Veelkleurig licht bevat dertig prachtig ge誰llustreerde (voorlees)verhalen uit alle delen van de wereld. Ze vertellen over mensen die ge誰nspireerd zijn door de verhalen over Jezus en laten zien hoe die inspiratie vorm geeft aan hun leven. Hoe mensen moed vinden om in verzet te komen, om keuzen te maken tegen de stroom in en zo boven zichzelf uitstijgen, juist omdat ze door hun
Een boek met verhalen vol levenskracht en inspiratie.
9
789069 863122 Bestelnummer 3656
verhalen uit het wereldwijde christendom
geloof bemoedigd en getroost zijn.
Samenstelling: Marita Nijenhuis Illustraties: Martine van Nieuwenhuyzen
Samenstelling: Marita Nijenhuis Illustraties: Martine van Nieuwenhuyzen
Auteurs: Maria Berends-van Hoek, Tjeerd de Boer, Henk, Joa en Tobias Bosch, Roos Evers, Jacobine Geel, Cockie Gerritsen en Marijke van Grafhorst, Ruud Hartman, Ton Heijboer, Jeroen Hoogerwerf, Liana Hoornweg, Jan de Jonge, Hendrien Maat, Arie Moolenaar, Marita Nijenhuis, RenĂŠ van der Rijst, Joyce Schoon, Karien Spronk, Abe Thijs, Cora Vlaming, Sanne Vleugel, Ingrid Wilts, Joke Wit Illustraties: Martine van Nieuwenhuyzen Samenstelling / eindredactie: Marita Nijenhuis Uitgever: Cora Vlaming Vormgeving: S-PrePress, Hilversum www.sprepress.nl 2009 Kwintessens NZV Uitgevers, Amersfoort www.kwintessens.nl 2e druk 2010 3e druk 2014
ISBN 978 90 6986 312 2 Bestelnummer 3656 NUR 224/277 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieĂŤn, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
INHOUD Voorwoord 9
Afrika 13 Mbaaga is mijn naam over de Martelaren van Oeganda (19de eeuw) Cockie Gerritsen en Marijke van Grafhorst Kokende weduwen over een kindsoldaat in Burundi Ton Heijboer Een schat in Ethiopië over een eeuwenoud gloednieuw verhaal Karien Spronk Palmpasen in Ghana obroenni Tobias /Kwesi Nyamekye viert feest Henk, Joa en Tobias Bosch Monday, weeskind, koningskind over een straatkind in Oeganda Ingrid Wilts Ubuntu – wij hebben elkaar nodig over Desmond Tutu Cockie Gerritsen en Marijke van Grafhorst
15
21
29
35
41
47
Azië 55 Een duif voor Suleyman 57 over moslims en christenen in Indonesië Jacobine Geel Ai-weh-deh 64 over Gladys Aylward, zendelinge in China Joke Wit
5
Vrede is (g)een illusie over christenen en moslims op de Filippijnen Ruud Hartman en Karl Gaspar De reis naar het beloofde land overleven in een vluchtelingenkamp op de grens Birma-Thailand Hendrien Maat Maria leert een les over moessonregens en rijst in India Liana Hoornweg
70
77
83
Oceanië 91 Dat willen wij ook! over schoolgaande moeders op Papua Joke Wit en Marijke Werimon-Bakker
De Verenigde Staten John Woolman en het roodborstje over de rol van de Quakers bij de afschaffing van de slavernij in Amerika René van der Rijst Licht en schaduw/Vechten voor vrijheid over Martin Luther King Marita Nijenhuis
Midden Amerika Wees niet bang over de beschermheilige van Mexico en de eerste indiaan die heilig werd verklaard Jeroen Hoogerwerf Een akelige verrassing over de Maya’s in Guatemala en hun eerbied voor de schepping Maria Berends
6
93
99 101
106
117 119
125
Voetballen tussen de leeuwen over een lange feestweek ter ere van Maria in Nicaragua Jeroen Hoogerwerf
Latijns Amerika Tussen vaderland en moederland over Ds. Rudy Polanen (Suriname) Cockie Gerritsen en Marijke van Grafhorst Een bijzonder koffertje over de Inca’s in Peru en de invloed van de Spanjaarden Roos Evers en Sanne Vleugel Humbero Lizardi, slachtoffer van de dictatuur in Chili over een ‘christen met het hart op de goede plaats’ Tjeerd de Boer
Midden Oosten Pippi Langkous in Israël over een bijzonder Poeriemfeest in Nes Ammim Joyce Schoon De scarabee over kleine voddenrapers in Cairo, Egypte Arie Moolenaar Mooie Artemis vertelt de geschiedenis van het christendom in Turkije in vogelvlucht Cockie Gerritsen en Marijke van Grafhorst
131
139 141
148
155
161 163
170
176
Europa 181 Op de vlucht over de christenvervolging in het Romeinse Rijk Abe Thijs St. Patrick, beschermheilige van Ierland over de vroege kerstening van West-Europa Cora Vlaming
183
190
7
Franciscus van Assisi I Peterselie 197 II Twee kanten 200 III De ezel en de hond 203 IV De bedelwolf van Gubbio 206 Wendy Dannenburg Wij weten het, uw licht schijnt in de nacht 209 over Dietrich Bonhoeffer en het Duitse verzet tegen Hitler Marita Nijenhuis Weerzien 216 over contacten tussen kerkelijke gemeenten in Nederland en de voormalige DDR Cockie Gerritsen en Marijke van Grafhorst Gewoon, majoor Bosshardt? 222 over ‘de majoor’ en het Leger des Heils in Amsterdam Joke Wit Onze kerk is leuk 228 over migrantenkerken in de Bijlmer, Amsterdam Zuid Oost Jan de Jonge
8
Personalia
233
Verantwoording foto’s
237
Afrika
14
Mbaaga is mijn naam over de Martelaren van Oeganda (19de eeuw)
Dit verhaal speelt zich af in Oeganda, een land in Oost Afrika, buurland van Kenia en Tanzania. Pelgrims uit Kenia, Tanzania, Soedan, Rwanda en andere Afrikaanse landen komen elk jaar op 3 juni naar Namugongo, een stad 12 kilometer ten noordoosten van Kampala, de hoofdstad. Want daar, in Namugongo, staat een heiligdom ter nagedachtenis aan de Martelaren van Oeganda. Wie waren deze martelaren en wat is er met hen gebeurd? En waarom worden zij nog elk jaar op 3 juni herdacht?
Mbaaga heeft honger. De hele dag heeft hij gelopen, van Kampala naar Namugongo. Hoe dichter hij bij de stad komt, hoe drukker het wordt. De jongens die, net als hij, bedelen in de straten van Kampala, hadden gelijk. Overal komen pelgrims vandaan om morgen bij de basiliek van Namugongo de Dag van de Martelaren te vieren. ‘Langs een pelgrimsroute is je kostje sneller gekocht,’ zeiden de jongens. Voorlopig merkt Mbaaga daar nog weinig van. Niemand wil hem iets geven. Opeens ziet hij een vrouw aan de kant van de weg. Op een matje voor haar liggen mango’s uitgestald. Ze zien er heerlijk uit. Het water loopt Mbaaga in de mond. Wat zou hij graag zo’n sappige mango eten! De vrouw wordt aangesproken door een klant en start de onderhandelingen. Even let ze niet op haar vruchten. Razendsnel bukt Mbaaga zich en pakt een mango. ‘Hé!’ roept de vrouw. Maar Mbaaga is al weg. Hij duikt tussen de mensen door. Maar hij komt niet ver. Een man pakt hem bij de arm. ‘Terug met die mango,’ zegt hij. Mbaaga probeert zich los te rukken. Maar de man houdt zijn arm in een ijzeren greep en trekt hem mee naar de vrouw. Die begint meteen te schelden.
15
‘Ik neem hem wel onder handen,’ zegt de man rustig. ‘Wat kost die mango?’ Zonder zijn greep op Mbaaga te verslappen, betaalt hij de prijs die de vrouw vraagt. Hij snijdt de mango doormidden en houdt Mbaaga de helft voor. ‘Eet,’ zegt hij. Dat laat Mbaaga zich geen twee keer zeggen. ‘Hoe heet je?’ vraagt de man. ‘Ik heet Mbaaga,’ zegt Mbaaga. ‘Mbaaga?’ zegt de man. ‘Een Mbaaga vlucht niet.’ ‘Hoezo niet?’ vraagt Mbaaga. ‘Je ouders hebben je toch wel het verhaal van je naam verteld?’ zegt de man verbaasd. Mbaaga schudt zijn hoofd. ‘Mijn ouders zijn dood,’ zegt hij. ‘Aids?’ vraagt de man. Mbaaga knikt van ja. Hij kijkt schichtig om zich heen. Wat wil die man van hem?
De man legt een hand op zijn arm. ‘Je hoeft niet bang voor mij te zijn,’ zegt hij. ‘Ik heet Charles. Ik ben een pelgrim. Ik ben hier in drie dagen heen komen lopen uit eerbied voor de martelaren. Zie je dat witte gebouw daar boven de bomen?’ Hij wijst. ‘Dat is de basiliek die gebouwd is op de plaats waar de martelaren zijn verbrand. Weet je wat een martelaar is?’ ‘Natuurlijk,’ zegt Mbaaga. ‘Iemand die sterft voor zijn geloof.’ ‘Mbaaga is een van de martelaren die we morgen herdenken,’ zegt
16
Charles. ‘Als hij veertien jaar is, sturen zijn ouders hem naar zijn oom Mukaajanga. Oom Mukaajanga is het hoofd van de beulen van de kabaka, de koning van Buganda. De kabaka is een dictator. Iedereen moet naar hem luisteren en precies doen wat hij zegt. Oom Mukaajanga stelt zijn neef aan hem voor. En zo wordt Mbaaga een page van de koning. Dat is een hele eer. De pages doen allerlei kleine karweitjes voor de kabaka en houden hem gezelschap. En ondertussen worden ze opgeleid om later belangrijke taken te vervullen in het land. Niet lang voordat Mbaaga aan het hof komt, zijn de witte paters* in Buganda aangekomen om de mensen over Jezus te vertellen. De kabaka vindt de boodschap van de witte paters wel interessant en zijn zoon Mwange luistert graag naar hen. Maar de traditionele medicijnmannen en de Arabische slavenhandelaren moeten niets van hen hebben. Om geen ruzie te krijgen, vertrekken de witte paters van het hof in Kampala naar de andere kant van het Victoriameer. Ze hebben dan al een aantal mensen aan het hof gedoopt, en die zetten het werk voort. Dan sterft de kabaka. Zijn zoon Mwange volgt hem op. Hij is pas achttien. Zijn voornaamste raadgever, Joseph Mukasa, is christen. Hij haalt de jonge kabaka over om de witte paters weer uit te nodigen in zijn paleis in Kampala. Dat doet kabaka Mwange. Maar het gaat niet goed. De jonge kabaka voelt dat de mensen niet zo goed naar hem luisteren als naar zijn wijze oude vader. Dat kan natuurlijk niet aan hem zelf liggen. Daar geeft hij de christenen de schuld van. Zij leren immers dat je alleen naar God moet luisteren. Dat zou betekenen dat de wil van God belangrijker is dan de wil van de kabaka! Als een nieuwe groep zendelingen het land binnenkomt, laat de kabaka hen vermoorden. En als Joseph Mukasa hem daarop aanspreekt, wordt hij woedend. Hoe durft zijn adviseur kritiek op hem te hebben! Hij laat hem direct onthoofden. De andere christenen aan het hof schrikken. Maar ze laten zich niet uit het veld slaan. Er zijn genoeg plaatsen in het paleis waar de kabaka hen niet kan zien. In het geheim blijven ze de verhalen over Jezus aan de pages vertellen.’ Charles kijkt om zich heen. ‘Ik krijg dorst van het praten,’ zegt hij. ‘Wil jij wat drinken voor ons kopen?’ Hij pakt wat geld en wil het aan Mbaaga geven. Mbaaga kijkt hem verbaasd aan. ‘Ik vertrouw je, Mbaaga,’ zegt Charles. ‘Met zo’n naam…’
17
Mbaaga neemt het geld aan. Hij schudt verwonderd zijn hoofd. De jongens hadden gelijk; de mensen zijn echt anders, hier langs de pelgrimsroute. Al gauw vindt hij een waterverkoper. Met twee koele waterzakjes keert hij snel terug naar Charles. Het is heerlijk om wat te drinken. Maar Mbaaga wil vooral weten hoe het verhaal verder gaat. Hij hoeft niet lang te wachten. ‘De spanning in het paleis neemt toe,’ gaat Charles verder. ‘En op een dag barst de bom. Kabaka Mwange is met zijn vrienden op nijlpaardenjacht in het Victoriameer geweest. Een page heeft voor kano’s gezorgd. Maar de jacht is geen succes geworden. Ze hebben geen enkel nijlpaard gezien! Met lege handen en een slecht humeur komt de kabaka terug aan het hof. Hij vraagt meteen naar zijn favoriete page. Het klinkt misschien gek, maar hij wil met hem vrijen. En dan gebeurt het… de page komt niet! Al gauw ontdekt de kabaka dat de christenen tegen de pages gezegd hebben dat ze niet meer met hem hoeven te vrijen als ze dat niet willen. Hij wordt razend. Alweer die christenen! ’s Nachts laat hij alle pages opsluiten en de volgende morgen moeten ze in de grote hal van het paleis komen. Alle pages die hem eeuwige trouw zweren, mogen bij hem komen staan. Maar de pages die zich christen noemen, moeten naar de andere kant. Een stuk of twintig pages loopt naar de andere kant van de hal. Mbaaga is er ook bij. “Zijn jullie allemaal christenen?” vraagt de kabaka. “Zeker weten,” zeggen de pages. “Kabaka, u heeft de macht om over onze levens te beslissen. Maar we geven ons geloof niet op, wat er ook gebeurt.” “Ik zal jullie allemaal verbranden!” schreeuwt de kabaka woedend. “Bind ze vast en breng ze naar Namugongo!” Dat is het werk van oom Mukaajanga, de opperbeul. Hij schrikt vreselijk als hij Mbaaga tussen de pages ziet. Moet hij zijn eigen neef doden?’ Ademloos luistert Mbaaga toe. Hij ziet dat andere pelgrims, die met hen oplopen, geboeid meeluisteren. ‘De beulen storten zich op de pages en binden hun polsen vast. Iedereen loopt door elkaar. In de verwarring gaat Mukaajanga naar Mbaaga. “Hou op met die onzin,” sist hij. “Geef je geloof op en ik zal je
18
verstoppen.” Mbaaga weigert. Dan geeft Mukaajanga opdracht om hem op te sluiten. De andere pages worden in twee groepen met touwen om hun nek aan elkaar gebonden. Zo moeten ze de twaalf kilometer van het paleis in Kampala naar de executieplaats in Namugongo lopen. Daar worden ze opgesloten in donkere hutten. Want de kabaka heeft gezegd dat ze verbrand moeten worden en dat gaat niet zomaar. De beulen moeten eerst op zoek naar voldoende hout om een grote brandstapel te maken. Daarna snijden ze riet van olifantengras en maken daar rieten matten van. Het duurt wel zes dagen voor alles klaar is. Op de morgen van 3 juni 1886, op Hemelvaartsdag, is alles eindelijk klaar. De pages worden uit de hutten gehaald. Ze knipperen met hun ogen tegen het felle licht. “Kijk!” roept één van hen. Daar komt Mbaaga aanrennen, die ontsnapt is omdat hij bij zijn vrienden wilde zijn. De anderen juichen. “Goed gedaan!” roepen ze. De mensen die staan te kijken, begrijpen er niets van. Weten die jongens dan niet wat er met hen gaat gebeuren? Mukaajanga is niet blij dat hij Mbaaga weer ziet. Hij kan het niet over zijn hart verkrijgen om zijn neef levend te verbranden en laat hem eerst neerslaan. Daarna wordt Mbaaga, net als de anderen, in een rieten mat gerold en op de brandstapel gelegd. Meer hout wordt er bovenop gestapeld. En dan wordt het vuur aangestoken.’ ‘Prijs God!’ mompelt een van de andere luisteraars. ‘Prijs God?’ zegt Mbaaga. ‘Die jongens worden verbrand. Is dat wat God wil?’ ‘Dat kan ik mij niet voorstellen,’ zegt Charles. ‘Maar in ieder geval blijkt de wil van de kabaka geen wet te zijn! Hij verwacht dat de christenen zo bang zijn, dat ze hun geloof opgeven. Maar door de moed van de jonge mannen, die zingend en biddend naar de brandstapel gaan, worden de mensen juist nieuwsgierig. Dat verhaal van die christenen moet wel heel bijzonder zijn als die jongens er zelfs voor willen sterven! Ze gaan op zoek naar mensen die hun er meer over kunnen vertellen. En steeds meer van hen gaan geloven en laten zich dopen. En kijk nu eens om je heen.’ Mbaaga kijkt. Ze zijn inmiddels aangekomen bij de enorme ronde basiliek met de witte top. Hier dringt het geschreeuw van de verkopers niet meer door. Overal lopen pelgrims. Toch is het rustig.
19
‘Al die pelgrims die je hier ziet,’ zegt Charles, ‘geloven in Jezus dankzij de martelaren. Daarom worden zij morgen geëerd. Dus ze zijn niet voor niets gestorven.’ Charles kijkt Mbaaga aan. ‘Zie je,’ zegt hij. ‘Je kunt trots zijn op de naam die je ouders voor je hebben gekozen.’ Mbaaga knikt. Het duizelt hem een beetje. Hij loopt achter Charles aan om de basiliek heen. Aan de andere kant is een klein meer. Pelgrims dopen hun jerrycans in het water. ‘Waarom halen die mensen water uit het meer?’ vraagt Mbaaga. ‘Ze geloven dat het hen kan genezen,’ zegt Charles. ‘Is dat zo?’ vraagt Mbaaga. Charles haalt zijn schouders op. ‘Je geloof kan je genezen,’ zegt hij. ‘Dit water niet.’ Hij gaat in het gras bij het meertje zitten en wijst naar het eiland, waar een groot afdak op staat. ‘Daar zullen de bisschoppen morgen de viering leiden,’ zegt hij. Mbaaga aarzelt. Hij heeft nog veel meer vragen. En hij zou wel mee willen morgen, naar de viering. Maar hij kent Charles niet. En Charles kent hem alleen als een dief. Durft hij het te vragen? Opeens beginnen zijn ogen te glinsteren. Natuurlijk durft hij dat. Zijn naam is immers Mbaaga?
* witte paters zijn Franse missionarissen; ze worden zo genoemd omdat ze een witte pij dragen
20