schrijvers
Pauline de Bok Harm -jan van Dam Tom van Deel Desiderius Erasmus Kees Fens Gerrit Komrij Paul Mertz Barb er van de Pol Hans Trapman
dichters
Ann e v a n A m s t e l R o b e r t Ank e r Jana B er anová Catharina Bl a auwendr a ad
Erasmus
Ann e k e B r a s s i n g a
Bart Chabot Tom van Deel Desiderius Erasmus Hélène Gelèns Rozalie Hirs H e s t e r K n i bb e Gerrit Komrij An t o n K o r t e w e g
Th o m a s M ö h l m a nn I l s e S t a r k e nb u r g Hans Trapman Leo Vroman H e nk v a n d e r W a a l Ad Zuiderent
erasm us van am sterdam
Ann e B ü d g e n
Jan Kuijper
Veel kunstenaars hebben in de loop der eeuwen hun visie gegeven op Erasmus. Vaak distilleerden ze er één beeld uit, beperkten ze zich tot één interpretatie. Neel Korteweg ziet Erasmus als een verschijningsvorm die zich voort durend opsplitst, steeds weer in een nieuw lichaam, in alle windstreken van de wereld. In zomaar een gezelschap, om zomaar een hoek kan elk moment een Erasmus opduiken. Ook een manier om te bewijzen hoe besmette lijk Erasmus kan zijn. Zou moeten zijn. Gerrit Komrij
Neel Korteweg
is kunstenaar. Verrassend veelzijdig. Grote liefdes: portretten en tekeningen. Op een dag vraagt haar vader of ze een portret van Erasmus voor hem wil schilderen. Dat doet ze. Doch niet zomaar. Ze bereidt zich goed voor, probeert in de huid van Erasmus te kruipen. Het portret komt er. En Erasmus laat haar niet meer los. Er ontstaat een innige band tussen die twee: Desiderius en Neel. Hij bezielt haar, zij tekent. Op háár manier. Resoluut, tegendraads, vrij, niet onder danig. Geen vlakke illustraties, maar werk met karakter, met zeggingskracht. Daar blijft het niet bij. De cirkel cirkelt voort. Neels tekeningen inspireren. Op hun beurt. Schrijvers en dichters. Die verwoorden, elk op eigen wijze. In dialoog met Neel. Erasmus van Amsterdam. Hoezo? Hij komt toch uit Rotterdam? Erasmus blijkt een wereldburger. Een gelovige humanist, die groot belang hecht aan vrijheid van mening, tolerantie, eigenzinnigheid, een levendig cultureel klimaat, vriendschap en menselijkheid. Dat alles proeft hij in het Amsterdam van nu. Bij Neel. Hij trekt als het ware bij haar in. Hoofd, hart, atelier. Vandaar. Er zijn heel wat boeken over Erasmus verschenen, in de loop der eeuwen. Maar nog nooit een boek als dit! Neel Korteweg
van Amsterdam &
Neel Korteweg & s ch r i j v e r s
en
d i ch t e r s
Opgedragen aan mijn vader, Cornelis Korteweg Korstiaanszoon, 4 j u l i 191 1 – 10 j u n i 19 95
Pau l M ertz
Waa r o m d i t b o ek e r i s En
w aa r o m h e t z o h ee t
voorwoord P a u l M e r t z ( 1938 ), recla-
meman in hart en nieren. Klein bureau, groot bureau, eigen bureau. Telkens met de mooiste klanten. Nu met name in
Desiderius Erasmus. Van Rotterdam (1466), van Europa, van Bazel (-1536) en nu van Amsterdam. Vijfhonderd jaar geleden verschijnt Lof der Zotheid, misschien wel zijn bekendste boek. Door Gerrit Komrij consequent De Lof van de Dwaasheid genoemd. In de loop der tijden zijn honderden, duizenden, teksten en boeken over Erasmus geschreven. Analyserend, beschrijvend, verklarend, wetenschappelijk. Voorts is hij menigvuldig geportretteerd. Geschilderd, getekend. Moest er dan nóg een boek komen? Absoluut. En wel hierom. Dit boek valt niet in herhaling. Het gaat niet over Erasmus. Op eerbiedige afstand. Of deerlijk kritisch. Nee, het trekt met hem op. Samen. In eerste aanleg is er zelfs geen sprake van woorden op schrift. Neel Korteweg en Erasmus zijn met elkaar in gesprek, in tweegesprek. Hij boeit haar. Door wie hij is. En zij reageert. Per tekening. Ruim driehonderd tekeningen. Die stoppen niet in 1536. Of bij de grenzen van ons continent. Neel voert hem naar het nu, houdt hem nieuwsgierig. Reist met hem naar Jakarta, wandelt met hem langs de kust van Normandië. Ze portretteert zijn ziel. Erasmus poseert niet, van opzij, zoals bij Holbein en Dürer. Hij toont voor het eerst zijn ware gezicht, recht van voren en kijkt ons aan. Door Neel laat hij zich vangen. In háár doorleving, in haar stijl, in haar lijnvoering,
in haar vrije loop, in haar ogen, in haar onbevangenheid. En er gebeurt nog iets. Hij vertelt Neel zo indringend over zijn jeugd dat zij een portret van hem kan schilderen als jongeling. Een primeur. Het blijft niet bij tekeningen. De cirkel cirkelt voort. Neels beelden roepen woorden op. Bij anderen. Bij dichters en schrijvers. Een keur aan dichters en schrijvers (m/v). Elk op eigen wijze. In dialoog met Neel. En via haar met hem. Dat is uniek. Het laatste woord is aan Erasmus. Hij kan het niet laten en dringt erop aan een van zijn innigste brieven op te nemen. Aan broeder Servaas. En een resumé van Lof der Zotheid. Voor wie daaraan nog niet is toegekomen. Vooruitziend… Nu nog de naam: Waarom Erasmus van Amsterdam? Hij komt toch uit Rotterdam? Of uit Gouda? Erasmus blijkt een vroege wereldburger. Hij steekt de Alpen over en schrikt niet terug voor het Kanaal. Als gelovige humanist koestert hij waarden als vrijheid – ook van mening, tegendraadsheid, tolerantie, een bloeiend cultureel klimaat, vriendschap, voor elkaar opkomen. Dat alles proeft hij in het Amsterdam van nu. Bij Neel. Hij trekt als het ware bij haar in. Hoofd, hart, atelier. Vandaar.
de culturele sector. Generalist, van huis uit. Van strategie tot en met uitwerking. Ruime bestuurlijke ervaring. Schrijft regelmatig artikelen en geeft graag gastcolleges.
inhoudsopgave
gedichten
P a u l M e r t z • Waa r o m d i t b o ek e r i s
T o m v a n D e e l • D i c h t e r b i j E r a s m u s en
E n w aa r o m h e t z o h ee t • 7
N ee l K o r t e w e g • 1 6 7
voorwoord
In l e i d i n g
• teksten
Le o V r o man G e r r i t K o m r i j • Z i e d e d w aa s • 1 1 In l e i d i n g
H a n s T r a pm a n • d e l o f d e r z o t h e i d
t i j d en s e r a s m u s ’ l e v en • 1 9
Zot?
•
Jana Be r an o v á •
Ge r r i t K o m r i j
Han s T r apman Jan K u i j pe r •
H a r m -J a n va n D a m • L o f d e r Z o t h e i d • 35
T o m v an Dee l • He s t e r K n i b b e
•
•
Ba r t C h a b o t •
• 179
Jammer dan
Henk v an d e r Waa l • I l s e S t a r ken b u r g •
–
• 182
• 184
een zomerzotheid
Erasmus
• 185
• 186
Ca t h a r i na B l aa u w en d r aa d •
N e e l K o r t e w e g • t eken i n g en ,
H é l è ne Ge l è n s •
–
• 187
Wat men iemand gunt
A nne v an A m s t e l •
Weer of geen weer
T h o ma s M ö h l mann • A nne B ü d g en •
• 181
• 183
Tekeningen
een s e l e c t i e • 7 5
• 180
Aquila desiderii
N i e u w e b r i e f aan E r a s m u s
Rozalie Hirs •
• 177
Erasmus in Bazel
R o b e r t A nke r •
• 176
• 178
Bijeengeraapt
B a r b e r va n d e P o l • l i e v e e r a s m u s • 53
•
• 175
Over de tong
A nneke B r a s s i n g a •
In t e r v i e w me t N ee l K o r t e w e g
• 1 74
Lof der Zotheid
B r i e f v an E r a s m u s aan Se r v aa s R o g i e r
P a u l i n e d e B o k • B o ek b ee l d en • 6 5
• 173
Erasmus loshandje
Se l e c t i e u i t v e r t a l i n g v an L o f d e r Z o t h e i d
D e s i d e r i u s E r a s m u s • b r i e f aan s e r v aa s ,
–
Colloquium
Ima g i na i r g e s p r ek t u s s en E r a s m u s en T h o ma s M o r e
z i j n mee s t d i e r b a r e b r o e d e r • 4 5
• 172
Erasmus
•
A d Z u i d e r en t •
g e z i en , een s pe l • 2 9
• 171
Koperdieven
Anton Korteweg •
Historische context
K e e s F e n s • E r a s m u s d o o r T h o ma s M o r e
–
De s i d e r i u s E r a s m u s •
Tong
• 190
Alleen de zotheid
• 191
• N e e l K o r t e w e g • Dank w o o r d • 1 9 3
• 188
• 189
Gerrit Komrij
Z i e d e d w aa s
In l e i d i n g Ge r r i t K o m r i j
( 194 4 – 2012 ) was dichter, schrijver, vertaler, criticus, polemist en toneelschrijver. Van 2000 tot 2004 was hij
dwaasheid *
E r a s m u s en een R o o s
De lof van de mag in 1511 zijn verschenen, de dwaasheid is onsterfelijk. Het ging Erasmus om de dwazen van zijn dag en die dwazen zijn van alle tijden. Eeu wen van ontnuchtering en harde lessen hebben daar geen einde aan gemaakt. Nog altijd herkennen we de dwaasheid van de pedanterie, van de macht die zichzelf kroont, van het groepsdenken en de starheid. Erasmus was een mensenkenner, een man bij wie hoofd en hart voortdurend met elkaar overhoop lagen. In de geschiedenisboekjes wordt hij een filosoof genoemd. Maar in zijn tijd was de filosofie nauw verweven met (of identiek aan) de theologie. Sinds Erasmus is de filosofie een zuster van de kunst. Hij leefde in een tijd van absolutisme, benevelde heersers, corrupte kerkleiders en oorlogen waarin de slachtoffers niet meetelden. Een wereld van censuur, verklikkers en pluimstrijkerijen. De wereld waarin wij zijn opgegroeid moest nog uitgevonden worden. Nog steeds censuur, verklikkers en pluimstrijkerijen genoeg, daar niet van. Maar die begrippen zijn benoemd en uitgeprobeerd. Die begrippen hebben tegenhangers gekregen. Tegenhangers als democratie, vrijheid van meningsuiting en rechten van de mens. Erasmus roerde zich tastenderwijs in een wereld van onzekerheid en chaos. Hij zocht een weg tussen protest en loyaliteit. Hij zette twee stappen voorwaarts en dan
weer een stap achterwaarts. Hij had meer antennes dan er golven waren.
de eerste Nederlandse Dichter des Vaderlands. Hij stond bekend om zijn virtuoze en kleurrijke taalgebruik en om zijn scherpe polemieken.
In deze kentering van tijden Leiden extremen tot de dood
* Lof der Zotheid
had Erasmus kunnen verzuchten. Zijn kritiek op de kerk was een doorn in het oog van de Schriftgeleerden, de fundamentalisten van het starre ritueel, en er zouden nog vele jaren christendom overheen gaan voor er iets van hoop begon te gloren voor de roekeloze speelsheid van Erasmus’ geest. Roekeloosheid? Ja, hij spotte omdat hij zijn kerk liefhad. En niet om de beeldenstormers te behagen, dat andere slag fundamentalisten. Voor de nar op de kermis en de zot in het carnaval waren het misschien gouden tijden. Maar Erasmus was een filosoof. En een theoloog. En een geleerde. En een man die er op uit was zich te bewegen tussen de groten en machtigen der aarde. Zijn meest grandioze en nooit verouderende rol is die van de zot geweest. Van Vrouwe Stultitia. Een kwestie van travestie en het omdraaien van rollen. In De lof van de dwaasheid hanteert hij het principe van ‘het tegengestelde zeggen van wat je bedoelt’, ‘de dingen op
Amsterdam 2012 acryl op linnen 40 x 30 cm
11
In d o ne s i s c h e j o n g en me t E r a s m u s m u t s
Jakarta 2010 houtskool en inkt op papier 30 x 30 cm
E r a s m u s en c am o u f l a g ene t
Amsterdam 2013 acryl op linnen 140 x 100 cm
H a n s T r a pm a n
De L o f d e r Z o t h e i d t i j d en s E r a s m u s ’ l e v en
Historische context P r o f . d r . Han s T r apman
( 194 4 ) is emeritus bijzonder hoogleraar cultuurgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij was lange
Boos Volk
Bazel 2007 sepia-inkt op papier
De Lof der Zotheid werd gepubliceerd in 1511, nu vijf eeuwen geleden. Twee jaar daarvoor kwam Erasmus op het idee dit boek te schrijven, tijdens een rit te paard. Hij was op weg van Italië, waar hij drie jaar had doorgebracht, naar Engeland, waar goede vrienden hem wachtten, onder wie Thomas More, de latere schrijver van de Utopia. De naam ‘More’ deed Erasmus denken aan het Griekse ‘moria’, dwaasheid, zotheid. Dwaasheden zag hij overal om zich heen, bij geleerden, vorsten en geestelijken, en waar eigenlijk niet? Zo ging hij spelen met de gedachte daar een satirisch werkje aan te wijden, een ‘lof van de zotheid’. Hij zou zijn kritiek gieten in de vorm van een paradoxale lofrede. Daarvan kende hij voorbeelden uit de klassieke oudheid; zo was er een lof van de kaalheid, van de derdedaagse koorts, van de vlieg, etc. Dwazen en zotten vormden bovendien een belangrijk thema in de middeleeuwse maatschappij, die Erasmus ondanks zijn humanistische hang naar de oudheid uitstekend kende. Carnaval, schertspreken, kluchten, hofnarren – de dwaasheid was niet te ontlopen. Eind vijftiende eeuw verscheen het Narrenschip van Sebastiaan Brant. Dit schip vervoerde tientallen soorten dwazen; de een na de ander werd door Brant aan de kaak gesteld. Maar Erasmus koos een andere, originelere vorm. Hij liet de lofrede op de dwaasheid uitspreken door de Dwaas heid zelf, voorgesteld als een vrouw. Als zij iets prees,
kon de lezer begrijpen dat er in werkelijkheid niets te prijzen viel. Dus alles wat Vrouwe Dwaasheid zegt moet eigenlijk worden omgekeerd? Vaak wel, maar niet altijd, want in veel gevallen doet de Dwaasheid wijze uitspraken die Erasmus zo voor zijn rekening kon nemen. In andere geschriften en in zijn brieven deed hij dat dan ook. Het zal duidelijk zijn dat Erasmus’ werk door zijn dubbelzinnigheid boeiender is dan het wat simplistische Narrenschip. Erasmus zette zijn Lof der Zotheid op papier in het huis van Thomas More, aan wie hij het boekje ook opdroeg. Het schrijven kostte hem ruim een week en liet hem de pijn van zijn nierstenen even vergeten. De Lof werd enthousiast door zijn vrienden ontvangen. Zij lazen hem aanvankelijk in Erasmus’ handschrift of in daarnaar gemaakte afschriften. Nadat de Lof eenmaal in Parijs gedrukt was (1511) volgden de edities elkaar snel op. Toen Erasmus in 1536 in Bazel overleed waren er in 25 jaar tientallen drukken van de Latijnse tekst verschenen, plus een paar vertalingen. De eerste Nederlandse vertaling verscheen vrij laat, pas in 1560, in het Oost-Friese Emden, de stad die veel protestantse vluchtelingen uit de Neder landen had opgenomen. De Moria, zoals de Lof wel genoemd werd, was evenals de rest van Erasmus’ omvangrijke oeuvre – ruim honderd geschriften van uiteenlopende lengte – in het Latijn
30 x 30 cm
19
tijd betrokken bij de uitgave van Erasmus’ Opera Omnia. Hij publiceerde onder meer Het Land van Erasmus ( 1999) en Wijze Dwaasheid. Vijfhonderd jaar Lof der Zotheid in Nederland (2011 ).
Karel de Vijfde i n o c h t en d j a s me t G u l d en V l i e s
Amsterdam 2013 acryl op linnen 90 x 70 cm
Kees Fens
E r a s m u s d o o r T h o ma s M o r e g e z i en , een s pe l
Ima g i na i r g e s p r ek t u s s en E r a s m u s en T h o ma s M o r e K ee s Fen s ( 1929 – 2008 )
was journalist, essayist en een van de belangrijkste Neder-
J o n g e T h o ma s M o r e
Amsterdam 2013 acryl op linnen 40 x 40 cm
Engeland moge hem hebben gevormd, maar hij had een geest die al jaren op ontplooiing wachtte. Hij kwam hier in 1499, wat schuw, in de schaduw van de meester, zoals Horatius zegt, de meester die zijn leerling was; Lord Mountjoy. Die bracht hem in mijn huis. Als de legende de schoonste leugen is, is het waar dat wij elkaar niet kenden, maar onmiddellijk herkenden: ‘U moet More zijn en niemand anders’, ‘U moet Erasmus zijn of de duivel.’ Hij zweeg die eerste avond veel, maar zijn stiltes gaven ongekende wijsheid te vermoeden. Zijn geest was als een gesloten doos met kostbare stenen, zoals Teren tius gezegd zou hebben. De volgende weken werden ze zichtbaar: zijn belezenheid, zijn taal, die van zijn moeder Roma, zijn spot als spel, die lusus naturae. Het gordijn van de nacht leek van zijn geest te worden getrokken en daar straalde de morgenstond. Zelf heeft hij aan Faustus Andrelinus, die hij achtergelaten had in Parijs waar, naar zijn zeggen, alle hoofden zich fronsten van rimpelige ge leerdheid, geschreven: ‘De Erasmus die jij hebt gekend, is nu wel haast een sportman geworden, niet de slechtste ruiter en een vaardig hoveling, hij kan een beleefde buiging maken, gratievol glimlachen, en dat alles ondanks zichzelf.’ De dubbelheid van zijn geest, die Janus hem zou hebben benijd, toont zich hier in haar fraaiste staat. Erasmus is nooit jong geweest; hij was een puer senex: hij was tot de wijsheid van de ouderdom gerijpt in enkele
jaren. Naast hem voelde ik mij het kind dat bij Augusti nus de zee in een emmer tracht te scheppen: roekeloos en lichtzinnig. Hij had de scherpste geest die ik in Euro pa heb gekend; alle geest had zich zichtbaar toegespitst in zijn gezicht, dat smalend leek met de smalle mond, maar lieflijk bleek wanneer die mond zich opende. Nog scherper werd zijn geest geslepen door de voortreffelijke John Colet uit Oxford. Die liet hem de verschraaldheid, dorheid en levenloosheid van de theologie der scholas tici zien, een theologie die al lang niet meer de meesteres, maar eerder de sloof van het denken was. Die dienstmaagd zou hij onsterfelijk belachelijk maken in zijn Lof der Zotheid, dat hij bij een kort bezoek aan ons eiland, in de lente van 1511, in mijn huis heeft geschreven. Vanuit Parijs heeft hij de wonderlijke werking van zijn grote geest in een brief aan mij beschreven. Nederigheid verbiedt mij niet uit de brief te citeren, waarmee ik graag de geprezene, in de woorden van Seneca, zichzelf in zijn eigen woorden beter laat prijzen dan ik zelf vermag: Toen ik dezer dagen uit Italië naar Engeland afreisde, wilde ik, om de tijd te paard doorgebracht niet te verdoen met geklets waar geen muze aan te pas kwam, wat nadenken over onze gezamenlijke studies en mij vermeiden in de herinnering
29
landse literaire critici. Heeft talloze publicaties op zijn naam staan. Begin jaren zestig was hij medeoprichter van het letterkundige tijdschrift Merlyn. Van 1982 tot 1995 was hij hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde te Nijmegen.
Harm -Jan van Dam
Lo f d er Zoth e i d*
Se l e c t i e u i t v e r t a l i n g v an L o f d e r Z o t h e i d D r . Ha r m - Jan v an Dam
is oud-hoofddocent Latijn aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zijn vertaling van Lof der
De mensen mogen allemaal over mij zeggen wat ze willen – ik weet namelijk best hoe slecht Dwaasheid bekend staat, zelfs bij de grootste dwazen – toch ben ík het en ik alleen die de macht bezit goden en mensen vrolijk te maken, en dat wordt alleen al afdoende bewezen doordat, zodra ik voor deze enorme menigte naar voren kwam om mijn rede te houden, op slag ieders gezicht op klaarde in haast ongekende, uitzonderlijke vrolijkheid. ...
Stu ltitia , Vrouwe Zotheid
Bazel 2009
Hier ben ik dan, de ware gulle geefster van gaven die de Romeinen Stultitia, Dwaasheid, noemen en de Grieken Moria, Zotheid. Maar dat had ik niet eens hoeven te zeggen. Alsof je niet, zoals dat heet, aan mijn gezicht en aan mijn neus kunt zien wie ik ben. En alsof iemand die beweert dat ik Minerva of Wijsheid ben niet meteen weersproken wordt door mijn uiterlijk, al zeg ik geen stom woord – terwijl het woord toch een spiegel van de ziel is die nimmer liegt. Aan make-up heb ik geen be hoefte: er bestaat geen verschil tussen wat ik op mijn gezicht laat zien en wat ik in mijn hart denk. Ik ben een vrouw uit één stuk; en daardoor kunnen zelfs degenen die het meest te koop lopen met hun naam en faam van Wijsheid mij niet verhullen, mensen die er bij lopen als een aap met een gouden ring of een ezel in een leeuwenhuid. Hoe goed ze hun rol ook spelen, toch verraden hun altijd wel ergens tevoorschijn piepende ezelsoren een
koning Midas. Het is toch ook godgeklaagd hoe ondankbaar deze mensen zijn, die volkomen aan mijn kant staan, maar ze schamen zich in publiek zo voor mijn naam dat ze die links en rechts anderen als scheldwoord voor de voeten werpen. Die lui, die in feite volslagen idioten zijn, maar filosofen zo wijs als Thales willen lijken, kunnen we dus het beste idiotosofen noemen, dacht ik zo. ... Twee allerliefste nimfen hebben me de borst gegeven, Wijntje en Trijntje. U ziet ze hier ook, in mijn gevolg van vriendinnen en dienaressen. Als u al hun namen wilt weten, dan zullen die me, met permissie, in het Grieks uit de mond komen: de vrouw die u hier met opgetrokken wenkbrauwen ziet staan is Philautia, Eigenliefde. Zij daar, die je haast verleidt met haar ogen en applaudisseert, heet Kolakia, Vleierij. Van dit meisje dat er zo suf en slaperig uitziet, is Lethe, Vergetelheid, de naam. Die met haar ellebogen op tafel en het hoofd in de handen wordt Misoponia, Laksheid, genoemd. Die zwaar geparfumeerde met haar krans van rozen is Hedone, Genot zucht. Die met vochtige, alle kanten opkijkende ogen, dat is Anoia, Leeghoofd. Die met de glanzende huid en het al te weldoorvoede lichaam is Truphe, Overdaad. U ziet ook twee goden tussen de meisjes staan: de één heet Komos, Dronkemansoptocht, de ander Negretos Hupnos, Bodemloze Slaap. En ik verzeker u, door de trouwe hulp
sepia-inkt op papier 30 x 30 cm
35
Zotheid verscheen in 2001 bij Athenaeum—Polak & Van Gennep in Amsterdam en werd een aantal malen herdrukt, laatstelijk in de Perpetua-reeks. In 2004 verscheen bij dezelfde uitgeverij Lof en Blaam, zijn vertaling van een aantal werken van Erasmus, onder andere diens aanval op Paus Julius II.
* Dit is een selectie uit de eerste negentien paragrafen van Harm-Jan van Dams vertaling van Lof der Zotheid gemaakt door Neel Korteweg en de vertaler.
He t me i s j e F o r t u na
Amsterdam 2013 acryl op linnen 80 x 60 cm
Jonge broeder 1
Amsterdam 2013 acryl op linnen 40 x 40 cm
Jonge broeder 2
Amsterdam 2013 acryl op linnen 40 x 40 cm