Handleiding Trefwoord OB 2024-2025/ 3 - Thema Maak er wat van

Page 1


MAAK ER WAT VAN

In dit thema gaan de Trefwoordreporters langs bij Nika, een stoer meisje dat long covid heeft. De reporters nemen een kijkje op haar school en bij haar thuis. Ze horen hoe zij én haar omgeving er steeds iets van proberen te maken, ondanks de beperkingen die haar ziekte met zich meebrengt. Dat lukt soms supergoed en soms ook even niet.

Het inkijkje in het leven van Nika is inspirerend. Het laat zien hoe moeilijk én hoe mogelijk het vaak is om er iets van te maken. De meeste mensen hebben gelukkig niet zo’n pech als Nika.

Toch staat iedereen, net als zij, dagelijks voor de uitdaging om er voor jezelf en je omgeving iets van te maken: van het ontbijt, van de fietstocht naar school, van de reken- en gymles, van een opdracht, van het spelen op het plein. Van de dag, de week, de maand en het jaar. De een is daar goed in, blijft altijd positief en weet al helemaal hoe het moet worden. Een ander ziet beren op de weg of weet niet goed hoe te beginnen. Kinderen ontdekken hoe dit bij hen zit en onderzoeken hoe mensen er in allerlei situaties wel of niet iets van maken. Tegelijkertijd vragen ze zich af: valt er altijd iets van te maken, of is het ook oké om soms iets als mislukt te beschouwen?

Iets maken van de schooldag of van het leven. Van je tuin of van de wereld. Het lijken dingen van totaal verschillende grootte, maar het is de vraag of ze wel zover uiteen liggen. Wie er iets

POSTER

Maak er wat van

Op de poster zien we kinderen uit allerlei culturen samen een kring rond een blije aarde maken. Ze maken er wat van! In de komende drie weken gaat het over verschillende manieren waarop je ‘er wat van kunt maken’. Kijk of je met de groep iets kunt doen wat verder gaat dan de schoolmuren. Bijvoorbeeld een rondje om de school lopen om afval op te rapen of kaartjes maken en bezorgen bij een verzorgingstehuis.

van wil maken moet ergens beginnen. En dan is de eigen tuin een prima plek, het klinken van de schoolbel een mooi moment. Maar hoe ga je vervolgens te werk?

Het begint vaak bij de grondhouding. Wil je het met frisse moed proberen, ook al weet je misschien niet precies hoe? Of blijf je wachten, de armen over elkaar en verzuchtend: ‘’t zal mij benieuwen…’ Juist over die grondhouding gaan de verhalen uit de Bijbel. Een betere, fijnere en meer rechtvaardige wereld, zegt Jezus, die komt er niet vanzelf. Daarvoor zijn mensen nodig die er iets van willen maken en dus niet langs de kant blijven staan. Moedige mensen zijn dat, want er iets van maken kan best spannend zijn. Maar het levert vaak veel op!

In dit thema verkennen kinderen op wat voor manieren zijzelf en anderen de wereld om zich heen een stukje mooier, fijner, gelukkiger (kunnen) maken. Ook staan ze stil bij momenten dat dit niet goed lukt. Tot slot ontdekken ze welke dingen helpen om er wat van te maken voor jezelf en je omgeving.

Bekijk nu ook het introductiefilmpje bij het thema ‘Maak er wat van’.

Scan de QR code of ga naar www.trefwoord.nl/thema/ maak-er-wat-van

TREFWOORD DIGITAAL

Zie www.trefwoord.nl voor:

X Muziek

X Start- en slotviering

X Gebed

Wat maak je ervan met spullen?

De uitspraak ‘Maak er wat van’ behoeft wat introductie bij de leeftijd van kinderen uit groep 1 tot en met 4.

Deze week verkennen we met de kinderen dat je van allerlei spullen wat kunt maken. Soms zelfs van kapotte spullen. Je kunt ook ergens een rommeltje van maken, dat horen ze wellicht thuis weleens, of ergens werk van maken.

In het Bijbelverhaal nodigt een man allemaal belangrijke mensen uit voor zijn grote feest. De een na de ander kan niet komen. De man wordt boos en draagt zijn dienaar op alle armen, kreupelen, blinden en lammen op te halen om het feest te komen vieren. Het tweede moment in de week spelen de kinderen, als verwerking, dit verhaal uit.

WEEKINDELING

MAANDAG 10 FEBRUARI

Wat maak je ervan?

Startkist (lied, activiteit)

De boomhut (versje)

DINSDAG 11 FEBRUARI

Wat maak je hier nog van?

Maak er wat van (lied)

KIND EN SAMENLEVING

Ik ben de dokter! (verhaal, jongsten)

De step is stuk (verhaal, oudsten)

WOENSDAG 12 FEBRUARI

Wat maak je van afval?

Startkist (lied, activiteit)

KIND EN SAMENLEVING

Feest in het bos (verhaal)

DONDERDAG 13 FEBRUARI

Er een rommeltje van maken

Het netjes maken! (activiteit)

BRONNEN EN TRADITIES

We maken er een mooi feest van! (Bijbel, jongsten)

We maken er een mooi feest van! (Bijbel, oudsten)

VRIJDAG 14 FEBRUARI

Er werk van maken

Startkist (lied, activiteit)

Hier maakte ik werk van (activiteit)

BRONNEN EN TRADITIES

We maken er een mooi feest van! (Bijbel, verwerking)

Wat maak je ervan?

Wat is ervan gemaakt?

Startkist (lied, activiteit)

Doe van tevoren blokjes Kapla, kleurpotloden, vouwblaadjes, tekenpapier en een schaar in de Startkist. Zet het kistje neer en zing samen het bijbehorende lied. Muziek: www.trefwoord.nl, digitaal, muziek.

Refrein:

Kom in de kring, want Trefwoord begint.

Open de Startkist en kijk wat je vindt. (2x)

Wat zie je?

Wat hoor je?

Een zin, een verhaal? Verrassing. Verbazing.

Het kan allemaal.

Refrein

Wat denk je?

Wat voel je?

Wat brengt deze dag? Iets moois? Iets bijzonders?

Doe mee met een lach.

Refrein

Op de kalender zien we losse blokjes LEGO en een met legoblokjes gebouwde giraf. Haal de materialen een voor een uit de Startkist. Ontdek samen met de kinderen dat het wonderlijk is dat er allerlei dingen zijn die ‘los’ niet veel lijken, maar waar je veel moois mee kunt maken.

De boomhut (versje)

In het versje speelt een kind met LEGO. Hij gaat er wat van maken! Zijn broer vindt het niet mooi, maar dat maakt het kind niet uit.

Lees het versje voor en praat door over de volgende vragen:

X Wie bepaalt of het mooi is wat je hebt gemaakt?

X Wat vind jij het mooiste dat je ooit zelf hebt gemaakt?

Ik speel met Legoblokjes.

Het zijn er superveel.

Wat zal ik eens gaan bouwen?

Een huis of een kasteel?

Een boerderij? Een toren?

Een auto of een boot?

Ik weet het al: een boomhut.

Ik maak hem lekker groot.

Eerst zet ik, voor de boomstam, wat blokjes op elkaar.

Het wordt een soort van toren met takken hier en daar.

Ik zoek naar goede kleuren.

De juiste maat en vorm.

Soms kan ik dat niet vinden.

De keuze is enorm.

Zo’n beetje halverwege stort alles in elkaar.

Maar vrolijk bouw ik verder.

Het is nog lang niet klaar.

Mijn grote broer komt binnen.

Hij lacht terwijl hij kijkt.

‘Wat ben je aan het maken, dat nergens op lijkt?’

Ik zeg: ‘Ik maak een boomhut.’

Hij grinnikt: ‘Wat een zooi!’

Maar dat kan mij niet schelen.

Ik vind het leuk en mooi.

Ik kan nog uren bouwen. Het is een heerlijk spel.

Het lijkt misschien geen boomhut, maar prachtig wordt het wel!

DINSDAG 11 FEBRUARI

Wat maak je hier nog van?

Waar wil jij nog wat van maken?

Startkist (lied, activiteit)

Doe van tevoren een paar dingen in de Startkist die kapot zijn. Zet het kistje neer en zing samen het bijbehorende lied. Muziek: www.trefwoord.nl, digitaal, muziek (liedtekst zie maandag 10 februari).

Op de kalender zien we een aantal kapotte dingen. Waar zouden de kinderen nog wat van willen of kunnen maken? Waarvan niet en waarom niet? Laat de kinderen de kapotte dingen een voor een uit de Startkist halen. Hoe kun je hier nog iets van maken?

Maak er wat van (lied)

Luister naar het lied ‘Maak er wat van’ van Bert en Ernie. Kijk op www.trefwoord.nl, digitaal voor de YouTube link naar het lied. Hebben de kinderen weleens meegemaakt dat iets kapot ging en dat ze er op een andere manier nog mee konden spelen?

KIND EN SAMENLEVING

Ik ben de dokter! (verhaal, jongsten)

Lina’s beer is kapot gegaan. Het oor is eraf. Mama zegt dat ze er met de naaimachine niks meer van kan maken. Kan Lina er zelf nog wat van maken?

Lina zit op de bank. Ze heeft haar voeten voor zich neergezet. Tussen haar knieën door kijkt ze naar de televisie. Beer houdt ze vast, hij wiebelt heen en weer. Dan drukt

ze hem stevig tegen zich aan. ‘Beer is grappig, Beer is lief, Beer is zacht, Beer is bij mij, elke dag,’ zingt ze zacht. Ze heeft het liedje zelf bedacht.

Op de televisie rent een tijger door een groot bos. Lina vindt het spannend. Ze duwt het oor van Beer tegen haar tanden. Het oor wordt nat. Dat is niet nieuw. Mama zegt altijd: ‘Haal dat oor van Beer uit je mond, straks valt het er nog af.’ Daar moet Lina dan om lachen, want dat gebeurt niet. Het oor zit vast met een paar draadjes.

‘Plop!’ Lina valt met haar achterhoofd tegen de bank. Ze spuugt iets uit en kijkt ernaar.

‘Mam! Mama! Het oor van Beer is eraf. Kom gauw!’

Mama zit achter haar laptop. Ze staat op en komt kijken. ‘Dat zei ik toch,’ zegt ze. ‘Zelf gedaan hoor, Lina. Niet erg slim van je. Nu heb je een beer met maar één oor.’

Lina houdt het oor vast tussen twee vingers. ‘Please mam, wil je het maken?’

Mama pakt Beer op en kijkt naar zijn kop.

‘Nou nee, dat gaat niet meer. De naald van de naaimachine zal breken. En ik had je gewaarschuwd!’ Ze legt Beer op schoot bij Lina en loopt terug naar de grote tafel.

Lina bekijkt Beer goed. Hij heeft een gat op zijn kop. Wat moet ze ermee? Ze wil Beer met twee oren. Hoe kan ze hem maken?

‘Beer je bent ziek,’ fluistert Lina in zijn goede oor. ‘Ik ben de dokter, ik ga je opereren.’ Ze ziet dat mama zit te bellen.

Snel gaat Lina de trap op naar de badkamer. Daar staat de verbandtrommel in de witte kast. Lina vindt hem meteen en begint erin te rommelen. Ze frommelt vier grote pleisters in haar broekzak en neemt het pak watten mee.

‘Tatu, ik kom eraan,’ roept ze naar beneden. Ze legt Beer op zijn rug op de bank. ‘Ik ga je opereren. Ik ga je beter maken, alles komt goed!’

Lina begint. Ze legt het natte, losse oor op de kop van Beer. Ze gebruikt de pleisters om het oor vast te plakken. ‘Dat werkt wel!’ zegt ze tegen Beer. Maar als ze Beer omhoog tilt, valt het oor er half af. Het wiebelt heen en weer.

‘Wacht even,’ zegt ze. ‘Dokter Lina gaat het anders doen.’ Ze haalt wat watten uit het plastic en maakt er een bobbel van. Dat wordt het nieuwe oor. Snel loopt ze naar de keuken om plakband te halen. Dat werkt vast beter, denkt ze. Ze plakt de wattenbobbel stevig over het gat. Het andere oor trekt ze los. ‘Dit oor is oud,’ zegt ze. ‘Die gooi ik weg.’

Ze legt Beer met zijn nieuwe oor op een kussen op de bank. Tevreden kijkt ze naar hem. ‘Zo, ik heb je weer gemaakt,’ zegt ze trots. ‘Ga maar even lekker slapen.’ En ze geeft Beer een aai over zijn oor en een kus op zijn wang.

De step is stuk (verhaal, oudsten)

Jara’s step is kapot. Papa zegt dat hij niet gemaakt kan worden. Gelukkig bedenkt de moeder van Jara’s vriendinnetje Lindsey een creatieve oplossing. De step is niet gemaakt, maar er kan nog wel mee gespeeld worden.

‘Papaaaaa!’ Jara holt naar huis.

‘Papaaaaaaaa!’

Papa komt het huis uit gerend en kijkt geschrokken. ‘Wat is er, is er iets ergs gebeurd?’

‘Ja, iets héél ergs!’ Jara staat stil. ‘Mijn step is stuk!’

Papa kijkt opgelucht. ‘O, gelukkig,’ zegt hij. ‘Helemaal niet gelukkig!’ Jara voelt boze knijpers in haar buik. ‘Het is heel erg. Het stuur is eraf.’

‘Oké,’ zegt papa, ‘Nee, dat is niet leuk, maar ik dacht dat er iets ergs met jóú was. Of met Lindsey.’

Jara was met haar buurmeisje Lindsey aan het steppen geweest toen haar stuur losraakte. Ze viel zelf niet, maar de step wel. Die lag ineens in twee stukken op de stoep. Jara was naar huis gerend, Lindsey bewaakte hun steps.

Jara en papa lopen naar Lindsey toe. ‘Kijk papa, het stuur ligt los. Hij moet gemaakt.’ ‘Ja, hij moet gemaakt,’ zegt ook Lindsey.

‘Hm.’ Papa kijkt wat zorgelijk. ‘Ik denk niet dat dat kan, schat. Het is een heel oude step, dat weet je toch?’

Jara knikt. Toen mama klein was, was het mama’s step.

Papa hurkt neer. ‘Ik zie het al. Hij is gebroken. Pfff… dat had slecht kunnen aflopen.’

‘Het ís slecht afgelopen!’ zegt Jara boos. ‘Hij is stuk!’

Waarom begrijpt papa nou niet hoe erg dit is?

Papa pakt de twee stukken op. ‘Kom meiden, we gaan naar huis. Jullie krijgen wat te drinken.’

‘Kan hij niet geplakt of zo?’ vraagt Lindsey. Papa schudt zijn hoofd. ‘Het is hopeloos. Dit kan niet gemaakt worden.’

‘Wel!’ roept Jara hard. Want haar step mag écht niet weg. Waar moet-ie dan heen?

Naar de vuilnis? Ze voelt tranen in haar buik borrelen.

‘Misschien kun je een nieuwe vragen, voor je verjaardag,’ zegt papa.

Jara zegt niks. De tranen zijn te hard aan het borrelen.

‘Maar dat duurt nog heel lang,’ zegt Lindsey.

‘En we willen samen steppen!’

Jara knikt. Samen steppen, dat doen ze al zo lang als ze zich kan herinneren.

Als ze aan tafel zitten met appelsap, fluistert Jara tegen Lindsey: ‘We gaan zo naar jouw huis, oké? Misschien kan jouw moeder mijn step maken.’

‘Misschien wel,’ zegt Lindsey. ‘Mama is heel handig.’

Jara knikt blij. Er is weer hoop.

Maar als ze eenmaal met de kapotte step bij Lindseys moeder in de tuin staan, schudt die haar hoofd. ‘Nee lieverds, hier is niks aan te doen.’

‘Maar…’ begint Jara. ‘Ik wil…’ De woorden blijven in haar keel steken.

Gelukkig kan Lindsey nog wél praten. ‘We willen zo graag samen steppen,’ zegt ze.

‘Kun je écht niks doen, mam?’

‘Ik zou niet weten hoe,’ zegt haar moeder.

‘Dat stuur is doorgeroest en afgebroken.

Maar hm… misschien…’

‘Wat, wat, wat?’ roept Jara.

‘Wat, wat?’ roept Lindsey. Lindseys moeder lacht. ‘Ik heb een ideetje. Ik weet niet of het lukt.’

‘Joepie!’ Jara gooit haar armen in de lucht.

‘Niet te vroeg juichen,’ zegt Lindseys moeder. ‘Maar ik ga mijn best doen.’ Ze pakt de step en loopt naar de schuur.

Bijna een uur later hoort Jara roepen: ‘Jaraaaa! Lindseyyyy!

Jara en Lindsey gooien hun kleurpotloden neer en hollen naar buiten. Daar staat

Lindseys moeder met een grote lach. ‘Kijk eens,’ zegt ze.

‘O, wauw!’ roept Jara. Ze kijkt Lindsey even aan, met grote glim-ogen. De step heeft nog steeds geen stuur. Maar hij is met een plank vastgemaakt aan Lindseys step.

‘We kunnen weer samen steppen!’ roept Jara. Ze pakt Lindseys armen en samen springen ze rond.

Dan stappen ze op, Lindsey bij het stuur en Jara zit ernaast, op haar eigen step zonder stuur. Dan steppen ze de oprit af, gillend van de pret.

Gesprek

X Wanneer ging van jou iets stuk wat niet te repareren was, maar wat je niet weg wilde doen omdat je eraan gehecht was?

X Wat deed je toen?

WOENSDAG 12 FEBRUARI

Wat maak je van afval?

Waar is dit van gemaakt?

Startkist (lied, activiteit)

Doe van tevoren wat kosteloos materiaal in de Startkist, zoals closetrolletjes, dopjes, kurken, verpakkingen. Zet het kistje neer en zing samen het bijbehorende lied. Muziek: www.trefwoord.nl, digitaal, muziek (liedtekst zie maandag 10 februari).

Op de kalender zien we cactussen. Zien de kinderen waar ze van gemaakt zijn? Maken zij zelf weleens wat van afval? Haal het kosteloos materiaal uit de Startkist. Bedenk met de kinderen wat ze hiervan zouden kunnen maken? Wat gaat er thuis in de prullenbak waar je nog wat van kunt maken? Er wordt altijd veel weggegooid. Wat vinden de kinderen daarvan?

KIND EN SAMENLEVING

Feest in het bos (verhaal)

Het is een rommeltje in het bos. Mensen hebben een feestje gehad en allemaal afval laten liggen. De dieren maken er een pop van en zetten die in het bos. Hopelijk begrijpen de mensen dan dat ze voortaan hun rommel moeten meenemen.

Het is nog maar heel vroeg in de ochtend als Das en Bever hun ogen opendoen. De zon schijnt en Bever en Bas maken zich klaar voor de Grote Picknick. ‘Ik heb zoveel zin!’ roept Bever als hij Das ziet. ‘Anders ik wel!’ zegt Das.

Met een kleedje en een mand vol lekkers lopen ze samen naar de open plek in het bos.

‘Ik denk dat we de eerste zijn,’ zegt Bever. ‘Anders denk ik het wel,’ zegt Das. Maar als ze bij die mooie open plek komen, schrikken ze. Het open plekje is niet zo open meer. Het ligt vol met rommel.

Snoeppapiertjes, pakjes drinken, twee kapotte badmintonrackets. Aan een van de takken hangt een sjaal, en hoger in de bomen zien ze een frisbee. Ook hangen er nog wat slingers in de bomen en liggen er ballonnen op de grond.

‘Wat is hier gebeurd?’ zegt Bever.

‘Ik weet het wel,’ piept Mier die ook net is aangekomen. ‘Gisteren waren hier mensen. Er was iemand jarig en dat vierden ze in het bos.’

‘Het is toch niet te geloven,’ bromt Tor. Die mensen komen op bezoek in ons bos en dan maken ze er zo’n rommeltje van! Nou moeten wij eerst gaan opruimen voordat ons picknickfeest kan beginnen! Bah!’

Al gauw zijn alle dieren druk in de weer. Ze halen de slingers uit de bomen en rapen de flessendopjes van de grond. Mier tikt, heel handig, de frisbee uit de boom en draagt hem op haar rug verder. Alles wat de dieren vinden leggen ze bij elkaar op een stapel.

‘Het lijkt wel een mierenhoop,’ piept Muis.

‘Het lijkt wel een muizenhoop,’ zegt de Mier.

Hert doet een stapje naar voren en loopt om de hoop heen. Hij knijpt één oog dicht en kijkt nog iets beter. ‘Weet je wat ík zie, ik zie kunst!’

De andere dieren kijken verbaasd. ‘Dit is toch geen kunst?’ zeggen ze. ‘Dit is troep!’

‘Dat klopt,’ zegt Hert, ‘maar ook van troep kun je wat maken, kijk maar!’

Hert pakt de frisbee en legt hem op de grond. Met wat honing uit een picknickmandje plakt hij de drinkpakjes op de bal. Daar komen een paar flesjes bovenop. De slingers worden haren en de dopjes worden ogen.

Nu zien de andere dieren het ook. Het wordt een pop! Ze helpen Hert en maken van de badmintonrackets armen. Van snoeppapiertjes knopen ze armbandjes. Die schuiven ze om de armen heen. Nu nog een sjaal om en de pop is klaar.

‘Ik vind het prachtig!’ roept Bever. ‘Anders ik wel!’ zegt Das. Voorzichtig tillen ze de pop op. Ze dragen hem naar de ingang van het bos. Daar zetten ze de pop neer, precies naast de prullenbak. ‘Wat een prachtig kunstwerk,’ zegt Hert. ‘Misschien denken de mensen nu beter na voordat ze het afval zomaar in het bos achterlaten.’ De andere dieren knikken.

‘En nu?’ zegt Bever. ‘Wat doen we nu?’

‘Picknicken natuurlijk!’ zegt Das. ‘Want ons plekje is weer vrij en ik heb wel zin in een feestje!’

‘Anders wij wel,’ zeggen de andere dieren. Vlug gaan ze terug naar de open plek en leggen hun kleedjes neer. De Grote Picknick kan beginnen!

JONGSTEN

DONDERDAG 13 FEBRUARI

Er een rommeltje van maken

Wat gebeurt hier?

De jongen op de kalender speelt met blokken, maar er ligt nog allemaal speelgoed op verschillende plekken in de kamer. Wie maakt er thuis ook weleens een rommeltje van? Wie ruimt graag op? Wat is er fijn aan rommel om je heen of juist aan een opgeruimde plek?

Tip: zet later op de dag bij het opruimen het opruimliedje van Bert en Ernie op. Kijk op www.trefwoord.nl, digitaal voor de YouTube link naar het lied.

Het netjes maken! (activiteit)

Maak voor schooltijd op een paar plekken in het lokaal een beetje rommel. Laat de kinderen bedenken hoe je opruimen leuk kunt maken. Bijvoorbeeld door complimenten te geven, aan te moedigen, een muziekje op te zetten of door er een tijdwedstrijdje van te maken met jezelf. Wijs telkens een paar kinderen aan die een van de plekken gaat opruimen. Bij elke plek probeert de rest van de groep een van de gevonden ideeën uit: aanmoedigen, complimenten geven, de tijd opnemen. Bespreek daarna welke ze fijn vonden.

BRONNEN EN TRADITIES

We maken er een mooi feest van! (Bijbel)

Een gelijkenis over een koninklijk feest waarop belangrijke genodigden niet komen. ‘Dan vragen we jóuw vrienden en maken we er samen een mooi feest van,’ zegt de koning tegen zijn bediende. Een vertelling naar Lucas 14, 16-24.

Dit is een verhaal dat Jezus heeft verteld. Het gaat over een feest. Luister maar:

‘De tafel is gedekt!’ roept Aljan. Hij kijkt naar de glimmende glazen. Dat heeft hij goed gedaan! Aljan woont bij de koning. In zijn prachtige paleis. Aljan helpt de koning bij alles. Vandaag heeft hij zijn mooiste hulpkleding aan. Want het is feest in het paleis.

Aljan lacht. Op de tafel ligt een kleed met gouden randjes. Daarop staan de mooiste borden. In de keuken zijn de koks met het eten bezig. Het ruikt lekker. Aljan krijgt er zin in. Maar hij kan niet mee-eten. Want

Aljan moet helpen. Het feest is voor de rijke vrienden van de koning. Hij heeft ze allemaal gevraagd op het feest te komen.

De koning loopt de feestzaal binnen. Hij knikt. ‘Goed gedaan, Aljan!’ lacht hij. Hij klopt Aljan op zijn schouder. ‘Het feest kan beginnen! Open de deuren!’

Aljan loopt naar de hal en doet de deuren met een zwaai open. Maar wat is dat? Er is helemaal niemand! Aljan kijkt op de klok. Het is acht uur. Waar is iedereen toch?

Snel loopt Aljan naar de koning. ‘Meneer…’ fluistert hij, ‘er is niemand.’

‘Wat zeg je?’ roept de koning. ‘Niemand? Heeft niemand van mijn vrienden zin in mijn feest? Maar dat kan toch niet?’

De koning wrijft over zijn kin. ‘Zo, zo,’ zegt hij, ‘dan zijn dat geen goede vrienden.’ De koning slaat zijn arm om Aljan heen. ‘Zeg bediende, heb jij vrienden?’

‘Jjjaaa,’ zegt Aljan voorzichtig.

‘Dat is mooi!’ lacht de koning. ‘Nodig ze uit. Samen is gezelliger! Samen maken we er een mooi feest van!’

Aljan kijkt verbaasd. Mogen zíjn vrienden op het feest van de koning komen?

‘En vraag ook de mensen die je op straat ziet,’ zegt de koning.

Aljan maakt een buiging en loopt met snelle passen naar buiten. Naar zijn vrienden.

Even later branden de lichten. Er klinkt muziek. Het is feest. Groot feest!

Aljan kijkt naar zijn vrienden. Ze staan tegen de muur. Ze durven niet aan de mooie tafel te gaan zitten. Maar Aljan zegt trots: ‘Ga zitten, die stoelen zijn voor jullie!’

Dan staat de koning op van zijn troon. ‘Vrienden!’ zegt hij. ‘Ik ben blij dat jullie wél op mijn feest zijn gekomen. Eet en drink zoveel als je wilt. Zing, dans en wees blij!’

De vrienden van Aljan zijn nog nooit in een paleis geweest. En vanavond mogen ze zomaar op het feest van de koning komen!

Ze zijn er stil van.

Aljan zit ook aan tafel. Naast de koning.

De koning steekt zijn glas omhoog. ‘Hoera voor mijn nieuwe vrienden!’ roept hij blij.

‘Want samen maken we meer plezier!’

We maken er een

mooi feest van! (Bijbel)

Een gelijkenis van Jezus over een koninklijk feest waarop de genodigden niet komen. Allemaal verontschuldigen zij zich. De een heeft het veel te druk en de ander heeft wel iets beters te doen.

‘Dan vragen we de bedelaars,’ beslist de koning uiteindelijk. Een verhaal naar Lucas 14, 16-24.

Jezus vertelt een verhaal:

Midden in de stad staat een prachtig paleis van een rijke koning.

‘Kom,’ roept de koning op een ochtend tegen Aljan, zijn bediende. ‘Ik ga een groot feest geven. En jij gaat iedereen uitnodigen.’

‘Maar…’ stottert Aljan. ‘Wie komen er dan allemaal?’

‘De burgemeester, de dokter, de rijke boer met dat grote stuk land,’ zegt de koning. ‘Alle belangrijke mensen.’

‘Tjonge,’ zegt Aljan. ‘Dat wordt echt een groot feest.’

Hij gaat op pad. Eerst naar de burgemeester.

‘Wie bent u,’ vraagt het meisje dat opendoet.

‘Ik ben de bediende van de koning. Is de burgemeester thuis?’

‘Ja, maar hij heeft het nogal druk.’

‘Wie is dat?’ roept de burgemeester vanachter zijn bureau.

‘De bediende van de koning,’ zegt het meisje.

OUDSTEN
Maak

De burgemeester loopt naar de deur. Zijn zilveren ketting glimt in de zon.

‘Dag burgemeester,’ zegt Aljan. ‘De koning geeft vandaag een groot feest. Hij vraagt of u ook komt.’

‘Ik?’ zegt de burgemeester. ‘Ach wat jammer, ik heb geen tijd. Ik heb een groot stuk land gekocht. Ik ga kijken hoe groot het huis kan worden dat ik erop ga bouwen.’ Hij gooit de deur met een klap dicht.

Aljan loopt verder, naar de rijke boer. Die doet zelf de deur open. ‘Ha, volgens mij werk jij bij de koning,’ zegt de boer.

‘Ja,’ zegt Aljan. ‘Hij vraagt of u straks op zijn feest komt.’

‘Pech, pech,’ zegt de boer. ‘Ik kan niet. Ik heb vijf koeien gekocht en ik ga kijken of ze er mooi uitzien. Volgende keer beter!’

Aljan blijft beteuterd achter. ‘Nou zeg,’ mompelt hij, ‘straks is er een feest zonder mensen.’

Bij de dokter komt net een mevrouw in een prachtige witte jurk naar buiten, met achter haar de dokter in een mooi zwart pak.

‘Eindelijk,’ zegt Aljan. ‘U bent al klaar voor het feest. Daar zal de koning blij mee zijn.’

‘De koning? Wij hebben wel iets beters te doen,’ zegt de mevrouw. ‘Doe de koning maar de groeten.’

Aljan loopt terug. Wat zal de koning zeggen als hij hoort dat er niemand komt?

‘En? Hoe laat komen ze?’ vraagt de koning.

‘Eh... tja...,’ hakkelt Aljan. ‘Ik moet u de groeten doen van de burgemeester en de boer en de dokter, maar ze komen niet.’

‘Wát?’ roept de koning. ‘Waarom niet?’

‘Ze hebben het te druk.’

‘Te druk? Maar we moeten toch wat geweldigs van het feest maken? Wat nu?’

Opeens heeft de koning een idee. ‘Weet je wat,’ roept hij vrolijk. ‘Ga nog een keer naar de stad. Niet naar de belangrijke huizen, maar naar de donkere straatjes en steegjes.

Daar vind je zwervers en bedelaars. Neem mensen mee die zelf niks hebben.’

‘Maar...’ zegt Aljan.

‘Niks te maren!’ zegt de koning. ‘Het feest gaat door. We maken er wat van.’

Aljan gaat de stad in. Hij kijkt om zich heen en luistert goed. Hij hoort een bedelaar

roepen: ‘Alstublieft! Geef me wat geld, alstublieft.’

‘Geld?’ zegt Aljan. ‘Ik weet iets veel leukers.

Ga je mee? Mijn baas, de koning, geeft een feest. En jij mag ook komen.’

‘Ik?’ De bedelaar kijkt verbaasd. ‘Naar een feest? Maar ik heb geen mooie kleren. En ook geen cadeau.’

‘Iedereen mag komen,’ zegt Aljan. ‘De koning wil dat het een mooi feest wordt. Iedereen hoort erbij.’

De bedelaar krabbelt overeind en loopt mee. Onderweg komen ze nog meer bedelaars tegen. Iedereen mag mee naar het feest.

‘Kom binnen,’ roept de koning. ‘Welkom op mijn feest!’

Iedereen loopt verlegen het paleis in. Ze kijken hun ogen uit. Het paleis is helemaal versierd. Overal staat lekker eten.

De koning is blij. Hij lacht. ‘Gelukkig, dat we er toch een mooi feest van maken.’

Er werk van maken

Wat doet zij?

Startkist (lied, activiteit)

Doe van tevoren een paar werkjes die af zijn in de Startkist. Maak zelf snel een zeer eenvoudige tekening en doe die ook in de Startkist. Zet het kistje neer en zing samen het bijbehorende lied. Muziek: www.trefwoord.nl, digitaal, muziek (liedtekst zie maandag 10 februari).

Het meisje op de kalender maakt een tekening. Wat denken de kinderen, doet ze haar best? Maakt ze er echt werk van? Haal de werkjes uit de Startkist. Wat denken de kinderen: is hier werk van gemaakt?

Hier maakte ik werk van (activiteit)

Laat de kinderen iets pakken of aanwijzen waar zij werk van hebben gemaakt. Waar ze trots op zijn. Waar maken ze juist geen werk van? Wat vinden ze niet leuk om te doen, of moeilijk?

BRONNEN EN TRADITIES

We maken er een mooi feest van! (Bijbel, verwerking)

Als verwerking van het verhaal van gisteren kunt u het laten uitspelen tijdens het voorlezen. Vraag van tevoren wie van de kinderen de rollen willen uitspelen: de koning, de bediende Aljan. De burgemeester en het dienstmeisje, de rijke boer, de dokter en zijn vrouw, de bedelaars. Lees rustig voor en laat de kinderen met gebaren en houding hun rol uitspelen als die aan de beurt is. Korte zinnen kun je ze eventueel laten herhalen.

De koning loopt heen en weer door zijn prachtige paleis.

‘Aljan!’ roept hij.

Aljan rent naar de koning. Hij buigt. ‘Wat is er?’ vraagt hij.

‘Ik ga een groot feest geven,’ zegt de koning. ‘Jij moet het hele paleis versieren.’

De koning wijst. ‘Op die trap moet je bloemen zetten. Aan het plafond komen slingers. En overal moet je tafels neerzetten voor het eten en drinken.’

‘Wie moet ik uitnodigen?’ vraagt Aljan.

‘Alle belangrijke mensen van de stad,’ zegt de koning en hij wijst naar de deur. ‘Ga maar gauw.’ En hij zwaait Aljan uit.

Aljan pakt zijn mantel, doet hem om en loopt naar het huis van de burgemeester.

Hij klopt aan. Een meisje doet open.

Ze kijkt wat bozig. ‘Wat is er?’ vraagt ze.

‘Ik kom voor de burgemeester,’ zegt Aljan.

‘Die heeft het druk,’ zegt ze.

De burgemeester komt toch naar de deur. Hij loopt langzaam en heeft zijn schouders wat naar achteren. Zo lijkt hij nog belangrijker.

Met zijn armen in zijn zij en zijn benen een beetje uit elkaar staat hij voor Aljan.

Aljan doet een klein stapje achteruit. ‘Komt u naar het feest van de koning?’ vraagt hij.

De burgemeester schudt zijn hoofd. ‘Nee, daar heb ik het te druk voor.’

Hij gooit de deur dicht.

Aljan loopt verder, naar de boer. Hij klopt op de deur. De boer doet met een blij gezicht de deur open.

‘Komt u naar het feest van de koning?’ vraagt Aljan. De boer schudt zijn hoofd. ‘Nee, ik heb net vijf nieuwe koeien gekocht.’

De boer steekt vijf vingers in de lucht. ‘Veel hè?’ Aljan knikt.

‘Maar ik heb het dus druk, ik kom niet naar het feest.’

De boer doet de deur dicht.

Aljan loopt heel langzaam naar de dokter. Het gaat nog niet goed met het uitnodigen. Bij de dokter gaat hij blij rechtop staan. Hij klopt op de deur. De dokter en zijn vrouw komen naar buiten. De vrouw heeft een prachtige jurk aan. Ze draait een paar rondjes met haar armen wijd. De dokter

Maak

loopt achter aan haar aan. Hij lacht en steekt zijn duimen in de lucht.

‘Komen jullie naar het feest van de koning?’ vraagt Aljan.

‘Nee,’ schudt de dokter. ‘Wij gaan wat anders doen.’ En ze lopen weer het huis in.

Aljan loopt nog langzamer naar het paleis terug. Zijn schouders hangen naar beneden en hij kijkt somber naar de grond.

De koning doet met een zwaai de deur open. ‘En?’ vraagt hij.

Aljan schudt zijn hoofd. ‘Ze komen niet. Ze hebben het te druk.’

De koning kijkt heel boos. Hij maakt vuisten en stampvoet op de grond.

Dan ineens kijkt hij weer blij. ‘Ik heb een idee,’ zegt hij. ‘We gaan toch iets van het feest maken.’ Hij wijst naar de stad. ‘Ga weer terug en nodig alle mensen uit die niks hebben. Alle zwervers en bedelaars.’

Aljan gaat op weg. Hij kijkt en luistert goed. Hij ziet een bedelaar. De bedelaar zit op de grond en houdt zijn handen als een kommetje voor zich. ‘Alstublieft!’ roept hij. ‘Geef me wat geld.’

Aljan zegt: ‘Ik geef je wat leukers. De koning geeft een feest en jij mag komen. Kom maar mee.’

De bedelaar kijkt verbaasd.

Aljan steekt zijn handen uit en trekt de bedelaar overeind.

Samen lopen ze door de stad. Elke keer als ze een bedelaar zien, trekken ze hem overeind. In een lange stoet lopen ze naar het paleis.

De koning kijkt blij. ‘Kom binnen,’ roept hij. ‘Welkom op mijn feest!’

Iedereen loopt verlegen het paleis in. Ze kijken om zich heen en wijzen wat ze allemaal zien. De bloemen op de trap. De slingers aan het plafond. Overal lekker eten en drinken.

De koning lacht. ‘Gelukkig, dat we er toch een mooi feest van maken.’

Wat maak je ervan?

Van iets wat je niet zo leuk, mooi of gezellig vindt, is toch vaak wat te maken. Deze week bekijken we wat je ervan kunt maken. Ook de vraag waarom mensen dat willen komt aan bod. Hoe erg is het als iets niet mooi of niet leuk is?

In de Bijbelverhalen gaat het over hoe je een verschil kunt maken in de wereld om je heen. Door je talent in te zetten en te laten zien wat je in huis hebt.

WEEKINDELING

MAANDAG 17/24 FEBRUARI

Iets moois ervan maken

Startkist (lied, activiteit)

BRONNEN EN TRADITIES

De wereld een beetje mooier maken (Bijbel)

Maak het goed voor iedereen (lied)

DINSDAG 18/25 FEBRUARI

Iets lekkers ervan maken

Oud eten? (informatie)

WOENSDAG 19/26 FEBRUARI

Iets grappigs ervan maken

Wel of niet? (activiteit)

KIND EN SAMENLEVING

Af-was-machine (verhaal)

DONDERDAG 20/27 FEBRUARI

Iets gezelligs ervan maken

(On)gezellig (dans)

BRONNEN EN TRADITIES

De lamp onder de emmer (Bijbel)

VRIJDAG 21/28 FEBRUARI

Iets knus ervan maken

Zo is het knus (activiteit)

KIND EN SAMENLEVING

Reintje, de vos (verhaal)

Maak

MAANDAG 17/24 FEBRUARI

Iets moois ervan maken

Waarom doet deze krokodil dit?

Startkist (lied, activiteit)

Stop een aantal attributen in de Startkist om je mee te kunnen verkleden. Zet het kistje neer en zing samen het bijbehorende lied.

Muziek: www.trefwoord.nl, digitaal, muziek.

Refrein:

Kom in de kring, want Trefwoord begint. Open de Startkist en kijk wat je vindt. (2x)

Wat zie je?

Wat hoor je?

Een zin, een verhaal? Verrassing. Verbazing.

Het kan allemaal.

Refrein

Wat denk je?

Wat voel je?

Wat brengt deze dag?

Iets moois? Iets bijzonders?

Doe mee met een lach.

Refrein

Bekijk met de kinderen de kalender. We zien een krokodil die haar nagels lakt. Bedenk met de kinderen zoveel mogelijk redenen waarom ze dit zou doen. Laat daarna een van de kinderen iets uit de Startkist kiezen om aan te trekken of op te

zetten. Vraag welk effect dat heeft op het kind en op de anderen? Je kunt eventueel het gesprek doortrekken naar de vraag of iemand er echt door verandert. Iemand die lief doet wordt niet ineens minder lief door een piratenlapje op te doen. Iemand met een prinsessenjurk kan nog steeds een ander kind van de glijbaan duwen.

BRONNEN EN TRADITIES

De wereld een beetje mooier

maken (Bijbel)

Jezus houdt een toespraak vanaf een berg. In deze Bergrede legt hij uit dat de wereld mooier wordt als we het net een beetje anders gaan doen. Doe je mee? Een verhaal naar Matteüs 5, 1-16.

Op een dag is het druk bij Jezus. Veel mensen willen tegelijk naar zijn woorden luisteren en met hem praten. Er komen zoveel mannen en vrouwen op Jezus af, dat hij bovenop een berg gaat staan. Vanaf die berg praat Jezus tegen de mensen. Hij vraagt de mensen om iets nieuws te proberen.

Iets nieuws proberen, dat doen ze wel vaker. Is dat nou zo bijzonder?

Toch is deze vraag van Jezus wel bijzonder.

Hij legt uit dat als je de wereld een beetje mooier wilt maken, je soms net even iets anders moet doen, dan alle andere mensen.

‘Want dan,’ zegt Jezus, ‘verras je iemand en verschijnt er hopelijk een lach op zijn gezicht.’ Jezus praat over mensen die vrede maken, die goed zijn voor anderen. En mensen die blijven geloven dat God echt dichtbij is en mensen troost, zelfs als iedereen zegt dat dat onzin is.

‘Soms,’ zegt Jezus, ‘juist als je net iets meer doet, als je bijvoorbeeld naast iemand komt zitten die verdrietig is en echt luistert, dan laat je zien hoe groot Gods liefde is. God houdt van de wereld en de mensen. En dat maakt de wereld mooier.

Ga eens langs bij een buurvrouw die al oud is of ziek. Geef haar een bloem of breng haar iets lekkers. Gewoon zomaar.

Of stel nou dat iemand je een klap geeft.

Dan hoef je niet terug te slaan. Dan kun je misschien ook een leuke grap maken, of je gewoon omdraaien en weglopen…’

Dus eigenlijk zegt Jezus: ‘Doe maar gewoon eens iets ongewoons, en dan zul je zien dat de wereld er een beetje mooier uit gaat zien.’

Maak het goed voor iedereen

(lied)

Een lied over hoe je de wereld mooier kunt maken. Muziek: www.trefwoord.nl, digitaal, muziek.

Refrein:

Maak het beter. Maak het mooier.

Maak het leven goed en blij.

Jezus doet het voor en vraagt: sluit je aan, doe mee met mij.

Jezus deelde alles eerlijk.

Hij luisterde heel goed.

Hij gaf troost en strooide liefde.

Gaf mensen vaak weer moed.

Refrein

Jezus gaf de mensen eten.

Het donker kreeg weer glans.

Hij keek om naar zieke mensen.

Gaf hun een nieuwe kans.

Jezus zei vaak goede woorden:

‘Sta op en voel je vrij!’

Mensen straalden in het zonlicht.

Ze hoorden er weer bij.

Refrein 2x

DINSDAG 18/25 FEBRUARI

Iets lekkers ervan maken

Wie heeft het lekkerste eten?

Het varken op de kalender kijkt flink chagrijnig, het paard kijkt heel blij. Ze hebben hetzelfde eten. Waarom zou het paard er wel zin in hebben? In welke vorm zouden de kinderen hun eten weleens op hun bord willen krijgen?

Oud eten? (informatie)

Sommige mensen gooien veel eten weg. Als je een composthoop maakt of een compostbak in de flat hebt, gebeurt er nog iets met het eten. Bekijk samen het filmpje over compost maken: www.trefwoord.nl, digitaal.

Wat kunnen de kinderen nog meer bedenken om te doen met eten dat over is. Wat doe je bijvoorbeeld met oud brood? Sommige groentes mag een konijn ook eten. En kennen ze ‘kliekjesdag’? Kinderen voor Kinderen zingt erover: www.trefwoord.nl, digitaal.

WOENSDAG 19/26 FEBRUARI

Iets grappigs ervan maken

Wat is er zo grappig?

Waarom moeten egel en beer zo lachen? Wie van de kinderen kan ook een gekke bek trekken?

Wat zijn nog meer grappige dingen?

Waarom wil je dat iets grappig is?

Wel of niet? (activiteit)

Je kunt niet altijd grapjes maken. Wanneer wel of niet? Waarom zou je ergens iets grappigs van maken? Noem de volgende voorbeelden. Als de kinderen het een goed idee vinden gaan ze staan, anders blijven ze zitten.

Papa of mama laten schrikken.

X Gekke bekken trekken als de juf of meester iets uitlegt.

X Grappig dansen op het schoolplein.

X Iemand nadoen.

X Een scheetje laten in de supermarkt.

X Een trui aantrekken bij je huisdier.

Wat doe je als je ziet dat iemand iets niet grappig vindt?

Tip: zoek op internet met de woorden ‘grappige dieren’ en lach samen om de vele afbeeldingen die te vinden zijn.

KIND EN SAMENLEVING

Af-was-machine (verhaal)

Yaro moet de afwasmachine uitruimen.

Daar heeft hij helemaal geen zin in, zo saai. Hij bedenkt een manier om er iets grappigs van te maken. Dan wordt het leuk!

‘Yaro,’ roept pap, ‘ga je even naar de wc?’

Yaro staat op van de grond, waar hij lekker met legoblokken zat te spelen, en loopt naar de keuken.

Papa snijdt paprika voor het eten. ‘Hoezo?’ vraagt Yaro, ‘ik hoef niet?’

Zijn vader kijkt niet op. ‘Niet plassen, niet…?’

‘Neehee,’ zegt Yaro gauw. ‘Mooi, dan kun je de afwasmachine gaan uitruimen. Het is jouw beurt. Kijk maar.’

Zonder te kijken weet Yaro het al. Vanmorgen zag hij het nog staan op het schema. Gisteren was zijn broer Karl aan de beurt, morgen zijn zus Mime en vandaag hij. Achter papa’s rug trekt hij een lelijk gezicht. Echt een gemene streek van papa om te vragen of hij naar de wc moet. Dat is altijd zijn trucje. Als papa gaat koken, moeten ze de afwasmachine uitruimen. Dus gaat hij gauw naar de wc en blijft dan zitten met de deur op slot tot het eten klaar is. Meestal heeft zijn vader dan al heel veel dingen uit de machine opgeruimd. Hij hoeft dan alleen nog maar een paar bekertjes te doen. Of drie vorken en zes lepels. Papa doet altijd de messen.

‘Je lacht,’ gromt hij naar papa.

Die draait zich om. ‘Goed bedacht van mij, hè?’

Yaro sjort de afwasmachine open. Hij zit helemaal vol. Even voelt hij extra goed zijn buik. Zit er echt niet een piepklein plasje of een drolletje? Het voelt helemaal leeg. Hij kijkt naar de spullen in de afwasmachine. Moet hij die allemaal opruimen? Zo saai.

‘Ik wou,’ zucht hij, ‘dat het af was.’ ‘Machine,’ zegt pap en moet zelf heel hard lachen.

Yaro vindt het geen leuk grapje, maar er komt wel een plannetje in zijn hoofd. Kun je met een machine de afwasmachine uitruimen. Met een robot, bijvoorbeeld? Hij pakt een beker bij het oor. De beker bungelt tussen zijn vingers. Zonder te lopen, draait hij zich om, doet de kast open en zet de beker op zijn plek.

‘Goed gedaan,’ zegt hij met een robotstem. Met schokjes buigt hij zich naar de pannen. In elke hand pakt hij er een.

‘Zwaar werk,’ zegt de robot en schuift naar de pannenla.

Terug bij de afwasmachine draait hij drie rondjes. ‘Robot heeft energie,’ piept hij.

‘Gauw de borden. De borden.’

Met alle borden op een stapel zoeft hij als de snelste robot ter wereld naar de tafel.

‘Tafeldek-robot,’ zegt hij. ‘Kan ik ook.’

‘Lekker bezig, Yaro,’ zegt pap lachend.

‘Robot,’ zegt Yaro, ‘Ik ben Robot. Ik heb taken. Ik moet verder.’

Hij racet naar de keuken, grijpt de bestekmand. Het rinkelt vrolijk, dus schudt hij er extra mee.

‘Wat doe je?’ Hij had zijn zus niet de keuken in horen komen. ‘Zit je niet op de wc?’ Hij ziet haar grijnzen.

Met de bestekmand in twee handen voor zich, glijdt hij zo goed als hij een robot kan nadoen haar kant op. ‘Ik ben Robot. Ruim alles op.’

Mimi haalt haar schouders op. ‘Wat eten we, pap?’

‘Pasta met rode saus en veldsla,’ zegt hij.

‘Pasta met rode…’ begint Yaro en bedenkt dan dat hij een robot is.

‘Pasta. Met rode. Saus,’ zegt hij. ‘Mijn. Lievelings.’

Mimi geeft een klap onder de bestekmand. ‘Robots eten niet. Die hoeven alleen maar op te laden.’

Even schrikt Yaro. Dan schudt hij zijn hoofd.

‘Robot is bijna klaar. Bijna klaar.’ Hij glijdt naar de tafel en legt het bestek dat ze nodig hebben erop.

‘En morgen. En morgen. Moet jij. Haha.’ Hij draait drie rondjes voor zijn zus.

Haar gezicht wordt donker.

‘Maar misschien. Maar misschien kun jij. Kun jij. Mijn robot lenen,’ zegt hij.

‘Bedankt, Yaar,’ zegt zijn zus. ‘Maar ik verzin zelf wel iets.’

Met een klap doet hij de afwasmachine dicht. Makkie eigenlijk, dat leegruimen.

Gesprek

X Wat vind jij, thuis of op school, niet leuk om te doen?

X Hoe zou je het toch leuk kunt maken?

DONDERDAG 20/27 FEBRUARI

Iets gezelligs ervan maken

Hebben de dieren het gezellig?

De dieren op de kalender zitten in een kring. Wat vinden de kinderen, ziet het er gezellig uit? Hoe zien ze dat? Wat zouden de kinderen als advies aan de dieren geven om het gezellig te maken? Is het belangrijk dat het gezellig is? Waarom en wanneer wel of niet?

(On)gezellig (dans)

Zet de muziek (on)gezellig aan: www. trefwoord.nl, digitaal. In het begin klinkt het wat zwaar, eentonig. De kinderen lopen door het lokaal op een manier die ongezelligheid laat zien. Als de muziek verandert, beelden ze uit hoe je het met anderen samen gezellig kunt hebben.

BRONNEN EN TRADITIES

De lamp onder de emmer (Bijbel)

Jezus vertelt zijn vrienden een gelijkenis over een lamp onder een emmer. Een lamp onder een emmer kan zijn licht niet verspreiden. Hetzelfde geldt voor talenten. Als je je talent verstopt, heeft niemand er iets aan. Je moet het juist laten zien! Een vertelling naar Matteüs-5, 13-16.

Jezus zit op een berg. Samen met zijn vrienden. Ze kijken naar beneden. Daar is het water van het grote meer. Ze zien de kleine paadjes. Daar lopen geiten op. En ze zien, helemaal beneden, mensen zo klein als mieren.

‘Wat is de wereld toch mooi!’ zucht Johannes.  ‘De wereld is mooi,’ zegt Jezus. ‘En ik wil de wereld graag nóg mooier maken. Samen met jullie.’

Even is Jezus stil. Dan zegt hij: ‘Kijk nóg eens naar beneden. Daar zijn allemaal mensen. Maar we kennen ze niet. Sommige mensen

zijn verdrietig. Of ziek. Of alleen. En er zijn ook kinderen. Sommigen worden gepest of mogen niet meespelen. Dat is niet gezellig. Dat moet veranderen. Helpen jullie mee?’

Dat willen de vrienden van Jezus graag. ‘Fijn!’ zegt Jezus. ‘Jullie zijn allemaal verschillend. Jullie kunnen ook allemaal iets anders goed. Dat heet een talent. Johannes kan goed luisteren. Andreas kan goed helpen. Petrus kan goed eten koken. Die talenten hebben we nodig. Zo kunnen we onze wereld mooier maken.’

’s Avonds zitten Jezus en zijn vrienden bij elkaar. Op tafel staat een lamp. De lamp geeft licht. Zo kunnen ze alles goed zien. Jezus pakt de lamp. Hij loopt ermee weg. Het wordt donker in de kamer. Jezus gaat naar buiten. Wat gaat hij doen? Er klinkt een beetje lawaai.

Dan roept Jezus: ‘Kom eens hier!’

De vrienden gaan naar buiten. Ze zien bijna niks. En buiten ook niet.

‘Waar is de lamp? Waar is het licht?’ vragen de vrienden.

‘Ik heb het verstopt,’ zegt Jezus. ‘Het licht is er wel, maar niemand kan het zien.’

‘Dan heb je er toch niks aan?’ zegt Johannes verbaasd.

‘Ik heb de lamp onder een emmer gezet.’

Jezus tilt de emmer op en meteen is het weer licht buiten.

De vrienden moeten lachen.

Jezus zegt: ‘Eigenlijk heb ik jullie net een verhaal verteld. Over hoe we andere mensen kunnen helpen. Waar is deze lamp goed in? Wat is zijn talent?’

Johannes weet het. ‘De lamp is heel goed in licht geven!’

‘Precies,’ zegt Jezus. ‘En waar ben jij goed in, Johannes?’

Dat weet Johannes ook. ‘Ik ben goed in luisteren en vragen stellen.’

‘Mooi! Dat is jouw talent. Verstop je talent niet. Dan heeft niemand er iets aan. Laat zien wat je goed kunt. Daar wordt onze wereld mooier van.’

Jezus pakt de lamp en gaat weer naar binnen. Daar zet hij de lamp neer. Op een hoge plek. Dan kan iedereen goed het licht zien!

Gesprek

X Wat bedoelt Jezus met talenten?

X Wat moet je met je talenten doen?

VRIJDAG 21/28 FEBRUARI

Iets knus ervan maken

Waarom steekt

mama Vos kaarsen aan?

In het hol bij de familie Vos steekt mama kaarsen aan. Waarom zou ze dat doen?

Introduceer het woord knus. Kennen de kinderen ook een plek die knus is? Welk gevoel geeft dat?

Zo is het knus (activiteit)

Laat de kinderen op een plek in de klas staan die ze knus vinden. Hoe komt dat en welk gevoel geeft dat? Werk je op die plek dan ook beter?

Vraag de kinderen vervolgens op een plek te gaan staan die niet knus is. Hoe komt dat en is dat erg? Hoe kan het knusser gemaakt worden?

KIND EN SAMENLEVING

Reintje, de vos (verhaal)

Reintje ontmoet Willem en gaat bij hem thuis spelen. Daar ziet het er knus uit! Dat zou Reintje thuis ook wel willen.

Reintje, de vos, rent weg. Hup, hup, hup, de zandberg af. Snel de zandvlakte over. En floep, het bos in. Daar is het veilig. Daar zijn geen grote vogels die hem willen pakken. De goudglanzende staart van Reintje zwiept heen en weer als hij tussen de bomen loopt. Hopla, over een tak. Een koprol over het mos. Een grote sprong over een omgevallen boom.

Totdat Reintje opeens in de ogen kijkt van een andere vos. Een vos die hij niet kent. Voorzichtig sluipt Reintje achteruit.

‘Je hoeft niet bang te zijn,’ zegt de vos. ‘Ik ben Willem. Ik ben hier net komen wonen. Ik wil je vriendje zijn.’

Opgelucht haalt Reintje adem. ‘Vriendje? Ja, leuk,’ zegt hij, ‘ik wil ook jouw vriendje zijn. Wat gaan we doen?’

‘Iets leuks,’ zegt Willem.

‘Wat voor leuks?’ vraagt Reintje.

‘Nou, eh… ik weet het niet. Maar papa zegt altijd: “We gaan er iets van maken. Iets leuks, iets gezelligs.’

Reintje en Willem gaan naast elkaar zitten.

‘Dit vind ik gezellig,’ zegt Reintje. ‘Lekker naast elkaar.’

‘Maar we doen niks,’ zegt Willem. ‘We zitten alleen. Weet je wat? We gaan naar mijn huis.’

Reintje rent achter Willem aan. Naar zijn huis.

‘Wat een mooi hol heb jij,’ zegt Reintje.

‘Dat hebben papa en mama gemaakt. Zelf gegraven,’ zegt Willem.

Reintje kijkt om zich heen. Aan de muur hangt een schilderij met een molen. Er staat een mooie ronde tafel van hout. En in de hoek ligt een stapel kussens. Zo zacht als ganzenveren.

‘Mag ik hier blijven?’ vraagt Reintje.

‘Ja hoor,’ zegt Willem.

‘Voor altijd?’ vraagt Reintje.

Willem kijkt Reintje aan. ‘Waarom?’

‘Weet ik niet,’ zegt Reintje. ‘Gewoon.’

‘Gewoon is gek,’ lacht Willem. ‘Je hebt toch zelf een huis? Of is je huis stuk? Lekt het dak? Waait de wind erdoorheen? Is het er te heet?’

‘Nee, het is een goed huis,’ zegt Reintje. ‘Maar… Laat maar, we gaan spelen!’

Reintje en Willem spelen de hele middag.

Ze doen verstoppertje en verkleden zich als kip en haan met de verkleedkleren van Willem. Ze voetballen met een kastanje en rusten uit in een hangmat tussen de bomen.

‘Je moet naar huis!’ zegt Willem. ‘Het wordt al een beetje donker. En ik denk ook dat jouw mama ongerust wordt.’

Maar Reintje blijft in de hangmat liggen. Hij doet net of hij Willem niet hoort.

‘Joehoe,’ zegt Willem, ‘hoor je me? Je moet naar huis.’

Weer doet Reintje niks.

‘Je mag morgen weer terugkomen,’ zegt Willem.

‘Echt?’ vraagt Reintje enthousiast.

‘Natuurlijk, je bent toch mijn vriend.’

Opeens horen ze geluid.

‘Wegwezen!’ roept Reintje. ‘Een wild dier!’ Maar het is al te laat. Het wilde dier staat in drie sprongen bij de hangmat.

‘Wat doe jij hier? En waarom kom je niet naar huis?’

Het is de mama van Reintje. Ze kijkt Reintje met felle ogen aan.

‘Ik… ik wil niet naar huis,’ stottert Reintje.

‘Waarom niet?’ vraagt mama. ‘We hebben toch een goed huis?’

Reintje kijkt naar Willem. Dan naar mama. En dan weer naar Willem. Dan vraagt hij:

‘Mag ik jouw huis laten zien?’

Even later ziet mama het huis van Willem.

Mama zegt: ‘Dit is een ook een goed huis. Ik begrijp wat je bedoelt, Reintje. Ik zou hier graag wonen. Maar weet je wat?’ Ze fluistert iets in het oor van Reintje.

‘Echt?’ zegt Reintje verheugd.

‘Echt!’ zegt mama. ‘Vraag het maar.’

De volgende morgen staat Willem al vroeg bij het huis van Reintje.

‘Ben je al wakker?’ roept Willem.

‘Allang,’ zegt Reintje. ‘Kom maar binnen! Dan gaan we mijn huis net zo knus maken als jouw huis!’

Gesprek

X Waarom wil Reintje graag in een knus huis wonen? Wat zou hij fijn vinden aan een knus huis?

X Vind jij het belangrijk om in een knus huis te wonen?

Verwerking jongsten

De kinderen kunnen als verwerking het knusse huis van Willem nabouwen in de huishoek en uitspelen dat Reintje langskomt.

Wanneer kun je er niks van maken?

Deze week onderzoeken we wat er allemaal in de weg kan zitten om er wat van te maken. Iets kan heel spannend zijn, of je hebt er gewoon geen zin in. Soms heb je iemand nodig, omdat het niet alleen kan. Hoe ga je daarmee om?

Een van de Bijbelverhalen gaat over de vijf dwaze en vijf wijze meisjes. Wat hebben zij nodig om iets van het feest te kunnen maken? Het andere verhaal vertelt over volwassenen die zich als verveelde kinderen gedragen. Jezus roept hen op mee te doen en zo de wereld wat mooier te maken.

WEEKINDELING

MAANDAG 3 MAART

Ik vind het spannend

Waar zit dat gevoel? (activiteit)

KIND EN SAMENLEVING

Een reus (verhaal, jongsten)

Logeren bij oma (verhaal, oudsten)

DINSDAG 4 MAART

Ik heb geen zin

Startkist (lied, activiteit)

Wel zin of geen zin? (activiteit)

KIND EN SAMENLEVING

Prins Wilnix (verhaal)

WOENSDAG 5 MAART

Het kan niet

Tranenzee (lied)

BRONNEN EN TRADITIES

Doe je mee? (Bijbel)

DONDERDAG 6 MAART

Ik kan het niet alleen

Samen (activiteit)

BRONNEN EN TRADITIES

Tien bruidsmeisjes (Bijbel)

VRIJDAG 7 MAART

Ik doe het

Startkist (lied, activiteit)

Ik vind het spannend

Kan hij wat van het feestje maken?

Op de kalender staat een kind achter zijn vader. Waarom zou dat zijn?

Wat denken de kinderen, gaat hij wel of niet naar het feestje? Kan je, als je iets spannend vindt, er toch wat van maken?

Waar zit dat gevoel? (activiteit)

De kinderen doen hun ogen dicht. Als dat spannend is, kijken ze door hun wimpers naar hun bovenbenen.

Lees de tekst rustig voor en houd pauzes bij de puntjes, zodat de kinderen even kunnen navoelen en nadenken.

Doe je ogen maar dicht, of bijna helemaal dicht als je dat fijner vindt.

Doe maar alsof je op de bank zit. Je ziet de televisie. Hij staat uit. Het beeld is zwart. Nu mag je doen alsof je ín de televisie zit. Je zit in een film. In de film loop je door het bos. Het is een mooi bos. Je ziet grote bomen met dikke stammen... De winterzon schijnt tussen de takken door. Het voelt al een beetje warm… Kijk maar eens om je heen… Hoe voel je je…? Waar zit dat gevoel…? Er komen wolken voor de zon. Het wordt donkerder en donkerder. Je voelt al wat druppels op je hoofd… Je schuilt onder een boom. Je hoort iets kraken in de struikjes. Wat zou het zijn…? Een wild zwijn…? Het gekraak komt steeds dichterbij. Hoe voel je je…? Waar zit dat gevoel…?

Dan springt ineens je lievelingsdier uit de struikjes! Kijk maar goed hoe hij eruitziet… Hoe voel je je bij je lievelingsdier…? Waar zit dat gevoel…? Je speelt even met je lievelingsdier… Wat spelen jullie...? Dan is het tijd om afscheid te nemen. Je geeft hem een dikke knuffel. Hoe voelt dat…? Waar zit dat gevoel…? Dag lievelingsdier! Zwaai er maar even naar… Nu kun je je ogen weer opendoen.

KIND EN SAMENLEVING

Een reus (verhaal, jongsten)

Lize is uitgenodigd voor het kinderfeestje van Tijmen. Ze heeft gehoord dat de grote neef van Tijmen ook komt. Hoe dichter ze bij het huis van Tijmen komt, hoe groter en enger de neef in haar gedachten wordt. Durft ze te gaan?

Lize zit naast papa op de bank. Nog even en ze gaat naar haar allereerste kinderfeestje ooit. Haar vriendje Tijmen wordt 5 jaar en viert het vandaag.

‘Wat gaan jullie eigenlijk doen?’ vraagt papa.

‘Naar een grote speeltuin met glijbanen, schommels en klimtoestellen,’ zegt Lize.

‘Vind je dat leuk?’ vraagt papa.

‘Ja, hoor,’ zegt Lize. Klimmen en klauteren doet ze het liefst. Maar ze vindt het ook spannend. Tijmen vertelde dat er een grote neef meegaat. Die kent ze niet. Hij zit op karate en hij beschermt Tijmen altijd. Wat nou als die neef haar niet aardig vindt?

Lizes buik begint te steken. Ze laat zich van de bank glijden en gaat naast mama aan de tafel staan.

‘Zo leuk dat je naar je eerste kinderfeestje gaat,’ zegt mama. ‘Maar ik vind het ook wel een beetje spannend.’

Zie je wel? Mama vindt het ook spannend. Lize draait aan een pluk haar en begint op het uiteinde te kauwen.

Mama pakt het cadeautje in. Lize heeft een rode brandweerwagen uitgezocht. Als je de auto heel hard over de grond laat rijden gaan er zelfs blauwe zwaailichten branden en loeit de sirene. Ze weet zeker dat Tijmen dit het allermooiste cadeau vindt. Maar zou zijn grote neef het cadeautje ook mooi genoeg vinden voor Tijmen?

‘Zo, dat is klaar,’ zegt mama. Ze heeft het laatste plakbandje vastgeplakt. ‘Trek je schoenen maar aan. Papa brengt je weg.’

Lize hoort niet wat mama zegt. In haar hoofd ziet ze de grote neef van Tijmen. Hij ziet eruit als een boze reus met lange haren. Zijn handen zijn zo groot als een tuinschep. Elke keer wordt hij in haar hoofd groter, sterker en enger. Wat als hij de

brandweerwagen niet mooi vindt en zijn reuzenvoet erop zet?

‘Joehoe,’ zegt mama. Ze strijkt met haar hand over Lizes hoofd. ‘Ga je op je sokken?’

‘Wat?’ vraagt Lize.

‘Of je op je sokken naar het feestje gaat?’ herhaalt mama.

Lize schudt haar hoofd. ‘Ik heb buikpijn,’ zegt ze.

‘Oh?’ Mama kijkt haar onderzoekend aan. ‘Ineens?’

Lize knikt.

‘Vind je het spannend?’ vraagt mama.

‘Ik ken alleen Tijmen,’ zegt Lize. ‘En er komt ook een reus.’

‘Een reus?’ roept papa.

‘Ja echt,’ zegt Lize. ’De neef van Tijmen. Hij is heel groot, sterk en eng.’ Papa komt van de bank.

‘Dan ga ik mee naar binnen. Ik wil die reus wel eens ontmoeten en kijken of ik hem moet wegjagen. Kom...’

Lize houdt met haar ene hand papa’s hand stevig vast. In haar andere hand heeft ze het cadeautje. Zo lopen ze naar het huis van Tijmen. Lize laat papa’s hand niet los. Ze bellen aan. De deur wordt opengedaan door een grote jongen. Hij maakt een buiging alsof ze een prinses is. ‘En jij moet Lize zijn,’ zegt hij. Lize knikt.

‘Ik ben Roel. De neef van Tijmen,’ zegt hij. ‘Ik help bij het feestje. Geef je jas maar aan mij.’

Verbaasd kijkt Lize naar de aardige jongen. Tijmens neef is wel groot en veel ouder dan haar, maar helemaal niet eng.

Lize en papa lopen naar binnen. Ze geeft haar cadeautje aan Tijmen. Hij scheurt het papier eraf. ‘Gaaf!’ roept hij. ‘Wat een goed cadeau,’ zegt Roel. ‘Precies wat Tijmen wilde hebben.’

Hij geeft Lize een knipoog.

Het laatste beetje buikpijn verdwijnt bij Lize.

‘Moet ik de reus nog verjagen?’ fluistert papa in Lizes oor.

Lize giechelt. ‘Nee, deze reus mag blijven.’

Gesprek

X Ben jij weleens zenuwachtig geweest voor een feestje? Was er iets wat hielp?

X Moet je altijd alles durven?

Logeren bij oma (verhaal, oudsten) Sietske gaat bij oma logeren. Als het bedtijd is, wordt het toch erg spannend. Blijft ze echt logeren?

‘Dit is jouw slaapkamer,’ zegt de oma van Sietske. Sietske blijft vandaag voor het eerst een nachtje bij oma en opa slapen.

Haar oma wilde dat graag en Sietske wilde het wel proberen. Maar nu vindt ze het toch best spannend.

‘Mooie kamer?’ vraagt oma. Sietske geeft geen antwoord.

Ze kijkt om de hoek van de deur en tuurt de donkere ruimte in.

‘Mag ik bij jullie op de kamer slapen?’ vraagt Sietske.

‘Nee joh, wij snurken veel te hard. En Sjimmie ook. Dat is helemaal niet fijn.’ Sietske giechelt zachtjes. Dat opa snurkt had ze wel gedacht, maar oma ook? En Sjimmie, de kater?

‘Kom, we gaan tanden poetsen!’ roept oma. Sietske sjokt achter oma aan naar de badkamer. De muren van de badkamer hebben oranje tegels. De kraan is van bruin plastic. Vroeger was dat modern, maar nu ziet het ouderwets uit, denkt Sietske. Thuis is een fijnere badkamer. Ze haalt haar tandenborstel uit haar toilettas. Op die tas staan kleine, gekleurde dino’s. Kijk, daar word je tenminste vrolijk van.

Ze poetst snel haar tanden en trekt haar pyjama aan. Ze gaat naar de slaapkamer die oma had laten zien. Ze kruipt onder de dekens. Er is geen dekbed, maar lakens en een wollen deken. Ook al ouderwets. Sietske ruikt aan de lakens. Ze ruiken een beetje muf. Niet zo lekker naar bloemetjes als haar dekbed thuis. De wollen deken kriebelt.

Oma komt binnen en geeft Sietske een kus op haar voorhoofd. ‘Slaap lekker, lieverd,’ zegt ze.

Ze laat de deur op een kier. Er schijnt daardoor licht op de muur. ‘Tot morgen.’ Sietske draait zich op haar zij. Het voelt kaal in haar armen. ‘Minnie!’ Sietske springt uit bed. Ze pakt haar tas en voelt erin. Haar knuffel móet erin zitten.

Plotseling ziet Sietske een schaduw op de muur. Ze doet een stap naar achter en de

schaduw wordt groter. Met een grote sprong springt ze in bed en trekt de dekens over zich heen. Als ze de deken voorzichtig naar beneden doet, ziet ze dat de schaduw weg is. Gelukkig! Ze hoort wel een zacht geknor. Is het snurken? Ligt opa al te slapen. Het geknor wordt harder. ‘Oma!’ roept Sietske hard. ‘Omaaaaa!!’

Ze hoort oma de trap op rennen. ‘Wat is er, mijn liefje?’ vraagt ze.

‘Ik wil naar huis! Er ligt een snurker onder mijn bed!’

Oma bukt en kijkt onder het bed. ‘Och, het is Sjimmie maar.’

‘Ik wil toch naar huis,’ zegt Sietske.

‘Wat jammer, lieverd. Waarom? Vind je het niet fijn bij ons?’

‘Ik mis Minnie, mijn knuffel. Ik kom wel logeren als ik groter ben, oma…’

Oma wrijft over haar haar. ‘Weet je het zeker?’ Sietske knikt.

Oma geeft Sietske een dikke knuffel. ‘Ik ga even naar beneden en zal papa bellen. We moeten maar even zien wat hij ervan vindt.’

Sietske krijgt buikpijn. Straks zegt papa

‘Probeer het maar een nachtje’. De tranen prikken achter Sietskes ogen als ze eraan denkt.

Even later gaat de deurbel. Sietske hoort papa’s stem en rent naar beneden. Papa tilt haar op.

Sietske kruipt in zijn nek. Papa ruikt lekker naar papa. ‘Misschien kun je een keer bij ons komen logeren, oma,’ zegt Sietske dan. ‘Dan mag je wel bij mij op de kamer, hoor.

Het is niet erg, als je snurkt.’

Oma lacht. ‘Dat is goed, mijn lieve Sietske!’ zegt ze en ze knuffelt haar stevig.

‘En dan mag Sjimmie ook mee!’ roept

Sietske. Daarna legt ze haar hoofd in papa’s nek. Misschien valt ze straks in de auto al wel in slaap…

Gesprek

X Ben jij weleens zenuwachtig geweest voor iets? Was er iets wat hielp?

X Moet je altijd alles durven?

DINSDAG 4 MAART

Ik heb geen zin

Gaat zij er wat van maken?

Startkist (lied, activiteit)

Doe van tevoren wat spullen in de Startkist waar de kinderen wel of geen zin in kunnen hebben. Een bal, een rekenschrift, een taalboek, gymschoenen, enzovoort. Zet het kistje neer en zing samen het bijbehorende lied. Muziek: www.trefwoord.nl, digitaal, muziek.

Refrein:

Kom in de kring, want Trefwoord begint. Open de Startkist en kijk wat je vindt. (2x)

Wat zie je?

Wat hoor je?

Een zin, een verhaal?

Verrassing. Verbazing. Het kan allemaal.

Refrein

Wat denk je?

Wat voel je?

Wat brengt deze dag?

Iets moois? Iets bijzonders?

Doe mee met een lach.

Refrein

Het meisje op de kalender heeft er duidelijk geen zin in. Zou ze er wat van gaan maken? Wanneer herkennen de kinderen dat? Waar hebben zij weleens

geen zin? Haal een voor een de spullen uit de Startkist en vraag of ze hier wel of geen zin in hebben. Gaan ze overal wat van proberen te maken?

Wel zin of geen zin? (activiteit)

Wijs drie plekken aan in het lokaal: geen zin, maakt niet uit en wel zin.

Laat een kind vertellen waar hij nooit zin in heeft. De andere kinderen gaan op de plek in het lokaal staan die voor hen geldt bij die activiteit. Daarna mag een ander kind vertellen waar hij nooit, of juist altijd, zin in heeft. Wissel af. Soms moet je ergens toch iets van maken, ook al heb je geen zin. Hoe doe je dat? Verandert ‘geen zin’ weleens als je ergens mee bezig bent?

KIND EN SAMENLEVING

Prins Wilnix (verhaal)

Prins Felix wil he-le-maal niks. Hij heeft nergens zin in. Eigenlijk vindt hij het ook wel even lekker zo: Prins Wilnix.

Prins Felix ligt met zijn armen languit over de ontbijttafel.

‘Felix, rechtop,’ bromt zijn vader.

‘Geen zin in,’ zegt de prins traag.

Zijn vader schraapt zijn keel. Felix weet wat dat betekent: hij is boos.

‘Gedraag je,’ sist zijn vader, ‘of ga naar je kamer.’

‘Geen zin…’ begint Felix, maar gaat dan rechtop zitten. ‘Ik heb wel zin in ijstaart.’

Ineens heeft hij superveel zin in ijstaart. Van die koude, met chocola en knettersuiker. Het hoofd van zijn vader schudt keihard heen en weer.

‘Het is geen feestdag, dus geen ijstaart,’ zegt hij.

‘Dan maken we er toch een feestdag van?’ zegt Felix. ‘Zal ik verzinnen waarom het feest is?’

Zijn vader zucht. ‘Ik dacht dat je nergens zin in had,’ snauwt hij.

Het lijkt alsof Felix leegloopt als een ballonnetje. Hij valt met zijn wang op tafel. Jakkes wat heeft hij geen zin in niks.

‘Naar je kamer,’ zegt zijn vader streng. Felix glijdt van de stoel, valt bijna onder de tafel, krabbelt overeind en loopt naar de deur.

‘Wil je me dragen?’ vraagt hij aan de lakei die de deur voor hem openhoudt.

‘Geen sprake van. Je loopt zelf. En gauw een beetje,’ roept zijn vader.

Met trage sleeppassen loopt Felix de lange gang door naar zijn kamer. Daar gaat hij op bed liggen.

‘Nergens zin iiiiiiiin,’ zegt hij. Hij draait zich om, zodat zijn hoofd naast het bed bungelt en zijn benen tegen de muur omhoog staan. ‘Nergenssss.’

Er klinkt een zacht klopje.

‘Neehee,’ zegt hij.

Toch gaat de deur op een kier. ‘Prins Felix, hier is klei. U vindt het toch altijd leuk om daar iets van te maken?’ zegt de lakei.

‘Niet nu,’ zegt Felix.

De lakei blijft staan.

‘Wilt u met de auto’s spelen?’ vraagt hij.

Felix schudt zijn hoofd.

‘Een leuke treinbaan bouwen?’

Felix gromt.

‘Zandkastelen maken in de zandbak buiten?’

‘Ik wil niks. He-le-maal niks,’ roept hij.

Met snelle triptrap stapjes loopt de lakei weg. Felix haalt diep adem. Hij ligt best.

Hier blijft hij de rest van de dag liggen niksen.

‘Ik ben gewoon een dagje prins Wilnix,’ fluistert hij.

Na een tijdje hoort hij het etenstijd-belletje.

‘Geen zin,’ zegt hij als er op zijn deur geklopt wordt.

Even later hoort hij de zware voetstappen van zijn vader door de gang richting zijn kamer komen. De deur zwaait open.

‘Ben je ziek?’ vraagt zijn vader.

Hij schudt zijn hoofd.

‘Ik ben Wilnix,’ zegt hij. ‘Ik blijf hier liggen.’

‘Kom jongen, je moet wat eten,’ zegt zijn vader. Zijn stem klinkt lief.

Weer schudt Wilnix zijn hoofd.

Zijn vader loopt een rondje door de kamer en vertrekt dan weer. Wilnix glijdt van het bed en blijft languit op de grond liggen.

Met zijn benen en armen wijd. Zo wijd als

hij kan. De grond is lekker koud. Bijna net zo koud als een ijstaart. Hij draait op zijn buik en legt zijn wang tegen de grond.

Het is al bijna donker als hij gefluister op de gang hoort. Hij heeft de hele tijd op de grond of op zijn bed of in de stoel gehangen. Nu is het bijna etenstijd, maar daar heeft hij ook geen zin in.

‘Jongen.’ De deur van zijn kamer gaat op een kier. ‘Ik maak me zorgen.’

Het is zijn vader. Felix gaat met zijn rug tegen het bed zitten.

‘Je wilt echt helemaal niks vandaag.’ Zijn vader komt naast hem zitten. ‘Zo ken ik je niet.’

Even is het stil.

‘Daarom dacht ik,’ gaat zijn vader verder, ‘laten we vandaag als toetje, bij hoge uitzondering, eens ijstaart eten.’

Het lijkt wel alsof er ineens een raket in Felix zit. Hij springt op, zwaait zijn kamerdeur open en rent de lange gang door naar de eetzaal. IJstaart, daar heeft hij nou al de hele dag zin in!

WOENSDAG 5 MAART

Het kan niet

Kan hij haar vrolijk maken?

Op de kalender zien we twee kinderen die er niks meer van kunnen maken. Het meisje is te verdrietig. Kan zij nog wat van de dag maken? De jongen probeert te troosten, maar hij kan haar niet vrolijk maken. Wat vinden de kinderen daarvan? Zijn zij weleens zo verdrietig dat niks helpt?

Tranenzee (lied)

Soms heb je pijn of verdriet. Getroost worden kan helpen, maar dat lukt niet altijd. Dan kun je alleen de tranen laten stromen. Luister samen naar het lied. Je vindt de muziek op: www.trefwoord.nl, digitaal, muziek.

Stromen tranen van verdriet, luister dan maar naar dit lied. Alle tranen stromen mee op de golven van de zee.

Voel je hoe verdriet en pijn bijna weer verdwenen zijn?

Na na na na na na na.

Na na na na na na na.

Dein nu allemaal maar mee op de golven van de zee.

Als je pijn hebt en verdriet, laat je troosten door dit lied.

Na na na na na na na.

Na na na na na na na.

Dein nu allemaal maar mee op de golven van de zee.

BRONNEN EN TRADITIES

Doe je mee? (Bijbel)

Jezus vindt het jammer dat als het om het Rijk Gods gaat, sommige mensen zich gedragen als kinderen die nergens zin in hebben. Een vertelling naar Matteüs 11, 16-19.

‘Wat is er aan de hand?’ vraagt Levi. ‘Wat een lawaai buiten. Ik lag net even lekker te niksen.’

Ester kijkt naar buiten. ‘Er lopen allemaal mensen.’

Levi en Ester zijn nieuwsgierig. Ze lopen met de andere mensen mee naar het plein in de stad. Daar staat Jezus.

‘Ik ben vandaag hier op het plein, omdat ik iets wil zeggen,’ zegt Jezus.

Meteen wordt het stil.

‘Weet je wat ik vind?’ zegt Jezus, ‘ik vind dat sommige mensen op kleine kinderen lijken die zich vervelen. Ze doen niks. Ze hebben nergens zin in. Het enige wat ze doen is zeuren en mopperen. Zelfs als er vrolijke muziek klinkt, dansen ze niet mee. Dan zeggen ze: “Wij willen niet dansen. Wat heb je eraan? Laat anderen maar dansen, ik blijf lekker aan de kant zitten.”

En als ze iets verdrietigs horen, dan zeggen ze: “We willen niet huilen. Laat anderen maar huilen. We hebben ook geen zin om mensen te troosten. Wij doen niet mee.”’ Jezus kijkt om zich heen. Alle mensen op het plein zijn stil. Ze weten dat Jezus nog meer gaat zeggen.

‘Jullie doen nergens aan mee. Maar jullie mopperen wel de hele tijd. Daar wordt de wereld toch niet mooier van? Daarom vraag ik jullie… doe met me mee. Maak andere mensen blij. Deel wat je hebt eerlijk met andere mensen. Doe iets aardigs voor iemand. Daar word je zelf ook gelukkiger van. Maak er wat van!’

Thuis praten Levi en Ester er nog heel lang over.

‘Zullen we ook meedoen met wat Jezus zei?’ vraagt Ester.

‘Ja,’ zegt Levi. ‘Het lijkt me een goed idee om mee te helpen de wereld wat mooier te maken.’

Gesprek

X Wat kunnen mensen doen om elkaar te helpen?

X Wat doe jij?

DONDERDAG 6 MAART

Ik kan het niet alleen

Hoe kan hij hier wat van maken?

Op de kalender zit een kind in haar eentje op de wipwap. De enige manier om hier wat van te maken, is door iemand erbij te vinden. Van sommige dingen kun je alleen iets maken als je het samen doet. Kunnen de kinderen nog meer voorbeelden bedenken?

Samen (activiteit)

Van sommige opdrachten kun je alleen samen wat maken. Laat de kinderen in tweetallen tegenover elkaar op de grond zitten en elkaars handen vasthouden. Samen proberen ze op te gaan staan, zonder de handen los te laten. Daarna kunnen ze ook samen weer gaan zitten. Als dit lukt, kun je het met de hele groep tegelijk in de kring proberen.

BRONNEN EN TRADITIES

Tien bruidsmeisjes (Bijbel)

Vijf bruidsmeisjes hebben te weinig olie bij zich en mogen niet meedoen aan het feest. Ze hoopten wat olie van de andere vijf meisjes te krijgen, maar dat gaat niet door. Een vertelling naar Matteüs 25, 1-13.

Jezus vertelt een verhaal:

‘Komt de bruidegom al?’ roept de bruid. Ze wacht op de bruidegom. Samen gaan ze naar de feestzaal.

‘Vast,’ zeggen de tien bruidsmeisjes.

De bruid heeft een prachtige jurk aan. De tien bruidsmeisjes ook. Ze kammen hun haren en doen er een vrolijke strik in. Ze hebben er zin in. Het wordt een groot feest. En iedereen mag erbij zijn.

‘Wat zien jullie er mooi uit! Gaan jullie naar een bruiloft?’ vraagt iemand.

‘Ja, en we wachten op de bruidegom. Die komt zo. We pakken snel onze olielampjes want buiten is het donker. Anders zien we de bruidegom niet.’

Dat doen ze. Alle tien.

Even later staan de tien bruidsmeisjes langs de kant van de weg. In hun hand hebben ze een brandend lampje.

‘Zie jij de bruidegom al?’ vraagt één van de meisjes.

‘Nee, nog niet. Maar ik weet zeker dat hij komt,’ zegt de bruid. ‘Dat heeft ie beloofd.’

Hij blijft wel lang weg,’ zegt een ander meisje.

Zo wachten de tien meisjes de hele nacht.

‘Ik denk niet dat hij nog komt. Het duurt zo lang.’

‘Hij komt wel, alleen weten we niet precies wanneer. We moeten op de uitkijk staan. We moeten blijven kijken totdat hij komt.’

Maar de bruidegom komt nog niet. En de meisjes en de bruid krijgen

slaap. Ze moeten telkens gapen. Ze gaan op de grond zitten en dan vallen hun ogen dicht. Ze slapen. Zomaar. Langs de kant van de weg.

Ineens is er lawaai. ‘De bruidegom komt eraan!’

De meisjes schrikken wakker. Ze doen hun strik weer netjes en strijken met hun handen over hun jurk. Snel willen ze de olielampjes aansteken, want die zijn uitgegaan.

‘Onze lampjes doen het niet,’ roepen vijf meisjes. ‘De olie is op.’ Ze kijken naar de andere vijf meisjes. Die hebben extra olie in een flesje meegenomen en doen dat in hun lampjes. Die branden wel.

‘Geef ons een beetje van jullie olie,’ zeggen de vijf domme meisjes.

‘Nee,’ zeggen de vijf wijze meisjes.

‘Straks hebben we alle tien te weinig. Dan gaan alle lampjes uit en kunnen we niks meer zien in de feestzaal. Weet je wat? Ga naar de winkel en koop nieuwe olie.’

De vijf domme meisjes gaan snel op pad.

Maar als ze net weg zijn, komt de bruidegom eraan. Hij geeft de bruid een hand en samen lopen ze naar de feestzaal.

De vijf wijze meisjes gaan erachteraan. Als iedereen er is, gaat de deur van de feestzaal op slot.

Opeens wordt er op de deur gebonkt. ‘Wij willen ook meedoen! Wij willen ook bij het feest zijn! Laat ons erin!’

Het zijn de vijf domme meisjes. Hun lampjes branden weer, maar ze zijn te laat. De bruidegom roept door de deur: ‘Wie zijn jullie? Ik ken jullie niet. Waar waren jullie toen ik eraan kwam?’ En de vijf domme meisjes mogen niet naar binnen.

Ik doe het

Hoe gaat hij er wat van maken?

Startkist (lied, activiteit)

Doe van tevoren tekenblaadjes en potloden in de Startkist. Zet het kistje neer en zing samen het bijbehorende lied. Muziek: www.trefwoord.nl, digitaal, muziek (liedtekst zie dinsdag 4 maart).

Op de kalender zien we iemand die aan het punniken is. Hoe probeert hij er wat van te maken? Door erg zijn best te doen. Waar zien de kinderen dat aan? Soms heb je iets nog nooit gedaan en probeer je er gewoon maar van wat te maken. Je doet het en dan zie je wel of het lukt. Wie van de kinderen heeft dat weleens meegemaakt?

Laat een kind de tekenblaadjes en de potloden uit de Startkist halen en uitdelen. Vertel dat jullie kippen gaan tekenen en vraag wie dat al kan. Doe vervolgens een kip voor op het bord: teken kriskras wat lijnen door elkaar. Kies een plek voor een rondje (oog), een driehoekje (snavel) en twee pootjes. Klaar is je kip!

VRIJDAG 7 MAART

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.