Stijn gaat op zoek (5120)

Page 1

Stijn gaat op zoek Erik Idema



Inhoud Hoofdstuk 1 De foto

7

Hoofdstuk 2 Namen

12

Hoofdstuk 3 Roelof de Kwaadsteniet

23

Hoofdstuk 4 Kwaaiepier

30

Hoofdstuk 5 Pizza Matteo

35

Hoofdstuk 6 Mooie tekening

41

Hoofdstuk 7 Vakantie

43

Hoofdstuk 8 Feestje

54

Hoofdstuk 9 Nog één

58

Hoofdstuk 10 Ruzie

66

Hoofdstuk 11 Piet de Waard

71

Hoofdstuk 12 Het spijt me

75



Hoofdstuk 1 De foto Het is helemaal stil op de gang. Of toch niet? Daar komt iemand! Snel, weg bij die deur. Stijn loopt snel een paar stappen verder door de lange gang. Bij een schilderij staat hij stil. Hij doet net alsof hij ernaar kijkt. ‘Goedemiddag,’ zegt de mevrouw die langsloopt. ‘Hallo,’ bromt Stijn. Gelukkig loopt ze meteen door. Haar voetstappen klikken nog een tijdje door de gang. Nu gaat ze de hoek om. Snel, terug naar de deur! Hij moet proberen om stiekem door de rode deur te komen, voordat iemand hem ziet. Slof… slof… Er komt weer iemand aan! Stijn doet net of hij zijn veters strikt. Niemand mag weten dat hij door die deur gaat. Stijn staat in de gang van het verpleeghuis. Zijn opa woont hier. Midden in de lange gang is een rode deur. Daarachter is het kantoor van de zusters. En in dat kantoor staat een kopieerapparaat. Daar wil Stijn naartoe, maar niemand mag het weten. Er komt een oude dame aangelopen. Ze blijft staan als ze Stijn ziet. ‘Goedemiddag jongeman,’ zegt ze op een chique toon. Ze buigt zich een beetje naar hem toe en raakt met haar rechterhand zijn schouder aan. ‘Jij moet de har-te-lij-ke groeten hebben…’ zegt ze met een gezicht alsof ze een groot geheim vertelt, ‘van Hare Majesteit koningin Juliana.’ Stijn zucht. Elke keer als hij deze mevrouw ziet, heeft ze het over koningin Juliana. Ze is dement, net als de meeste mensen hier. Stijn haalt zijn schouders op. Schiet nou maar op, denkt hij. Ik heb nog meer te doen. Als de dame eindelijk door de deur van haar kamer is verdwenen, probeert hij het nog eens. Hij loopt naar de deur van het kantoor. Niemand ziet hem. Voorzichtig legt hij zijn hand op de deurklink. Hij is open! Vijf tellen later staat Stijn voor het kopieerapparaat. Nu moet hij snel zijn, voordat een van de zusters terugkomt. Hij legt zijn foto

7


op de glasplaat. Hij drukt op de groene knop. Bzz… zegt het apparaat. Daar komt de kopie! Snel vouwt hij hem dubbel en propt hem in zijn zak. Twee tellen later staat hij weer op de gang. Stap… stap…stap… Daar komt weer iemand! Stijn haalt opgelucht adem. Hij is net op tijd weer buiten! ‘Goedemiddag!’ zegt hij tegen meneer Boon. Meneer Boon is de buurman van opa. Hij is wel aardig, maar hij ziet er altijd wat rommelig uit. Hij vertelt altijd over sport. ‘Ik heb nog op judo gezeten,’ begint hij meteen. ‘En tennis, dat heb ik ook gedaan. En wielrennen. Hardlopen. Ik heb het allemaal gedaan. Voetballen, ook nog. Nou, ik ga maar weer ‘es. Leuk om je even gesproken te hebben.’ En daar gaat meneer Boon weer. Stijn loopt gauw de andere kant op, naar de kamer van zijn opa. ‘Zeg jongen,’ zegt opa Valdeman even later. ‘Weet jij nog dat ik vroeger een foto had? Ik heb toch geen idee meer waar die gebleven is…’ ‘Wat voor foto dan, opa?’ ‘Jaa… dat is een foto… ach, het is allemaal al heel lang geleden. Maar nou ben ik toch mijn foto kwijt. Weet jij misschien waar hij gebleven is?’ Met een vrolijk gezicht haalt Stijn de foto tevoorschijn. ‘Kijk eens opa, bedoelt u deze misschien?’ Opa loert met samengeknepen ogen naar de foto. ‘Ja, dat is hem!’ roept hij na een tijdje. En als Stijn hem de foto gegeven heeft, mompelt hij zachtjes voor zich uit: ‘We moeten er toch nog eens over praten…’ Even is het stil. Dan zegt opa: ‘Weet je dat ik die foto heel lang kwijt geweest ben?’ Stijn geeft opa een kus op zijn voorhoofd. De foto is helemaal niet lang kwijt geweest. Stijn heeft hem vijf minuten geleden uit opa’s handen gepakt, en nu alweer teruggegeven. Maar dat weet opa niet. Opa is in de war. Papa zegt dat hij dement is.

8


Die avond zit Stijn met zijn ouders aan tafel. ‘Ben je nog bij opa geweest?’ vraagt mama. Stijn knikt. ‘Uit school,’ zegt hij met volle mond. ‘Hoe was het met hem?’ vraagt papa. ‘Gewoon. Hij zat in de stoel met zijn foto, net als altijd.’ ‘Nou, dan ben ik benieuwd wat hij zei!’ zegt mama lachend. En meteen roepen papa en mama in koor: ‘We moeten er toch nog eens over praten! We moeten er echt nog eens over praten!’ Nadat ze uitgelachen zijn, vraagt zijn vader: ‘En heb je mevrouw Uitentreure nog gezien? Had ze nog iets te melden over de koningin?’ Stijn zegt niks. Hij kijkt naar zijn bord, maar hij denkt aan de kopie die op zijn kamer ligt. Hij weet het heel zeker: Hij gaat opa helpen. De foto is belangrijk. Stijn voelt dat er iets geheimzinnigs mee is, maar hij weet nog niet wat. Daar komt hij vast nog wel achter. Even later zit Stijn op zijn bed. Hij kijkt naar de kopie op zijn schoot. Gelukkig is het een goede kopie, en hij is is hij niet zo verkreukeld als de foto zelf. Op de foto staan vier jongens.

9


Eén daarvan is opa, weet Stijn. Wie de anderen zijn, weet hij niet. Maar opa zit er altijd maar naar te kijken. Hij lijkt verdrietig, als hij naar de foto kijkt. En steeds zegt hij hetzelfde: ‘We moeten er nog eens over praten. We moeten er echt nog eens over praten.’ De jongens op de foto kijken vrolijk. Ze zijn elf jaar, weet Stijn. Achterop de echte foto staat een jaartal. Zestig jaar geleden is hij gemaakt. Toen was opa elf, net zo oud als Stijn nu. Ingespannen tuurt Stijn naar de foto. De vier jongens kijken hem lachend aan. Ze staan keurig op een rijtje. Hun haren zijn netjes gekamd. De foto is gemaakt in een stad, er staan huizen op de achtergrond. Zouden de jongens daar wonen? vraagt hij zich af. Of zou het zomaar een toevallige plek zijn? Waar zouden de jongens nu zijn? Ze zijn natuurlijk alle vier volwassen geworden, net als opa. Zouden de drie andere mannen ook in een verpleeghuis zitten? En zouden zij ook de hele dag zeggen: ‘We moeten er echt nog eens over praten?’ Stijn weet het niet. Maar één ding weet hij wel: Hij gaat opa helpen. Het is niet leuk dat zijn ouders elke keer zo flauw doen over opa. Je kunt aan hem zien dat de foto belangrijk is. Af en toe wordt hij zelfs een beetje verdrietig als hij ernaar kijkt. Stijn weet zeker dat opa iets belangrijks te bespreken heeft met de drie jongens. Maar het lukt hem zelf nooit om zijn oude vrienden op te sporen. Daarom heeft Stijn vorige week iets bedacht: Hij wil de drie jongens van de foto vinden en ervoor zorgen dat ze alle drie bij opa op bezoek komen in het verpleeghuis. Dan kunnen ze praten. Om goed over zijn plan na te denken, heeft Stijn vanmiddag de foto gekopieerd. Nu kan hij er elke dag naar kijken, en proberen om meer te weten te komen. Nog even kijkt hij aandachtig naar de foto. Stonden hun namen er maar bij, dan zou de zoektocht een stuk makkelijker worden…

10


Het is nacht. Stijn droomt. In zijn droom rent hij door de gangen van het verpleeghuis. Wat zijn die gangen lang. Hij rent en rent, maar hij komt maar niet bij de deur van het kantoor met het kopieerapparaat. Zijn benen zijn moe. Hij heeft al wel een uur door de gang gerend, of misschien nog wel langer. Hoe kan de gang nou zo lang zijn? En waar is dat kantoor nou? Niemand mag hem zien! Aan de muren hangen allemaal schilderijen. Het zijn er wel duizend. Er staan jongens met netjes gekamde haren op. Stijn durft er bijna niet naar te kijken. Want elke keer als hij naar een schilderij kijkt, beginnen de jongens op de schilderijen te praten. ‘We moeten er echt nog eens over praten!’ roepen ze door elkaar heen. ‘We moeten er nog eens over praten!’ Aan het eind van de gang ziet Stijn de deur van het kantoor. Daarachter hoort hij hard zoemen. Als hij hem opendoet, ziet hij dat het hele kantoor vol ligt met kopieën van de foto. En het kopieerapparaat blijft maar doorzoemen. Nog een foto, en nog een, en nog een. Ze vliegen door de lucht. Het apparaat is op hol geslagen! ‘We moeten er echt nog eens over praten!’ klinkt het op de gang. De stemmen praten nu niet meer door elkaar heen, ze roepen tegelijk: ‘Praten, praten! We moeten praten! Praten!’ De deur gaat open. ‘U moet de groeten hebben,’ zegt een stem. De zuster heeft hem gezien! Stijn rent de gang weer op, langs de duizend schilderijen aan de muur. Er staan nu geen jongens meer op, maar oude mannen in een stoel met een foto op schoot. ‘We moeten er echt nog eens over praten’ zeggen ze zacht. ‘We moeten er over praten’ Stijn rent zo hard als hij kan. Hij moet hier weg! Maar waar is de uitgang, die gangen zijn eindeloos. ‘Help!’ roept Stijn. ‘Help! HELP!’ ‘Stijn, lieverd! Stil nou toch, word wakker! Het was maar een droom…’ Snikkend doet Stijn zijn ogen open. Zijn moeder zit op de rand van zijn bed. ‘Jongen toch, wat een nachtmerrie…’ zegt ze. ‘Waar heb je over gedroomd?’ Stijn wrijft zijn ogen uit. Hij zucht. ‘Niks,’ zegt hij dan. ‘Het is al weer over.’

11


Ervaringen delen

Aardig doen

Samen spelen en werken

Een taak uitvoeren

Lezen is leuk en soms ook spannend. En je kunt veel dingen ontdekken. Bijvoorbeeld wat kinderen doen in moeilijke situaties. Wat kiezen ze, en hoe loopt dat af? Je kunt met de hoofdpersonen meeleven en denken: wat zou ik nu zelf doen?

Jezelf presenteren

Een keuze maken

Opkomen voor jezelf

Omgaan met ruzie

De opa van Stijn woont in een verpleeghuis. Hij zit vaak met een foto in zijn hand. Op de foto staan vier jongens. Eén daarvan is opa. De foto is belangrijk voor opa. Hij lijkt verdrietig als hij ernaar kijkt. En steeds weer zegt hij hetzelfde: ‘We moeten er nog eens over praten. We moeten er echt nog eens over praten…’ Stijn wil zijn opa helpen. Hij wil de drie jongens van de foto vinden en ervoor zorgen dat ze op bezoek komen bij opa in het verpleeghuis. Maar hij weet niet eens hun naam en opa weet het ook niet meer. Zal het Stijn lukken de jongens op te sporen? AVI 8/M7 Met illustraties van Egbert Koopmans

Bestelnummer 5120


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.