Een avond bij de vrouwenvereniging Tekeningen Babette Wagenvoort Tekst Lokien de Bie
Ze komen van alle kanten, in groepjes, met z’n tweeën of alleen. Lopend, op de fiets of met de auto. Het is de eerste maandagavond van de maand, de derde dinsdag, of de tweede donderdag. Tijd: iets voor acht uur. Plaats: wijkcentrum Hof van Heden, De Hoeksteen, Noviteit, Open Huis of een van de vele partycentra en parochiehuizen in het Westland — van Heenweg tot Honselersdijk en van Naaldwijk tot Kwintsheul.
Tientallen, honderden vrouwen van middelbare leeftijd haasten zich om op tijd te zijn voor het welkomstwoord van ‘hun’ voorzitster. De maandelijkse ledenbijeenkomst van de vrouwenvereniging gaat beginnen.
Al bij het jassen uitdoen in de vestiaire heerst een feestelijke, verwachtingsvolle stemming. Uitroepen als ‘ha die Bep, jij bent vroeg!’, en complimentjes ‘mooi, je nieuwe bril’ klinken over en weer, en ook de nieuwe onbekende bezoeksters worden vlot in de zusterlijke amicaliteit betrokken ‘kom maar mee, jullie kunnen wel naast ons zitten’. Terwijl vóór in de zaal enige bedrijvigheid heerst rond het opstellen van de microfoon (‘test, een, twee’...) en het diascherm wat wordt verschoven, zoeken de binnenstromende clubleden geroutineerd een (eigen, vaste?) plaats en storten zich, zodra men zit, in een geanimeerde conversatie. Het aantal decibellen stijgt razendsnel. Opkomende gedachte: ja, zo klinkt een zaal vol vrouwen, maar waarin onderscheidt een vereniging met uitsluitend vrouwelijke leden zich nog meer?
Corrie (69) en Nel (74) Corrie
Nel
Corrie
Nel
Corrie
Nel
‘Met mannen er bij zou de sfeer heel anders zijn, zeker weten. Dan krijg je andere gesprekken en ik vermoed dat sommige vrouwen zich anders zouden gaan gedragen. Met alleen vrouwen is het toch onder mekaar, je kunt meer jezelf zijn.’ ‘Denk ik ook. Want dat is in het Westland heel sterk: met verjaardagen, dan zitten de mannen hier en de vrouwen daar. En de mannen praten over de tomaten en de vrouwen praten over de kindjes.’ ‘Nou dan ben je wel erg ouderwets! Tegenwoordig zit de hele handel door elkaar hoor. Maar zoals hier krijg je echte vrouwengesprekken, heel anders dan met mannen er bij.’ ‘Ja vast wel. Bijvoorbeeld bij zo’n uitje van ons met de bus. Wil de buschauffeur iets aankondigen, moet hij een paar keer zeggen: Dames, mag ik even? Er wordt altijd zo druk gepraat. Ik denk dat dat met mannen anders is.’ ‘Maar niet dat je hier nou direct allemaal nieuwe vriendinnen maakt, ik althans niet. Mijn overbuurvrouw is al heel lang lid en een andere vrouw die vlakbij woont, ook. Dat blijft dan hetzelfde groepje. Ik maak heus wel met iedereen een praatje, en als ik merk dat iemand in zijn eentje zit, probeer ik haar er wel bij te trekken. Maar je gaat toch met het vaste cluppie hier heen, daar komt niet gauw iemand bij. Ook omdat je bij elkaar in de buurt woont hè, dat is makkelijk.’ ‘Bij mij ook; zeventien jaar geleden stelde mijn nieuwe buurvrouw voor om naar het vrouwengilde hier te gaan. Zij was net zoals ik uit De Lier naar Naaldwijk verhuisd en was in De Lier lid geweest, maar vond dat ze daar altijd zo samenklitten en dan kom je er haast niet tussen. Dus dacht ze, als we samen gaan lukt dat beter. Dus zodoende. Ja, zij is er vanavond ook. Zij zit sinds kort in het bestuur en omdat ze dat eerst heel eng vond zei ze: joh, kom jij er ook in. Maar ik had net 16 jaar in het bestuur van de bridgeclub van Maasdijk gezeten, daar was ik wel even klaar mee. En ik vond dat een jonger iemand dat maar moest doen. Ja, ze zijn allemaal al wel in de zestig, maar ik ben tenslotte 74 jaar. Dit is een
heel leuk bestuur; ze vangen elkaar op en steunen mekaar, dat hoor ik van mijn vriendin. En dat merk je in onze vereniging aan de sfeer, die is zo vriendelijk en open. Er zijn zoveel leuke dingen hier, van alles en nog wat. Er komt vaak iemand een lezing houden over een boek of over een stad. Of over doedelzakspelers laatst. Nee, die keer over Anton Heyboer en zijn vrouwen door de tweelingzusters Willy en Trees van Kleef kon ik niet, was ik met vakantie. Je mist er wel eens een, maar over het algemeen ben ik heel trouw. Ik vind het gezellig. En van hieruit ben ik naar Pilatesgym gegaan, dat is leuk. En ze organiseren kerststukken maken, zulk soort dingen, dat is zo leuk. Dus niet alleen de avonden hier, maar ook wat er omheen allemaal georganiseerd wordt.’
Om ons heen kijkend in de inmiddels goed gevulde feestzaal/buurthuislokaal/parochiehuis, groeit het gevoel aanwezig te zijn bij een rituele samenkomst van ja, van wat, een jolige middelbare meisjesclub, een ingetogen sektarisch genootschap? Hoewel sfeer en ambiance bij de christelijke en katholieke verenigingen verschillen, lijken de rituele onderdelen van de maandelijkse bijeenkomsten (en eigenlijk ook de leden zélf ) verrassend veel op elkaar. Beide vrouwenverenigingen, en hun afdelingen in het Westland, kennen een lange traditie. Passage, opgericht als christelijk-maatschappelijke vrouwenbeweging ‘met hart voor de samenleving, oog voor de naaste en gevoel voor cultuur, met als inspiratiebron de Bijbel’. En een katholiek vrouwengilde, dat ‘zich inzet voor de vrouw van deze tijd door informatieve, creatieve en culturele bijeenkomsten te verzorgen’ (KVG). De verenigingen maakten landelijk een bloeiperiode door in de jaren zeventig en tachtig. Met de wind in de rug van de tweede feministische golf en gesteund door structurele overheidssubsidies werd het een belangrijke doelstelling ‘om de vrouw haar taak als christenvrouw meer bewust te doen worden, zowel t.a.v. haar persoonlijke leven als met betrekking tot haar plaats in maatschappij, gezin en kerk.’ Emancipatie was het nieuwe toverwoord.
Riet (8o) en Anita (69) Riet
Anita Riet
Anita
‘Ik ben pas op m’n dertigste lid geworden van het katholieke vrouwengilde in Naaldwijk. We hadden het toen heel arm en je deed alles net zoals je moeder altijd had gedaan. Totdat ik kennismaakte met deze vrouwenvereniging. Ik kan wel zeggen dat ik zo’n beetje een product van het vrouwengilde ben geworden. In de jaren zeventig kregen de vrouwenverenigingen behoorlijk subsidie. En dat gaf mij de gelegenheid om cursussen te kunnen doen, dat werd betaalbaar voor mij. Ik mocht vroeger amper naar school, mijn moeder was vaak ziek dus moest ik thuis helpen. En toen kwam die subsidie en werden er cursussen gegeven over ontwikkeling, over emancipatie, over ga maar door. Dat is mijn opstap geweest om heel veel dingen op te pakken, dankzij het vrouwengilde ben ik van alles gaan doen.’ ‘Jij hebt alles gedaan wat maar te doen viel.’ ‘Toen ben ik na acht jaar lidmaatschap verzeild geraakt in het bestuur van het overkoepelend orgaan van alle vrouwenverenigingen in het Westland. En kreeg ik de kans om in Brabant allerlei cursussen te volgen, onder meer om groepen te gaan begeleiden. Ging ik iedere maand drie dagen naar toe en kostte mij maar 9o gulden, dankzij die zware subsidies. En ik had een man die dat goed vond. Die wel eens in de war zat, zo van nu gaat zij zich ontwikkelen en hoe zal dat uitpakken in ons huwelijk. Maar ik heb altijd gezegd: daar hoef je niet over in te zitten, ik blijf echt wel bij je. Maar dat moest ik vaak zeggen, hoor. Want hij werkte van de vroege ochtend tot de late avond en kon zich niet verder ontwikkelen. Hij kwam uit een gezin met veertien kinderen, dan weet je wel hoe dat ging. En ik kon al die nieuwe dingen gaan leren.’ Ben als voorzitter van de werkgroep Vorming in het provinciaal bestuur terechtgekomen, later zelfs in de landelijk organisatie. Dus dat vrouwengilde heeft mij heel veel ruimte geboden.’ ‘En vele vrouwen met jou, want dat was de opzet van de vereniging: vrouwen ontwikkelen en helpen een maatschappelijke positie te bereiken.’
Riet
Anita
Riet Anita Riet
Anita
‘Voor mij is de ommekeer geweest na de geboorte van mijn jongste zoon en ik het van de dood had opgehaald. Toen heb ik bij mezelf gedacht: als ik ooit een kans krijg, dan zal ik hem met allebei mijn handen aanpakken. Nou dat heb ik gedaan!’ ‘Mijn verhaal is anders, ik heb pas later in mijn leven over het gilde gehoord. Afkomstig uit Den Haag ben ik hier in het Westland terechtgekomen door het werk van mijn man. Hoorde vriendinnen steeds over leuke avondjes bij het vrouwengilde. Maar ja, het was een katholieke club, dat ben ik niet, dus dacht ik daar niet thuis te horen. Meid, maakt niks uit, werd er gezegd, ga een keertje mee. Vond het zo interessant en ontspannend, ben meteen lid geworden, in ’93 was dat. Heb ook in het bestuur gezeten, ben daar nu twee jaar uit.’ ‘Als begeleidster leerde ik de vrouwen..’ ‘Dan moet je wel uitleggen wat begeleidster is.’ ‘Je kon begeleidster worden als je je twee jaar beschikbaar stelde. Ik deed bijvoorbeeld thema-avonden begeleiden. Elk jaar hadden we een ander maatschappelijk thema vanuit het landelijke gilde. Dat stond dan in het blad De Doorkijk. Om vrouwen mondiger te maken. Want hier in het Westland werkten al die vrouwen mee, maar stonden niet op de loonlijst geboekt. En het thema: vrouw en geloof, dat was dan een beetje mijn kantje. Dus vrouwen bewuster maken van hun plek, van hun zijn gewoon, in de maatschappij. Ook cursussen aan het bestuur gaf ik, dat had ik zelf opgezet. Om te leren subsidie aan te vragen, hoe functioneert een voorzitter, wat moet een secretaris kunnen en zo. Maar ook: hoe zit dat op de samenwerking. Het Westland heeft altijd een belangrijk deel uitgemaakt van het landelijke gildenetwerk. Bij de afdeling Zuid-Holland wisten ze al gauw: o, het zal wel weer uit het Westland komen. Westlanders zijn doeners, hè. En zij zaten met stadsvrouwen die zich niet opgaven voor wat extra bestuurswerk.’ ‘Dat is nog steeds zo; de meeste vrijwilligers vind je in het Westland. Hoewel het steeds moeilijker wordt om mensen te interesseren die zich willen inzetten.
Riet Anita Riet
Anita
Riet
Anita
Riet
Anita Riet
Anita
Dat is iets van deze tijd: mensen krijgen al zoveel verstrooiing thuis aangeboden, plus dat veel meer vrouwen werken. Het aantal leden loopt terug, ook bij andere gildes. Wij hebben hier 2oo leden, dat is veel.’ ‘Ja, het is net wat je bestuur uitstraalt, dat werkt.’ ‘Er is wél vergrijzing, er worden niet veel jonge vrouwen lid.’ ‘Ik weet dat ik in het bestuur zat en we nog maar 65 leden hadden. We dachten al dat het gedaan was. Maar door al die cursussen is het toch weer gaan groeien.’ ‘Ik vind het erg jammer dat ik er niet eerder van wist. Want het is leuk en voor de vrouwen belangrijk om hun eigen ding te doen. Vooral in het bestuur zitten levert je enorm veel op aan kennis, saamhorigheid. Ik heb er een groep vriendinnen aan overgehouden die nog steeds bij elkaar komen. Ik kan het iedereen aanbevelen, heb ik gezegd bij mijn afscheid. Helaas is het zo moeilijk om mensen te vinden die een goede bijdrage kunnen leveren.’ ‘Officiële regeling is dat je twee keer de termijn van vier jaar doet, en dan moet er vernieuwing komen. Er blijven wel eens leden hangen in een bestuursfunctie, maar in mijn geval hadden we vernieuwing, dus kon ik weg.’ ‘Er zijn op die manier wel verenigingen over de kop gegaan. Want als iemand twintig jaar voorzitter is, die is niet meer op te volgen. Die heeft dan zo’n stempel gedrukt.’ ‘Verversing is belangrijk, verfrissing. Andere ideeën, anders stompen de leden af. Het vrouwengilde biedt naast de clubavonden nog veel andere dingen, zoals de door mij opgezette leesgroep. Die bestaat tien jaar.’ ‘O ja joh, al weer tien jaar?’ ‘Ja, met tien leden. We begonnen met twaalf, toen is er een afgevallen en vorig jaar is er een overleden. We praten over: wat zegt het boek je, is er een thema uit te halen, dat soort dingen. Om de zes weken.’ ‘Ik zit er ook bij. Het is een hele fijne groep, je gaat steeds meer dingen met elkaar delen, los van het boek. We hebben ook nog een kaartclub, een reiscommissie, die van alles organiseert: tentoonstellingen bezoeken of dagjes uit, zoals nu
Riet
Anita Riet Anita Riet
Anita
naar Delft, lichtjes kijken. De toneelgroep is ter ziele gegaan. En zo nu en dan kun je een kerststuk maken, of een paasstuk. Een kookcursus of excursie. We proberen voor iedereen wat te kiezen.’ ‘Ja ik heb gezegd; als je naar de toekomst gaat kijken, kunnen de verenigingen niet doorgaan op de oude manier. Want wat er nu in de afdelingen gebeurt is: mensen willen wel een avondje weg, maar het moet hun boeien. Je zou meer sub-clubjes moeten creëren, naast een leesgroep ook een muziekclub en van die dingen. En alleen met kerst met z’n allen. Dat moet de toekomst van het gilde worden.’ ‘Nou hier hoeft dat nog niet.’ ‘Je moet daar nooit te lang mee wachten, je zult voorbereidend werk moeten doen.’ ‘Ik denk dat de tijd aan gaat geven hoe zich dat zal ontwikkelen.’ ‘Niet te lang wachten. Ik heb al in de jaren tachtig gezegd dat de structuur moet veranderen. Meer samenwerken? Ja, we hebben weleens iets gezamenlijks georganiseerd met de Christelijke vrouwenverenigingen. Maar dan wordt het toch een andere avond. Dan willen hun openen met een stukje uit de bijbel. Of iets zingen. Dat kan wel, maar dat geeft toch moeilijkheden.’ ‘Ja, dat is nog lang niet opgelost. Die heftige tegenstand zoals vroeger is er niet meer. Maar het is inderdaad anders: wij beginnen met een gedicht.’
Als om kwart over acht iedereen zit en het oorverdovend geroezemoes enigszins is verstomd, neemt de presidente de microfoon: ‘Welkom, fijn dat jullie er weer allemaal zijn!’ Na gebed en het zingen van een enkele psalm (de christelijke verenigingen) aandacht voor het ‘Gedicht van de maand’ (alle verenigingen). Vrouwenpoëzie: ‘Wees wie je wilt zijn/met al je plussen en je minnen/met je onrust en je pijn/en met je liefde diep van binnen.../ Wees wie je wilt zijn/dan wint jouw licht aan kracht en gloed/dan zal je stralen vanuit je kern/omdat je dan… jezelf ontmoet.’ Vaak is het gedicht gerelateerd aan het jaargetijde: ‘Een fluitende wind en gekraak van takken/Dwarrelbladeren weven bronskleurige tapijten/Geknakte rietstengels langs de modderige sloot [...] Grauwe ganzen gakken, vliegen allen zuidwaarts naar de horizon/Een achtergebleven lijster hangt dood in een struik/een buizerd loert ernaar op zijn veel te dunne tak.’ (uit: www.gedichten.nl)