Productief Landschap als bron voor ruimtelijke ontwerpstrategieĂŤn in peri-urbane gebieden Masterproef - Laura Rijsbosch
Productief Landschap als bron voor ruimtelijke ontwerpstrategieĂŤn in peri-urbane gebieden Case: peri-urbaan gebied van Brussel Master Stedenbouw en Ruimtelijke Planning 2014-2015 Promotor: Prof. Dr. Elke Vanempten Co-Promotor: Prof. Dr. Fabio Vanin Masterproef Laura Rijsbosch Vrije Universiteit Brussel
Omslag Open ruimte in het studiegebied landbouw recreatie natuur water bomen
Voorwoord Deze masterproef werd geschreven voor het behalen van de graad ‘Master in de Stedenbouw en Ruimtelijke Planning’ aan de Vrije Universiteit Brussel. Het kwam tot stand tijdens het academiejaar 2014-2015. De keuze van het onderwerp was geen evidente keuze. Als stadsmens ben ik slechts weinig in contact geweest met landbouw of het plattelandsleven. Tijdens mijn opleiding tot architect, lag de focus voornamelijk op stedelijke ontwerpen. In mijn beroepsleven staan vooral woningen en scholen op het programma. Dit heeft ervoor gezorgd dat het onderwerp me bleef boeien. Dit jaar heb ik verschrikkelijk veel bijgeleerd over de open ruimte, het platteland, landbouw, de natuur… Er is een wereld voor mij opengegaan, waarvan ik zeker ben dat die me blijvend zal interesseren.
Mijn oprechte dank gaat uit naar mijn promotor Elke Vanempten, voor het aanreiken van dit interessante onderwerp. Bedankt voor de vele nuttige tips tijdens feedbackmomenten. Ook de verwijzingen naar interessante literatuur hebben me de mogelijkheid gegeven om me het onderwerp meester te maken. Secondly, I would like to thank my co-promotor Fabio Vanin, for the critical questions during our meetings which made me rethink my research in a good way. Also thank you for the helpful suggestions about the graphic design of the maps. Verder wil ik mijn moeder heel hard bedanken door me steeds bij te staan met raad en daad en mijn schrijfstijl naar een hoger niveau te tillen. Ik kon steeds op je rekenen als klankbord voor als ik weer eens aan het twijfelen was. Ook mijn vader stond steeds paraat om weer maar eens nachtelijke chauffeur te spelen. Bedankt om in die laatste weken te kunnen genieten van jouw kooktalenten waardoor etenstijd altijd een plezier was. Bovendien heeft jouw slimme spreadsheet met bibliografie me een hele hoop kopzorgen bespaard. Een kus voor mijn zus voor haar kritische controle van de teksten. Als laatste wil ik zeker mijn vriend Nathanaël, vermelden. Samen zaten we in hetzelfde schuitje, maar we hebben ons erdoorheen geworsteld. Je was steeds mijn steunpilaar in tijden van nood en een geweldige fietskameraad tijdens ontdekkingstochten doorheen het studiegebied. Verder rest me enkel nog om me richten tot potentiële lezers van deze masterproef en wens ik ze veel leesplezier toe.
PRODUCTIEF LANDSCHAP
1
Abstract Deze masterproef behandelt de problematiek van peri-urbane gebieden. Door de groeiende verstedelijking vervaagt de grens tussen stad en platteland en ontstaat een nieuw gebied met zowel kenmerken van het platteland als de stad in zich. Het gevolg is dat de open ruimte onder druk staat van de bebouwing en bovendien te maken krijgt met zowel stedelijke als landelijke functies die hun plaats opeisen in de open ruimte. In deze masterproef wordt vertrekkende vanuit de dynamiek in de open ruimte, op zoek gegaan naar een productief landschap als mogelijke drager van de ontwikkeling van deze gebieden. Onder een productief landschap wordt verstaan: open ruimtes die zo beheerd worden dat ze ecologisch en economisch productief worden en een maatschappelijke meerwaarde opleveren. Meer specifiek werd toegespitst op de rol van landbouw hierbij, gezien hun aandeel in grondgebruik en grote uitdagingen waarmee ze te maken krijgen. Door ontwerpend onderzoek op een peri-urbaan gebied ten zuidwesten van Brussel, werden drie strategieën ontwikkeld die kunnen ingezet worden om tot een productief landschap te komen. Deze strategieën werden vervolgens geoperationaliseerd in ruimtelijke concepten. Het concept productief landschap zorgde voor een interessante invalshoek om met de concurrerende ruimtegebruikers in het gebied om te gaan. Het gaf het ontwerp een sectoroverschrijdende kijk waardoor op een geïntegreerde manier gewerkt kon worden. Het ontwerp verduidelijkt dat de landbouw door het verbreden van de activiteiten hierbij een belangrijke rol kan spelen.
PRODUCTIEF LANDSCHAP
3
Productief Landschap als bron voor ruimtelijke ontwerpstrategieĂŤn in peri-urbane gebieden
Voorwoord
1
Abstract
3
1. Inleiding
6
1.1 Probleemstelling
6
1.2 Onderzoeksopzet
7
1.3 Onderzoeksmethodologie
7
1.4 Leeswijzer
9
DEEL 1: Theoretisch kader
11
1. De ontwikkeling van peri-urbane gebieden
13
1.1 Context
13
1.2 Definitie van peri-urbane gebieden
13
1.3 Uitdagingen in het peri-urbaan gebied
16
1.4 Beleid rond peri-urbane gebieden
18
1.5 Besluit peri-urbane gebieden
22
2. Landbouw als belangrijke actor
24
2.1 Inleiding
24
2.2 Evolutie van de landbouw
24
2.3 Ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouwsector
26
2.4 Landbouw in peri-urbane gebieden in Vlaanderen
27
2.5 Beleid rond landbouw
29
2.6 Besluit landbouw
33
3. Naar een productief landschap
35
3.1 Definitie van landschap
35
3.2 Ontwerpen met landschap
35
3.3 Wat is een productief landschap?
36
4. Conclusie theoretisch kader
41
DEEL 2: Ontwerpend Onderzoek
43
1. Situering case
45
2. Analyse
49
2.1 Beleidsplannen
49
2.2 Historisch landschap
66
2.3 Natuurlijke structuur
88
2.4 Economische actoren
96
2.5 Maatschappelijk profiel
110
2.6 Culturele waarde
114
3. Probleemstelling en doelstelling
124
3.1 Algemene problematiek
124
3.2 Specifieke ruimtelijke conflicten in het gebied
126
3.3 Doelstelling
129
4. StrategieĂŤn
130
4.1 Inleiding
130
4.2 Strategie 1: Inzetten op synergie tussen functies
130
4.3 Strategie 2: organiseren van toegang naar en in het gebied
132
4.4 Strategie 3: ontwikkelen van een identiteit voor de plek
134
5. Ontwerp
137
5.1 Inleiding
137
5.2 Ingrepen op schaal van het studiegebied
138
5.3 Toepassing op microschaalniveau
159
6. Conclusie ontwerp
182
DEEL 3: Eindconclusie
185
Bevindingen
185
Beperkingen van deze masterproef
187
Suggesties voor verder onderzoek en aanbevelingen
187
Bibliografie Bijlage 1: Overzicht figuren Bijlage 2: Dataverzameling
188 194 198
1. Inleiding 1.1 Probleemstelling Steeds meer gebieden zijn vandaag te klasseren onder de noemer peri-urbaan. De bevolkingsgroei en de aantrekkingskracht van de stad hebben ervoor gezorgd dat vandaag de dag meer dan de helft van de wereldbevolking in stedelijke regio’s leeft. Steden hebben een heuse transformatie ondergaan. In Europa, waar van oudsher vele kleine steden waren, neemt de verweving van stad en platteland alleen maar toe. Deze stedelijke groei gebeurt echter vaak op een ongecoördineerde wijze en leidt tot een gefragmenteerde ruimte met versnippering van de open ruimte tot gevolg. Het gevolg van deze ruimtelijke ontwikkeling is een vervaging van de grens tussen stad en platteland. Het contactvlak tussen beiden, het peri-urbane gebied, is aanzienlijk vergroot en draagt zowel kenmerken van het platteland als van de stad in zich. Deze rijkdom aan functies biedt veel mogelijkheden maar leidt ook tot conflicten. De open ruimte staat onder druk van de bebouwing en tegelijkertijd krijgt de open ruimte te maken met verschillende stedelijke verlangens zoals recreatie, toerisme, privatisering van de ruimte,… die een claim leggen op de ruimte en hierdoor druk leggen op de oorspronkelijke functies van de open ruimte zoals landbouw voor voedselproductie, natuur en bos als biodiversiteitsbron, en het opvangen, infiltreren en zuiveren van water. Zonder een duidelijke gebiedsgerichte visie dreigt deze ongecoördineerde ontwikkeling zich voort te zetten, waardoor het aantal conflicten tussen functies, belangen en activiteiten alsmaar toeneemt. Deze conflicten dienen onderkend te worden. Er dient gestreefd te worden naar een multifunctioneel gebruik van de ruimte, waar elke activiteit in evenwicht is met de omliggende elementen. Het ruimtelijk beleid mag zich niet focussen op ofwel stedelijk ofwel landelijk gebied, maar moet zich vanuit een gebiedsgerichte invalshoek toespitsen op de specifieke uitdagingen in het peri-urbane gebied. In deze masterproef wordt onderzocht wat de draagkracht kan zijn van de dynamiek in de open ruimte voor de structurering en ontwikkeling van deze peri-urbane gebieden. De open ruimte biedt ruimte aan de productie van voedsel, watervoorziening, recreatie, energie, ontspanning, biodiversiteit, ‘schone’ lucht,… . Deze elementen kunnen samen een productief landschap vormen dat “ecologisch en economisch productief is en een maatschappelijke meerwaarde oplevert” (Viljoen). De kunst bestaat erin om deze verschillende functies in de open ruimte samen te ontwikkelen in plaats van ze apart en naast elkaar te laten voorkomen. Er dient gestreefd te worden naar ruimtelijke coproductie. In dit onderzoek krijgt landbouw, in de ruime zin, een speciale focus toebedeeld. Landbouw is een belangrijke actor van de open ruimte, aangezien momenteel nog steeds ongeveer 50% van de open ruimte in Vlaanderen bestempeld is als landbouwgrond. Bovendien bevindt ongeveer een kwart van de landbouwbedrijven zich in de peri-urbane ruimte, waardoor hun aanwezigheid in dit gebied niet onderschat mag worden. De landbouw kan door verbreding van haar activiteiten, ondermeer ingezet worden voor het beheer van andere elementen in de open ruimte zoals natuur, water en bos. Bovendien biedt landbouw ook mogelijkheden voor het verbinden van stad en platteland, door het samen brengen van producent en consument en het aanbieden van recreatie. De masterproef stelt zich daarom de vraag op welke wijze hier vanuit ruimtelijke hoek een antwoord kan op geboden worden. Welke ontwerpstrategieën kunnen ontwikkeld worden om met deze gebieden om te gaan. Het doel van deze masterproef is om via ontwerpend onderzoek van een casestudie, de denkpiste van een productief landschap als ruimtelijke drager voor de ontwikkeling van de peri-urbane gebieden, en meer specifiek de rol van landbouw hierin, te onderzoeken. 6
INLEIDING
1.2 Onderzoeksopzet Het onderwerp van deze thesis is de ontwikkeling van open ruimte in peri-urbane gebieden en de rol die de landbouw hierin kan opnemen. In Vlaanderen wordt de grens tussen stad- en platteland steeds vager. Er is nood aan onderzoek op welke manier open ruimte op een kwalitatieve wijze kan ingericht worden om te kunnen omgaan met zowel bekommernissen van het platteland als met stedelijke verlangens. De laatste jaren groeit het idee van een productief landschap dat de open ruimte kan vormgeven. Dit sluit aan bij de verandering van de open ruimte van een productielandschap naar een consumptielandschap. Waar vroeger productie louter gerelateerd werd aan landbouw, wordt productie nu verbreed tot de productie van waarden die ecologisch, sociaal en economisch van aard zijn. Het idee is dat een geïntegreerde aanpak leidt tot een beter gebruik van de open ruimte. In het onderzoek wordt nagegaan op welke manier ruimtelijk ontwerp kan omgaan met de transitie van de open ruimte in peri-urbane gebieden; welke rol landbouw hierin kan opnemen en hoe ‘productief landschap’ als concept een kapstok kan vormen. Het onderzoek wordt opgebouwd aan de hand van volgende hypothese: “Vanuit de dynamiek in de open ruimte kan een productief landschap geconstrueerd worden, dat de ruimtelijke drager vormt voor de kwalitatieve (her-)ontwikkeling van het peri-urbane gebied.” Deze hypothese dient als basis voor het formuleren van volgende onderzoeksvragen: - Wat is het peri-urbane gebied, wat is er gaande in peri-urbane gebieden? Welke uitdagingen kent het gebied? - Wat is ‘productief landschap’? Hoe kan het concept productief landschap inspiratie bieden voor interessante ruimtelijke ontwerpstrategieën voor de peri-urbane context? - Hoe levert het vertrekken vanuit de dynamiek van de open ruimte een andere kijk op de open ruimte en het ruimtelijk ontwerp? - Welke rol speelt landbouw vandaag, en wat kan een toekomstige rol zijn van landbouw bij de ontwikkeling van periurbane gebieden?
1.3 Onderzoeksmethodologie Gezien de aard van de onderzoeksvragen wordt als methode een kwalitatieve onderzoeksmethode genomen. Het betreft een combinatie van literatuuronderzoek om de probleemstelling te kaderen en ontwerpend onderzoek van een casestudie om na te gaan wat de toepassing en consequenties zijn in een werkelijke ruimtelijke context. Het literatuuronderzoek dient om vanuit bestaande wetenschappelijke kennis inzichten te verwerven. Op deze manier wordt dieper ingegaan op het gekozen onderwerp, en kunnen vanuit een wetenschappelijke onderbouwing de hypothese en onderzoeksvragen geformuleerd worden. Ontwerpend onderzoek zorgt ervoor dat op korte tijd een visueel tastbaar toekomstbeeld kan getoond worden, dat kan dienen als verrijking voor ruimtelijke ingrepen, beleidsbeslissingen en verder onderzoek. Het zorgt voor een integrale benadering van een bepaald onderwerp. Bovendien bevat het een zekere vrijheidsgraad die innovatieve ideeën kan uittesten zonder steeds te botsen op wettelijke regeltjes en instanties [Boie 2013: 50-53, IABR 2014].
PRODUCTIEF LANDSCHAP
7
Ontwerpend onderzoek wordt in deze masterproef begrepen als het testen van een hypothese op een specifieke case door het opmaken van een ontwerpvoorstel. Op deze manier wordt de hypothese in de realiteit getoetst. Het is niet de bedoeling om een volledig uitgewerkt ontwerp voor het gebied op te maken. De mogelijkheden en de inzetbaarheid van het concept productief landschap worden onderzocht door hypothetische scenario’s en mogelijke ingrepen te tonen. Er wordt geen uitspraak gedaan over de haalbaarheid van deze ingrepen. Ze dienen als leidraad bij het onderzoeken van de hypothese en kunnen leiden tot nieuwe vragen en ideeën die in een vervolgonderzoek verder uitgewerkt kunnen worden. Het ontwerpend onderzoek is als volgt opgebouwd: analyse – probleemstelling – doelstelling – strategieën en ruimtelijke concepten – ontwerp. ANALYSE Om tot een diepgaande analyse van de casestudie te komen, wordt er gefocust op 6 thema’s: ruimtelijke beleidsplannen, historisch landschap, natuurlijke structuur, economische actoren, maatschappelijk profiel en culturele waarde. Op deze manier wordt de ruimtelijke structuur grondig bestudeerd en worden de eigenschappen van het landschap blootgelegd. Daarnaast wordt er onderzocht op welke manier het studiegebied momenteel gebruikt wordt en welke actoren er aanwezig zijn. De analyse van de bestaande situatie gebeurt op de schaal van het hele studiegebied. Bepaalde zaken worden gekaderd op regionale schaal om hun specifieke kenmerken in het studiegebied te kunnen verklaren. Een aantal keren wordt er ingezoomd op enkele plekken in het studiegebied om de inzichten te verruimen. PROBLEEMSTELLING EN DOELSTELLING Uit de analyse volgt een probleemstelling, hierin wordt in eerste instantie een globale probleemstelling voor het gebied geformuleerd. Daarnaast worden enkele specifieke ruimtelijke conflicten die eigen zijn aan het studiegebied, toegelicht. Voortbouwend op de probleemstelling wordt de doelstelling voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied vastgelegd. Deze sluit aan bij het discours dat naar voren komt in het theoretisch kader. STRATEGIEËN EN RUIMTELIJKE CONCEPTEN Het concept productief landschap wordt geoperationaliseerd door met behulp van de kennis vanuit de analyse van het studiegebied, strategieën te formuleren, vervolgens worden deze geconcretiseerd in ruimtelijke concepten. ONTWERP Deze concepten worden toegepast op het studiegebied. Dit gebeurt op twee schaalniveaus. In eerste instantie op schaal van het gehele studiegebied, daarna worden ze op vier microgebieden toegepast en getest.
VOORSTELLING VAN DE CASE Dit onderzoek concentreert zich op het peri-urbaan gebied rond Brussel. Deze ruimte staat momenteel hoog op de agenda van het beleid (TOP Noordrand, Vlaamse Rand VLM, Afbakening Vlaams stedelijk gebied rond Brussel). Hierdoor krijgt het onderzoek een sterke relevantie voor later gebruik. Voor de bepaling van het onderzoeksgebied werden twee wegen bewandeld. Enerzijds werd er beroep gedaan op
8
INLEIDING
mensen met kennis van zaken. Door middel van gesprekken met medewerkers van organisaties, zoals Boerenbond, het ILVO (Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek) en de Vlaamse Landmaatschappij, die onderzoek doen naar gelijkaardige materie, kwamen interessante gebieden naar voren. Anderzijds werd gestart met een onderzoek van bepaalde parameters van het peri-urbaan gebied rondom Brussel. Er werd gekeken naar de morfologie van de ruimte en de aanwezigheid van landbouw en andere openruimte actoren zoals natuur en bos. Op basis van de interviews en de geanalyseerde parameters werd ten slotte de case bepaald. Uiteindelijk is er gekozen voor het gebied ten zuidwesten van het centrum van de stad Brussel, het studiegebied Neerpede-Vlezenbeek-Schepdaal-Itterbeek. Dit gebied kent momenteel een grote dynamiek. Verschillende openruimte functies, zowel stedelijke als landelijke, zijn op zoek naar hun positie en rol in het gebied. Bovendien is het nog een van de weinige gebieden binnen Brussel en omgeving dat nog een ruraal karakter heeft en maakt het de overgang naar het gekend plattelandsgebied van het Pajottenland.
1.4 Leeswijzer De thesis is als volgt opgebouwd. In het eerste deel wordt een theoretisch kader ontwikkeld. Hierbij wordt ingezoomd op de karakteristieken van peri-urbane gebieden. Vervolgens worden recente ontwikkelingen in de landbouw uiteengezet. Ten slotte wordt het concept productieve landschappen uitgewerkt. Hierbij vormen de theorieĂŤn rond Landscape Urbanism en Continous Productive Urban Landscapes en de groeiende aandacht vanuit het beleid voor Green Infrastructures en ecosysteemdiensten een leidraad. In het tweede deel wordt door ontwerpend onderzoek van een casestudie de rol van de landbouw en de potentie van het concept productief landschap geanalyseerd en getoetst. Voorwerp van studie is een geselecteerd open ruimtegebied ten zuidwesten van Brussel, gezien de aanwezigheid van aanzienlijke peri-urbane kenmerken en de vele uitdagingen en hoge dynamiek die het ondervindt. In een eerste analyse van de casestudie wordt nagegaan hoe het onderzoeksgebied momenteel functioneert. De landschappelijke elementen en de dynamiek in de open ruimte worden in kaart gebracht. Vanuit deze analyse wordt een doelstelling ontwikkeld voor het gebied. Op basis hiervan worden vervolgens ontwerpstrategieĂŤn uitgewerkt en geconcretiseerd in een ontwerp. De resultaten van het casestudieonderzoek worden teruggekoppeld naar de hypothese van een productief landschap als drager van de peri-urbane ruimte. Ten slotte wordt een conclusie geformuleerd en enkele aanbevelingen voor verder onderzoek gegeven.
PRODUCTIEF LANDSCHAP
9
DEEL 1. Theoretisch Kader In het theoretisch kader wordt via literatuuronderzoek het onderwerp van de masterproef geanalyseerd vanuit bestaande wetenschappelijke kennis. In een eerste hoofdstuk wordt het begrip peri-urbane gebieden verder uitgediept, wat zijn deze gebieden en welke uitdagingen spelen er. Er wordt nagegaan op welke manier het beleidsniveau hiermee omgaat. Vervolgens wordt het onderzoek toegespitst op de landbouw. De recente ontwikkelingen in de landbouwsector worden besproken. Er wordt onderzocht hoe landbouw in peri-urbane gebieden gedijt, welke ontwikkelingen er in het verschiet zijn, wat de bedreigingen en kansen voor de landbouw zijn en hoe het beleid hierop reageert. Ten slotte wordt het begrip productief landschap onder de loep genomen en worden de inzetbaarheid en de potenties ervan toegelicht.
governance en beleidsbeslissingen transitie, weerstand en systeemeecten globaal/lokaal, structurele dynamiek agglomeratie en ruimtelijke ecologie groei stedelijke mobiliteit; transporttechnologie; stedelijke infrastructuur; locatiekeuze
bevolkingsgroei; migratie; familie & gezinsstructuur
groei publieke / commerciĂŤle ondernemingen en specialisatie
woninggrootte / densiteit; verspreid nederzettingspatroon, locatiekeuze infrastructuur
diensten DIRECTE DRIJFKRACHTEN VAN STEDELIJKE GROEI
bevolking economische groei: gezinsrijkdom onroerendgoed markt dynamieken
ANDERE DYNAMIEKEN
woningen
economie
werkgelegenheid
Figuur 1: Dynamieken en drijvende krachten achter peri-urbanisatie [Piorr et al 2010: 32] 12
THEORETISCH KADER
groei jobmarkt en specialisatie: uitbreidende locatiekeuze
1. De ontwikkeling van peri-urbane gebieden 1.1 Context In 50 jaar tijd is de stedelijke bevolking in de wereld bijna vervijfvoudigd. Tegenwoordig woont 54% van de wereldbevolking in stedelijke regio’s. Europa behoort tot de meest verstedelijkte regio van de wereld. 73% van de Europeanen woont in een stedelijke omgeving [UN 2014: 1]. De groei van de stedelijke bevolking zorgt voor een ruimtelijke uitbreiding van steden. In Europa is meer dan een vierde van het land in stedelijk gebruik. Sinds 1950 is de oppervlakte van de steden gegroeid met 78%, terwijl de bevolking slechts met 33% toegenomen is [Piorr et al 2010: 21]. De druk op de grond rondom steden verhoogt. De uitbreiding van de steden gebeurt op een ongecoördineerde diffuse wijze. Dit fenomeen wordt ‘urban sprawl’ genoemd. Urban sprawl staat volgens het EEA [2006: 6] voor “the physical pattern of low-density expansion of large urban areas, under market conditions, mainly into the surrounding agricultural areas” [EEA 2006: 6]. De peri-urbane gebieden worden gekenmerkt door ad-hoc ontwikkelingen in het landschap die zorgen voor een gefragmenteerde ruimte van bebouwing met hier en daar wat open ruimte [Piorr et al 2010: 21]. De economische aantrekkingskracht van de steden en de bevolkingsgroei verklaren in eerste instantie de verstedelijkingsgroei, maar de manier waarop die zich manifesteert in de ruimte komt voort uit andere factoren [EEA 2006: 6]. In Europa heeft de uitbouw van het goederen- en personentransport ervoor gezorgd dat mensen de mogelijkheid kregen verder van hun werk of vrijetijdsactiviteiten te gaan wonen. Ook bedrijven en industrieën kregen hierdoor meer vrijheid in hun keuze van locatie. De economische groei heeft er mede voor gezorgd dat mensen een auto konden aanschaffen, wat hun meer vrijheid gaf voor de woonplaatskeuze. Culturele en individuele voorkeuren voor de locatie van een woonplaats hebben mede bijgedragen aan de Urban Sprawl. Vooral jonge gezinnen met kinderen kiezen ervoor om te wonen in een groene omgeving met grotere percelen [Christiansen en Loftsgarden 2011: 16]. Dit heeft ook te maken met de hogere woningprijzen in het centrum van steden en met de stedelijke problemen eigen aan een dichtbebouwde ruimte zoals slechtere luchtkwaliteit, verkeersdrukte en beperkte buitenruimte. Hierdoor trekken de lagere prijzen van landbouwgronden en de gezonde groene open ruimte meer aan [EEA 2006: 17].
1.2 Definitie van peri-urbane gebieden Een van de gevolgen van deze uitdijende verstedelijking is dat stad en platteland steeds intenser verweven raken. Bovendien zijn er door deze ontwikkeling in Europa steeds meer ruimtes die noch stedelijk, noch landelijk te categoriseren zijn. Deze ruimtes hebben eigen kenmerken. Ze verdienen een aparte benaming en aanpak op het gebied van beleid en ontwikkeling [Gallent et al. 2006, Vanempten 2014]. Doorheen de jaren zijn er diverse namen bedacht voor deze ruimte. Enkele voorbeelden: Zwischenstadt, Tussenland, City Fringe, Citta diffusa, Stadslandschaft, spread city,… [Wandl et al 2014: 51]. Met verschillende parameters ging men het territorium onderverdelen in stad, platteland en de ruimte ertussen, het peri-urbane gebied. Deze ruimte wordt meestal gecategoriseerd als een gebied dat elementen van zowel de stad als van het platteland in zich opneemt, maar ook een eigen identiteit en een werking op zichzelf heeft.
PRODUCTIEF LANDSCHAP
13
Figuur 2: Overzicht van definities voor gebieden die niet uitsluitend stedelijk of landelijk zijn [Wandl et al. 2014: 53] Wandl et al hebben een overzicht gemaakt van enkele benamingen en betekenissen die aan deze ruimte worden gegeven, zie figuur 2. Deze definities verschillen in het belang dat aan bepaalde elementen of kenmerken gehecht wordt, maar ze geven telkens aan dat de bedoelde ruimte niet enkel en alleen gecategoriseerd kan worden als een gradiĂŤnt tussen stad en platteland. Uit deze veelheid van definities kunnen enkele algemene parameters of kenmerken worden gedistilleerd die van belang zijn voor de karakterisering van het peri-urbane gebied [Wandl et al 2014: 54-55]. Deze parameters hebben betrekking op de bevolkingsdichtheid, de morfologie van de ruimte in functie van bebouwde en onbebouwde ruimte, de morfologie van de infrastructuur en de mate waarin verschillende functies aanwezig zijn. 14
THEORETISCH KADER
Op basis van de vier parameters die Wandl et al aangeven, wordt in deze masterproef een peri-urbaan gebied als volgt gedefinieerd. Qua bevolkingsdichtheid is het een gebied dat een hogere dichtheid heeft dan de landelijke gebieden, maar een lagere dan de stad. Echter vanuit de verschillende theorieën komt geen exact cijfer naar voor. Belangrijker is dat het een gebied is met een verspreid bebouwingspatroon dat leidt tot een fragmentatie van het open landschap. Dit landschap wordt doorkruist door verschillende verkeersinfrastructuren die werken op verschillende schalen. Deze infrastructuur zorgt voor verbindingen in de gefragmenteerde ruimte, maar zorgt ook voor breuken in het landschap. Ten slotte wordt het peri-urbaan gebied gekenmerkt door een mix van zowel stedelijke als landelijke functies. Volgens het onderzoeksproject PLUREL, een organisatie gefinancierd door de Europese Unie die als doel heeft om door onderzoek nieuwe strategieën, planningsaanbevelingen en toekomstige scenario’s te ontwikkelen voor de peri-urbane gebieden in Europa, kunnen deze gebieden het best bestudeerd worden op een regionaal schaalniveau, dat zowel de stad, het peri-urbaan gebied, als het platteland omvat. Op deze manier kunnen de verschillende elementen en relaties die er plaatsvinden begrepen worden. Figuur 3 is een schematisch weergave van hoe de verschillende ruimtes zich verhouden ten opzichte van elkaar.
Figuur 3: Regionaal schaalniveau met ruimtelijke situering van stad, platteland en peri-urbane gebieden [Piorr et al 2010: 25]
PRODUCTIEF LANDSCHAP
15
1.3 Uitdagingen in het peri-urbaan gebied Door de tussenpositie tussen platteland en stad, heeft het peri-urbaan gebied zowel eigenschappen van het platteland als van de stad. Dit geeft heel wat mogelijkheden voor de ontwikkeling van het gebied, maar ook verschillende uitdagingen door conflicterende functies, activiteiten en belangen [Piorr et al 2010, PURPLE 2004, Terres en Villes 2015, EEA 2006, EEA 2012, Lasage en Van Drunen 2007]. Uit de hier bovenvermelde literatuur kunnen vijf thematische uitdagingen gedistilleerd worden. FUNCTIES Migratiegolven leiden meestal naar de stad, op zoek naar werk en betere leefomstandigheden. Door de druk op de steden wordt de ruimte snel schaars en duur. Hierdoor wijken verschillende groepen uit naar de peri-urbane zones: de minder gegoede voor de goedkopere grond, de rijkere voor meer ruimte en groen. Het peri-urbaan gebied wordt dan niet langer enkel gebruikt voor de landbouw en natuur. Verschillende stedelijke activiteiten nemen er hun intrede, zoals natuurbescherming, huisvesting, vertuining, recreatie, infrastructuur, bedrijven, cultivatie van stedelijk voedsel en energie [Piorr et al 2010: 34]. De uitdaging is om een gezonde mix tussen de stedelijke en landelijke functies in deze ruimte te realiseren. Door de toename van verschillende functies die een plaats zoeken in deze gebieden, is het belangrijk om na te gaan welke conflicten er kunnen ontstaan tussen de diverse activiteiten en hierop in te spelen. Bepaalde activiteiten dienen afgezwakt te worden en andere gestimuleerd om tot een aangename omgeving te komen. VERVOERSNETWERKEN Kenmerkend aan dit gebied is het verspreide bebouwingspatroon. De relatief lage densiteit en het gebrek aan centralisatie staat een efficiënt transportnetwerk in de weg [EEA 2006: 36]. Hierdoor blijft vaak het autogebruik de enige optie voor de verplaatsingen van de bewoners. Op economisch vlak is de peri-urbanisatie geen goede zaak. Kosten zoals langere transporttijd en fileproblemen,… worden niet meegerekend in de keuze van de woonplaats of werkplek. Deze manier van ruimtegebruik genereert extra kosten bij de overheid, bv voor de uitbreiding van nutsvoorzieningen en scholen, en dit met een lagere return dan in dichtbevolkte gebieden. De grote infrastructuurassen die op regionaal niveau stedelijke kernen verbinden, zorgen voor breuken in het landschap die nadelig zijn voor ecosystemen. Het veelvuldige gebruik van de auto zorgt voor lawaai en geurhinder. De uitdaging bestaat erin om het netwerk van wegen in te passen in de landschappelijke structuur van het gebied en om op zoek te gaan naar multimodale opties voor transport van personen en goederen [Piorr et al 2010: 63]. LANDBOUW Door de lagere grondprijs in landelijke gebieden en fileleed in het centrum van grote steden, kijken kleine bedrijven steeds meer naar het peri-urbaan gebied als mogelijke vestigingsplaats. De veranderingen op het platteland, zoals de daling van werkgelegenheid in de landbouw en de instroom van hoogopgeleide mensen naar het platteland, zorgt voor een transitie van rurale naar peri-urbane economieën [Piorr et al 2010: 12]. De fragmentatie en de nieuwe functies zorgen voor druk op de landbouw, terwijl de vraag naar voedsel door de groeiende bevolking blijft stijgen. Bovendien is voor de landbouw de versnippering van de ruimte economisch minder rendabel. Deze versnippering is een belemmering voor schaalvergroting, waardoor de productiecapaciteit van de klassieke landbouw vermindert. De uitdaging bestaat erin om de kwaliteiten van de plek, in het bijzonder de nabijheid van de stad, te gebruiken om te komen tot nieuwe vormen van landbouwmanagement, die door het diversifiëren van activiteiten de opportuniteit van de nabijheid van de consument optimaal benut. De massaproductie verhuist meer en meer naar de lageloonlanden. De toekomst voor regionale economieën ligt in hoge kwaliteitsproductie en het creëren van nieuwe linken tussen lokale producenten en consumenten [Purple 2004]. 16
THEORETISCH KADER
Figuur 4: Impact van de Urban Sprawl op de landbouwgrond en de natuurgebieden voor Europese steden [EEA 2006: 34]
MILIEU De grote inname van open ruimte en fragmentatie van het gebied zorgt voor een druk op de biodiversiteit en op natuurlijke bronnen zoals grond, water, natuur en energie. De landschappelijke waarde en ecosysteemdiensten van het gebied kunnen hierdoor ernstig aangetast worden. Door het verspreide bebouwingspatroon worden de afstanden groter en neemt de vraag naar energiebronnen voor transport toe. Het toegenomen transport zorgt voor luchtvervuiling en uitstoot van broeikasgassen. Door de vraag van zowel stedelijke functies als landelijke functies komt de watervoorziening onder druk te staan. De toegenomen bebouwing en nieuwe infrastructuren vergroten de ondoorlaatbare oppervlakten, waardoor het water niet meer op natuurlijke wijze in de grond kan doordringen. Het rioleringsnetwerk kan deze watermassa niet meer verwerken met overstromingen tot gevolg. Bovendien komt de stijgende vraag naar water voor stedelijk gebruik in conflict met het nodige water voor de landbouwproductie. De uitdaging bestaat erin om de natuurlijke gebieden terug te verbinden met elkaar voor een beter ecosysteem. Ook dient een halt geroepen te worden aan de verdere verstening van het gebied. Figuur 4 toont voor verschillende Europese steden de impact van de Urban Sprawl op de landbouwgrond en de natuurgebieden [EEA 2006: 34]. IDENTITEIT De groei van stedelijke functies brengt de culturele identiteit van het gebied in gevaar. Belangrijke landschappelijke waarden die aanwezig zijn dreigen verloren te gaan. De nieuwe bewoners houden er een andere, meer stedelijke levensstijl op na dan de oorspronkelijke bevolking. Het werk en sociaal-cultureel leven van de inwijkelingen spelen zich nog voornamelijk af in stadscentra waar ze dagelijks naar pendelen. Hierdoor komt het gemeenschapsgevoel onder druk te staan en vergroot het risico op conflicten en onbegrip voor elkaars levenswijze. Vanuit de stad komen de stedelingen naar het peri-urbaan gebied voor recreatie en toerisme. De landschappelijke waarde en culturele beleving van het gebied spelen hierbij een grote rol. Het is belangrijk om de groei van recreatie en toerisme te monitoren zodat de aantrekkelijkheid van het gebied niet teloor gaat door overconsumptie. De uitdaging bestaat erin om het eigen karakter en identiteit van een peri-urbaan gebied te onderkennen en in de verf te zetten.
PRODUCTIEF LANDSCHAP
17
1.4 Beleid rond peri-urbane gebieden Vanuit het beleid werd te vaak vertrokken van de scheiding stad-platteland, een gebied is dan ofwel stedelijk ofwel landelijk [Wandl et al 2014]. Recent heeft het beleidsdiscours een andere wending genomen.
1.4.1 Europa Sinds 2000 wordt op Europees niveau het belang van peri-urbane gebieden bij de ruimtelijke ontwikkelingen onderkend. Dit komt tot uiting bij de verdeling van subsidies en onderzoeksthema’s, onder andere onder het regionaal beleid [Piorr et al 2010: 23]. Het regionaal beleid van de Europese Unie richt zich op het ondersteunen van de minder ontwikkelde regio’s in Europa. Door het verbeteren van de economische, sociale en territoriale cohesie wil men deze gebieden meer slaagkansen geven. Sinds 2000 werden verschillende onderzoeksprogramma’s uitgevoerd die zich toespitsten op de peri-urbane conditie, m.n. Plurel, Rurban, Purple, Terres-en-villes,… [Dankaert et al 2010: 23]. Zij onderzoeken de impact van de stad op deze gebieden en gaan na op welke wijze de behoeften van zowel de stad als van het platteland met elkaar verenigd kunnen worden.
ENKELE EUROPESE PROJECTEN ROND PERI-URBANE REGIO’S: Purple is een platform dat de belangen van 14 peri-urbane gebieden in de Europese Unie verdedigt. Het werd opgericht in 2004. In het Purple Charter wordt gepleit om vanuit Europa een algemene visie te ontwikkelen voor peri-urbane gebieden. Deze gebieden dienen op elk beleidsniveau ingebed te zijn, waarbij zij behandeld worden als multifunctionele gebieden [Purple 2014]. Plurel (Peri-urban Land-Use Relationships), ontwikkelde een tool om de duurzaamheid van urbaan-rurale gebieden te kunnen beoordelen en stelde strategieën op om met de ruimtelijke ontwikkeling van deze gebieden om te gaan. [PLUREL 2015]. Verscheidene INTERREGprojecten (projecten die samenwerking tussen verschillende regio’s bewerkstelligt om gelijkaardige problemen te onderzoeken) besteedden aandacht aan de peri-urbane gerelateerde thema’s, zoals het project Sustainable Open Space (SOS I en II), waar gezocht werd naar het versterken van open ruimte door middel van landschappelijk identiteit, of het project Urban-Rural Development (URBAL) dat pleit voor een geïntegreerde aanpak om tot een meer evenwichtige relatie te komen tussen steden en platteland.
18
THEORETISCH KADER
1.4.2 Vlaanderen GEWESTPLANNEN Na de Tweede Wereldoorlog was er een grote vraag naar bouwgronden. De gemeenten die toen een grote autonomie hadden, zorgden voor de goedkeuring van verkavelingsplannen. De wet op de stedenbouw van 1962 was het eerste wettelijk kader voor de ruimtelijke ordening van België. Het voorzag onder andere in de opmaak van een nationaal plan, streekplannen, gewestplannen, gemeentelijke algemene plannen van aanleg en verkavelingsplannen [Van den Broeck 2005: 13]. Er werd echter geen juridisch toetsingskader voor de vergunningen voor verkavelingen ontwikkeld [Van den Broeck 2005: 13]. Het gevolg hiervan was dat er in record tempo door het verstrekken van vergunningen een groot stuk van het grondgebied omgezet werd in bouwgrond. Door de onbeperkte geldigheidsduur van de verkavelingsvergunningen ontstond er een ware speculatie op grond. Dit is één van de redenen dat België een groot deel van zijn open ruimte verloor. De alom bekende lintbebouwing kwam op gang. De opmaak van de gewestplannen die startte in 1970, moest ervoor zorgen dat besturen een sturend kader en juridisch document hadden om op terug te vallen bij de goedkeuring van vergunningen [Van den Broeck 2005: 13, Leinfelder 2007: 57]. Oorspronkelijk waren de gewestplannen bedoeld als richtinggevende plannen, maar onder druk van bepaalde sectoren die meer zekerheid zochten, zoals de landbouw, de natuur en openbare werken die tracés voor infrastructuurwerken wilde vastleggen, werden de bestemmingsplannen bindend [Van den Broeck 2005: 13]. Onderzoek van Leinfelder naar de inhoudelijke beweegredenen tijdens de opmaak van het gewestplan, leidt tot de conclusie dat er vooral prioriteit werd gegeven aan de ontwikkeling van de bebouwing. Het platteland, de open ruimte, werd in deze visie gezien als restruimte voor de toekomstige stedelijke ontwikkeling. In de open regio’s werd er op een monofunctionele manier aan zonering gedaan, bijvoorbeeld met grote aaneengesloten gebieden voor landbouw [Leinfelder 2007: 81-84, 156]. Het uiteindelijke resultaat van het gewestplan was dat de steden onverminderd konden blijven uitbreiden richting de open ruimte. Het grote probleem was dat de plannen nog teveel ruimtereserves voorzagen voor wonen en industrie. Bovendien ontbrak het aan een duidelijk strikt wetgevend kader, waardoor er nog teveel uitzonderingen en afwijkingen werden toegelaten. Een globale visie werd niet geformuleerd. Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen dat tot stand kwam tussen 1980 en 2000, probeerde hieraan tegemoet te komen [Departement RWO 2009: 9-10]. RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) dat in 1997 goedgekeurd werd, wilde een einde maken aan de ad-hoc benadering die ten tijde van het gewestplan werd gehanteerd en formuleerde een overkoepelende visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen. Met de slagzin “Vlaanderen: open en stedelijk” werd het toekomstbeeld voor Vlaanderen geschetst [Departement RWO 2009: 9-10]. De suburbanisatie ging gestuit worden door het afbakenen en opleggen van doelstellingen aan de stedelijke gebieden, het buitengebied, de gebieden voor economische activiteiten en de lijninfrastructuren. De slagzin “Vlaanderen: open en stedelijk” werd aangegrepen om vier basisdoelstellingen te bepalen die werden geconcretiseerd in ruimtelijke principes [Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap 1997: 319-325]: - Het streven naar een selectieve uitbouw van de stedelijke gebieden. Er wordt ingezet op een gedeconcentreerde bundeling, wat inhoudt dat wonen en werken enkel worden toegelaten waar al gebouwd is. Bovendien worden stedelijke functies enkel getolereerd in de stedelijke gebieden. - Het fysische systeem zal dienen als ruggengraat voor de uitbouw van het buitengebied met aandacht voor het behoud en de versterking ervan.
PRODUCTIEF LANDSCHAP
19
- Economische activiteiten worden gebundeld in knooppunten en in de internationale poorten van Vlaanderen om de groeiende verspreiding van de bedrijven tegen te gaan. - In verband met de vervoersinfrastructuur wordt er ingezet op een beter gebruik van de bestaande netinfrastructuur die als basis zal dienen voor de lokalisatie van activiteiten. Er zal ook ingezet worden op de realisatie van een grotere multimodaliteit. Deze basisdoelstellingen raken op veel vlakken aan de problematiek van de uitwaaierende bebouwing. Er wordt gezocht naar strategieën om meer geconcentreerde bebouwing te creëren en op die manier de open ruimte meer rechten te geven. Het vertrekpunt blijft het bewaken van een beleidsmatige scheidingslijn tussen stad en platteland. In tegenstelling tot de gewestplannen, worden beide entiteiten als evenwaardige ruimtelijke entiteiten gezien. De notie van peri-urbane gebieden komt echter nog niet aan bod. Het land wordt opgedeeld in ofwel stedelijk ofwel landelijk gebied. Hierbij worden stad en platteland als tegenpolen van elkaar gezien, zowel op morfologische als op functioneel vlak. Stedelijke activiteiten horen met andere woorden niet thuis in de landelijke gebieden. Leinfelder benadrukt dat deze scheiding uitgaat van de overtuiging dat landbouw en natuur weerstand kunnen bieden tegen stedelijke ontwikkeling. De werkelijkheid spreekt dit tegen. Er is een tendens van transformatie van boerderijen in o.m. woningen of kleine bedrijfjes wat zorgt voor de creatie van stedelijke activiteiten en functies in het buitengebied. Dit wordt nog versterkt door het vergunningsbeleid voor functiewijzigingen van gebouwen binnen agrarische bestemming [Leinfelder 2007: 157].
BELEIDSPLAN RUIMTE VLAANDEREN Op 28 januari 2011 is de voorbereiding van een Beleidsplan Ruimte Vlaanderen gestart. Het Ruimtelijke structuurplan Vlaanderen (RSV) voldeed niet meer aan de actuele situatie. Het RSV beteugelde de versnippering van de ruimte onvoldoende. Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen zit momenteel nog in de ontwikkelingsfase. Er wordt verder gewerkt op de robuuste krijtlijnen van het RSV om zo te komen tot een nieuwe langetermijnvisie voor Vlaanderen. : In een eerste fase is een Groenboek opgesteld. Dit is een discussiedocument waarop burgers en verscheidene adviesorganen konden reageren. Mede aan de hand van deze reacties wordt door de overheid in een volgende fase gewerkt aan de opstelling van een Witboek. Het Witboek zal dan dienen als basis voor het ontwerp van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Parallel aan de ontwikkeling van de nieuwe visie, zal het planningsapparaat geëvalueerd en gemoderniseerd worden [Vlaamse Overheid 2014]. Het Groenboek schetst een ruimtelijke visie voor Vlaanderen in 2050. Ze vertrekt vanuit de visie dat Vlaanderen en Brussel een netwerk van kleinere stedelijke regio’s vormen. Ze erkent dat het grondgebied Vlaanderen gekarakteriseerd wordt door talrijke bebouwingskernen met versnipperde open ruimte ertussen. De scheiding tussen stad en platteland is op groter schaalniveau niet meer zichtbaar. [Departement RWO 2012: 8]. In de uitdagingen die geformuleerd worden, komt de problematiek van peri-urbane gebieden aan bod: “In sterk verstedelijkte omgevingen dreigen sociaal-ruimtelijke polarisatie en suburbanisatie een harmonische ontwikkeling te bemoeilijken.” [Departement RWO 2012: 11] “We moeten de ruimte zo organiseren dat de vraag naar verplaatsingen afneemt.” [Departement RWO 2012: 14]
20
THEORETISCH KADER
“De biodiversiteit op onze planeet wordt kleiner. In Vlaanderen blijkt het bestaande netwerk van natuur en bosgebieden ontoereikend om het verlies van plant- en diersoorten te voorkomen. Het komt er op aan meer aandacht te hebben voor het behoud van en de uitbouw van voldoende samenhangende open ruimten, reikend tot in onze steden.” [Departement RWO 2012: 15] “In Vlaanderen concurreren landbouw, recreatie, natuur en verstedelijking echter met elkaar om ruimte.” [Departement RWO 2012: 15] “Voedselproductie kan in Vlaanderen ook georganiseerd worden op een manier die beter aansluit bij de kleinschalige en versnipperde open ruimte die kenmerkend is voor ons verstedelijkt territorium.” [Departement RWO 2012: 15]
De nieuwe visie steunt op drie krachtlijnen: ‘metropolitaans allure’, ‘op maat van de mensen’ en ‘veerkrachtige ruimte’. Deze krachtlijnen worden verder uitgewerkt in strategische thema’s. Één van deze thema’s is ‘Keuzes maken in suburbane gebieden’. Hierbij wordt onderkend dat naast het platteland en de stad een nieuwe ruimte, de suburbane zones, is ontstaan. Kenmerkend voor deze zones zijn een gefragmenteerd landschap met monofunctionele woonmilieus met lage dichtheid. Het zijn ruimtes die getransformeerd zijn van landelijk naar stedelijk gebied. In het groenboek wordt opgemerkt dat voor deze gebieden op beleidsniveau nog geen strategie is uitgewerkt. Deze problematiek is een belangrijke opgave voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Verder onderzoek is nodig om te bepalen welke ontwikkelingen in deze regio’s toelaatbaar zijn. De open ruimte mag hierbij niet verder in verdrukking komen [Departement RWO 2012: 47]. In een gezamenlijk advies van verschillende adviesraden over het Groenboek wordt de kanttekening gemaakt dat de slogan ‘Metropool Vlaanderen 2050’ de indruk wekt dat er vooral nagedacht wordt vanuit de ontwikkeling van de steden. Het begrip metropool staat voor een groot gebied dat onder invloed staat van een stad of verschillende steden. De hoofdfocus ligt hierbij op de stad. Als deze invalshoek aangehouden wordt, zullen de peri-urbane gebieden en het platteland zich moeten schikken naar de stedelijke ontwikkelingen en is er geen sprake van een gelijke status [SARO et al. 2012: 14]. Dit zou volgens het advies een achteruitgang kunnen zijn, omdat in het RSV het platteland en de stad als twee polen worden gezien en zo het belang van het platteland wordt onderkend. In het Groenboek wordt vooral het accent gelegd op de ontwikkeling van het polycentrisch model. De dynamiek in het buitengebied wordt minder toegelicht. De verschillende functies die er aanwezig zijn, worden slechts kort aangehaald, zonder een visie erover uit te spreken, dixit het advies. Het Groenboek is uiteraard slechts een aanzet naar het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en dient verder geconcretiseerd te worden. In november 2014 vond er een heropstart-bijeenkomst plaats met een driehonderdtal partners, om de krachtlijnen en de strategieën van het groenboek verder uit te werken tot een ontwerp voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
PRODUCTIEF LANDSCHAP
21
1.5 Besluit peri-urbane gebieden Sinds 1950 is de stedelijke bevolking enorm gegroeid. Dit is gepaard gegaan met een ongecontroleerde ruimtelijke uitbreiding van de steden. Het gevolg hiervan is dat het onderscheid tussen stad en platteland steeds meer vervaagd is. Er is een tussengebied ontstaan, de peri-urbane ruimte met specifieke eigenschappen en kenmerken, zoals de fragmentatie van de open ruimte, de breuken in het landschap door verkeersinfrastructuren en de mix aan stedelijke en landelijke functies. Hierdoor heeft het periurbane gebied verschillende uitdagingen op vlak van conflicterende functies, moeilijke bereikbaarheid, milieubelastende activiteiten en het ontbreken van een eigen identiteit. Zonder een duidelijke gebiedsgerichte visie dreigt deze ongecoรถrdineerde ontwikkeling zich voort te zetten, waardoor het aantal conflicten tussen functies, belangen en activiteiten alsmaar toeneemt. Deze conflicten dienen onderkend te worden. Er dient gestreefd te worden naar een multifunctioneel gebruik van de ruimte, waar elke activiteit in evenwicht is met de omliggende elementen. Het beleid mag zich niet focussen op ofwel stedelijk ofwel landelijk gebied, maar moet zich vanuit een gebiedsgerichte invalshoek toespitsen op de specifieke uitdagingen in het peri-urbane gebied. De eerste aanzetten hiervoor zijn al gegeven. De focus in deze masterproef ligt op de uitdagingen die aanwezig zijn in de open ruimte van het peri-urbaan gebied. Door de oprukkende bebouwing, de groeiende fragmentatie en de ruimtevraag vanuit zowel landelijke als stedelijke hoek, is de open ruimte vandaag in verdrukking. Vanuit de dynamieken in de open ruimte wordt er gezocht naar een meer duurzaam gebruik van de ruimte. In het volgend hoofdstuk wordt ingezoomd op de landbouw die een belangrijke openruimtegebruiker is. Er wordt nagegaan met welke uitdagingen de landbouw geconfronteerd wordt, welke mogelijkheden zich aanbieden en welke rol de landbouw kan opnemen bij de toekomstige ontwikkeling van peri-urbane gebieden.
22
THEORETISCH KADER
PRODUCTIEF LANDSCHAP
23
2. Landbouw als belangrijke actor 2.1 Inleiding Vlaanderen wordt gekenmerkt door een netwerk van kleine en grote steden met rondom versnipperde bebouwing. De verstedelijking van de regio is overal voelbaar. In Vlaanderen is ongeveer 50% van de totale oppervlakte in gebruik voor landbouw [Team Vlaams Bouwmeester et al 2014: 10]. Landbouw is dan ook een belangrijke speler in de sterk verstedelijkte ruimte van Vlaanderen, maar wordt anderzijds ook sterk beïnvloed door deze verstedelijking. Momenteel is nog steeds een kwart van het Vlaams landbouwareaal en landbouwbedrijven in peri-urbane en urbane regio’s gelegen. Onderstaande figuur toont de positie van landbouwbedrijfszetels in de stadsgewesten rondom de grote steden in Vlaanderen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat landbouw een belangrijke actor blijft in peri-urbane gebieden [Dankaert et al 2010: 7].
Kaart 1 : Landbouwbedrijfzetels in stadsgewesten 2008 [Dankaert et al 2010: 7]
2.2 Evolutie van de landbouw De landbouwsector heeft doorheen de jaren verschillende transformaties ondergaan. Dit heeft verschillende oorzaken. Het romantisch plaatje van de boer die zijn akker bewerkt met paard en kar is niet meer van deze tijd. De industriële revolutie en de technologische vooruitgang hebben de werking van de landbouw danig veranderd. Door de mechanisering werd het mogelijk om de productie op te drijven. Dit was ondermeer noodzakelijk om te kunnen blijven concurreren in een globaliserende wereld waarbij de lageloonlanden geduchte concurrenten werden. Vanaf 1950 steeg de productie in Europa dan ook enorm. Deze groei werd voortgestuwd door de stijgende welvaart en koopkracht van de bevolking en de herinneringen aan de voedselschaarste tijdens de oorlog [Meert et al 2005: 2, Draye 2014, Van der Ploeg en Roep 2003: 2]. Op Europees niveau werd in het Verdrag van Rome op 25 maart 1957 aandacht gevraagd voor de moeilijke economische situatie van de landbouw. De conferentie van Stresa (juli 1958) zette de eerste stappen naar een landbouwbeleid op Europees schaalniveau. De landbouwer werd door subsidiëring beschermd. De productie werd extra ondersteund om een groei van productiviteit te stimuleren. Het gebruik van kunstmest en beschermingsmiddelen voor de gewassen verhoogde eveneens de productiviteit [Meert et al 2005: 2]. 24
THEORETISCH KADER
De doorgedreven focus op productie had echter ook negatieve gevolgen zoals het ontstaan van gigantische overschotten en de transformatie van de ruimte door schaalvergroting en mechanisering. De grote landbouwinfrastructuren veranderden het bestaande landschap drastisch, soms in die mate dat het een negatief effect had op het ecosysteem, de grondtoestand en de omliggende natuur en waterstructuren. Bovendien werd duidelijk dat deze manier van produceren grote gevolgen heeft voor het milieu en de kwaliteit van het voedsel. De intensivering van de landbouwsector zorgt voor een groeiende schaarste aan grondstoffen en energie en voor een toename van afvalstromen [Team Vlaams Bouwmeester et al 2014: 31]. De Europese beleidsmakers reageerden op deze zorgwekkende ontwikkelingen door naast de aandacht voor productie, ook oog te hebben voor milieugerichte activiteiten en voor bewaking van de kwaliteit. Duurzaamheid trad op de voorgrond en de focus werd verruimd van landbouw naar plattelandsontwikkeling [Europese Commissie 2014: 5, Meert et al 2005: 3, Draye 2014]. Duurzame Landbouw kan als volgt gedefinieerd worden: “Een duurzame landbouw hanteert praktijken die economisch efficiënt, ecologisch en sociaal aanvaardbaar zijn in eerste instantie voor de huidige generatie, maar zonder de kansen van toekomstige generaties te belemmeren.”[Relaes et al in Meert et al 2005: 4] De steeds verdergaande uitbreiding van het transportnetwerk, de wens voor een vrijstaande woning met tuin in een groene omgeving en andere factoren, hadden tot gevolg dat landbouwgrond verkocht werd aan verkavelaars en dat de open ruimte steeds verder gefragmenteerd werd. Door deze versnippering van het landbouwareaal ging de schaalvergroting naar zijn limiet. Momenteel wordt de landbouw geconfronteerd met ruimtelijke transformaties en nieuwe uitdagingen die de druk op de landbouw verder opvoeren [Team Vlaams Bouwmeester et al. 2014]. Onderzoek van Dewaelheyns et al. [2012], geeft een genuanceerd beeld. Naast de toenemende bebouwing en de intrede van nieuwe gebruikers in de open ruimte, zorgen ook interne veranderingen in de open ruimte voor druk op de archetypische openruimte gebruikers, de landbouw, bos en natuur. Zo neemt de privatisering van de open ruimte bijvoorbeeld door privé tuinen een grote hap uit de landbouwoppervlakte. Het onderzoek wees uit dat de tuinoppervlakte in Vlaanderen vermoedelijk 110.000 hectare beslaat, wat ongeveer 8% van het Vlaamse grondgebied is. Ze nemen hiermee 11% van de landbouwgronden in beslag. Door schaalvergroting van de landbouw komen verschillende hoeves leeg te staan. Deze worden niet door nieuwe landbouwers in gebruik genomen worden, maar door niet-agrarische economische activiteiten, zoals aannemersbedrijven, handelszaken, tuinaanleg of carrosseriebedrijven. Ten slotte kan de trend van de hobbylandbouw aangehaald worden. Het gaat hierbij voornamelijk over weilanden voor paarden, die gebruikt worden voor sport en recreatie. Deze weilanden zijn meestal in landbouwgebied gelegen. De landbouwsector zelf kampt met een stijgende gemiddelde leeftijd van de landbouwers. Ondanks dat de pensioenleeftijd nadert, blijven landbouwers doorwerken om hun pensioenzekerheid te behouden. Hierdoor is er weinig beweging in de grondmarkt. De kansen op grondverwerving voor jonge startende landbouwers is klein, omdat de verkoop van de grond meestal intern tussen bestaande landbouwers geregeld wordt. Bovendien zorgt de verstedelijkingsdruk voor stijgende grondprijs, hierdoor is het voor een opstartend bedrijf vaak onbetaalbaar om grond aan te kopen [Team Vlaams Bouwmeester et al. 2014].
PRODUCTIEF LANDSCHAP
25
De verdere verstedelijking van de open ruimte, heeft een negatieve invloed op de waterhuishouding van een gebied, waardoor de kans op overstromingen vergroot. Als reactie hierop worden plannen opgesteld om ruimte voor het water te creëren. Vaak worden hiervoor laaggelegen openruimte gebieden uitgekozen, die voornamelijk voor landbouwactiviteit gebruikt worden. De landbouw in gebieden met overstromingsgevaar en een slechte waterkwaliteit moet voor subsidiëring voldoen aan een aantal vereisten, waardoor dit vaak tot gevolg heeft dat de landbouw verdwijnt [Team Vlaams Bouwmeester et al. 2014]. Echter de nieuwe stedelijke functies in de open ruimte bieden ook nieuwe perspectieven voor de landbouw.
2.3 Ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouwsector Momenteel zijn er voor een landbouwbedrijf twee doorgroeimogelijkheden. In een eerste piste wordt er gekozen voor exogene landbouw, die door schaalvergroting en massaproductie vooral gericht is op de wereldmarkt. Het landbouwbedrijf wordt vergaand gemoderniseerd door middel van specialisering, technologische ingrepen en kapitaalverhoging. De andere mogelijkheid is de piste van endogene landbouw die zich meer richt op de lokale markten waarbij naast de hoofdactiviteit van voedselproductie, binnen het landbouwbedrijf ook nog andere activiteiten worden ontwikkeld [Leinfelder 2007: 202, Dankaert et al 2010: 9]. Volgens Van der Ploeg zijn er drie richtingen die een bedrijf kan uitgaan: verbreding, verdieping en herbronning. Verbreding betekent dat de boer naast de productie van voeding, andere activiteiten aanbiedt, zoals natuurbeheer, dagrecreatie of verwerking van de producten. Bij verdieping wordt de productievorm aangepast, bijvoorbeeld door omschakeling naar biologische landbouw of door het uitbouwen van andere vormen van verkoop, zoals directe verkoop of het aanbieden van regionale voedingsmiddelen. Bij herbronning is de landbouwer voor zijn inkomen niet enkel afhankelijk van de landbouw, maar is er naast de landbouwactiviteit nog inkomen uit een deeltijdse job buiten de landbouwsector [Van
Ne
tur
ds
Na
ep
de endogene landbouw een aangewezen
oo
geluidhinder voor omliggende functies, eerder
f ro-
ruimtegebrek en risico op milieu-, geur- en
De
landbouw. In peri-urbane gebieden zal door
Ag
rol bij de keuze voor exogene of endogene
ing ion arm ct ic f rodu ucts d gan p Or ality al pro ains u h h q ion ly c Hig reg pp u d an rt s g o n in i Sh en cha ply up
De locatie van het landbouwbedrijf speelt een
A w o gri-t n-f our D e & ive arm ism lan rsifi acti dsc cat vit ap ion ies em Bro an ad age en me ing Ru nt ral are a
der Ploeg en Roep 2003: 6-7].
strategie zijn. De kansen en bedreigingen voor endogene landbouw in peri-urbane gebieden
Mobilisation of resources
worden in de volgende paragraaf geanalyseerd.
Regrounding New forms of cost reduction Off-farm income Figuur 5: Ontwikkelingsmodellen voor endogene landbouw [Van der Ploeg en Roep 2003: 7]
26
THEORETISCH KADER
2.4 Landbouw in peri-urbane gebieden in Vlaanderen De uitwaaierende bebouwing in peri-urbane gebieden zorgt voor een ongekende druk op de open ruimte rondom steden [VRWI 2013, Departement RWO 2012, AWB 2013, Pisman en Tempels 2013]. Doordat de grondprijzen lager zijn dan die in de stedelijke centra worden landbouwgronden en natuurlijke open ruimte opgekocht om te verkavelen en te bebouwen. Deze vermindering van de open ruimte heeft kwalijke gevolgen voor waterhuishouding, natuurbehoud, voedselvoorziening en biodiversiteit [VRWI 2013]. Bovendien zoeken steeds meer stedelijke activiteiten een plek in de peri-urbane gebieden. Dit verandert de economische, sociale en culturele beleving. Waar vroeger in het buitengebied landbouw, natuur en huisvesting dominante functies waren, winnen nu recreatie en andere stedelijke functies steeds meer terrein [Piorr et al 2010: 21]. Figuur 6 geeft een overzicht van de verschuivingen op het platteland. De functie van de open ruimte verschuift langzaamaan van een productieruimte naar een consumptieruimte [Nuyttens 2005: 61]. Dit is zeker van toepassing op peri-urbane ruimten. De uitdaging bestaat erin om een landschap te vormen, waarin zowel productie- als consumptieactiviteiten hun plaats hebben.
Figuur 6: Overgang van productieplatteland naar consumptieplatteland [Nuyttens, 2005: 62]
PRODUCTIEF LANDSCHAP
27
2.4.1 Bedreigingen VERSNIPPERING VAN DE RUIMTE Door de versnippering van de open ruimte is er onvoldoende landbouwgrond om door schaalvergroting op een efficiĂŤnte manier aan landbouwproductie te doen. Ook zorgt de ruimte-inname van andere actoren voor weinig zekerheid over uitbreiding in de toekomst. Belangrijke investeringen blijven uit door risico op grondverlies, de voorwaarden die opgelegd worden door klachten van omwonenden of door de regelgeving van het milieubeleid voor mestverwerking in de omgeving van woonzones [Meert et al 2005: 16, Dankaert et al 2010: 7]. HOGE GRONDPRIJZEN De grondprijzen in peri-urbane gebieden stijgen snel, door de speculatie van ontwikkelaars, de bereidheid van andere actoren om te betalen voor nieuwe gronden en door de verstedelijking. De sterke bescherming van de landbouwers in de pachtwetgeving, zorgt er bovendien voor dat grondeigenaars liever andere functies kiezen, die gemakkelijker te verwijderen zijn als de eigenaar de gronden opnieuw wil gebruiken [Antea: 37, Dankaert et al 2010: 8, Bergen et al 2014: 5]. ONEIGENLIJK GEBRUIK VAN LANDBOUWGEBIEDEN Doorheen de jaren zijn verschillenden nieuwe gebruikers zich in de open ruimte gaan vestigen. Bepaalde functies waarvoor het beleid geen specifieke bestemming heeft bepaald, zijn in agrarisch landbouwgebied gelegen. Het gaat hierbij meestal over nietproductieve functies zoals verpaarding, hobbylandbouw, kleine dienstverlenende bedrijven en vertuining [Dewaelheyns et al 2012, Tempels et al 2012, Pisman en Tempels 2013]. Deze ontwikkelingen zorgen naast het innemen van landbouwgrond, ook voor morfologische veranderingen van de open ruimte en voor nieuwe verplaatsingspatronen. Bovendien zijn het voorbodes van nieuwe bebouwing in de open ruimte die in het vaarwater van de landbouwsector komen [Pisman en Tempels 2013, Antea Belgium 2013].
2.4.2 Kansen VERBREDING VAN DE LANDBOUWACTIVITEIT De landbouw kan inspelen op de nabijheid van de stedelingen door activiteiten aan te passen aan de behoeften van de nieuwe consumenten. De klassieke landbouw transformeert naar een verbredende landbouw die naast de hoofdactiviteit van voedselproductie, verschillende nevenactiviteiten ontwikkelt die gericht zijn op deze nieuwe consumenten [Tempels et al 2012: 22]. Voorbeelden hiervan zijn het aanbieden van educatieve activiteiten rond landbouw en natuur, hoevetoerisme of zorgboerderijen. INSPELEN OP NIEUWE EISEN VAN DE CONSUMENT De laatste jaren let een deel van de consumenten meer op de manier waarop voedsel wordt geproduceerd. Bovendien is er een groeiend milieubewustzijn, waardoor het produceren zo min mogelijk impact op de natuur mag hebben, bijvoorbeeld door de transportafstanden te verminderen. Deze bewuste consumenten zijn bereid om meer te betalen mits de productie aan hun eisen voldoet. De landbouwer kan hierop inspelen door over te schakelen naar een biologische manier van landbouw. Hierdoor kunnen de prijzen verhoogd worden en bovendien wordt hierdoor het ecosysteem minder belast [Bergen et al 2014: 18].
28
THEORETISCH KADER
NABIJHEID VAN CONSUMENT De nabijheid van de bebouwing biedt de landbouwer de mogelijkheid om via korteketenlandbouw zijn producten te verkopen, bijvoorbeeld door hoeveverkoop of op boerenmarkten. De nabijheid van de consument creëert mogelijkheden voor andere bedrijfsvoering zoals het ontwikkelen van een zelfplukboerderij, de deelname aan voedselabonnementen of het beheren van een CSA (Community Supported Agriculture) [Dankaert et al 2010: 19, Tempels et al 2012]. BEHEERDER VAN OPEN RUIMTE Landbouw in peri-urbane gebieden kan een bijdrage leveren aan het behoud van de open ruimten rondom de stad. Bijvoorbeeld door het beheer van natuurgebieden of het versterken van het landschap door het aanplanten van kleine landschapselementen [Dankaert et al 2010: 18].
2.5 Beleid rond landbouw 2.5.1 Europa Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is in 1962 opgestart om de voedselvoorziening in Europa te ondersteunen. Het systeem van prijsgarantie zorgde voor een stijging van de productie. Dit heeft samen met de technologische veranderingen die toen werden doorgevoerd in de landbouwsector, er voor gezorgd dat de landbouwproductie in Europa enorm groeide. De markt van vraag en aanbod geraakte uit evenwicht. Het GLB heeft hierop gereageerd via een quotumsysteem, dat quota oplegde aan de te produceren hoeveelheid goederen. Ondanks deze quota’s kwam de markt niet in evenwicht. In 1992 werd dan ook de steun op productiehoeveelheid afgeschaft. Daarna is men zich meer gaan richten op het direct steun verlenen aan de boeren. Aan deze steun werden maatregelen gekoppeld in verband met milieu, dierenwelzijn en voedselveiligheidsvoorschriften. Vanaf 2000 is er meer aandacht voor een bredere aanpak in de vorm van plattelandsontwikkeling. Sinds 2013 is het beleid grondig hervormd en treedt het belang van de milieuproblematiek op de voorgrond. Het GLB heeft verschillende programma’s ontwikkeld voor de ondersteuning van een meer duurzame landbouw. Tegelijkertijd is de focus op enkel en alleen landbouw verruimd naar een gebiedsgerichte werking, waarbij een gehele regio wordt bekeken [Daalhuizen et al 2008: 36, Europese Commissie 2014: 5]. Figuur 7 geeft een schematisch overzicht van de evolutie van het GLB. De verschuivingen in het beleid worden geïllustreerd in het overzicht van de budgetuitgaven (figuur 8) in het kader van het GLB [Europese Commissie 2013: 75].
PRODUCTIEF LANDSCHAP
29
Figuur 7: historisch verloop van landbouwbeleid EU [Europese Commissie 2015]
Figuur 8: Overzicht budgetuitgaven landbouwbeleid EU [Europese Commissie 2013:4] 30
THEORETISCH KADER
De twee peilers van het landbouwbeleid voor de periode 2014-2020 zijn ‘marktondersteuning en inkomenssteun’ en ‘plattelandsontwikkeling’. Het landbouwbeleid legt beslag op een aanzienlijk bedrag (+/- 40%) van de Europese begroting van 2014-2020. De reden hiervoor is dat deze sector maar in beperkte mate door de lidstaten zelf gefinancierd wordt. Voor de peiler plattelandsontwikkeling wordt daarentegen steeds een medefinanciering van de lidstaten verwacht [Europese Commissie 2014: 7]. Het budget van de Europese Unie komt uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO). Dit fonds heeft drie strategische doelstellingen: - hogere concurrentiekracht van de landbouw - duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie - evenwichtige territoriale ontwikkeling van plattelandseconomieën en plattelandsgemeenschappen, onder meer door het scheppen en behouden van werkgelegenheid. De EU-landen moeten zich bij de vertaling van dit beleid baseren op volgende prioriteiten om in aanmerking te komen voor subsidiëring. - Betere overdracht van kennis en innovatie in landbouw-, bosbouw- en plattelandsgebieden. - Grotere levensvatbaarheid en hoger concurrentievermogen van alle vormen van landbouw en bevorderen van landbouwinnovatie en duurzaam bosbeheer. - Verbeteren van de organisatie van de voedselketen, het dierenwelzijn en het risicobeheer in de landbouw. - Herstel, instandhouding en verbeteren van ecosystemen in de land- en bosbouw. - Efficiënter gebruik van hulpbronnen en overstappen naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie in de landbouw-, bosbouw- en voedingssector. - Sociale inclusie, armoedebestrijding en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden. [Europese Commissie 2015]
2.5.2 Vlaanderen De vertaling van het Europees Landsbouwbeleid wordt in Vlaanderen geregeld door het Departement Landbouw en Visserij. Voor de pijler plattelandsontwikkeling is vanaf 2000 voor een periode van 7 jaar een Vlaams Programma voor Duurzame Plattelandsontwikkeling (PDPO) opgesteld. Naar aanleiding van het hervormde Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de Europese Unie in 2013, heeft de Vlaamse regering een nieuw programma opgemaakt voor Plattelandsontwikkeling 2014-2020 (PDPO III). Na goedkeuring door de verschillende adviesraden, is dit document doorgegeven aan de Europese Commissie voor een finale goedkeuring [Departement Landbouw en Visserij 2015a]. PDPO III bevat vier strategische thema’s: - Inzetten op jonge landbouwers en de toekomst van de Vlaamse landbouwsector. - Investeren in innovatie en opleiding. - Focus op het verhogen van de weerbaarheid en verduurzaming van de landbouwsector, zowel op economisch als op ecologisch vlak. - Versterken van de vitaliteit van het platteland door een kwalitatieve inbedding van de sterk evoluerende Vlaamse landbouwsector. Een groot aantal maatregelen heeft betrekking op de veranderende rol van landbouw in de open ruimte. Er wordt bijvoorbeeld steun voorzien voor niet-productieve investeringen in het landbouwbedrijf. Dit is een stimulans voor verbreding van de
PRODUCTIEF LANDSCHAP
31
landbouwactiviteiten, bijvoorbeeld door het afsluiten van natuurbeheersovereenkomsten. De maatregel voor het versterken van de omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland, richt zich vooral op gemeenten, organisaties en vzw’s die zich willen inzetten voor de beleving en multifunctionaliteit van de open ruimte. Ook worden er middelen voorzien voor de omschakeling naar biologische productiemethoden. Aangezien in Vlaanderen het platteland steeds meer verstedelijkt en daardoor de grens tussen stad en platteland vervaagt, wordt er gezocht naar samenwerkingsverbanden tussen het stedelijke en het plattelandsbeleid om een gezamenlijke dynamiek te ontwikkelen [Departement Landbouw en Visserij 2015d].
2.5.3 Brussels Hoofdstedelijk Gewest Het beleid rond landbouw valt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onder de bevoegdheid van de Minister van Leefmilieu. Het feit dat landbouw onder leefmilieu valt, duidt op het belang dat men hecht aan een ecologisch verantwoorde manier van landbouwactiviteit. Dit past in de algemene beleidsrichting die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de laatste jaren bewandelt. Het gewest zet hoog in op een duurzame ontwikkeling. In de vorige legislatuur is de opmaak van het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling opgestart. Één van de prioriteiten is het promoten van duurzame voeding. Het accent van het beleid wordt gelegd op het ontwikkelen van korteketenlandbouw, het ondersteunen van de bestaande landbouw, het installeren van collectieve moestuinen, het organiseren van verkooppunten van biologische voeding, het verminderen van de voedselverspilling en het aanzetten van de bevolking om gezonder en milieuvriendelijker te consumeren [Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2013b: 221]. De huidige minister van leefmilieu is in 2015 gestart met het uitwerken van een strategie om tot een duurzaam voedingssysteem te komen. Door de beperkte oppervlakten en de stedelijke context zijn er weinig gronden beschikbaar voor voedselproductie, daarom wordt er ook ingezet op sociale doelstellingen, zoals het creëren van werkgelegenheid in de sector, het vergroten van het gemeenschapsgevoel (bv het voorzien van collectieve moestuinen) en het promoten van het ecologisch verantwoord karakter van het voedingssysteem [Fremault 2015].
32
THEORETISCH KADER
2.6 Besluit landbouw De landbouwsector is doorheen de jaren sterk geëvolueerd. Sinds de industrialisering heeft het de weg ingeslagen van schaalvergroting en mechanisering, waarbij de focus vooral lag op de massaproductie van voedsel. Onlangs is er een kentering gekomen. Dit heeft vooral te maken met recente ontwikkelingen in de open ruimte. Naast de archetypische openruimtegebruikers zoals landbouw, natuur en bos, zochten in het verleden steeds meer stedelijke activiteiten een plek in de open ruimte. Onlangs zijn hierbij nieuwe functies gekomen vanuit de huidige gebruikers van de open ruimte, zoals vertuining, verpaarding en het gebruiken van de leegstaande boerderijen met niet-agrarische functies. Deze activiteiten vergroten nog meer de druk op het landbouwareaal. Daarbovenop heeft de landbouw door intensivering van de productie een negatieve impact op de natuur en het milieu. Als gevolg hiervan wordt er gezocht naar nieuwe vormen van bedrijfsvoering, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de andere openruimtegebruikers en waarbij actief op zoek gegaan wordt naar duurzamere landbouwtechnieken. De gewenste transformatie wordt mee gestuurd vanuit het Europees en Vlaams beleid. De aandacht verschuift van het ondersteunen van de landbouw op basis van de geproduceerde hoeveelheid, naar het bevorderen van plattelandsontwikkeling in brede zin van het woord. Ondanks veranderingen in de open ruimte blijft landbouw in Vlaanderen een belangrijke actor, die nog de helft van de open ruimte in gebruik heeft. Bovendien zijn nog veel bedrijfszetels gevestigd in peri-urbane en stedelijke gebieden. Door de sterke versnippering van de open ruimte, de hoge grondprijzen en de druk van stedelijke en landelijke gebruikers van de open ruimte, is een strategie van schaalvergroting niet meer aangewezen. Er dient ingezet te worden op de kansen die peri-urbane gebieden bieden aan de landbouw. Zo biedt bijvoorbeeld de nabijheid van de consument nieuwe mogelijkheden voor de landbouwsector om haar activiteiten te verbreden. Op deze manier kan gezocht worden naar een samenwerking tussen de verschillende gebruikers van de open ruimte, waarbij zowel op economisch, als ecologische en sociaal vlak wordt samengewerkt aan een robuustere open ruimte in peri-urbane gebieden. In de volgende paragraaf wordt het idee van een ‘productief landschap’ toegelicht. Hierin krijgt landschap een sturende rol bij het werken aan een duurzame ontwikkeling van de peri-urbane ruimte.
PRODUCTIEF LANDSCHAP
33
34
THEORETISCH KADER
3. Naar een productief landschap 3.1 Definitie van landschap Landschap is een breed begrip, waarvoor verschillende interpretaties bestaan. Uit de veelheid van begripsomschrijvingen werden een aantal definities geselecteerd die relevant zijn voor het onderwerp van de masterproef. De Europese landschapsconventie te Firenze in 2000, definieert een landschap als volgt: “Een gebied, zoals dat door mensen wordt waargenomen, waarvan het karakter bepaald wordt door natuurlijke en/of menselijke factoren en de interactie daartussen”[Raad van Europa 2000: 4]. Deze definitie bevat twee belangrijke kenmerken van een landschap: de visuele waarde, het kunnen vormen van een beeld van een gebied en de territorialiteit, het verwijzen naar een bepaald gebied. Een landschap is geen statisch gegeven, maar is onderhevig aan veranderingen doorheen de tijd door de wisselwerking tussen natuurlijke en menselijke systemen [Motloch 2001, Antrop 2007: 37]. Het landschap is onderhevig aan verschillende krachten: de fysieke krachten, waaronder de bodem en het klimaat; de culturele perceptie en verwachtingen voor het gebied; de bestaande middelen en technologieën om aanpassingen door te voeren en de ontwerper die het landschap vormgeeft [Motloch 2001: 3]. Het resultaat is een momentopname van een continu proces van verandering. Het landschap verandert doorheen de tijd door processen die spelen op verschillende schaalniveaus en met verschillende tijdsdimensies [Antrop en Van Eetvelde 2008]. Antrop [2007] formuleert drie kenmerken van een landschap: holistisch, perceptief en dynamisch [Antrop 2007: 37]. Holistisch in die zin dat het een totaalkarakter van een gebied weergeeft. Als geheel heeft het meer betekenis dan louter de som van de delen [Antrop 2007: 51]. Perceptie maakt dat een landschap meer is dan een land. Een landschap bevat ook het beeld en de weergave van het land, zoals het beleefd wordt door de waarnemers ervan. De perceptie is gebaseerd op de objectieve elementen in het landschap en de subjectieve mentale betekenis die de waarnemer eraan geeft [Antrop 2007: 67]. Een landschap is ten slotte dynamisch in die zin dat het voortdurend onderhevig is aan veranderingen doorheen de tijd, zowel door menselijke ingrepen als door natuurlijke processen [Antrop 2007: 37, Motloch 2001].
3.2 Ontwerpen met landschap In peri-urbane gebieden is de grens tussen bebouwd en onbebouwd niet eenduidig. De bebouwing heeft zich verspreid over het gehele grondgebied en creëert een versnipperde open ruimte. De grens tussen stad en platteland vervaagt. Het onderscheid tussen landschapsarchitectuur, stedenbouw en architectuur wordt hierdoor ook onduidelijk. Steeds meer wordt de vormgeving van nieuwe ontwikkelingen gestuurd vanuit een samenwerking tussen verschillende disciplines [Smets 2002]. Een voorbeeld hiervan is Landscape Urbanism. Eind vorige eeuw is in Amerika de theorie rond Landscape Urbanism geïntroduceerd. Hierin staat het landschap en een ecologische manier van ontwerpen centraal. De theorie is uitgewerkt door Charles Waldheim, die zich inspireerde op James Corner en Ian McHarg. McHarg ontwikkelde in zijn boek Design with Nature een ontwerpmethode die uitgaat van het ecologisch karakter van een gebied. Volgens de auteur moet een ontwerper starten vanuit een analyse van de grond, het klimaat, en het water om
PRODUCTIEF LANDSCHAP
35
tot een gefundeerd ontwerp te komen. Waldheim werkte hierop verder en concludeerde dat landschap het medium is om de programmatische en sociale veranderingen doorheen de tijd te ordenen [Waldheim 2006: 040]. Met deze methode kan een antwoord geformuleerd worden op de steeds sneller veranderende processen in de wereld op cultureel, sociaal en economisch vlak. De sterkte van Landscape Urbanism is het ontwikkelen van een tijd-ruimte ecologie die alle krachten die aanwezig zijn in het stedelijke landschap mee in rekening neemt en vervolgens plaatst in een ruimtelijk netwerk van relaties [Corner 2006: 030]. Aanvankelijk werd deze planningsmethodiek vooral toegepast op verlaten industrieterreinen (brownfields) om deze op te waarderen en te integreren in hun omgeving. Later wordt de methodiek ook gehanteerd bij infrastructuurprojecten en stadsprojecten [Donadieu 2006: 37]. Landscape Urbanism gaat uit van het niet bebouwde deel van de ruimte. Het vertrekt van het idee dat landschap dient als basis voor het ruimtelijk ontwerp. Waar vroeger de bebouwing de ontwikkeling van verstedelijkte gebieden leidde en de groene open ruimten werden verbannen naar restruimten, wordt hier de horizontale oppervlakte als structuur gehanteerd om de ruimte te organiseren [Steiner 2011, Waldheim 2006: 037]. Ook in Vlaanderen gaan steeds meer stemmen op om bij het ontwerpen te vertrekken vanuit het landschap en het een sturende rol te geven bij nieuwe ontwikkelingen [Smets 2002, Vigano, AWB 2013, Van Damme 2013]. Landschap kan ingezet worden om de complexiteit van grotendeels verstedelijkte landschappen te lezen en er betekenis aan te geven [Notteboom en Peleman 2006: 4]. Landschap heeft door zijn interdisciplinariteit en holisme de kracht om bij het ruimtelijk ontwerp samenhang en synthese te creĂŤren. Het heeft niet alleen impact op de materiĂŤle en natuurlijke systemen, maar ook op de sociale en cognitieve systemen van de gebruikers. Het integrerende karakter van landschapsontwerp zorgt ervoor dat de ruimte meer gebiedsgericht en locatiespecifiek bekeken wordt, dit in tegenstelling tot het vertrekken vanuit de typische tweedeling stad en platteland [Van Damme 2013: 313]. Landschap is bovendien een dynamisch gegeven, waardoor het veranderingsprocessen actief kan sturen, beĂŻnvloeden en begeleiden om de kwaliteit van de ruimte te behouden en te verbeteren [Van Damme 2013: 15]. In ontwerpend onderzoek kan landschap ingezet worden om ruimtelijke kwaliteiten bloot te leggen voor de verschillende sectoren, zoals landbouw, toerisme, wonen, natuur, bedrijvigheid die het verstedelijkt gebied claimen [Notteboom en Peleman 2006: 4]. Landschap heeft het vermogen om verschil op te nemen en overlap tussen de verschillende sectoren te verbeelden [Boon en Dehaene 2006: 37]. Hierdoor kan het omgaan met de botsende ruimteclaims die inherent zijn aan peri-urbane gebieden. Volgens landschapsspecialist Sebastien Marot dient een landschappelijke ontwerper volgende eigenschappen te hebben: kennis hebben van historische evolutie van het landschap, beseffen dat landschap een proces is, respect hebben voor het natuurlijk systeem en gefascineerd zijn door tussenruimtes, restruimtes en verwevingen [Nuijens 2011: 31].
3.3 Wat is een productief landschap? De term productief is synoniem voor vruchtbaar, winstgevend [Van Dale]. Bij productief landschap gaat het dus over een vruchtbaar landschap. Er kunnen verschillende nuances gegeven worden. Zo kan de nadruk gelegd worden op productief voor landbouw en voedselproductie of op landschap, waarbij landschap als productief en sturend gegeven voor ontwikkeling wordt gezien. In deze masterproef wordt er aangesloten bij de tweede interpretatie. De term productief landschap vindt zijn grondslag in de manier waarop momenteel naar open ruimte wordt gekeken. Zoals in het hoofdstuk over landbouw al werd aangegeven, is er 36
THEORETISCH KADER
een overgang aan de gang van een productielandschap naar een meervoudig productie- en consumptielandschap. Hierbij sluit het begrip productief landschap aan, waarbij naast economische objectieven ook sociale en ecologische elementen een plaats krijgen in de open ruimte. Open ruimtes zijn dus niet meer louter en alleen de restruimten van stedelijke ontwikkelingen, maar krijgen een belangrijke rol toebedeeld bij ruimtelijke, ecologische en maatschappelijke processen. Deze benadering heeft gezorgd voor een toenemende aandacht voor ecosysteemdiensten, waar het begrip productief landschap nauw bij aansluit.
3.3.1 Ecosysteemdiensten Een ecosysteem is een systeem van biologische organismen (biotische componenten) in een bepaald gebied die een wisselwerking aangaan met hun fysieke omgeving (abiotische elementen). Ze zijn verbonden met elkaar via energie-uitwisseling en voedselcycli [Odum 1969: 58]. De ecosysteemprocessen zijn sinds de tweede helft van de 20e eeuw sterk aangetast door menselijke ingrepen. Dit heeft gevolgen voor de diensten die het aanbiedt aan de mens [MEA 2005a: 33]. Onder ecosysteemdiensten wordt verstaan de voordelen die het ecosysteem levert aan de mens. Deze diensten kunnen onderverdeeld worden in aanleverende diensten (voedsel, water, hout,…), regulerende diensten (klimaateffecten, overstromingen, afval, waterkwaliteit,…), culturele diensten (recreatie, esthetische waarde, …) en ondersteunende diensten (voedselcycli, schone lucht, …) [MEA 2005a: 39]. Niet alle diensten worden vandaag verrekend in de kosten- en batenanalyse bij economische beslissingen. Sommige diensten, bijvoorbeeld schone lucht, zitten niet vervat in de prijsberekening van een bepaalde ontwikkeling [MEA 2005b: 22]. Zij worden hierdoor niet naar waarde geschat. De ecosysteembenadering pleit voor het integreren van het belang van ecosysteemdiensten in het maatschappelijk debat en het beleid. Bij het ontwerpen van ruimtelijke ontwikkelingen dient er rekening gehouden te worden met de gevolgen voor het ecosysteem en de diensten die het levert. Zowel de economische gevolgen als de ecologische en sociale gevolgen dienen mee in rekening gebracht worden. Het bepalen van de ecosysteemdiensten kan hierbij een leidende rol spelen, zodat uiteindelijk alle kosten, ook de externe kosten, meegerekend kunnen worden bij de afweging van bepaalde ingrepen. De ruimtelijke implementatie van ecosysteemdiensten kan bemiddeld worden door het landschap. Hierbij kan nagegaan worden welke ruimtelijke elementen en structuren van het landschap nodig zijn om de ecosysteemdiensten te kunnen produceren. Er is evenwel geen pasklaar antwoord op de manier waarop dit kan gebeuren. Het onderwerp verdient nog verdere discussie en onderzoek.
3.3.2 Green Infrastructures Op ruimtelijke vlak is er vanuit Europa het begrip Green Infrastructures uitgewerkt om het belang van ecosysteemdiensten te onderlijnen. Het concept is ontstaan als reactie op de steeds meer gefragmenteerde ruimte in Europa. Natuurgebieden, bossen en rivieren komen steeds meer onder druk te staan. Door versnippering vermindert de biodiversiteit met een verstoring van de ecosystemen tot gevolg [Europese Commissie 2010: 2]. Green Infrastructures beoogt het onderling verbinden van de biologisch waardevolle natuurgebieden, zodat er een netwerk ontstaat waarin fauna en flora zich kunnen bewegen. Het landschap wordt doordringbaar gemaakt waardoor de diversiteit aan organismen in het ecosysteem vergroot. Naast het verbinden, wordt er ook ingezet op het ontwikkelen van multifunctionele gebieden, waar de gebruiksactiviteiten verenigbaar zijn met hoog biologische ecosystemen. Green Infrastructures dragen op deze manier bij aan het in stand houden van ecosysteemdiensten, die van nut zijn voor de maatschappij. Ze zorgen onder meer voor een vermindering van
PRODUCTIEF LANDSCHAP
37
het overstromingsrisico en luchtvervuiling en voor een aantrekkelijke recreatieruimte voor de mens. Verschillende fondsen van de EU bieden ondersteuning voor de uitwerking van dergelijke netwerken [Europese Commissie 2010: 4]. Ecosysteemdiensten tonen aan dat de productiviteit van een landschap niet enkel slaat op het economische aspect, maar ook op het ecologische en sociale aspect. In die zin verschilt ze van de vroegere term productielandschap, waarbij de focus enkel lag op de productie van voedsel. Waar bij Green Infrastructure vooral gefocust wordt op het ecologische aspect d.m.v. natuur en water voor het creëren van ecosystemen, heeft het CPULs concept (Continuous Productive Urban Landscapes) een grotere bereikwijdte door het toevoegen van het belang van landbouw.
3.3.3 CPULs De term CPULs is gelanceerd door Marc Viljoen [2005]. Het brengt de concepten ‘continous landscapes’ en ‘urban agriculture’ samen [Viljoen 2005: 4]. Dit is een breuk met de heersende gedachte dat steden de plekken zijn waar geleefd wordt en het platteland de plaats waar voedsel wordt geproduceerd. Volgens Viljoen zijn de steden evenzeer productieve plaatsen. De CPULs zijn open ruimten die zowel economisch als ecologisch en sociaal productief zijn. Ze worden ontworpen op schaal van de stad en vormen een netwerk van open ruimten die continu is en alle open ruimte-deeltjes aan elkaar verbindt, zonder de eigenheid van de verschillende delen teniet te doen [Viljoen 2005: 11]. Belangrijk element hierin is het voorzien van ruimte voor landbouw in de stad en in de periurbane gebieden. Dit geeft het een extra dimensie in vergelijking met Green Infrastructures. Naast het leveren van recreatieruimte, fiets- en wandelroutes en aaneengesloten ruimte voor natuur en ecosystemen, biedt het ook ruimte aan voedselproductie. Een stad zal op deze manier nooit zelfvoorzienend worden, maar door in de stad voedsel te produceren voor en door de lokale bevolking, is een stad niet meer geheel afhankelijk van import van voeding. Bovendien vermindert het de ‘foodmiles’ van het voedsel (de verplaatsing die voedsel dient af te leggen tussen producent en consument), wat bijdraagt tot een beter milieu en de vermindering van energieconsumptie. Naast de ecologische productiviteit van het landschap door het verbinden en versterken van ecosystemen, wil het ook sociaal productief zijn door het aanbieden van culturele en vrijetijdsactiviteiten (gezamenlijk produceren van voedsel) voor de omwonenden. Door de nieuwe socio-economische manier van denken in verband met veranderingen in de lokale werkgelegenheid, in de relatie consument-producent en in de goederenstromen, wordt het landschap ook economisch productief [Viljoen 2005: 15].
3.3.4 Productief landschap Waar Viljoen zich vooral concentreert op open ruimten in de stedelijke context, trekt het Team Vlaams Bouwmeester en ILVO het begrip in het kader van de ‘Pilootprojecten Productief Landschap’ open naar alle open ruimtes. Het team definieert een productief landschap, vertrekkende vanuit de definitie van Viljoen, als “open ruimtes – groot of klein, stedelijk of landelijk - die zo beheerd worden dat ze ecologisch en economisch productief worden en een maatschappelijke meerwaarde opleveren” [Team Vlaams Bouwmeester et al 2014: 7]. De open ruimte biedt dan ruimte aan voedselproductie, watervoorziening, recreatie, energie, ontspanning, biodiversiteit, ‘schone’ lucht,… . Al deze elementen dragen bij aan een kwalitatieve leefomgeving en maatschappij [Team Vlaams Bouwmeester et al 2014].
38
THEORETISCH KADER
In het kader van de voorbereiding van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen werd het concept ‘productive landscape’ uitgediept via ontwerpend onderzoek door gerenommeerde buitenlandse architecten. In dit onderzoek werd gezocht naar een actieve benadering van het landschap, in plaats van een beschermende, waarin landschap een sturende rol kan spelen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en zo meer samenhang kan creëren in het versnipperd Vlaanderen [AWB 2013: 8]. Er werd nagegaan op welke manier de diensten die het landschap levert op een actieve manier kunnen ingezet worden. Één van de architecten, Paola Vigano, vertrok vanuit het idee dat door de fragmentatie van de ruimte in Vlaanderen de open ruimte
Kaart 2: Voorbeeld van een productief landschap
REFERENTIEPROJECT BIESPOLDER TE DELFT Het biologisch melkveehouderijbedrijf van de familie Duijndam is een van de laatste boerenbedrijven in het sterk verstedelijkt gebied tussen Delft, Den Haag en Pijnacker-Nootdorp. De afgelopen decennia hebben de meeste koeien in dit gebied plaatsgemaakt voor huizen, glastuinbouw en recreatiegebieden met bossen. Jan en Mieke Duijndam voelden zich als beheerders van een van de laatste grote groene enclaves verantwoordelijk voor het bewaren, versterken en toegankelijk maken van de polder. Ze besloten dan ook te kiezen voor een geheel andere vorm van landbouw om hun bestaan in de Polder van Biesland zeker te stellen. In 2002 zetten Jan en Mieke Duijndam de eerste stappen richting overschakeling naar een natuurgerichte bedrijfsvoering volgens de visie Boeren voor Natuur. Tekst integraal vanuit Boeren voor Natuur, geactualiseerd inrichtingsplan: [Dienst landelijk gebied: 5]
PRODUCTIEF LANDSCHAP
39
voor iedereen nabij is, omdat ze overal in bepaalde mate aanwezig is. Aan de hand van dit gegeven kan een regionale parkstrategie uitgewerkt worden, waarbij voedselproductie gekoppeld wordt aan biodiversiteit en recreatiemogelijkheden. Landbouw wordt dan gezien als een structurerende factor voor het landschap, waarbij landbouw naast voedselproductie ook andere rollen opneemt, zoals beheerder van de natuur en het voorzien in recreatiemogelijkheden. Voor elke landschapsregio moet nagegaan worden welke vorm van landbouw gewenst is [AWB 2013: 42-45]. Vlaanderen heeft door zijn vroegere decentrale ontwikkeling heel wat potenties. Maar er is ook het risico op homogenisering van het grondgebruik, waardoor Vlaanderen er overal hetzelfde gaat uitzien. Door de specifieke eigenschappen en het karakter van bepaalde regio’s als uitgangspunt te nemen, kan er differentiatie ontstaan. De idee van een productief landschap kan hierbij zeker een rol spelen [AWB 2013: 132-133].
40
THEORETISCH KADER
4. Conclusie theoretisch kader Hoofdstuk 1 van dit deel verduidelijkt dat peri-urbane gebieden te kampen hebben met verschillende ruimtelijke uitdagingen. De open ruimte staat onder een grote interne druk door de verschillende actoren die deze ruimte willen gebruiken voor hun specifieke doeleinden: stedelingen zoeken er ontspanning, landbouwers willen er voedsel produceren en fauna en flora hebben behoefte aan natuurontwikkeling voor de ondersteuning van het ecosysteem. Daar bovenop komt een grote externe druk door de inname van open ruimte door stedelijke ontwikkelingen zoals verkavelingen, weginfrastructuur en bedrijfsterreinen. De transformaties van deze veelheid aan ontwikkelingen gebeuren vanuit de individuele behoefte van afzonderlijke sectoren zonder onderlinge samenwerking. Het resultaat is een ongecontroleerd en een verrommeld landschap met een onduidelijke en weinig herkenbare identiteit. Om deze ontwikkeling een positieve wending te geven wordt het concept van een productief landschap naar voren geschoven. Een productief landschap wordt hier opgevat als open ruimtes – groot of klein, stedelijk of landelijk - die zo beheerd worden dat ze ecologisch en economisch productief worden en een maatschappelijke meerwaarde opleveren” [Team Vlaams Bouwmeester et al 2014: 7]. Door het ontwikkelen van een productief landschap kan de open ruimte robuuster gepositioneerd worden, in een actieve in plaats van een passieve rol, zodat het aan de stedelijke druk kan weerstaan, zonder dat er louter tot juridische bescherming dient over te gaan. Op deze manier komen bebouwde en onbebouwde ruimte bij toekomstige ontwikkelingen op gelijke voet te staan. Het vertrekken vanuit het landschap zoals besproken in hoofdstuk 3, zorgt voor een geïntegreerde benadering van de ruimte, waardoor de complexiteit van het peri-urbane landschap gelezen kan worden en hierdoor beter gestuurd kan worden. Door de holistische benadering vanuit landschap krijgt het ontwerp meer samenhang en kan een helder toekomstbeeld voor het gebied gevormd worden. Door te zoeken naar de ruimtelijke kwaliteiten in het gebied voor de verschillende ruimteclaims zal er op een bewustere manier met de ruimte omgesprongen worden. Bovendien zorgt het dynamische karakter van het landschap ervoor dat het de veranderende ruimte actief kan begeleiden. Om dit proces verder mee aan te sturen, lijkt er een rol weggelegd voor de landbouw. Uit hoofdstuk 2 blijkt dat zij nog actief aanwezig is in de open ruimte van de peri-urbane gebieden. De recente overlevingsstrategieën in de landbouwsector gericht op schaalvergroting zijn in peri-urbane gebieden niet vanzelfsprekend. Een verbreding van de landbouw heeft meer potentieel. Door het verbreden van de landbouwactiviteit zijn landbouwers minder afhankelijk van marktschommelingen en leveren ze tegelijkertijd een bijdrage aan de ontwikkeling en het beheer van een productief landschap. Dit is een win-win situatie voor alle actoren en het komt de ontwikkeling van het peri-urbaan gebied ten goede.
PRODUCTIEF LANDSCHAP
41
DEEL 2. Ontwerpend Onderzoek De masterproef gaat uit van het idee dat de open ruimte in peri-urbane gebieden nood heeft aan ontwikkelingsperspectieven. Hierbij wordt de landbouw gezien als een actor die zijn activiteiten verruimt en zich inzet voor een duurzame ontwikkeling en duurzaam beheer van de open ruimte. In het ontwerpend onderzoek worden de uitdagingen van peri-urbane gebieden nader onderzocht aan de hand van het concept productief landschap. In het ontwerpend onderzoek worden een drietal strategieën voor de ontwikkeling van een productief landschap geformuleerd. Deze strategieën worden geconcretiseerd aan de hand van ruimtelijke concepten en vervolgens toegepast bij het opmaken van ontwerpen voor het onderzoeksgebied. Speciale aandacht gaat hierbij naar de rol die landbouw hierin kan opnemen. Het onderzoek is als volgt opgebouwd: situering case – analyse – probleemstelling - doelstelling – strategieën en ruimtelijke concepten – ontwerp.
Kaart 3: Brussel en randgemeenten: landbouw, bos en water bos landbouw water selectie studiegebied 0 0.5 1
0
1
2 km
2
5 km
Kaart 4: Brussel en randgemeenten: bebouwing en infrastructuur bebouwing wegen spoorwegen gemeentengrens gewestgrens selectie studiegebied 0 0.5 1
0
44
ONTWERPEND ONDERZOEK
1
2 km
2
5 km
1. Situering case In deze masterproef wordt gefocust op het peri-urbaan gebied rond Brussel. Brussel en omgeving omvat heel wat gebieden die onder de noemer ‘peri-urbaan’ geklasseerd kunnen worden. Als hoogdynamisch gebied dat bovendien hoog op de beleidsagenda staat, vormt het een interessant onderzoeksgebied voor deze masterproef. Op basis van gesprekken met mensen met kennis van zaken en door analyse van de morfologie van de open ruimte en de aanwezigheid van landbouw en andere openruimte actoren zoals bos, werd tenslotte als case voor het ontwerpend onderzoek een gebied geselecteerd ten zuidwesten van het centrum van Brussel. Belangrijke reden voor deze keuze is dat het een hoogdynamisch gebied is. Verschillende functies, zowel stedelijke als landelijke, zijn op zoek naar hun positie en rol in het gebied. Het is nog een van de weinige regio’s in Brussel en omgeving met een ruraal karakter, bovendien maakt het de overgang naar het Pajottenland, een gekend plattelandsgebied. Ook vanuit het beleid en overheidsinstanties is er momenteel de nodige aandacht voor de ontwikkeling van het gebied. Sinds een jaar hebben het Vlaams Gewest en het Brussels Gewest een samenwerkingsakkoord afgesloten om een richtplan voor de open ruimte in de Neerpedevallei op te stellen. “De Neerpedesite is het laatste grote landelijke gebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Wij willen deze uitzonderlijk groene parel opwaarderen en er landbouw, natuur en recreatie een plaats geven”, dixit voormalig Brusselse minister van Leefmilieu Evelyne Huytebroeck uit [Vilt 2009]. De concrete grenzen van het studiegebied worden bepaald aan de hand van het landschappelijk karakter en de aanwezige open ruimte. In het noorden wordt de grens bepaald door de Ninoofsesteenweg die zorgt voor een sterke breuk in het landschap. In het oosten wordt de Brusselse Ring als grens genomen, waarbij het stukje open ruimte dat onder de brug van de Ring te voorschijn komt in Anderlecht, nog wordt meegenomen. In het zuidoosten wordt de beek richting het Brussels kanaal in het studiegebied opgenomen. In het zuiden en het westen wordt de afbakening vastgelegd op basis van het reliëf en de waterstructuur. De grens bevindt zich op een ‘heuveltop’, waarbij de helling gelegen in de afbakening invloed heeft op de waterstand in de drie beken in het studiegebied.
Kaart 5: studiegebied selectie studiegebied bos landbouw recreatie bebouwing water wegen spoorweg 0 100 200
500
1000 m
200 500 500 1000 m 00 200 1000
2000 m
PRODUCTIEF LANDSCHAP
0 0.5 1
2 km
45
Kaart 6: luchtfoto van het studiegebied 0 100 200
500
1000 m
Vlaams Gewest
Dilbeek Brussels Hoofdstedelijk Anderlecht Lennik
Sint-Pieters-Leeuw
Kaart 7: overzicht administratieve grenzen
landbouwgebied
stedelijke industriegebied OGSO
Kaart 8: Gewestelijk Bestemmingsplan Brussel
48
ONTWERPEND ONDERZOEK
Gewest
2. Analyse De bestaande toestand van het studiegebied wordt geanalyseerd vanuit zes thema’s: beleidsplannen, historisch landschap, ecologische kenmerken, economische actoren, maatschappelijk profiel en culturele waarden. Elk van deze thema’s heeft zijn weerslag op de ontwikkeling van het gebied en het karakter van het landschap. Om de verschillende aspecten van het studiegebied in kaart te brengen werden diverse methoden van dataverzameling gebruikt. Een overzicht hiervan is te vinden in bijlage 2.
2.1 Beleidsplannen Het studiegebied overschrijdt verschillende administratieve grenzen, nl. het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Vlaams Gewest en de gemeenten Anderlecht, Dilbeek, Sint-Pieters-Leeuw en Lennik. Hierdoor zijn beleidsdocumenten op verschillende schalen en van verschillende instanties van toepassing op het studiegebied. De inhoud en betekenis van deze veelheid aan beleidsplannen wordt opgelijst.
2.1.1 Macroschaal BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Neerpede is één van de grootste open ruimten in Brussel. Het omvat het merendeel van de ruimte in het Gewest dat als landbouw bestemd is in het Gewestelijk Bestemmingsplan [Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2013a]. Naast Neerpede zijn er verspreid in het Gewest nog enkele kleinere landbouwgebieden. Voor het Gewest is de landbouw een belangrijke functie die ze niet graag op haar grondgebied ziet verdwijnen. In het zuiden van het studiegebied ligt de Erasmussite waarvan in het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO) de bestemming van overwegend stedelijk industriegebied veranderd is in OGSO (ondernemingsgebied in een stedelijke omgeving). Hierdoor is de Erasmussite omgevormd tot een bedrijven- en woningenpool. Deze ontwikkeling kadert in de visie van het GPDO om te verdichten langs het openbare vervoersnetwerk. Voor de Eramussite wordt de inplanting van hoogbouw voorgesteld. Door de metrohalten Erasmus en Eddy Merckx heeft de site een goede openbare vervoersontsluiting. In de toekomst zal de intermodaliteit van de site verder versterkt worden. Op economisch vlak wordt in het clusteringsbeleid van het GPDO de Erasmussite naar voren geschoven als een nieuwe specifieke ontwikkelingspool. Momenteel zijn er op deze site al enkele bedrijven en een universiteitscampus. Hierdoor biedt het een uitgelezen kans om verder in te zetten op een samenwerking tussen ondernemingen, universiteiten en overheidsinstellingen De Erasmussite is één van de vijf toekomstige ontwikkelingspolen van het Gewest. Specifiek voor de Erasmussite gaat de aandacht naar new-tech en een kenniseconomie die gespecialiseerd is in de witte sector (gezondheidszorg, biotechnologie, farmacie en biowetenschappen) [Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2013b]. Naast de ontwikkeling van een economische pool, ziet Brussel voor het gebied Neerpede ook een andere functie weggelegd. Volgens het GPDO is er behoefte aan nieuwe recreatievoorzieningen op gewestelijke schaal. Hiervoor zijn vijf nieuwe recreatiepolen aangeduid, waaronder Neerpede. Dit zorgt voor een tweede bovenlokale functie. Het GPDO stelt de creatie van een aangename leefomgeving als prioriteit. Hiervoor wil men een landschappelijk en natuurlijk netwerk tot stand brengen. Door middel van een continu groene netwerk wordt de open ruimte gevaloriseerd en de biodiversiteit
PRODUCTIEF LANDSCHAP
49
recreatiepool
ontwikkelingspool
Kaart 9: GPDO: stadsproject
Kaart 11: GPDO: levenskader
50
ONTWERPEND ONDERZOEK
new tech en white tech activiteiten
Kaart 10: GPDO: economisch toekomstbeeld
Kaart 12: Groene Wandeling
beschermd. Landschapselementen zoals de valleien, het Zoniënwoud en de landbouw dienen hiervoor als drager. Het groene netwerk in het gewest wil men verbinden met de territoria buiten Brussel. In het nieuwe beleidsplan wordt voor de groenvoorziening de focus verlegd van de groene wandeling rondom Brussel, naar radialen van groen die een verbinding aangaan vanuit het centrum met de randgemeenten en de rand. Dit kadert mede in de strategie om tot meer samenwerking over de gewestgrenzen heen te komen [Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2013b]. Neerpede als één van de grotere openruimte gebieden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest krijgt hierin een belangrijke rol toebedeeld. Voor de ontwikkeling van het gebied is in 2014 een samenwerking opgestart tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaamse Gewest waarbij de eerste stappen naar een transregionale open ruimte gezet werden [Huytebroeck 2014]. Leefmilieu Brussel en de Vlaamse Landmaatschappij kregen de opdracht om een gezamenlijke visie voor het gebied te ontwerpen. SUM-research heeft hiervoor een studie uitgevoerd. De nabijheid van de stad is hierbij een belangrijke invalshoek. Er wordt gepleit voor een integrale benadering van economische, ecologische, sociale en culturele factoren, waarbij door de ontwikkeling van een geïntegreerd stadsrandmodel de relatie tussen stad en open ruimte vanuit hun complementaire behoeften wordt gelegd. De landbouw wordt hier gezien als een belangrijke speler. “Een hernieuwde functionaliteit van de open ruimte nabij de stad is de sleutel tot haar herwaardering.” [SUM-research 2014: 18]
Brussel centrum
s
of Nino
Dilbeek g
nwe estee
Erasmussite
Neerpede
Kanaal
Vogelzang St-Anna-Pede
Klein-Bijgaarden an
eba
iks
n Len
St-Gertrudis-Pede Vlezenbeek
Kaart 13: Streefbeeld voor Neerpede van studie SUM research, met eigen toevoeging plaatsnamen en straten [SUM-research 2014]
PRODUCTIEF LANDSCHAP
51
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaams Gewest werken eveneens samen bij de ontwikkeling van het Gewestelijk Expresnet (GEN). De doelstelling van het project is om in samenwerking met de vervoersmaatschappijen de verplaatsing naar de hoofdstad met het openbaar vervoer verder uit te bouwen. Bij het treinverkeer is het de bedoeling om meer tussenstations aan te sluiten op het huidige netwerk. Hiervoor is op veel plaatsen een verdubbeling van het aantal sporen nodig om de snelle IC-treinen in een aparte bedding te laten sporen naast de tragere stoptreinen die de nieuwe GENstations gaan bedienen [infrabel 2015]. Het studiegebied wordt doorsneden door de spoorlijn 50A. Kaart 14: GEN-trein expressnet
Deze lijn is afgelopen jaren aangepast van twee sporen naar vier sporen, waardoor de spoorwegbedding verbreed werd en de beschermde brug te St-Anna-Pede een uitkraging kreeg. De werken zijn bijna afgerond. Het GEN-netwerk voorziet in een extra stopplaats aan de CERIA-COOVI-campus in Anderlecht. Het Vlaams Gewest heeft een bijkomende halte aangevraagd in Schepdaal, maar de NMBS heeft dit voorlopig niet opgenomen in hun plannen [Significance et al. 2009]. Bij de laatste plannen die gepubliceerd werden door de NMBS Holding, is de halte bij de CERIA-COOVI-campus geschrapt [NMBS 2015], waardoor er hoogstwaarschijnlijk geen GEN-halte in de omgeving van het studiegebied komt. Naast de uitbreiding van het treinnetwerk, wordt er ook gewerkt aan een fiets-GEN-netwerk tussen de gemeenten in de rand en Brussel [Timenco 2012]. Er worden verschillende fiets-o-straden aangelegd, zodat het fietsverkeer naar de hoofdstad zal toenemen. Uit een studie bleek dat door het gebrek aan een goede fietsinfrastructuur de mensen zelfs voor korte verplaatsingen eerder hun auto nemen dan de fiets. Momenteel is het aandeel van het fietsverkeer minder dan 4%. Zowel het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als Vlaanderen willen naar een minimum fietsaandeel van 20% [Timenco 2012: 1]. In Neerpede zal het fietsnetwerk voornamelijk langs de spoorlijn 50A lopen tot in St-Anna-Pede en langs de Itterbeeksebaan tot in Itterbeek. Dit als alternatief voor de door auto gedomineerde Ninoofsesteenweg [Timenco 2012: 37].
Kaart 15: GEN-fiets expressnet
52
ONTWERPEND ONDERZOEK
VLAAMS GEWEST In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft het Vlaams Gewest de opdracht om de afbakening van het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel te definiĂŤren. Het gewest dient een visie op te stellen in samenwerking met de provincie en de gemeenten. Het onderzoek hiervoor is gestart in 2004 en afgerond met het opstellen van een gewestelijk RUP, dat goedgekeurd is op 16 december 2011. De versnippering van de open ruimte wordt
1.
tegengegaan door het afbakenen van stedelijke gebieden waar verdicht kan worden. Het plan legt drie hoog dynamische zones 2.
vast, nl. rond Zaventem, tussen Groot-Bijgaarden en Zellik en aan het kanaal ten zuiden van Brussel. Verdere acties worden geconcentreerd in deze drie zones. Neerpede valt hier niet onder en bijgevolg zijn stedelijke functies hier niet gewenst [Arcadis et al. 2008: 53]. Het GewRUP bepaalt de afbakeningslijn van het stedelijk gebied. Deze lijn volgt voornamelijk de aaneengesloten bebouwde gebieden en laat de waardevolle open ruimten ongemoeid. Neerpede bevat slechts twee gebieden die deel uit maken van het GewRUP. De rest wordt niet bestempeld als strategisch stedelijk gebied en valt dan ook onder het buitengebied. De twee gebieden die wel tot het stedelijk gebied behoren, zijn de Broekbeekvallei in Itterbeek en een woonuitbreidingsgebied ten zuiden van de Erasmussite. De Broekbeekvallei dat oorspronkelijk volledig agrarisch gebied was, krijgt een strook natuurgebied rond de beek. Het woonuitbreidingsgebied
1. Zone rond Broekbeek in Itterbeek
wordt omgevormd naar woongebied vanaf 2017. Tot 2017 behoudt het de bestemming bouwvrij agrarisch gebied [Geldof en Zaman 2011].
2. Zone ten noorden van Klein-Bijgaarden
Boven Kaart 16: gewestelijk RUP afbakening Vlaams stedelijk gebied rond Brussel Midden Kaart 17: zoom gewestelijk RUP - broeckbeekvallei Onder Kaart 18: zoom gewestelijk RUP - ten noorden van Klein-Bijgaarden
PRODUCTIEF LANDSCHAP
53
Kaart 19: Afbakening natuurlijke en agrarische structuur in Vlaanderen - Gewenste ruimtelijk structuur Zuidelijk Pajottenland studiegebied
Parallel aan de afbakening van het stedelijk gebied rondom
Op provinciaal vlak zorgt het provinciaal ruimtelijk structuurplan
Brussel werd in 2007 gestart met de visievorming voor
Vlaams-Brabant voor een visie op bovenlokaal niveau [Vlaams-
de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur
Brabant 2004: 11].
in Vlaanderen. Doel van dit onderzoek is de selectie van
Voor het studiegebied Neerpede wordt de typerende agrarische
verschillende actiegebieden waar natuur, landbouw en
structuur als leidraad voor de gewenste openruimte structuur
bos worden afgebakend in een gewestelijke RUP. Ook het
naar voren geschoven. Het netwerk van rivier- en beekvalleien
herbevestigen van agrarisch gebied is een doelstelling.
worden gezien als natuurlijke ruggengraat van de gewenste
Het studiegebied behoort tot het deelgebied Zuidelijk
natuurlijke structuur. De kleine landschapselementen met
Pajottenland. Voor dit gebied wordt de landbouw als
biologische waarde dienen versterkt en gevrijwaard te blijven
structurerend element naar voren geschoven. Het open
[Vlaams-Brabant 2004: 180 en verder]. Op vlak van landbouw
karakter moet maximaal behouden blijven. De beekvalleien
wordt verbreding ondersteund als wenselijke ontwikkeling.
en boskernen vormen de ruimtelijke structuur met belangrijke natuurlijke ontwikkelingswaarde. Er moet ingezet worden
Het studiegebied ligt op de scheiding tussen de deelruimten het
op het versterken van de ecologische en cultuurhistorische
Verdicht Netwerk en de Landelijke kamer West. Het Verdicht
waarde van het gebied, zoals de typische akkervogels en
Netwerk is het gebied rond Brussel tot aan Leuven en verder
kleine landschapselementen. Recreatie wordt gezien als een
doorlopend naar het noorden. Dit gebied wordt gekenmerkt
nevenfunctie die wel verder ondersteund kan worden [Vlaamse
door een versnippering van de verschillende functies in een
Regering 2008: 36].
gefragmenteerde ruimte. Een eenzijdige oplossing voor het gebied is niet aangeraden. De provincie werkt daarom aan
54
ONTWERPEND ONDERZOEK
Kaart 20: RSP Vlaams-Brabant: gewenste natuurlijke structuur rivieren als natuurlijke dragers structurerende boscomplexen natuurlijke clusters in natte sfeer
natuurlijke clusters in droge sfeer groene dooradering stedelijk weefsel steden in Vlaams-Brabant
Kaart 22: RSP Vl-Br: gewenste landschappelijke structuur rivier en beekvalleien als landschappelijke basisstructuur rivierduinen structurerende reliĂŤfcomponent oude spoorwegbedding
kanaal kasteelpark veldbossenlandschap hollewegencomplex
Kaart 21: RSP Vl-Br: gewenste agrarische structuur gereserveerd productielandbouw zoekzone structurele verbreding agrarische verbreding naar bosbouw
structurele beperking land- en tuinbouw beperking valleigebied beperking landbouw stedelijk gebied
Kaart 23: RSP Vl-Br: gewenste ruimtelijke structuur versterking stedelijk gebied luchthaven als econ. motor econ. netwerk zuidelijke zennevallei economisch knooppunt economische entiteit
internationale verbindingen interstedelijke verbindingen versterken bosgebieden waterlopen als drager open ruimte
een meer fijnmazige oplossing in de vorm van een netwerk
het studiegebied, wordt gekenmerkt door een ingesneden
van ruimtelijke componenten. Dit netwerk moet structurerend
valleilandschap. Het beleid voor dit gebied richt zich op het
werken voor de ruimte. Er dient een evenwicht gezocht
verminderen van de stedelijke druk. De open ruimte bestaat
te worden tussen de vele behoeften van de verschillende
uit een afwisselend landschap van natuurlijke en agrarische
actoren. Meervoudig ruimtegebruik staat voorop. Het beleid
structuur. Verbredende activiteiten kunnen ingepast worden
richt zich op het geven van een identiteit aan de verschillende
indien ze het landschap niet verstoren [Vlaams-Brabant 2004:
deelruimtes. Via verschillende verbindende elementen zoals
329 en verder].
een fijnmazig ecologisch netwerk wordt gestreefd naar het verbinden van de verschillende openruimtefragmenten.
Om de streek het Pajottenland te positioneren is in het kader van
Door middel van toeristisch-recreatief medegebruik kan de
het Europees subsidieprogramma voor plattelandsontwikkeling
open ruimte gevrijwaard worden van verdere verstedelijking
LEADER, in 2002 een samenwerkingsverband Pajottenland+
[Vlaams-Brabant 2004: 301 en verder].
tussen de provincie, gemeenten, OCMW’s en enkele
De Landelijke kamer West, is het gebied van het Pajottenland
verenigingen opgestart. Deze samenwerking heeft als doel
ten westen van het studiegebied. Hier pleit de provincie
door het uitspelen van de troeven van het Pajottenland
voor maximaal behoud van het landelijk karakter. Het fysisch
de streek te promoten [Pajottenland+ 2010]. De provincie
systeem dient hierbij als leidraad. Het gebied heeft nog veel
ondersteunt ook het Regionaal Landschap Pajottenland &
open ruimten die gebruikt worden voor landbouw, natuur
Zennevallei, dat instaat voor het versterken van de kwaliteiten
en water. De nederzettingsstructuur van compacte kernen
van het landschap [Belga 2014].
dient behouden te blijven. Het deelgebied dat aansluit bij
PRODUCTIEF LANDSCHAP
55
g
steenwe
Ninoofse
g
steenwe
Ninoofse
STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
0
Art. Nr.
Art. Nr.
KON. BESL. van 28 DECEMBER 1972
4.5
VOORSCHRIFT
DEF. 4.6
SYMBOOL
1.0
Woongebieden
1.1
Woonuitbreidingsgebieden
SYMBOOL
8/06/2011
0
1.2.1.2 Art. Nr. Nr. Art.
STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
Recreatiegebieden
Gebieden voor dagrecreatie
Gebieden met middelgrote dichtheid VOORSCHRIFT VOORSCHRIFT
DEF. DEF. 5.2 6.0
1.1 1.1 1.2.1.4
Woonuitbreidingsgebieden Woonuitbreidingsgebieden Woonparken woonuitbreidingsgebieden
6.1
1.2.1.3 1.2.1.3 2.1.1 1.2.1.4 1.2.1.4 1.2.2 1.2.2 1.2.3 1.2.3 2.0 2.0 2.1.1 2.1.1
Art. Nr.
CODE CODE
SYMBOOL
Gebieden voor dag- en verblijfsrecreatie
Researchpark L.O.
0402
gebied voor en middelgrote onderneming De gebieden bestemd kleine voor ander grondgebruik :
13
0105 0105 0104
vestiging van grootwinkelbedrijven Militaire domeinen
15
6.2
0102
industriegebied Gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen
16
0200
Gebieden met grote grote dichtheid Gebieden met gemeenschapsvoorzieningen openbaar nut6.3 Woongebieden metdichtheid culturele, historische en/of esthetischeen waarde
0101
ontginningsgebied Ontginningsgebieden
17
1200
1000
Gebieden met geringe dichtheid Gebieden dichtheid Gebieden met voorgeringe vervuilende industrieën
1001
18
CODE 1036
Uitbreidingen van ontginningsgebieden
7.2
Woonaansnijdingsgebieden recreatiegebied
7.3 4.5
Golfterrein golfterrein
4.6
SYMBOOL
7.3
Waterwinningsgebieden
VOORSCHRIFT
13/12/1995 Reservatiedienstbaarheidsgebieden Bufferzones bosgebied
0183
0 200 500 04311000 Erfdienstbaarheidsgebieden Aanvullende aanduiding17/07/2000 erfdienstbaarheidsgebied
1601
P.G.
Eigen gebieden van sommige gewestplannen
0 0.5 1
Projectgebied ter uitvoering van de maatregelen tegen grondlawaaiRecreatiegebieden bij de 5.0 economische poort internationale luchthaven Zaventem 5.1
Gebied voor luchthavengerelateerde kantoren en diensten
17/07/2000
1016
Net van de voornaamste verbindingswegen De landwegen
Gebieden voor dagrecreatie
17/07/2000
1015
bepaald door het gewestplan. Buiten het GewRUP rond
van woongebieden. Verspreid over het gebied zijn enkele
0102 0102
Woongebieden met met culturele, culturele, historische historische en/of en/of esthetische esthetische waarde waarde Woongebieden
0101 0101
Industriegebieden Industriegebieden
1000 1000
Gebieden voor voor vervuilende vervuilende industrieën industrieën Gebieden
1001 1001
8.1
21
SO
W
Gebied voor stedelijke ontwikkeling
Gebied voor watergebonden bedrijven
5.2
Autosnelwegen
Gebieden voor dag- en verblijfsrecreatie
17/07/2000
0132
6.0
De gebieden bestemd voor ander grondgebruik :
6.1
Militaire domeinen
17/07/2000
bedrijventerreinen en percelen voor recreatie terug te vinden.
toepassing. Op gemeentelijk vlak zijn er enkele RUP’s en
Het geheel oogt rommelig en neigt naar versnippering toe.
BPA’s die op microschaal de bestemming in het gewestplan
Zeker de lintbebouwing zorgt voor een verschraling van het
hebben veranderd. De voornaamste bestemming van het
landschap [AGIV 2014].
studiegebied betreft agrarisch gebied waarvan slechts een gedeelte als landschappelijk waardevol wordt benoemd. Langs de beekvalleien vinden we stroken natuurgebied terug. Helaas zijn er ook de bekende stroken lintbebouwing aanwezig met als bestemming woongebied met landelijk 56
ONTWERPEND ONDERZOEK
Wetenschapspark
17/07/2000
6.2
6.3
1604
0404
2 km 0400
0401
0402
1032
de spoorwegbedding zijn er geen andere GewRUP’s van
22
1507
1603
8.0
Woongebieden met met een een landelijk landelijk karakter karakter Woongebieden
2000 m
7.5 Bufferzone met geluidswerende aarden4.6.2 wallen bij de economischeOverstromingsgebieden poort Landelijke gebieden met17/07/2000 toeristische waarde groengebied internationale luchthaven Zaventem
0630
CODE
1506 0600
W
19
20
1600
7.4bij de economische poort Renovatiegebieden Bufferzone met geluidswerende gebouwen internationale 17/07/2000 0631 4.6.1 Landschappelijke waardevolle gebieden agrarisch gebied landschappelijke waardevolle gebieden luchthaven Zaventem
karakter. Naar de Ninoofsesteenweg toe zijn er concentraties
0104 0104
1201
DEF.
L
In het studiegebied wordt het grootste deel qua bestemming Woonparken Woonparken
CODE
0 500 1000 VOORSCHRIFTEN m 0100 100200 200 STEDENBOUWKUNDIGE 500 1000 m 13/12/1995 1111
Lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter Art. Nr.
1400
DEF.
Aanvullende aanduidingen in overdruk
7.1
8 DEF.
8/06/2011
13/12/1995
7.0
7.6
Gebieden met middelgrote middelgrote dichtheid dichtheid Gebieden met Industriegebieden
VOORSCHRIFT
VOORSCHRIFT
0400
0401
12
SYMBOOL
STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 6.4 Eigen gebieden van sommige gewestplannen
11
0100 0100
Aangaande de woongebieden woongebieden kunnen de volgende volgende nadere nadere aanwijzingen aanwijzingen worden worden gegeven gegeven Aangaande de kunnen de Woongebieden met een landelijk karakter woongebieden met landelijk karakter
1.2.1.2 1.2.1.2 2.0
Art. Nr.
8/06/2011 8/06/2011
Woongebieden Woongebieden Gebieden met geringe dichtheid woongebieden
1.2.1.1 1.2.1.1 1.2.3
1604
0404
5.0
1.0 1.0 1.2.1.3
1.2 1.2 1.2.2
Landschappelijke waardevolle gebieden
Landelijke gebieden met toeristische waarde
5.1
STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN VOORSCHRIFTEN STEDENBOUWKUNDIGE
kaart 24: Gewestplan Vlaanderen KON. BESL. van 28 DECEMBER 1972
SYMBOOL SYMBOOL
0600
Aanvullende aanduiding
0100
Aangaande de woongebieden kunnen de volgende nadere aanwijzingen worden gegeven
Gebieden met grote dichtheid
CODE
0105 4.6.2
1.2
8/06/2011 DEF.
Bufferzones
CODE
4.6.1
1.2.1.1
VOORSCHRIFT
1400
1034
Gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen
Ontginningsgebieden
0200
1200
CONCLUSIE MACROSCHAAL Doordat het studiegebied verschillende administratieve grenzen overschrijdt, is een ge誰ntegreerde manier van planning niet evident. Het beleid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voorziet voor het studiegebied Neerpede grote bovenlokale ontwikkelingen zoals de recreatiepool en de specifieke ontwikkelingspool met bedrijven, educatieve instellingen en woningen op de Erasmussite. Dit zijn grootschalige functies, waarvoor de uitdaging zal zijn om deze te verenigen met het nabijgelegen openruimte gebied dat gekenmerkt wordt door landbouw en natuur. Het risico op verdrukking dient zo klein mogelijk gehouden te worden. Doelstelling is het streven naar positieve interactie en wisselwerking tussen de verschillende activiteiten. De plannen voor de uitbreiding van het openbaar vervoersnetwerk en het fietsnetwerk, zorgen voor een goede verbinding tussen het centrum van de stad Brussel en het studiegebied Neerpede. Deze netwerken kunnen aangegrepen worden om vanuit de geplande stopplaatsen verdere lokale verplaatsingen te organiseren. Vanuit Vlaanderen wordt het studiegebied gerekend tot de landelijke landbouwregio Pajottenland met een lichte stedelijke druk vanuit Brussel. Verschillende acties die door de provincie Vlaams-Brabant aangestuurd worden, zetten de kwaliteiten van de streek in de verf. Het gebied wordt gezien als een waardevol open ruimte gebied. Maar hier en daar zijn sporen zichtbaar van verstedelijking zoals de lintbebouwing en de verdichte bebouwing langs de steenwegen. Door de ligging nabij Brussel wordt er gestreefd naar een verbreding van de landbouw. Stedelijke activiteiten worden beperkt. De verstedelijking gebeurt eerder ten noorden bij Groot-Bijgaarden en ten zuiden langs het kanaal. Dit is in zekere zin tegenstrijdig met de ontwikkelingen die Brussel voor ogen heeft. Aangezien Brussel op de Erasmussite wel belangrijke economische en recreatieve complexen voorziet. Een goede afstemming van de verschillende ontwikkelingen en samenwerking tussen de gewesten is aangewezen. Een eerste aanzet hiervoor is gegeven met de samenwerking tussen de Vlaamse overheid en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om een gezamenlijke visie voor het studiegebied te ontwikkelen.
PRODUCTIEF LANDSCHAP
57
2.1.2 Microschaal ANDERLECHT Anderlecht voert al decennia lang een sterk ruimtelijk beleid gericht op het behoud van de open ruimte. Ze volgde de ruimtelijke ontwikkeling op haar grondgebied op de voet en formuleerde er een duidelijke visie voor. Voor wereldoorlog II was er echter nog geen sprake van een sterk ruimtelijk beleid en dit resulteerde in een ongecontroleerde bouw van infrastructuur, fabrieken en arbeiderswijken. Na WOII nam de gemeente het heft in eigen handen. Aan de hand van de principes van het Charter van Athene van 1933 met de slagzin: ‘Sun, green and space are the three main materials of urbanism’, sloeg Anderlecht de weg in van een ruimtelijk beleid met een belangrijke focus op het behoud van de open ruimte [Vanempten et al 2014: 118]. Verschillende plannen voor het vergroenen van de gemeente waren hiervan het resultaat. De gemeente kocht verschillende percelen op om zo te zorgen voor parken in het dicht bebouwde deel van Anderlecht. Het beleid werd in 1947 vastgelegd in een zoneringsplan. (kaart 13 zoneringsplan vanuit Elke Vanempten doctoraat: 122) Het gebied van Neerpede werd gezien als belangrijk groengebied waarin privatisering werd tegengehouden [Vanempten et al 2014: 123]. Langs de lanen werden bomen aangeplant om de verschillende groene ruimten met elkaar te verbinden tot een groennetwerk. Het centrum van het netwerk was het Pedepark en de hierin aanwezige landbouw. In een volgende fase plande de gemeente publieke functies zoals scholen en sportvoorzieningen langs de groene ruimten. Naast het Pedepark kwam er dan ook een groot sportcentrum en een school [Vanempten et al 2014: 124].
Links kaart 25 : Zoneringsplan voor Anderlecht van 1947 Rechts boven kaart 26: Parksystemenplan 1959 Rechts onder kaart 27: Vergroeningsstrategie 1963
58
ONTWERPEND ONDERZOEK
Het is mede dankzij dit stedenbouwkundig beleid dat het gebied Neerpede voor het overgrote gedeelte vrij van bebouwing is gebleven. In 2009 is de gemeente Anderlecht gestart met de opmaak van het gemeentelijk ontwikkelingsplan. Momenteel is het gemOP ter goedkeuring ingediend bij het gewest. Tegelijk werd in 2010 bij het Brussels Parlement een voorstel van resolutie ingediend om de site van Neerpede een bijzonder statuut te geven, zodat het beschermd kan blijven van verdere druk vanuit politieke hoek en de vastgoedmarkt [Brussels Parlement 2010]. Dit voorstel zorgde voor een sterk signaal, maar een dergelijk statuut is in de wetgeving van het Brussels Gewest niet gedefinieerd. Het ligt dan ook niet voor de hand dat dit statuut goedgekeurd wordt. In Frankrijk bestaat de mogelijkheid om een landelijk gebied het statuut van een regionaal natuurpark te geven. Dit maakt het mogelijk een bescherming en ontsluiting van het natuurlijk en cultureel erfgoed voor een gebied uit te werken. Het gemOP pleit dan ook voor een dergelijke aanpassing van de huidige wetgeving. [Gosuin en Van Goidsenhoven 2010, COOPARCH-RU 2013a: 2225]. Het gemOP bevat de krijtlijnen voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en ontwikkelt een visie dat de
gemeente
opdeelt in vier gebieden. Neerpede-Vogelzang is er één van. Voor Neerpede zijn de belangrijkste doelstellingen: het aantrekkelijke karakter van het gebied versterken, het potentieel als landelijk gebied op de voorgrond plaatsen en beschermingsmogelijkheden creëren. Hiervoor dient de aandacht te gaan naar het behoud van de biodiversiteit, de valorisatie van het groen- en blauwnetwerk, de stimulering van duurzame landbouwactiviteiten en korte keten landbouw en het organiseren van de recreatie in het gebied [COOPARCHRU 2013a: 21]. Een eerste stap is al gezet met de oprichting van het Groene en Blauwe Huis. Deze organisatie is gericht op het behoud van de Neerpedesite en beantwoordt aan de vraag naar activiteiten voor jongeren en kinderen. Het Huis organiseert
Boven figuur 9: Aanvraag beschermingsstatuut Neerpede Midden kaart 28: GemOP - zone Neerpede-Vogelzang Onder figuur 10 : Groen en Blauw huis
PRODUCTIEF LANDSCHAP
59
educatieve activiteiten rond landbouw, natuur en ecologie. In verschillende fases zal het Huis haar activiteiten verder uitbreiden. Op vlak van recreatie is het belangrijk om op zoek te gaan naar toegangspoorten voor recreatief gebruik van het gebied. Ook het vergroten van de naambekendheid van Neerpede is een aandachtspunt [COOPARCH-RU 2013a: 25-35]. Kortom, de gemeente Anderlecht wil sterk inzetten op het behoud van het natuurlijk landelijk karakter van Neerpede met respect voor de aanwezige actoren: landbouw, natuur en water. Neerpede wordt ook bestempeld als recreatieruimte. Naast recreatie is de gemeente ook op zoek naar ruimte voor volkstuintjes. De vraag hiernaar bij de bevolking is namelijk hoog. In de Erasmus site voorziet de gemeente de inplanting van nieuwe woningen. Het is de bedoeling dat een ontwikkelaar 1200 woningen gaat bouwen waaronder sociale woningen. Deze ontwikkeling kadert in de doelstellingen van het gewestelijk huisvestingsplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om op deze plek 180 sociale woningen te verwezenlijken [BGHM 2013]. Vanuit de buurt was er veel protest tegen deze ontwikkeling, vooral tegen de oorspronkelijke plannen om er woningen te bouwen voor 4000 Ă 6500 nieuwe inwoners. De bewoners beargumenteren dat het aantal nieuwe woningen te hoog is in verhouding tot de bestaande bebouwing. Deze grote toevloed van nieuwe bewoners kan het huidige voorzieningenaanbod niet dragen. Ze pleiten ervoor om meer voorzieningen in het project in te bouwen, zodat de omgeving niet onder druk komt te staan. Mede door het protest sleept deze kwestie al verschillende jaren aan. In 2010 werden enkele belangrijke wijzigingen vastgelegd in het BBP (Bijzonder Bestemmingsplan) Ketel zoals het vastleggen van maximaal 1200 woningen voor 2500 inwoners en het realiseren van de nodige voorzieningen in het projectgebied. Momenteel ziet het er naar uit dat op korte termijn een eerste gedeelte zal gerealiseerd worden. De verkoop van de kavels is reeds gestart [Erasmus Gardens 2013, Dejonghe 2007, Brusselnieuws 2010].
Boven kaart 29: Locatie nieuwe woonontwikkeling aan Erasmussite
Rechts kaart 30: zoom met verkavelingsplan van ontwikkelaar voor nieuwe ontwikkeling aan Erasmussite
60
ONTWERPEND ONDERZOEK
stedelijke sfeer
westelijke open ruimte N8 baanontwikkeling
DILBEEK De gemeente Dilbeek is doorheen de jaren versnipperd geraakt. De gemeente heeft van oost naar west een sterke gradatie van verstedelijking gekregen. De aanleg van de Ninoofsesteenweg N8 heeft er vanaf de jaren zeventig voor gezorgd dat de bebouwing vanaf de steenweg het open ruimte gebied van Neerpede intrekt. Het gewestplan heeft deze ruimtelijke transformatie grotendeels toegelaten. De sterke versnippering van functies had als gevolg dat veel van de landschappelijke kwaliteiten verloren zijn gegaan [D+A consult 2010: 12, 27]. De visie voor de gemeente vertrekt vanuit de slagzin ‘Dilbeek, tussen grootstad en Pajottenland’. Vanuit dit concept wordt de gemeente in twee delen opgesplitst: de stedelijke sfeer en het buitengebied, met beide een eigen ontwikkelingsperspectief [D+A consult 2010: 1]. Voor het studiegebied Neerdpede voorziet de gemeente twee ontwikkelingen. De zone rond de Broekbeekvallei valt onder de stedelijke sfeer en daar wordt dan ook gestreefd naar een dicht bebouwd weefsel met een hoog voorzieningsniveau. Het gebied meer naar het westen behoort tot het buitengebied. Hier uit de gewenste ruimtelijke structuur zich in het versterken van de verschillende dorpen en het gebruiken van het netwerk van de beekvallei als basis voor de open ruimte [D+A consult 2010: 5].
aanduiding studiegebied
Kaarten 31, 32, 33 : Structuurplan Dilbeek - gewenste ruimtelijke structuur: - Westelijke open ruimte - Stedelijke sfeer Dilbeek - Groot Bijgaarden - Ninoofsesteenweg
PRODUCTIEF LANDSCHAP
61
De gemeente zet sterk in op het verdichten van de bestaande kernen en het afremmen van verdere verspreiding van bebouwing vooral door lintbebouwing. [D+A consult 2010: 30-32]. De landbouw wordt gezien als belangrijke openruimtespeler met de mogelijkheid voor intensieve landbouw. In de buurt van valleigebieden dient de landbouw een evenwichtige verweving met natuurlijke en landschappelijke functies na te streven [D+A consult 2010: 16]. Op vlak van recreatie en toerisme wordt het gebied ten zuiden van de Ninoofsesteenweg bestempeld als Brueghelvallei, met de beleving van het landschap en de verschillende erfgoedsites zoals het St-Anna-Pede dorp [D+A consult 2010: 57]. Dilbeek wil inzetten op een gedifferentieerd net aan voorzieningen voor toerisme en recreatie [D+A consult 2010: 95]. De Ninoofsesteenweg wordt gekenmerkt door een menging van functies. De gemeente wil deze verscheidenheid behouden maar wel beter structureren en concentreren. De resterende open ruimte aan de steenweg dient maximaal gevrijwaard en versterkt te worden om een aangenaam karakter te behouden [D+A consult 2010: 71].
aanduiding studiegebied
Kaarten 34, 35, 36: Structuurplan Dilbeek: - Gewenste toeristisch-recreatieve structuur - Gewenste open ruimtestructuur - Gewenste ruimtelijke structuur op mesoniveau
62
ONTWERPEND ONDERZOEK
SINT-PIETERS-LEEUW EN LENNIK Zoals bij Anderlecht en Dilbeek, worden bij de gewenste ruimtelijke structuur voor Sint-Pieters-Leeuw en Lennik de rivier- en beekvalleien bestempeld als belangrijke ruimtelijk structurerende elementen. Beide gemeenten onderstrepen het belang van landbouw voor de open ruimte. De gewenste nederzettingsstructuur is gericht op het versterken van de dorpskernen en het afremmen van verdere bebouwing in de open ruimte [D+A consult 2013]. Sint-Pieters-Leeuw heeft om de open ruimte te beschermen een RUP open ruimte opgesteld, waarin de verschillende openruimte functies een plaats krijgen. Hierin wordt de landbouw opgedeeld in open landbouwgebied, gecompartimenteerd landbouwgebied en agrarisch gebied met ecologische waarde [D+A consult 2008]. De gronden worden niet alleen bestemd als landbouwgebied, maar er wordt een ruimtelijke component aan toegevoegd, die de landschappelijk kenmerken van de open ruimte versterken.
Kaart 37: Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan open ruimte - Sint-Pieters-Leeuw
PRODUCTIEF LANDSCHAP
63
CONCLUSIE MICROSCHAAL Dankzij het beschermend ruimtelijke beleid van de gemeente Anderlecht, heeft Brussel momenteel nog een groot openruimtegebied met landbouw op haar grondgebied. Hierdoor is het studiegebied Neerpede een belangrijk gebied voor zowel Anderlecht als het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zij zien voor dit gebied een belangrijke rol weggelegd voor recreatie en landbouwactiviteiten. Anderlecht is op zoek naar ruimte voor volkstuintjes. De betrokken gemeenten in Vlaanderen streven ernaar om het landelijk karakter zoveel als mogelijk te behouden en Dilbeek gaat op zoek naar een recreatieve invulling met respect voor natuur en landbouw. Voor de gemeente Dilbeek maakt het studiegebied voornamelijk deel uit van het buitengebied waar men het landelijk karakter en de open ruimte wil behouden. Bovendien wordt voor het studiegebied vooral gefocust op de cultuurhistorische waarde en de daarmee samenhangende toeristische recreatiemogelijkheden die uitgebouwd kunnen worden rond de landschappelijke karakteristieken en het waardevol erfgoed. Landbouw kan hierin een belangrijke rol krijgen. De gemeente Lennik en Sint-Pieters-Leeuw hebben een gelijkaardige visie voor de open ruimte met de beekvalleien als ruimtelijk structurerend element en de landbouw als belangrijke openruimte gebruiker. Ondanks de afzonderlijke planningsprocessen met weinig onderlinge interactie en samenwerking zijn er verschillende zaken waar consensus over blijkt te zijn. Uiteraard is het feit dat voor Dilbeek en Sint-Pieters-Leeuw de plannen zijn opgesteld door hetzelfde studiebureau, een mogelijke reden dat de visies op elkaar aansluiten. Alle vier de gemeenten zien mogelijkheden in de menging van natuur, landbouw en recreatie. De verbredende mogelijkheden van de landbouw, het ecologisch recreatief netwerk van beekvalleien en het versterken van de dorpskernen zijn gemeenschappelijke elementen in de ruimtelijke visie. Kortom een grensoverschrijdende samenwerking heeft zeker kans van slagen.
64
ONTWERPEND ONDERZOEK
PRODUCTIEF LANDSCHAP
65
2.2 Historisch landschap EVOLUTIE De historische evolutie van het studiegebied wordt weergegeven door een reeks van 6 kaarten doorheen de geschiedenis van de gemeenten Anderlecht, Dilbeek en Sint-Pieters-Leeuw [Ferraris 1777, Vandermaelen, MCI 1880, MGI 1950, MGI 1970, google earth 2014, D+A consult 2008, D+A consult 2010]. De reeks start met de Ferraris kaart van de Oostenrijkse Nederlanden in 1777 en eindigt met een luchtfoto van de huidige situatie. - In 1777 was het gebied gestructureerd door de landschappelijke structuur. Bebossing volgde de beekvalleien. De bebouwing bevond zich langs de groene stroken bij het water. - Ten tijden van Vandermaelen rond 1850 zijn er slechts kleine veranderingen in het landschap. De bosarealen zijn vooral in het noorden geslonken en meer versnipperd. De aanleg van de Ninoofsesteenweg is één van de eerste ingrepen die niet de landschappelijke structuur van het landschap volgt. In het zuidoosten wordt een kanaal aangelegd samen met een spoorweg richting Charleroi. - Rond 1900 start de aanleg van het sporennetwerk (kaart van Anderlecht is van vlak voor de eeuwwisseling). Doorheen het studiegebied wordt van zuidoost naar noordwest de spoorweg richting Oostende aangelegd. Ze zorgt voor een belangrijk baken in het landschap. De verspreide clusters van bebouwing deinen uit door de ontwikkeling van verschillende dorpen. - Midden 20ste eeuw rukt de verstedelijking vanuit Brussel langzaam op. Vooral langs de grote infrastructuren zoals de Ninoofsesteenweg en het kanaal neemt de bebouwing toe. Opvallend is dat het zuidwesten van Anderlecht verrassend open blijft, dankzij het ruimtelijk beleid (zie thema beleidsplannen). De bebossing en bomenrijen verminderen overal. - Eind jaren ’80 van vorige eeuw is de open ruimte ten noorden van de Ninoofsesteenweg volledig versnipperd door bebouwing. De bouw van de ring rond Brussel zorgt voor een fysieke barrière en afscheiding met de stad Brussel. Het zorgt ook voor een barrière tegen verdere verstedelijking vanuit Brussel. De op- en afritten nemen wel veel open ruimte in beslag. De dorpen in SintPieters-Leeuw verdichten zich verder, ook langs het kanaal neemt de bedrijvigheid toe. Vanuit de Ninoofsesteenweg groeien bebouwingslinten richting de open ruimte in het zuiden en zorgen hierdoor voor extra druk op de open ruimte. De landschappelijke structuur van beekvalleien blijft toch min of meer intact. - Momenteel is vooral Dilbeek sterk verstedelijkt met een versnipperde open ruimte tot gevolg. In Sint-Pieters-Leeuw is nog veel open ruimte bewaard. De bebouwing concentreert zich voornamelijk in de dorpen en langs de invalswegen. In Anderlecht is het gebied ten oosten van de ring vrijwel volgebouwd. In het westen blijft de Neerpedevallei verrassend open.
66
ONTWERPEND ONDERZOEK
1777
1846-1854
1880-1930
1950-1955
1979-1994
2015
Kaarten 38, 39, 40, 41: Historische kaarten van de gemeenten: Dilbeek, Sint-Pieters-Leeuw, Anderlecht Gemeente Anderlecht (eigen verwerking), Dilbeek [D+A consult 2010], Sint-Pieters-Leeuw [D+A consult 2008] studiegebied
PRODUCTIEF LANDSCHAP
67
LANDSCHAP Het studiegebied maakt deel uit van de geografische streek Pajottenland [Vlaams-Brabant 2004: 36]. Het Pajottenland wordt gekenmerkt door een golvend, heuvelachtig landschap doorsneden met beekvalleien. Het heeft qua landschappelijke structuur een landschap dat gekarakteriseerd wordt door kleine landschapselementen zoals hagen, taluds, holle wegen, vijvertjes,‌ [Vlaams-Brabant 2004: 47, Niesten et al 2004b, Antrop et al 2002]. Qua bebouwingspatroon behoort Neerpede tot het gebied dat onder sterke verstedelijkingsdruk staat van Brussel. Verder naar het westen bevindt zich de typische
Kaart 42: Traditionele landschappen in Vlaanderen studiegebied
nederzettingsstructuur van het Pajottenland: open ruimte met verspreide kerndorpen [Vlaams-Brabant 2004: 74]. het zwaartepunt van de bebouwing langs de steenwegen en In het studiegebied zijn ondanks de verstedelijkingsdruk nog
op de hoger gelegen gebieden. Dit zorgt ervoor dat het open
veel karakteristieken van dit historisch landschap aanwezig. De
karakter van de heuveltoppen langzaam verdwijnt. Dit is vooral
open ruimte kent een afwisseling van groene beekvalleien en
zichtbaar langs de Ninoofsesteenweg en de N282. De oost-
hoger gelegen open vlakten. Waar vroeger de bebouwing zich
west oriĂŤntatie van het landschap blijft ondanks enkele dwarse
vooral concentreerde in de groene beekvalleien, is momenteel
bebouwingslinten wel bewaard.
68
ONTWERPEND ONDERZOEK
water en begroeiing van bomen en struiken
wegen en bebouwing
visuele weergave open-geslotenheid van het landschap
snede (zie volgende pagina)
1777 water
2015 bomen en struiken
wegen
bebouwing
spoorweg
gesloten landschap
verkamerd landschap
open landschap 0 100 200
Kaart 43: Studiegebied in 1777 en in de huidige toestand
500
00 200 0.2 500 0.5
1000 m
1000 1
2000 2m km
69 PRODUCTIEF 0LANDSCHAP 0.5 1 2 km
Ninoofsesteenweg
Broekbeekbeek
Figuur 11: Conceptuele snede doorheen het studiegebied kijkend richting Brussel, hoogten zijn uitvergroot.
Kaart 44: Ten tijden van Ferraris in 1777
Kaart 45: Eigen verwerking van bestaande toestand op basis van Google earth
70
ONTWERPEND ONDERZOEK
Neerpedebeek
Spoorweg 50A
Sobbroekbeek
Vogelzangbeek
PRODUCTIEF LANDSCHAP
71
1.
2.
3.
MICROANALYSE Microanalyse in het studiegebied toont aan dat vooral de grote infrastructuurwerken het landschap drastisch veranderd hebben. Ze zorgen voor een breuk in het landschap. Er is bij de aanleg echter voor gezorgd dat de beken kunnen blijven doorlopen.
0 100 200
Kaart 46: Basiskaart studiegebied: aanduiding gebieden micro-analyse
500
1000 m
0 200 0 0.2500 0.5 1000 1
0 0.5 1
2000 2 mkm
2 km
CONCLUSIE HISTORISCH LANDSCHAP Het studiegebied ligt in het specifiek landschap van het Pajottenland. Door de verstedelijking is het landschap langzaamaan geĂŤvolueerd. De basiselementen met name de beboste beekvalleien en de open kouters zijn evenwel nog steeds herkenbaar.. Ze zijn licht aangetast door de lintbebouwing, door de aanleg van grote infrastructuren en de hoogbouw aan de rand van Brussel. De analyse van de kleine landschapselementen die kenmerkend zijn voor het Pajottenland, geeft aan dat er nog veel van bewaard zijn. We herkennen de dreven, bomenrijen (vaak knotwilgen langs water of populieren in het open landschap), holle wegen, hoogstambomen, struiken langs perceelgrenzen, boomgaarden, omzoomde bossen en eerder uitzonderlijk een solitaire boom.
86
ONTWERPEND ONDERZOEK
1.
2.
3.
Kaart 47: Ferrariskaart 1777
Kaart 48: Topografische kaart 2015
Kaart 49: Eigen verwerking van bestaande toestand 2015 Door de aanleg van de spoorweg is het landschap veranderd. De doorstroming van het water van de beek is evenwel behouden door op de plaats waar de beek de spoorweg kruist een brug te bouwen. Het stratenpatroon is intact gebleven. Vroeger was er vooral bebouwing in de groene beekvallei. Nu zijn de woningen voornamelijk gebouwd langs de wegen in noord-zuidrichting in de vorm van lintbebouwing.
Op deze plek is er weinig veranderd aan het landschap. De wegen en het water hebben hun ligging behouden. Landbouw is nog steeds de hoofdactiviteit. De landbouwpercelen zijn wel kleiner geworden in vergelijking met vroeger. Een hoogspanningskabel doorkruist het gebied van noord naar zuid.
Het gebied aan de rand van Brussel heeft de grootste transformatie ondergaan. Het oorspronkelijke water- en wegenpatroon is volledig aangepast. Bij de bouw van de Brusselse ring heeft men ervoor gezorgd dat het water onder de weg door kan in de vorm van een cascade van vijvers. De landbouwactiviteit is verdrongen door meer stedelijke open ruimte activiteiten, zoals sport, golf en een park rond de vijvers.
100 200 00 100 200
500 m
500
1000
0 200 500 PRODUCTIEF LANDSCHAP
100 87
2.3 Natuurlijke structuur WATER EN RELIËF Het water en het reliëf bepalen in grote mate de natuurlijke structuur van het gebied. De verschillende beken stromen richting Brussel naar de Zenne. Ze maken deel uit van het Dijle- en Zennebekken [VMM 2000]. Onderzoek naar de waterkwaliteit van de beken toont aan dat vooral de Neerpedebeek en een gedeelte van de Vogelzangbeek aan de grens met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sterk verontreinigd is. Dit heeft onder andere te maken met lozingen van rioleringswater en landbouwnutriënten. [COOPARCH-RU 2013b: 101]. Er zijn plannen opgemaakt om het aantal lozingen te verminderen en een gescheiden rioleringsstelsel te bouwen, maar dit is een werk van lange adem. Langs de Neerpedebeek zijn bepaalde plaatsen in de afgelopen 20 jaar overstroomd. Het gaat hierbij over een bebost gedeelte aan de Koeivijverstraat en het gebied Sint-Gertrudis-Pede. Door de verstedelijking overstroomt de Broekbeek regelmatig. Vooral in de buurt van het Neerhof is er veel kans op overstroming [VMM 2012]. Echter vergeleken met beken buiten het studiegebied valt het overstromingsgevaar mee. De Zuunbeek en de Zenne meer naar het zuiden zijn veel overstromingsgevoeliger.
Sint-Gertrudis-Pede
Koevijverstraat
Bronbeek
Molenbeek
Neerhof
Broekbeek
Neerpedebeek
Varenbergbeek
Molenbeek
Laarbeek Sobbroekbeek Pedegracht
Vogel(en)Zangbeek
Vogel(en)Zangbeek
Zuunbeek van hoog naar laaggelegen gebied
water
Kaart 50: Topografie en waterstructuur in het studiegebied
88
ONTWERPEND ONDERZOEK
overstromingsgevoelig gebied
Kanaal
0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
0 200 500
1000
2000 m
BOS EN NATUUR De bebossing volgt de beekvalleien. Verscheidene bossen zijn bestempeld als VEN-gebied of natuurreservaat. De zijarm van de Neerpedebeek, de Laarbeek, die vanuit Gaasbeek komt en het IJsbos op de splitsing van spoorweg en N8 maken deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Een gedeelte van de Laarbeekvallei is beschermd als natuurreservaat en niet toegankelijk voor het publiek. Een tweede natuurreservaat ligt aan de bron van de Zobbroekbeek. Het is een bebost gebied met kwelzones. In Brussel ligt ten zuiden van het kerkhof Vogelenzang een beschermd natuurgebied dat de Vogelzangbeek volgt. Hier huizen enkele zeldzame dieren zoals de steenuil [CCN Vogelzang CBN 2015, COOPARCH-RU 2013b: 93]. Het grootste bosgebied in het studiegebied is het Sint-Annabos, dat ligt langs de Ninoofsesteenweg en het Groenenbergbos ten noorden van de Kasteelsite Gaasbeek [D+A consult 2010: 33]. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft twee belangrijke landschappelijke gebieden beschermd, namelijk de rietvelden van Neerpede en de vallei van de Koevijver [COOPARCH-RU 2013b: 93]. Het zijn gebieden met waardevolle vegetatie met een karakteristieke waarde voor het landschap. Bovendien leven hier bedreigde vogelsoorten die goed gedijen in deze vochtige zones. Op Vlaams grondgebied zijn de gebieden rond de molen van Sint-Gertrudis-Pede en rond de boerderij Neerhof beschermde landschappen. Ze dienen vooral om de situering van de twee gebouwen in het landschap te bewaren [AOE 2001].
Neerhof
St.-Anna bos Ijsbos
Rietveld
Vallei van de Koevijver
Molen St-Gertrudis-Pede Laarbeek Sobbroekbeek
kerkhof Vogelzang
Vogel(en)Zangbeek Groenenberg Gaasbeek bos
water
VEN-gebied
beschermde landschappen VL
beschermde landschappen BXL
natuurreservaten
Kaart 51: Bebossing met VEN-gebieden en beschermde natuurlijke gebieden in het studiegebied
gewestgrens 0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
0 200 500 1000 89 PRODUCTIEF LANDSCHAP
2000 m
biologisch zeer waardevol
biologisch waardevol en zeer waardevol
gewestgrens
spoorweg
biologisch waardevol
biologisch minder waardevol en zeer waardevol
biologisch minder waardevol, waardevol en zeer waardevol
Kaart 52: Biologisch waardevolle gebieden
1000 m 1000 m
0 200 500
1000
0 0.5 1
g
we teen
s
ofse
2000 m
2 km
Laarb
eek
Nino
0 500 0100 100200 200 500
e
este
ofs Nino
g nwe
biologisch minder waardevol en zeer waardevol
van hoog naar laaggelegen gebied
water
erosiegevoeligheid van laag naar hoog
Kaart 53: ReliĂŤf en erosiegevoeligheid op de landbouwpercelen in het studiegebied
90
ONTWERPEND ONDERZOEK
gewestgrens 0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
0 200 500
1000
2000 m
BIODIVERSITEIT
CONCLUSIE NATUURLIJKE STRUCTUUR
De biologische waarderingskaart toont de biologische
De natuurlijke structuur van het studiegebied wordt
waarde
als
voornamelijk bepaald door de beekvalleien met hun
bodembedekking, vegetatie en kleine landschapselementen
van
een
bepaald
gebied.
Elementen
bebossingspatroon en uitgesproken reliëf. Ze vormen een
zijn onderzocht. De waarde ervan wordt bepaald
groen-blauw ecologisch netwerk van biologisch waardevolle
volgens vier criteria: zeldzaamheid, biologische kwaliteit,
gebiedjes met een rijke fauna en flora. Aandacht dient te gaan
kwetsbaarheid en vervangbaarheid [Vriens et al. 2011].
naar de waterkwaliteit in de beken. Door het verbeteren van
Het is een belangrijke tool om te bepalen welke gebieden
de waterkwaliteit, zal de biologische waarde verhogen.
waardevolle biotopen bevatten.
In het studiegebied liggen zowel in het Vlaamse deel
In het studiegebied vinden we de gebieden met hoge
als in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschermde
biologische waarde in de beekvalleien. Voornamelijk op
natuurgebieden en landschappen.
plaatsen waar bebossing aanwezig is. Een tweede gebied
Door de verschillende natuurelementen zoals kwelzones,
van hoog biologisch belang zijn de spoorwegbermen.
bossen, open akkers en vochtige zones, kent het gebied
Echter met de werken in het kader van het GEN-netwerk is
een grote diversiteit aan fauna en flora waardoor een
vegetatie verdwenen. Op termijn kan de fauna en flora zich
interessant landschap gecreëerd wordt. Deze diversiteit
terug herstellen.
is een belangrijke troef. Echter deze kwaliteiten worden
In het Brussels Gewest bevat de kartering van biologische
bedreigd door de verontreiniging van de beken en de
waarderingsgebieden enkel de gebieden met hoge
erosieproblematiek.
waardering. Hierdoor lijkt het dat in vergelijking met Vlaanderen er weinig waardevolle biotopen op Brussels grondgebied zijn, maar hoogstwaarschijnlijk zijn hier ook in de beekvalleien en de bermen van ring en spoorweg biologisch waardevolle biotopen aanwezig. EROSIE Onder andere door het rijke reliëf kampen verschillende gebieden met erosieproblemen. Het natuurlijk reliëf van de heuvelachtige beekvalleien en de leemachtige gronden geven aanleiding tot afstromend water richting de beken. Dit proces zorgt voor het eroderen van het sediment van de bodem. Het gevolg is dat de nutriënten en middelen die gebruikt worden door de landbouwers bij het bewerken van de akkers, terecht komen in het water en hierdoor het hydrologisch systeem ontregelen. Bovendien zorgt het afstromend water voor een vermindering van de bodemvruchtbaarheid en voor vervuiling van de beken [Vanhaecke en Vandekerckhove 2014]. Verschillende open ruimtes rond de Ninoofsesteenweg en de zone rond de Laarbeek hebben een hoog risico op erosie.
PRODUCTIEF LANDSCHAP
91
2.4 Economische actoren
2.4.2 Handel en kantoren
De economische actoren kunnen we onderverdelen in handel,
Op vlak van grootschalige handel vinden we de meeste
landbouw en bedrijven/industrie. Algemeen kan gesteld worden dat in het studiegebied landbouw de economische hoofdactiviteit is. Bedrijven, industrie en handel komen minder en eerder verspreid voor.
handelspanden
terug
langs
de
Ninoofsesteenweg,
de
Lenniksebaan, de Erasmussite en ten oosten van de Brusselse ring N0 op de site van Westland Shopping Center. Kleinschalige handel bevindt zich eveneens langs de steenwegen maar ook in beperkte mate in de kleine dorpen verspreid over het studiegebied. Er is sprake van een zwak voorzieningenniveau in de kleinere dorpen zoals Sint-Gertrudis-
2.4.1 Bedrijven De
bedrijven
bevinden
Pede en Sint-Anna-Pede. In Itterbeek en Schepdaal kan men zich
hoofdzakelijk
langs
de
Ninoofsesteenweg en op de Erasmussite. Dankzij de goede
spreken van een kern met beperkte kleinschalige handel zoals een bakker, slager, restaurant en cafĂŠ [D+A consult 2010: 50].
zichtbaarheid en bereikbaarheid is dit een gewenste ligging voor bedrijven. De Erasmussite heeft als extra troef de nabijheid van andere bedrijven en onderzoekscentra, waardoor de mogelijkheid bestaat om door samenwerking de productiviteit te verhogen. Andere ondernemingen liggen meer verspreid in het openruimte gebied en zijn hierdoor minder zichtbaar en toegankelijk. De meesten hebben vanuit hun activiteit een relatie met de omgeving, bijvoorbeeld een tuinaanlegcentrum, Aveve, een boomkwekerij, een bierbrouwerij. De bekende brouwerijen van Lindemans en Timmermans bevinden zich in het studiegebied. Andere bedrijven profiteren van de ligging vlakbij de ring van Brussel, bv GTT logistieke opslag en transport van goederen in Itterbeek. Daarnaast zijn er nog enkele bedrijven die zonevreemd gelokaliseerd zijn en geen specifieke meerwaarde geven aan de omgeving en ook voor verkeershinder kunnen zorgen, zoals bouw- of carrosseriebedrijven. Een banketbakkerij ten zuiden van Schepdaal is daar gevestigd sinds 1976. Het is uitgegroeid van een kleine artisanale bakkerij naar een modern familiebedrijf die levert aan verschillende verkooppunten in de omliggende dorpen en steden en ook op verschillende markten staat [Locus 2008]. De wegen naar de bakkerij zijn niet ontworpen voor vrachtwagenverkeer. Qua verkeersbelasting kunnen leveringen in de vroege ochtend met vrachtwagens voor overlast zorgen. 96
ONTWERPEND ONDERZOEK
2.4.3 Landbouw TYPOLOGIE Landbouw is de economische hoofdactiviteit. Een groot deel van het grondgebied is bestemd als agrarisch gebied. Via de landbouwtyperingskaart voor Vlaanderen wordt het belang van een sector in de landbouw per gemeente gevisualiseerd. Elke gemeente krijgt een typologie toegekend op basis van de belangrijkste landbouwactiviteit op haar grondgebied [Danckaert et. al. 2009]. Het studiegebied Neerpede wordt gekenmerkt door akkerbouw en intensieve veehouderij [Platteau et. al. 2014: 157]. Dankzij de rijke bodemgronden van zandleem, is het niet verwonderlijk dat er veel akkerbouw aanwezig is en dat doorheen de jaren akkerbouw in het Pajottenland ondanks de landbouwcrisis overeind is gebleven [Danckaert et al. 2009: 23]. Door de beekvalleien leenden de steilere kavels zich beter voor graslanden met vee, de kouters werden bewerkt voor akkerbouw [Niesten et al. 2004b: 31]. Het landschap bepaalde dus de verhouding tussen akkerbouw en veeteelt. Momenteel is de sterke landschappelijke tweedeling: akkerbouw op kouters, graslanden in de beekvalleien, minder zichtbaar onder andere door de nieuwe technieken in de landbouw en de verrommeling door lintbebouwing.
Boomkwekerij Timmermans brouwerij
Lindemans brouwerij Banketbakkerij Tuincentrum
Carrosserie
Westland Shopping centrum GTT Logistics
Carrosserie
teenweg
Itterbeek
Ninoofses
Schepdaal
Sint-Gertrudis-Pede
Neerpede
RING N0
St-Anna-Pede
Erasmussite
an
eba
niks
Len
Vlezenbeek
industrie/bedrijven
handel/kantoren
landbouwbedrijven
wegen
spoorweg
gewestgrens
Kaart 54: Aanduiding ligging van industrie, handel, kantoren en landbouwbedrijven in het studiegebied
0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
0 200 500
1000
2000 m
0 0.5 1 Duinen Polders Zandstreek Kempen Zandleemstreek Leemstreek Henegouwse Kempen Condroz Weidestreek (Luik) Weidestreek (Fagne) Famenne Ardennen Jurastreek Hoge Ardennen
Kaart 55: Landbouwstreken van BelgiĂŤ
2k
aanduiding studiegebied
Kaart 56: Landbouwtyperingskaart van Vlaanderen 2012
PRODUCTIEF LANDSCHAP
97
landbouwbedrijven
grasland
groenten, kruiden en sierplanten
voedergewassen fruit en noten
suikerbieten wegen
spoorweg
aardappelen
ma誰s
granen, zaden, peulvruchten
overige gewassen
gewestgrens
kaart 57: Landbouwgebruikspercelenkaart
0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
0 200 500
1000
0 0.5 1
grond in gebruik voor landbouwactiviteiten
grond met bestemming landbouwgrond in VL en BXL
grond met bestemming landbouwgrond, maar in zonevreemd gebruik
gronden in zonevreemd gebruik door landbouwactiviteiten, maar geen bestemming landbouw
kaart 58: percelen in landbouwgebruik tov bestemming
98
ONTWERPEND ONDERZOEK
kaart 59: percelen met bestemming landbouw tov gebruik
2000 m
2 km
PERCEELSSTRUCTUUR
op voederkosten en vermindering van brandstofgebruik [VLM
Het Pajottenland wordt gekenmerkt door een kleine
2015: 25]. De landbouwstudie van de VLM geeft aan dat slechts
perceelstructuur die historisch ontstaan is. Door de vruchtbare
12,5% van de landbouwoppervlakte in de Vlaamse Rand paalt
grond konden boeren met kleine grondoppervlakten goede
aan de bedrijfszetels, de zogenaamde huiskavel [VLM 2015: 25].
oogsten behalen. Ook de schaalvergroting kenmerkend voor
Dit betekent dat de combinatie van eigendomsstructuur en de
de huidige landbouw, heeft zich hier niet doorgedreven.
gebruiksstructuur van de landbouwgronden niet ideaal is.
Bovendien was door de grillige landschapsstructuur een kleinschalige
perceelstructuur
meer
vanzelfsprekend.
BESTEMMING
[interview boerenbond, Niesten et al. 2004a: 32, Reygaerts
De
2005: 175 ev, 245 ev, Niesten et al. 2004b: 49].
landbouwgebruikspercelenkaart toont aan dat niet alle
confrontatie
van
het
gewestplan
met
de
Een studie uitgevoerd door de VLM in opdracht van het
gebieden met bestemming agrarisch gebied, momenteel
Departement Landbouw en Visserij [VLM 2015], onderzocht de
gebruikt worden voor de landbouw en omgekeerd dat niet
condities voor de landbouw in de Vlaamse Rand. Een van de
alle landbouwactiviteit gebeurt op agrarisch gebied. Dit is
conclusies was dat de gemiddelde grootte van de percelen in
een fenomeen dat in heel de Vlaamse Rand is terug te vinden
de Vlaamse Rand ongeveer 1,30 ha bedraagt [VLM 2015: 26]. Dit
en bij uitbreiding in heel Vlaanderen [Bomans et al 2012]. De
is kleiner dan het gemiddelde van Vlaanderen (1,43 ha).
landbouwstudie van de VLM concludeerde dat 13,8% van de geregistreerde landbouwgronden in de Vlaamse Rand niet in
Via de landbouwgebruikspercelenkaart van het Agentschap
agrarisch gebied ligt en dat liefst 30% van het agrarisch gebied
voor Landbouw en Visserij [ALV 2013], kan per perceel worden
niet gebruikt wordt voor landbouw [VLM 2015: 16].
nagegaan welke landbouwactiviteit er wordt uitgevoerd. Dit
De zonevreemde landbouw in het studiegebied is voornamelijk
geldt enkel voor de percelen die geregistreerd zijn tijdens
terug te vinden op enkele onbebouwde percelen in
de zo genaamde verzamelaanvraag. De verzamelaanvraag
parkgebieden rond het dorp Sint-Anna-Pede, in het parkgebied
wordt gecoördineerd vanuit het Departement van Landbouw
ten oosten van de watermolen van Sint-Gertrudis-Pede en in
en Visserij. Elke landbouwer is verplicht jaarlijks zijn percelen
een woongebied met residentieel karakter ten noordoosten
te registreren. Bovendien is dit nodig voor de mogelijke
van de Erasmussite. Het aandeel zonevreemde landbouw blijft
toekenning van premies of subsidies [Departement Landbouw
evenwel beperkt.
en Visserij 2015b]. Hieruit is af te leiden dat de meeste percelen
De zonevreemde functies op de percelen met bestemming
gebruikt worden voor maïs, granen, zaden, peulvruchten
agrarisch gebied zijn echter wel talrijk. Het gaat hierbij
en grasland. Er zijn slechts weinig percelen met groente-
voornamelijk over tuinen van woningen die verder reiken
en fruitteelt. Deze komen vooral voor ten zuiden van de
dan de oppervlakten van het woonlint waartoe ze behoren
Erasmussite. Dit komt overeen met de landbouwtypologie
of over hobbylandbouw die niet geregistreerd werd. Rond
van
geregistreerde
het Sint-Annabos worden de gebieden vooral gebruikt als
landbouwbedrijfsgebouwen liggen nog voornamelijk aan de
bos of voor natuurontwikkeling. Rond de spoorwegbrug is
wegen langs de beken, vooral bij de Neerpedebeek.
het gebied recentelijk bestemd tot VEN-gebied, waardoor
de
landbouwtyperingskaart.
De
de natuur primeert boven de landbouw. Het grote agrarisch Voor landbouwers met melkvee of tuinbouw is het belangrijk dat
gebied in Schepdaal wordt langs alle kanten aangevreten door
hun percelen zo dicht mogelijk bij de bedrijfszetel liggen. Hoe
‘vertuining’. Er is een bouwlint ontstaan dat het openruimte
groter de oppervlakten aan kavels naast de bedrijfszetel, hoe
gebied in tweeën deelt. Ook het fenomeen van ‘verpaarding’
voordeliger voor de rotatie van de teelten. Dit zorgt voor een
komt in het studiegebied voor.
efficiënter benutten van de grond door onder meer besparing
In het kader van het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen
PRODUCTIEF LANDSCHAP
99
werd gestart met de afbakening van landbouw-, natuur- en bosgebieden. In 2009 rondde de Vlaamse overheid het afbakeningsproces af. 538.000 ha agrarisch gebied werd herbevestigd. Dit
betekent
dat
hiermee
rekening
moet
gehouden worden bij de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen [Platteau et al 2014: 140-141]. Voor Neerpede werden de perimeters rond de beken en de agrarische gebieden ten noorden van de Neerpedevallei buiten het rechthoekig openruimtegebied ten zuiden van Schepdaal, niet meer herbevestigd als agrarisch gebied. Het beleid kan dan ook maatregelen nemen om op deze
landbouwpercelen
zone herbevestigde agrarische gebieden
water
gewestgrens
gebieden natuurontwikkeling en bosuitbreiding kansen te geven. KARAKTER De landbouwactiviteiten dragen in grote mate bij aan het karakter van het landschap van het Pajottenland. De akkers en graslanden zorgen voor open uitgestrekte zichten. Aan de randen van de percelen zijn tal van kleine landschapselementen. Door het reliĂŤfrijk gebied kampt de landbouw met erosieproblemen. Vanuit het beleid worden strikte maatregelen aan de landbouwers opgelegd in de vorm van het verbieden van bepaalde gewassen,
bebossing
hoogstambomen
bomen en struikenrij
het verplichten van het gebruiken van bepaalde technieken of bodembedekking voorzien tussen de oogsten door [Vanhaecke et al 2014: 10]. Dit erosiegevaar zorgt ervoor dat bepaalde gebieden minder productief kunnen zijn voor de landbouw.
0 100 200
500
1000 m
200 500 00 0.2 0.5 1000 1
22000 km m
Boven kaart 60: Herbevestigde agrarische gebieden
0Midden 0.5 kaart 1 61: Kleine 2 kmlandschapselementen
Onder kaart 62: Percelen met erosieproblematiek
100
ONTWERPEND ONDERZOEK
hoog naar laaggelegen gebied
water
erosiegevoelige percelen
landbouwpercelen
gemiddelde bedrijfsoppervlakte 48.2 ha
+/- 55 jaar oud 22.5 % eigenaar
interesse in verbredende
klein en
landbouw
versnipperde percelen +/- 1.3ha
veeteelt
akkerbouw
Figuur 12: Overzicht profiel van de landbouwer in de Vlaamse Rand rond Brussel
LANDBOUWERS De landbouwstudie voor de Vlaamse Rand van de Vlaamse Landmaatschappij [VLM 2015], geeft een beeld van de landbouwer die actief is in de Vlaamse Rand. Uit de enquête komt naar voren dat de gemiddelde landbouwer in de Vlaamse Rand 55 jaar is. Dit is iets ouder dan het Vlaamse gemiddelde. Dit wil echter niet zeggen dat er op korte termijn veel landbouwgebied vrij komt, de meeste landbouwers geven aan dat ze nog lang willen doorboeren. 26,3 % van de landbouwers heeft ook al een opvolger op het oog [VLM 2015: 34]. Slechts 22,5% van de gronden is in eigendom van de landbouwers zelf [VLM 2015: 26]. Dit is minder dan het Vlaamse gemiddelde van 35,6%. Dit betekent dat in de Vlaamse Rand nog veel grond gepacht wordt. Ongeveer 70% van de geënquêteerde landbouwers heeft landbouw als hoofdberoep. Ongeveer40% haalt hun inkomen enkel en alleen uit landbouw [VLM 2015: 34]. Andere bronnen van inkomsten zijn bv de verbreding van de landbouwactiviteit of een tweede beroepsactiviteit. Studies die uitgevoerd zijn voor de opmaak van de ruimtelijke structuurplannen van de gemeenten Dilbeek en Sint-PietersLeeuw tonen aan dat het aantal landbouwbedrijven in de loop van de jaren verminderd is, maar dat vaak de oppervlakte per bedrijf vermeerdert. Er is dus sprake van een schaalvergroting in de landbouw. Al is deze niet te vergelijken met landbouw in plattelandscondities [D+A consult 2010, D+A consult 2013].
PRODUCTIEF LANDSCHAP
101
BEDREIGINGEN EN KANSEN VOOR DE LANDBOUW
+
+
+
In de studie van de VLM worden volgende problemen aangekaart door de landbouwers zelf voor hun activiteiten in het peri-urbaan gebied van Brussel: de hoge bouwdruk en stijgende grondprijzen, de problemen rond mobiliteit, de klachten van omwonenden en de versnippering van de percelen. Er zijn ook voordelen verbonden aan deze ligging zoals de centrale ligging van Brussel voor
+
+
Vlaanderen, de nabijheid van Brussel als afzetmarkt en de beschikbaarheid van deeltijdse arbeidskrachten [VLM 2015: 61].
+
BEDREIGINGEN
€
- hoge bouwdruk - stijgende grondprijzen - mobiliteitsprobleem
+
+
+
+
- klachten omwonenden - versnippering percelen
€
# *! $ * # *! $ *
KANSEN
- centrale ligging in België - nabijheid afzetmarkt - beschikbaarheid deeltijdse arbeidskrachten en mogelijkheden voor verbredende landbouw
Figuur 13: Overzicht bedreigingen en kansen voor de landbouw in peri-urbaan gebied rond Brussel
106
ONTWERPEND ONDERZOEK
BXL
BXL
BXL
BXL
opp (ha)
DILBEEK
1200 1150 1100 1050 1000 950 900
SINT-PIETERS-LEEUW
850
Kaart 63: Aandeel bebouwde oppervlakte in Brussel en in de Vlaamse rand t.o.v. de totale oppervlakte (2012) [Lemaitre en Santos 2014: 144]
2014
47,1-67,4%
2012
38,8-47,1%
2010
32,5-38,8%
2008
23-32,5%
2006
20,6-23%
2004
800 tijd
Figuur 14: Evolutie bebouwde oppervlakte op basis van kadaster [De Klerck et al 2014a en 2014b: 42]
Het studiegebied kent gelijkaardige problemen en kansen. Statistische gegevens tonen aan dat de bouwdruk in de gemeente Dilbeek en Sint-Pieters-Leeuw eerder beperkt is. De bebouwde oppervlakte is er in de afgelopen 10 jaar maar met 10% gestegen [De Klerck et al 2014a en 2014b]. Andere gemeenten in de Vlaamse Rand bv Vilvoorde of Overijse hebben een groter aandeel bebouwde oppervlakte. Anderlecht behoort tot de minder bebouwde gemeenten van Brussel, maar is wel dichter bebouwd dan de gemeenten uit de Vlaamse Rand [LemaĂŽtre en Santos 2014].
Kaart 64: Mediaanprijs bouwgronden Vl-Brabant (2014) [FOD economie]
Een vergelijking van de prijzen voor bouwgronden laat zien dat ten opzichte van de andere gemeenten in de Vlaamse rand, de grondprijs in Dilbeek en Sint-Pieters-Leeuw eerder gemiddeld is. Ten oosten van Brussel is er een hogere kostprijs [FOD economie]. Aangezien er in Brussel vrijwel geen bouwgronden meer verkocht worden, is het moeilijk om hier een getal op te plakken. Als we echter de prijs voor woningen bekijken, zien we dat het centrum en het oosten van Brussel zeer dure woningen heeft. In het studiegebied Neerpede zijn de woningen iets goedkoper, maar duurder dan het Vlaamse gemiddelde [De Maesschalck et al 2014: 15].
Kaart 65: Gemidd. prijs van een woning (2012) [De Maesschalck et al 2014: 15]
PRODUCTIEF LANDSCHAP 107
VERBREDENDE LANDBOUW – BIOLOGISCHE LANDBOUW De laatste jaren is het idee gegroeid dat landbouw in peri-urbane gebieden kan overleven door zich aan te passen aan de kansen die de omgeving biedt. Dit kan door de landbouwactiviteit te verbreden door parallel aan voedselproductie andere diensten aan te bieden, zoals landschapsbeheer, zorg, recreatie of toerisme. Een andere mogelijkheid is de omschakeling van de landbouw naar een biologische vorm van landbouw en het onderzoeken van de mogelijkheden van korte ketenlandbouw [Meert et al 2005, Dankaert et al 2010, Bergen et al 2014, Platteau et al 2014, Purple 2004]. In een studie van PODOII naar overlevingsstrategieën voor landbouw in verstedelijkte omgeving, werd de vraag naar, het aanbod van en de ondersteuning van verbredende landbouw in de Brusselse rand onderzocht [Boulanger et al 2005]. Op vlak van de vraagzijde kwam naar voren dat de achtergrond van burgers voor belangrijke mate bepaalde welke waardering ze hadden voor een mogelijke verbreding van de landbouw [Boulanger et al 2005: 81]. Ook aan de aanbodzijde (landbouwers) waren er verschillende meningen over verbredende landbouw en de mogelijkheden die een stad kan bieden [Boulanger et al 2005: 90]. De geografische woonplaats van de respondent bepaalt in hoge mate de mening van de respondenten. Zo waren de burgers die in of dicht bij een stad wonen, minder op de hoogte van de multifunctionele landbouw en hadden ze ook minder contact met landbouwers, maar waren ze wel het meest enthousiast over het idee van multifunctionele landbouw. De landbouwers met een bedrijf in de nabijheid van de stad deden meer aan actieve diversificatie (recreatie, hoeveverkoop,..) dan aan passieve diversificatie (verhuur gronden) of natuurbeheer. Dit laatste kan verklaard worden doordat er meer consumenten zijn in de buurt van de stad en dat eerder grotere bedrijven, die gemiddeld verder weg liggen van de stad, zich inzetten voor natuurbeheer. Voor Brussel zien we nog andere geografische verschillen. In de westelijke kant van Brussel stond men het meest positief tegenover verbredende landbouw. Bovendien was daar de kennis over diversificatie het hoogst. In het westen wonen dan ook het grootste aantal consumenten dat al gebruik maakt van bijvoorbeeld de mogelijkheid om rechtstreeks bij een boer inkopen te doen. In het centrum van Brussel zijn verscheidene potentiële consumenten, maar door de afstand wordt er niet tot actie overgegaan [Boulanger et al 2005: 121]. Neerpede heeft door haar ligging de beste potentie om tot verbredende landbouw over te gaan. Momenteel zijn er al verscheidene verbredende activiteiten ontwikkeld. Op Vlaams grondgebied in Itterbeek biedt de boerderij Neerhof educatieve activiteiten rond landbouw voor kinderen aan. In Anderlecht is onlangs in samenwerking met de gemeente het Groen en Blauw Huis geopend [vzw GBH 2015]. Dit Huis organiseert educatieve workshops rond landbouw en biodiversiteit. Verder zijn er ook verschillende boerderijen die hun producten aan huis verkopen, bijvoorbeeld een aardappelboer in Schepdaal. De boerderij Betteraves organiseert naast hoeveverkoop ook opleidingen voor biologische landbouw en werkt mee aan de samenstelling en verkoop van groentepakketten die op verscheidene afhaalpunten in Anderlecht worden verdeeld [Vert d’Iris International 2015]. De tuinbouwopleiding aan de ULB bewerkt enkele gronden in het studiegebied. De oogst hiervan wordt verwerkt in het restaurant op de universiteitscampus. In 2012 is de cvba ‘Lekkers uit het Pajottenland’ opgericht door streekproducenten die hun producten onder een streekmerk promoten en aanbieden via verdeelpunten en in restaurants. Het merk staat garant voor een lokaal, authentiek product geproduceerd in de Pajotse streek [cvba Lekkers uit het Pajottenland 2013].
108
ONTWERPEND ONDERZOEK
boerenmarkt Dilbeek
Boerenmarkt Schepdaal
Boerenmarkt Gaasbeek hoeveverkoop aardappelen
educatieve landbouwactiviteiten groenten
fruit
brood
boerenmarkten eieren
vruchtensap
boerenijs
Kaart 66: Aanwezigheid van verbredende landbouwactiviteiten
zuivelproducten
gevogelte 0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
0 200 500
1000
2000 m
CONCLUSIE ECONOMISCHE ACTOREN De bedrijven en handelaars situeren zich voornamelijk rond de steenwegen en in de directe omgeving van Brussel. Enkele bedrijven
0 0.5 1
die baat hebben bij het karakter en eigenschappen van de streek (bv microbiotisch klimaat oor de brouwerijen) liggen meer verspreid over het studiegebied. Het aantal bedrijven is eerder beperkt.
Landbouw heeft een belangrijke rol in het studiegebied. Akkerbouw en veeteelt komen het meest voor. Het gebied heeft een eerder kleine perceelstructuur, vanwege de grille landschapsstructuur en door de rijke leemgronden was met mogelijk om op kleine oppervlakten goede oogsten binnen te halen. De landbouw heeft door zijn positie dicht bij de stad een aantal nadelen. De verstedelijking neemt onder andere langzaam de plaats in van de landbouwgronden. Ook de hoge grondprijzen benadelen de landbouwers. Bovendien zijn weinig landbouwers eigenaar van hun gronden. Door deze stedelijke druk en door de landschappelijke structuur van het gebied is het niet gemakkelijk om aan schaalvergroting te doen. Omschakeling naar biologische landbouw en een verbredende landbouw heeft dankzij de nabijheid van de stad meer kans van slagen. Verschillende activiteiten in het gebied evolueren richting verbredende landbouw, ook de biologische landbouw krijgt voet aan de grond. Momenteel gaat het echter nog over kleine initiatieven zonder echte regionale omkadering. Op vlak van lokale verkoop, zorgt de cvba Lekkers uit het Pajottenland voor het promoten van de streekproducten.
PRODUCTIEF LANDSCHAP 109
2k
2.5 Maatschappelijk profiel
2.5.2 Voorzieningen SCHOLEN
2.5.1 Inwoners Neerpede is één van de minst bevolkte gebieden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er wonen minder dan 800 mensen per vierkante kilometer [BISA 2012]. Ook Dilbeek en Sint-PietersLeeuw zijn relatief dun bevolkt ten opzichte van andere randgemeenten van Brussel met net geen 1000 inwoners per vierkante kilometer [Lemaître en Santos 2014: 6]. Het inwonersaantal groeit traag in Dilbeek en Sint-PietersLeeuw. Anderlecht kent een grotere bevolkingsgroei (12%). De gemeenten hebben alle drie een positief migratiesaldo. Het aandeel vreemdelingen is laag. Het gemiddeld inkomen ligt hoog in Dilbeek, laag in Anderlecht en gemiddeld in Sint-Pieters-Leeuw [Lemaître en Santos 2014: 140]. Ongeveer 70% van de potentiële beroepsbevolking heeft een job. Hiervan pendelt ongeveer 50 tot 70% dagelijks naar Brussel [De Maesschalck 2014: 58].
De dorpen Itterbeek, Schepdaal, Vlezenbeek en Dilbeek hebben een lagere school en enkele ook een kleuterschool. Voor secundair onderwijs gaat men naar Itterbeek of naar de Erasmussite. Hogescholen en Universiteiten bevinden zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Aan de COOVI campus ten zuiden van de Erasmussite is er een concentratie van secundair onderwijs en hogescholen. De aangeboden studierichtingen zijn toegespitst op medische en voedingsdomeinen. In het Erasmusziekenhuis wordt medisch wetenschappelijk onderzoek verricht door de ULB en partners. Voor buitengewoon onderwijs is er een vestiging in Vlezenbeek en een in Schepdaal. Volwassenen kunnen terecht in Itterbeek en Dilbeek. Er zijn enkele kinderdagverblijven in het gebied, vooral geconcentreerd langs de steenwegen en de ring. Algemeen kan gesteld worden dat er een voldoende aanbod aan onderwijs is in het studiegebied ten opzichte van het aantal inwoners.
ADMINISTRATIEVE VOORZIENINGEN Voor de primaire voorzieningen zoals post, administratief centrum, … zijn de kleine dorpen eerder aangewezen op Dilbeek en Sint-Pieters-Leeuw of de stad Brussel [D+A consult 2010: 52]. Schepdaal en Vlezenbeek hebben een bibliotheek.
ZORGINSTELLINGEN Voorzieningen voor ouderen bevinden zich vooral in Itterbeek en Dilbeek in de vorm van rusthuizen en serviceflats. Het aanbod is eerder laag en weinig verspreid over het gehele studiegebied. Op de Erasmussite is het Erasmusziekenhuis. Voor langdurige revalidatie kan men terecht in het ziekenhuis < 500
500-750
750-1000
1000-2000
5000-8000
8000-14000
14000-18000
> 18000
studiegebied
Kaart 67: Bevolkingsdichtheid 2012 (inw/km²)
110
ONTWERPEND ONDERZOEK
2000-5000 <20 inwoners 0 0.5 1
0
1
2 km
2
5 km
in Vlezenbeek.
peuteropvang en kinderdagverblijf
kleuteronderwijs
lageronderwijs
Kaart : Overzicht scholen en kinderdagverblijven
secundair onderwijs
buitengewoon onderwijs
volwassenonderwijs 0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
0 200 500
1000
0 0.5 1
ouderenvoorziening
ziekenhuis
bibliotheek
2000 m
2k
concentratie
Kaart 68: Overzicht zorginstellingen, ziekenhuizen en bibliotheken
0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
200 500 1000 111 2000 m PRODUCTIEF0LANDSCHAP
GEN-station COOVI
GEN-station Schepdaal
81
118
5
141
treinsporen
142
metrolijn 5
tramlijn 81
buslijn 142
buslijn 141
buslijn 118
overige buslijnen
studiegebied
GEN-station optie
toekomstig GEN-station
kaart 69: Openbaar vervoer richting studiegebied
0.5 11 00 0.5
0
1
2 km 2km
2
5 km
BUS 118 TRAM 81
BUS 141
METRO 5 BUS 142
treinsporen
metrolijn 5
tramlijn 81
buslijn 142
buslijn 141
buslijn 118
overige buslijnen
halte
optionele GEN-station
kaart 70: Openbaar vervoer in het studiegebied
0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
112
0 200 500
1000
ONTWERPEND ONDERZOEK
2000 m
OPENBAAR VERVOER
CONCLUSIE MAATSCHAPPELIJK PROFIEL
Op macroschaal is de beste verbinding met het studiegebied
Het
de metrolijn 5 die eindigt aan de Erasmussite. Bij het
gekarakteriseerd door pendelverkeer voornamelijk naar
ontwikkelen van het GEN-netwerk zal er een station bijkomen
Brussel. De voornaamste voorzieningen zijn aanwezig in de
aan de COOVI campus. Een bijkomende mogelijkheid is een
verschillende dorpen. Op vlak van administratie en zorg kan
GEN-station bij Schepdaal, maar de NMBS heeft dit station
er nog een tandje bij gestoken worden. Verschillende bussen
momenteel niet op haar programma staan [significance et
bedienen het studiegebied, echter met een sterke oriĂŤntering
al. 2009]. Vanuit Brussel is er een belangrijke tramverbinding
op Brussel. Hierdoor liggen de meeste verbindingen in oost-
(tram 81) die vertrekt van de oostkant van Brussel en stopt
west richting. De noord-zuid verbinding is ondermaats. De
aan het Vijverspark ten noorden van de Erasmussite waar
frequentie van de verbindingen is aan de lage kant, waardoor
het park de Brusselse ring kruist.
de meeste bewoners de auto verkiezen boven het openbaar
Over de Ninoofsesteenweg rijden bussen die vertrekken
vervoer.
studiegebied
wordt
op
vlak
van
transport
vanuit het centrum van Brussel. Doorheen het studiegebied zijn enkele busroutes die vertrekken vanuit het oosten, meestal aan het Zuidstation in Brussel en die in westelijke richting rijden, nl. lijn 118, 141 en 142. Buiten enkele schoolbussen zijn er geen bussen die het studiegebied in de noord-zuid richting doorkruisen. Verder zijn er nog bussen van de MIVB, maar zij blijven aan de oostkant van de Brusselse ring. Figuur 15 : Frequenties [De Lijn 2015, MIVB 2015]: WEEKDAG
WEEKEND
BUS 118
1 / uur vanaf 14u 2 / uur
1 / uur
BUS 141
1 / uur vanaf 16u 4 / uur
1 / 2 uur
BUS 142
1 / uur vanaf 16u 3 / uur
1 / 2 uur
TRAM 81
8 / uur
4 / uur
METRO 5
1 / 5 min
PRODUCTIEF LANDSCHAP
113
2.6 Culturele waarde 2.6.1 Recreatie LOKALE RECREATIEVE ACTIVITEITEN Op vlak van sportvoorzieningen zijn er verschillende indoor- en outdoorfaciliteiten. De meesten zijn gelegen rond bebouwingskernen bij de dorpen Schepdaal, Dilbeek, Itterbeek en Neerpede. Zowel Schepdaal als Itterbeek heeft een recreatiecentrum met allerlei sportfaciliteiten. Aan de Erasmussite ligt een hoogdynamisch sportcentrum. Het biedt plaats aan onder andere de oefensportterreinen van de eerste klasse voetbalclub RSC Anderlecht. Ernaast liggen de golfterreinen van de Royal Amicale Anderlecht golfclub. Een ander golfterrein bevindt zich aan de Ninoofsesteenweg ter hoogte van Itterbeek. Ten zuiden van het spoor aan de Lenniksebaan ligt het sportcentrum van Sint-Gillis. Op verschillende plaatsen in het studiegebied zijn maneges gelegen, o.a. ĂŠĂŠn bij Neerpede en twee ten zuiden van Schepdaal. De meeste dorpen hebben hun eigen scouts of chiro beweging. Voor culturele activiteiten of ontmoetingen zijn er enkele centra gelegen in Itterbeek, Vlezenbeek en Sint-Gertrudis-Pede. Neerhof vzw in Itterbeek en het Groen en Blauw Huis in Neerpede organiseren educatieve activiteiten rond landbouw en biodiversiteit voor scholengroepen. In Neerpede ligt een openbaar park aan de vijvers dat doorloopt tot onder de Brusselse ring. In de wijk Schone Lucht is een openbaar speelplein voor de jeugd. De meeste recreatieve activiteiten worden aangeboden op privaat domein, er zijn weinig publieke plaatsen ingericht waar gespeeld kan worden of waar ontmoetingen kunnen plaatsvinden.
114
ONTWERPEND ONDERZOEK
recreatieve georganiseerde activiteiten openbare parken
golfterreinen
culturele centra
manèges
zwembad
indoor sportfaciliteiten
sport centra
outdoor sportfaciliteiten
Kaart 71 : Recreatieve voorzieningen: sport, ontspanning en ontmoeting
0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
0 200 500
1000
2000 m
0 0.5 1
PRODUCTIEF LANDSCHAP
2k
115
geĂŻnspireerd. Verspreid over de route staan informatieborden met afbeeldingen van een schilderij dat kenmerken van die plek bevat [Dilbeek 2015]. Sint-Pieters-Leeuw biedt verschillende natuurwandelingen aan. [Sint-Pieters-Leeuw 2015]. Anderlecht heeft een reeks wandelingen bewegwijzerd in de omgeving van de Neerpedevijvers met verschillende afstanden en moeilijkheidsgraden [Anderlecht 2015]. De groene wandeling van Leefmilieu Brussel biedt een wandeling aan op een grotere schaal. Het doorkruist het studiegebied WANDELPADEN Vanuit
de
van noord naar zuid [leefmilieu Brussel 2015]. Een deel van het gemeenten
zijn
wandelpaden
verschillende uitgetekend.
De
bekende
Bruegelroute
die
verschillende
recreatieve is
studiegebied maakt deel uit van het wandelknooppuntnetwerk,
de
dit netwerk kan dienen als verbinding tussen de verschillende
monumenten,
thematische wandelingen en de groene wandeling van Brussel.
landschappen en historisch erfgoed loopt. De route brengt je
Een goede coĂśrdinatie tussen de informatie, signalisatie en
langs verschillende zichten die de schilder Pieter Bruegel hebben
voorzieningen is er momenteel nog niet.
Thematische wandelingen:
Regionale wandelingen:
langs
meest
pedemolenwandeling
Groenenbergwandeling
landbouwleerpad Vlezenbeek
Alenawandeling
neerpedewandelingen
Neerpede-Vogelzangwandeling
groene wandeling Brussels gewest
Sobroekwandeling
Bruegelroute
wandelknooppuntennetwerk Vlaanderen
Kaart 72: Overzicht wandelpaden
0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
116
0 200 500
1000
ONTWERPEND ONDERZOEK
2000 m
De provincie Vlaams-Brabant heeft een functioneel en een recreatief fietsroutenetwerk ontwikkeld met de vraag aan de gemeenten om deze routes in te richten voor de fietsers [Provincie Vlaams-Brabant 2013]. Vanuit initiatief van enkele gemeenten rond Brussel is de gordelroute ontstaan met als doel het Vlaams karakter van hun gemeente in de verf te zetten. EĂŠn keer per jaar in september vindt het Gordelfestival plaatst. Fietsers van over heel Vlaanderen komen om in de rand rond Brussel te fietsen [Toerisme Vlaams-Brabant 2015]. FIETSROUTES Net zoals de wandelpaden, zijn er door de betrokken gemeenten
Parallel aan het GEN-netwerk voor treinen wordt ook een GEN-
een heel resem recreatieve fietsroutes uitgestippeld De routes
netwerk voor fietsers gepland. De Itterbeeksebaan en het
nemen telkens verschillende wegen, waardoor het moeilijk
spoorwegtracĂŠ zijn mogelijke routes hiervoor [Timenco 2012].
is om een aangepaste infrastructuur voor te voorzien. Op
Het studiegebied heeft ook enkel mountainbikeroutes [Dilbeek
bovenlokaal niveau zijn verschillende fietsprojecten opgestart.
2015].
Thematische routes:
fietsroute Dilbeek
Regionale routes:
fiets GEN-netwerk en fiets-o-strade
Kaart 73: Overzicht fietsroutes
Bruegelroute
Gordelroute
mountainbike route Dilbeek
fietsknooppuntennetwerk Vlaanderen
gewestelijke fietsroutes Brussels gewest 0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
200 500 1000 117 2000 m PRODUCTIEF0LANDSCHAP
2.6.2 Toerisme BEZIENSWAARDIGHEDEN, MONUMENTEN Het studiegebied ligt in een streek die rijk is aan cultureelhistorisch erfgoed. De typische landschappen van de streek komen voor in de schilderijen van Bruegel. In het teken hiervan zijn verschillende toeristische attracties en wandelwegen ontwikkeld. Door het specifieke microbiotische klimaat, biedt het gebied ruimte aan verscheidene brouwerijen van lambiek en geuze. De tweejaarlijkse Toer de Geuze die internationaal bekend is, biedt de mogelijkheid om de verschillende brouwerijen te bezoeken [Horal 2015]. Dankzij de aanwezigheid van open ruimte met natuur en landbouw in de buurt van de stad Brussel is het gebied een ideale plaats om tot rust te komen. De vele fietsroutes en wandelroutes zorgen voor een gevarieerd aanbod doorheen het gebied. Verschillende historische monumenten zijn te bezoeken zoals de Sint-Annakerk en de spoorwegbrug in Sint-Anna-Pede, de watermolen in Sint-Gertrudis-Pede en de luizenmolen in Itterbeek. In de directe omgeving liggen enkele kasteeldomeinen en enkele natuurparken zoals Park Groenenberg, die te bezoeken zijn [Dilbeek 2015]. Dankzij het sterke landbouwkarakter van de streek, is er ook de mogelijkheid om via het Landbouwleerpad van Vlezenbeek en Sint-Pieters-Leeuw of bij de organisatie Neerhof en het Groen en Blauw Huis de agrarische sfeer en de landelijke werkomgeving op te snuiven [landelijke gilden 2015, vzw GBH 2015]. OVERNACHTINGSMOGELIJKHEDEN Het studiegebied telt weinig slaapvoorzieningen voor toeristen. In het zuiden in Vlezenbeek zijn er enkele gastenkamers en de hotels liggen vooral in de buurt van het kasteel van Gaasbeek. Er is ook mogelijkheid om te overnachten in verbouwde hoeven. In het noorden in Itterbeek is er een bed & breakfast dicht bij de
beschermde monumenten
overnachtingsmogelijkheid
Ninoofsesteenweg. Verder weg gelegen is Dilbeek de meest
relicten
beschermde landschappen
voor de hand liggende stad met slaapmogelijkheden [SintPieters-Leeuw 2015]. Op de Erasmussite in Anderlecht is een groot hotel met 81 kamers. 118
ONTWERPEND ONDERZOEK
Kaart 74 : Bezienswaardigheden, erfgoed en overnachtingsmogelijkheden in het studiegebied
oude hoeve
vroegere brouwerij
spoorwegbrug
Pedemolen
Neerhof vzw
kasteeldomein
bierbrouwerij
st-Anna Kerk
Luizenmolen
Groen en Blauw huis
Graffiti kunst onder ring
0 100 200
500
1000 m
PRODUCTIEF LANDSCHAP
0 200 500
1000
119
20
St-Anna Kerk
Graffiti kunst onder ring
oude hoeve
kasteeldomein
Pedemolen
Luizenmolen
Spoorwegbrug
120
ONTWERPEND ONDERZOEK
Neerhof vzw
CONCLUSIE CULTURELE WAARDE Op recreatief vlak heeft het studiegebied vooral laagdynamische activiteiten te bieden. De sterkte van het gebied ligt in het aanbieden van een rustige omgeving met veel natuur en open ruimte. De belangrijkste activiteiten zijn de fiets- en wandelroutes. De streek is dankzij tal van cultuurhistorische plaatsen
en
een
prachtig
landschap
een
belangrijke
aantrekkingspool voor toerisme. De faciliteiten voor toerisme zijn eerder beperkt. De vrijetijdsactiviteiten bevinden zich Bierbrouwerij Lindemans
meestal op privaat domein in de vorm van sportaccommodatie. Lokale openbare speelruimten en publieke ruimte voor ontspanning en ontmoeting zijn dun bezaaid.
vroegere Brouwerij
Groen en Blauw huis
Natuurdomein
PRODUCTIEF LANDSCHAP
121
3. Probleemstelling en doelstelling 3.1 Algemene problematiek
EXTERNE STEDELIJKE DRUK De open ruimte in het studiegebied komt meer en meer onder druk te staan van verstedelijkingspatronen in de vorm van stijgende grondprijzen, druk verkeer, toenemende bebouwing en vraag naar recreatieruimte. Langzaamaan verdwijnen de landschappelijke karakteristieken die kenmerkend zijn voor het studiegebied als deel van het Pajottenland. Toch heeft het gebied in vergelijking met andere peri-urbane gebieden rond Brussel nog veel open ruimte. Deze openheid heeft het voor een groot deel te danken aan het beschermend ruimtelijk beleid van de betrokken gemeenten. Desondanks zijn er sporen van verrommeling aanwezig. De bescherming zorgt voor een zekere vrijwaring van de open ruimte, maar het leidt - Open ruimte staat onder druk van verstedelijking - Landschapkarakteristieken verdwijnen
niet direct tot een duidelijke betekenis en rol van deze ruimte voor de omgeving. Hierdoor wordt ze te vaak als restruimte gezien en niet als wezenlijk onderdeel van het verstedelijkte gebied met een eigen identiteit.
- Beleid van behoud van open ruimte is goede stap maar onvoldoende om betekenis voor open ruimte te ontwikkelen
ONTBREKEN VAN VERBINDING MET OMGEVING De nabijheid van de stad zorgt enerzijds voor negatieve evoluties in het gebied maar anderzijds ook voor positieve impulsen. Op positief vlak zorgt de ligging dicht bij de stad voor een nabij gelegen afzetmarkt voor producten. Bovendien is de vraag naar biologisch geteelde en streekproducten in Brussel groot. De stad heeft ook goedkope seizoenarbeidskrachten in de aanbieding. De interesse voor de open ruimte om te recreĂŤren geeft de aanwezige actoren in het studiegebied nieuwe ontwikkelingsperspectieven. Momenteel ontbreekt er echter de nodige infrastructuur en organisatie om hierop in te spelen. - Nabijheid van de stad geeft mogelijkheden: korteketen landbouw, seizoensarbeiders, consumenten, recreanten - Ontbreken van infrastructuur en organisatie om er maximaal voordeel uit te halen.
124
ONTWERPEND ONDERZOEK
INTERNE CONCURRENTIE In het gebied zijn verschillende dynamieken in de open ruimte aanwezig. Het gebied wordt voor een groot deel voor de landbouw ingezet. Daarnaast bieden verscheidene plekken een grote biodiversiteit aan. Bosarealen en de beekvalleien zorgen voor natuurontwikkeling. De gestage groei van stedelingen die zich vestigen in het gebied nemen een ander deel van de ruimte in. Deze verschillende actoren leven momenteel vooral naast elkaar, interactie en samenwerking zijn slechts beperkt aanwezig. De druk op de ruimte van al deze actoren zorgt ervoor dat zij elkaar eerder als concurrenten zien dan als partners. Dit leidt tot conflicten en ongestructureerde ruimte-inname. Bovendien hebben nieuwe gebruikers - Veel verschillende dynamieken en actoren aanwezig in open ruimte, maar functioneren momenteel vooral naast elkaar, weinig interactie - Concurrentie tussen de verschillende open ruimte gebruikers
die graag een plaats in deze ruimte willen krijgen, zoals nieuwe landbouwers of Brusselse recreanten, het hierdoor moeilijk om hun plek te vinden. Kortom de verschillende open ruimtegebruikers zijn te weinig op elkaar ingespeeld en kunnen hierdoor niet volledig tot hun recht komen in het open ruimtegebied.
ONDUIDELIJKE VERHOUDING MET OMGEVING Vanuit Vlaanderen en Brussel is er interesse om meer relaties te leggen tussen stad en platteland. Het studiegebied Neerpede is aangeduid als één van de gebieden die een schakel kunnen vormen. Beide gewesten hebben zich geëngageerd om verder te werken op het gebied Neerpede. Deze aandacht is een belangrijk middel tegen de heersende woondruk. Bovendien zorgt dit initiatief ervoor dat een overkoepelende visie, die voorbij de administratieve beleidsgrenzen gaat, tot stand kan worden gebracht. Het is een positieve stimulans voor de toekomst van het gebied en de relaties ervan met de omgeving. Veel elementen, zoals de beken die invloed ondervinden van een groter gebied, hebben minder baat bij ingrepen - Grensoverschrijdend beleid van Vlaanderen en Brussel om samen te werken aan een visie voor het gebied, ze zien de ruimte als een verbinding tussen stad en platteland - Belangrijk om tot ontwikkeling te komen die zowel de stad als platteland als peri-urbaan gebied ten goede komt.
op beperkt schaalniveau. Belangrijk aandachtspunt zal zijn om zowel voor de stad als voor het platteland als voor het peri-urbaan gebied, te komen tot een positieve ontwikkeling waarbij elk gebied gelijkwaardig behandeld wordt en er versterkt uit naar voren zal komen, zodat niet alleen de stad hier baat bij heeft.
PRODUCTIEF LANDSCHAP 125
3.2 Specifieke ruimtelijke conflicten in het gebied Naast een meer algemene probleemstelling spelen er ook enkele specifieke ruimtelijke conflicten in het onderzochte gebied.
LANDBOUW IN VERDRUKKING De aanwezige landbouw in het gebied ervaart een druk van de stedelijke activiteiten. Hierdoor is er weinig mogelijkheid om aan schaalvergroting te doen om zo de productiecapaciteit op te drijven. Om te overleven in het peri-urbane gebied moet het voor de landbouwer mogelijk worden om de activiteiten te diversifiëren met andere functies, zoals hoeveverkoop, natuurbeheer, ...
EROSIEPROBLEMATIEK Het studiegebied kent verschillende plaatsen met risico op erosie. Er dienen gepaste maatregelen te worden ontwikkeld om de kans op erosie te verkleinen, zoals het verplichten van aanplantingen langs erosiegevoelige hellingen of het creëren van opvangmogelijkheden om het vervuild afstromend water op te vangen alvorens het in de beken terecht komt. Deze erosiebestrijdingsmaatregelingen in de vorm van grassen en struiken, kunnen mee bijdragen aan het ontwikkelen van een habitat voor de aanwezige fauna en flora.
ONVOLDOENDE SAMENHANGEND RECREATIEF NETWERK Vanuit Brussel is er vraag naar open ruimte voor recreatie. Het studiegebied heeft een ideale ligging om hieraan tegemoet te komen. Op macroschaal heeft het dankzij metrolijn 5 een goede verbinding met het centrum van de stad. Echter op schaal van het gebied ontbreekt het aan een samenhangend recreatief netwerk. De verschillende wandelpaden en fietsverbindingen zijn te weinig op elkaar afgestemd. Er zijn nog teveel ‘missing links’ om een goede recreatieve ontsluiting van het gebied te creëren. De veelheid aan ontwikkelde routes zorgen voor een overdaad, waardoor de leesbaarheid van de plek verkleint. Door deze onsamenhangendheid worden de aanwezige boeren die aan zelfvermarking willen doen geremd in hun ontwikkelingskansen. Hiervoor is contact nodig tussen consument en producent. 126
ONTWERPEND ONDERZOEK
NEGATIEVE INVLOED INFRASTRUCTUURWERKEN OP RUIMTELIJKE STRUCTUUR De aanleg van wegeninfrastructuur heeft geleid tot een aantasting van de landschappelijke structuur van het gebied. Zij doorsnijden het landschap zonder rekening te houden met het onderliggende fysische systeem. Hun logica komt voort vanuit de behoefte van de stad, waardoor een radiaal-concentrisch netwerk tot stand is gekomen. Bovendien waren ze een katalysator voor nieuwe bebouwing, waardoor het fysische systeem verder zijn structurerende functie verloor. De nieuwe logica van lintbebouwing veranderde het landschap langzaamaan. Deze ontwikkeling stond los van de logica van andere ruimtegebruikers zoals de landbouwactiviteiten. Hierdoor belemmeren de verschillende ruimtegebruikers elkaar in hun verdere ontwikkeling. Er dient terug gezocht te worden naar de interne ruimtelijke logica van het fysische systeem om een kader aan te bieden waarin de verschillende actoren in het gebied hun plaats kunnen vinden. De spoorweg is ook ontworpen voor de behoeften op macroschaal. Hierbij werd evenmin rekening gehouden met de landschappelijke structuur van het gebied. Doorheen de tijd heeft het landschap zich hieraan aangepast en kwam er een rijke biodiversiteit langs de bedding van de sporen. De recente verbreding van de spoorwegbedding heeft echter op bepaalde plekken gezorgd voor een drastische vermindering van deze biodiversiteit. MONOMODALE STEDELIJK GEORIテ起TEERDE ONTSLUITING Door het radiaal-concentrische patroon van verstedelijking en de landschappelijke structuur van de beekvalleien is er een sterke oost-westelijke ontsluiting ontstaan. De hoofdwegen, met uitzondering van de ring rond Brussel, zijn oost-west georiテォnteerd. Zeker op vlak van openbaar vervoer is de ontsluiting in noord-zuidelijke richting beperkt. Er is behoefte aan een opwaardering voor een betere interne toegankelijkheid van het gebied. Voor de pendelaars in het gebied die dagelijks richting Brussel rijden is deze stadsgerichte infrastructuur zeer belangrijk. De steenwegen worden hiervoor dagelijks frequent gebruikt. Het aanbod aan verschillende verkeersmodi is echter beperkt. De infrastructuur is eenzijdig gericht op het gebruik van de auto. Alternatieve vormen zoals trein, bus, tram, fiets zijn ondergewaardeerd. Er is nood aan een multimodaal netwerk in het gebied zodat verschillende opties kunnen aangeboden worden aan de pendelaars, maar ook aan de bezoekers van het gebied. De ontwikkeling van het GEN-netwerk kan hierbij een rol spelen, in die zin is het schrappen van de treinhalte aan Schepdaal een gemiste kans. ONTWIKKELING ERASMUSSITE De nieuwe stedelijke ontwikkelingen die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor ogen heeft voor de Erasmussite, kunnen een bedreiging vormen voor het karakter van het gebied. De nieuwe woningen en bedrijven kunnen aanleiding geven tot verdere ongecontroleerde verstedelijking van het gebied, maar ze kunnen evengoed een stimulans zijn voor samenwerking met open ruimte functies zoals voedselvoorziening, energieproductie of recreatiemogelijkheden.
PRODUCTIEF LANDSCHAP
127
3.3 Doelstelling Het initiatief van het Vlaamse en Brussels Hoofdstedelijk Gewest om door samenwerking te komen tot een grensoverschrijdende visie voor het studiegebied, biedt een ideale kans om het gebied te ontwikkelen tot een SCHARNIER tussen de stad Brussel en het landelijke Pajottenland. Uitgangspunt van deze samenwerking is het behoud van de open ruimte in de nabijheid van de stad en het creĂŤren van recreatieve mogelijkheden voor de stedeling [Huytebroeck 2014]. Hierbij dient aandacht te gaan naar welke vorm van verbinding tot stand wordt gebracht met de stad. Belangrijk is om in het oog te houden dat beiden (stad en peri-urbaan gebied) er voordeel aan hebben en dat de vaste waarden in het studiegebied niet verdrongen worden. De stad heeft de afgelopen jaren de grootste kracht en de meeste invloed gehad. Dit heeft geleid tot verrommeling van het landschap. De kans is er nu om op zoek te gaan naar een EVENWICHTIGE VERDELING van de ruimte, waarbij alle actoren hun plaats kunnen vinden. De doelstelling is de sterke elementen van de open ruimte uit te spelen en te versterken en tegelijkertijd de bedreigingen te counteren door ze om te vormen tot een WIN-WIN SITUATIE voor het peri-urbaan gebied en de stad. Hierbij wordt de AANWEZIGE DYNAMIEK in het open ruimtegebied en het LANDSCHAPPELIJKE KARAKTER als basis genomen voor verdere ontwikkeling. De periurbane conditie wordt hierbij omarmd als uitgangspunt. De kracht die hieruit voorkomt, in het bijzonder het bevatten van zowel eigenschappen van de stad als het platteland, wordt aangegrepen om een eigen identiteit te ontwikkelen, waar de verschillende actoren hun voordeel uit kunnen halen. Dit kan slechts verwezenlijkt worden als alle elementen samen bekeken worden, er dient op een integrale manier gewerkt te worden. Het concept van een PRODUCTIEF LANDSCHAP is hierbij een nuttige tool. Vanuit het idee van een productief landschap worden de aanwezige elementen gestimuleerd om samen te werken in een landschappelijk kader om op die manier de kwaliteit te verhogen. Uiteindelijk beoogd resultaat is de creatie van een landschap dat zowel ecologisch als economisch productief is en een maatschappelijk meerwaarde geeft.
PRODUCTIEF LANDSCHAP 129
4. Strategieën 4.1 Inleiding Voortbouwend op de problematiek van het studiegebied en de visie voor een productief landschap zoals geformuleerd in deel I worden drie strategieën geformuleerd. Zij vestigen de aandacht op de uitdagingen die zich stellen in peri-urbane gebied Aan deze strategieën worden ruimtelijke concepten gekoppeld die vervolgens ingezet worden bij het ruimtelijk ontwerp voor het gebied.
4.2 Strategie 1: Inzetten op synergie tussen functies In het studiegebied wordt de ruimte gebruikt door verschillende functies. Zowel natuur, bos en landbouw als bewoning en vrijetijdsactiviteiten zijn aanwezig. De landbouw en natuur in het studiegebied is momenteel door het proces van verstedelijking in de verdrukking. Dit is de aanzet om de verbredende mogelijkheden voor de landbouw te onderzoeken. De SYNERGIE landbouw kan een rol spelen bij het behoud en beheer van de aanwezige natuur. Ook kan een relatie aangegaan worden met recreanten en bewoners, door activiteiten als bijvoorbeeld hoeveverkoop of toeristische slaapgelegenheid aan te bieden. Hierbij wordt vertrokken van de landbouw die al bezig is met verbredende activiteiten en wordt er gezocht naar elementen om de landbouw hierin te ondersteunen. Tegelijkertijd kan er op zoek gegaan worden naar een toekomstige schakel tussen consument en producent door in te zetten op korteketenlandbouw. Hierdoor wordt de kwaliteit van het gebied, namelijk landbouw in de buurt van de stad, aangegrepen als pluspunt waarmee gewerkt kan worden. Doordat de ruimte schaars is door de vraag vanuit stedelijke en landelijke hoek, is het niet aangewezen om de ruimte functioneel op te delen en eenzijdig te gebruiken. Beter is in te zetten op het idee van meerlagigheid waarbij een ruimte voor twee of meer doelen wordt gebruikt en dus veelvoudig van nut is, bijvoorbeeld de beekvalleien als collector van biodiversiteit en als recreatiepad.
CSA
€
Kortom, door in te zetten op synergie tussen de verschillende ruimtegebruikers (ecologische, economische en maatschappelijke actoren) kan een meerwaarde behaald worden vanuit een samenwerking tussen deze verschillende elementen. Belangrijk is steeds de ecologische, economische en sociaal-culturele kwaliteiten van de ontwikkelingen in overweging te nemen.
BOER
opslag
bekendheid distributie
130
ONTWERPEND ONDERZOEK
natuurpremies uitleendienst
bxl
SYNERGIE
SYNERGIE
€
CSA
RUIMTELIJKE CONCEPTEN
CSA
€
BOER
opslag
bekendheid BOER
opslag
distributie
bekendheid
distributie
CSA
€
bxl
natuurpremies
€
CSA
bxl
natuurpremies
uitleendienst
uitleendienst
RUIMTE CREËREN VOOR ONTMOETING CONSUMENT-
ONDERSTEUNEN VAN VERBREDENDE LANDBOUW
PRODUCENT
Steun geven aan landbouwers die meehelpen aan beheer !
BOER
opslag
Plaats voorzien voor boerenmarkten, nieuwe inzet van bekendheid landbouwbedrijven,
zoals
CSA
(communicity
supported
distributie
agriculture,BOER volkstuintjes onder leiding van landbouwer,... bxl opslag
!
van natuur, vergroten van bekendheid landbouwberoep, gezamenlijke
initiatieven
opzetten
voor
samenwerking
rond opslag, uitlenen van materialen tussen landbouwers, ontwikkelen van distributie netwerk korteketen.
bekendheid
BUFFER
concept toegepast: distributie
> p.160 micro 1 Schepdaal natuurpremies
> p.166 micro 2 Brug
bxl
uitleendienst
> p.170 micro 3 Eylenbosch
concept toegepast:BUFFER > p.170 micro 3 Eylenbosch > p.176 micro 4 Erasmus
> p.176 micro 4 Erasmus natuurpremies
! uitleendienst
+
!
markt
+
BUFFER
markt
+ +
markt bio
+
markt
BUFFERZONES TUSSEN CONFLICTERENDE ACTOREN BUFFER
VORMEN VAN CYCLI
Het voorzien van een ruimtelijke scheiding tussen activiteiten
Door samenwerking met andere actoren, kunnen de bio
die afstand moeten bewaren om beter te kunnen functioneren,
materialenstromen beter ingezet worden, met vermindering
bijvoorbeeld een beek heeft risico op vervuiling door
van overschotten en afval tot resultaat.
landbouwnutriënten.
+
markt
concept toegepast:
+
concept toegepast: > p.176 micro 4 Erasmus
> p.138 landschapslaag
+
> p.160 micro 1 Schepdaal > p.166 micro 2 Brug
+
+ markt
markt
bio
PRODUCTIEF LANDSCHAP
131
4.3 Strategie 2: organiseren van toegang naar en in het gebied Uit de analyse komt naar voor dat de infrastructuren vaak niet zozeer gericht zijn op het gebied zelf, maar eerder gericht op een hoger schaalniveau. Dit zorgt voor breuken in het
gebied die de doorwaadbaarheid belemmeren. Er dient ingezet te worden op een eigen TOEGANKELIJKHEID
relevante en specifieke toegankelijkheid (weliswaar gelinkt aan de ruimere omgeving) om ervoor te zorgen dat de kwaliteiten van de ruimte maximaal benut kunnen worden. -
ecologische toegankelijkheid: biodiversiteit, watermanagement, groen-blauw
netwerk,… -
economisch toegankelijkheid: landbouwdistributie, verkeer, percelenstructuur
-
maatschappelijk toegankelijkheid: recreatiemogelijkheden, multimodaal netwerk,
natuurbeleving Vanuit de omgeving komt de behoefte om de open ruimte te kunnen gebruiken voor recreatie-activiteiten. Er dient te worden nagegaan op welke manier de recreanten toegang
+
kunnen krijgen tot+het gebied, zonder dat de aanwezige actoren, natuur en landbouw er
nadeel van ondervinden, maar in tegendeel ervan kunnen profiteren. Het karakter van het studiegebied vraagt eerder naar laagdynamische recreatie, dan naar hoogdynamische activiteiten om in harmonie met het landschap te kunnen blijven. Het landschap heeft momenteel al verscheidene plekken met een hoge biodiversiteit, maar de toegang voor fauna en flora van het ene natuur- of bosgebied naar het andere is nog niet ideaal. De beekvalleien zorgen voor een belangrijke dimensie in het landschap. Ze kunnen een leidraad zijn bij het vergroenen van het gebied en een bijdrage leveren aan het creëren van biodiversiteit en natuur in de buurt van de stad. In een peri-urbaan gebied met veel pendelverkeer is het aangeraden om de verschillende stromen: pendelaars, landbouwverkeer, recreatieverkeer,… te onderzoeken om zo te zorgen dat ze geen hinder van elkaar ondervinden en iedereen zich op een gepaste manier door het gebied kan verplaatsen.
132
ONTWERPEND ONDERZOEK
OPSLAG
+ €
CSA
distributie
+
IDENTITEIT
TOEGANKELIJKHEID +
bxl
RUIMTELIJKE opslag distributie
+
CONCEPTEN
bxl
t
+
+
uitleendienst
!
BUFFER
ONTKOPPELING VAN VERPLAATSINGSSTROMEN OP BASIS
DIVERSIFIËREN VAN VERVOERSMODI OPTIES
VAN GEBRUIKERS
Het aanbieden van verschillende vervoersmodi om zich te
Door de infrastructuur aan te passen aan de noden van
verplaatsen van A naar B.
degene die ze gebruiken en los te koppelen van andere gebruikerspatronen, vermindert de kans op conflicten. concept toegepast: concept toegepast:
> p.142 netwerklaag
> p.142 netwerklaag
> p.170 micro 3 Eylenbosch
> p.166 micro 2 Brug + + +
markt
OPSLAG
OPSLAG
markt
bio
WATER
ALS
STRUCTUREREND
ELEMENT
VOOR
SPREIDING VAN LAAGDYNAMISCHE ACTIVITEITEN
BIODIVERSITEIT
Door middel van een netwerkpatroon en een spreiding van
Beken en andere lijnstructuren inzetten om een ecologisch
verschillende activiteiten wordt het hele gebied bediend en
netwerk doorheen het gebied ontwikkelen.
kunnen meerdere actoren ervan profiteren, zonder in de verdrukking te komen.
concept toegepast: > p.138 landschapslaag
concept toegepast:
> p.160 micro 1 Schepdaal
> p.151 activiteitenlaag
> p.166 micro 2 Brug
> p.160 micro 1 Schepdaal > p.166 micro 2 Brug
PRODUCTIEF LANDSCHAP 133
4.4 Strategie 3: ontwikkelen van een identiteit voor de plek Door de vele transformaties in de ruimte, heeft het studiegebied een verrommeld landschap met risico op verlies van eigen karakter en herkenbare identiteit. Vaak wordt de peri-urbane
ruimte gerekend bij de nabije stad, ook al heeft het geen echt stedelijk karakter. Er dient IDENTITEIT ingezet te worden op het creëren van een eigen ruimtelijke identiteit zodat de verschillende elementen elkaar onderling kunnen versterken en als één geheel sterker staan tegen externe invloeden. Het studiegebied heeft een zeer grote troef in handen, in die zin dat het landschappelijk karakter nog voor een belangrijk deel bewaard is gebleven. Het landschap wordt nog steeds gecultiveerd door de landbouw. Het reliëf, de beekvalleien en kleine landschapselementen bepalen nog voor een groot deel het karakter van het gebied. Bovendien wordt het gebied gerelateerd aan de schilderijen van Brueghel, waardoor het een culturele waarde bezit. Dit kan verder uitgespeeld worden bij het bepalen van de identiteit van het gebied. Hierbij dienen wel de nieuwe stedelijke elementen mee opgenomen te worden. Zo draagt de hoogbouw vanuit Brussel bij aan het karakter van de horizon van het landschap. Het is belangrijk om na te gaan op welke manier het gebied in het geheugen van de stedelingen zal herinnerd worden. Een duidelijke identiteit kan bovendien bijdragen aan het dichterbij elkaar brengen van bewoners en gebruikers van het gebied. Als er vanuit dezelfde optiek naar het gebied gekeken wordt, is het gemakkelijker om tot een consensus te komen over wat wel en wat niet mogelijk is. Ten slotte dient bekeken te worden op welk schaalniveau deze identiteit speelt. Het kan bijvoorbeeld deel uitmaken van een groter geheel (bv Pajottenland) of juist verschillende karakters hebben opgedeeld in deelruimten (beekvalleien, open kouters, stedelijk landschap,…).
134
OPSLAG
ONTWERPEND ONDERZOEK
IDENTITEIT
RUIMTELIJKE CONCEPTEN
IDENTITEIT
OPSLAG
LANDSCHAP ALS RUIMTELIJKE DRAGER Landschapskenmerken en kwaliteiten inzetten voor het creĂŤren van samenhang en identiteit in een gebied. concept toegepast: > p. 138 landschapslaag > p. 160 micro 1 Schepdaal
OPSLAG
HERBESTEMMING VAN AGRARISCH PATRIMONIUM Leegstaande
hoeves
en
brouwerijen
omvormen
CREATIE VAN HUISMERK EN STIJL voor
Het ontwikkelen van een huisstijl van het meubilair dat in
nieuwe activiteiten, zoals hoevetoerisme, overdekte markt,
het gebied wordt geplaatst, zodat ze herkenbare elementen
opslagruimte,...
worden en bijdragen aan de identiteit van de plek.
concept toegepast:
concept toegepast:
> p. 160 micro 1 Schepdaal
> p. 142 netwerklaag
> p. 160 micro 3 Eylenbosch
> p. 151 activiteitenlaag > p. 170 micro 3 Eylenbosch
PRODUCTIEF LANDSCHAP 135
OPSLAG
Figuur 16: Overzicht methodologie ingrepen op schaal van het studiegebied
STUDIEGEBIED productief landschap ONTWERP
LANDSCHAPSLAAG
referentieproject productief landschap ONTWERP
NETWERKLAAG
referentieproject productief landschap ACTIVITEITENLAAG
ONTWERP referentieproject
Figuur 17: Overzicht methodologie microingrepen
MICROGEBIEDEN 1.
2.
PROBLEMATIEK
3.
PROBLEMATIEK
4.
136
PROBLEMATIEK
ONTWERPEND ONDERZOEK
PROBLEMATIEK
concept 1 concept 2 concept 3 ...
concept 1 concept 2 concept 3 ...
concept 1 concept 2 concept 3 ...
concept 1 concept 2 concept 3 ...
ONTWERP
ONTWERP
ONTWERP
ONTWERP
5. Ontwerp 5.1 Inleiding Vertrekkende vanuit de doelstelling en met behulp van de strategieĂŤn en ruimtelijke concepten, is via ontwerpend onderzoek uitgetest welke ingrepen in het studiegebied mogelijk zijn om tot een productief landschap te komen. De ontwerpingrepen zijn toegepast op twee schaalniveaus: - de schaal van het studiegebied, waar het ontwerp is opgevat als verschillende lagen die over elkaar worden geplaatst. - de microschaal waar op specifieke plekken ingrepen worden toegepast en uitgetest. Op schaal van het studiegebied wordt aan de hand van bestaande methoden die al toegepast zijn op andere plekken, een antwoord gegeven op de ruimtelijke conflicten en de probleemstelling van het gebied. Het ontwerp wordt uitgewerkt in drie lagen: landschapslaag, netwerklaag en activiteitenlaag. Elke laag heeft andere invalshoeken en problematieken waarop een antwoord wordt gezocht. In de microgebieden wordt verder ingezoomd op het ontwikkelingskader dat aangereikt werd op schaal van het studiegebied en worden de verschillende ruimtelijke concepten die geformuleerd werden voor een productief landschap, concreet toegepast in een specifieke ruimtelijke context.
LOCATIE MICROGEBIEDEN
3.
1. Open ruimte in Schepdaal 2. Beekvallei Viaduct Zeventien Bruggen 3. Voormalige Brouwerij Eylenbosch
1.
4. Nieuwe ontwikkeling Erasmussite
2.
4.
microgebied 1
Kaart 75: aanduiding microgebieden
0 100 200
500
1000 m
1000 0 200 200 500 500 1000
2000 2000 mm
PRODUCTIEF LANDSCHAP 137 0 0.5 1 2 km
5.2 Ingrepen op schaal van het studiegebied 5.2.1 Landschapslaag Het gebied bevat nog de karakteristieken van het typische landschap van het Pajottenland. Echter de nabijheid van de stad met de uitgewaaierde bebouwing en infrastructuurwerken, heeft de oorspronkelijke structuur van het landschap aangetast. De algemene karakteristieken van het landschap verdwijnen langzaamaan. Het huidig planningsmechanisme dat te veel uitgaat van de indeling van de ruimte in functies, heeft hier geen eenduidig en sluitend antwoord op, waardoor het landschap verder verrommeld geraakt. Het ontwerp vertrekt vanuit de karakteristieken van het landschap. Inspiratie hiervoor is gevonden bij het concept van een omgevingsvisie uit Nederland en het casco-concept. De open ruimte in het gebied wordt ingedeeld in ruimtelijke entiteiten met gelijkaardige landschappelijke kenmerken. Aan elke entiteit wordt een set van richtlijnen gekoppeld die aangeven hoe dit landschap dient te evolueren en op welke manier het versterkt kan worden. Hiermee kan op een gecontroleerde manier gewerkt worden aan de ontwikkeling van het landschap. De verschillende ruimtelijke entiteiten zorgen samen voor het karakter van het typerende landschap van het gebied.
bebouwing en grote infrastructuur
Kaart 76: Bestaand open ruimtelandschap
138
ONTWERPEND ONDERZOEK
0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
0 200 500
1000
2000 m
Landschap wordt hier als ruimtelijke drager gezien voor de verdere ontwikkeling van de open ruimte. Het biedt een kader aan om de open ruimte te versterken en het karakteristieke uiterlijk van de ruimte te sturen. De ruimtelijke entiteiten kunnen gedefinieerd worden als een samenhangende ruimte met specifieke landschappelijke kenmerken die worden bepaald op basis van de ruimtelijke beleving en de aanwezige landschapselementen en zichten. RUIMTELIJKE EENHEDEN IN HET STUDIEGEBIED: - BEEKVALLEIEN: de beekvalleien worden gezien als collector van biodiversiteit - BOCAGELANDSCHAP: het bocagelandschap waar de kleine landschapelementen de ruimte opdelen in verschillende kamers en waar diversiteit en verwondering troef is. - OPEN KOUTERS: de open kouters als belangrijke open ruimte-entiteiten die zichten bewaren in het gebied, met weinig of gegroepeerde aanplantingen van solitaire bomen en lage struiken aan de perceelsgrenzen, met verspreid liggende boerderijen.
ruimtelijke entiteit: beekvallei
ruimtelijke entiteit: bocagelandschap
Kaart 77: Ruimtelijke landschappelijke entiteiten
ruimtelijke entiteit: open kouter
bebouwing
0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
139 PRODUCTIEF0LANDSCHAP 200 500 1000 2000 m
RICHTLIJNEN RUIMTELIJKE ENTITEITEN BEEKVALLEIEN - versterken van continue begroeiing langs de beekvalleien - maatregelen voorzien tegen vervuiling water - water accentueren door knotwilgrijen
Kaart 78: Richtlijnen ruimtelijke entiteiten: beekvalleien
BOCAGELANDSCHAP - versterken van aanplantingen langs de perceelsgrenzen - in stand houden van holle wegen - behouden van knotwilgrijen - ruimte voor boomgaarden - lintbebouwing inpassen in perceelsbegroeiing door ondersteunende groenaanplanting
Kaart 79: Richtlijnen ruimtelijke entiteiten: bocagelandschap
OPEN KOUTER - vergezichten op landschap behouden - openheid rond solitaire bomen bewaren - groepering van bomen is mogelijk in de mate dat algemene openheid behouden blijft - lage perceelsrand aanplantingen mogelijk
Kaart 80: Richtlijnen ruimtelijke entiteiten: open kouter
140
ONTWERPEND ONDERZOEK
REFERENTIE OMGEVINGSVISIE TE OVERIJSSEL EN CASCO-CONCEPT TE TUBBERGEN, NL
[Provincie Overijssel 2014, Maas en Boers 2010]
Kwaliteitsambitie 2 Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van het agrarische Figuur 18: Uitwerking van de Casco-benadering in de gemeente Tubbergen
cultuurlandschap: landschap, structuurdragers en nederzettingen in samenhang
In Nederland is er al enige tijd speciale aandacht voor het landschap en hoe nieuwe ontwikkelingen kunnen gestuurd worden aan de hand van landschappelijke kwaliteiten. De provincie Overijssel liet in 2009 voor het hele gebied een omgevingsvisie opmaken. Dit zorgde voor een integratie van de verschillende beleidsplannen die Nederland heeft (structuurvisie, regionaal waterplan, milieubeleidsplan, verkeer- en vervoersplan, bodemvisie). De visie vertrekt vanuit de ruimtelijke kwaliteit. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van het gebied het uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen. De gebiedskenmerken worden verdeeld in vier lagen: natuurlijke laag, laag van agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust & leisurelaag. Elk met een specifieke invalshoek. De agrarische cultuurlandschapslaag bevat de typische landschappelijke kenmerken van het gebied.
&( AVcYhX]VehineZh ###
bZi ]VVg higjXijjgYgV\Zgh ### Zc cZYZgoZii^c\hkdgbZc
:hhZc :hhZc :hYdgeZc DjYZ ]dZkZc KZgegZ^YZ ZZcbVchZhhZc :gkZc VVc ZZcbVchZhhZc BViZc [a^ZgZc LViZgadde m ?dc\ ]Z^YZ Zc WgdZ` GZX]iZ dci\^cc\^c\ha^_cZc LZ\ZgkZc AVV\kZZc LZ\Zc! YZ a^ciZc LZ\YdgeZc KZZcg^k^Zgi_Zh @VcVVaYdgeZc @gV\\Zc aVcYhX]Ve LZ\Zc 9gdd\bV`Zg^_ LZ\ZgkZc P`VhhZcR LZ\YdgeZc =dd\kZZcdci\^cc^c\Zc LZ\Zc @VcVVaYdgeZc KZZc `dadc^VVa @VcVaZc Zc l^_`Zc DZkZglVaaZc GZa^Â&#x2026;[! gj\\Zc Zc Yj^cZc LZ\YdgeZc @dbbZc GZa^Â&#x2026;[! Yj^ci_Zh ZgkZc de eVgVWddaYj^cZc J^iZglVVgYZc G^k^Zg m :gkZc de iZgeZc Zc Y^_`Zc OZZ`aZ^aVcYhX]Ve IZgeZc Zc Y^_`Zc Werken met gebiedskenmerken
15
Het ontwerp voor de gemeente Tubbergen, gaat verder aan de slag met deze gebiedskenmerken. Bedoeling is te komen tot een integrale landschapsplanning voor de open ruimte. Basis hiervan is de cascobenadering, ontstaan in de jaren â&#x20AC;&#x2DC;80, waarmee functies ruimtelijk worden gepositioneerd op basis van hun ontwikkelingsbehoeften. Er wordt rekening gehouden met abiotische patronen, landschapsstructuren en ecologische samenhang. Het gebied wordt opgedeeld in verschillende landschapstypen (gebaseerd op de gebiedskenmerken van de omgevingsvisie) en er wordt een onderscheid gemaakt tussen laagdynamische en hoogdynamische landschappen (de mate waarin het landschap is geĂŤvolueerd doorheen de tijd). Elk landschapstype heeft een kenmerkende structuur van beplantingen, die het casco vormen van dit type. Zij vormen de bouwstenen en dienen zoveel mogelijk behouden te blijven. De mate waarin het casco nog aanwezig is, is afhankelijk van de landschapsdynamiek. Aangezien een landschap evolueert doorheen de tijd, worden er ook richtlijnen per landschapstype gemaakt voor de ontwikkeling en versterking ervan. Ze duiden mee aan welke ontwikkelingen mogelijk zijn in dit landschapstype. Resultaat is een landschap waarbij de afzonderlijke landschapstypen duidelijk aanwezig blijven en in het gebied zorgen voor variatie en ruimtelijke kwaliteit.
Kaart 81: Casco-concept te Tubbergen
PRODUCTIEF LANDSCHAP
141
5.2.2 Netwerklaag REFERENTIE EFRO-functietoekenningsplan landbouwwegen [Vectris 2011, Mint nv en Omgeving
ONTKOPPELING VAN VERKEERSSTROMEN
cvba 2013]
Uit de analyse komt naar voren dat er in het studiegebied
Dit EFRO project is opgestart in 2011 om de steeds meer intenser gebruikte landelijke wegen door verschillende actoren veiliger te maken en beter te beheren. Een nieuwe methode ‘het functietoekenningsplan’ werd ontwikkeld. De bedoeling ervan is het veiliger en efficiënter inrichten van landbouwwegen voor landbouw en recreatie en het weren van sluipverkeer. Met het plan wordt een visie voor het wegennet ontwikkeld. Het doet uitspraken over lokale wegen type II en III (vastgelegd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen) en bepaalt welk verkeer prioritair is en welk verkeer toegelaten is op de verschillende wegcategorieën. In eerste stap wordt het gebied onderverdeeld in mobiliteitskamers. Dit zijn lokale gebieden die begrensd zijn door bovenlokale wegen of grote barrières in het landschap. Daarna wordt aan de wegen binnen deze kamers, een categorie toegekend. Het ontwerpproces van het functietoekenningsplan bestaat uit verschillende stappen: 1. Inventarisatie van het gebied 2. Afbakening mobiliteitskamers: obv landschappelijke structuren en lijninfrastructuren die op grotere schaal werken, deze bepalen de grenzen van de lokale gebieden 3. Bepalen van hoofdontsluiting voor landbouw en fietsverkeer binnen elke kamer (wegcategorie groep 1) 4. Functie toekennen aan overige wegen (wegcategorie groep 2) 5. Uitwisselpunten tussen de kamers bepalen voor veilige doortocht 6. Maatregelen en wegprofielen ontwerpen per wegcategorie
conflicten zijn tussen het snelle autoverkeer en de trage tractor. Door het versnipperd karakter van het peri-urbaan gebied gebruiken zij vaak dezelfde wegen. Voor het recreatief verkeer van fietsers en wandelaars, werden door verschillende instanties routes ontwikkeld en aangeduid. Er ontbreken echter een aantal zaken, zoals een overkoepelende signalisatie, duidelijke startposities en het wegwerken van missing links. Doordat sommige routes parallel van elkaar verschillende wegen volgen, is het moeilijk om overal een aangepaste infrastructuur te voorzien. Een meer hiërarchische structuur met enkele hoofdlijnen, creëert mogelijkheden om rustpunten en activiteiten te linken aan een recreatief netwerk en de fietsroutes los te koppelen van het gemotoriseerd verkeer. Om ervoor te zorgen dat alle actoren volgens hun behoefte, zich vlot kunnen verplaatsen doorheen het gebied, wordt met behulp van de methode van de EFRO landbouwwegen van de VLM, nagegaan welk verkeer gewenst is op welke weg. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen landbouwverkeer, fiets-wandelverkeer en woonverkeer. Elk heeft een ander verplaatsingspatroon. Voor de mobiliteitskamers, (zie uitleg in kader referentieproject) worden volgende hoofdwegen als grens aangeduid: Ninoofsesteenweg, N282, Brusselse ring, Itterbeeksebaan, de hoofdweg in noord-zuid richting: IJsbergstraat - Vlezenbeeklaan en Brusselsebaan. Deze wegen zijn bedoeld voor het doorgaand verkeer. teenweg
Ninoofses
Itterbee
ksebaan
raat
Brusselse ring
IJsbergst Vle
2
N28
nb
ze ee kla
grenzen mobiliteitskamers
142
ONTWERPEND ONDERZOEK
Br
an
Kaart 82: Uitgewerkte casestudie Bulskampveld
Kaart 83: Aanduiding mobiliteitskamers
n
aa
seb
el uss
0 100 200
500
1000 m
00 200 200500 5001000 1000
0 0.5 1
2000 m 2000 m
2 km
doorgangsweg
doorgangsweg met
wegtype II W
wegtype IV
fietsvoorziening
ontsluitend voor
toegangverlenend voor
woonverkeer
woonverkeer
0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
0 200 500
1000
2000 m
Kaart 84: Ontwerp netwerk woonverkeer De bewoner wil zo snel mogelijk vanop de grote baan aan zijn woning geraken.
0 0.5 1
De nationale en regionale hoofdwegen zorgen voor een verbinding met de omgeving. De concentraties van woningen liggen aan deze grote wegen. De woonstraten zorgen voor een verdere toegang tot de woning. Voor de fietser worden fietspaden langs de hoofdwegen en de spoorweg voorzien.
PRODUCTIEF LANDSCHAP 143
2k
wegtype II L
wegtype III
ontsluitend voor landbouw
toegangverlenend voor
boerderijen
landbouwpercelen 0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
0 200 500
1000
landbouwverkeer
Kaart 85: Ontwerp netwerk landbouwverkeer
De landbouwer gebruikt de wegen vertrekkende vanaf zijn boerderij naar zijn weiden en akkers. Het vertakte netwerk wordt gevormd op basis van de ligging van bestaande boerderijen en landbouwpercelen. Er wordt voor gezorgd dat het oversteken van een regionale weg zo vlot mogelijk kan gebeuren.
144
ONTWERPEND ONDERZOEK
0 0.5 1
2000 m
2 km
wegtype II F
wegtype V a
wegtype I
wegtype V b
verbindend voor fiets
voorbehouden voor niet
fietspadvoorziening aan
voorbehouden voor wandelaars
gemotoriseerde weggebruikers
doorgangsweg
oude hoeve
vroegere brouwerij
spoorwegbrug
Pedemolen
Neerhof vzw
kasteeldomein
bierbrouwerij
st-Anna Kerk
Luizenmolen
Groen en Blauw huis
Kaart 86: Ontwerp netwerk recreatief fiets- en wandelverkeer
0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
0 200 500
1000
Graffiti kunst onder ring
0 0.5 1
De recreatieve fietser en wandelaar willen een mooi parcours doorheen het gebied met verschillende opties en zo min mogelijk interactie met gemotoriseerd verkeer. Een fijnmazig netwerk van wegen die de natuurlijke structuur van de beekvalleien zoveel mogelijk volgt en langs de bezienswaardigheden komt, vormt de hoofdstructuur van het recreatief netwerk. Wanneer de recreant een regionale weg met gemotoriseerd verkeer dient te volgen, wordt er aangepaste infrastructuur voorzien.
PRODUCTIEF LANDSCHAP 145
2000 m
2k
mobiliteitskamergrens doorgangsweg
spoorweg
wegtype I doorgangsweg
wegtype I doorgangsweg met fietspadvoorziening
wegtype II W ontsluitend voor woonverkeer
wegtype II L ontsluitend voor landbouw
wegtype III toegangverlenend voor landbouwverkeer
wegtype IV toegangverlenend voor woonverkeer
Kaart 87: Overzicht ontworpen wegcategorieĂŤn
146
ONTWERPEND ONDERZOEK
wegtype II F verbindend voor fiets wegtype V a voorbehouden voor niet gemotoriseerde weggebruikers
wegtype II W of L met fietspadvoorziening wegtype V b voorbehouden voor wandelaars
0 500 0100 100200 200 500
1000 m 1000 m
0 200 500
1000
0 0.5 1
2000 m
2 km
| 1 | 1.5 |
6
| 1.5 | 1 | m
| 1 | 2.5 |
WEGPROFIEL I
5.5
| 1.5 | 2.5 | 1 | m
WEGPROFIEL I met fietsvoorziening
Doorgangsweg van bovenlokaal niveau
Doorgangsweg van bovenlokaal niveau
Deze weg wordt gebruikt door alle weggebruikers. Het is
Deze weg maakt deel uit het fietsnetwerk. Een fietspad in twee
een klassiek profiel met voetpad en fietspaden langs beide
richtingen wordt d.m.v. een groenstrook afgescheiden van
kanten van de weg.
het autoverkeer. Aan de andere kant van de weg wordt een parkeerstrook voorzien.
| 1 | 2.5 |
5
| 1.5 | m
| 1 |
WEGPROFIEL II W
3.5
| 1 | m
WEGPROFIEL II L
| 1.5 |.5| 2.5 |.5| m
WEGPROFIEL II F
Ontsluitingsweg voor woonverkeer
Ontsluitingsweg voor landbouwverkeer
Verbindingsweg voor actieve gebruikers
Het fiets- en woonverkeer wordt
De karakteristiek kasseienwegen in
Een fietspad in beton of asfalt, voorziet
samengebracht
rijbaan.
het studiegebied worden als basis
in een vlotte fietsdoorstroming. Langs
Fietssuggestiestroken zorgen voor een
genomen. De randen worden verbreed
het pad komt een strook in grasdallen
versmallend en remmend effect voor
om vlotte doorgang van fietsverkeer
waar een voetganger op kan uitwijken
het autoverkeer. Langs ĂŠĂŠn kant wordt
mogelijk te maken en om te dienen als
indien er fietsers aankomen en waarop
een parkeerstrook en voetpad voorzien.
uitwijkmogelijkheid voor verkeer in
eventueel plaatselijk autoverkeer gebruik
tegenrichting.
van kan maken.
op
de
PRODUCTIEF LANDSCHAP 147
| 1 | 2.5 |
4.5
| 1.5 | 2.5 | m
|
4
| 1.5 | 2.5 | m
WEGTYPE II W
WEGTYPE II L
met fietspadvoorziening
met fietspadvoorziening
Ontsluitingsweg voor woonverkeer of landbouwverkeer met extra fietsverbinding Indien de weg ook deel uitmaakt van het verbindend fietsnetwerk, wordt het fietspad afgescheiden van het gemotoriseerd verkeer door een groenstrook.
| 2 | 1 | 1 | 1 | 1.5 | m
|
WEGTYPE III
4.5
| m
|
3
| m
| 2.5 | m
WEGTYPE V a
WEGTYPE IV
WEGTYPE V b
Toegangsweg voor landbouwverkeer
Toegangsweg voor woonverkeer
Weg
Weg langs de landbouwpercelen.
Voor deze woonstaten wordt het
gemotoriseerde weggebruikers of enkel
Er
erfstraattype toegepast. Het volledige
voorbehouden voor wandelaars
worden
twee
kasseistroken
voorbehouden
voor
niet
voorzien op de plaats van
de
wegdek
hoogte
De wegen worden uitgevoerd in kleinschalig
banden
De
geplaatst en in hetzelfde materiaal
materiaal of in het geval er geen fietsers
middenstrook wordt uitgevoerd in
uitgevoerd.
maken
gebruik van maken, in dolomiet of
grasdallen. Voor het kruisen van een
gebruik van de volledige weg. Er heerst
onverhard zand. Voor de fietssnelwegen
ander
een snelheidsbeperking van 30km/u.
kan beton gebruikt worden voor een
van
het
voertuig.
landbouwvoertuig
worden
uitwijkstroken in grasdallen voorzien. 148
ONTWERPEND ONDERZOEK
wordt Alle
op
gelijke
gebruikers
vlottere doorstroming van de fietsers.
MULTIMODAAL TRANSPORT De vervoersinfrastructuur in het studiegebied is zeer autogericht. Fietsvoorzieningen zijn in slechte staat of ontbreken in verscheidene straten. De keuze voor de fiets hangt naast de nodige infrastructuur ook af van het reliëf. Wie het gebied wil doorkruisen van noord naar zuid, moet verschillende hellingen overwinnen. Op vlak van openbaar vervoer is er een lage frequentie van gemiddeld 1 à 2 uur wachttijd. Dit speelt mee in de keuze van transportmodi. Bovendien ontbreekt een noord-zuidverbinding. De buslijnen zijn oost-west georiënteerd naar het centrum van Brussel. Voor een voldoende aanbod aan alternatieve modi worden volgende ingrepen voorgesteld: - een buslijn langs de noord-zuidas IJsbergstraat-Vlezenbeeksebaan - het verhogen van de frequentie van bestaande bussen - het openen van het GEN-station te Schepdaal en voorzien van een P+R parking en fietsenparking - Het doortrekken van de fietssnelweg vanaf de Ninoofsesteenweg tot aan de Erasmussite langs de spoorweg Verder onderzoek naar reizigersprofielen en wensen is nodig om deze voorstellen verder uit te werken.
treinsporen
metrolijn 5
bestaande fietssnelweg
tramlijn 81
buslijn 142
nieuwe fietssnelweg
buslijn 141
buslijn 118
P+R bestaande P+R parking
overige buslijnen
De cirkels tonen de afstand tot de halte die mensen gemiddeld bereid zijn te wandelen 500 m afstand van bus en tramhalten 500 m afstand van bushalten nieuwe lijn
1000 m afstand van metrohalten
nieuwe buslijn
halte
GEN-station
P+R nieuwe P+R parking
3000 m afstand van nieuw treinstation
0 100 200
500 0 100 200 500
1000 m 1000 m
Kaart 88: Voorstellen ontwikkeling openbaar 0 200 500 1000vervoer 2000 m
PRODUCTIEF LANDSCHAP 149
0 0.5 1
2k
REFERENTIE RIVIERPARK - MAASVALLEI [Schoenmaekers 2014] Het project kwam tot stand onder leiding van het Regionaal Landschap Kempen en Maasland. Het gaat over een grensoverschrijdend landschapspark rondom de Maas rivier met een oppervlakte van 15.000 ha. Bedoeling is het creĂŤren van een sterke identiteit voor het gebied en het ontwikkelen van de regio tot een toeristische trekpleister voor recreatie en natuurbeleving. De strategie voor de creatie van het recreatiefnetwerk bestaat uit twee elementen: 1. Door middel van het creĂŤren van een huisstijl wordt ervoor gezorgd dat het gebied herkenbaar is en eenheid uitstraalt. De huisstijl heeft betrekking op de inrichtingselementen zoals zitmogelijkheden en informatieborden. 2. Het gebied wordt gestructureerd door middel van een typologie van drie soorten plekken: - bakens: plekken aan de rand van het gebied die het aanprijzen aan passanten - parking/startplaatsen - plaatsen die toegang verschaffen tot het gebied - zichtpunten interessante plekken voor de beleving van het gebied
zichtpunt in het gebied
bakens langs het gebied
150
ONTWERPEND ONDERZOEK
Kaart 89: Overzichtsplan van het RivierPark
5.2.3 Activiteitenlaag In het gebied liggen verschillende plekken met culturele betekenis. Door het versterken van deze plekken en deze een plaats te geven in het recreatief netwerk, kan de betekenis van het gebied versterkt worden op een laagdynamische manier. Door de verschillende activiteiten in het gebied te spreiden over de ruimte, ontstaat er geen ‘toplocaties’, maar wordt het hele gebied opgenomen in de culturele en maatschappelijke meerwaarde. Op deze manier wordt de open ruimte in zijn geheel opgeladen als een gebruiksruimte voor bewoners en stedelingen zonder de aanwezige actoren en het karakteristieke landschap te verdrukken. Activiteiten in relatie met landbouw worden gestimuleerd. Het is belangrijk om aandacht te besteden aan de beleving bij het binnengaan van het gebied. Een doordacht netwerk van focuspunten en de creatie van een huisstijl voor de ingrepen in het gebied, zorgen ervoor dat de regio naambekendheid krijgt. Deze extra betekenislaag die aan het gebied toegevoegd wordt, draagt mede bij aan de versterking van de regionale identiteit en het collectiviteitsgevoel van de aanwezige actoren. Om deze spreiding van activiteiten en de toegankelijkheid tot het gebied te regelen, wordt gebruik gemaakt van de methodiek die toegepast werd bij het Maasvallei Rivierpark (zie kader). Door het strategisch plaatsen van bakens, creëren van toegangsplekken
Fysisch systeem
en rustpunten in een doordachte huisstijl komt een laagdynamische recreatief netwerk tot stand.
kaart 6
Het studiegebied behoort qua landschappelijk karakter en culturele identiteit tot het Pajottenland. Als afgebakende regio, wordt dan geografische streken Rupel ook niet het studiegebied genomen, maar de volledige regio Pajottenland. Het studiegebied kan gezien worden als dichtsbijzijnde Schelde
legende
toegangspoort vanuit de stad Brussel. In het ontwerp wordt enkel voor het studiegebied nagegaan welke plekken bij voorkeur geografisch streken Zuiderkempen
ontwikkeld kunnen worden. Molenbeek
Zand Zandleem
structurerende waterlopen bodemovergang
Demer
Diest Aarschot
Zenne
Klein Brabant
steden in Vlaams-brabant
Zand Zandleem
Winge
Tuinbouwstreek
Asse
Dender
Vilvoorde Dijle
Bellebeek
Leuven
Gete
Hageland
Velpe Grote Gete
Zandleem Leem
Brussel
Ijse
Pajottenland
Zenne
Kleine Gete
Haspengouw
Laan
Brabants Plateau
Fysisch systeem Fysisch systeem kaart 6 geografische streken Fysisch systeemkaart 6
Halle
Rupel
Fysisch systeem Fysisch systeem kaart 6
geografische streken kaart 6 legende geografische streken
geografische streken kaart 6 Zuiderkempen geografische streken
legende
legende
Zuiderkempen legende
geografisch streken
geografisch streken
Demer geografisch streken
structurerende waterlopen
Aarschot Diest
Demer structurerende waterlopen Aarschotbodemovergang
geografisch streken
structurerende waterlopen
bodemovergang
bodemovergang
getuigenheuvels
getuigenheuvels
steden in Vlaams-brabant
Diest
bodemovergang getuigenheuvels
Diest Kaartbodemovergang 90: Geografische streken in Vlaams Zand Brabant getuigenheuvels steden in Vlaams-brabant RuimtelijkDiest Structuurplan Vlaams-Brabant Aarschot Winge
mer
getuigenheuvels Tuinbouwstreek Winge Vilvoorde steden Zandin Vlaams-brabant Tuinbouwstreek Winge Dijle
de
Zand Zandleem
euven
Zandleem
Dijle
Leuven
steden Zand in Vlaams-brabant
HagelandGete
Hageland Gete
Velpe
5
0
5
Kilometers
Zandleem
Zandleem
PRODUCTIEF LANDSCHAP Gete
Velpe
studiegebied
steden in Vlaams-brabant Zand
Zandleem
Leuven
geografisch streken structurerende waterlopen
structurerende waterlopen
Demer
Zuiderkempen legende Zenne
Zandleem Leem
Tienen Zuun
Mark
getuigenheuvels
151
10 7
4
h
8 d
g
1 i
f a
e
9
b c
5
6
2 3
11 Kaart 91: Overzicht positionering van bakens, startlocaties en attractiepunten en plekken voor laagdynamische activiteiten Bouwstenen van het recreatief netwerk start Bakens
start
start Startlocaties
Attractiepunten
0100 100200 200 500 0 500
1000 m 1000 m
0 200 500
1000
2000 m
Bestaande activiteiten en cultureel-bouwkundig erfgoed: oude hoeve
vroegere brouwerij
spoorwegbrug
Pedemolen
Neerhof vzw
kasteeldomein
bierbrouwerij
st-Anna Kerk
Luizenmolen
Groen en Blauw huis
Recreatief fiets- en wandelwegennetwerk bovenlokale fietswegen
wegen met fietspaden
wegen voor niet-gemotoriseerd verkeer
Locaties voor nieuwe laagdynamische activiteiten ter versterking van de aantrekkingskracht en beleving van het gebied: zie verdere uitwerking in de microschaal ontwerpen
152
ONTWERPEND ONDERZOEK
Graffiti kunst onder ring
0 0.5 1
2 km
start
BAKENS Plaatsen met veel passage en waar men een blik kan werpen op het gebied.
start
Volgende posities worden geselecteerd: 1 en 2: vlak voor de afritten van de ring rond Brussel, in beide richtingen 3: langs het kanaal voor wielertoeristen en fietsers 4: aan het nieuw GEN-station in Schepdaal en langs de fietssnelweg 5: plaatsen op de N282 Lenniksebaan waarop een prachtig zicht is op het Pajotse landschap
STARTLOCATIES De locaties zijn gekozen op basis van de mogelijkheid om er met verschillend transportmogelijkheden
start
te geraken of op plaatsen waar ruimte is om de auto of fiets achter te laten of waar al belangrijke aantrekkingspolen gevestigd zijn. Volgende posities worden geselecteerd: 6: metrohalte Eddy Merckx voor Brusselaars die met de metro komen of fietsers die de kanaalroute gebruiken. 7: in de buurt van het GEN-station aan Schepdaal voor treinreizigers en langs de Ninoofsesteenweg voor bezoekers komende vanuit het westen, waar een oude brouwerij herbestemd wordt tot informatiecentrum. 8 en 9: voor Brusselaars die met de auto komen vanuit Anderlecht: de parkings van de supermarkten worden voorzien voor dubbelgebruik, bij 9 stopt de tram 81 komende vanuit het oosten van Brussel. 10 en 11: plaatsen die al een aantrekkingskracht uitoefenen voor toeristen en recreanten
ATTRACTIEPUNTEN Deze punten worden verspreid over het gebied gepositioneerd aan belangrijke cultureel waardevolle elementen, aan plaatsen die laagdynamische activiteiten aanbieden, plekken waar interactie is met aanwezige actoren of op plekken waar genoten kan worden van het landschap. Volgende posities worden geselecteerd: a, b, c, d: interessante zichten op het landschap, belevenisplekken van het landschap e, f, g, h en i: activiteiten, ontmoetingsplaatsen en plaatsen met erfgoedwaarde.
PRODUCTIEF LANDSCHAP 153
CREATIE VAN HUISMERK EN STIJL Vanuit de kenmerken va nhet gebied komt een huisstijl tot stand voor het meubilair dat in het gebied wordt geplaatst, zodat ze herkenbare elementen worden en bijdragen aan de identiteit
akkervelden
van de plek.
Logo pajottenland
landbouwers
koeien
landschappelijk karakter Inspiratie Breughel
Figuur 19: Impressiebeeld huisstijl
154
ONTWERPEND ONDERZOEK
‘PAJOTTEN-BANK’ Glooiende ligbank geïnspireerd op het profiel van het landschap. Gemaakt in eenvoudige houtmateriaal van de streek. Ideale rustpunt op uitzichtpuntenover het pajottenland.
‘BREUGHEL’S INFOPANEEL’ Houten informatiebord met uitgesneden schilderspalet om door te kijken naar een vista. De verschillende thema’s (natuur, recreatie,landbouw,... ) worden aangeduid volgens verfkleuren.
Referentieproject Statiestraat/Driekoningenstraat, Berchem
Referentieproject Domein De Merode, Provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant, Limburg
Referentieproject Poorten van het Nationaal Park Hoge Kempen, Provincie Limburg
PRODUCTIEF LANDSCHAP 155
5.2.4 Overzicht ontwerplagen De drie ontwerplagen staan niet los van elkaar, maar moeten gezien worden als een geheel. Gezamenlijk geven deze ontwerplagen een ruimtelijke visie voor de ontwikkeling van het gebied.
ACTIVITEITENLAAG Bouwstenen van het recreatief netwerk start Bakens
start
start Startlocaties
Attractiepunten
Bestaande activiteiten en cultureel-bouwkundig erfgoed: oude hoeve
vroegere brouwerij
spoorwegbrug
kasteeldomein
bierbrouwerij
st-Anna Kerk
Pedemolen
Neerhof vzw
Luizenmolen
Groen en Blauw huis
Graffiti kunst onder ring
Locaties voor nieuwe laagdynamische activiteiten ter versterking van de aantrekkingskracht en beleving van het gebied: zie verdere uitwerking in de microschaal ontwerpen
NETWERKLAAG mobiliteitskamergrens doorgangsweg
spoorweg
wegtype I doorgangsweg
wegtype I doorgangsweg met fietspadvoorziening
wegtype II W ontsluitend voor woonverkeer
wegtype II L ontsluitend voor landbouw
wegtype III toegangverlenend voor landbouwverkeer
wegtype IV toegangverlenend voor woonverkeer
LANDSCHAPSLAAG ruimtelijke entiteit: beekvallei ruimtelijke entiteit: bocagelandschap ruimtelijke entiteit: open kouter bebouwing
BASISKAART bebouwing wegen water
156
ONTWERPEND ONDERZOEK
wegtype II F verbindend voor fiets wegtype V a voorbehouden voor niet gemotoriseerde weggebruikers
wegtype II W of L met fietspadvoorziening wegtype V b voorbehouden voor wandelaars
start
start
start
start
start
start
start
start
start
start start
start
start start
ACTIVITEITENLAAG start
start start
start
start
NETWERKLAAG
LANDSCHAPSLAAG
BASISKAART
Figuur 21: Overzicht ontwerplagen studiegebied
PRODUCTIEF LANDSCHAP 157
158
ONTWERPEND ONDERZOEK
5.3 Toepassing op microschaalniveau De ingrepen op de schaal van het studiegebied bieden een algemeen kader aan voor toekomstige ontwikkelingen. In dit onderdeel wordt er verder ingezoomd op vier kleinere gebieden. Op dit schaalniveau wordt de toepasbaarheid van de strategieĂŤn en de ruimtelijke concepten verder uitgetest. In de eerste plaats wordt de keuze van het microgebied toegelicht en de bestaande toestand geschetst. Daarna wordt de problematiek van het microgebied uiteengezet. Op basis hiervan worden ruimtelijke concepten geselecteerd, die hierop een antwoord kunnen bieden. Vervolgens worden de concepten toegepast en uitgewerkt in een ontwerp. In enkele microgebieden wordt aan de hand van zooms een aantal ontwerpingrepen gedetailleerde toegelicht.
LOCATIE MICROGEBIEDEN 1. Open ruimte in Schepdaal 2. Beekvallei Viaduct Zeventien Bruggen 3. Voormalige Brouwerij Eylenbosch 4. Nieuwe ontwikkeling Erasmussite
3. 1.
2.
4.
microgebied
Kaart 92: Aanduiding microgebieden
0 100200 200 500 mm 0 100 500 1000 1000
0 200 500 1000159 PRODUCTIEF LANDSCHAP
2000 m
MICROGEBIED 1: Open ruimte in Schepdaal Dit microgebied is gekozen vanwege een aantal specifieke eigenschappen. Het is een groot open ruimte gebied dat ingesloten is door bebouwing. Het ligt tussen de dorpskernen van Schepdaal (in noordwesten) en St-Gertrudis-Pede (in zuidoosten). Doorheen het gebied loopt een zijarm van de Neerpedebeek. Er is landbouwactiviteit en her en der in het gebied zijn er boomgaarden en ook natuurplekjes.
0 100 200
microgebied 1
Kaart 93 : aanduiding microgebied 1
500
1000 m
00 200 200500 5001000 1000
0 0.5 1
2000 mm 2000
2 km wegen bebouwing water boom bos/boomgaard tuinen braakland publieke voorziening
landbouwgebruik: grasland granen, zaden, peulen
ma誰s aardappelen suikerbieten voedergewas
25 50 50 100 100 0025
250 m 250 m
Kaart 94: Bestaande toestand microgebied 1 160
ONTWERPEND ONDERZOEK 0 50 100 200
500 m
PROBLEMATIEK EROSIEGEVOELIGHEID
erosiegevoeligheid van laag naar hoog
Het gebied is sterk reliĂŤfrijk, waardoor er een verhoogd risico op erosie is, vooral in
van laag naar hooggelegen gebied
het noorden van de open ruimte. De meest risicovolle landbouwpercelen moeten voldoen aan bepaalde randvoorwaarden om te kunnen genieten van inkomenssteun [Departement Landbouw en Visserij 2015c]. Bovendien heeft de beek die door het gebied loopt risico op vervuiling door de
0 25 50
100
250 m
landbouwactiviteiten ernaast. > een indeling maken die de erosie verminderd
50 100 100 200 200 m 00 50
500 m
en de beek ademruimte geeft. bebouwing
LANDBOUW IN VERDRUKKING Op het Gewestplan is het gebied tussen
0 100 200 tuinen
de wegen ingevuld als landbouwgebied. In werkelijkheid kennen grote delen een ander gebruik. De weg die de open ruimte doorsnijdt geraakt langzaamaan volgebouwd. De tuinen
500
1000 m
braakliggend
0 200 500 bos/boomgaard
publieke voorziening
van de huizen aan weerskanten van deze weg
1000
2
contouren landbouwbestemming volgens gewestplan
vallen groter uit dan op gewestplan voorzien was. Sommige percelen zijn niet aangegeven bij de landbouwaangifte, het is onduidelijk welke
0 25 50
100
250 m
activiteit erop uitgeoefend wordt. > zoveel mogelijk grondoppervlakte terug in
00 50 50 100 100 200 200 m
500 m
landbouwbeheer brengen. ONBESTEMDE OPEN RUIMTE De randen van het open ruimte gebied, geraken
0 100open 200rand 500
langzaamaan volgebouwd en geprivatiseerd, waardoor
het
gebied
ingesloten
geraakt.
Veel achterkanten van tuinen zijn naar het
1000 m
zicht op open ruimte
gesloten rand achterkanten
0 200 500
1000
2
gebied gericht, slechts sporadisch zijn vanaf de openbare weg zichten op de open ruimte. Deze onzichtbaarheid zorgt ervoor dat het gebied slechts in beperkte mate deel uitmaakt van het maatschappelijk leven van de dorpsbewoners.
0 25 50
100
250 m
> open ruimte terug een plaats geven in publiek domein van de twee dorpen.
50 100 100 200 200 m 00 50
0 100 200
500 m
500
1000 m
PRODUCTIEF LANDSCHAP
161
IDENTITEIT
TOEGANKELIJKHEID IDENTITEIT
+
+
TOEGEPASTE CONCEPTEN
Een wandel-fiets route door het openruimte gebied verbindt de twee dorpen. Langs het pad worden landbouwactiviteiten geplaatst om het pad verder op te laden en de bewoners in contact te brengen met de natuur en de open ruimte. Grenzend aan het pad in het midden van het gebied komt in samenwerking met het bestaande landbouwbedrijf, een CSA (Community Supported Agriculture) en meer naar het noorden is een plukboomgaard gepland. In St-Gertrudis-Pede wordt een oude leegstaande brouwerij omgetoverd voor hoevetoerisme. OPSLAG
OPSLAG
TOEGANKELIJKHEID
plukboomgaard
CSA
IDENTITEIT
oude brouwerij 0 25 50
SYNERGIE +
nieuwe activiteiten TOEGANKELIJKHEID +
CSA
50 100 00 50 100 200 200 m
500 m
bestaande openbare voorzieningen dorpskern IDENTITEIT
0 100 200
+
500
10
€
+ BOER
250 m
zachte verbinding IDENTITEIT
TOEGANKELIJKHEID
+
SYNERGIE
100
+
0 200 500
opslag
bekendheid
€distributie
CSA
bxl
natuurpremies
Om de beek meer ruimte te geven en verontreiniging te voorkomen, wordt langs de beek een natuurstrook voorzien, geflankeerd door een wandelpad. Aangezien de landbouwpercelen in het noorden zeer erosiegevoelig zijn, wordt er ingezet op grasland en veeteelt. In het zuiden waar de erosieproblematiek minder erg is, is er nog ruimte voor akkerbouw.
10
OPSLAG
uitleendienst BOER
opslag
bekendheid
!
distributie
BUFFER natuurpremies uitleendienst
bxl
natuurontwikkeling akkerbouw
markt
+
100
250 m
50 100 00 50 100 200 200 m
500 m
OPSLAG
water
BUFFER
+
0 25 50
weiland
!
+
OPSLAG
markt
0 100 200
bio
500
10
IDENTITEIT +
markt
+
markt
+
bio
0 200 500
Door het inplanten van kleine landschapselementen wordt de open ruimte verder opgeladen en het beeld van een verkamerd landschap verstevigd.
0 25 50
bestaande boom nieuwe boom bos boomgaard
162 OPSLAG
ONTWERPEND ONDERZOEK
100
10
250 m
50 100 00 50 100 200 200 m
0 100 200
500 m
500
10
ONTWERP
landbouwgebruik: wegen
bos
boomgaard
grasland
aardappelen
bebouwing
tuinen
zachte wegverbinding
granen, zaden, peulen
suikerbieten
water
braakland
publieke doorsteek
ma誰s
voedergewas
boom
publieke voorziening
Kaart 95: Nieuwe toestand microgebied 1
0 25 50
100
250 m
0 50 100 200 PRODUCTIEF LANDSCHAP 163
5
ZOOM 1 Een oude brouwerij in het centrum van Sint-Gertrudis-Pede staat te koop. In samenwerking met een private ontwikkelaar en steun van de gemeente, wordt het gebouw gerenoveerd en omgetoverd tot een overnachtingsmogelijkheid voor toeristen die willen proeven van het landbouwleven, het brouwersproces en de natuur in de omgeving. Een kleine winkel die lokale producten verkoopt en een brasserie op het binnenplein, nodigt bewoners en wandelaars en fietsers uit om te genieten van de lokale specialiteiten.
P 0 25 50
zoom
100
markt
250 m
verhuur
50 100 100200 200 Kaart 96: situering zoom 1 00 50
0 100 200
500 m 500
m
500
0 200 500 verhuur
P P
verhuur
1000 m
1000
P
2
markt
P
markt
markt
verhuur
markt
P
markt
verhuur
P
verhuur
markt
P
verhuur
markt
verhuur
P
P
markt
verhuur
verhuur
wandelpad
gastenkamers P
Kaart 97 : Zoom 1: ontwerpvoorstel oude brouwerij verhuur
verhuur
164
Pbrasserie
winkel
markt
ONTWERPEND ONDERZOEK verhuur
markt
P
markt
P
markt
markt
verhuur
speeltuin
moestuin verhuur
P
parking markt
0 0 25 5 50 10
100 20
250 50 m m
ZOOM 2 Door verbreding van de landbouwactiviteit, ontstaat er samenwerking tussen de landbouwer en de bewoners. Het perceel naast het boerenbedrijf wordt omgevormd tot groene parkeerruimte en ontmoetingsplein. Enkele serres en tuinbouw op het perceel langs het publieke wandel- en fietspad zorgen voor verse groenten voor de aandeelhouders van de CSA. De landbouwer leidt alles in goede banen en bewerkt de velden.
0 25 50
100
250 m
zoom 50100 100200 200 Kaart 98: Situering zoom 2 00 50
P
500 m 500
m
markt
0 100 200
500
1000 m
verhuur
0 200 500
P
1000
2
P
markt
markt
verhuur
verhuur
P P
P
CSA
P
markt
markt
verhuur
verhuur
verhuur
markt
markt verhuur
verhuur
verhuur
verhuur
P
P
P
markt
markt
markt
P
wandelen fietspad verhuur
verhuur markt
CSA
velden van CSA
P Kaart 99: Zoom 2: ontwerpvoorstel verbreding van de landbouwactiviteit markt
verhuur
verhuur
winkel
opslagruimte materiaal
P
markt
verhuur
verhuur
P P
parking markt
0 0 25 5 50 10
100 20
250 50 m m
markt
PRODUCTIEF LANDSCHAP 165
MICROGEBIED 2: Beekvallei viaduct Zeventien Bruggen Dit microgebied is gekozen omwille van de specifieke configuratie van weg en beek. De Neerpedebeek loopt subtiel doorheen het landschap en dient als drager van biodiversiteit. In het geselecteerde microgebied stroomt de beek langs een grote baan. De beek is weinig zichtbaar vanop de weg. Het is in vergelijking met de omgeving een laaggelegen gebied. De beek kruist de spoorweg, die de beekvallei van op grote hoogte overbrugt. De viaduct is beschermd als bouwkundig erfgoed.
0 100 200
microgebied 2
Kaart 100: Aanduiding microgebied 2
500
1000 m
00 200 200500 5001000 1000
2000 mm 2000
0 0.5 1
wegen
boom
boerderijerf
wandelpad
bebouwing
bos
akker
afgesloten wandelpad
water
tuinen
mogelijk nieuw wandelpad
spoorwegbrug
weiland
publieke voorziening
Kaart 101: Bestaande toestand microgebied 2 166
2 km
ONTWERPEND ONDERZOEK
0 25 50
100
250 m
PROBLEMATIEK SLUIPVERKEER De weg die langs de beek loopt, ligt parallel aan de doorgangsweg N8,
de
Ninoofsesteenweg.
Het
is
bedoeld
als
BXL
lokale
verbindingsweg, maar heeft te lijden onder sluipverkeer richting Brussel. Hierdoor wordt het lokale karakter aangetast en geraakt de harmonie tussen de beek en de weg verstoord. > verhinderen van verder sluipverkeer zodat lokaal karakter bewaard blijft.
sluiproute
spoorweg
0 100 200
weg
microgebied 2
0 200 500 1000 1000m
500
0 0.5
OVERSTROMINGSPROBLEMATIEK
1000 m
1
2000 m
2 km
De Neerpedebeek heeft op bepaalde plekken in het studiegebied te kampen met overstromingsgevaar. Onder andere in dit geselecteerde microgebied en verder stroomafwaarts ter hoogte van de Koevijver. Koevijver is bebouwd en dient gevrijwaard te
koevijver
worden van nieuwe overstromingen. > zoeken naar plaats voor een bekken dat overtollige water kan opvangen.
microgebied 2 water recent overstroombaar gebied
0 100 200
500
0 200 500 1000 1000m
0 0.5
BIODIVERSITEIT LANGS BEKEN
1000 m
1
2000 m
2 km
Vanuit de analyse kwam naar voren dat de beken biologisch waardevolle gebieden zijn. Ter plaatse van het microgebied kruist de spoorweg de Neerpedebeek met zijn biologisch waardevolle oevers. Het is op deze manier een belangrijke schakel in het biodiversiteitsnetwerk. De beek heeft echter in het netwerk nog enkele ontbrekende schakels. > versterken van biologisch waardevol netwerk. van hoog naar laag biologisch waardevol
0 25 50
100
250 m
0 25 50 100 250 m
DOORBROKEN WANDELNETWERK 0 50 100 200
Onder de spoorwegbrug, lopen verschillende trage wegenpaden.
500 m
Echter met de werken aan de spoorwegbrug, zijn verschillende paden in onbruik geraakt of afgesloten. Nochtans is deze verbinding voor de actieve weggebruikers een belangrijk
0 100 200
alternatief voor de gewone weg en biedt het een interessant
500
ontmoeting met de natuur. > herstellen van wandelnetwerk langs de Neerpedebeek. wandelweg afgesloten wandelweg mogelijke nieuwe wandelweg
0 25 50
100
250 m
0 25 50 100 250 m
167 PRODUCTIEF LANDSCHAP 0 50 100 200 500 m
SYNERGIE
IDEN
TOEGANKELIJKHEID
TOEGEPASTE CONCEPTEN Het knippen van de weg om doorgaand sluipverkeer te IDENTITEIT vermijden. Langs de westkant wordt het wegprofiel prioritair voor de landbouw ingericht, langs de oostkant blijft het bestemd voor woonverkeer. Onder de brug komt een wandel- en fietspad.
TOEGANKELIJKHEID
CSA
€
+
+
BOER
opslag
distributie
+
IDENTITEIT
TOEGANKELIJKHEID
bekendheid
+
bxl
0 25
natuurpremies
+
100
250 m
woonverkeer
fiets-o-strade
landbouwverkeer
verboden motorisch verkeer afsluiting weg
uitleendienst
+
50
!
0 50 50 100 100 200 200 0 m
500 m
OPSLAG
0 100 200 OPSLAG
BUFFER
TOEGANKELIJKHEID +
markt
+
markt
OPSLAG
+
+
500
Ter versterking van het biodiversiteitsnetwerk wordt op het laagste punt een natuurlijk overstroombaar gebied gecreëerd. Bomen en rietvelden ondersteunen het netwerk langs de beek. IDENTITEIT
bio
+
0 25
boom
water
bos
riet
50
100
250 m
0 50 50 100 100 200 200 0 m
500 m
overstromingsgebied SYNERGIE
CSA
BOER
De aanwezige landbouwer kan ingezet worden voor het beheer van het overstromingsgebied. Een + bestaande schuur geeft mogelijkheid OPSLAG voor tentoonstellingsruimte voor recreanten met uitleg over de flora en fauna in het gebied. Het wandelnetwerk wordt hersteld.
€
IDENTITEIT
TOEGANKELIJKHEID
0 100 200
500
+
opslag
bekendheid distributie
bxl
0 25
50
100
250 m
natuurpremies uitleendienst
!
0 50 50 100 100 200 200 0 m
overstromingsgebied wandelweg nieuwe wandelweg
BUFFER
168
boerderij
ONTWERPEND ONDERZOEK +
markt
500 m
OPSLAG
0 100 200
500
ONTWERP
Kaart 102: Nieuwe toestand microgebied 2 0 25 50 wegen bebouwing water spoorwegbrug
100
250 m
boerderijerf akker publieke voorziening wandelpad
boom bos
afgesloten wandelpad
tuinen
mogelijk nieuw wandelpad
0 50 100 200
weiland natuurgebied riet tentoonstellingsruimte
impressiebeeld
0 100 200
PRODUCTIEF LANDSCHAP 169
MICROGEBIED 3: Voormalige brouwerij Eylenbosch Als derde zoom wordt een plek langs de Ninoofsesteenweg geselecteerd. Het bevat het natuurgebied het IJsbos, de spoorweg die onder de steenweg doorgaat en een oude vervallen brouwerij Eylenbosch waarvoor in 2006 een BPA is opgemaakt om bestemming te wijzigen naar wonen [D+A consult 2006].
0 100 200
microgebied 3
500
1000 m
00 200 200500 5001000 1000
Kaart 103: Aanduiding microgebied 3
2000 mm 2000
0 0.5 1
wegen
spoorweg
tuinen
grasland
Kaart 104: Bestaande toestand microgebied 3
170
ONTWERPEND ONDERZOEK
boom
2 km
bos
bebouwing
braakland
akker
0 25 50
100
250 m
PROBLEMATIEK ONVOLDOENDE BEKENDHEID MET OPEN RUIMTE Langsheen de Ninoofsesteenweg is het landschap beperkt zichtbaar voor de weggebruiker. Er zijn ook weinig plekken die uitnodigen tot bezoek. Hierdoor blijft het gebied voor vele passanten onbekend terrein. Er wordt geen relatie mee aangegaan. > inzetten op het zichtbaar en toegankelijk maken van het open
IT
IDENTITE
ruimte gebied voor bezoekers. TOEGANKE SYNERGIE
SYNERGIE
SYNERGIE
JKHEI D ANKELI EIEG TO KELIJKH
EGAN LIJKHEID TO
TOEGANKE
SYNERGIE
weg
0 100 200
verbinding
open ruimte
SYNERGIE
++
ID
CSA
€
CSA
CSA
€
MONOMODAAL TRANSPORT NAAR CENTRUM GIE SYNERHET
De meeste pendelaars gebruiken de auto als vervoersmiddel opslag
opslag
BOER
opslag
opslag
tie distribu bxl BOER
bekendheid
bekendheid
E SYN
bekendheid
distributie bxl
€
CSA
distributie bxl
+ +
BOER
bekend
grote wegen. De Ninoofsesteenweg en de Lenniksebaan kampen emies
emies
natuurpr
dagelijks met fileproblemen.
natuurpr
emies
t uitleendiens
natuurpr emies
natuurpr
t
uitleendiens
bxl
opslag natuurpre
!
mies
> mogelijkheden creëren voor alternatieve !vervoersmodi.
distributie
natuurpremies
BUFFER opslag
uitleen
BUFFERuitleendienst
BUFFER LAG
OPS
BUFFER €
distributie bxl
bekendheid
bxl
dienst
!
BOER
O
OPSLAG distributie
!
CSA
OPSLAG
CSA
BUFFER
!
+
OPSLAG emies
natuurpr
+
CSA
€
ag
opsl
t uitleendiens
ie
ribut
markt
dist
BOER
id
+
ndhe
beke
+
!
+
BUFFER
bxl
+
+ +
+
bio
s
emie
urpr
natu
BUFFER
+
+ bio
+
endi uitlebio
+ +
!
+ +
0 100 200
microgebied
500
1000 m
2000 mm 00 200 200500 5001000 1000 2000
markt
OPSLAG
markt
markt
enst
weg
markt
markt
markt
markt
+
BXL OPSLAG
t
uitle
BOER
+ OPSLAG
uitleendiens
endienst
bekendheid
€!
TOEGAN
HEID
+
+
+
opslag
heid
2 km
+
+
distributie bxl
bekendheid
naar Brussel. Enkele gebruiken de busverbindingen langs de RGIE
IT
NKELIJK
€
CSA
1
TOEGA
CSA
BOER
1000 m
IDENTITE
HE LIJKHEIDELIJK TOEGANKE EGANK TO
€
€
BOER
D0.5
0 TOEGANKELIJKHEI
+
+
+
SYNERGIE
500
IT TITE 2000 mm IDEN 2000 00 200 200500 5001000 1000 +
+
SYNERG IE
+
+
markt
+
0 0.5 1
bio
2 km
markt
bio
markt
markt
bio
MISSING LINK TUSSEN PENDELAARS EN LANDBOUWERS IN FER
BUF
+
HET GEBIED
markt
+
markt
Ondanks de vele passanten en pendelaars langs het gebied, is + opslag
bio
+
kt
mar
er weinig relatie met de landbouwactiviteiten. Het voedsel vindt
eid
+
kt
mar
nog voornamelijk via de grootdistributeurs zijn weg +naar de bio
distributie
consumenten. >
voorzien
van
bxl
ruimte
voor
directe
verkoop
LANDBOUWER
?
PENDELAAR
van
landbouwproducten.
mies uitleendienst
PRODUCTIEF LANDSCHAP !
IDEN
IT
IDENTITE
D
LIJKHEID
171
IDENTITEIT
IDENTITEIT
TOEGANKELIJKHEID
+ TOEGEPASTE+ CONCEPTEN
Ontwikkeling van GEN-station gelinkt met Park-and-Ride voor auto’s en fietsers plus het doortrekken van de fiets-o-strade langs het spoor richting Brussel.
OPSLAG 0 25 50
100
250 m
OPSLAG
IDENTITEIT
autoverkeer
0 50 100 200
GEN-station met Park-and-Ride fietsers
De Eylenbosch brouwerij, een mooi stukje bouwkundig erfgoed dat duidelijk zichtbaar is vanuit de Ninoofsesteenweg, wordt het uithangbord van Het open ruimte gebied en bij uitbreiding het hele Pajottenland. Naast nieuwe woningen komt er een infocentrum over de streek met voorzieningen voor fietsers en wandelaars om van daaruit het gebied te verkennen.
0 100 200
0 25 50
100
500 m
500
1000 m
250 m
OPSLAG
oude brouwerij te renoveren
0 50 100 200
500 m
infocentrum SYNERGIE
TOEGANKELIJKHEID
SYNERGIE
CSA
€
CSA BOER
Om de passanten te + betrekken bij de landbouw in het gebied, wordt het hoofdgebouw van de + Eylenbosch brouwerij omgevormd tot overdekte markt waar lokale en biologische producten verkocht worden.
€
IDENTITEIT
bezoekers/recreanten
TOEGANKELIJKHEID
0 100 200
500
IDENTITEIT
1000 m
+
+
opslag
bekendheid distributie
BOER
bxl
opslag
bekendheid
natuurpremies
0 25 50
uitleendienst
distributie
!
pendelaars
natuurpremies uitleendienst
BUFFER
!
172
ONTWERPEND ONDERZOEK BUFFER
+
100
250 m
bxl
0 50 100 200
500 m
OPSLAG
overdekte markt landbouwer
0 100 200 OPSLAG
500
1000 m
ONTWERP
wandelwegen
wegen
spoorweg
bebouwing
GEN-station
Park-and-Ride
tuinen
grasland
boom
bos
Publieke voorziening: overdekte streekproductenmarkt en infocentrum gecombineerd met cohousing project
0 25 50
100
250 m
Kaart 105: Nieuwe toestand microgebied 3
0 50 100 200
Referentie P+R: Den Egger, Scherpenheuvel-Zichem
Impressiebeeld streekproducten supermarkt in Eylenbosch Brouwerij
0 100 200
PRODUCTIEF LANDSCHAP 173
ZOOM De voormalige Eylenbosch brouwerij, staat al enkele jaren leeg. Door het BPA van 2006, is de industriebestemming veranderd naar wonen met nevenbestemmingen. Door de sterke aanwezigheid langs de Ninoofsesteenweg is het een ideaal uithangbord voor het achterliggende open ruimte gebied. In het zijgebouw komt een infocentrum over het Pajottenland, met mogelijkheid voor het huren van fietsen of het proeven van enkele streekproducten. In het grote hoofdgebouw op de hoek van het kruispunt, wordt een overdekte markt georganiseerd, waar de landbouwers van de streek hun producten rechtstreeks zoom
Kaart 106: Situering zoom
25 50 100 250 m 00 25 50 100 250 m
aan de consument kunnen verkopen. Bezoekers kunnen hun auto parkeren bij het nieuwe GEN-station langs het spoor en van daaruit via wandelpaden door het IJsbos naar de Eylenbosch site
0 50 100 200
gaan of ze kunnen hun wagen kwijt in de gedeelde parking van
500 m
de kinderspeeltuin naast de voormalige brouwerij of op de extra parkeerplaatsen in het groen naast het infocentrum. Van hieruit vertrekken verschillende wandelpaden richting het open ruimte
0 100 200
Zichtbaarheid vanaf de Ninoofsesteenweg
174
ONTWERPEND ONDERZOEK
gebied.
500
1000 m
Referentieproject MarchĂŠ Bio des Tanneurs: Biosupermarkt in het centrum van Brussel.
P
markt
P
GEN-station
P
markt
uur
markt
verhuur
P
verhuur
P P verhuur
verhuur
markt
markt
P
verhuur
P
markt
markt
verhuur
P
markt
Binnenspeeltuin
markt
verhuur
verhuur
P
P markt
verhuur
P
markt
markt
verhuur verhuur
P P
uur
P
markt
infocentrum Pajottenland
co-housing project: appartementen in de gebouwen rond het binnenplein, met moestuin verhuur
cafĂŠ / brasserie markt
markt
verhuur
P
supermarkt voor biologische P en streekproducten verhuur
P
verhuur
markt
verhuur
P
markt
P
verhuur
markt
verhuur
fietsverhuur
moestuinen
deelparkeren: markt - met binnenspeeltuin - bij GEN-station eigen parking: in het groen bij infocentrum
landbouw
00 25 50 5 10
100 20
markt
P
markt
250 m 50 m
verhuur
Kaart 107: Zoom: ontwerpvoorstel infocentrum en overdekte markt
P
wandel- en fietspad
markt
verhuur
PRODUCTIEF 0 50LANDSCHAP 100 200 175
MICROGEBIED 4: Nieuwe ontwikkeling Erasmussite De laatste zoom spitst zich toe op de nieuwe woonontwikkeling naast de Erasmussite. Hier zijn 1375 nieuwe wooneenheden en enkele voorzieningen gepland. Aansluitend op het projectgebied liggen de sportvelden van de gemeente Sint-Gillis. In de InnRgreen brasserie aan de Lenniksebaan kan ‘s middags en ‘s avonds gegeten worden. Bovendien gaan er verschillende activiteiten door voor kinderen en een bal dansante voor volwassenen. Sinds kort wordt er op het achtergelegen veld biologische groenten geteeld door Vertd’Iris, een organisatie die oa. biomanden levert aan afhaalpunten in het centrum van 0 100 200
microgebied 4
Kaart 108: Aanduiding microgebied 4
500
1000 m
00 200 200500 5001000 1000
0 0.5 1
wegen
water
bebouwing
boom
176
sportterrein boerderij
ONTWERPEND ONDERZOEK
akker bos
2000 mm 2000
Brussel [Vertd’Iris 2015].
2 km
publieke voorziening
braakland
nieuwe ontwikkeling 25 50 50 100 100 woningen 00 25
250 m m 250
Kaart 109: Bestaande toestand microgebied 4
PROBLEMATIEK RELATIE WOONWIJK MET OMGEVING De nieuwe woonwijk heeft door de metrohalte Erasmus een goede verbinding met het centrum van Brussel. Het is de vraag of de omgeving deze nieuwe ontwikkeling kan dragen en hoe de relatie tussen de omgeving en de nieuwe woningen gelegd kan worden. Is deze nieuwe ontwikkeling wel genoeg ingebed in de omgeving? > zoeken naar relaties tussen de nieuwe ontwikkeling en haar omgeving.
ONVOLDOENDE OPENBARE RUIMTE Ondanks de vele publieke instellingen (ziekenhuis, winkels, sportcentrum), is er weinig openbare ruimte voorzien. De meeste instellingen hebben een afsluiting rondom hun perceel geplaatst en de toegang is beperkt tot de personen die een band hebben met deze instellingen of
er
boodschappen
komen
doen.
Enkel een verloren stukje groen aan de rotonde en een groenstrook ter hoogte van de Sobbroeckbeek gelegen achter het ziekenhuis, zijn openbaar. Met de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk, wordt de vraag naar publieke ruimte nog groter. 0 25 50
> ruimte creĂŤren die publiek toegankelijk is
100
250 m
en aanzet tot ontmoetingen. private open ruimte
kantoren / ziekenhuis
openbare ruimte
publieke voorzieningen met 0 50 100 200 toegangscontrole of lidmaatschap
semi-openbaar: brasserie
500 m
afsluiting rond perceel
PRODUCTIEF LANDSCHAP
177
CSA
BOER
€
opslag
bekendheid distributie
bxl
natuurpremies uitleendienst
!
TOEGEPASTE CONCEPTEN BUFFER
+
markt
+
markt
+
OPSLAG
Elektriciteit- en warmtevoorziening voor de nieuwe woonwijk wordt geproduceerd door middel van de mest van de koeien in de omliggende weilanden. Via een mestvergistingscentrale bij een geïnteresseerde landbouwer, wordt de mest omgezet in biogas dat vervolgens via pijpleidingen naar de warmtecentrale gaat die de opgewekte warmte en elektriciteit levert aan de woningen.
bio
0 25 50
nieuwe woonwijk
warmtecentrale
weilanden
pijpleiding biogas
mestvergistingscentrale
elekticiteits- en warmtenet
100
250 m
0 50 100 200 0 50 100 200 m
0 100 200 SYNERGIE SYNERGIE
CSA CSA
BOER
€ €
opslag
bekendheid BOER
Langs de spoorweg komt een speelbos met wandelpaden die langs de sporen doorlopen. In de nieuwe woonwijk komt een publiek plein met ruimte voor een boerenmarkt. Naast de grond voor de biologische tuinbouw van Vertd’Iris, worden volkstuintjes ingepland voor de inwoners. Hierdoor kan een relatie ontstaan tussen de bewoners en het team van Vertd’Iris die de nodige gereedschappen en materialen kan beheren en workshops organiseren rond biologische groentekweek voor de lokale bevolking.
TOEGANKELIJKHEID TOEGANKELIJKHEID
+
+
+
+
500 m
500
0 200 500
opslag distributie
bekendheid
distributie
bxl bxl
natuurpremies uitleendienst
natuurpremies
0 25 50
100
250 m
uitleendienst
! !
BUFFER BUFFER
boom
publiek plein
bos
boerenmarkt
speelbos
fietssnelweg
volkstuintjes
wandel- en fietspad
0 50 100 200 0 50 100 200 m OPSLAG
0 100 200
+
178
markt
+ ONTWERPEND ONDERZOEK + markt
markt
+ + +
markt bio bio
500 m
OPSLAG
500
0 200 500
IDEN IDEN
ONTWERP
wegen
bebouwing
water
tuinen
weilanden
boom
recreatiewegen
publieke voorziening bos
volkstuintjes
nieuwe ontwikkeling woningen
warmtecentrale
sportplein
publiek plein
akker
0 25 50
100
250 m
pijpleidingen
Kaart 110: Nieuwe toestand microgebied 4
0 50 100 200
PRODUCTIEF LANDSCHAP 179
50
Sfeerbeelden volkstuintjes
Sfeerbeelden speelbos
Referentieproject Ecozathe: biogas voor elektriciteit en warmte
Bonnema Architecten - Warmtecentrale voor nieuwe wijk De Zuidlanden in Leeuwaarden, Nederland “Één koe produceert voldoende warmte voor 7 woningen” [Essent 2009].
180
ONTWERPEND ONDERZOEK
nieuwe woonwijk witte pijl: gasleiding
warmtecentrale
mestvergistingscentrale
00 100 200 500 100 200 500m
1000 m
0 200 500
1000
2
SumResearch Zicht vanuit het zuiden naar het noorden toe
Neerpede
deel I
1
2
sportvelden
deel II
3
Kaart 111: Afbakening studie-deelgebieden in Neerpede-vogelzangbroeckbeek
0 100 200
500
belvédère
naar RO
1000 m
feestzaal
200 500 2000 mm 00200 5001000 1000 2000
4 Fiets-GEN
ONTWERPVOORSTELLEN SUM-RESEARCH 0 0.5 1 2 km In de studie van SUM-research voor het studiegebied Neerpede-VogelzangBroeckbeek wordt voor enkele deelgebieden een ontwikkelingsscenario en actieplan uitgewerkt. Er zijn verschillende raakvlakken met het concept productief landschap. Hierdoor sluit het aan bij de hierboven beschreven ontwerpingrepen voor het studiegebied. Uit de studie worden twee ontwerpvoorstellen geselecteerd: de herinrichting van de Olympische baan en de ontwikkeling rond de Neerpedevijvers.
naar Henri Simonetlaan
6
deel III
5
deel IV
6
7
Voor de herinrichting van de Olympische baan die de metrohalte Eddy Merckx verbindt met de Neerpedevijvers, voorziet SUM-research aangename wandel- en fietspaden langs de baan. Onder en naast de afrit Inrichtingsprincipes Parc W naar de Brusselse ring komt een parkeerzone die bereikbaar is onder de gewestelijke recreatiepool (kijkend vanuit Brussel naar het Westen toe) brug door, langs de sportfaciliteiten naar de Neerpede vijvers toe. De Deze schets is een weergave van de concepten. Het is geen afgewerkt project. aanwezige sport- en recreatievoorzieningen worden op deze wijze beter geïntegreerd in het landschap. De voorgestelde verbinding, past in het ontworpen recreatiefnetwerk (zie p.151 ). De halte Eddy Merckx is in dit netwerk aangeduid als Startlocatie.
SumResearch
SumResearch
SUM-research heeft ook een ontwerpvoorstel opgemaakt voor de ontwikkeling van het gebied rond de Neerpedevijvers. Hier wordt een park, park West, gepland, dat een regionale recreatiepool voor Brussel moet worden. Het ontwerpen van een sterk omlijnd park, past minder goed in het hier boven aangehaalde idee van een recreatienetwerk. Het zou beter zijn om het concept van een park te laten vallen en de ruimte te integreren in het recreatienetwerk voor de hele regio. De Neerpedevijvers kunnen een locatie zijn waar bijkomende laagdynamische activiteiten worden ingepast, zodat de aantrekkingskracht van het gebied versterkt wordt. Het voorstel van een agrobiopool beantwoordt hieraan. De gemeente Anderlecht heeft twee boerderijen in eigendom. Ze zullen gerestaureerd worden en dienstdoen als workshopen onderzoeksruimte voor biologische landbouwtechnieken. Hier kunnen lessen worden aangeboden om de lokale landbouwers te begeleiden bij een omschakeling naar biologische teelten. Tegelijkertijd zal hier voor de distributie naar Brussel een marktplaats en opslagruimte voor lokale Rapport deel 3 - richtplan NVAP voedselproducten gebouwd worden.
73
Meylemeersch
Rapport deel 3 - richtplan NVAP
Kaart 112: Herinrichting Olympische baan
landbouw
golf
Agrobiopool Groen & Blauw Huis Tacqui Hoeve
tuinbouw
activiteiten boulevard parking
landmark boerenmarkt horeca
sport
avontuur
urban sports Hall of Fame Cora
RO parking tramhalte infopunt
fiets-GEN
Rapport deel 3 - richtplan NVAP Kaart 113: Ontwikkeling rond de Neerpedevijvers 122
PRODUCTIEF LANDSCHAP
123
181
6. Conclusie ontwerp Het studiegebied bevat de kenmerken die eigen zijn aan peri-urbane gebieden: een open ruimte die versnipperd is door lintbebouwing, grote infrastructuurwerken die voor breuken zorgen in het landschap en de aanwezigheid van landelijke en stedelijke gebruikers die er hun plaats zoeken. Om op deze problematiek en claims van de verschillende gebruikers een antwoord te kunnen geven is het noodzakelijk om een integrale visie te formuleren, waarbij alle toekomstige ontwikkelingen een plaats krijgen. In het ontwerpend onderzoek werden drie strategieën ontwikkeld die kunnen worden ingezet om te komen tot een productief landschap voor de open ruimte in peri-urbane gebieden. Deze strategieën werden geoperationaliseerd in ruimtelijke concepten. Tijdens het ontwerpend onderzoek is aan de hand van deze concepten voor het volledige studiegebied een ontwerpvoorstel geformuleerd in de vorm van een set van drie lagen, die samen genomen een ruimtelijk flexibel kader vormen voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied. In de vier ontwerpen op microschaal werd dit globaal ruimtelijk kader als leidraad genomen. Vanuit de analyse en de ontwerpvoorstellen op schaal van het studiegebied, werden interessante plekken uitgekozen waar de ruimtelijke concepten op toegepast werden. De ontwerpen voor de microgebieden bieden mogelijkheden aan voor de ontwikkeling van de open ruimte in relatie met de omgeving en de aanwezige actoren. Door deze gebiedsgerichte benadering konden verschillende ontwikkelingskansen verhelderd worden. STRATEGIE 1: INZETTEN OP SYNERGIE TUSSEN FUNCTIES Met deze strategie wordt de veelheid aan ruimteclaims op een positieve manier benaderd, waardoor nieuwe samenwerkingsmogelijkheden zichtbaar worden gemaakt. Het hanteren van deze strategie zorgt ervoor dat de verschillende ruimtegebruikers (ecologische, economische en maatschappelijke actoren) elkaar niet meer als concurrenten zien. Maar dat vanuit een integrale manier gezocht wordt naar win-winsituaties waarbij alle functies kunnen profiteren. Het potentiële gebruik van de reststromen van de landbouw voor de energievoorziening van een nieuwe woonwijk is hiervan een illustratie. Vanuit dit standpunt wordt er ook afgestapt van het idee om een ruimte op te delen in functionele zones. In het ontwerp op schaal van het studiegebied wordt in de landschapslaag een nieuwe benadering voorgesteld, waarbij het gebied wordt opgedeeld in ruimtelijke entiteiten die voortkomen vanuit het landschap. Dit is een meer geïntegreerde aanpak die uitgaat van en rekening houdt met de capaciteiten van een plek. STRATEGIE 2: ORGANISEREN VAN TOEGANG NAAR EN IN HET GEBIED Hiermee worden de behoeften van het gebied op vlak van mobiliteit en organisatie in de verf gezet. Kenmerkend voor periurbane gebieden zijn de vele infrastructuren die voor breuken zorgen in het landschap en vaak niet afgestemd zijn op de noden van het gebied zelf, maar zich eerder richten op een hoger schaalniveau. Door aandacht te geven aan het organiseren van de toegankelijkheid in het peri-urbaan gebied, wordt meer specifiek aangegeven welke netwerken ontwikkeld kunnen worden. In het ontwerpvoorstel van de netwerklaag, worden de beweegpatronen van de gebruikers in het gebied in kaart gebracht. Op basis hiervan wordt een nieuwe categorisering van de wegen uitgewerkt, die beter aansluit bij het feitelijk gebruik van de wegen. Hierdoor worden conflictsituaties zoveel mogelijk vermeden. Op vlak van ecologische toegankelijkheid wordt er vertrokken vanuit de kwaliteiten van het landschap, waarbij de beekvalleien en de spoorwegbedding aangeduid worden als dragers van biodiversiteit. In die zin is het knippen van de weg onder de spoorwegviaduct in één van de microgebieden een verantwoord gevolg van het afwegen van ecologische, economische en sociale belangen. Het pleidooi voor het openen van het GEN-station in Schepdaal sluit hier eveneens bij aan, omdat dit de vervoersopties van de gebruikers in het gebied vergroot.
STRATEGIE 3: ONTWIKKELEN VAN EEN IDENTITEIT VOOR DE PLEK Deze strategie beoogt het streven naar een eigen identiteit om de ongecoĂśrdineerde transformaties in het gebied beter te counteren. De aandacht voor identiteit komt voort uit het feit dat peri-urbane gebieden te kampen hebben met zowel stedelijke als landelijke claims in de ruimte. Er is nood aan een overkoepelend kader waar beide zich in kunnen terug vinden en op die manier een gezamenlijk doel voor ogen hebben. Het netwerk van laagdynamische activiteiten dat voorgesteld wordt voor het studiegebied, sluit hierbij aan. Het netwerk vertrekt vanuit de bestaande kwaliteiten en bezienswaardigheden in het landschap. Het idee van bakens, startlocaties en attractiepunten zorgt voor een goede spreiding van de recreatie, waardoor het hele gebied ervan kan profiteren. Op deze manier wordt het gebied integraal in de verf gezet en niet enkel het mooiste of interessantste plekje. De creatie van een huisstijl versterkt de herkenbaarheid van de identiteit van het gebied.
PRODUCTIEF LANDSCHAP Het concept van een productief landschap heeft doorheen het ontwerpend onderzoek als kapstok gediend. Het kijken naar het gebied vanuit de karakteristieke kenmerken van het landschap zorgde ervoor dat vanuit de eigenheid van het gebied ontworpen werd. Door evenveel aandacht te besteden aan het bereiken van zowel economische, ecologische als sociale meerwaarde, werden de belangen van de verschillende sectoren en actoren in de open ruimte opgenomen in het onderzoek. Het leidde bovendien tot nieuwe inzichten over het functioneren van de verschillende openruimtegebruikers. De landbouwsector werd niet alleen gezien als producent van voedsel, maar kreeg nieuwe rollen toebedeeld zoals beheerder van het landschap en werd ook mee ingezet voor het creĂŤren van recreatieve voorzieningen. Het resultaat hiervan is een ontwerpvoorstel dat de ambitie heeft de open ruimte robuuster te maken. Een open ruimte die weerwerk kan bieden tegen zowel externe als interne druk.
184
EINDCONCLUSIE
DEEL 3. EINDCONCLUSIE Peri-urbane gebieden zijn ontstaan door de ruimtelijke uitspreiding van steden. De gefragmenteerde wijze waarop dit gebeurt, heeft ervoor gezorgd dat de grens tussen stad en platteland vandaag niet zichtbaar meer is. Een nieuwsoortige ruimte, het peri-urbane gebied, is ontstaan. Deze gebieden zijn noch stedelijk noch landelijk, maar bevatten elementen van beide. Het is een gebied op zich dat nood heeft aan een eigen aanpak. Kenmerkend zijn de fragmentatie van de open ruimte, de breuken in het landschap door verkeersinfrastructuren en de mix aan stedelijke en landelijke functies. Hierdoor kent het peri-urbane gebied verschillende uitdagingen door conflicterende functies, een moeilijke bereikbaarheid, milieubelastende fragmentatie en het ontbreken van een eigen identiteit. Zonder een duidelijke gebiedsgerichte visie dreigt deze ongecoördineerde ontwikkeling zich verder te zetten waardoor het aantal conflicten tussen de functies, actoren en activiteiten alsmaar toeneemt. In deze masterproef werd getracht om een ontwikkelingsperspectief te ontwikkelen voor de open ruimte in peri-urbane gebieden. Er werd vertrokken vanuit de hypothese dat vanuit de dynamiek van de open ruimte een productief landschap kan geconstrueerd worden, dat kan bijdragen aan een ruimtelijke kwaliteitsvolle (her-)ontwikkeling van peri-urbane gebieden. Binnen het onderzoek werd er specifiek aandacht besteed aan de rol van de landbouw in dit proces. Op basis van het onderzoek kunnen enkele conclusies getrokken worden.
Bevindingen CONCEPT PRODUCTIEF LANDSCHAP EN STRATEGIEËN In het onderzoek komt naar voren dat het concept productief landschap een interessante invalshoek geeft om om te gaan met de concurrerende ruimtegebruikers in het gebied. Het vertrekken vanuit landschap geeft de mogelijkheid om de ruimte op een sectoroverschrijdende manier te bekijken, waardoor op een integrerende manier gewerkt kan worden. Het dynamische karakter van het landschap zorgt ervoor dat een flexibel ontwikkelingsperspectief werd uitgewerkt. In het ontwerpend onderzoek werden drie strategieën ontwikkeld, die de aandacht vestigen op de kernproblemen van het peri-urbane gebied en aangeven hoe hiermee omgegaan kan worden. Deze drie strategieën zijn een belangrijke leidraad gebleken tijdens het ontwerpend onderzoek. Op deze manier werd de focus bewaard en kon er gericht gezocht worden naar oplossingen. Om de strategieën toepasbaar te maken bij het ontwerpen, werden ze geoperationaliseerd in ruimtelijke concepten. Deze werden vervolgens succesvol toegepast in het ontwerp. Hierdoor werden enerzijds de verschillende actoren en anderzijds de economische, ecologische en sociale waarden in het ontwerp meegenomen en gelijkwaardig behandeld. DYNAMIEK VAN DE OPEN RUIMTE Het vertrekken vanuit de dynamiek in de open ruimte zorgde voor interessante inzichten in de mogelijkheden van de aanwezige actoren. De conflicten en claims in de open ruimte werden blootgelegd. Deze dynamiek werd vervolgens telkens als uitgangspositie genomen om op verder te bouwen. Bij de landbouw werd waargenomen dat er een tendens is naar een meer verbredende landbouw, die op zoek gaat naar korteketen mogelijkheden. In het ontwerp werd hierop ingespeeld door faciliteiten aan te bieden die consument en producent de mogelijkheid geeft elkaar te ontmoeten.
PRODUCTIEF LANDSCHAP 185
Op vlak van recreatie was er een sterke vraag vanuit de stad en gemeenten naar recreatiemogelijkheden om te kunnen ontspannen in de open ruimte. Door een netwerk van laagdynamische activiteiten te spannen over het gebied, werd aan deze vraag beantwoord. Dit netwerk werd bovendien in een overzichtelijk jasje gestoken door middel van de ontwikkeling van een huisstijl. Voor de natuur werd op zoek gegaan naar mogelijkheden voor het verstevigen van het ecosysteem en de biodiversiteit. In het ontwerp werd gezocht naar het verbinden van de bestaande natuurlijke structuren om deze verder te versterken. Door te vertrekken vanuit de dynamiek in de open ruimte, werd minder belang gegeven aan de stedelijke druk, zodat specifiek op zoek gegaan kon worden naar de processen en conflicten in de open ruimte zelf. Hierdoor konden de interne opportuniteiten beter benut worden en kon er gezocht worden naar een manier om deze verder te ontwikkelen. LANDBOUW De landbouw in peri-urbaan gebied staat steeds meer voor grote uitdagingen door de verdergaande versnippering van de open ruimte, de stijgende grondprijzen en de opkomst van nieuwe gebruikers in de open ruimte. Als gevolg hiervan gaat de landbouw op zoek naar nieuwe vormen van bedrijfsvoering, zoals bijvoorbeeld de verbreding van de landbouwactiviteit, zodat aansluiting kan gevonden worden bij andere gebruikers van de open ruimte. Het peri-urbane gebied biedt hiervoor uitstekende kansen. Deze kansen waren telkens een belangrijke schakel in de ontwerpvoorstellen voor de microgebieden. Er kan geconcludeerd worden dat de verbreding van de landbouw en de korteketenstrategie een groot potentieel hebben in peri-urbane gebieden. Het beleid kan hieraan stimulans geven, bijvoorbeeld door het subsidiĂŤren van beheerscontracten en het voorzien van plekken waar producent en consument elkaar kunnen ontmoeten. Ondersteuning en begeleiding voor de landbouwer die willen omschakelen, is evenzeer belangrijk RUIMTELIJKE DRAGER De hypothese stelde dat vanuit de dynamiek in de open ruimte een productief landschap kan geconstrueerd worden dat kan dienen als een ruimtelijke drager voor de ontwikkeling van het peri-urbaan gebied. Vanuit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat het concept van een productief landschap zeker een goede houvast was om inzicht te krijgen in de verschillende opportuniteiten in de open ruimte. Bovendien geeft het een kader voor het sturen van de verschillende actoren in de open ruimte. Het biedt perspectieven voor verdere ontwikkelingen. Daarentegen geeft deze ruimtelijke drager onvoldoende antwoord op de ontwikkelingen die zich voordoen binnen de bebouwde ruimte in het peri-urbaan gebied, bijvoorbeeld aan de problematiek van het wegtrekken van voorzieningen uit de dorpen. Er kan wel gesteld worden dat het ontwerp in bepaalde mate een tegengewicht biedt aan de verdere inname van de open ruimte. Door op zoek te gaan naar de gebruikers van de open ruimte en te zoeken naar een meer actieve rol voor de open ruimte, waarin verschillende actoren in synergie tegelijk gebruik maken van die open ruimte, neemt het aantal actoren toe dat belang heeft bij en waardering heeft voor deze open ruimte. Dit kan het draagvlak vergroten voor het behoud en het verder kwaliteitsvol ontwikkelen van deze open ruimte.
186
EINDCONCLUSIE
Beperkingen van deze masterproef Tijdens het proces dienden keuzes gemaakt te worden. Er werd gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksmethode waarbij door middel van ontwerpend onderzoek op een case de hypothese en onderzoeksvragen werden getest. Dit geeft niet de mogelijkheid om de resultaten te generaliseren naar meerdere peri-urbane ruimten. Er werd slechts één studiegebied uitgekozen. De transfereerbaarheid van de ontwikkelde strategieën vraagt nog verder onderzoek op andere cases. Bovendien zorgt de subjectiviteit van de ontwerper ervoor dat er geen uitsluitsel is dat een ander persoon tot andere resultaten zal komen. Bepaalde hiaten in de kennis over het gebied, zorgen ervoor dat het onderzoek niet op alles en nog wat een antwoord kan bieden. Binnen het bestek van deze masterproef werd het niet haalbaar geacht om de verschillende ontwerpvoorstellen te toetsen bij de betrokken actoren. Deze voorstellen dienen eerder als indicatie om de mogelijkheden en kansen bloot te leggen.
Suggesties voor verder onderzoek en aanbevelingen ACTOREN ZIJN BUITEN DE SCOPE VAN DEZE THESIS GEBLEVEN In deze masterproef wordt een voorstel geformuleerd voor de ruimtelijke ontwikkeling van het peri-urbane gebied ten zuidwesten van Brussel. Doordat er veel claims rusten op de ruimte in peri-urbane gebieden, dient er nagedacht te worden op welke wijze beleid hier een sturende rol in kan spelen. Het is belangrijk om met de aanwezige actoren in dialoog te gaan voor de verdere ontwikkeling van de ruimte. Bovendien wordt in het geval van deze case verschillende beleidsgrenzen overschreden, waardoor een gecoördineerde samenwerking tussen de verschillende instanties aangewezen is. Kortom voor de operationalisering van de ontwerpvoorstellen, dienen ruime samenwerkingsverbanden opgericht te worden tussen diverse besturen, beleidsinstanties, belangengroepen en bewoners. Deze operationalisering valt buiten het bereik van dit onderzoek. Hiernaar kan verder onderzoek gebeuren. VERDERE MOGELIJKHEDEN VAN EEN PRODUCTIEF LANDSCHAP IN EEN ANDERE CONTEXT Zoals hierboven reeds aangehaald moet het onderzoek herhaald worden op andere cases, om de toepasbaarheid van de ontwikkelde strategieën en ruimtelijke concepten en de mogelijkheden van het concept productief landschap in andere peri-urbane contexten te kunnen toetsen. Dit kunnen cases zijn in peri-urbane gebieden met andere gebiedsspecifieke karakteristeken zoals een gebied waar de landbouw een sterke schaalvergroting heeft gekend of plekken waar de open ruimte meer door bebouwing is ingenomen. ROL VAN LANDBOUW IN STEDENBOUWKUNDIGE ONTWERPWETENSCHAP EN STEDENBOUW Deze masterproef geeft een aanzet naar de mogelijkheden voor de landbouw en rol voor ruimtelijke ontwikkelingen. Vanuit een theoretische basis en concrete ontwerpvoorstellen worden verschillende mogelijkheden en kansen aangereikt. Er dient verder onderzocht te worden op welke manier dit beleidsmatig kan gestuurd en ondersteund worden. Bovendien wordt aan de problematiek van grondverwerving en distributienetwerken naar de stad voor korteketenlandbouw nog geen antwoord gegeven.
PRODUCTIEF LANDSCHAP 187
Bibliografie ADSEI (2013), ‘Gemiddelde prijs bouwgronden 2013’, FOD economie, Provincie Vlaams-Brabant. AGIV (2014), ‘Gewestplan Vlaamse Overheid – Ruimte Vlaanderen’, Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen, Vlaanderen. Agiv (2015), ‘Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen’, geraadpleegd op 08/08/2015 via https://www.agiv.be/ ALV (2013), ‘Landbouwgebruikspercelen ALV 2013’, Agentschap voor Landbouw en Visserij, GIS, laatst geraadpleegd op 03/05/2015 via http://www.geopunt.be/catalogus/ datasetfolder/c99fa07e-e4c9-4a25-80c2-b994accf91ed ANB (2010a), ‘Vlaamse natuurreservaten’, Agentschap voor Natuur en Bos, laatst geraadpleegd op 14/05/2015 via http://www.geopunt.be/catalogus/ datasetfolder/43960a57-ba08-4887-a3f5-39656648de37 ANB (2010b), ‘Gebieden van het VEN en het IVON’, Agentschap voor Natuur en Bos, laatst geraadpleegd op 14/05/2015 via http://www.geopunt.be/catalogus/ datasetfolder/6c55f7f5-df2e-4ccc-a6b2-85abd572a355 ANB (2013), ‘Digitale boswijzer Vlaanderen 2013’, Agentschap voor Natuur en Bos, laatst geraadpleegd op 14/05/2015 via http://www.geopunt.be/catalogus/datasetfolder/ D2A9F1CD-A83B-40FD-BDC6-A55C110039B5 Anderlecht (2015), ‘Website gemeente Anderlecht’, laatst geraadpleegd op 11/05/2015 via www.anderlecht.be Antrop en Eetvelde (2008), ‘Het landschap onderzocht’, geraadpleegd op 01/07/2015 via https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/landschap/ proloog/het_landschap_onderzocht Antrop, M. (2007), ‘Perspectieven op het landschap, achtergronden om landschappen te lezen en te begrijpen’, Academia Press, Gent, 322p. Antrop, M., Janssens, J., Martens, L., Van Damme, S., Van Eetvelde, V. (2002), ‘Traditionele landschappen van het Vlaams Gewest’, Vakgroep Geografie Universiteit Gent, Gent. AOE (2001), ‘Beschermde landschappen’, agentschap Onroerend Erfgoed, laatst geraadpleegd op 14/05/2015 via http://www.geopunt.be/catalogus/datasetfolder/3630ca3d11e5-46b9-99c5-9e75f0545395 Arcadis, IDEA consult, o2 consult, OMGEVING, Tritel (2008), ‘Afbakeningsvoorstel voor het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel – eindrapport tekst’, Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, department RWO – ruimtelijke planning, Berchem-Antwerpen. Belga (2014, 30 april), ‘Provincie gaat samenwerken met Regionale Landschappen’, Vlaams infocentrum land- en tuinbouw, geraadpleegd op 20/03/2015 via http://www. vilt.be/provincie-gaat-samenwerken-met-regionale-landschappen Bergen, D., Van Gijseghem, D., Vervloet, D. (2014), ‘Uitdagingen voor de Vlaamse landbouw – een verkenning van bepalende externe veranderingen’, Departement Landbouw & Visserij, 33p. BISA (2012), ‘Bevolkingsdichtheid 2012 (inw/km2)’, FOD Economie – Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium, Brussels URBIS, Brussel. Boie, G. (2013), ‘Essay: Een nulmeting begint bij nul’, in: Cahier #1 Landschapslab: nulmeting, Ar-Tur Centrum voor architectuur, stedenbouw en landschap in de kempen, p50-53. Bomans, K., Dewaelheyns, V., Tempels, B., Verhoeve, A. (2012), ‘Van tuinen en paarden’, in: Ruimte, Een andere kijk op het landschap, nr. 14, juni-juli-aug 2012, VRP, Antwerpen, pp. 24-31. Boulanger, A., Meert, H. ,Vandermeulen, V., Van Hecke, E., Van Huylenbroeck, G., Verspecht, A. (2005), ‘Overlevingsstrategieën voor Multifunctionele Landbouw in Verstedelijkte Gebieden CP/18, Plan voor Wetenschappelijke Ondersteuning van een Beleid gericht op Duurzame Ontwikkeling, Deel 1: Duurzame productie- en consumptiepatronen’, Federaal Wetenschapsbeleid, Brussel. Brugis (2015), ‘BruGIS’, geraadpleegd op 15/04/2015 op http://www.mybrugis.irisnet.be/MyBruGIS/brugis/ Brusselnieuws (2010, 29 januari), ‘Nieuwe Anderlechtse wijk met 2500 bewoners’, vlaams-Brusselse Media vzw. Brussels Hoofdstedelijk Gewest (2013a), ‘Gewestelijk Bestemmingsplan’, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bestuur van Ruimtelijke Ordening en huisvesting, Brussel. CCN Vogelzang CBN (2015)., ‘CCN’, Vogelzang CBN, laatst geraadpleegd op 02/05/2015, http://users.edpnet.be/ccnvogelzangcbn/ Christiansen P., Loftsgarden, T. (2011), ‘Drivers behind urban sprawl in Europe’, Institute of Transport Economics TØI Report 1136/2011, 29p. COOPARCH-RU (2013a), ‘GemOP Anderlecht – Volume I gemeentelijk ontwikkelingsplan’, gemeente Anderlecht, Brussel.
188
COOPARCH-RU (2013b), ‘GemOP Anderlecht – Volume II bestaande situatie (GemOP + MER)’, gemeente Anderlecht, Brussel. Corner, J. (2006), ‘Terra Fluxus’, in: Waldheim, C., The Landscape Urbanism Reader, Princeton Architectural Press, pp. 021-034. Cvba Lekkers uit het Pajottenland (2013), ‘Lekkers uit het Pajottenland’, geraadpleegd op 20/03/2015 via http://www.lekkersuithetpajottenland.be/ D+A consult (2006), ‘BPA Brouwerij Eylenbosch - toelichtingsnota’, gemeente Dilbeek D+A consult (2008), ‘Ruimtelijk structuurplan Sint-Pieters-Leeuw ‘levende open ruimte – ruimte om te leven’’, gemeente Sint-Pieters-Leeuw, Halle. D+A consult (2010), ‘Structuurplan versie GR2 2010’, gemeente Dilbeek, Halle. D+A consult (2013), ‘RUP Open ruimte – versie GR1’, gemeente Sint-Pieters-Leeuw, Halle. Daalhuizen, F., Piek, M., Sorel, N., van Dam, F. (2008), ‘Plattelandsontwikkeling en de gevolgen voor het landschap’, Ruimtelijk Planbureau, NAi Uitgevers, Rotterdam, 161p. Danckaert, S., Cazaux, G., Bas, L., Van Gijseghem, D. (2010), ‘Landbouw in een groen en dynamisch stedengewest’, Departement Landbouw en Visserij, afdeling Monitoring en Studie, Brussel. Danckaert, S., Lenders, S., Oeyen A. (2009), ‘De landbouwactiviteit in Vlaamse gemeenten, proeve van typologie’, Departement Landbouw en Visserij, afdeling Monitoring en Studie, Brussel. De Jonghe (2007), ‘Flou artistique rond bouwplannen aan Erasmus’. De Klerck, P., Moons, D. (2014a), ‘Ok, beantwoorde vraag: onduidelijke structuur De Klerck, P., Moons, D. (2014b), ‘GPS+ rapport najaar 2014: Sint-Pieters-Leeuw’, studiedienst van de Vlaamse Regering en Agentschap voor Binnenlands Bestuur, pp. 42-43. De Lijn (2015), ‘De Lijn – routeplanner’, laatst geraadpleegd op 09/05/2015 via https://www.delijn.be/nl/ De Maesschalck, F., De Rijck, T., Heylen, V. (2014), ‘Dossier wisselwerking Vlaams-Brabant en Brussel’, Steunpunt Sociale Planning, Provincie Vlaams Brabant. Departement Landbouw en Visserij (2015a), ‘Plattelandsontwikkeling’, geraadpleegd op 20/07/2015 via http://lv.vlaanderen.be/nl/landbouwbeleid/plattelandsontwikkeling Departement Landbouw en Visserij (2015b), ‘Randvoorwaarden erosie wijzigingen vanaf 2015’, geraadpleegd op 02/07/2015, http://lv.vlaanderen.be/nl/nieuws/ randvoorwaarden-erosie-wijzigingen-vanaf-2015 Departement Landbouw en Visserij (2015c), ‘Verzamelaanvraag en bedrijfssubsidies’, laatst geraadpleegd op 03/05/2015 via http://lv.vlaanderen.be/nl/subsidies/ verzamelaanvraag-en-bedrijfssubsidies Departement Landbouw en Visserij (2015d), ‘Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling 2014-2020 – PDPO III’, Drukkerij Geers Offset, Gent, 71p. Departement Landbouw en Visserij (2015e) , ‘Landbouwstreken België’, geraadpleegd op 20/003/2015 via http://lv.vlaanderen.be/nl/voorlichting-info/feiten-cijfers/ landbouwstreken-belgie Departement RWO (2012), ‘Groenboek – Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool?’, Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, Vlaanderen. Dewaelheyns, V., Bomans, K., Verhoeve, A., Tempels, B. (2012), ‘Van tuinen en paarden’, in: VRP, Ruimte, 4(14), pp. 24-31. Dienst landelijk gebied (2009) ‘Boeren voor Natuur – Geactualiseerd inrichtingsplan – Uitvoeringsmaatregelen 2009’, Jan Duijndam, Stedenteam Rotterdam/Den Haag. Dilbeek (2015), ‘website gemeente Dilbeek’, laatst geraadpleegd op 11/05/2015 via www.dilbeek.be Donadieu, P. (2006), ‘Landscape Urbanism in Europe: From Brownfields to Sustainable Urban Development’, in: Journal of Landscape Architecture, Herfst, European Council of Landscape Architecture Schools, pp. 36-45. DOV (2015), ‘Potentiële bodemerosiekaart per perceel (2015)’, Databank Ondergrond Vlaanderen, laatst geraadpleegd op 15/05/2015 via http://www.geopunt.be/ catalogus/datasetfolder/fe6d2f90-774c-4a71-8be9-f1f52491f979 Draye, G. (2014), ‘Productie en consumptie in de massa (1950-2015)’, geraadpleegd op 24/01/2015 via http://www.hetvirtueleland.be/cag/exhibits/show/productie_ consumptie_massa?action=print EEA (2006), ‘Urban Sprawl in Europe – The ignored challenge’, European Environment Agency report nr. 10/2006. EEA (2012), ‘Urban adaptation to climate change in Europe – Challenges and opportunities for cities together with supportive national and European policies’, European Environment Agency report nr. 2/2012.
PRODUCTIEF LANDSCHAP 189
Erasmus Gardens (2013), ‘Erasmus Gardens te Anderlecht: een gemengd project, een levendige wijk’, Erasmus Gardens. Europese Commissie (2010), ‘Groene infrastructuur’, Europese Commisie, Europese Unie, juni 2010. Europese Commissie (2013), ‘Overview of CAP Reform 2014-2020’, DG landbouw en plattelandsontwikkeling, Europese Commissie (2014), ‘De Europese Unie in het kort: Landbouw’, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 16p. Europese Commissie (2015), ‘The history of the CAP’, Europese Commissie, geraadpleegd op 02/20/2015 via http://ec.europa.eu/agriculture/cap-history/index_en.htm Ferraris, J. (1777), ‘Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden’, Oostenrijkse Nederlanden, Brussel. Fremault, C. (2015), ‘Journée vers un système alimentaire plus durable: lancement d’une stratégie régionale’, Leefmilieu Brussel. Gallent, N., Andersson, J., Bianconi, M. (2006), ‘Planning on the edge: The context for planning at the rural-urban fringe’, Routledge, Oxon. Geldof, C., Zaman, J. (2011), ‘Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan – afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimtegebieden – bijlage II stedenbouwkundige voorschriften’, Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Vlaamse Overheid, Vlaanderen. Google Earth (2014), ‘Google maps’, Google, laatst geraadpleegd op 14/05/2015 via http://www.maps.google.be Google Earth (2015), ‘Google earth’, geraadpleegd op 12/08/2015 via www.earth.google.com Gosuin, F., Van Goidsenhoven, F. (2010), ‘Voorstel van Resolutie’, Zitting Brussels Hoofdstedelijk Parlement 23/12/2010, Brussel. Groen en Blauw huis (2015), ‘Het Groen en Blauw Huis’, geraadpleegd op 03/15/2015 via http://www.maisonverteetbleue.be/ Heuts, E., Rombaut, E. (2009), ‘Duurzame stedenbouw in woord en beeld’, VIBE, ABLLO vzw, ecopolis, geraadpleegd via http://www.ecopolisvlaanderen.be/start. php?p=70 (07/06/2014) Horal (2015), ‘Toer de Geuze’, laatst geraadpleegd op 11/05/2015 via http://www.horal.be/toer-de-geuze Huytebroeck, E. (2014), ‘Brussels en Vlaams Gewest werken samen aan een nieuwe groene toekomst voor het Neerpedegebied’, Brussels minister van Leefmilieu, energie en stadsvernieuwing: toespraak 29/04/2014, Brussel. INBO (2002), ‘Erkende natuurreservaten, instituut voor Natuur- en Bosonderzoek’, laatst geraadpleegd op 14/05/2015 via http://www.geopunt.be/catalogus/ datasetfolder/7b9424f7-bbb6-4248-9728-ae207f541780 INBO (2014), ‘Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart – Toestand 2014’, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, laatst geraadpleegd op 15/04/2015 via http://www.geopunt.be/catalogus/datasetfolder/1acb23e7-09b0-4d92-a0a1-61e4c9ece79b Infrabel (2015), ‘Het gewestelijk Expresnet (GEN)’, Infrabel nv, geraadpleegd op 11/05/2015 via http://www.infrabel.be/nl/over-infrabel/mobiliteitsprojecten/gewestelijkexpresnet Johansson R. (2003), ‘Case Study Methodology’, key note speech op de International Conference ‘Methodologis in Housing Research’, Royal Institute of Technology, Stockholm. Landelijke gilden (2015), ‘Landbouwleerpaden’, laatst geraadpleegd op 11/05/2015 via http://www.landelijkegilden.be/Onze-werking-/Op-stap/Landbouwleerpaden/ctl/ EventView/mid/1152/EventId/392/EventDateID/2555/Landbouwleerpad Lasage, R., van Drunen, M. (2007), ‘Klimaatverandering in stedelijke gebieden – een inventarisatie van bestaande kennis en openstaande kennisvragen over effecten en adaptiemogelijkheden’, Nationaal Onderzoeksprogramma Klimaat voor Ruimte, Leven met Water, Habiforum en CURNET. Leefmilieu Brussel (2009), ‘Groene Wandeling’, Leefmilieu Brussel, Aquaterra. Leefmilieu Brussel (2015), ‘De groene wandeling’, laatst geraadpleegd op 11/05/2015 via http://www.leefmilieu.brussels/themas/groene-ruimten-en-biodiversiteit/degroene-wandeling Leinfelder, H. (2007), ‘Open Ruimte als Publieke Ruimte – Dominante en alternatieve planningsdiscoursen ten aanzien van landbouw en open ruimte in een (Vlaamse) verstedelijkende context’, Academia Press, Gent, 469p. Lemaître, J., Santos, G. (2014), ‘Vlaamse Rand – cijferboek 2014’, Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid – Studiedienst van de Vlaamse Regering, Josée Lemaître, Brussel. Locus, J. (2008), ‘Bakkerij Josse Locus’, laatst geraadpleegd op 03/05/2015 via http://www.josselocus.be/nl/index.php Maas, J.G., Boers, J. (2010), ‘Goed boeren in een Nationaal Landschap – Hoe het landschap in Noordoost-Twente kan profiteren van schaalvergroting in de landbouw. Uitwerking van de cascobenadering in de gemeente Tubbergen’, Alterra rapport 2087, Alterra Wageningen UR, Wageningen, 55p.
190
MCI (1880), ‘Militaire stafkaart 1880’, militair cartografisch instituut, Brussel. Meert, H., Van Hecke, E., Van Huylenbroeck, G. (2005), ‘PODO II: Overlevingsstrategieën voor een multifunctionele landbouw in een verstedelijkte omgeving’, Project CP/18, Federaal Wetenschapsbeleid, Brussel, 161p. MGI (1950), ‘Militaire stafkaart 1959’, militair geografisch instituut, Brussel. MGI (1970), ‘Militaire stafkaart 1970’, militair geografisch instituut, Brussel. Millennium Ecosystem Assessment (2005a), ‘Ecosystems and Human Well-being: Synthesis’, Island Press, Washington DC, 137p. Millennium Ecosystem Assessment (2005b), ‘Living Beyound Our Means – Natural Assets and Human Well-Being, Statement from the Board’, geraadpleegd op 05/07/2015 via http://www.unep.org/maweb/en/BoardStatement.aspx Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (1997), ‘Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen’, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel. Mint nv en Omgeving cvba (2013), ‘Functietoekenningsplan voor de landelijke wegen regio Bulskampveld – eindrapport’, Vlaamse Landmaatschapppij, Vlaamse Overheid, VVSG, Provincie West-Vlaanderen. MIVB (2015), ‘MIVB-STIB – routeplanner’, laatst geraadpleegd op 09/05/2015 via http://www.stib-mivb.be/ Motloch, J. (2001), ‘Introduction to Landscape Design’, John Wiley & Sons Inc (2nd), Verenigde Staten, 369p. NGI (2012), ‘Topomapviewer’, NGI topomapviewer. Niesten, E., Degeest, A., Steen, I. (2004b), ‘Doorgelicht: Het Pajottenland historisch-geografisch bekeken’, Breedbeeld, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven, pp. 64. NMBS (2015), ‘Voorstedelijke spoorverbindingen metro en Chrono 12/2015’, NMBS, geraadpleegd op 11/05/2015 via http://www.belgianrail.be/nl/corporate/presse/pressereleases/23_03_2015.aspx Nuijens, J. (2011), ‘Tijd voor landschapsplanning’, in: Ruimte, jaargang 3, nr. 9., VRP, pp. 30-33. Nuyttens, B. (2005), ‘Adoptie van platteland door stad’ in: Allaert G., Leinfelder H., “Parkbos Gent”, over visievorming en beleidsnetwerking, Academia Press, Gent, pp. 59-72. Piorr, A., Ravets, J., Tosics, I. (2011), ‘Peri-urbanisation in Europe: Towards a European Policy to sustain Urban-Rural Futures’. PLUREL consortium, University of Copenhagen/Academic Books Life Sciences, 144p. Pisman, A., Tempels, V. (2013), ‘Open ruimte in verstedelijkt Vlaanderen’, in De Decker, P. (red), Maatschappij en Ruimte, 5(1), Garant, Antwerpen, p. 33-58. Platteau, J., Van Gijseghem, D., Van Bogaert, T. (2014), ‘Landbouwrapport 2014’, Departement Landbouw en Visserij, Brussel. PLUREL (2015), ‘The PLUREL project’, University of Copenhagen, geraadpleegd op 20/01/2015 via http://www.plurel.net/Project-4.aspx Provincie Overijssel (2014), ‘Gecondoliseerde Omgevingsvisie Overijssel’, H+N+S Landschapsarchitecten en Van Paridon & De Groot Landschapsarchitecten, Provincie Overijssel. Provincie Vlaams-Brabant (2013), ‘Realisatie van het bovenlokaal functioneel en recreatief fietsroutenetwerk’, in Provinciale subsidiereglementen - fietsfonds, juni 2013, drukkerij Profeeling, pp. 28. PURPLE (2004), ‘Peri-Urban Regions Platform Europe – Purple’s Position Paper’, PURPLE. Purple (2013), ‘The peri-Urban Charter’, peri-urban regions platform Europe, geraadpleegd op 19/01/2015 via www.purple-eu.org Raad van Europa (2000), ‘European Landscape Convention’, Firenze, geraadpleegd op 01/07/2015 via https://rm.coe.int/CoERMPublicCommonSearchServices/DisplayDC TMContent?documentId=09000016802f28a4 SARO, Minaraad, MORA, SALV, SARC, SARIV, Vlaamse Woonraad, Vlabest, VRWI (2012), ‘Advies over het Groenboek Beleidsplan Ruimte’, Vlaamse Overheid, geraadpleegd op 20/01/2015 via http://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/advies-over-het-groenboek-beleidsplan-ruimte-vlaanderen Schoenmaekers, L. (2014), ‘Huisstijl Rivierpark Maasvallei Limburg’, in: Steunpunt Straten, Publieke Ruimte 2014 – Espace Publique, Steunpunt Straten, Antwerpen, pp. 106-109. Significance, Stratec, Tractebel, Tritel (2009), ‘Evolutie en optimalisatie van het Gewestelijk Expres Net voor Brussel en omgeving – uitwerking 2015 en visie op 2020 en 2030’, Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Brussel. Sint-Pieters-Leeuw (2015), ‘Website gemeente Sint-Pieters-Leeuw’, laatst geraadpleegd op 11/05/2015 via www.sint-pieters-leeuw.be
PRODUCTIEF LANDSCHAP
191
Smets, M. (2002), ‘Grid, casco, clearing and montage’, Topos, nr.38, maart, pp. 128-141. Soresma (2009), ‘Plan-MER GRUP afbakening VSGB’, in: Gewenste ruimtelijke structuur voor het Vlaams Stedelijk Gebied rond Brussel, Vlaamse Overheid, pp. 2-3. Steiner, F. (2011), ‘Landscape ecological urbanism: Origins and trajectories’, in: Landscape and Urban Planning, Volume 100, issue 4, april, pp. 333-337. SUM-research (2014), ‘Inter-gewestelijk richtplan voor Neerpede-Vlezenbeek-Sint Anna Pede – Rapport deel 3 – Actieplannen’, Brussels Instituut voor Milieubeheer, Vlaamse Landmaatschappij, Brussel. Team Vlaams Bouwmeester, Kabinet Minister-president Kris Peeters, Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, Departement Landbouw en Visserij, Agentschap Ruimte Vlaanderen (2014), ‘Pilootprojecten Productief Landschap’, Architecture Workroom Brussels en MAAT-ontwerpers, Brussel, 56p. Tempels, B., Bomans, K., Verbeek, T. (2012), ‘Versnipperd Vlaanderen’, in: VRP, Ruimte, 4(14), pp. 18-21. Terres en Villes (2015), ‘Terres en Villes’, geraadpleegd op 20/01/2015 via http://www.terresenvilles.org/missions.php Timenco (2012), ‘FIETS-GEN studie’, in: Eindrapport, pp. 122. Toerisme Vlaams-Brabant (2015), ‘Gordelroute’, laatst geraadpleegd op 11/05/2015 via http://www.toerismevlaamsbrabant.be/fietsen/fietsproducten/gordelroute/index. jsp UN (2014), ‘World Urbanization Prospects – The 2014 Revision’, Department of Economic and Social Affairs, United Nations. Van Damme, S. (2013), ‘Landschapsontwerp in Vlaanderen – Landschap als narratief en integrerend medium in de ruimtelijke ontwerppraktijk’, Garant, Antwerpen, 381p. Van den Broek, J. (2005), ‘In de ban van ruimte en beleid: relaas van een zoektocht’, in: De Decker, P., De Meulder, B., Meert, H., Van Der Sluys, P., Ruimte en planning: tijdschrift voor ruimtelijke planning, stedenbouw en huisvesting, 25(3-4), pp. 12-34. Van der Ploeg, J.D., Roep, D. (2003), ‘Multifunctionality and rural development: the actual situation in Europe’, in: G. van Huylenbroeck, G. en Durand, G., Multifunctional Agriculture; A new paradigm for European Agriculture and Rural Development. Ashgate, Hampshire, England, pp. 37- 53. Vandermaelen, P. (1854), ‘Cartes topographiques de la Belgique, 1846-1854’, Koninklijke bibliotheek van België, Brussel. Vanempten, E., De Meulder, B. (prom.), Loopmans, M. (coprom.), Ryckewaert, M. (coprom.) (2014), ‘Fringe Urbanism. The integrative Development and Design of Open Space in the Rural-Urban Fringe of Brussels’, doctoraat: KULeuven en VUB, België. VAZG (2015), ‘Zorgvoorzieningen erkend door het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid’, laatst geraadpleegd op 09/05/2015 via http://www.geopunt.be/catalogus/ datasetfolder/9531f406-ca7c-4987-9e8b-37de471a57b3 Vectris (2011), ‘Functietoekenningsplan Landbouwwegen Westhoek-samenvatting’, Vlaamse Landmaatschappij, Vlaamse Overheid, Westhoekoverleg, Provincie WestVlaanderen. Viljoen, A. (2005), ‘CPULs Continuous productive urban landscapes – designing urban agriculture for sustainable cities’, Architectural Press, Oxford. Vilt (2009), ‘Brussel en VLM willen open ruimte in Neerpede vrijwaren’, Vlaams infocentrum land- en tuinbouw, geraadpleegd op 20/01/2015 via http://www.vilt.be/brusselen-vlm-willen-open-ruimte-in-neerpede-vrijwaren Vlaams-Brabant (2004), ‘Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant’, Provincie Vlaams-Brabant, Vlaams-Brabant. Vlaamse Overheid (1972), ‘Gewestplan legende en voorschriften’, geraadpleegd op 22/01/2015 via http://www2.vlaanderen.be/ruimtelijk/gewestplan/gewestplan_ legende_kb1972.html Vlaamse Overheid (2008), ‘Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos – regio Zenne-Dijle-Pajottenland – gewenste ruimtelijke structuur’, Vlaamse Overheid, Vlaanderen. Vlaamse Overheid (2011), ‘Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan – afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimtegebieden – bijlage I Verordenend Grafisch Plan’, Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, Ruimtelijke Planning. Vlaamse Overheid (2014), ‘Beleidsplan Ruimte Vlaanderen’, geraadpleegd op 22/01/2015 via http://www.beleidsplanruimte.be Vlaamse Overheid (2015), ‘Onderwijsaanbod in Vlaanderen’, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, laatst geraadpleegd op 09/05/2015 via http://www.geopunt.be/ catalogus/datasetfolder/b2027867-cd3e-4e67-b6f1-aec3ff878f44 VLM (2015), ‘Landbouwstudie Vlaamse Rand’, Vlaamse Landmaatschappij, Departement Landbouw en Visserij, Brussel. VMM (2000), ‘Ecologische typologie van de waterlopen’, GIS-data, geraadpleegd op 02/05/2015 via http://www.geopunt.be/catalogus/datasetfolder/B4F95D00-67E7488A-9B51-8A6EC8204A4A VMM (2012), ‘Inventaris van recent overstroomde gebieden’, Vlaamse Milieumaatschappij – afdeling Operationeel Waterbeheer, laatst geraadpleegd op 02/05/2015 via
192
http://www.geopunt.be/catalogus/datasetfolder/6BC263EB-F4DF-4B16-963B-840CD2EFAACF Vriens, L., Bosch, H., De Knijf, G., De Saeger, S., Guelinckx, R., Oosterlynck, P., Van Hove, M., Paelinckx, D. (2011), ‘De Biologische Waarderingskaart. Biotopen en hun verspreiding in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’, Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. VRWI (2013), ‘Sterkte-Zwakte analyse van wetenschap, technologie, innovatie en economie & maatschappelijke uitdagingen in Vlaanderen’, Vlaamse raad voor wetenschap en innovatie. Vzw GBH (2015), ‘Groen en Blauw Huis’, laatst geraadpleegd op 09/05/2015 via http://groenenblauwhuis.be/ Waldheim, C. (2006), ‘Landscape as Urbanism’, in: The Landscape Urbanism Reader, Princeton Architectural Press, pp. 035-054. Wandl, D.I.A., Nadin, V., Zonneveld, W., Rooij, R. (2014), ‘Beyond urban-rural classifications: Characterising and mapping territories-in-between across Europe’, in: Nassauer, J.I, Xiang, W.-N., Landscape and Urban Planning, 130, Elsevier, pp. 50-63 Vlaamse Overheid (2011), ‘Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan – afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimtegebieden – bijlage I Verordenend Grafisch Plan’, Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, Ruimtelijke Planning. Vlaamse Overheid (2014), ‘Beleidsplan Ruimte Vlaanderen’, geraadpleegd op 22/01/2015 via http://www.beleidsplanruimte.be Vlaamse Overheid (2015), ‘Onderwijsaanbod in Vlaanderen’, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, laatst geraadpleegd op 09/05/2015 via http://www.geopunt.be/ catalogus/datasetfolder/b2027867-cd3e-4e67-b6f1-aec3ff878f44 VLM (2015), ‘Landbouwstudie Vlaamse Rand’, Vlaamse Landmaatschappij, Departement Landbouw en Visserij, Brussel. VMM (2000), ‘Ecologische typologie van de waterlopen’, GIS-data, geraadpleegd op 02/05/2015 via http://www.geopunt.be/catalogus/datasetfolder/B4F95D00-67E7488A-9B51-8A6EC8204A4A VMM (2012), ‘Inventaris van recent overstroomde gebieden’, Vlaamse Milieumaatschappij – afdeling Operationeel Waterbeheer, laatst geraadpleegd op 02/05/2015 via http://www.geopunt.be/catalogus/datasetfolder/6BC263EB-F4DF-4B16-963B-840CD2EFAACF Vriens, L., Bosch, H., De Knijf, G., De Saeger, S., Guelinckx, R., Oosterlynck, P., Van Hove, M., Paelinckx, D. (2011), ‘De Biologische Waarderingskaart. Biotopen en hun verspreiding in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’, Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. VRWI (2013), ‘Sterkte-Zwakte analyse van wetenschap, technologie, innovatie en economie & maatschappelijke uitdagingen in Vlaanderen’, Vlaamse raad voor wetenschap en innovatie. Vzw GBH (2015), ‘Groen en Blauw Huis’, laatst geraadpleegd op 09/05/2015 via http://groenenblauwhuis.be/ Waldheim, C. (2006), ‘Landscape as Urbanism’, in: The Landscape Urbanism Reader, Princeton Architectural Press, pp. 035-054.
PRODUCTIEF LANDSCHAP 193
Bijlage 1 Overzicht figuren Alle kaarten zonder verwijzing zijn eigen verwerking op basis van GIS documentatie van AGIV 2014, Brugis 2015 en Google earth 2015. Bibliografie Kaartmateriaal Kaart 1: Landbouwbedrijfzetels in stadsgewesten 2008 [Dankaert et al 2010: 7] Kaart 2: Voorbeeld van een productief landschap - referentieproject Biespolder te Delft [Vlaamse Rand â&#x20AC;&#x201C; cijferboek 2014] Kaart 3: Brussel en randgemeenten: landbouw, bos en water. Kaart 4: Brussel en randgemeenten: bebouwing en infrastructuur Kaart 5: Studiegebied Kaart 6: Luchtfoto van het studiegebied [Google Earth 2014] Kaart 7: Overzicht administratieve grenzen Kaart 8: Gewestelijk bestemmingsplan brussel [Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2013a] Kaart 9: GPDO: stadsproject [Brussels Hoofdstedelijk Gewest (2013b)] Kaart 10: GPDO: economisch toekomstbeeld [Brussels Hoofdstedelijk Gewest (2013b)] Kaart 11: GPDO: levenskader [Brussels Hoofdstedelijk Gewest (2013b)] Kaart 12: Groene Wandeling [Leefmilieu Brussel, 2009] Kaart 13: Streefbeeld voor Neerpede van studie SUM research [SUM-research 2014] Kaart 14: GEN-trein expressnet [NMBS 2015] Kaart 15: GEN-fiets expressnet [Timenco 2012] Kaart 16: Gewestelijk RUP afbakening Vlaams stedelijk gebied rond Brussel [Vlaamse Overheid 2011] Kaart 17: Zoom gewestelijk RUP - broeckbeekvallei onder [Vlaamse Overheid 2011] Kaart 18: Zoom gewestelijk RUP - ten noorden van Klein-bijgaarden [Vlaamse Overheid 2011] Kaart 19: Afbakening natuurlijke en agrarische structuur in Vlaanderen - gewenste ruimtelijk structuur Zuidelijk Pajottenland [Vlaamse Overheid 2008] Kaart 20: RSP vlaams-brabant: gewenste natuurlijke structuur [Vlaams Brabant 2004] Kaart 21: RSP vl-br: gewenste agrarische structuur [Vlaams Brabant 2004] Kaart 22: RSP vl-br: gewenste landschappelijke structuur [Vlaams Brabant 2004] Kaart 23: RSP vl-br: gewenste ruimtelijke structuur [Vlaams Brabant 2004] Kaart 24: Gewestplan vlaanderen [AGIV 2014] Kaart 25: Zoneringsplan voor Anderlecht van 1947 [Vanempten 2014] Kaart 26: Parksystemenplan 1959 [Vanempten 2014] Kaart 27: Vergroeningsstrategie 1963 [Vanempten 2014] Kaart 28: GemoP - zone Neerpede-vogelzang [COOPARCH-RU 2013b] Kaart 29: Locatie nieuwe woonontwikkeling aan erasmussite. Kaart 30: zoom met verkavelingsplan van ontwikkelaar voor nieuwe ontwikkeling aan erasmussite. [ErasmusGardens 2013]
194
Kaart 31: Structuurplan Dilbeek - gewenste ruimtelijke structuur: westelijke open ruimte [D+A consult 2010] Kaart 32: Structuurplan Dilbeek - gewenste ruimtelijke structuur: stedelijke sfeer Dilbeek - groot bijgaarden [D+A consult 2010] Kaart 33: Structuurplan Dilbeek - gewenste ruimtelijke structuur: ninoofsesteenweg [D+A consult 2010] Kaart 34: Structuurplan Dilbeek: gewenste toeristisch-recreatieve structuur [D+A consult 2010] Kaart 35: Structuurplan Dilbeek: gewenste open ruimtestructuur [D+A consult 2010] Kaart 36: Structuurplan Dilbeek: gewenste ruimtelijke structuur op mesoniveau [D+A consult 2010] Kaart 37: Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan open ruimte - sint-Pieters-Leeuw [D+A consult 2013] Kaart 38: Historische kaarten van de gemeenten: Dilbeek, Sint-Pieters-Leeuw, Anderlecht [Ferraris 1777, Vandermaelen 1854, MCI 1880, MGI 1970] Kaart 39: Gemeente Anderlecht Kaart 40: Gemeente Dilbeek [D+A consult 2010] Kaart 41: Gemeente Sint-Pieters-Leeuw [D+A consult 2008] Kaart 42: Traditionele landschappen in vlaanderen [Antrop 2002] Kaart 43: Studiegebied in 1777 en in de huidige toestand [Ferraris 1777] Kaart 44: Ten tijden van ferraris in 1777 [Ferraris 1777] Kaart 45: Eigen verwerking van bestaande toestand op basis van google earth Kaart 46: BasisKaart studiegebied: aanduiding gebieden microanalyse Kaart 47: FerrarisKaart 1777 [Ferraris 1777] Kaart 48: Topografische Kaart 2015 [NGI 2012] Kaart 49: Eigen verwerking van bestaande toestand 2015 Kaart 50: Topografie en waterstructuur in het studiegebied Kaart 51: Bebossing met ven-gebieden en beschermde natuurlijke gebieden in het studiegebied Kaart 52: Biologisch waardevolle gebieden Kaart 53: ReliĂŤf en erosiegevoeligheid op de landbouwpercelen in het studiegebied Kaart 54: Aanduiding ligging van industrie, handel, kantoren en landbouwbedrijven in het studiegebied Kaart 55: Landbouwstreken van belgiĂŤ Kaart 56: LandbouwtyperingsKaart van vlaanderen 2012 [Platteau 2014: 157] Kaart 57: LandbouwgebruikspercelenKaart [Departement landbouw en visserij 2015e] Kaart 58: Percelen in landbouwgebruik tov bestemming Kaart 59: Percelen met bestemming landbouw tov gebruik Kaart 60: Herbevestigde agrarische gebieden Kaart 61: Kleine landschapselementen Kaart 62: Percelen met erosieproblematiek Kaart 63: Aandeel bebouwde oppervlakte in brussel en in de vlaamse rand t.o.v. de totale oppervlakte (2012) [Lemaitre en santos 2014: 144] Kaart 64: Mediaanprijs bouwgronden vl-brabant (2014) [fod economie]
PRODUCTIEF LANDSCHAP 195
Kaart 65: Gemidd. prijs van een woning (2012) [De Maesschalck et al 2014: 15] Kaart 66: Aanwezigheid van verbredende landbouwactiviteiten Kaart 67: Bevolkingsdichtheid 2012 (inw/km²) Kaart 68: Overzicht zorginstellingen, ziekenhuizen en bibliotheken Kaart 69: Openbaar vervoer richting studiegebied Kaart 70: Openbaar vervoer in het studiegebied Kaart 71: Recreatieve voorzieningen: sport, ontspanning en ontmoeting Kaart 72: Overzicht wandelpaden Kaart 73: Overzicht fietsroutes Kaart 74: Bezienswaardigheden, erfgoed en overnachtingsmogelijkheden in het studiegebied Kaart 75: Aanduiding microgebieden Kaart 76: Bestaand open ruimtelandschap Kaart 77: Ruimtelijke landschappelijke entiteiten Kaart 78: Richtlijnen ruimtelijke entiteiten: beekvalleien Kaart 79: Richtlijnen ruimtelijke entiteiten: bocagelandschap Kaart 80: Richtlijnen ruimtelijke entiteiten: open kouter Kaart 81: Casco-concept te Tubbergen [Maas 2010, Provincie Overijssel 2014] Kaart 82: Uitgewerkte casestudie bulskampveld [Mint nv en Omgeving cvba 2013] Kaart 83: Aanduiding mobiliteitskamers Kaart 84: Ontwerp netwerk woonverkeer Kaart 85: Ontwerp netwerk landbouwverkeer Kaart 86: Ontwerp netwerk recreatief fiets- en wandelverkeer Kaart 87: Overzicht ontworpen wegcategorieÍn Kaart 88: Voorstellen ontwikkeling openbaar vervoer Kaart 89: Overzichtsplan van het RivierPark [Schoemaekers 2014] Kaart 90: Geografische streken in Vlaams Brabant Kaart 91: Overzicht positionering van bakens, startlocaties en attractiepunten en plekken voor laagdynamische activiteiten Kaart 92: Aanduiding microgebieden Kaart 93: Aanduiding microgebied 1 Kaart 94: Bestaande toestand microgebied 1 Kaart 95: Nieuwe toestand microgebied 1 Kaart 96: Situering zoom 1 Kaart 97: Zoom 1: ontwerpvoorstel oude brouwerij Kaart 98: Situering zoom 2 Kaart 99: Zoom 2: ontwerpvoorstel verbreding van de landbouwactiviteit
196
Kaart 100: Aanduiding microgebied 2 Kaart 101: Bestaande toestand microgebied 2 Kaart 102: Nieuwe toestand microgebied 2 Kaart 103: Aanduiding microgebied 3 Kaart 104: Bestaande toestand microgebied 3 Kaart 105: Nieuwe toestand microgebied 3 Kaart 106: Situering zoom Kaart 107: Zoom: ontwerpvoorstel infocentrum en overdekte markt Kaart 108: Aanduiding microgebied 4 Kaart 109: Bestaande toestand microgebied 4 Kaart 110: Nieuwe toestand microgebied 4 Kaart 111: Afbakening studie-deelgebieden in Neerpede-vogelzangbroeckbeek Kaart 112: Herinrichting Olympische baan [SUM-research 2014] Kaart 113: Ontwikkeling rond de Neerpedevijvers [SUM-research 2014]
Bibliografie Beeldmateriaal Figuur 1: Dynamieken en drijvende krachten achter peri-urbanisatie [Piorr et al 2010: 32] Figuur 2: Overzicht van definities voor gebieden die niet uitsluitend stedelijk of landelijk zijn [Wandl et al. 2014: 53] Figuur 3: Regionaal schaalniveau met ruimtelijke situering van stad, platteland en peri-urbane gebieden [Piorr et al 2010: 25] Figuur 4: Impact van de Urban sprawl op de landbouwgrond en de natuurgebieden voor europese steden [EEA 2006: 34] Figuur 5: Ontwikkelingsmodellen voor endogene landbouw [Van der Ploeg en Roep 2003: 7] Figuur 6: Overgang van productieplatteland naar consumptieplatteland [Nuyttens 2005: 62] Figuur 7: Historisch verloop van landbouwbeleid EU [Europese Commissie 2015] Figuur 8: Overzicht budgetuitgaven landbouwbeleid EU [Europese Commissie 2013: 4] Figuur 9: Aanvraag beschermingsstatuut Neerpede [Vanempten 2014] Figuur 10: Groen en blauw huis [Groen en Blauw huis 2015] Figuur 11: Conceptuele snede doorheen het studiegebied kijkend richting brussel, hoogten zijn uitvergroot. Figuur 12: Overzicht profiel van de landbouwer in de Vlaamse Rand rond Brussel Figuur 13: Overzicht bedreigingen en kansen voor de landbouw in peri-urbaan gebied rond brussel Figuur 14: Evolutie bebouwde oppervlakte op basis van kadaster [De Klerck et al 2014a en 2014b: 42] Figuur 15: Openbaar vervoer: busfrequenties [De Lijn 2015, MIvb 2015] Figuur 16: Overzicht methodologie ingrepen op schaal van het studiegebied Figuur 17: Overzicht methodologie microingrepen Figuur 18: Uitwerking van de Casco-benadering in de gemeente Tubbergen [Maas 2010, Provincie Overijssel 2014] Figuur 19: Impressiebeeld huisstijl Figuur 21: Overzicht ontwerplagen studiegebied
PRODUCTIEF LANDSCHAP 197
Bijlage 2 Dataverzameling Om de verschillende aspecten van het studiegebied in kaart te brengen werden diverse methoden van dataverzameling gebruikt.
Kaartmateriaal en bestaande onderzoeken Bestaande
beleidsdocumenten
en
planningsdocumenten
werden
verzameld.
Hierbij
zijn
RUP’s,
structuurplannen,
bestemmingsplannen en wijkmonitors een belangrijke bron van informatie. Via het digitaal platform GRB van Agiv werden verschillende lagen van het gebied onthuld door middel van de GIS toepassing. Daarnaast boden bestaande studies over het gebied, inzicht in focuspunten en ontwikkelde visies over het studiegebied.
Observatie Om het studiegebied ruimtelijk in de vingers te krijgen, werd het terrein bezocht op verschillende tijdstippen (24/01/2015, 13/04/2015, 19/05/2015, 15/07/2015, 3/08/2015). De terreinbezoeken gaven de mogelijkheid om de informatie die beschikbaar is over het gebied, te toetsen aan de realiteit. Bovendien zorgde het ervoor dat een eigen beeld kon gevormd worden van het landschap en het gebruik ervan.
Deelname Vanuit het beleid is er momenteel meer aandacht voor de peri-urbane ruimte en meer specifiek voor de toekomstige ontwikkeling van het studiegebied. In het kader hiervan werden doorheen het jaar vanuit verschillende instanties workshops en studiedagen georganiseerd. Aan drie van deze momenten werd deelgenomen. - 18/03/2015: Overlegmoment Voedsellandschap Brussel-Pajottenland - 31/03/2015: Evenement “Naar een duurzamer voedingssysteem: lancering van een gewestelijke strategie”, georganiseerd door Leefmilieu Brussel. - 19/05/2015: Inspiratiedag rond het Richtplan Neerpede–Vlezenbeek– St Anna Pede: Krachtig openruimtegebied aan de westrand van Brussel Tijdens deze contactmomenten hebben gesprekken met mensen van de VLM, SUM-research, Pajottenland+ en Terre-en-vue en de informatie op het evenement zelf, interessante inzichten opgeleverd.
198
PRODUCTIEF LANDSCHAP 199