Inhoud 1. De kaart
6
2. Gert kan niet
10
3. Kris heeft geen zin
14
4. Sven en Luuk erbij?
17
5. Mees kan ook niet
20
6. Met Mo op het plein
25
7. Een nieuw feest
28
8. Is dat Fleur wel?
31
9. Mag Kris er in?
35
10. Het feest begint
37
11. Wie wint?
41
12. Om de beurt
44
13. Het feest is voorbij
49
1. De kaart ‘ voor Kris. voor Gert. voor Siem. En
voor Mees.’
Mama telt de . Ze legt ze voor Twan neer. ‘Zo goed?’ Twan knikt. ‘Ik heb er zo’n zin in. Nog maar nachtjes.’ Mama lacht. ‘Dat snap ik. Je wordt maar Kom. Nu naar bed.
x
Het is al bijna uur. Veel te laat voor jou.’
6
.
Twan pakt de
.
Er staat een Die scheurt om een bocht.
op.
Twan vindt de kaart heel stoer. ‘Ik stop ze vast in mijn tas,’ zegt hij. ‘Dan vergeet ik ze niet.’ Twan glijdt van zijn stoel.
feest.
Hij heeft zin in zijn Kris komt. En Gert. En Siem en Mees. Mama bakt een taart.
Met en room. Er is fris en sap. En heel veel snoep. Papa heeft een spel bedacht. Een spel in het bos. En als ze weer thuis zijn,
is er
.
7
Heel
veel
.
‘Waarom kies jij Kris?’ Twan draait zich om. Het is Lars. Zijn broer. Lars is al
.
Hij zit in groep . ‘Daarom.’ ‘Ben jij ook bij hem geweest?’ ‘Nog niet. Als ik hem vraag, vraagt hij mij ook.’ Lars lacht. ‘Denk je dat? Kris is toch de held van jouw klas? Wil je daarom dat hij komt?’ Twan voelt dat hij rood wordt. Kris is groot. En h e e l stoer. Kris durft veel. Veel meer dan Twan. Twan is graag bij Kris in de buurt. Dan is het net of Kris zijn vriend is. Soms moet hij iets doen voor Kris.
8
Iets wat niet mag. Pas nog. Kris wees naar een huis. ‘Druk op die bel,’ zei hij. Twan wilde niet. De vrouw die daar woont is oud. Ze loopt niet meer zo goed. ‘Druk op die bel,’ zei Kris nog een keer. En toen deed Twan het toch. Omdat Kris het wil.
9
2. Gert kan niet Twan staat op het plein van school.
Hij heeft de
in zijn hand.
feest.
De kaarten voor zijn Het plein is nog leeg.
Straks deelt hij de Op het plein. Dat moet van de juf.
uit.
‘Ik wil ze niet in de klas zien. Dat is niet leuk voor de rest.’ ‘Hee, Twan!’ Twan kijkt op. Daar komt Gert aan. Hij zet zijn fiets in het rek. Twan rent naar hem toe. ‘Gert! Ik heb wat voor je.’ Twan geeft de kaart aan Gert. Gert leest de kaart. ‘Leuk! Een 10
feest.
Wat gaan we doen?
Oo, nee.’ Gert slaat een hand voor zijn mond.
‘Ik kan niet. Wij gaan die dag weg. Mijn opa wordt
.
feest.’
Hij geeft ook een Twan slikt. Gert is zijn vriend. Hij wil graag dat Gert komt. ‘Moet je echt mee?’ vraagt hij. Gert knikt.
‘Dan kom ik Mag dat ook?’ Twan denkt na.
Als Gert
dag.
dag komt,
feest. feest.
heeft hij nog een
Een klein ‘Ik vraag het thuis,’ zegt Twan. ‘Ik denk wel dat het kan.
11
Ervaringen delen
Aardig doen
Samen spelen en werken
Lezen is leuk en soms ook spannend. En je kunt veel dingen ontdekken. Bijvoorbeeld wat kinderen doen in moeilijke situaties. Wat kiezen ze, en hoe loopt dat af? Je kunt met de hoofdpersonen meeleven en denken: Wat zou ik nu zelf doen?
Een taak uitvoeren
Jezelf presenteren
Een keuze maken
Opkomen voor jezelf
Omgaan met ruzie
Twan is jarig. Hij geeft een feest. Hij nodigt vier vrienden uit. Maar Gert kan niet. Siem is ziek. En Kris heeft geen zin. Wat nu? Wordt het wel leuk?
Avi M3 Met illustraties van Willeke Brouwer
Bestelnummer 5139 ISBN 978-90-5788-443-6
9 789057 884436