Ed van der Elsken, de pioniersjaren
Edwin van Onna
3 2
6
Uitgave eerste antimilitaristische manifest
Piet Blijenburg gaat voor Coöperatieve Productie en Verbruiksvereniging de Ploeg werken
1915 1914 Eerste Wereldoorlog breekt uit, Nederland is neutraal
Aanmelding Kunstnijverheidsschool, Gabriël Metsustraat Amsterdam. Vader Eduard en moeder Annie runnen een winkel in Amsterdam Watergraafsmeer 2 3
1923 1921
1943 1925
Start nevenvestiging van De Ploegkolonie uit Best in Bergeijk
Bezoekt Bergeijk, werkt vanaf november bij Foto Brouwer in Wormerveer en woont aan het eind van het jaar bij de familie Kaal 6
Geboorte Ed(uard) van der Elsken te Amsterdam 1
1946 1944-’45
1947
Duikt onder in Bergeijk bij familie Blijenburg en Wijnen, maakt bevrijding van Noord-Brabant mee, in dienst van de mijnenopruimingsdienst in Knokke en keert terug 4 5 naar Amsterdam
1. 1
4
1925 5
Zakt voor examen aan Nederlandse Fotovakschool in Den Haag, gaat bij fotograaf Nico Zomer in Amsterdam werken, trekt in bij tante Lena, broer Bert houdt zomervakantie in Bergeijk, zonnigste zomer ooit in Nederland gemeten.
Ed van der Elsken, tot aan ’56 8
Winter: verhuist aan het begin van het jaar naar zolderkamer Oudezijds Achterburgwal Voorjaar: eerste groeps expositie Vakfotografie in het Van Abbemuseum, Eindhoven; fotografeert voorjaarsbeurs De Ploeg / ‘t Spectrum in Utrecht Ed doet Bergeijk aan, reist in juli naar Parijs en Marseille, vroege reportage over Amsterdams hondje in Week in Beeld
Ontmoeting Edward Steichen van het MoMA New York, waarna deelname aan de expositie Post-War European Photography; artikelen over o.a. Joyce van der Veen en sportwedstrijden, legt Watersnoodramp in Zeeland vast, bezoekt eind van het jaar met Ata Kandó zijn ouders in Amsterdam 9 10
Zomer: vertrekt voor langere periode naar Parijs, gaat bij Pictorial Service van Magnum werken en leert hier Ata Kandó kennen 8
1948
1950 1949 Gaat bij Ad Windig aan de Prinsenhofsteeg 7 4 wonen en werken, foto-opdracht voor de KNSM, fotografeert najaarsbeurs De Ploeg / ‘t Spectrum in Utrecht
1953 1951-’52 Modereportages via Giron (Nina Ricci, Lafaurie, Dior, Schiaparelli), fotografeert sterren als Gina Lollobrigida, Ingrid Bergman, Bing Crosby en Abbé Pierre tijdens La Kermesse aux Etoiles, volgt het feest van Les Catherinettes, wordt gegrepen door de Tour de France
9
7
10
Winter: het gezin verhuist in januari naar de Achtergracht 39 in Amsterdam 12 , Karel Appel decoreert slaapkamers 13 , werk wordt getoond op de legendarische expositie The Family of Man, MoMA New-York, publiceert opmerkelijk artikel ‘Ik durf niet te signeren’ in Het Parool Voorjaar: bedrijfsreportages Hoogovens, Pastoe, PTT, E55
12
Zomer: 62 foto’s op expositie in The Art Institute of Chicago, doorreizend naar het Walker Arte Centre in Minneapolis, maakt kennis met Gerda van der Veen, wonende in de Gerrit van der Veenstraat in Amsterdam 14 artikelenreeks met Jan Vrijman
14
Herfst: scheiding van Ata Kandó, rond Sinterklaas bezoekt Vali Myers Amsterdam, fotoserie Paul Citroen
13
1955
1954 Voorjaar: reist naar Londen en tevens naar Hongarije voor verslaglegging voetbalinterland Zomer: trouwt met Ata Kandó 11 artikelen over Parijs in De Groene Amsterdammer, Het Parool, Wereldkroniek, Margriet, Picture Post, Camera Herfst: vaak in Nederland voor regelen verhuizing naar Nederland, in december logeert het gezin bij de ouders van Ed, voorbereiding expositie bij The Art Institute in Chicago, kleine solo-expositie over Parijs in De Fakkel, Socialistisch jeugdgebouw in Rotterdam, Winter: voorpublicatie fotoroman ‘Wij wachten tot deze deur open gaat’ in kerstnummer Drukkersweekblad / Autolijn
11
1956 Koudste wintermaanden ooit 15 Foto’s van Gerda van der Veen voor reclame-uitingen Pastoe, overlijden vader Eduard van der Elsken Voorjaar: expositie Wij Mensen, Stedelijk Museum Amsterdam, eerste grote solo-expositie bij Steendrukkerij de Jong en Co in Hilversum, bezoekt na de opening met vrienden de legendarische Villa Jagtlust in Blaricum
15
Zomer: vakantie met Gerda en Thomas Kandó in Camperduin aan zee Najaar: publicatie fameuze fotoroman Een Liefdesgeschiedenis in Saint Germain des Prés 16
16
Inhoudsopgave
Voorwoord
11 - 12
1. Early Ed
14 - 19
2. ‘Vakantie’ in Bergeijk
20 - 41
3. Anitimilitaristische kolonisten
42 - 58
4. Debuterend fotograaf
59 - 80
5. Kermesse aux Etoiles
81 - 107
6. Amerikaans succes in Parijs
108 - 125
7. Bedrijfsreportages
126 - 151
8. Een dubbele liefdesgeschiedenis
152 - 177
9. Epiloog
179 - 182
Verantwoording
184 - 189
Colofon
190
Over de auteur
191
afb. 1
Persoonsbewijs Ed / circa 1945
1 15
1
en José Cruijsberg opgedoken uit stapels familiecorrespondentie en voor mij van uitleg voorzien. Ook bezit de familie een vermeende foto gemaakt door Ed van der Elsken van vader Wijnen uit de periode 1950, waarvan de authenticiteit dient te worden gestaafd. Via het Nederlands Fotomuseum ontstond intussen contact met Eds jongere broer, Bert van der Elsken, die hiaten in verhaallijnen heeft kunnen aanvullen. Stap voor stap nam het onderzoek grotere proporties aan. Vroege onbekende foto’s van bedrijfsreportages gemaakt door Ed, ontdekte ik bij Het Utrechts Archief en het archief van het Textielmuseum in Tilburg, die de inventarissen van de meubelmerken Pastoe en De Ploeg beheren. Omdat deze series vrij onbekend zijn, zijn ze ook nooit goed geanalyseerd en in de context van Eds carrière geplaatst. Eds ouders onderhielden vanuit hun interieurzaak ‘t Honk goede contacten met beide merken en hebben hierin zeker een rol gespeeld. Zij vormen de sleutel tot de Brabantse connectie. Een doorbraak vormde de toegang tot de archieven van de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Leiden en het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam. Deze archieven herbergen de belangrijkste documenten en fotoarchieven van Ed. Ik kwam ze pas laat op het spoor, deels omdat de inventarissen niet online traceerbaar en ontsloten zijn, deels omdat er copyright op rust en toestemming voor toegang nodig was van Anneke Hilhorst, de vrouw van Ed. Nadat dit laatste was geregeld, raakte het onderzoek in een stroomversnelling en opende zich een voor mij onbekend fotografisch universum bevolkt door modellen, sterren, muzikanten, (huis)dieren, feestgangers, arbeiders en sporters. Een walhalla voor onderzoekers en historici omdat zich hier een hele andere Ed manifesteert dan de rauw realistische fotograaf zoals hij tot voor kort bekend stond. Aan de hand van duizenden contactvellen kon ik volgen wat Ed in beeld bracht en hoe hij naar zijn onderwerpen keek. Ik kreeg een veel
Als een opkomende wervelstorm, zo heeft zich mijn onderzoek naar de jonge jaren van Ed van der Elsken - Nederlands bekendste fotograaf - voltrokken. Na een rustige start vijf jaar geleden raakte ik via enkele omtrekkende bewegingen versneld in het epi-centrum van Eds leven. Ongepubliceerde brieven, documenten, zakagenda’s en voor het publiek ontoegankelijke fotoseries vielen als puzzelstukjes op zijn plek. Dit materiaal illustreert het spanningsveld dat Ed als beginnend fotograaf aftast: Wie ben ik, wat wil ik zijn, hoe voorzie ik in mijn levensonderhoud en welke wereld wil ik vastleggen? Dit is het verhaal van Early Ed. Het onderzoeksproject startte eind 2014 met de ontdekking van onbekende briefwisselingen van Eds moeder Annie met de familie Wijnen in Bergeijk. Het Brabantse Bergeijk was de gemeente waar Ed gedurende de Tweede Wereldoorlog enige maanden zat ondergedoken. Hier had hij vooral contact met de familie Blijenburg van Weverij De Ploeg en de familie Wijnen die een boerderij runde in het buitengebied tegen de Belgische grens. Die periode staat kort beschreven in de biografische tekst van Evelyn de Regt in het boek Once Upon a Time uit 1992; hét standaardwerk over Ed dat ook leidend voor dit onderzoek is gebleken. Eds gangen in de oorlog komen ook aan bod in twee artikelen geschreven door kleinkinderen van de familie Wijnen. Toch was het de correspondentie die een nieuw licht wierp op de intensieve band van de familie Van der Elsken met Bergeijk en kleur gaf aan de maatschappelijke context van Eds vroege jaren. De brieven - gericht aan de familie Wijnen zijn door de kleinkinderen Jonne Christensen 16
werden gepubliceerd zoals hij het graag wilde. Het zorgde voor veel ergernis. Heetgebakerd ageerde Ed tegen redacties. Later vindt hij een spreekbuis in journalist Jan Vrijman en vormen ze een gouden duo dat regelmatig de straten afschuimt. Eenmaal succesvol, verschijnen fotoboeken waarin hij zijn eigen bijschriften kan hanteren, recht voor zijn raap, wat zijn foto’s een extra dimensie geeft. Ed hechtte veel waarde aan hoe zijn werk in de pers werd ontvangen en hoe materiaal van hem werd gebruikt. Dit blijkt wel uit de grote knipselcollages die hij van krantenartikelen samenstelde en voor dit onderzoek welkom bronnenmateriaal was. Ook was het interessant om te kijken wat hij zelf in de pers schreef. Wat dit betreft, bracht hij vooral zijn gevoelens van strijdbaarheid en rechtvaardigheid tot uitdrukking. Het is te verklaren uit zijn opvoeding, zijn oorlogsmaanden in Bergeijk en zijn naoorlogse ervaring als mijnenruimer. De jonge Ed begaf zich in milieus die socialisme, anarchisme en antimilitarisme hoog in het vaandel droegen. Hij stak zijn linkse sympathieën niet onder stoelen of banken, hoewel hij daar later in zijn leven op terugkwam. Bergeijk in oorlogstijd heeft hem zeker gevormd. Behalve de confrontatie met het oorlogsgeweld, maakte hij hier kennis met een alternatieve kolonie van christenanarchisten, Tolstojanen, dienstweigeraars, vegetariërs en aanhangers van de Reinlevenbeweging. Geen ‘slap zootje’, maar een sterk verbonden gemeenschap; een rode enclave van vooraanstaande protestantse buitenbeentjes uit het noorden en westen van het land, die in katholiek Brabant hun toevlucht hadden gezocht.
genuanceerder beeld van Ed dan ik had, want tot dan toe stonden vooral de foto’s van de zelfkant van de samenleving op mijn netvlies gebrand zoals door Ed vereeuwigd in Een Liefdesgeschiedenis in Saint Germain des Prés; Nederlands belangrijkste fotoroman die in het najaar van 1956 werd gepubliceerd. Het markeert zijn internationale doorbraak, maar omdat juist zijn werk en leven voorafgaand aan dit succes mijn aandacht trok, werd de tijdspanne van mijn onderzoek als vanzelf afgebakend tot de periode: 1944-1956. Vooral na zijn puberjaren worstelt Ed met zijn persoonlijkheid en is hij onzeker welk beroep hem past, totdat hij de platencamera van zijn vader mag gebruiken. In 1947 leert hij de technische kneepjes van de Amsterdamse fotograaf Nico Zomer (19101988) – een vernieuwer op het gebied van kleurenfotografie - en van Jaap Kaal, bij wiens familie Ed in pension te Wormerveer verbleef. Jaap was beginnend fotograaf en even koppig en eigenwijs van karakter. Dat ze elkaar fotografeerden is slechts weinigen bekend! Eenmaal in Parijs komt Ed los en beweegt hij zich behoorlijk lang in de wereld van glitter and glamour. Meermaals versloeg hij de sterrenshow La Kermesse aux Etoiles en lopen zijn contactbladen over van uitbundige mensen die het leven vieren. Je ziet hem worstelen met het spanningsveld tussen die vrolijke ‘oppervlakkige’ wereld van (Hollywood)sterren en de tragische schaduwwereld van zwervers en verslaafden. Beide polen oefenden destijds evenveel aantrekkingskracht op hem uit. Tijdens het grasduinen in zijn persoonlijk archief kwam nog een minder belichte kwaliteit bovendrijven: Ed de schrijver. Opmerkelijk veel fotoreportages voorzag hij van tekst en uitleg, hij deed niets liever en maakte al vroeg plannen voor boekpublicaties, zoals over de Nederlandse renners op de Tour de France. Zijn schrijfstijl was direct, confronterend. Hij was mondiger op papier dan in het echt. Schrok dat krantenredacties misschien af? Zijn commentaren werden zelden gebruikt, waardoor zijn reportages vaak niet op de manier
Over Ed wordt geschreven dat hij bedrijfsopdrachten meed en zelfs haatte. Dit geldt misschien meer voor zijn latere periode - met uitzondering van zijn serie voor Philips NatLab in de jaren tachtig. Voor en na zijn Parijse periode - met name in 1955 - heeft hij echter wel degelijk bij of 17
3
1
2
1
afb. 14
Bertus van Egten 2 Akke Bart-Bottema
3 Piet Blijenburg
Groepsportret coรถperanten De Ploeg Bergeijk en hun familieleden / 1939
3 43
3 Dat Ed besluit om bij de mijnenopruimingsdienst in dienst te treden, wordt doorgaans gemotiveerd door zijn oorlogservaringen tijdens de bevrijding van Zuid-Nederland. De gruwelijke aanblik van dode soldaten zou voor het leven op zijn netvlies staan gebrand. Van even grote invloed op zijn houding moet het antimilitaristische milieu van De Ploeg zijn geweest. Tijdens zijn onderduikperiode bij de familie Blijenburg komt Ed in aanraking met de sterk religieus-anarchistisch geëngageerde leden van de ‘Ploegfamilie’. Ze werkten, woonden en aten samen vanuit de geest van gemeenschappelijkheid. Hoewel ieder komend vanuit een eigen achtergrond, vonden ze elkaar in het gezamenlijke ideaal om een gelijkwaardige en geweldloze samenleving te bereiken. Kort na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog waren ze onafhankelijk van elkaar op de barricaden geklommen om dit ideaal uit te dragen. Ze keerden zich op vreedzame wijze tegen de militieplicht en het wettelijk gezag. Acties van burgerlijke ongehoorzaamheid werd door sommigen duur betaald. In welke mate zal de negentienjarige Ed zich hebben thuis gevoeld bij dit ‘vredesleger’?
Ploegfamilie Piet Blijenburg was het boegbeeld van de Ploegfamilie in Bergeijk. Hij vertegenwoordigde een eclectische beweging van humanitair idealisten, christen-anarchisten en pioniers met een geëmancipeerde individuele levensstijl die tijdens en direct na de eerste wereldoorlog was ontstaan. Opgegroeid in een theosofisch milieu van universele christenen, had hij zich al snel tot geheelonthouder, dienstweigeraar en anti44
kapitalist ontwikkeld. Piet was een volgeling van de Russische schrijver Leo Tolstoj, die een ‘vrije’ orde voorstond; een christen-anarchistisch stelsel, geïnspireerd op het leven van Jezus maar onafhankelijk van de officiële kerk en zonder staatsdwang.1 Lijdelijk verzet als actievorm. Alleen op liefde kon volgens de Tolstojanen een socialistische maatschappij gevestigd worden en krachtens dat principe propageerden zij een volledig geweldloos leven zoals Jezus in zijn Bergrede had geuit.2 Piet praktiseerde dit Tolstojanisme door o.a. sober te leven. Hij was lid van de Jongelieden Geheel-Onthouders Bond (JGOB) en actief in het bestuur van de alternatieve Reinlevenbeweging in de Zaanstreek. In 1923 ging hij voor De Ploeg werken uit sympathie voor de ideeën van Carl Hijner, oprichter van de weversassociatie in Best en exploitant van het vegetarische rust- en herstellingsoord in Bergeijk.3 Tot de eerste kuurgasten behoorde Piets moeder Guurtje, een mystiek vrome vrouw die ernstig ziek was geworden en op aanraden van een natuurgeneeskundig arts op een vegetarisch dieet overgestapt.4 Hierna was het hele gezin Blijenburg vegetariër geworden. Vader Jan Blijenburg was bestuurslid van de Nederlandsche Vegetariërsbond, afdeling Zaanstreek.5 Ook na sluiting van het herstellingsoord in 1928 zou men op De Ploeg vegetarisch blijven koken tijdens de gemeenschappelijke maaltijden.6 De coöperanten woonden in en naast een statige voormalige notariswoning, die als kantoor en toonzaal van De Ploeg in gebruik was genomen. De coöperatieve geest van de Ploegfamilie was voor Ed een nieuw gegeven. Van nature ging hij als ‘eenmansganger’ door het leven, zoals zijn vriend Karel Appel hem later heeft getypeerd.7 In gezelschap kon hij onaangepast gedrag vertonen, getuige de familieanekdote die Thijs Achterberg, kleinkind van de Blijenburgs, memoreert: “Het verhaal gaat dat Ed, en route vanuit Parijs waarschijnlijk, mijn grootouders bezocht in Bergeijk. Rond 1950 vermoed ik.
Mooie zomer, iedereen op het terras. Ed had gedouched, kwam ongekleed het terras op en wilde plaatsnemen. Mijn grootvader: “Ed, je kunt er toch minstens een krant onder leggen!’” Ed ging naar binnen en hulde zich in alle kleding die hij aan de kapstok kon vinden en betrad weer het terras, dik ingepakt dus.” 8 Op de bovenverdieping van De Ploeg leefde weduwe Akke Bart-Bottema die de functie van ‘ploegmoeder’ vervulde. Na het overlijden van haar man Jogchem in 1934 was ze met haar twee kinderen vanuit Nederhorst den Berg naar Bergeijk afgereisd.9 In de aanbouw ter rechterzijde van De Ploeg woonde sinds 1933 de voormalige textielfabrikante Amalia Polijxena Rosina Begemann.10
afb. 15
Ze was twintig jaar ouder dan Akke en werd door iedereen aangesproken met ‘tante Sien’. Zij kwam uit een hervormde, christen-socialistische textielfamilie met rijke historie in Nuenen. Nadat ze haar bedrijf - een commissiehandel in katoenen en linnen producten – aan De Ploeg had verkocht ging ze hier ook wonen samen met Albert Buijsman, de dertigjarige zoon van haar zus.11 Sien was de nicht van Margot Begemann, die een onfortuinlijke liefdesrelatie met Vincent van Gogh had gehad. Sien zou op jonge leeftijd haar tante Margot samen met Vincent op de bank betrapt hebben.12 Ed was gefascineerd door het leven van de schilder en de streek waarin hij was opgegroeid.
Zijaanzicht De Ploeg kort na beëindiging als rustoord / 1930
1918 in Rotterdam, Stadsarchief Rotterdam, ZuidHolland, Archief 999-06, 1918C, pagina c33v. 21 De Arbeid; weekblad van het Nationaal Arbeidssecretariaat in Nederland, 18 juli 1914. 22 De Tribune: soc. dem. weekblad, 10 november 1917. 23 < http://resources.huygens.knaw.nl/pdf/cid/22002299/2232.pdf > BVD 56/76 CID lijst van links-extremistische personen, 1939. 24 Zaanlandsch Nieuws- en Advertentieblad, 10 mei 1918; ‘Rein Leven Beweging’, De Zaanstreek, Algemeen Nieuws- en Advertentieblad, 9 februari 1919, p.3; ‘ReinLeven-Beweging’, De Zaanlander, 8 februari 1919. 25 ‘Vereenigingsleven’, De Zaanlander, 1 november 1919. 26 Vrije Arbeid, juni 1936, nr 6, voorpagina. Hierin wordt melding gemaakt dat de aftredende bestuursleden zich weer opnieuw verkiesbaar stellen. Vrije Arbeid was het verenigingsblad van de coöperatieve vereeniging gemeenschappelijk grondbezit. Geraadpleegd in: TM Inv. nr. 145. 27 De Arbeid; weekblad van het Nationaal Arbeidssecretariaat in Nederland, 15 juli 1916, “Daartoe doet spreker ook speciaal een beroep op de vrouwen. Spreker bracht hulde aan de moeder van den dienstweigeraar Blijenburg, die er trotsch op was, dat haar zoon liever de gevangenis in ging dan dat hij ‘t militaire pakje aantrok. (Applaus).” 28 De Toekomst, socialistisch weekblad voor Zeeland en Westelijk Brabant, 16 september 1916. “Ds. Schermerhorn is Donderdag 7 September in hechtenis genomen, om zijn 14 dagen gevangenisstraf, die hij kreeg voor het onderteekenen van het dienstweigerings-manifest, uit te zitten. Zijn adres is thans: G. 790, huis van bewaring, Alkmaar.” 29 De Zaanlander, 20 maart 1920, p. 7. Advertentie van het Religieus Socialistisch Verbond, afdeling Wormerveer. 30 Op.cit. (noot 3), p. 281, noot 93. 31 Ibid., p. 251. 32 Ben Haveman, ‘Ah bon, ik ben een broodvechterje’, de Volkskrant, 30 maart 1981. In dit interview neemt Van der Elsken krachtig stelling tegen het communisme: “Ik heb een ouwe romantische opvatting over stoer en flink doen, maar als je die laffe slogans ziet van liever rood dan dood dan ben ik inderdaad liever dood dan slaaf. Ik heb een haat tegen het Moskou-communisme, terwijl ik toch zeer links geweest ben, jááá. Ik zou nog liever in de ondergrondse strijd tegen de Russen kreperen als ik de moed zou hebben.” 33 Leo Uittenboogaard, ‘Aan de zelfkant van St. Germain des Prés’, Wereldkroniek, 25 september 1954. Eenmaal in Parijs viel Ed van zijn communistische ‘geloof: “Ik was in die tijd vrij links georiënteerd, communistisch gezind en dit uit sympathie. Ik gunde iedereen een hemel op aarde. Sedertdien ben ik veranderd. In mijn communistische sympathieën tenminste. De methoden die de Russen aanwenden om het geluk van de mensen te bevorderen, zijn me te bar. Daar kan ik niet aan meewerken, dat kan de weg niet zijn.” 34 Nederlands Fotomuseum, EVE papierarchief Doc 2. Ongepubliceerde getypte teksten, Parijs 1 december 1953, Ed aan Max Nord van Het Parool. 35 ‘Het Bolsjewisme in het Zuiden’, Eindhovensch Dagblad, 24 april 1920, p. 1; ‘Ingezonden Stukken’, Eindhovensch Dagblad, 21 mei 1920.
58
36 ‘Noord-Brabants Bolsjewieken’, Nieuwe Tilburgsche Courant, 3 mei 1920. 37 ‘Bolsjewisme in Brabant’, De Tribune: soc. dem. weekblad, 31 mei 1920, p. 3. 38 < http://resources.huygens.knaw.nl/watermarker// pdf/cid/0800-0899/809.pdf > De Centrale Inlichtingendienst (C.I.), werd opgericht in 1919 als voorloper van organisaties als de huidige Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (de voormalige BVD) en de Militaire Inlichtingen Dienst. Tijdens het Interbellum verzamelde de C.I. voortdurend materiaal over (extreem) linkse en rechtse groepen en personen, en volgde hun activiteiten. 39 Namen van revolutionairen zijn als lijsten te downloaden via de online databank: <http://resources.huygens.knaw.nl/rapportencentraleinlichtingendienst>.
4 59
4 Nadat zijn taak als mijnenruimer erop zit, keert Ed terug naar zijn ouders. In Amsterdam studeert hij een tijdje voor elektricien aan de Avondambachtsschool en neemt hij een baantje bij de Arbeiderspers. Hij werkt een half jaar als technisch corrector van drukproeven op het drukkerij-kantoor en leert iets van het grafische vak. Eind 1945 krijgt hij bezoek van Freddy en Loes Wijnen in Amsterdam. Zeventig jaar later weet Loes het zich nog te herinneren: “Ed liet ons Amsterdam zien. Artis, de beesten waren na de hongerwinter zo mager. Sindsdien heb ik een aversie tegen dierentuinen.” 1 Waarschijnlijk via contacten bij de Arbeiderspers krijgt hij een baantje bij de fotowinkel van dorpsfotograaf Jan Brouwer in Wormerveer. Hij doet het samen met fotograaf Hans de Boer uit Zaandam die met hem bij de Arbeiderspers had gewerkt.2 Briefwisselingen uit Bergeijk bewijzen dat Ed al eind 1946 - vroeger dan gedacht - bij Foto Brouwer ging werken.3 Lien Blijenburg – aangenomen dochter van Piet Blijenburg schrijft in november 1946 vanuit Amsterdam aan Loes Wijnen: “Morgenavond ga ik naar vd Elsken. Jaap Kaal schreef, dat Ed per 1 nov. een baan heeft in Wormerveer, als leerling fotograaf. Hij komt misschien bij de fam. Kaal in huis.” 4 Als hij in 1946 vlak voor Sinterklaas Bergeijk bezoekt, valt het Zus Wijnen op hoe goed hij de camera hanteert. Ze schrijft aan haar zus Freddy en broer Huug: “Zondag was Ed hier, hij was zo aardig. Hij is bij een fotograaf in Wormer. Had ‘n boodschap in Maastricht kwam meteen door via Ploeg naar hier. Zaterdag voormiddag tot Zondagmorgen. Had het fototoestel bij zich heeft wat hanen gefotografeerd de hond een kalf enz. Was er juist op zijn plaats keek vrij en zelfstandig. Rie [= Maria, de zus van Ed, red.] was naar Zwitserland geweest ik geloof 60
voor ‘n maand, kan ook langer zijn had er erg genoten.”5 Misschien was het werk bij Jan Brouwer saai, het markeert wel het moment dat Ed zelfstandig begint te fotograferen. Hij ontdekt dat hij de camera kan gebruiken om zijn persoonlijke emoties te verbeelden. Voor een schuchter en stuurs persoon als Ed is het bovendien een handig middel om contact met de omgeving te maken. Het fototoestel waarover in de brief wordt gesproken, is de oude 9 x 12 platencamera van zijn vader.6
Inspirerende vriendschap De familie Kaal - waarnaar in de brieven wordt verwezen - is een communistisch gezin uit Wormerveer dat tijdens de oorlog verzetswerk pleegde. Moeder Renske baatte een pension aan huis uit.7 Dat de dochter van het gezin uitgroeit tot een vooraanstaand kunstenaar en dichter is een geluk, want in 2014 interviewt journaliste Lidy Nicolasen haar namens de Volkskrant voor de reeks ‘Het wonderlijke leven van Meertje Kaal’. Deel tweeëntwintig bevat een treffende memoire over Eds verblijf en het sobere logement van destijds aan de Insulindelaan: “Ed sliep op zolder. Ons huis had vier kamertjes. Geen douche. Een kraan in keuken en een kraan boven.” Samen maakten ze hun huiswerk bij een petroleumkacheltje; Meertje als middelbare scholier en Ed als cursist aan de Fotovakschool, die hij na zijn eerdere studie aan de Kunstnijverheidsschool was gaan volgen. Meertje: “Die cursus was in Den Haag en hij stond in zijn oranje corduroy jasje altijd langs de kant van de weg te liften om naar de cursus te gaan. Soms nam hij me mee naar de Kerkstraat in Amsterdam. Vlak bij de Magere brug was een koffiehuisje van een Kirchner, waarschijnlijk een vluchteling. We gingen er koffie drinken en soep eten.” 8 Het was waarschijnlijk afzien op het zolderkamertje, Ed overleefde maar liefst vier hittegolven dat eerste jaar!
afb. 20
Portret van Ed genomen door Jaap Kaal in Wormerveer / 1947
61
afb. 21
Portret Ed genomen door Jaap Kaal in Wormerveer / 1947
Jaap Kaal gefotografeerd door Ed in Wormerveer / 1947
afb. 22
werkgever voor Jaap die voor de oorlog als leerling drukker aan de typografenschool had gestudeerd en daarmee in de voetsporen van zijn vader was getreden.12 In de periode dat Ed in het familiepension logeerde, maakten ze foto’s van elkaar. Jaap fotografeerde destijds ook en had een eigen donkere kamer op zolder. Ideale omstandigheden om te experimenteren. Ed maakte een parmantige foto van Jaap die tegen de muur leunt en omgekeerd schoot Jaap drie intieme portretten van hem. Op de eerste zit Ed in zijn karakteristieke corduroy jasje aan tafel op zolder te sleutelen aan zijn camera. Een blik Orion olie gereed om een cameraonderdeel te smeren. In de twee andere foto’s ligt de focus op Eds gezicht - schuin van onderen en een beetje van opzij vastgelegd – tegen een onbestemde achtergrond. Met de flits midden op zijn gezicht kijkt hij met licht geknepen ogen zelfverzekerd voor zich uit. Foto’s van 4 x 4 cm groot. Martijn Kaal spreekt van een hechte vriendschap tussen Jaap en Ed, ze hadden hetzelfde karakter: “Beiden waren ontstellend eigenwijs en koppig.” Ze deelden veel gezamenlijke interesses en waren nergens bang voor. Allebei beginnend fotograaf, antimilitarist, natuurliefhebber en ondergedoken geweest om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen. Waren ze bevriend via de Arbeiderspers? Jaap was slechts vier jaar ouder dan Ed en vervulde misschien een voorbeeldfunctie. Hij was aan het begin van de oorlog officieel vogelwacht geworden om de oproep voor de Arbeitseinsatz te kunnen uitstellen. In deze periode maakte hij kennis met de bekende Zaanse vogelfotograaf Nol Binsbergen, die ook Hans de Boer had aangezet tot fotograferen. Jaap was prominent lid van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) in de Zaanstreek en bijenexpert. “Bovenal”, beschrijft zoon Martijn Kaal, “was hij een uitvinder en maakte hij zijn eigen apparaten, daaronder ook vast de apparatuur voor de donkere kamer in Wormerveer, radio’s en aquariums, instrumenten om bijenkoninginnen te
Meertjes broer Jaap (Jacob) Kaal was een gedeelde kennis van Ed en van Lien Blijenburg, zoals haar brief uit 1946 illustreert; ze hadden gezamenlijke wortels in de Zaanstreek en een gedeelde interesse in natuurgeneeswijzen.9 Behalve met de Blijenburgs en de Wijnens is er ook een directe link met de familie BartBottema. De driehoek Bergeijk – Amsterdam – Wormerveer krijgt zichtbaar vorm. In 1948 is Akke Bart-Bottema op kraambezoek bij haar dochter Mattie in Krommenie en ontmoet ze Jaap met vrouw en kind. Aan Loes Wijnen doet ze verslag: “Weet je wie ook kwamen? Jp Kaal en Janneke met zoon. Dat drietal maakte ook een gelukkige indruk. Janneke zag er zoo leuk uit. Eenig om mee te maken al die gelukkige jonge menschen. Hun kindje, de kleine Martijn, keek al heel wijs in ’t rond.” 10 De kleine Martijn Kaal van toen is de getuige van nu. Hij heeft met zijn ouders een tijd in het pension van zijn grootouders gewoond en plaatst de relaties in het grotere verband van Bergeijk - Amsterdam - Wormerveer. Niet alleen blijkt Akke een oudtante van zijn moeder Janneke te zijn, ook hebben zijn ouders elkaar (indirect) ontmoet via Bergeijk: “Tante Akke was een volle nicht van mijn oma (...). Ze had veel invloed, want ze was een dikke vriendin van oma en bracht haar en haar man samen. Ook was ze de katalysator (ongewild) voor het huwelijk tussen mijn ouders [Jaap en Janneke, red.].” 11 De kennismaking ontstond via De Ploeg, waar Jaap en Janneke sinds de jaren veertig - los van elkaar - kwamen. Verderop in de brief aan Loes Wijnen schrijft Akke dat Jaap de Arbeiderspers heeft verlaten voor Van Ditmar: “Jp Kaal werkt niet meer aan de Arbeiderspers. Toen indertijd de troepen naar Indië moesten en de A.P. zich niet verzette, bracht dit daar een soort revolutie te weeg en hebben verschillende de beenen genomen. o.a. Jaap Kaal. Hij werkt nu bij Ditmar en heeft het goed naar z’n zin.” Jaap Kaal had na zijn onderduikperiode enige tijd voor de Arbeiderspers gewerkt, net als Ed en Hans de Boer. Het bedrijf stond bekend om zijn goede typografische uitingen, een aantrekkelijke 63
afb. 29
Spread uit catalogus Vakfotografie 1950
72
73
Reconstructie Jaarbeursfoto’s De vijf jaarbeursfoto’s van Ed komen uit het archief van Weverij De Ploeg dat in 2007 aan het Textielmuseum in Tilburg werd geschonken.1 De setting in de foto’s lijkt niet eenduidig. Op het oog heeft Ed divers ingerichte vertrekken gefotografeerd zonder zichtbaar verband. Uitvoerig onderzoek wijst echter uit dat de losse foto’s onderlinge samenhang vertonen en uiteindelijk tot twee fotosessies zijn te herleiden! Meest in het oog springend is een foto waarop een conische met Ploegstof bespannen vorm te zien is, die vanuit de binnenzijde wordt verlicht. Een tweede foto toont in de achtergrond een halfronde opstelling waarop dansende vrouwensilhouetten zijn afgebeeld. Hun rokken samengesteld uit gedrapeerde Ploegstof. Het interieurgevoel wordt versterkt doordat er meubels van ’t Spectrum worden geëxposeerd: de met stof beklede fauteuils Dordrecht en Sliedrecht, het bankje Haren en de salontafels Lankhorst, Bronkhorst en Gravendeel. De enige link tussen beide foto’s bestaat uit het terugkerend gebruik van de bloemdecoratie. Het vaasje narcissen en het droogboeket in de brede lage pot zijn voor dezelfde sessie gebruikt. Doorslaggevend bewijs dat beide foto’s in één dezelfde ruimte, maar vanuit een verschillend perspectief zijn geschoten, wordt geleverd door bijna identieke foto’s van Corstiaan van Rouendal, waar aan de achterzijde staat geschreven: ‘voorjaarsbeurs te Utrecht in 1950’.2 Deze bieden goed vergelijkingsmateriaal, omdat ze dezelfde setting tonen, maar andere ontbrekende details blootleggen. Zo wordt bijvoorbeeld zichtbaar dat de donkere vloerplaten van de ruimte deels met lichtere vloerbedekking zijn bedekt. Verder komen de tafeltjes en stoelen overeen in type. De duidelijkste aanwijzing die de foto van Van Rouendal biedt, zijn de gestreepte stoffen met donkere en lichte banen, die in Eds foto – gezien vanaf de andere kant – net tot om de hoek van de wand doorlopen. Dit markeert het punt waar de twee helften tot één ruimte samenvloeien. Drie andere foto’s van Ed vormen een vergelijkbaar puzzelvraagstuk. Hier is de verbindende factor de koof van het raam, deels schuilgaand achter de gordijnen, waarvan de vensterbank in alle foto’s doorloopt. Boven en onder de koof is op alle drie de foto’s bovendien hetzelfde verticaal gestreepte behang herkenbaar. Daarnaast hangt in twee foto’s de plafondlamp op dezelfde hoogte. Opnieuw heeft Ed dus dezelfde stand vanuit een andere hoek in beeld gebracht. Wat betreft de aankleding heeft hij wel enkele elementen verzet, waardoor salontafel Boskoop van ’t Spectrum twee keer in beeld komt. Datzelfde geldt voor het droogboeket dat van de plank verplaatst is naar het tafeltje rechts. De derde foto toont een met koord omrand presentatiebord waarop dessinontwerpen zijn bevestigd. Het gekrulde koord is ook nog net zichtbaar op de tweede foto waarmee duidelijk wordt dat hier de andere hoek van de kamer in beeld wordt gebracht. Ook deze beursstand werd door Van Rouendal vastgelegd. Te zien zijn dezelfde gordijnstoffen, maar beide fotografen hebben gekozen voor een andere meubelsetting.3
In de toelichting van dit archiefstuk wordt vermeld dat het de najaarsbeurs van 1950 in Utrecht betreft, wat echter sterk te betwijfelen valt. Ten eerste vertegenwoordigen de getoonde fauteuils een ouder type dat is bekleed met gekleurd singelband en in drie variaties is uitgebracht: Anna Paulowna (standaard), Andijk (armleuningen) en ’s Heerenberg (armleuningen en hoge rug). Verder vertelt het adresstempel op de achterzijde van Eds foto’s iets over de datering. ‘Photo and copyright, Ed van der Elsken, Prinsenhofsteeg 4, Amsterdam - Holland’ duidt op de periode 1949-1950 dat hij boven het atelier van Ad Windig aan de Prinsenhofsteeg woont en werkt. Behalve als assistent van Windig opereerde Ed vanuit hetzelfde adres voor het eerst als zelfstandig fotograaf. In 1950 verhuist hij naar de vlakbij gelegen Oudezijds Achterburgwal en vertrekt hij in de zomer naar Parijs om zich daar te vestigen. Het is aannemelijker dat Ed de najaarsbeurs van 1949 - de beurs waarmee De Ploeg zich voor het eerst na de oorlog weer profileerde - en de voorjaarsbeurs van 1950 heeft vastgelegd.
1 Collectie Textielmuseum Tilburg, objectnummers TMT001300731, TMT001300732, TMT001300733, TMT00130734, TMT001300736. 2 Ibid., objectnummers: TMT001300735, TMT001300377 en TMT001300379. Achterop de handgeschreven mededeling: ‘voorjaarsbeurs te Utrecht in 1950’. 3 Ibid., objectnummer: TMT001300737.
30
31
Geschakelde ruimtes met Ploegstoffen en meubels van â&#x20AC;&#x2122;t Spectrum, jaarbeurs Utrecht voorjaar 1950 /
Jaarbeurs voorjaar 33
1949 /
Jaarbeurs najaar
Geschakelde ruimtes met Ploegstoffen en meubels van â&#x20AC;&#x2122;t Spectrum, jaarbeurs Utrecht najaar
32
35
34
Vergelijkbare setting, foto Corstiaan Rouendal
afb. 89-91
Campagneboek UMS Pastoe met reclamefotoâ&#x20AC;&#x2122;s door Ed / 1955
afb. 92/93
Brochure Pastoe Meubelen met reclamefotoâ&#x20AC;&#x2122;s door Ed / 1955