ik snijd mezelf Een op de 23 jongeren beschadigt zichzelf. “Het is mijn manier om die andere pijn niet te voelen.�
Channa Moed (27), werkt in de kinderopvang “Bij ons thuis was de spanning letterlijk om te snijden. Mijn moeder was manischdepressief. Ik gebruikte van alles, maar het liefst de scherven van een wijnglas. Die zijn dun en scherp. Alles gaat tintelen als je jezelf in je armen en benen snijdt, je wordt warm vanbinnen. Omdat ik van tevoren dronk, voelde ik de pijn pas later. Dan keerde de rust in mijn lijf terug. Ik verbond mezelf met gaasjes en droeg zweetbandjes om ze te verbergen. Snijden was mijn manier van overleven. Ik weet niet of ze thuis wisten waar ik mee bezig was. Nog steeds wordt er niet over gesproken. Ik heb lang geloofd dat ze niet van me hielden, dacht dat ze me raar en lastig vonden. Zelf vond ik dat in elk geval wel. Vaak was het zo vol in mijn hoofd dat ik niet wist wat ik met mezelf aan moest. Dan was ik helemaal de weg kwijt. Stoppen was een keihard gevecht, maar inmiddels ben ik snijvrij. Ik woon op mezelf, weet dat er wel van mij wordt gehouden en kan beter met mijn hooggevoeligheid omgaan. Toch kan ik ineens heel klein worden als iemand me in de zomer op een vol terras met mijn littekens confronteert. Ik schrik van zo’n intieme vraag over mijn blote armen. ‘Ik heb gevochten met een tijger’, zeg ik dan maar. En eigenlijk is dat nog waar ook.”
‘Ik heb gevochten met een tijger’
Beatrix Minkov (19), studeert voor sociaal pedagogisch werker
‘Een klein meisje met een knutselschaar’
“Ik was acht. De avond ervoor was de politie langs geweest omdat mijn ouders slaande ruzie hadden. Ik dacht dat het mijn schuld was dat papa die nacht niet was thuisgekomen. Terwijl mijn moeder boven was met de baby, sneed ik met het knutselschaartje over mijn armen. De huid werd rood, maar het bloedde niet. Snel deed ik mijn mouwen naar beneden. Op de middelbare school werd het heel erg. Ik sneed en brandde mezelf in mijn onderarmen met een schaar, passer, geodriehoek, mesjes en sigaretten. Het bloed was een bevestiging van de pijn die ik vanbinnen voelde. Zelfs toen ik op mijn vijftiende gedwongen werd opgenomen, vroeg niemand waarom ik het deed. Ze lieten me contracten tekenen waarin ik beloofde te stoppen en gooiden me in de isoleercel als dat mislukte. Als ik op de spoedeisende hulp belandde, werd ik weggestuurd: ‘Wij zijn er voor echte patiënten.’ Er kon niet eens een verbandje vanaf. Kennelijk ben je geen verzorging waard als je met jezelf overhoop ligt. In de jeugdgevangenis heb ik leren voelen, praten en verwerken. Het beschadigen is voorbij. Mensen moeten weten dat zelfbeschadiging geen aandachttrekkerij is. Het is een wanhoopsdaad die juist aandacht verdient.”
Sanne Janssen (24), schrijver en kunstenaar, zit in een begeleid wonenproject “Het begint met onrust. Ik ijsbeer door de kamer. De frustratie groeit. Dan komen de beelden. Ik zie de kinderen die me duwden op school, mijn vaders handen op intieme plekken. Het smerige gevoel dat me bekruipt, voelt als een verstikkend vlies. Dan grijp ik naar een mesje en gaat het licht uit. Ik snijd in armen, benen, buik en borsten. Als de pijn doordringt, is mijn hoofd weer helder. Ik gebruik tien scheermesjes per twee weken. Ik koop ze telkens bij een andere drogist en nooit tegelijk met verband en gaasjes. Ik gebruik elke kant van het mesje één keer, daarna is het bot. Ik snij schuin of recht, er zit geen patroon in. Soms gooi ik aceton of zand in de sneeën. Ze zijn vaak ontstoken, maar ik verzorg ze niet. Dan zou ik aardig voor mezelf zijn. Het verband gebruik ik alleen om mijn kleren te beschermen tegen het bloed. Pas als ik koorts krijg, vraag ik mijn therapeut om gaas met antibiotica. Wat ik na afloop nodig heb, is contact. Niet fysiek, zeker niet fysiek. Gewoon iemand die tegen me praat en er wat luchtigheid ingooit. Iemand die me verzorgt omdat ik dat zelf niet altijd kan. Maar daar doen de begeleiders hier niet aan. Die vinden dat ik mijn eigen rommel moet opruimen.”
‘Na één keer is het mesje bot’
Sabine te Vaarwerk (21), studeert kunst en techniek
‘Ik kan niet huilen’
“De eerste keer knipte ik vierkantjes in mijn pols met een nagelknippertje. Ik was vijftien en werd gepest op school. Ik haatte mezelf. Snijden verlegde de focus, de pijn overstemde mijn verdriet en frustraties. Het bloed maakte me rustig. Voor het slapengaan haalde ik een donkere handdoek en verbanddoos onder mijn bed vandaan. Daarna bewerkte ik mezelf bij het licht van mijn telefoon, steeds dwangmatiger. Ik bekraste en sneed mezelf in mijn armen, benen, buik en borsten. Gebruikte nagelknipper, stanleymes, scalpel en scheermesjes. Als ik op mijn linkerarm twintig sneeën had gemaakt, moest dat op mijn rechter ook. Mijn ouders keken beneden tv of sliepen, ze wisten niets. Ik droeg altijd lange mouwen of armwarmers, maar bij gym kon ik het niet verbergen. Mijn vader en moeder huilden toen school het ze vertelde. Ik niet, ik kan niet huilen. Ik ben nu 512 dagen gestopt. Een bevrijding, ik tel elke dag. Niet de therapeuten, maar mijn baantje, vriend en studie hebben het tij gekeerd. Ik weet nu dat ik goed ben zoals ik ben, snijden is niet meer nodig. Slakkenslijm en vitamine E-crème hebben mijn littekens verzacht, maar weg gaan ze nooit.”
Debbie Gunther Mohr (27), moeder van drie kinderen, woont in een gesloten inrichting “Ik vecht elke dag tegen de drang mezelf te snijden. Ik gebruik glas, scheermesjes, plastic, blik. Het warme bloed spoelt me schoon. Het besef dat niemand mij méér pijn kan doen dan ikzelf, geeft me een gevoel van controle. Dat hielp me vroeger ook, als mijn vader op mijn kamer was geweest. Hij heeft me tot mijn veertiende misbruikt. En hij was niet de enige. Af en toe raak ik slagaders, soms expres, soms per ongeluk. Hechtingen trek ik eruit, gelijmde wonden peuter ik open. Ik maak mijn huid niet stuk om hem door een ander te laten maken. Tegelijkertijd verafschuw ik mijn littekens. Ik laat ze nu toch zien, omdat ik hoop dat ze anderen tot inkeer brengen. Soms ben ik er liever helemaal niet meer. Mijn kinderen zien me alleen in het weekend. Op haar verjaardag huilde mijn dochter: ‘Mama, je moet jezelf geen pijn meer doen.’ Wat heeft ze aan zo’n moeder? Toch blijf ik hoop houden. Ik wil mijn kinderen groot zien worden. Als ik mijn verleden kan verwerken, heb ik dit misschien niet meer nodig. Tot nu toe durven de hulpverleners traumatherapie niet aan. Dat is zo intensief; ze zijn bang dat ik het niet trek. Maar vertel mij: hoeveel erger kan het worden?”
‘Het warme bloed spoelt me schoon’