Het spannendste schoolreisje ooit (5138)

Page 1

Ervaringen delen

Aardig doen

Een taak uitvoeren

Jezelf presenteren

Een keuze maken

Het spannendste schoolreisje ooit

Samen spelen en werken

Lezen is leuk en soms ook spannend. En je kunt veel dingen ontdekken. Bijvoorbeeld wat kinderen doen in moeilijke situaties. Wat kiezen ze, en hoe loopt dat af? Je kunt met de hoofdpersonen meeleven en denken: Wat zou ik nu zelf doen?

Het spannendste schoolreisje ooit Met overval & ontvoering

Opkomen voor jezelf

Iris Boter

Omgaan met ruzie

Dries gaat op schoolreisje naar Amsterdam, naar een museum. Daar heeft hij niet veel zin in. Liever gaat hij naar de Game Mania, de computerspellenwinkel. Als hij terug wil naar het museum, merkt hij dat hij verdwaald is en stuit hij op een geheimzinnige bestelbus. Het wordt het spannendste schoolreisje ooit!

Avi E5/M6 Met illustraties van Iris Boter Bestelnummer 5138 ISBN 978-90-5788-444-3

Iris Boter


Inhoud Hoofdstuk 1

7

Hoofdstuk 2

14

Hoofdstuk 3

23

Hoofdstuk 4

32

Hoofdstuk 5

39

Hoofdstuk 6

45

Hoofdstuk 7

51



Hoofdstuk 1 Negenendertig Bolle Smerig Ruftende Beren, denkt Dries als hij het schoolplein oploopt. Het staat er vol met kinderen en ouders. In de straat staat een grote touringcar. Met kenteken 39-BS-RB. Zo’n beetje iedereen is er al. Het is een gekakel van jewelste. ‘Heb jij maar één rol snoep bij je?’ ‘Waar is Thomas?’ ‘Wij gaan achterin zitten!’ ‘Emma, kom je bij ons zitten?’ ‘Ik lust geen Joppiechips.’ ‘Zullen we ruilen?’ ‘Ik moest gewoon brood mee, stom hè?’ Juf Annet is aan het bellen waar Lynn blijft en intussen troost ze Brian die met zijn hoofd tegen het klimrek is gelopen. De chauffeur, een opa-achtige man met een witte snor, zit rustig achter zijn stuur de krant te lezen. ‘Dames en heren,’ buldert meester Bart die op de bovenste traptrede in de bus is gaan staan. ‘We gaan zo vertrekken. Kus je vader en moeder, neem je tas mee – je eigen tas, Tom – en loop rustig de bus in. Als iedereen er is, en ik zie daar Lynn aan komen rennen, vertrekken we.’ Meester Bart wordt aan de kant geduwd door Sjon en Tamar die door het gangpad naar achteren rennen en de rest wurmt zich er achteraan. ‘Ho! Dat was niet de afspraak,’ roept meester Bart. ‘Jij, jij en jij gaan hier zitten. Kees, wacht nou nog even met die chips. In de bus wordt niets gegeten wat kruimelt en nee, ook geen kauwgom.’ ‘Kauwgom kruimelt niet, meester.’ ‘Ik zal jou eens verkruimelen,’ zegt juf Annet. Zij gaat ter versterking mee, net als een paar ouders, anders schiet meester Bart in de stress. Dries stapt als een van de laatsten in, er is alleen nog plek naast de moeder van Hanna. 7


‘Wil jij naast het raam?’ vraagt ze. Dries twijfelt. Hanna’s moeder is nogal groot en breed, daar komt hij nooit meer tussenuit. Maar het lijkt erop dat er verder geen plek meer is. En het is veilig. Geen kans op flauwe grappen of chocomel in zijn haar. ‘Hé, Dries, hier is nog plek! Naast Suus!’ roept Sjon. ‘Ik ga daar wel zitten,’ zegt Dries tegen de moeder van Hanna. ‘Natuurlijk jongen, bij je vrienden,’ zegt ze. Dries loopt richting Suus, die ergens achteraan links zit. ‘Dries is op Suus,’ klinkt het vanaf de achterbank. ‘Niet zoenen hoor,’ roept Sjon. ‘We zien alles via de achteruitkijkspiegel!’ Net wanneer Dries naast de stoel van Suus staat, komt Dora ineens tevoorschijn. ‘O sorry, Dries,’ zegt Suus. ‘Dora komt al naast me zitten. Toch Dora?’ ‘Ja,’ zegt ze. ‘Dat hadden we al lang geleden afgesproken.’ Ze wacht zijn reactie niet af en gaat op de lege plek zitten. Dries sjokt terug naar Hanna’s moeder. Hij zucht. Het zal vandaag wel precies zo gaan als hij gedacht had. Zoals altijd, eigenlijk. Stom gedoe. Sjon is de ergste. Die pest hem al vanaf groep drie. Niet dat hij zich daar zoveel van aantrekt, maar irritant is het wel. Nog twee jaar, dan begint de middelbare school en is hij hopelijk van die vervelende, domme treiterkop af. ‘We vertrekken!’ roept meester Bart. ‘Allemaal gaan zitten en je gordel omdoen. Ja, ook jij, Anne.’ Dries kijkt naar buiten. Op het schoolplein staan alle moeders en vaders bij elkaar. Behalve die van hem. Ze moesten allebei werken. Echt erg vindt hij dat niet, de laatste keer dat zijn moeder hem uitzwaaide, moest ze huilen. Dat was nogal gênant en goed voor pesterijtjes tot aan de dierentuin, waar ze vorig jaar naartoe gingen. De luidsprekers boven de stoelen kraken. ‘Goedemorgen kinderen. Hier spreekt jullie chauffeur Hilbrand. De zon schijnt, we gaan

8


er een geweldige dag van maken. Het is anderhalf uur rijden naar Amsterdam. Er staan op dit moment geen files. De regels! Geen schoenen op de bank, geen kauwgum en geen chips. En er hangen zakjes aan elke stoel voor je rotzooi. Het is verboden ergens anders over te geven dan in die zak. Alles duidelijk? Dan gaan we!’ De touringcar gromt als een grote beer en achterin wordt hard gegild. De ouders op het schoolplein zwaaien tot de bus de bocht om is. Daar gaan ze, de straat uit, de wijk uit, de stad uit, de snelweg op. De klas is nog opmerkelijk rustig. Er wordt niet geschreeuwd of gegild en Dries telde nog maar één ruzie. De moeder van Hanna leest een tijdschrift. Voorin en halverwege de bus hangen televisieschermen waar een of ander praatprogramma op te zien is. ‘Mogen we geen tekenfilms?’ roept Tamar. ‘Tekenfilms, tekenfilms!’ roept de hele klas. ‘Kan niet,’ zegt de chauffeur. ‘Ik kan alleen de Amsterdamse zender AT5 ontvangen.’ Dries probeert zijn benen te bewegen omdat ze slapen, maar eigenlijk zit Hanna’s moeder in de weg. ‘Moet je plassen?’ vraagt Sjon, die door het gangpad naar voren komt lopen. ‘Je zit zo te wiebelen!’ ‘Hou op.’ ‘Meester! Dries moet plassen!’ ‘Dat kan niet. Jullie zijn allemaal net geweest.’ ‘Maar meester, Dries heeft een hele kleine blaas. Als hij zijn spuug inslikt, moet hij al plassen.’ ‘Sjon, dit is je eerste waarschuwing.’ ‘Hoeveel mag ik er, meester?’ Meester Barts ogen flitsen. ‘Ik word nu al heel moe van jullie,’ zucht hij. ‘En we zijn nog niet eens bij Amersfoort.’ Dries haalt zijn Nintendo tevoorschijn en besluit zijn wereldrecord straatracen te verbeteren. Het wordt steeds lastiger, maar hij is al bij level tweehonderdveertien.

9



‘Wat heb je daar?’ vraagt Hanna’s moeder. ‘Mijn Nintendo.’ ‘En wat doe je voor spel?’ Dries legt het haar uit en ze wil het wel een keer proberen. Ze is er goed in! Om de beurt spelen ze een level. ‘Gaaf dit,’ zegt ze. Ze geeft ‘m terug. ‘Dit doe je zeker heel vaak?’ ‘Ja. Thuis heb ik nog veel meer games. Ik wil later gameontwerper worden.’ ‘Zo, dat lijkt me leuk,’ zegt de moeder van Hanna en pakt haar tijdschrift weer. Ze zijn nog steeds op de snelweg. Wat is dat? Op het televisiescherm zijn beelden te zien van een huilende vrouw. Inbraak bij barones van Ballengooijen, staat eronder. Een deftige, in het roze geklede dame veegt met een zakdoekje haar ogen af. ‘Mijn hondje is ontvoerd,’ verstaat Dries. ‘Die schilderijen en juwelen kunnen me niks schelen, maar ik wil mijn Roderickje terug! Een fikse beloning voor degene die me hem terugbrengt.’ Ze begint hartverscheurend te huilen. Er verschijnt een foto in beeld van een hond met een roze bodywarmer. Op een vaag filmpje van de beveiligingscamera wordt de bestelbus van de daders getoond. Dertig Bloedzuigers met Zachte Billen, denkt Dries. 30-BZ-ZB. Dan komt er een verslag van een voetbalwedstrijd. Achterin de bus is nu toch een serieuze ruzie aan de gang waar juf Annet zich mee bemoeit. He, Nemo, herkent Dries opeens buiten: daar is hij vorig jaar zomer geweest. Ze zijn in Amsterdam! ‘Let op, kinderen,’ zegt meester Bart in de microfoon. ‘We zijn er bijna. Als we straks in het museum zijn, dan krijgen jullie allemaal een speurtocht mee. Daar staan vragen op die je moet beantwoorden. Het telt mee voor je rapport, dus doe je best. Alle antwoorden zijn te vinden in het museum. Er staan heel

11


oude dingen, dus wees voorzichtig! Je mag niet rennen en vooral nergens aankomen. Na afloop breng je de papieren weer bij mij. Daarna gaan we friet eten op een boot.’ ‘Meester, waarom gaan we niet naar een pretpark of een zwembad zoals normale scholen?’ roept Suus. ‘Omdat dit goed is voor je ontwikkeling,’ zegt meester. ‘Hier leer je wat van. En daar zijn wij voor.’ ‘Boring!’ roept Dora. ‘De achtbaan is ook heel goed voor mijn ontwikkeling!’ Dries durft niet te zeggen dat hij het eigenlijk wel leuk vindt, zo’n museum. Alleen dan wel in zijn eentje. Dan kan hij tenminste overal zo lang kijken als hij zelf wil. Maar nu gaat het er alleen maar om zo snel mogelijk het antwoord te zoeken en dan door te rennen naar de volgende vraag. ‘Meester, Sjon heeft gekotst!’ ‘Toch wel in het zakje?’ ‘Ja maar meester, wat moeten we nou met een volgekotst zakje?’ ‘Dichtknopen. En straks buiten weggooien. In een vuilnisbak.’ ‘Bah! Bah!’ Het duurt nog even voor ze eindelijk de parkeerplaats bij het museum op rijden. Eerst noemt meester Bart nog een heleboel regels op waar ze zich aan moeten houden voor ze de bus uit mogen. Buiten is het lekker weer, de zon schijnt. Aan het eind van de straat rijdt een tram voorbij en ergens klinkt een draaiorgel. Meester Bart deelt de speurtochten uit. ‘Om half twaalf weer hier bij de ingang verzamelen!’ roept hij. ‘Meester, mogen wij met elkaar?’ ‘Jullie gaan al met elkaar, zoenen!’ roept Sjon. ‘Ik zoen echt niet met haar, ze heeft net een Bifi worstje gegeten.’ ‘Meester, ik heb geen potlood.’ ‘Meester, ik lust geen friet.’

12


‘Mag ik dan die van jou?’ ‘Waarom gaan we niet naar de Mac?’ ‘Meester, mag ik met Dries? Hij weet altijd alles en dan zijn we zo klaar en kunnen we gaan chillen.’ Dat is Thomas. ‘Ik wil niet met Dries! Straks denken ze dat ik ook een nerd ben,’ piept Sjon met een gek stemmetje. ‘Hou onmiddellijk op!’ zegt meester Bart. ‘Sjon, als je niet heel gauw sorry zegt, mag je met mij die speurtocht doen.’ ‘Sorry, meester,’ zegt Sjon. ‘Tegen Dries natuurlijk,’ zegt meester Bart. ‘Sorry, Dries,’ zegt Sjon. En dan heel zacht: ‘Dat je een nerd bent.’ ‘Heeft iedereen een speurtocht? Zet hem op!’ Iedereen rent naar de ingang van het museum. De suppoost zet zijn pet wat steviger op zijn hoofd als hij de meute op zich af ziet komen. Dries blijft staan. Hij heeft hier zó ontzettend geen zin in. Zijn benen zijn niet in beweging te krijgen. Hij weet al precies hoe het gaat. Waarschijnlijk wachten ze allemaal tot hij de antwoorden verzameld heeft, trekken ze het papier uit zijn handen en schrijven ze alles over. No way. Iedereen is intussen in het museum en niemand ziet dat hij hier nog staat. Ik ga niet, denkt Dries. Bekijk het maar. Hij heeft een veel beter plan. Nog één keer kijkt hij of niemand hem ziet en rent dan vlug langs het museum, de straat in, de bocht om. Weg.

13


Hoofdstuk 2 Niemand roept hem, niemand komt hem achterna. Hier loopt hij dan, midden in Amsterdam! Wow, dit is echt tof. Druk is het hier. Auto’s, scooters, fietsers en trams rijden voorbij en er lopen allerlei soorten mensen in allerlei kleuren en kleding. Niemand kijkt naar hem. Iedereen denkt natuurlijk dat hij een gewone Amsterdamse jongen is. Hij voelt zich ongelooflijk stoer. Bekijk het maar met je stomme speurtocht. Hij is toch geen kleuter meer? Hier ergens moet een Game Mania zitten. Op de plattegrond op internet had hij gezien dat je vóór het museum rechtsaf moest slaan, en dan na de gracht een brede straat oversteken. Maar is deze straat breed genoeg om die brede straat te zijn? Had hij de plattegrond nou toch maar geprint. Hij steekt over en na enige aarzeling slaat hij linksaf. Game Mania! Gevonden! De glazen deur staat open en Dries stapt naar binnen. Er staat harde muziek op en overal staan beeldschermen. Twee verdiepingen met alleen maar games, waar je ook kijkt. ‘Hoi,’ zegt een jongen die achter de balie staat. ‘Probeer alles maar uit. Dat mag gewoon.’ Ze hebben de nieuwste Mario Bros! Dries gaat achter het scherm zitten en speelt het spel. Dit is echt helemaal geweldig. Hij wil hem hebben! Alleen heeft hij niet genoeg geld bij zich. Gelukkig staat er ook een mand met spellen die in de aanbieding zijn. Eentje kost precies zoveel als hij bij zich heeft en die hij al heel lang wil hebben: Planet Racing. Hij koopt het. ‘Is het een cadeautje?’ vraagt de verkoper. ‘Nee. Of wacht, ja toch!’ De jongen pakt het doosje in glimmend blauw papier. Een cadeautje voor mezelf, denkt Dries als hij het in zijn zak stopt

14



en weer naar buiten loopt. Hoe lang is hij binnen geweest? Zou het al bijna half twaalf zijn? Hij moest nu maar terug naar het museum. Vlug loopt hij terug. Maar welke straat was het nou? Hij kwam toch hier vandaan? Of daar? Of was het nou een stukje terug? Er staan hier hoge, smalle huizen dicht tegen elkaar aan. Veel deuren zijn alleen bereikbaar met een stenen trap. Nooit eerder gezien. Er had allang een zijstraat moeten komen en dat huis met al die vlaggen herinnert hij zich ook niet. Waar is dat museum nou? Als Dries langs een beeld van een mevrouw op een paard komt, weet hij zeker dat hij hier niet eerder geweest is. Op goed geluk loopt hij nog wat verder, maar niets van wat hij ziet, komt hem bekend voor. Ergens op een brug over een gracht staat hij stil. Hij moet het nu toch echt toegeven: hij is verdwaald! Wat moet hij doen? Geen idee hoe laat het is en hoeveel tijd hij nog heeft. Bang is hij niet. Stiekem vindt hij het wel leuk om in Amsterdam te zijn. Trouwens, dat museum is zo beroemd, het staat vast wel ergens op een bordje. Als hij gewoon blijft lopen, komt hij vast zo’n ding tegen. Over de gracht komt een rondvaartboot voorbij. Dries zwaait en er zwaaien een paar mensen terug. Er neemt zelfs iemand een foto van hem. Als hij langs een oliebollenkraam loopt, merkt hij dat hij enorme honger heeft. Zou de klas al friet aan het eten zijn? Hij kijkt om zich heen. Nog altijd heeft hij geen idee waar hij is. Misschien is het museum achter die huizen daar, maar het kan ook dat hij totaal aan de andere kant van de stad terecht is gekomen. Op een klok ziet hij dat het inmiddels al twaalf uur is geweest. Hoe lang zal hij wel niet moeten nablijven als straf? Misschien missen ze hem wel helemaal niet. Het kan best dat niemand aan hem denkt en niemand in de gaten heeft dat hij er niet is. Zoveel lawaai maakt hij niet. Straks vertrekt de bus zonder hem! En dan wordt het donker en

16


moet hij de nacht hier in de stad doorbrengen. Waar moet hij dan slapen? In een kartonnen doos ergens in een portiek of onder een brug? Tussen alle zwervers, dronkaards en dieven? En waar moet hij dan plassen? Hoe komt hij aan eten? Straks wordt hij beroofd en ontvoerd! Zijn ouders zullen natuurlijk heel erg ongerust worden en zijn moeder gaat waarschijnlijk huilen, iets wat hij verschrikkelijk vindt. Nu kriebelt er toch wat in zijn buik. Hij moet nu echt dat stomme museum terugvinden. Aan een vrouw met een paars jasje vraagt hij: ‘Mevrouw, weet u waar het museum is?’ ‘Excuse me? I don’t speak Dutch,’ zegt ze. ‘Sorry,’ zegt hij en loopt verder. Een eind verderop staat een bloemenkraam. Daar werkt vast iemand die Nederlands spreekt. ‘Mevrouw?’ ‘Zeg het es, lieverd.’ ‘Weet u waar het museum is?’ ‘Het museum? Welk museum bedoel je?’ ‘Het museum met die oude spullen.’ ‘Lieve schat, er zijn wel honderd museums hier.’ Het is musea, denkt Dries. Maar hij zegt het niet. De vrouw stopt grote bossen bloemen in emmers die op de stoep staan. ‘Bedoel je het Rijks? Of het Stedelijk? Of oudheden? Of kunst?’ ‘Ja, die oudheden, denk ik,’ zegt Dries. ‘Nou, dan ben je een aardig eindje uit de buurt, vriend. Heb je een tramkaart bij je? Dan neem je hier lijn zes tot aan de Stadhouderskade...’ Ze legt precies uit hoe hij er moet komen, maar de moed zakt Dries in de schoenen. Hij heeft geen tramkaart bij zich en zijn geld is op en zijn voeten doen behoorlijk pijn. Maar de vrouw is alweer bezig met een klant. ‘Bedankt,’ zegt hij zacht en loopt in de richting die de vrouw wees. Uit een steeg komt de geur van gebakken broodjes en pizza. Hij heeft een geweldige honger. Opeens snapt hij zwervers die

17


weggegooide hamburgers uit een vuilnisbak vissen. Hij moet wat eten. Maar om nu wat uit een vuilnisbak te halen... Van de andere kant komt een jongen aan lopen, ongeveer even oud als hij. Hij trapt tegen een blikje, dat precies tegen Dries’ voet komt. Hij trapt het terug. De jongen lacht en ze trappen het blikje een paar keer heen en weer. Wel een aardige jongen, lijkt het. Niet zo eentje die meteen z’n spierballen laat zien of op de grond spuugt. ‘Hey,’ zegt de jongen. ‘Ook studiedag?’ ‘Nee. Schoolreisje. Ik ben ontsnapt en nou weet ik niet meer waar mijn klas is.’ De jongen lacht. ‘Nou, lekker dan. En nu?’ ‘Weet jij waar het Oudheidsmuseum is?’ ‘Geen idee.’ ‘Heb jij een mobiel? Mag ik bellen?’ ‘Nee, ik heb geen mobiel. Mag ik niet. Maar misschien mag je in dat café wel even bellen.’ Dries is eerst opgelucht, maar dan denkt hij: wie zou ik moeten bellen? Zijn vader en moeder lijkt hem geen goed idee. Die raken alleen maar volledig in paniek. En verder kent hij geen nummers uit zijn hoofd. ‘Laat maar,’ zegt hij. ‘Ik weet alleen de nummers van m’n ouders en die hoeven dit nog niet te weten. Maar bedankt.’ ‘Ik ben trouwens Jorg,’ zegt de jongen. ‘Ik heet Dries.’ ‘Wat heb je daar?’ ‘Oh, een cadeautje. Voor mezelf.’ Stom eigenlijk, denkt hij nu. Best wel kinderachtig. Maar de jongen lijkt het niet raar te vinden. ‘Wat zit erin?’ ‘Een game. Planet Racing.’ ‘Voor de WII of de Nintendo?’ Al kletsend over games lopen ze verder door de stad. Dries vergeet bijna dat hij verdwaald is en dat hij zo’n trek heeft. Die Jorg is wel een coole gast.

18


‘Hé, wacht eens?’ zegt Dries als ze langs een steeg lopen. ‘Wat is er?’ vraagt Jorg. Dries loopt een stukje terug. Iets in die steeg komt hem bekend voor. Er staat een bestelbus geparkeerd. Niks bijzonders. Als de jongens verder lopen, dringt er opeens iets tot Dries door. Dertig Bloedzuigers Met Zachte Billen. Dat busje! Het is dat busje van die overval! ‘Wat is er joh,’ vraagt Jorg. ‘Je trekt helemaal wit weg, man!’ Het zweet breekt Dries aan alle kanten uit. ‘Die bestelbus,’ fluistert hij. ‘Die is van die lui die vanochtend een overval hebben gepleegd op die barones.’ ‘Ik weet van niks,’ zegt Jorg. ‘Een overval?’ ‘Het was op tv. Ze hebben dure dingen gejat. En een hondje ontvoerd!’ ‘Echt? En dat busje staat in die steeg? Weet je het zeker?’ De jongens lopen zo gewoon mogelijk terug en gluren weer in de steeg. Er zit niemand in het busje. ‘Ik hoor een hondje blaffen,’ zegt Jorg. ‘Heel zacht.’ Dries hoort het ook. Voorzichtig sluipen ze de steeg in. Waar komt het vandaan? Uit het huis aan de rechterkant, waarvan de deur op een kiertje staat? ‘Het komt uit de bus,’ fluistert Dries. ‘We moeten de politie waarschuwen.’ ‘Wat zeg je?’ horen ze een man in het huis zeggen. ‘Ik kom er zo aan. Ik wacht nog even op Ruud, die moest van de zenuwen alweer naar de plee.’ Oh, nee. Er is geen tijd om wie dan ook te waarschuwen. Die hond moet NU bevrijd worden, voor die bus weer wegrijdt. Het gekef in de bestelbus klinkt nu heel paniekerig. Dat arme beestje. Voorzichtig voelt Dries aan de achterdeur. Niet op slot! Zo zacht mogelijk opent hij de deur. De laadruimte staat vol met spullen. Schilderijen, dozen, een opgezet hertenhoofd met gewei en

19



een grote witte vaas, half in een deken gewikkeld. Waar zit dat beest? Vast ergens helemaal achterin. Hij keft aan één stuk door. ‘Hou jij de wacht?’ fluistert Dries tegen Jorg. ‘Dan pak ik dat beest.’ ‘Doe het snel,’ zegt Jorg. ‘Ze vertrekken zo.’ Dries kruipt in de bestelbus. Ergens achter een schilderij vindt hij een hoopje vacht dat hem met zielige oogjes aanstaart. Het beest piept hard, helemaal buiten zichzelf van angst. Dries legt zijn hand op zijn bek. ‘Ssst, Roderick. Je moet stil zijn, anders komen ze kijken. Ik doe je geen kwaad,’ fluistert hij. ‘Ik kom je bevrijden.’ Hij pakt het hondje op, maar het zit met een touw ergens aan vast. Dries rukt eraan, maar het zit te stevig. ‘Dries!’ hoort hij Jorg opeens sissen. ‘Ze komen eraan! Kom eruit!' ‘Kunnen we?’ roept een mannenstem. ‘Wegwezen,’ zegt een andere stem. De bus beweegt: er stapt iemand voorin. Hij moet eruit, nu het nog kan! Maar de hond jankt en legt zijn poot op Dries z’n hand: laat me niet alleen, lijkt hij te zeggen. Nog een keer rukt Dries als een gek aan het touw, maar het lukt niet. Het zit te vast. Een schaar heeft hij nodig, of een mes! Bijten! Hij zet zijn tanden in het touw, dat naar benzine en zand smaakt. Maar het is veel en veel te dik, het zou wel een halve dag kosten om het door te knagen. Tot Dries z’n grote schrik start de auto en een mannenstem roept: ‘Let’s go!’ De andere man stapt ook in, de voordeuren klappen dicht en de auto begint te rijden. Oh nee! Paniek giert door Dries z’n lijf. Wat gaat er gebeuren? Waar gaan ze naartoe? Was hij maar nooit ingestapt. Wat moet hij doen? Eerst rustig, maar daarna steeds sneller rijdt het busje verder. Dries kan niet naar buiten kijken, in de achterdeuren zit matglas. Het is

21


behoorlijk donker achterin. En door de voorruit kan hij niets zien door alle spullen die er staan. Nou zit hij hier in zijn eentje. Als dit maar goed komt. Als die mannen hem maar niet ontdekken! Wat moet hij doen? Onderweg ergens eruit springen? En de hond dan?

22


Ervaringen delen

Aardig doen

Een taak uitvoeren

Jezelf presenteren

Een keuze maken

Het spannendste schoolreisje ooit

Samen spelen en werken

Lezen is leuk en soms ook spannend. En je kunt veel dingen ontdekken. Bijvoorbeeld wat kinderen doen in moeilijke situaties. Wat kiezen ze, en hoe loopt dat af? Je kunt met de hoofdpersonen meeleven en denken: Wat zou ik nu zelf doen?

Het spannendste schoolreisje ooit Met overval & ontvoering

Opkomen voor jezelf

Iris Boter

Omgaan met ruzie

Dries gaat op schoolreisje naar Amsterdam, naar een museum. Daar heeft hij niet veel zin in. Liever gaat hij naar de Game Mania, de computerspellenwinkel. Als hij terug wil naar het museum, merkt hij dat hij verdwaald is en stuit hij op een geheimzinnige bestelbus. Het wordt het spannendste schoolreisje ooit!

Avi E5/M6 Met illustraties van Iris Boter Bestelnummer 5138 ISBN 978-90-5788-444-3

Iris Boter


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.