Hij kijkt naar Martijn. ‘En jij moest mee.’ ‘Nou, moest… Ik wilde ook wel,’ zegt Martijn. ‘Nou, vooruit, oprechte belangstelling dus. Ik roep oma even, die is in de slaapkamer, koffers aan het inpakken.’ Hij doet de deur open en roept: ‘Hé, meisje van me, er is bezoek voor je, hóóg bezoek.’ ‘Hoog bezoek?’ horen de jongens. ‘Het zal me wat zijn. Jordin en Maikel zeker?’ ‘Bijna goed. Er is nog een derde.’ ‘Dat kan er maar één zijn: Martijn,’ zegt ze als ze binnenkomt. ‘Zie je wel. Gezworen kameraden.’ Ze geeft hun alle drie een stevige knuffel. ‘Jongens, wat leuk. We hadden het net over jullie.’ ‘Over ons?’ zegt Maikel. ‘Ja, opa heeft alle oude dia’s van vroeger gedigitaliseerd en op een schijf gezet. Voor later.’ ‘Dat scheelt mij geweldig veel ruimte,’ zegt opa. ‘Bijna twintig magazijnen dia’s nu op één schijf! En op de pc!’ ‘Op een schijf?’ vraagt Maikel. ‘Ja, voor jullie, en voor je vader en moeder.’ ‘Staan wij er ook op?’ ‘Ja. En Martijn z’n opa en oma ook.’
9
‘Mijn opa en oma?’ vraagt Martijn. ‘Ja, en je moeder, als meisje. We waren goede vrienden en gingen ook met elkaar op vakantie. Zien?’ De jongens kijken naar Martijn. Veel interesse hebben ze niet, maar opa is zo enthousiast. Die staat al in de hobbykamer bij de pc. Met een paar klikken heeft hij het bestand op het scherm. Rap gaat hij naar de serie waar de grootouders van Martijn bij zijn. ‘Hier, op een camping. Dat is je moeder,’ wijst hij. ‘En hier,’ gaat hij verder, ‘hier zie je een stel jongens en meisjes van de jeugdclub. Daar staat jullie moeder, Maikel en Jordin,’ wijst hij. ‘En daar, iets naar rechts, tussen die jongens, jouw moeder, Martijn. ‘Wat had mijn moeder veel vrienden,’ zegt Martijn. ‘Ja, ze was populair onder de jongens, dat kun je wel zeggen. Geen wonder, het was een mooi meisje! Of niet soms? Je ziet het, één meisje, omringd door wel vier jongens.’ Martijn kijkt aandachtig. ‘Staat papa er ook bij?’ ‘Nee, die was toen nog niet in beeld.’ Martijn wijst. ‘Die jongen kijkt mijn moeder wel heel verliefd aan. Waarom heeft ze die niet genomen?’ ‘Tsja, een jongen krijgt nu eenmaal niet altijd het meisje op wie hij verliefd is.’ ‘Zeker niet als er zo veel verliefd op haar zijn,’ zegt Maikel wijs. ‘Maar ze kon toch kiezen?’ ‘Dat heeft ze ook gedaan,’ zegt opa, ‘en het werd je vader.’ ‘Nou, ik had een ander gekozen,’ flapt Martijn eruit. Opa doet alsof hij het niet hoort en gaat verder. ‘Hier, vlak voor we naar Frankrijk gingen. We hadden allebei een nieuwe caravan.’ Zo gaat het nog een tijdje door. Tot oma binnenkomt. ‘Mannen, ik heb wat te drinken ingeschonken. In de kamer, niet hier bij de computer. Leuk hè, die oude foto’s?’
10
Achter elkaar gaan ze de kamer in. ‘Hoe gaat het op school?’ vraagt oma. De jongens kijken elkaar aan. ‘Goed,’ zegt Martijn. ‘Bootsman weet nog steeds niet wie Jordin of Maikel is.’ ‘En dat is wel eens gemakkelijk,’ zegt Maikel. ‘Zeker toen we nog naast elkaar zaten. Als hij dan wat vroeg, gaf een van ons antwoord. Hij wist toch niet wie wie was. Maar nu zitten we elk aan een andere kant van de klas.’ ‘Slimme leraar,’ zegt opa. De jongens kijken hem aan. ‘Slim? U weet toch ook wie wie is?’ ‘Ja, eh, dat denk ik wel…’ ‘Bijna vakantie?’ vraagt hij dan. ‘Ja,’ zegt Jordin, ‘eindelijk. Het is mooi weer, dus dat komt mooi uit.’ ‘Nou, gisteren heeft het anders nog flink geregend.’ ‘Ja, maar nu blijft het voorlopig droog. We krijgen een heel mooie zomer.’ Opa kijkt hem aan. ‘Nou, daar boffen we dan mee, want we gaan morgen naar Duinwijk. Daar kunnen we wel wat mooi weer gebruiken.’ Na een uurtje stappen de jongens op en gaan naar huis. Martijn is niet alleen een vriend van de tweeling, maar ook hun buurjongen. Ze wonen naast elkaar in een twee-onder-een-kapwoning. ‘Voetballen?’ vraagt Jordin, als ze bij huis zijn. ‘Goed,’ zegt Martijn, ‘ik kom zo.’
11
2. Een potje voetballen Na een kwartier steekt Jordin zijn hoofd om de hoek van de kamerdeur. Maikel zit op de bank met een boek op zijn schoot. ‘Hé, slome, zit je nu nog te lezen? We zouden toch gaan voetballen?’ Maikel hoort niets. Jordin doet een stap de kamer in en gooit met een goed gemikte worp de bal op Maikels hoofd. Die schrikt. ‘Hé man, ben je gek geworden?!’ De bal stuitert de kamer in, precies tegen een vaas bloemen. ‘Hier! Heb je het al! Kijk, alles op de grond! Je ruimt het maar mooi zelf op.’ Maikel legt het boek weg en loopt langs Jordin de bijkeuken in. ‘Ik ga m’n voetbalschoenen aandoen.’ Jordin mompelt wat en zet de vaas weer overeind. ‘Hup, bloemen erin, klaar is Jordin! Ho, er moet natuurlijk ook nog water in. En die zooi hier op de grond? Moet je zien, de vloerbedekking, drijfnat…’ Hij komt overeind om naar de bijkeuken te gaan. In de deuropening staat Maikel, met een geweldige grijns op zijn snoet. ‘Ik ben klaar, kom je?’ ‘Ach man, help liever.’ ‘Ik mag niet met mijn voetbalschoenen aan de kamer in,’ gaat Maikel verder. ‘Ja, dat weet ik! Help me nou maar, des te eerder zijn we klaar.’ Hij duwt de vaas met bloemen in zijn hand. ‘Doe er even water in. Ik moet zuigen.’ ‘Zuigen?’ ‘Ja, het kleed is nat.’ ‘Dat kan niet man! Het is een stófzuiger!’ ‘Weet dat ding veel. Hij zuigt ook vast wel een beetje water. Ga eens aan de kant.’ ‘Een beetje? Een vaas vol?’ ‘Weet jij iets beters?’ ‘Ja, een keukenrol.’ 12
‘Oké.’ Jordin pakt een keukenrol en loopt ermee de kamer in. ‘Ziezo, absorberen maar…’ Even later wrijft hij met zijn hand over de vochtige plek. ‘Nou?! Zo goed als droog!’ Maikel geeft hem de vaas met bloemen. ‘Alsjeblieft, een bloemetje voor de moeite.’ Jordin zet de vaas op zijn plaats en dumpt het natte papier in de pedaalemmer. Via het achterpad gaan ze naar het trapveldje. ‘Hè hè, komen jullie nog?’ vraagt Martijn, die met de bal bezig is. ‘Een bedrijfsongelukje,’ zegt Jordin. ‘Maar we zijn er. Jij in het doel?’ ‘Mij best,’ zegt Martijn. Na een uurtje houden ze het voor gezien. Vuil en bezweet komt de tweeling de bijkeuken in. Aan de andere kant stapt ook Martijn de bijkeuken in, tegelijk met zijn vader. Die kijkt niet vrolijk. Zoals altijd. ‘Hoi pap…’ ‘Wat heb jíj gedaan?!’ ‘Gevoetbald.’ ‘En dan kom je er zo uit te zien?!’ ‘Ja, sorry, het veld was nat. En ik was keeper.’ ‘Uitkleden en naar boven!’ ‘Maar papa…’ probeert Martijn. ‘Mond houden! Wie moet dat weer schoonmaken? Je moeder! Uitkleden! Nu! Die vuile boel in de wasmachine, naar je kamer en je pyjama aan!’ ‘Maar papa…’ Ruw pakt zijn vader hem beet en trekt zijn gezicht naar zich toe. ‘Niks “Maar papa”! Met tegenspreken maak je het alleen erger! Je doet wat ik zeg! Begrepen?’ Met een ruk laat zijn vader hem los en loopt met grote stappen de bijkeuken uit, de keuken in.
13
‘Rotvent!’ zegt Martijn. Hij schrikt er zelf van. Gelukkig hoort zijn vader het niet. Nijdig rukt hij zijn vuile kleren uit. Ik wou dat de vader van Jordin en Maikel mijn vader was, denkt hij. Die begint niet meteen te schelden als er eens iets is. Die dóét wat met zijn kinderen. Maar mijn vader… Hij schopt zijn vieze schoenen aan de kant en stampt zijn vuile goed in de wasmachine. Dan gaat de buitendeur open. In de deuropening staat zijn moeder met een tas vol boodschappen. ‘Wat is er met jou aan de hand?’ ‘We hebben gevoetbald en nu is papa kwaad dat ik vuil ben geworden.’ ‘Sta je daarom in je onderbroek?’ Dan staat zijn vader in de deuropening aan de andere kant van de keuken. ‘Dat moet. Van hém!’ ‘Van hém?’ zegt zijn moeder. ‘Denk eens na! Over wie heb je het?’ Martijn knikt naar zijn vader. ‘Over hem!’ Zijn vader kijkt hem dreigend aan. ‘Naar je kamer, heb ik gezegd! En nu vlug! Ik kom zo bij je!’ Nijdig gaat Martijn naar boven en daar eerst naar de wc. Als hij eruit komt, hoort hij beneden zijn moeder. ‘Bertus, doe kalm. Alsjeblieft, het is een kind…’ ‘Daarom juist!’ schreeuwt zijn vader. ‘Nu kan het nog! Als ik het hem nú niet leer, leert hij het nooit. Jij vindt alles goed. Een flink pak rammel, dat heeft hij nodig! Die nul! Wie niet horen wil moet voelen! Opzij!’ ‘Bertus! Doe het niet! Ga een eind fietsen, of wandelen, maar ga niet naar Martijn. Je bent jezelf niet.’ ‘O nee? Ben ik mezelf niet? Straks heb ík het nog gedaan! Ik weet héél goed wat ik doe! Opzij jij!’ Martijn houdt zijn adem in. Gelukkig neemt zijn moeder het voor hem op. Zal hij wegrennen? In zijn onderbroek zeker. ‘Nee!’ klinkt de stem van zijn moeder weer. ‘Ik ga níet opzij! Jij gaat zo niet naar boven!’
14
15
‘Wat zullen we nou krijgen… Ik ben er altijd al bang voor geweest. Als het erop aankomt, kies jij voor die jongen en laat je mij stikken! Ik zál hem krijgen waar ik hem wil hebben! Opzij!’ Daar komt hij, denkt Martijn. Weg! Snel gaat hij zijn kamer in, trekt zijn pyjama aan en schiet onder de dekens. Heel diep eronder. Ik pák hem, denkt hij. Ik laat me slaan en ga naar de politie. Ja! Dát doe ik! Ik ben niet bang! Hij hoort zijn vader komen. Kom maar op! Martijn steekt zijn hoofd boven de deken en kijkt naar de deur. Langzaam gaat hij open. Brutaal kijkt Martijn naar de man die binnenkomt. Hij heeft een zweepje in zijn hand. Hét zweepje. Dit kan geen vader zijn, gaat het door hem heen. Kom maar op! Zijn vader rukt de deken van hem af. ‘Pyjamajas uit.’ Martijn doet het. ‘Op je buik!’ Zonder iets te zeggen draait Martijn zich om. Met zijn armen langs zijn zij, vindt hij de deken en knijpt erin. Kom maar op! Dit is de laatste keer! De eerste klap is het ergst. Een hevige pijnscheut gaat door zijn lichaam. Het is alsof zijn rug in brand staat. De tweede gaat beter, de derde ook, maar toch… Martijn houdt zijn adem in, zijn spieren spannen zich om de volgende slag van de zweep op te vangen. Maar er gebeurt niets. Hij wacht, draait dan voorzichtig zijn hoofd naar zijn vader. Door een waas van tranen ziet hij hem de kamer uit lopen. Hij gaat weg! Martijn zucht diep. Hij is weg! Nu al? Langzaam gaat hij rechtop zitten en luistert hoe zijn vader de trap af gaat. Beneden hoort hij zijn moeder. ‘Wat heb je met hem gedaan?’ Het enige antwoord dat Martijn hoort is het dichtknallen van de buitendeur. Martijn stapt uit bed en loopt naar de spiegel in de badkamer. Hij probeert zijn rug te bekijken, maar ziet alleen een betraand gezicht. ‘Je jankt,’ zegt hij hardop. ‘Maar nu ga ik naar de politie! Meteen!’
16
Ervaringen delen
Aardig doen
Een taak uitvoeren
Jezelf presenteren
Jan van den Dool
Een keuze maken
Opkomen voor jezelf
Omgaan met ruzie
Martijn heeft problemen met zijn vader. Om er even uit te zijn, mag hij een weekje op vakantie met zijn twee vrienden, de tweeling Jordin en Maikel, en hun opa en oma. In het plaatsje waar ze logeren, is een bende actief die op onverklaarbare wijze achter je pincode weet te komen, en daarna jouw geld opneemt. Martijn wil zijn vader bewijzen dat hij geen nietsnut is en gaat op onderzoek uit. Lukt het hem om uit te vinden wie er achter deze diefstallen zitten?
Avi 8/M7 Met illustraties van Hester van de Grift Bestelnummer 5134 ISBN 978-90-5788-424-5
Kom op, volhouden!
Samen spelen en werken
Lezen is leuk en soms ook spannend. En je kunt veel dingen ontdekken. Bijvoorbeeld wat kinderen doen in moeilijke situaties. Wat kiezen ze, en hoe loopt dat af? Je kunt met de hoofdpersonen meeleven en denken: Wat zou ik nu zelf doen?
Kom op, volhouden! Jan van den Dool