Handleiding Trefwoord MB 2024-2025/ 3 - Thema Maak er wat van
MAAK ER WAT VAN
In dit thema gaan de Trefwoordreporters langs bij Nika, een stoer meisje dat long covid heeft. De reporters nemen een kijkje op haar school en bij haar thuis. Ze horen hoe zij én haar omgeving er steeds iets van proberen te maken, ondanks de beperkingen die haar ziekte met zich meebrengt. Dat lukt soms supergoed en soms ook even niet.
Het inkijkje in het leven van Nika is inspirerend. Het laat zien hoe moeilijk én hoe mogelijk het vaak is om er iets van te maken. De meeste mensen hebben gelukkig niet zo’n pech als Nika. Toch staat iedereen, net als zij, dagelijks voor de uitdaging om er voor jezelf en je omgeving iets van te maken: van het ontbijt, van de fietstocht naar school, van de reken- en gymles, van een opdracht, van het spelen op het plein. Van de dag, de week, de maand en het jaar. De een is daar goed in, blijft altijd positief en weet al helemaal hoe het moet worden. Een ander ziet beren op de weg of weet niet goed hoe te beginnen.
Kinderen ontdekken hoe dit bij hen zit en onderzoeken hoe mensen er in allerlei situaties wel of niet iets van maken. Tegelijkertijd vragen ze zich af: valt er altijd iets van te maken, of is het ook oké om soms iets als mislukt te beschouwen?
Iets maken van de schooldag of van het leven. Van je tuin of van de wereld. Het lijken dingen van totaal verschillende grootte, maar het is de vraag of ze wel zover uiteen liggen. Wie
POSTER
Maak er wat van
Waar denken de kinderen aan als ze dit beeld zien? Wat roept het op? Vertel dat het thema de komende periode is: Maak er wat van. Vinden ze dat passen bij dit beeld? De kinderen houden elkaars hand vast en vormen zo een ster. Wat denken de kinderen: Kun je er ook alleen wat van maken in het leven of heb je elkaar nodig om te ‘schitteren’?
er iets van wil maken moet ergens beginnen. En dan is de eigen tuin een prima plek, het klinken van de schoolbel een mooi moment. Maar hoe ga je vervolgens te werk?
Het begint vaak bij de grondhouding. Wil je het met frisse moed proberen, ook al weet je misschien niet precies hoe? Of blijf je wachten, de armen over elkaar en verzuchtend: ‘’t zal mij benieuwen…’ Juist over die grondhouding gaan de verhalen uit de Bijbel. Een betere, fijnere en meer rechtvaardige wereld, zegt Jezus, die komt er niet vanzelf. Daarvoor zijn mensen nodig die er iets van willen maken en dus niet langs de kant blijven staan. Moedige mensen zijn dat, want er iets van maken kan best spannend zijn. Maar het levert vaak veel op!
In dit thema verkennen kinderen op wat voor manieren zijzelf en anderen de wereld om zich heen een stukje mooier, fijner, gelukkiger (kunnen) maken. Ook staan ze stil bij momenten dat dit niet goed lukt. Tot slot ontdekken ze welke dingen helpen om er wat van te maken voor jezelf en je omgeving.
Bekijk nu ook het introductiefilmpje bij het thema ‘Maak er wat van’.
Scan de QR code of ga naar www.trefwoord.nl/thema/ maak-er-wat-van
Zie www.trefwoord.nl voor:
X Reportage
X Muziek
X Start- en slotviering
X Liedboektip
X Ouderbrief
TREFWOORD DIGITAAL
HOE MAAK JE ER WAT VAN?
In deze eerste week verkennen we op welke manieren mensen, ook de kinderen zelf, kunnen werken aan een betere wereld, hoe we die een stukje mooier, gelukkiger, specialer en liefdevoller kunnen maken. Het is een groot doel en tegelijkertijd maken kleine stapjes al een groot verschil!
Jezus vertelt over een gastheer die zijn gasten uitnodigt voor een feest, maar ze komen niet. In het verhaal zit een oproep: kom op het feest en maak er wat van! Ook vertelt Jezus over geluk op momenten dat er misschien niet zo veel te lachen valt.
Zijn het woorden die ons kunnen helpen er wat van te maken, ook op momenten dat het minder gaat?
WEEKINDELING
MAANDAG 10 FEBRUARI
Maak er wat van
Maak wat van de gele lijn (activiteit)
Maak er samen wat van (startkist)
Waar denk je aan? (gesprek)
BRONNEN EN TRADITIES
Anansi kiest een naam (verhaal)
DINSDAG 11 FEBRUARI
Maak het mooier
Praten over mooier (gesprek)
SAMENLEVING
Mooier met Banksy (informatie en foto)
BRONNEN EN TRADITIES
Maak het mooier (verhaal)
WOENSDAG 12 FEBRUARI
Maak het gelukkiger
Baas van geluk (activiteit)
BRONNEN EN TRADITIES
De berg af en meedoen (Bijbel)
DONDERDAG 13 FEBRUARI
Maak het specialer
Iets speciaals (gedicht)
BRONNEN EN TRADITIES
Het grote feest (Bijbel)
VRIJDAG 14 JANUARI
Maak het liefdevoller
Knuffels maken de wereld beter (activiteit)
Pizzamassage (activiteit)
MAANDAG 10 FEBRUARI
Maak er wat van
Wat maak jij ervan?
Laat de kinderen even in stilte naar het beeld kijken. Wat zien ze; gewoon een lijn of is er meer van te maken en is dit het begin van een groter beeld?
Maak wat van de gele lijn (activiteit)
Geef elk kind een papier en gele stift. Laat ze de lijn van het kalenderbeeld net zo op hun papier tekenen en vervolgens afmaken zoals zij willen. Vergelijk de resultaten. Wat heeft iedereen ervan gemaakt? Wat valt op?
Maak er samen wat van (activiteit)
Leg in de Startkist een aantal potloden en een stuk papier. Zet zelf een eerste lijn op het papier en nodig de kinderen uit om er elke dag een lijn bij te zetten. Bekijk het resultaat aan het einde van de week. Wat is ervan gemaakt?
Speel voorafgaand aan deze activiteit eventueel het lied ‘Open de Startkist’ af.
Waar denk je aan? (gesprek)
Laat de kinderen in groepjes met elkaar in gesprek gaan over ‘er wat van maken’. Breng af en toe een woord in waarover de kinderen verder kunnen praten. Denk aan woorden als: spullen, dagen, omstandigheden, het leven, kunst.
Misschien hebben de kinderen meer nodig dan alleen woorden. Stel dan (een van) de volgende vragen:
X Aan welk voorwerp denk je bij: ‘er wat van maken’?
X Op welke dag van de week maak jij er het beste van?
X Zijn er omstandigheden waardoor je er niks van kunt maken?
X Wat betekent het als iemand zegt: ’Maak wat van je leven’?
X Wanneer is het een kunst om er wat van te maken?
BRONNEN EN TRADITIES
Anansi kiest een naam (verhaal)
Als Anansi, de spin, mee gaat roeien op een boot, geeft hij zichzelf een heel bijzondere naam. Deze naam zorgt voor gelach van de rest van de bemanning, ze kunnen er niks van maken. Totdat het eten wordt bezorgd. Een verhaal uit de Surinaamse verteltraditie.
Anansi de spin is erg slim. Én hij houdt van lekker eten.
Op een dag hoort hij dat de gouverneur roeiers zoekt voor zijn boot. Dat komt goed uit, want Anansi moet geld verdienen.
‘Is het zwaar werk?’ vraagt Anansi. ‘En krijg je lekker eten?’
‘Het is héél zwaar werk,’ vertelt een helper van de gouverneur. ‘Maar, de gouverneur laat elke dag een grote mand met eten bezorgen, speciaal voor de bemanning.’
‘Hm…’ zegt Anansi nadenkend. ‘Een grote mand met eten… Dat klinkt goed…’
De volgende dag gaat Anansi naar de rivier, om zich aan te melden als roeier.
Alle roeiers moeten hun naam noemen bij de kapitein.
‘Ik ben De Geweldige,’ zegt de een.
‘Ik ben Krachtpatser,’ zegt een ander.
‘En ik Uitblinker,’ zegt een derde.
Dan is Anansi aan de beurt. ‘De Bemanning,’ zegt hij.
‘Is dat je naam?’ lachen de anderen. ‘De Bemanning? Wie heet er nou zo?’
‘Ik,’ antwoordt Anansi.
Nadat alle namen genoemd zijn, gaan de roeiers aan het werk.
Het is zwaar werk in de hitte.
‘Is het bijna pauze?’ vraagt De Geweldige.
‘Ik heb honger,’ klaagt Krachtpatser.
‘Ik hoop dat we zo wat krijgen,’ zegt Uitblinker.
Maar ze moeten nog even door.
Onderweg maken de anderen grapjes over Anansi’s naam.
‘Lukt het een beetje, De Bemanning?’ vragen ze.
‘Jammer hè, dat je niet Geweldig bent. Je bent ook niet echt een Krachtpatser.
Maar ja, we kunnen niet allemaal een
Uitblinker zijn!’
Halverwege de dag, als ze uitgeput en bezweet zijn, leggen ze aan bij een rustplaats.
Een bezorger brengt een enorme mand met eten.
‘Dit is voor de bemanning,’ zegt hij. ‘Mooi!’ roept Anansi.
‘Hè?’ zeggen de anderen. ‘Alleen voor hem? Niet voor de Geweldige en Krachtpatser en Uitblinker?’
De bezorger haalt zijn schouders op en schudt zijn hoofd. ‘De gouverneur heeft duidelijk gezegd dat het speciaal voor de bemanning is. Verder weet ik er ook niets van.’
Tevreden pakt Anansi de mand aan. Hij eet alles op wat erin zit, tot het laatste kruimeltje aan toe. Na de pauze roeien de anderen met hongerige buiken verder.
En ‘De Bemanning’? Die gaat eens lekker nagenieten van zijn maaltijd!
Gesprek
X Hoe maakt Anansi er wat van?
X Voor wie maakt hij er wat van?
X Wat vind je daarvan?
DINSDAG 11 FEBRUAR I
Maak het mooier
Wat maakt zij ervan?
Misschien kennen de kinderen het wel: je kamer veranderen en die zo meer passend maken bij de fase waarin je nu zit. Wie heeft pas nog zijn/haar kamer veranderd en waarom?
Praten over mooier (gesprek) Houd samen een gesprek over ‘het mooier maken’. Gebruik daarbij de volgende vragen:
X Wat is mooier?
X Hoe maak je het mooier?
X Vindt iedereen dit mooier?
X Waarom zou je iets mooier willen maken?
X Wat gebeurt er als iets mooier is geworden?
X Waarom vinden we het belangrijk om het mooier te maken?
X Voor wie in onze wereld zou jij het graag mooier willen maken?
SAMENLEVING
Mooier met Banksy (informatie en foto)
Open ‘Banksy’ op Trefwoord digitaal en bekijk samen het kunstwerk. Waarnaartoe denken de kinderen dat deze man de bloemen gooit?
Vertel dat dit het werk is van de artiest Banksy. Zijn werk duikt op allerlei plekken op. Banksy heeft vaak een boodschap met zijn werk en zet zo mensen aan het denken.
Vraag
X Op welke manier maakt een kunstenaar als Banksy de wereld mooier?
BRONNEN EN TRADITIES
Maak het mooier (verhaal)
De nieuwe buren maken het Noemaan niet makkelijk. Ze schelden hem uit en elke ochtend ligt er een hoop stinkend afval voor zijn huis. Daar lijkt niets mooi van te maken… of lukt het Noemaan wel? Dit is een bekend verhaal uit de mondelinge islamitische traditie.
‘Pff, wat stinkt het hier.’ Noemaan fronst zijn wenkbrauwen, terwijl hij haastig zijn tuin uit loopt. Het is nog vroeg in de ochtend, maar Noemaan wil op tijd in de moskee zijn voor het ochtendgebed. Dat doet hij graag. Noemaan staat bij iedereen in de moskee bekend als een vriendelijke en wijze man, die goed omgaat met de mensen om hem heen. Het maakt niet uit wie je bent, Noemaan gaat vreedzaam met je om.
Onderweg terug naar huis denkt Noemaan weer aan de geur in zijn tuin. Waar komt die geur toch vandaan? denkt hij, terwijl hij de poort van zijn tuin opent. Hij kijkt om zich heen en ziet een hoopje afval in de hoek van zijn tuin liggen, tussen de rozenstruik en de vijgenboom. Grote zwarte vliegen zitten op het hoopje of vliegen eroverheen. Snel pakt Noemaan zijn bezem om het afval op te ruimen. Ik wil niet dat de buren ook last hebben van de geur, denkt hij.
De volgende ochtend ruikt Noemaan de geur weer. Verrek, er ligt weer afval in zijn tuin! Weer ruimt Noemaan het op, na zijn bezoek aan de moskee. De dag erna gebeurt hetzelfde. ‘Dit kan geen toeval zijn,’ mompelt Noemaan. ‘Hoe komt dit afval in mijn tuin terecht? Wie doet dit?’ Noemaan denkt na. Hij houdt niet van ruzie, al wordt hij al een tijdje nageroepen door de nieuwe buren. Ze roepen verschrikkelijke dingen over de islam. Ook schelden ze Noemaan uit. Ondanks dat Noemaan er niet op reageert en vriendelijk blijft, lijkt het steeds erger te worden. Zouden zij het zijn? Noemaan wrijft over zijn baard en bedenkt hoe hij dit kan oplossen.
Hij besluit bij de buren aan te kloppen. In zijn hand heeft hij een mandje met vijgen uit zijn tuin. Ze zien er sappig en lekker rijp uit. Hij hoort stemmen uit het huis komen, maar niemand doet open. Hij legt het mandje met vijgen voor de deur neer.
Dagen gaan voorbij. Elke ochtend ruimt
Noemaan geduldig een nieuw hoopje afval in zijn tuin op. Maar op een ochtend komt
Noemaan buiten en ruikt hij alleen de geur van de rode rozenstruik in zijn tuin.
Opgelucht loopt hij naar de moskee, maar op de terugweg begint er toch iets aan hem te knagen. Hij maakt zich een beetje zorgen. Zou er iets met de buren aan de hand zijn? En wat zou er dan gebeurd zijn?
Zouden ze hulp nodig hebben?
Noemaan besluit weer bij de buren aan te kloppen. De buurvrouw doet open. Ze ziet er moe en verdrietig uit en vraagt wat Noemaan komt doen.
Noemaan antwoordt: ‘Ik maak me zorgen om jullie… kan ik iets voor jullie doen?’
Dan begint de buurvrouw te huilen en om de hoek komt ook haar man tevoorschijn, die Noemaans bezorgde vragen heeft gehoord. Ze kijken naar beneden. ‘Wat attent van u... ondanks wat wij hebben gedaan. Komt u binnen…’
Gesprek
X De buurvrouw ziet er moe en verdrietig uit. Wat zou er aan de hand zijn? (volgens vele overleveringen gaat het om ziekte)
X Hoe zouden Noemaan en zijn buren het uitpraten?
X Hoe maakt Noemaan het leven mooier? En zijn buren?
WOENSDAG 12 FEBRUARI
Maak het gelukkiger
Wat zou jij doen?
Waarschijnlijk zijn de kinderen het er wel over eens dat je niet per se gelukkig wordt als je naar een land verhuist waar de mensen zich doorgaans gelukkiger voelen. Geluk hangt van zoveel andere factoren af. Toch heb je invloed op hoe gelukkig je je voelt. Hoe zit dat nou? Bespreek eerst de vraag: Kun je geluk maken?
In groepjes bespreken de kinderen hoe maakbaar geluk is. Deel de uitkomsten klassikaal.
Baas van geluk (activiteit)
Als jij de baas zou zijn van dit land, hoe zou jij het gelukkiger willen maken? Laat elk kind van een dikke strook een kroon maken en hierop hun antwoorden schrijven. De kroon nieten ze vast en zetten ze op hun hoofd. Vervolgens lopen ze door de ruimte, bekijken elkaars antwoorden en reageren op wat ze bij de ander lezen.
BRONNEN EN TRADITIES
De berg af en meedoen (Bijbel)
Jezus vertelt over hoe de wereld mooier en de mensen gelukkiger kunnen worden. En hij vraagt zijn leerlingen om daaraan mee te doen.
Een vertelling naar Matteüs 5, 1-16.
Binnen de kortste keren weet iedereen het. Niet alleen in het stadje waar Jezus zelf woont, maar ook in de dorpen rond het meer.
‘Heb je het al gehoord? Over die nieuwe leraar? Jezus heet hij. En wat hij allemaal vertelt en doet… het is bijna niet te geloven.’
‘Wat dan?’
‘Het is moeilijk om zomaar na te vertellen. Maar die Jezus heeft allerlei verhalen over
onze wereld. En dat die mooier en beter kan worden. Voor iedereen!’
‘O, dat soort verhalen!’ zeggen veel mensen. ‘Mooie verhalen vertellen kan ik ook. Dat is niet nieuw. Dat doet elke leraar en elke profeet. Maar ondertussen verandert er niks. Wie arm is, blijft arm. Wie honger heeft, blijft elke dag naar eten zoeken. Wie ziek is, telt niet mee en dat blijft gewoon zo.’
‘Nee, nee… deze Jezus is anders. Hij vertelt er niet alleen over. Hij laat het zelf ook zien. Weet je dat hij laatst iemand die al heel lang niet kon lopen, weer op eigen benen heeft laten staan? Die lamme man liep zo een nieuw leven in. Geweldig toch?
En tegen een vrouw, van wie haar hoofd vol zat met zwarte, nare gedachten, zei hij: “Ga weg donkere spoken! Laat deze vrouw met rust. Zo kan ze toch niet gelukkig zijn?”’
‘En?’
‘Die vrouw heeft haar leven weer terug. Ze voelt zich als nieuw.’
Zo gaan de verhalen van mond tot mond. Zelfs mensen in het buitenland horen ze. Sommigen van hen denken: ik wil die Jezus weleens zien. Op een dag is het zo druk om Jezus heen, dat hij tegen zijn twaalf leerlingen zegt: ‘Kom, we gaan de berg op. Even weg van al die drukte.’
Eenmaal boven hebben ze een mooi uitzicht. Onder hen het glinsterende water van het meer. En overal mensen die er nu uitzien als mieren, zo klein.
‘Kijk goed,’ zegt Jezus tegen zijn leerlingen.
‘Nu lijkt de wereld onder ons prachtig. Alles ziet er vredig uit. Maar we weten natuurlijk wel beter. De wereld is niet goed voor iedereen. Er zijn ruzies, oorlogen soms. Er zijn mensen ziek waardoor ze met niks kunnen meedoen. Sommigen huilen al heel lang, zonder dat iemand naar ze omkijkt. Dat moet anders. Wij gaan daar met elkaar een nieuw begin mee maken. Doen jullie mee?’
‘Natuurlijk,’ zegt Petrus, maar met wat precies? Het lijkt me niet zo makkelijk.’
‘Nee,’ lacht Jezus, ‘het is helemaal niet makkelijk. Als je iets wilt veranderen, zijn er altijd mensen die zeggen: “Daar heb ik geen zin in, hoor. Ik doe niet mee!” Die blijven liever mopperend aan de kant. Sterker nog:
sommigen zullen het ons heel moeilijk gaan maken. Maar we gaan door! Wat er ook gebeurt. Die nieuwe wereld van God, zoals ik die noem, die moet er komen.’
Dan gaat Jezus zitten. Met de twaalf vrienden in een kring om hem heen. Net alsof ze in de klas zitten. Ze weten dat Jezus nu iets gaat vertellen.
‘Wij gaan de wereld dus mooier en beter maken,’ begint Jezus. ‘Maar voor wie is dat echte geluk nu eigenlijk bedoeld? Daarover ga ik jullie acht gelukwensen leren. Probeer ze alle acht maar goed te onthouden. Je hebt ze vaak nodig als we straks weer de berg afgaan. Hier komen ze:
Eén: Het echte geluk is voor mensen die weten dat ze God nodig hebben.
Twee: Het echte geluk is voor mensen die verdriet hebben, want God zal ze troosten.
Drie: Het echte geluk is voor mensen die vriendelijk zijn.
Vier: Het echte geluk is voor mensen die doen wat God wil en dat het allerbelangrijkste vinden.
Vijf: Het echte geluk is voor mensen die goed zijn voor anderen.
Zes: Het echte geluk is voor mensen die eerlijk zijn.
Zeven: Het echte geluk is voor mensen die vrede sluiten.
Acht: Het echte geluk is voor mensen die het moeilijk hebben omdat ze doen wat God wil.’
De leerlingen hebben op hun vingers meegeteld. Acht keer echt geluk. Dat kunnen ze wel onthouden. Dan zegt Jezus: ‘En dat echte geluk is er ook voor jullie natuurlijk. Kom, laten we weer de berg afgaan. De wereld zit op ons te wachten.’
Gesprek
X Jezus heeft het over een nieuw begin maken. Wat bedoelt hij, denk je?
X Jezus zegt acht keer ‘Het echte geluk is…’ Kun jij de tien vol maken?
DONDERDAG 13 FEBRUARI
Maak het specialer
Wat is denk je het geheime ingrediënt?
Geef de kinderen de ruimte om te bedenken wat het geheime ingrediënt is. Eigenlijk best bijzonder dat dat ene ingrediënt geheim wordt gehouden. Waarom zouden mensen het niet gewoon delen met elkaar?
Iets speciaals (gedicht)
Oma heeft een taart gebakken.
Cake met slagroom, zacht en zoet. Niemand maakt een taart zo lekker, zo speciaal als oma doet.
Maar wat maakt hem extra fijn?
Oma, wat is jouw geheim?
‘Ssstt...’ zegt oma met een lach.
‘Ik doe jam in het beslag.’
Meester Bastiaan geeft sommen, nieuw en lastig, niet normaal!
Maar wanneer hij uit gaat leggen snappen wij het allemaal.
Geen van ons die zeurt of bromt.
Wil je weten hoe dat komt?
Meester legt het uit met... drop. Tot het vastkleeft in je kop.
Monica is goed in gymmen.
Ze is handig, vlot en fel.
Kijk haar in de touwen klimmen.
Niemand is zo supersnel.
Wat doet zij - maar wij dus nietals ze in de hoogte schiet?
Ze gebruikt, geloof me, heus, handen, voeten en ... haar neus!
Iedereen gebruikt bij tijden
iets wat niemand anders doet.
Het kan zoete jam of drop zijn.
Zelfs je neus wanneer dat moet.
Dat speciale ingrediënt hoort bij jou en wie je bent.
Verwerking
Vraag de kinderen na te denken over hun eigen, geheime ingrediënt. Op welke manier maken zij het specialer? En voor wie is dat dan ook beter of leuker?
BRONNEN EN TRADITIES
Het grote feest (Bijbel)
Met een verhaal maakt Jezus zijn leerlingen duidelijk hoe het is om mee te doen aan de nieuwe wereld, het Koninkrijk van God. Het is als een feest, waarvoor jij speciaal uitgenodigd wordt. Maar dan moet je wel komen!
Een vertelling naar Lucas 14, 16-24.
‘Hoe is dat eigenlijk, meedoen aan die nieuwe wereld?’
Andreas keek Jezus met grote ogen aan. ‘Mag iedereen meedoen? Of alleen wij? Hoe moet ik me dat voorstellen?’
Nu keken ook Jakobus en Petrus en Judas naar Jezus.
‘Weet je,’ antwoordde Jezus, ‘daar kan ik misschien het beste een verhaal bij vertellen.’
En het verhaal dat Jezus vertelde ging zo… Het zoemt al een tijdje door het hele land: er komt een feest! Een groot, speciaal feest. Met alles erop en eraan. Eten en drinken. Vrolijke muziek. Gezellige gasten. Echt een feest dat je niet mag missen. De uitnodigingen voor dit grote feest waren al een tijdje terug de deur uitgegaan. Dus iedereen kon het weten… Eindelijk is het zover. Alles staat klaar. De feesttent is ingericht met lange tafels vol met schalen eten. Overal staan kannen met wijn. En in een hoek van de tent spelen mannen en vrouwen op trommels, fluiten en tamboerijnen.
De belangrijke man die het feest geeft, kijkt tevreden om zich heen. ‘Zo, laat de gasten nu maar komen. Ik ben er klaar voor!’
Hij roept zijn knecht bij zich en zegt: ‘Ga naar de mensen toe die ik heb uitgenodigd en zeg dat alles klaar staat. Het feest kan beginnen.’
‘Goed meneer, zal ik doen, meneer, tot straks, meneer!’ zegt de knecht en weg is hij.
Ook de knecht heeft er zin in, want een groot feest is niet wat hij elke dag meemaakt. Fluitend gaat hij op weg en komt na een tijdje bij het hek van een boerderij. Daar staat de boer die ook is uitgenodigd voor het feest en de knecht zegt: ‘Mijn baas vraagt of u meekomt, want het feest kan beginnen. Alles staat klaar.’
‘Ach ja, dat feest… Dat is ook zo. Tja, wat zal ik zeggen, eh… ja, wat vervelend nou,’ hakkelt de boer, ‘ik kan niet! Het spijt me, maar ik heb net een nieuw stuk land gekocht en dat moet ik vandaag gaan bekijken. Een andere keer misschien, maar ik kan niet komen.’
‘Tja,’ zegt de knecht, ‘ik zal het doorgeven aan mijn baas.’
Iets minder vrolijk gaat de knecht naar de volgende gast die is uitgenodigd. Het is een vrouw die een paar boerderijen verderop woont. Als hij bij haar aanbelt en zegt waarvoor hij komt, schudt de vrouw haar hoofd: ‘Een groot feest? Het spijt me verschrikkelijk, maar daar kan ik niet bij zijn. Weet je, ik heb net vijf koeien gekocht. Ik moet kijken of ze wel goed in hun vel zitten. Een andere keer misschien.’
Stikchagrijnig klopt de knecht een uurtje later bij de derde gast aan. Die komt vast wel, denkt de knecht. Maar ook de derde gast heeft een rare smoes om niet naar het grote feest te hoeven. Hij zegt tegen de knecht: ‘Nou zeg, dat is ook pech hebben! Ik ben net getrouwd, nou ja, dat is natuurlijk heel leuk, maar ik kan nu echt niet komen. Een andere keer misschien. Doe je de groeten aan je baas?’
‘Wat?!’ barst de baas uit als hij van zijn knecht hoort dat niemand van de gasten komt. ‘Wat denken ze wel? Dat ze mijn uitnodiging voor het grote feest zomaar kunnen afslaan? Ik weet het goed gemaakt. Ik ga het anders doen. Heel anders! Ga naar de stad. Kijk in alle hoeken, gaten
en stegen. En nodig de bedelaars en de zwervers uit voor het grote feest. O ja, ook de blinden, en de mensen die moeilijk kunnen lopen en de lammen. Kortom: alle mensen die niemand ziet staan. Die niet belangrijk genoeg zijn. Die altijd achter in de rij staan. Ik wil ze dolgraag op mijn grote feest hebben. Van mij krijgen ze de eerste plek. Ik heb die andere gasten met hun makkelijke smoesjes helemaal niet nodig. Daar kan ik echt niet van op aan!’
De knecht doet wat de baas vraagt en een paar uur later komen de zwervers, blinden en lammen de feesttent binnen.
‘Welkom,’ roept de baas. ‘Fijn dat jullie er zijn.’ En tegen zijn knecht zegt hij: ‘Is mijn feesttent al vol?’
‘Er zijn nog plaatsen over.’
‘Ik wil dat mijn huis helemaal vol is,’ lacht de baas. ‘Nodig nog meer mensen uit.’
Die avond is de feesttent tot de nok toe vol. Een bont gezelschap aan bijzondere gasten. Dit feest zal niemand ooit vergeten.
Gesprek
X Wat maakt dit feest speciaal?
X Waarom vertelt Jezus dit verhaal over een feest?
X In dit verhaal maakt Jezus er wat bijzonders van voor bepaalde mensen. Voor wie?
X Wat vind jij belangrijk als je wordt uitgenodigd voor een feest?
VRIJDAG 14 FEBRUARI
Maak het liefdevoller
Waarom doen mensen dit?
Misschien is het leuk om de proef op de som te nemen door ook een bord als dit te maken en in de pauze op het schoolplein te gaan staan. Wat gebeurt er?
Knuffels maken de wereld beter (activiteit)
Bespreek deze stelling door de groep in tweeën te verdelen. De ene groep is het niet eens met de stelling en de andere wel. Laat ze argumenten voor of tegen bedenken en benoemen. Daarna wisselen de groepen van standpunt. Laat de kinderen tot slot de kant kiezen die echt past bij wat ze vinden. Eens (links van de ruimte) of oneens (rechts van de ruimte)
Pizzamassage (activiteit)
Maak tweetallen, waarvan de ‘pizza’ dwars op de stoel gaat zitten en de ‘bakker’ zo zit dat hij goed bij de rug kan. Vertel dat je werkt van de schouders tot de broekrand. Niet te ver naar de zijkanten, omdat dat vaak kietelt. De bakker houdt zijn ogen en daarmee zijn aandacht zoveel mogelijk gericht op de rug. In de volgende volgorde praat je de bakkers door het proces heen: Deeg kneden, deeg uitspreiden tot het rond en plat is, tomatensaus erop smeren, plakken kaas erop, twee ingrediënten die de ‘pizza’ mag kiezen, geraspte kaas eroverheen, de rand insmeren met olie. Begin en eindig altijd met de handen van de bakker op de schouders van de pizza. Wissel daarna van rol en bespreek klassikaal hoe deze activiteit ervaren is. Op welke manier maakt massage iemand liefdevoller? Ken je nog andere manieren om iemand anders liefdevoller te maken? En wat werkt voor jou het beste?
➜ Valentijnsdag
Vandaag is het Valentijnsdag. Open ‘Valentijnsdag’ voor meer informatie.
KUN JE ER WAT
VAN MAKEN?
Deze week gaat het meer over de grenzen die mensen kunnen ervaren. Niet alles is maakbaar, soms lijkt het buiten je macht te liggen, heb je geen zin, werken anderen je tegen, voel je je moedeloos of alleen. Wat dan?
De Bijbelvertelling gaat over mensen die zich gedragen als kinderen die nergens zin in hebben. Ze worden opgeroepen er iets van te maken.
WEEKINDELING
MAANDAG 17/24 FEBRUARI
Ik kan er niks van maken
En… lukt het? (startkist)
KIND
Niet gelukt (verhaal)
DINSDAG 18/25 FEBRUARI
Ik heb geen zin
Zin maken? (gesprek)
BRONNEN EN TRADITIES
Blijf je aan de kant of doe je mee? (Bijbel)
WOENSDAG 19/26 FEBRUARI
Anderen werken tegen
Tegenwerkers (activiteit)
BRONNEN EN TRADITIES
De domme tuinman (verhaal)
DONDERDAG 20/27 FEBRUARI
Het gaat nooit lukken
Zeester op het strand (gedicht)
Grote problemen, kleine stappen (activiteit)
VRIJDAG 21/28 FEBRUARI
Ik kan het niet alleen
Als je ziek bent (Trefwoord Reportage)
KIND
Onze juf (verhaal)
Samen bouwen (activiteit)
MAANDAG 17/24 FEBRUARI
Ik kan er niks van maken
Gelukt?
Laat de kinderen nog eens goed naar het kalenderbeeld kijken. Heeft dit kind er iets van kunnen maken (het bloempje staat immers weer rechtop) of is hier een grens qua maakbaarheid bereikt? Heeft het altijd zin om er wat van te maken?
Wijs twee kanten in het lokaal aan en laat de kinderen een kant kiezen. Vinden ze dat alle mensen er wat van kunnen maken, dan gaan ze links staan. Vinden ze dat de een er meer van kan maken dan de ander, dan gaan ze naar rechts. Vraag enkele kinderen hun keuze toe te lichten.
En… lukt het? (activiteit)
Vul de Startkist met (kosteloos) materiaal: een leeg rolletje plakband, touw, enz. Nodig de kinderen uit er elke keer twee dingen uit te halen en hier samen ‘wat van te maken’. Lukt dat?
Speel voorafgaand aan deze activiteit eventueel het lied ‘Open de Startkist’ af om zo het Startkistmoment te markeren.
KIND
Niet gelukt (verhaal)
Als Elynn een onvoldoende haalt voor het dictee waar ze hard voor geleerd heeft, vindt ze een manier om met haar frustratie en teleurstelling om te gaan.
‘Hoi,’ roept Elynn zo gewoon mogelijk als ze het huis inkomt. Gauw hangt ze haar jas op de kapstok. De rugzak legt ze er niet onder. Stel je voor dat mam erin kijkt.
‘Ik ga boven spelen,’ zegt ze met haar hoofd om de kamerdeur.
Haar moeder, die aan tafel zit te werken, kijkt verbaasd. Het geeft een kriebelgevoel in Elynns lijf. Snel draait ze zich om en rent naar boven. Een stomme traan veegt ze gauw weg.
Op haar kamer gooit ze de rugzak onder haar bureau en gaat op zoek naar de doos met vriendschapsbandjes. Al een eeuwigheid heeft ze geen bandje meer geknoopt. Waar is die doos? Ze rukt haar kledingkast open, kijkt onder het bed en vindt hem uiteindelijk op de plank met boeken.
‘Waar was ik gebleven?’ fluistert ze terwijl ze de deksel eraf haalt. ‘O ja, de groen-rode.’
Ze gaat op bed zitten en speldt het begin van het bandje op haar broek. Rustig maakt ze een knoopje met de groene draad om de rode. Daarna met de rode om de volgende groene. Met die groene om de volgende rode en zo gaat ze door. Groenrood-groen-rood.
Als ze meer dan een centimeter geknoopt heeft, hoort ze de trap kraken. Mama komt naar boven. Is de rugzak verstopt?
‘Thee.’ Haar moeder staat al in de kamer. ‘En natuurlijk koekjes. Dat heb je verdiend na een lange dag op school.’
Elynn kijkt haar moeder aan. Haar ogen staan lief. Daar krijgt Elynn weer dat kriebelgevoel van. Ze slikt om ervoor te zorgen dat de tranen binnenboord blijven. Mama zet de beker thee en een schoteltje met drie koekjes op haar nachtkastje. Even lijkt het of ze de kamer uit wil gaan. Dan draait ze zich om.
‘Het is niet gelukt, hè?’ zegt ze zacht. Het lukt Elynn niet meer om haar tranen weg te slikken. Ze stromen over haar wangen. Mama komt naast haar op bed zitten. Ze slaat haar armen om Elynn heen en wiegt haar rustig heen en weer.
‘Ik kan het echt niet, mam. Echt niet. Alle letters deden een koprol en in de zin “De politie gaat over tot actie”, die we honderd keer geoefend hadden, schreef ik het woord politie en actie goed.’ Even is ze stil.
‘Maar het woord ‘over’ schreef ik met een f. Ik kan het niet. Ik kan het echt niet.’
De afgelopen twee weken heeft Elynn elke middag met haar vader of haar moeder geoefend voor het dictee van vandaag.
Eindelijk wilde ze een keer een voldoende halen. Haar ouders hadden gezegd: ‘Wij helpen je en gaan elke dag oefenen. Als je maar goed genoeg oefent, dan lukt het.’
Er was voor niks anders meer tijd. Niet om met haar vrienden te spelen, niet om vriendschapsbandjes te knopen. Ze oefende, oefende, oefende.
Juf had vanmiddag haar dictee direct nagekeken en alleen maar met haar hoofd geschud. Het blaadje, met heel veel rode strepen, had Elynn in haar rugzak gepropt.
Dat hoefde niemand te zien.
Door het wiegen is ze rustig geworden. Ze haalt diep adem en pakt de rode draad en knoopt die om de groene.
‘Dat wordt mooi,’ zegt mam. ‘Je bent echt goed in vriendschapsbandjes knopen.’
‘Beter dan in dictee,’ zegt Elynn zacht. Ze zit dicht tegen Elynn aan. Het voelt lekker warm.
‘Papa en ik dachten dat het zou helpen. Als je maar genoeg oefent…’
‘Dan lukt het toch niet,’ roept Elynn. ‘Mijn hersenen kunnen het gewoon niet.’
Ze zeggen allebei een tijdje niks.
‘Gelukkig kunnen ze wel vriendschapsbandjes knopen,’ zegt Elynn dan. ‘Ik wil blijven oefenen met woorden schrijven, ook al maak ik veel fouten. Maar ik wil ook spelen en knopen en dingen doen die mijn hersenen wél kunnen.’
Haar moeder knikt. ‘Ik vind je een knapperd.’
‘Een knapperd bij wie niet alles lukt,’ fluistert Elynn. ‘Jammer maar helaas.’
Gesprek
X Wat is volgens Elynn niet gelukt?
X Herken je het gevoel van ‘het is niet gelukt’?
X Waar kan Elynn wel trots op zijn?
X Welk advies zou je Elynn willen geven?
DINSDAG 18/25 FEBRUARI
Ik heb geen zin
Wat zou de ander zeggen?
Loop door de ruimte en vertel dat jij de schoonmaker bent die er een feestje van wil maken. Gebruik de bezem als microfoon, loop naar een aantal leerlingen toe en zeg: ‘Wij maken er gewoon een feestje van’. De leerling die de microfoon krijgt mag zeggen wat hij/denkt dat de andere schoonmaker zegt.
Zin maken? (gesprek)
Laat de kinderen in tweetallen vijf minuten praten over de volgende twee vragen:
X Het komt vast weleens voor dat je geen zin hebt om er iets van te maken. Hoe komt dat?
X Maak je dan toch zin?
Maak daarna nieuwe tweetallen en laat de kinderen de volgende vragen bespreken:
X Is het erg om geen zin te hebben?
X Mag je soms ook ‘gewoon’ geen zin hebben?
Tot slot bespreekt elk weer opnieuw gevormd tweetal de laatste twee vragen:
X Wat als mensen nooit zin zouden hebben?
X Heb je per se zin nodig of moet je soms gewoon beginnen?
BRONNEN EN TRADITIES
Blijf je aan de kant of doe je mee? (Bijbel)
Jezus vindt het jammer dat als het om het Rijk Gods gaat, sommige mensen zich gedragen als kinderen die nergens zin in hebben.
Een vertelling naar Matteüs 11, 16-19.
‘Wat is er aan de hand?’ vraagt Levi. ‘Die vogels achter in onze tuin, bedoel je?’ antwoordt Ester, zijn vrouw.
‘Nee, dat niet,’ zegt Levi een beetje bozig.
‘Ik bedoel al die mensen buiten. Dat lawaai. Ik ging net even kijken, maar het worden er ook steeds meer.’
‘Laten we gaan kijken,’ zegt Ester.
Even later zijn Levi en Ester op het plein in de stad. Ze wringen zich een plek naar voren. Opeens staan ze oog in oog met een eenvoudige man. Nou ja, hij ziet er gewoon uit. Maar verder is alles bijzonder aan hem.
‘Wie is dat?’ vraagt Levi aan Ester.
‘Geen idee,’ zegt Ester.
‘Kennen jullie hem niet?’ vraagt een vrouw naast hen. ‘Dat is nou die Jezus waar iedereen het de laatste tijd over heeft. Ze zeggen dat hij mensen beter kan maken.’
‘Is hij dokter dan?’ vraagt Levi.
‘Sommigen zeggen van wel. Een soort wonderdokter. Hij heeft laatst nog bij twee blinde mensen de ogen geopend. Ze zien het weer helemaal zitten. Gek toch? Wat moet je daar nou mee? Straks zegt die Jezus nog dat je zelf ook mensen beter kunt maken. Haha!’
Levi en Ester kijken elkaar aan.
‘Wat een verhaal!’ zegt Ester. ‘Ongelooflijk bijna. Maar ja, het kan ook waar zijn natuurlijk.’
Achter hen staat een man. Hij geeft Levi een por. ‘Hé, ik geloof echt niks van wat die Jezus allemaal doet. Weet je wat hij ook zegt? Dat je anders moet leven. Eenvoudiger. Met minder spullen, geloof ik. En dat je meer moet delen met anderen. Dat je daar zelf ook gelukkig van wordt. Rare man… hoe kun je nou gelukkig worden door heel veel van jezelf weg te geven? Dan heb je straks zelf helemaal niks meer. Nou, ik doe daar mooi niet aan mee.
Geen zin in!’
‘Ssstt!’ sist Ester, ‘Jezus gaat wat zeggen.’ Ze ziet dat hij op een muurtje gaat staan. Nu kan iedereen op het plein hem zien.
‘Ik ben vandaag hier op het plein, omdat ik jullie iets wil zeggen,’ begint Jezus. Meteen wordt het stil. Alleen de man achter Levi en Ester mompelt nog: ‘Hm, ’t zal mij benieuwen. Zeker weer…’
‘Ssttt!’ zegt Ester weer.
‘Weet je wat ik vind?’ gaat Jezus verder, ‘ik vind dat de meesten van jullie net op kleine kinderen lijken. Zie je het voor je? Kinderen op een plein, zoals dit. Ze hangen verveeld tegen een muurtje. Ze schoppen tegen een steentje. Maar spelen? Ho maar! Ze hebben nergens zin in. Het enige wat ze doen is zeuren en mopperen. Zelfs als er vrolijke dansmuziek over het plein klinkt, zeggen ze nog: ”Wij willen niet dansen. Wat heb je eraan? Laten anderen maar in beweging komen. Ik blijf lekker aan de kant zitten.”
‘En als ze verdrietige muziek horen, een droevig lied bijvoorbeeld, dan zeggen ze:
“We willen niet huilen. We slikken onze tranen wel in. Laat anderen maar huilen. Of mensen troosten. Wij doen niet mee.”’
Even houdt Jezus stil. Hij kijkt om zich heen. Niemand op het plein zegt wat. Ze weten dat Jezus nog meer gaat zeggen. Het belangrijkste moet nog komen.
‘Jullie lijken op die kinderen op het plein. Jullie doen nergens aan mee. Maar mopperen vanaf de zijlijn… daar zijn jullie heel goed in.
Daar schiet onze wereld toch niks mee op?
Daarom vraag ik jullie… doe met me mee.
Deel met andere mensen van wat je hebt.
Laat anderen zich beter voelen en je wordt zelf ook gelukkiger. Dans voor mensen uit.
Huil met ze mee. Maak er wat van!’
Thuis praten Levi en Ester er nog heel lang over.
‘Doe jij mee met wat Jezus vanmorgen zei?’ vraagt Ester. ‘Het lijkt me wel mooi.’
Gesprek
X Wanneer heb jij meegehuild met iemand anders? Of meegelachen? Hoe was dat voor die ander?
X Waarvan vind jij het echt belangrijk dat mensen daaraan meedoen en niet aan de kant blijven staan?
WOENSDAG 19/26 FEBRUARI
Anderen werken tegen
Wat zou jij doen?
Vraag de kinderen te gaan staan als ze hun kleine zusje mee zouden laten helpen. Wie blijft er zitten en waarom? En wie heeft een mooie tussenoplossing?
Tegenwerkers (activiteit)
Laat de kinderen in tweetallen tegenover elkaar staan en elkaar schouders vastpakken. Allebei willen ze naar voren lopen en daardoor werken ze de ander tegen. Hoe voelt het om tegengewerkt te worden?
Vraag de kinderen om tijdens deze oefening na te denken over een situatie afgelopen week waarbij ze ook voelden dan iemand hen niet verder hielp. Ze vertellen elkaar wat de situatie was, welke tegenwerking ze voelden en wat ze toen gedaan hebben.
Bespreek klassikaal de vraag: Kunnen tegenwerkers je ook verder helpen?
BRONNEN EN TRADITIES
De domme tuinman (verhaal)
De tuinman besluit een stel apen zijn werk te laten overnemen zodat hij naar het feest van de koning kan. De apen maken er een rommel van en de tuinman is teleurgesteld. De koning is ook teleurgesteld, maar niet in de apen…
Een verhaal uit het hindoeïsme.
Het is feest in de stad. Er klinkt vrolijke muziek, de mensen dragen mooie kleren en er is heerlijk eten voor iedereen.
Maar één man is niet blij. Dat is de tuinman. Hij kijkt sip voor zich uit. Eigenlijk wil hij ook graag naar het feest, maar hij kan zijn tuin niet zomaar alleen laten. Eerst heeft hij aan een vriend gevraagd of die zijn taak wilde overnemen.
‘Nee,’ zei de vriend. ‘Ik ga naar het feest.’ En de buurman zei hetzelfde.
De tuinman zucht. Is er nou niemand die één dagje zijn werk kan doen?
Zo kniest de tuinman een tijdje op een steen in zijn tuin, totdat hij ineens een aap in de boom ziet. Wacht eens… denkt hij. Apen zijn toch slimme dieren? Misschien kunnen zij oppassen.
‘Tuurlijk,’ zegt de aap. ‘Geen probleem. Ik roep even mijn vrienden erbij, dan zorgen we samen voor de tuin. Ga jij maar lekker feestvieren!’
Even later is de tuinman vertrokken. De apen bedenken meteen wat ze moeten doen. In ieder geval planten water geven. Een van de apen kijkt in de waterput. ‘Daar kan nooit veel water in zitten. Jongens, we moeten een beetje zuinig zijn.’
Zou er genoeg zijn voor alle planten? De apen vragen het zich af.
‘Wacht eens!’ roept de wijste aap. ‘Ik heb een plan. Luister…’
Alle apen gaan direct aan de slag. Een ploeg van tien trekt alle planten uit de grond. Tien andere apen meten alle wortels op. En weer andere schrijven op een lange lijst hoe lang de wortels van alle planten zijn. Twintig apen sjouwen met emmers water. Een aparte ploeg zet de planten weer terug in de grond. De planten met lange wortels krijgen veel, de planten met korte wortels weinig water. Zo hopen ze dat er voor ieder genoeg is.
Na een paar uur komt de tuinman terug van het feest. Bij zijn tuin blijft hij aan de grond genageld staan. De hele tuin is één grote ravage. Overal liggen uitgetrokken planten, afgescheurde wortels, bergen zand en plassen water.
‘O, ben je er alweer?’ zegt een van de apen. ‘Alles is hier onder controle.’
De tuinman loopt stampvoetend naar het midden van de tuin. ‘Zijn jullie nou helemaal gek geworden!’ briest hij. ‘Mijn hele tuin ligt overhoop.’
Verbaasd kijken de apen de tuinman aan.
‘Jullie gaan toch geen planten eruit trekken!’ foetert hij. ‘Dat is toch ontzettend dom!’
‘Dat is inderdaad ontzettend dom,’ klinkt ineens een stem achter hem. Het is de baas van de tuinman. Hoofdschuddend kijkt hij naar de ravage in de tuin. En naar de apen, die nog steeds onschuldig om zich heen kijken.
‘Maar wie is eigenlijk dommer?’ gaat de baas verder. ‘Een aap die de planten eruit trekt of een tuinman die denkt dat apen goed voor zijn tuin kunnen zorgen?’
Gesprek
X De apen bedoelden het goed en toch werken ze de tuinman tegen. Wat zou jij de tuinman adviseren?
X De koning vindt het niet dom van de apen, maar van de tuinman. Snap je dat?
X Op welke manier hebben de tegenwerkers (apen) de tuinman misschien wel verder geholpen?
DONDERDAG 20/27 FEBRUARI
Het gaat nooit lukken
Heeft het nut?
Dit voelt misschien net als ‘water naar de zee dragen’.
Weten de kinderen wat dat betekent en wanneer deze uitdrukking gebruikt wordt?
Het gevoel van ‘het is zinloos, het gaat toch nooit lukken’, kan verlammend werken. Wanneer hebben de kinderen dit gevoel gehad? Wissel samen uit.
Zeester op het strand (gedicht)
Er ligt een zeester op het strand. Vlak langs de kustlijn, in het zand. Hij spoelde met de golven mee. Dat is niet goed, hij hoort in zee.
Zeester met je ruige lijf, je zuignap-armen, alle vijf. Ik breng je terug, in grote haast, hoewel dat mensen soms verbaast.
Een zeester dobbert op de tast en zuigt zich aan iets stevigs vast. Een wrak, een steen, iets van gewicht, dat ergens op de bodem ligt.
Maar in een koude winternacht, dan heeft zo’n ster te weinig kracht. Ook als bij storm de zee beweegt wordt hij vaak zachtjes mee geveegd.
En soms, met duizend tegelijk, spoelen ze aan op strand of dijk.
Daar liggen ze in hoge nood. Want op het droge gaan ze dood.
En daarom, snap je, help ik mee en draag een zeester terug naar zee. Niet om de eer of voor het geld maar omdat elke zeester telt.
Verwerking
Wat heeft dit gedicht te maken met ‘er wat van maken’? Laat elk kind een zeester uit papier knippen en op die ster hun gedachten schrijven.
Grote problemen, kleine stappen (activiteit)
Soms lijkt iets te groot. Zaken als klimaatproblemen, armoede, een fikse ruzie met een vriendin kunnen te veel lijken. Waar en hoe dan te beginnen? Laat kinderen in groepjes een groot probleem benoemen en dit op een vel papier schrijven. Daarna bedenken ze welke kleine stapjes toch een verschil kunnen maken. Om de beurt presenteren ze dit aan elkaar.
VRIJDAG 21/28 FEBRUARI
Ik kan het niet alleen
Is het feest?
Een verjaardag zonder mensen om je heen kan best oké zijn, maar voelt toch zeker minder feestelijk. Wat zijn voor de kinderen dé momenten om samen met anderen te zijn?
Als je ziek bent (Trefwoord Reportage)
De Trefwoordreporters gaan langs bij Nika die long covid heeft. Ze nemen een kijkje op haar school en thuis en horen van haar hoe zij, ondanks haar beperkingen, er iets van probeert te maken.
Vraag vooraf aan de kinderen of zij weten wat long covid is en welke ervaringen zij hiermee hebben. Hoe denken ze dat een leven voor mensen met long covid eruitziet? Inventariseer wat er genoemd wordt en vraag de kinderen om tijdens het kijken van de reportage te letten op of dit beeld klopt. Open de reportage op Trefwoord digitaal en bekijk deze.
Bespreek de reportage na aan de hand van de volgende vragen:
X Wat valt je op bij het bekijken? Wat blijft ‘hangen’.
X Welke aanpassingen moet Nika doen?
X Op welke manieren maakt Nika er toch iets van?
X Kan Nika er alleen wat van maken of heeft ze anderen nodig?
KIND
Onze juf (verhaal)
Jason wil de juf verrassen met een versierde klas en komt tot de ontdekking dat dit hem niet alleen gaat lukken.
Jason kijkt om zich heen in het lokaal. Wat kan ik allemaal maken om juf blij te maken, denkt hij. Morgen komt zijn juf even op school om haar nieuwe baby te laten zien. Een welkomstbord, denkt Jason, dat sowieso. Dan is dat het eerste dat juf ziet als ze binnenkomt. Ze voelt zich vast meteen welkom. En een slinger natuurlijk. In gedachten ziet hij het al voor zich. Een prachtige regenboogslinger. Door het hele lokaal heen.
Jason had flink gebaald, toen Samantha bij het loten had gewonnen. Nu mocht zij morgen het cadeau namens de groep aan juf geven. Dat had hij willen doen. Of samen. Het is ook zíjn juf, niet alleen die van Samantha. De hele ochtend was hij chagrijnig geweest, maar in de pauze had hij zichzelf bij elkaar geraapt en gezegd ‘Nieuwe mindset, Jason. Bedenk wat leuks!’ Hij kijkt nog eens goed rond. Het ene uiteinde van de slinger kan mooi aan de hendel van het raam. Halverwege kan hij aan de beamer bij het digibord en het einde in de hoek bij de boekenkast. Dat lukt vast met een punaise. Jason loopt met grote stappen door het lokaal. Eén meter, twee meter. Als hij bij de boekenkast is zit hij op twaalf meter. Dat is best lang eigenlijk, denkt hij. En dus best veel werk om te maken. Ik kan natuurlijk vanavond thuisblijven van voetbal… Hij zucht. Dat is ook wat overdreven.
‘Wat doe jij nog in het lokaal?’ hoort hij ineens een stem.
Jason springt omhoog en draait zich snel om. Gelukkig, denkt hij, het is meester Johan, de conciërge.
‘Ik eeeeh, ik denk na,’ zegt hij.
Meester Johan lacht. ‘Ik dacht dat je daar na de bel altijd mee mocht stoppen.’ Hij loopt weer door.
‘Meester!’ roept Jason. ‘Mag ik papier mee naar huis, ik wil een slinger maken voor de juf, voor de baby.’
‘Ja hoor,’ roept meester Johan over zijn schouder. ‘Succes hè!’
Jason trekt de laatjes van de gekleurde papieren open. Twaalf meter slinger, zes vlaggetjes per meter, twee vlaggetjes uit één vel papier. Sjonge, dat zijn echt wel heel veel vlaggetjes. Alles knippen en nieten. En ook nog een welkomstbord.
Jason zakt een beetje in elkaar. Dat red ik nooit, denkt hij. Met zijn handen vol en zijn mondhoeken naar beneden loopt hij naar zijn fiets. Voorzichtig legt hij alles in zijn mand.
‘Past dat?’ Manuel loopt naar hem toe.
‘Amper,’ zucht Jason. Hij ziet het plan eigenlijk helemaal niet meer zitten.
‘Wat ga je doen?’ vraagt Manuel.
‘Morgen komt de juf met de baby,’ zegt Jason.
‘Ik wil haar blij maken, zodat ze zin heeft om snel weer terug te komen bij ons. Dus ik maak een welkomstbord en een slinger.’
Manuel kijkt in de mand. ‘Ik zie alleen slingerspul.’
‘Oh ja, pfff,’ zegt Jason. ‘Karton. Hou m’n fiets even vast.’ Hij rent naar binnen.
Als hij terug is worden Manuels ogen groot.
‘Hoe wil je dat in je mand krijgen?’
Jason stampt met zijn voet op de grond.
Hij heeft ineens heel veel zin om zijn fiets op de grond te gooien en het karton kapot te trappen. In plaats daarvan balt hij zijn vuisten en haalt hij diep adem.
Manuel gaat voor hem staan, maakt zich wat groter, trekt een gekke glimlach en wijst op zichzelf.
Jason fronst zijn wenkbrauwen. ‘Oh wacht, wil je mij helpen?’ vraagt hij ineens. Manuels ogen stralen. ‘Ja!’ roept hij. ‘Ze is ook míjn juf, niet alleen die van jou!’
Jason voelt weer wat lucht in zijn borstkas. Nu gaat het vast lukken. De slinger én het bord.
Verwerking
Geef elk kind een blaadje en laat ze daar een driehoekige vlag uitknippen. Stel eerst onderstaande vragen. Kan een kind die met
‘ja’ beantwoorden, dan steekt hij/zij de vlag in de lucht.
Tot slot schrijven ze op de vlag iets waarvan ze vinden dat je niet alleen kan doen. Hang de vlaggen op zodat ze een slinger vormen en bekijk en bespreek wat erop geschreven staat.
Gesprek
X Zijn er dingen die je liever alleen wil doen?
X Voel jij weleens dat je er alleen voor staat?
X Ben je weleens achteraf blij met de hulp die je gekregen hebt?
Samen bouwen (activiteit)
Maak groepjes van vier en geef elk groepje een aantal speelkaarten met de opdracht hier een kaartenhuis van te maken. Ze doen allemaal een hand op hun rug, met de andere mag gebouwd worden. Je hebt elkaar nodig!
Brandstof om er wat van te maken
Wat heb je nodig om er wat van te kunnen maken? Deze week verkennen we een aantal ‘ingrediënten’: hoop, moed, de ander en een goede voorbereiding. De laatste dag van de week verkennen we wat er gebeurt als je ‘maar’ gewoon begint.
In het Bijbelboek Matteüs praat Jezus over het zout van de aarde en het licht van de wereld. Het zijn hoopvolle woorden die ons helpen om vooruit te kijken, verder te gaan. Dat die goede voorbereiding belangrijk is, dat laat het verhaal van vijf dwaze en vijf wijze meisjes goed zien.
WEEKINDELING
MAANDAG 3 MAART
Hoop
Geloof, hoop en liefde (startkist)
BRONNEN EN TRADITIES
Pittig en stralend (Bijbel)
DINSDAG 4 MAART
Moed
Kanjerketting (informatie)
KIND
IBNB (Verhaal)
WOENSDAG 5 MAART
De ander
Teamwork (verhalend gedicht)
SAMENLEVING
Als je ziek bent (Trefwoord Reportage)
DONDERDAG 6 MAART
Voorbereiding
BRONNEN EN TRADITIES
Het verhaal van de tien bruidsmeisjes (Bijbel)
VRIJDAG 7 MAART
Het gewoon doen
Kun je er wat van maken door het gewoon te doen? (gesprek)
KIND
De mooiste vaas (verhaal)
Maak er wat van! (activiteit)
MAANDAG 3 MAART
Hoop
Wat is hier bijzonder aan?
Kunstenaar Ronald Rael bouwde een knalroze wip op de grens tussen Mexico en de VS. Het kunstproject werd meteen wereldnieuws. Er komen veel vluchtelingen over de grens Amerika binnen en onder andere president Trump wilde in zijn eerste ambtstermijn dat dit stopte. Hij had daarom het plan om een grote muur op deze grens te zetten. Dat is (toen) niet gebeurd, maar er staat wel een flink hek. De meningen over de opvang van migranten is behoorlijk verdeeld en de discussies lopen hoog op. De kunstenaar Ronald Rael wil met deze wipwap laten zien dat mensen met elkaar verbonden zijn. Dat vraagt om aandacht en zorgvuldigheid.
X Hoe denk jij dat een kunstwerk als dit verschil kan maken?
Geloof, hoop en liefde (activiteit)
Teken de symbolen van geloof (kruis), hoop (anker) en liefde (hart) op verschillende kaarten en leg deze in de Startkist. Haal er af en toe een uit en bespreek de betekenis van dit woord. Kunnen de kinderen een voorbeeld bedenken wanneer en hoe dit geholpen heeft om er iets van te maken?
Speel voorafgaand aan deze activiteit eventueel het lied ‘Open de Startkist’ af.
BRONNEN EN TRADITIES
Pittig en stralend (Bijbel)
Jezus vertelt dat er pit nodig is om de wereld mooier te maken. Het vraagt om inzet van je talenten en er soms gewoon aan beginnen.
Een vertelling naar Matteüs 5, 13-16.
‘Zo, genoeg gepraat. We gaan aan de slag!’
‘Aan de slag?’ vroeg Petrus. ‘Hoe dan? Zo makkelijk is dat niet.’
Jezus keek Petrus aan. ‘Dat heb ik jou en de andere vrienden toch net verteld?’
‘Dat heb ik wel gehoord. Je zei: “We gaan de wereld mooier maken!”
‘Precies,’ zei Jezus. ‘We hebben geen tijd te verliezen. Er is een hoop te doen. En nee, het is niet makkelijk. Maar dat heb ik ook niet gezegd. Ik weet één ding zeker… als we hier op deze berg blijven zitten en een beetje met elkaar naar beneden blijven staren, dan verandert er niks. Dus… opstaan! We gaan er iets moois van maken.’
Petrus stond op, en ook de andere elf vrienden deden dat. Halverwege de weg naar beneden ging Jezus op een steen zitten. ‘Even uitrusten,’ zei hij.
Petrus plofte in het gras, vlak naast Jezus. Je zag dat hij het moeilijk had. Niet met het lopen over het smalle bergweggetje, maar met de vraag hoe hij de wereld nou mooier kon maken. Hij kon toch moeilijk in zijn eentje – en ook niet met zijn vrienden – een oorlog stoppen. Hij kon de zwaarden van de Romeinse soldaten niet afpakken. Hij kon de keizer, die veel geld wilde hebben van de mensen, niet gaan vragen: ‘Zeg, beste keizer, u bent best al rijk. Een beetje minder kan ook.’ Dan wist je zeker dat hij niet meer levend terug zou komen. En arme mensen? Hoe moest je die helpen? Ja, een paar dagen wat extra brood brengen, samen delen, maar dat kon hij toch niet zijn hele leven volhouden? En zorgde je ervoor dat zieke mensen zich weer wat beter zouden voelen? Het was te veel allemaal! Petrus zuchtte.
‘Wat zucht je?’ vroeg Jezus. ‘Vind je het moeilijk wat we gaan doen?’
‘Ja,’ zei Petrus eerlijk. ‘Ik weet niet…’
‘Je denkt te veel na,’ onderbrak Jezus hem. ‘Gewoon beginnen is het beste. Dan zien we vanzelf wel wat goed gaat en heel moeilijk gaat worden.’
‘Pittig!’ zei Petrus.
‘Ja, heel pittig,’ lachte Jezus. ‘Dat is ook precies wat we nodig hebben: pit! Want van een zouteloze aanpak wordt niemand beter. Weet je, als je brood gaat bakken en je doet geen zout in het deeg, dan smaakt het nergens naar. Je kauwt er met tegenzin op. Je slikt het door, maar dat is dan ook alles. Brood met zout… dat smaakt naar meer. Daarom zeg ik tegen iedereen: “Wij zijn het zout voor onze aarde”. Snap je dat?’
Petrus keek Jezus aan. ‘Ja,’ zei hij, ‘dat snap ik. Ik krijg er al meer zin in om aan de slag te gaan. Moet ik nog wel weten waar ik goed in ben,’ voegde hij eraan toe.
‘Iedereen kan iets,’ ging Jezus verder. ‘Waar ben jij goed in? Wat is jouw talent?’
Petrus dacht even na voor hij zei: ‘Ik denk dat ik goed ben in volhouden. Ik geef niet snel op. En ik wil graag vrienden voor het leven zijn met mensen.’
‘Dat is een mooi talent,’ zei Jezus. ‘Ken je het verhaal van die vrouw die ook een mooi talent had? Ze kon geweldig goed luisteren naar mensen. Ik noem haar talent: een lamp. Een lamp die licht geeft voor iedereen die het moeilijk heeft. En wat deed die vrouw met haar lamp? Ze deed haar lamp in een omgekeerde emmer.’
‘Dat is vreemd,’ reageerde Petrus. ‘Als je je licht in een emmer doet, blijft het donker. Dan ziet niemand het licht meer.’
‘Zo is het,’ zei Jezus. ‘Dus als wij de wereld mooier willen maken, moeten we onze talenten niet verstoppen, want dan heeft niemand er wat aan. Daarom zeg ik tegen iedereen: “Wij zijn het licht voor de wereld.”’
‘We gaan!’ zei Petrus, die opeens overeind sprong. ‘We gaan er met elkaar iets prachtigs van maken!’
Gesprek
X Welke woorden in dit verhaal geven hoop?
X Jezus vraagt aan Petrus wat zijn talent is, wat zou jij antwoorden als die vraag aan jou wordt gesteld?
X Wat kan jij doen met die talenten van jou?
X En met welke talenten van jou kun je onze wereld mooier maken?
DINSDAG 4 MAART
Moed
Waar zou jij moed zaaien?
Wat is dat eigenlijk: moed zaaien? Misschien hebben de kinderen er wel een idee bij. Begin zelf met het noemen van een voorbeeld van iemand die jou moed heeft gegeven of een moment dat je een ander moed insprak. Bedenk samen meer voorbeelden. Bespreek tot slot de volgende vragen:
X Kan je moed zaaien?
X Wat gebeurt er dan?
Kanjerketting (informatie)
Open ‘Kanjerketting en bekijk samen de informatie over de kanjerketting. Bespreek wat de kinderen al weten over deze ketting en de vraag wat de ketting met moed te maken heeft.
KIND
IBNB (Verhaal)
Marinus leest een boek dat gaat over Waander en de moed die hij heeft. Hij vraagt zich af of hij ook zo moedig is.
Marius haalt een handdoek uit zijn sporttas. ‘Sorry mam, deze zat er nog in. Ik veeg het zweet ermee weg.’
Mama trekt de koelkast open. ‘Gooi hem de volgende keer nou meteen in de wasmand. Dit geeft stankoverlast.’
Marius lacht. ‘Ja mam.’ Hij geeft haar een knuffel. ‘Ik ga nog even lezen. Ik heb een heel mooi boek uit de bieb.’
Mama haalt een bloemkool uit de groentela. ‘Leuk, waar gaat het over?’
Marius begint te vertellen. ‘Het is een boek over Waander. Hij wil stoer zijn en zoekt telkens gevaar op. En als hij te weinig moed heeft neemt hij wat van een wonderstofje. Dat heet IBNB. Ik ben niet bang.’
Mama wast de bloemkool. ‘IBNB…’ zegt ze. ‘Handig!’
Marius slaat het boek open bij een papiertje en gaat verder waar hij gebleven was. Pagina 88 ‘Waander en het kleuterfietsje’. Marius leest. Waander loopt vandaag op zijn gemak naar zijn tante en oom. Hij is niet op zoek naar gevaar maar heeft wel zijn IBNB bij zich. Je weet maar nooit. En dat is maar goed ook want op het grasveld naast een grote vijver, ziet hij een kleuterfietsje liggen. Zonder kleuter in de buurt. Wat moet hij doen? Doorlopen, hard roepen, in de vijver springen? Waander weet het niet. Zijn hand glijdt in zijn broekzak. Gelukkig, daar voelt hij het potje met het wonderstofje. Dat zal hem helpen kalm te blijven…
‘Marius, Marius…’ moeder duwt zacht tegen zijn schouder. ‘Je moet nu gaan, je training begint zo.’
Marius schrikt op uit zijn boek. Wat zou ik doen als ik een kleuterfietsje vind naast een vijver? denkt hij. Hij weet niet of hij in de vijver zou durven springen. ‘Ik vind mezelf best een loser,’ zegt hij tegen zijn moeder. ‘Ik wil zijn als Waander, kalm, stoer, een superheld.’
Moeder kijkt hem een poosje aan. ‘Weet je nog wat juf Kim pas over je zei? Je was er zelf bij, in de klas.’
Juf Kim, juf Kim? Marius denkt na. ‘O ja, mam, maar dat stelde echt weinig voor. Dat ik Jeremy heb geholpen toen hij een woedeaanval had. Ik zei tegen de andere kinderen dat ze hem met rust moesten laten.’
Moeder duwt de sporttas in zijn handen. ‘Nou precies! Jij helpt jongens in de klas die het moeilijk hebben. Jij wist dat Jeremy wat
extra steun kon gebruiken omdat zijn vader…’
Marius krijgt rode wangen. ‘Stil maar, mam. Ik weet het al.’
Net als bij hem zijn de ouders van Jeremy ook gescheiden. En Marius begrijpt wel dat Jeremy het daar erg moeilijk mee heeft. Hij mist zijn vader, die ziet hij niet zo vaak.
‘Elkaar steunen is moedig, dat zei juf Kim. Ik vind jou een echte superheld. Jij bent niet bang!’
Marius draait zich om. In zijn buik voelt hij een beetje verdriet. Meer bij zijn hart voelt hij zich trots. Om wat juf Kim en zijn moeder zeggen. Anderen helpen, dat durft hij wel.
Verwerking
Iedereen is moedig op zijn of haar manier. Maak groepjes van ongeveer zes en laat de kinderen voor elkaar opschrijven wat de ander goed durft. Laat ze hierbij het verhaal dat ze net hebben gehoord goed in gedachten houden. Ze schrijven dit op een memobriefje en plakken het op de rug van diegene voor wie het bedoeld is.
Uitgeschreven? Laat dan elk kind de eigen memobriefjes lezen. Wat doen de woorden met ze?
WOENSDAG 5 MAART
De ander
Wat is de man aan het doen?
Vertel dat er bij deze plaat een gedicht hoort. Een gedicht waarin de man op de stok gebruik maakt van de anderen. Waar zou hij hen voor gebruiken? Lees het gedicht voor.
Teamwork (verhalend gedicht)
Naar een Surinaams verhaal.
Alle boeren ploegden hun akkers, want vrijdag kwam de zaaier.
Alleen boer Goochem deed niks.
Hij keek naar zijn land, hij las zijn krant, hij dronk een kopje koffie.
De boeren kregen stress, ze werkten hard en zelfs nog harder, want vrijdag kwam de zaaier.
Maar boer Goochem, hij deed niks.
Hij keek naar zijn land, hij las zijn krant, hij dronk een kopje koffie.
Op donderdag, toen ieder moe was maar voldaan en bijna alles klaar was voor de zaaier, liet Goochem aan de mensen weten: ‘Vanavond spring ik met mijn polsstok en vlieg ik meters door de lucht. Kom kijken op mijn land, dan zul je wat beleven!’
Ze kwamen.
In een hoek van het land van boer Goochem zagen ze hem klimmen in zijn stok en roemloos naar beneden glijden.
‘We moeten naar de overkant,’ zei Goochem. ‘Daar gaat het beter, dat weet ik zeker.’
Ze volgden hem, stommelend door het land. Maar aan de overkant werd het niets, en halverwege ook niet, en ook niet op alle andere plekken die hij aanwees.
Hij klom in zijn stok, gleed kansloos naar beneden, wees een andere plek, en heel het dorp stommelde en rommelde achter hem aan.
Geen korrel aarde lag meer op zijn plek, toen Goochem besloot dat hij het vaak genoeg had geprobeerd.
Op vrijdag kwam de zaaier.
De akkers waren omgeploegd, en één akker het meest van allemaal.
Boer Goochem keek tevreden naar zijn omgeploegde land.
Hij glimlachte en las zijn krant, hij dronk zijn kopje koffie.
Gesprek
X Hoe maakt de man gebruik van de ander om iets van zijn land te maken?
X Wat vind je daarvan?
X Waar kunnen anderen jou bij helpen om ergens iets van te maken?
SAMENLEVING
Als je ziek bent (Trefwoord Reportage)
Bekijk vandaag, als jullie dat nog niet gedaan hebben, de Trefwoord Reportage bij dit thema. Zie het materiaal van vrijdag 21/28 februari voor een inleiding en gespreksvragen.
In de reportage zie je niet alleen Nika in beeld. Ook haar klasgenoten spelen een rol. Op welke manier helpen zij Nika om er iets van te maken? Laat de kinderen bedenken op welke manieren zij er voor elkaar (zouden kunnen) zijn in de klas.
DONDERDAG
6 MAART Voorbereiding
Welke verschillen zie je?
Het is wel duidelijke dat de ene klusser beter is voorbereid dan de andere. En als we onze eigen klusriem (levensgordel) moeten vullen, wat moet er dan in? Wat zit er al in en wat had je er graag in willen hebben? Misschien had je wel wat meer durf willen hebben, dan zou je een schroevendraaier kunnen tekenen met daarop het woord ‘durf’. Laat elk kind zijn/haar eigen klusgordel tekenen en vullen met meer gereedschap.
BRONNEN EN TRADITIES
Het verhaal van de tien bruidsmeisjes (Bijbel)
Tien meisjes weten dat ze de bruidegom moeten verwelkomen met olielampjes.
Vijf meisjes hebben te weinig olie zodat hun lampjes uitgaan. Als je mee wilt doen aan iets dat de moeite waard is, wees dan voorbereid en mis het moment niet. Het laatste verhaal van Jezus over meedoen aan het Rijk Gods in dit thema.
Een vertelling naar Matteüs 25, 1-13.
‘Als je echt om de wereld geeft,’ zei Jezus, “dan moet je er ook wat voor doen. Ja, jij zelf! Als je wacht tot iemand anders wat doet, is het te laat. Net als in het verhaal van de tien bruidsmeisjes.’
Ha, er kwam weer een verhaal! De mensen gingen er goed voor zitten. Daar waren ze tenslotte voor gekomen...
‘Er was eens een bruiloft,’ vertelde Jezus. ‘Het feest zou bijna beginnen. De tien bruidsmeisjes zaten samen te wachten.
Straks zou de bruidegom komen. Dan kwam hun grote moment. Dan moesten ze naar buiten lopen, de bruidegom tegemoet.
Zingend en dansend, met fakkels in de hand moesten ze hem welkom heten. En zo, in een feestelijke optocht, zouden ze de feestzaal binnengaan. Dan kon het feest pas echt beginnen.
Maar zover was het nog niet. De meisjes zaten te wachten op de dingen die komen gingen. Maar voorlopig kwam er niets.
“Hij is laat,” zei een van hen na een poosje, en keek uit het raam.
“Ja, waar blijft hij toch?” vroeg een ander.
“Hij zal toch nog wel komen?”
“Doe niet zo gek,” antwoordde een derde.
“Natuurlijk komt hij. Vertrouw daar maar op. Hij kan hier elk moment zijn.”
Maar ja, het werd later en later. Buiten werd het steeds donkerder. Hier en daar begon er al een bruidsmeisje te gapen. En later op de avond, geloof het of niet, lag de hele club diep in slaap. Het hoofd op elkaars
schouder. Maar nog altijd was er geen spoor van de bruidegom...
Zo lagen ze daar. Totdat er, nog net voor middernacht, ineens geroep klonk. “De bruidegom! Hij komt eraan! Hij is er al bijna!”
De meisjes schrokken wakker. “De bruidegom!” sisten ze elkaar toe. “Toch nog. Snel! Jurkjes recht! Fakkels pakken! Nieuwe olie erop en aansteken, vlug!”
“Eh, meiden,” zei een van hen. “Ik heb een probleempje. Ik kan mijn fakkel niet aansteken. Mijn olie is op.”
“O,” zei een ander, “mijn olie ook.”
“En die van mij.”
“En van mij.”
Vijf meisjes hadden geen olie meer.
“Hoe kan dat nou?” vroegen de anderen. “Hebben jullie dan geen reserve-olie meegenomen?”
“Nee,” zeiden de eerste vijf. “Dat leek ons zo’n gesjouw. We dachten: ach, er is altijd wel iemand die wat extra’s meebrengt. En dat is dus ook zo. Mogen we wat van jullie lenen?”
Maar de vijf meisjes mét olie hielden hun flesjes dicht. “Niks ervan. Als we jullie olie geven, hebben we straks allemaal te weinig. Dan loopt de hele optocht in het donker.
Nee hoor, zoek maar een winkel waar je nog olie kunt kopen. Kom daarna maar achter ons aan. Wij gaan nu de bruidegom tegemoet.” Ze deden olie op hun fakkels, staken ze aan, en liepen naar buiten.
De achtergebleven meisjes renden het dorp in. Ze moesten wel even zoeken, maar tenslotte vonden ze nog een winkel die open was. Opgetogen, en nog nahijgend, kwamen ze aan bij de feestzaal. Maar het was te laat. De optocht was al naar binnen. De deur zat op slot. De meisjes klopten aan. “Laat ons erin! Wij zijn bruidsmeisjes!”
De bruidegom deed zelf open. Hij keek verbaasd. “Bruidsmeisjes? Dat moet een vergissing zijn. Mijn bruidsmeisjes zitten al binnen. Ze kwamen me tegemoet, dansend en zingend. Ze hadden brandende fakkels
bij zich. Maar jullie waren daar niet bij. Dus wie jullie zijn? Ik weet het niet.”
“Maar luister dan!” probeerden de meisjes nog. “Onze fakkels waren uitgegaan! We hadden geen extra olie meegenomen!”
“Tsja,” zei de bruidegom. “Als je je niet eens wilt voorbereiden, vind je mijn feest zeker ook niet zo belangrijk. Dan hoor je hier niet. Ga maar weg. Ik ga weer naar mijn gasten.”’
Gesprek
X Wie maakt er wat van in dit verhaal en wie niet? Waarom vind je dat?
X Wat zegt dit verhaal jou over voorbereid zijn?
VRIJDAG 7 MAART
Het gewoon doen
Wanneer zeg jij dit tegen jezelf of een ander?
Dit is de slogan van het merk
Nike, het komt de kinderen misschien wel bekend voor. De bedenker van de slogan was Dan Wieden, medeoprichter van het reclamebureau Wieden+Kennedy. Wieden kwam op de slogan tijdens een gesprek met Nike-oprichter Phil Knight, waarbij Knight sprak over de dingen die atleten moeten overwinnen om te slagen. Wieden vatte de essentie samen in de drie woorden “Just Do It”.’
Kun je er wat van maken door het gewoon te doen? (gesprek)
Leg deze vraag voor aan de kinderen en laat ze hierover in gesprek gaan. Kunnen ze er ook voorbeelden bij bedenken? Tegen wie en wanneer zouden ze willen zeggen: ‘Just do it!’?
KIND
De mooiste vaas (verhaal)
De koning organiseerde een wedstrijd. Wie maakt de mooiste vaas? Aurelia schetste en probeerde, maar vond geen enkele vaas goed genoeg om uit te werken. Polle pakte het anders aan. Hij ging gelijk aan de slag en maakte de ene vaas na de andere.
Koning Bloem heette niet voor niets koning Bloem. In zijn paleis hingen fleurige bloemetjesgordijnen, de muren hingen vol schilderijen van bloemen en overal stonden boeketten van verse bloemen.
Mooie vazen had de koning dan ook nooit genoeg. Op een dag had hij een leuk idee: hij ging een wedstrijd organiseren. Wie in het land kon de mooiste vaas maken?
Hijzelf zou natuurlijk het enige jurylid zijn. De winnende vaas zou voor altijd in de ontvangstzaal van het paleis komen te staan, uiteraard met de prachtigste bloemen erin.
‘Ik ga winnen!’ riep Aurelia toen ze het bericht in de krant las. Háár vaas in het koninklijk paleis, dat zou de allergrootste eer zijn. En ze kón ook winnen. Aurelia was goed, en dat wist ze. Al jaren maakte ze kunst: beelden van brons en van steen, maar ook aardewerk. Deze wedstrijd was precies iets voor haar.
Ze haastte zich naar haar atelier en ging aan de slag. Haar vaas moest spectaculair worden, uniek, een vaas zoals de wereld nog nooit had gezien. De hele dag schetste ze en probeerde ze van alles uit, maar… nee, het was niet goed genoeg. De dag daarna lukte het ook niet. De dagen werden weken, de weken werden maanden, en haar atelier lag bezaaid met afgekeurde schetsen en probeersels. Ze vond haar vazen niet groot genoeg, klein genoeg, rond genoeg of vierkant genoeg. Ze waren niet stevig genoeg, sierlijk genoeg, apart genoeg of eenvoudig genoeg. De wedstrijddag naderde en Aurelia was de wanhoop nabij. Waarom lukte het nou niet om de perfecte vaas te bedenken en te
maken? ‘Ik krijg er gewoon hoofdpijn van,’ verzuchtte ze.
En dat niet alleen: ze kreeg ook spierpijn, met zo’n rillerig gevoel erbij. O nee, dacht ze. Als ik maar niet ziek word.
Aurelia was natuurlijk niet de enige die de oproep van koning Bloem had gezien. Ook Polle was meteen aan de slag gegaan.
Polle was nog niet zo lang kunstenaar, en ach, eigenlijk noemde hij zichzelf niet eens zo. Hij vond knutselen leuk, van alles verzinnen en dan maken.
Ik begin gewoon, dacht hij, en ik zie wel wat het wordt.
Tot zijn blije verrassing maakten zijn handen een blauwe vaas, met bolletjes erop. Wauw, dacht hij, wat is-ie mooi! Eigenlijk zonde om hem aan de koning te geven. Misschien gaf hij hem wel aan mama, op haar verjaardag. Die zou hem prachtig vinden!
Polle ging weer aan de slag. Nu maakte hij een hoge, slanke vaas, rood, met paars en roze erdoorheen. Zo hé, dacht hij, deze is óók schitterend. Echt een vaas voor mijn zusje.
Enthousiast werkte hij verder. Zijn handen bewogen haast vanzelf, en toen de dag van de wedstrijd aanbrak, stonden er wel twintig vazen in zijn atelier, allemaal even mooi. Welke moest hij nou kiezen? Hij deed iene-miene-mutte, en aan het eind wees zijn vinger een vaas aan, een glanzende, frisgroene, met koraalrood en hemelsblauw. ‘Perfect,’ zei Polle en liep met de vaas naar het paleis.
In de ontvangstzaal was het een drukte van belang. De kunstenaars moesten met hun vaas op een rij staan. Koning Bloem trad binnen en liep keurend langs de vazen.
‘Dit is de winnaar,’ zei hij, toen hij ze allemaal had gezien. Hij wees naar Polles vaas. ‘Hij maakt mij vrolijk.’
Toen Polle weer naar huis liep, huppelde hij even. Winnen was leuk. En nóg leuker was dat hij nu alle andere vazen aan zijn familie en vrienden kon geven. Wat zou iedereen blij zijn!
En Aurelia? Die lag snotterend in bed toen ze in de krant een foto zag van de winnende vaas. ‘Wauw,’ zei ze. ‘Wat een pech dat ik ziek ben geworden. Anders had ik zéker ook zoiets geweldigs gemaakt.’
Gesprek
X Aurelia denkt dat ze ook iets geweldigs had gemaakt als ze niet ziek was geworden. Wat denk jij?
X Wat neem je mee uit dit verhaal en waarom?
Maak er wat van! (activiteit)
Kijk samen terug op wat er de afgelopen weken besproken en gedaan is. Wat is blijven hangen? De kinderen schrijven op post-its wat hun helpt om er iets van te maken en plakken deze op plekken waar anderen het goed kunnen lezen: de deur, de spiegel, hun bureau, enzovoort.
➜ Internationale Vrouwendag
8 maart is het Internationale Vrouwendag. Open ‘Internationale vrouwendag’ voor meer informatie. Bekijk ook de animatie over Aletta Jacobs (deze hebben de kinderen mogelijk al eerder gezien) en bespreek hoe zij het verschil maakte.