Myra de Rooy
In de lengtE 3000 km solo door de Noorse bergen
Inhoud
1.
Alles heeft een begin
7
Winter 2017 12 2. Op weg 13 3. Waterijs 20 4. Verborgen landschap 27 5. De grote oversteek 34 6. Huttenleven 41 7. Stilte in de storm 47 8. Mensenwereld 53 9. Speelterrein van poolreizigers 60 Fotokatern ‘Winter’ 65 Zomer 2017 10. Samen versus solo 11. Huis van de reuzen 12. In Peer Gynts voetsporen
84 85 92 98
Winter 2018 104 13. Luchtsneeuw 105 14. Gastvrijheid 112 15. Poort tot Zuid-Sápmi 119 16. Kon-Tiki en een dodenmars 126 17. Zweedse bergen 133 18. Dichter bij Jan 140 Fotokatern ‘Steen’ 145
Zomer 2018 19. Dieper Sápmi in 20. Dood in de bergen 21. Boeren in de wildernis 22. Moedertaal 23. Echte wandelaars 24. Krutfjell 25. Culturele revival
164 165 172 179 186 193 200 207
Winter 2019 26. De Koningsweg 27. Laestadius Fotokatern ‘Zomer’ 28. Linnaeus 29. Benedenwereld 30. Klimaatverandering
214 215 223 225 246 252 259
Zomer 2019 31. Mijnbouwprotest 32. Helende muziek 33. Verder lopen 34. Land van de dichter 35. Landschap als jas 36. Kautokeino-oproer Fotokatern ‘Sami’ 37. De idealist 38. Sápmi en Tibet 39. Toendra 40. Verder dan waar ik ben gestopt
266 267 274 280 287 294 300 305 321 327 333 339
Dankwoord 349
Jokkmokk LEGENDA
Rovaniemi Noordkaap 71° 10' NB
N
Hattfjelldal
Tussenstation LEGENDA
Noordkaap 71° 10' NB
N
Røyrvik
Route
Kinnarodden
Hemavan
©Marcia van Bijnen
Etappebegin/-eind Noorse Zee
©Marcia van Bijnen
Kinna
Bot
nis
ch
e
Go
lf
Etappebegin/-eind Zweden Wintertraject Alta Barentszzee Tussenstation Zomertraject Tromsø Route (Hoofd)stad Trondheim Östersund Finland Wintertraject Storlien Alta Barentszzee Landsgrens Kautokeino Zomertraject TromsøKilpisjärvi Røros (Hoofd)stad Noorwegen Narvik Landsgrens Abisko Kautokeino Otta Kilpisjärvi Kiruna Fondsbu Narvik Po olc Abisko irk
Haugastøl
ergen
el 6
6° 3
4' N
Kvikkjokk
B
Oslo
irk
Jokkmokk el 6
6° 3
4' N
Noorse Zee
Hattfjelldal
Noorse Zee
Estland Jokkmokk
Hemavan
Zweden
Finland
lf
Östersund
Noord
Riga
Litouwen
Letland
Røros Trondheim
Etappebegin/-eind
Otta Haugastøl Barentszzee Fondsbu
Alta
Oslo
Haukeliseter (Hoofd)stad
Oslo
Kilpisjärvi
olc
irk
Denemarken
el 6
Lindesnes (57° 59' NB) 6
Estland
Stockholm Abisko
Helsink F inse Golf Tallinn Estland
Kiruna
Noordzee 6
Kautokeino
Oostzee
Narvik Lindesnes (57°Ljosland 59' NB)
Tallinn
Stockholm
Haugastøl
Bergen Ljosland
Helsinki F inse Golf
Tromsø
Haukeliseter
Po
lf
nis
Røros
Noorwegen
Wintertraject Bergen Zomertraject
Landsgrens
ch
Otta
Fondsbu
Route
Finland
Kinnarodden
Bot
Tussenstation
Östersund Noordkaap 71° 10' NB
Go
Storlien
©Marcia van Bijnen
e
N o o r w e g e nN
Bot
EGENDA
nis
ch
Storlien Kopenhagen
Rovaniemi
Zweden
Røyrvik
Trondheim
Rovaniemi
Oostzee Hattfjelldal
Denemarken
Tallinn
Kvikkjokk
Hemavan
Røyrvik
Lindesnes (57° 59' NB)
ordzee
Stockholm
B
Ha
F inse Golf
e
Ljosland
olc
Go
Po
Haukeliseter
Berge
Kiruna Helsinki
Oostzee
Riga winter 2017 Litouwen
Rovaniemi
Noorse Zee
Hemavan
Hattfjelldal
1 Alles heeft een begin Røyrvik
Zweden
arodden
Go
lf
Östersund
Finland
e
Storlien
nis
ch
Trondheim
Bot
Røros
Noorwegen
EenOtta wensdroom kan fragiel zijn als een bergbloem, die zich na de voorjaarsdooi bovengronds waagt - in de windschaduw van een zwerfkei of in een rotsFondsbu spleet waarin het eerste smeltwater drupt. Ik deel mijn voornemen daarom nog met niemand, daar is het te omvangHaugastøl rijk voor en te absurd: drieduizend kilometer in mijn uppie door deHelsinki bergen loen pen. Van Oslo het zuidelijkste puntje van het vasteland van Noorwegen,e de vuurtoF ins Golf ren van Lindesnes, door de bergketen die de ruggengraat van het langgerekte aukeliseter Tallinn land vormt, naar waar de Noordkaap Stockholm met zijn voeten in de Barentszzee Ljosland Estland baadt. Oostzee ‘Wát ga je doen? Helemaal ali Lindesnes (57° 59' NB) léén?’ wil ik niet horen. Ik koester daarom mijn idee, laat Riga het tot wasdom komen en begin aldzee Litouwen Denemarken vast heimelijk met de voorbereidingen van mijn monstertocht.
ki
Kopenhagen
Letland
Wanneer hoorde ik de magische woorden Norge på langs voor het eerst? De Noorse tocht der tochten. In een berghut tijdens een van mijn solotrektochten in Scandinavië? Ik weet het niet meer. Velen doen het in de zomer, te voet over dalende en stijgende bergpaden of door vlakker terrein per fiets. Het schijnt zelfs dat een jonge ‘asfaltvreter’ het op zijn skateboard heeft gedaan. Mijn vader Jan fietste, ver voor mijn geboorte, als vierentwintigjarige geografiestudent in 1949 op een stadsfiets al naar het Hoge Noorden. Dat was in een tijd waarin ‘Noorwegen in de lengte’ nog niet op de bucketlist van sportievelingen stond. Of skiërs toen ook al de strijd met de elementen aanbonden, weet ik niet. Tegenwoordig start er in de winterperiode slechts een selecte groep gekken en daar ga ik er binnen afzienbare tijd één van zijn. Ik speur op internet naar informatie en lees boeken. Zoals Norway, the outdoor paradise van James Baxter, waarin hij beschrijft hoe hij in 2009 van alles heeft een begin
7
Zuid- naar Noord-Noorwegen skiede. Hij fietste nog vierhonderd kilometer oostelijk naar de Russische grens en ging per kajak langs de Noorse kust terug naar het zuiden. Ik besluit die twee laatste onderdelen te laten zitten, het is al mooi als ik te voet de Noordkaap bereik. Hij was in totaal negen maanden onderweg. ‘Iedereen die de mogelijkheid heeft, zou ergens in het leven een lange wildernisreis moeten maken,’ is een aanbeveling van Baxter, die ik onderschrijf. Daar leer je meer van dan door duizend boeken te lezen. Om alle seizoenen te ervaren, ben ik van plan om mijn tocht in stukken te knippen. Door deze over meerdere jaren te spreiden voel ik niet alleen de winterkou, maar kan ik ook zien hoe de plantenwereld na de dooi ontwaakt en de bergen kleur en geur geeft, en hoe de kortstondige zomer eindigt in vlammend herfstrood. Ik wil in januari 2017 starten, vlak voor ik zestig word - als ik dan nog leef, gezond en sterk genoeg ben. Ouder worden is onlosmakelijk met het leven verbonden. Daar zie ik niet tegen op. Waar ik echter geen zin in heb, is om dat kroonjaar te vieren. Geen polonaise aan mijn lijf of goedbedoelde liedjes en grappige anekdotes. Daarom wil ik in dit levensjaar, waarvan boeddhisten zeggen dat je aan een nieuwe levensfase begint, mijn solotocht starten. Ik weet dat mijn manier van leven, waarin ik regelmatig in de bergen mijn grenzen opzoek, niet eindeloos kan doorgaan. Misschien wil ik bewijzen dat ik nog altijd taai ben, maar het is ook een mooie gelegenheid om de balans op te maken. En wie weet, zal ik, zoals tijdens de ontelbare keren dat ik alleen of met de lokale bevolking door Tibet en de Himalaya zwierf, mensen ontmoeten die meer weten dan dat ik kan bevatten en die mij kruimeltjes van hun wijsheid geven als proviand op mijn tocht. De periode waarin mijn prille Noorwegenproject in mijn hoofd vorm krijgt, is ook een onwerkelijke en trieste tijd. In september 2015 ga ik naar Nepal om een reis te begeleiden in het afgelegen Mustang-gebied. Ik heb zes mannen in mijn groep en we zullen tijdens onze wandelreis ook de ruim zesduizend meter hoge Saribung beklimmen. Op de klimpermit staat mijn naam als expeditieleider. Voordat ik met mijn mannengroep naar het aan Tibet grenzende Mustang vertrek, maak ik een wandeling naar het heiligdom Muktinath. Ik was daar al eerder samen met mijn moeder Isolde in het jaar dat ik de twee belangrijkste mannen uit mijn leven verloor. Mijn levenspartner Hans stierf begin 2000 na ziekte en enkele maanden later overleed mijn vader plotseling. Ik nam Isolde mee naar de Himalaya voor een trektocht naar Muktinath. Ik was de gids en drager. We deelden dierbare herinneringen én verdriet. Opnieuw sta ik op de plek waar ik met haar was. In die woeste bergwereld werkt mijn mobieltje als bij een wonder en ik bel in een opwelling mijn moeder. Contact. We spreken over deze speciale plek en over wat we daar deelden. Kort daarop ga ik naar de plaats Pokhara om mijn groep op te vangen. We 8
in de lengte
eten en maken ons op voor het gezamenlijke vertrek. Zover komt het niet. ’s Ochtends vroeg gaat de telefoon. Mijn zus Karen vertelt dat Isolde gestruikeld is. Ze heeft een hoge dwarslaesie en kan alleen haar hoofd en armen nog bewegen. Haar zelfstandigheid en onafhankelijkheid zijn in één klap verdwenen. Mijn klimploeg is in goede handen bij gids Dawa en ik vertrek halsoverkop naar Nederland. De specialisten hebben het leven van een, tot voor kort vitale begin-tachtiger al opgegeven. Isolde komt op een palliatieve afdeling - waar ze niet thuishoort. Geestelijk te fit en nog niet klaar voor de dood. Gelukkig kan ze in een ander verzorgingstehuis terecht tussen, zoals ze spottend zegt, allemaal grijze koppen. Op een dag heeft ze hoge koorts en praat verward. In het ziekenhuis proberen de artsen wat ze kunnen. Isolde reageert nergens op. De ziekenhuisarts zegt dat de verwachting is dat ze binnen twee uur zal overlijden. Enkele uren verstrijken en ik blijf praten en vertellen hoe blij ik met haar ben. Dan verschijnt er een glimlach rond haar mond en opent ze haar ogen. Het voelt alsof ze uit de dood is herrezen. Mijn moeder kan naar revalidatiecentrum Rijndam, waar ze leert omgaan met een rolstoelleven. ‘Het is veel erger voor jongeren die verlamd raken en nog een leven voor zich hebben. Ik heb een prachtig leven gehad en zit nu in de reservetijd.’ In Rijndam voelt ze zich op een bepaalde manier thuis, tussen mensen van allerlei leeftijden en achtergronden. Alle patiënten zijn getroffen door ziekte of een ongeluk, maar iedereen heeft toekomstverwachtingen. Isolde vindt het oefenen met apparaten leuk, een soort sportschool. Na de revalidatieperiode verhuist ze terug naar het verzorgingstehuis. Haar lichaam past daar wel, maar niet haar geest. Ze schrijft prachtige gedichten en is helder als voorheen, maar haar wereld wordt steeds kleiner en haar lijf werkt ook minder mee. Isolde besluit dat het haar tijd is en stippelt haar eigen weg uit: stoppen met eten en drinken. Karen en ik blijven in die periode dag en nacht bij haar. We slapen naast haar bed op een matras op de grond, alsof we samen kamperen, zoals vroeger. Wij halen dierbare herinneringen op en zeggen alles wat gezegd moet worden. We hebben het niet over de val of wat daarna kwam. De dagen daarop gaat het razendsnel. Binnen vijf dagen, na het stoppen met eten en drinken, overlijdt ze - driekwart jaar na haar val. Wat was ze kranig. Het is vreemd, maar ik heb een goed gevoel over hoe we het in die laatste periode samen hebben gedaan. Ik ben de volgende generatie. En nu ga ik deze wandelreis maken. Het is geen nieuwe start. Dat kan nooit. Ik neem mezelf en mijn geschiedenis mee, mijn ervaringen en herinneringen. Toch voelt deze tocht een beetje als een nieuwe fase. Moederloos, maar niet moedeloos. Een voornemen krijgt meer body door het uit te spreken. Het is tijd dat ik mijn plan ‘wereldkundig’ maak, ik had het zelfs niet aan Isolde verteld. Mijn alles heeft een begin
9
Winter 2017 Etappe 1: Lindesnes 0 km - Haugastøl 492 km Etappe 1: 8004 m stijgen en 7032 m dalen 11 januari - 24 februari
Lindesnes - Vigeland - Konsmo - Byremo - Kylland - Kyrkjebygda - Ljosland (2x) - Tent - Gaukhei - Øyuvsbu - Taumevatn - Heibergtunet Storevatn Kringlevatn (2x) - Gyvass - Tent - Høvatn - Vassdalstjørn (2x) - Tent - Krossvatn (3x) - Tent - Stranddalen (3x) - Vikane (2x) - Nesflaten - Røldal - Haukeliseter (2x) - Hellevasbu - Litlos - Tent - Hadlaskar - Berastøl - Garen (4x) - Tent Haugastøl
12
winter 2017
2 Op weg 0 kilometer - 11 januari 2017
‘Dit is Vidar,’ zegt de man terwijl hij kortstondig mijn kant op draait. Als zijn ogen mijn verbaasde blik vangen, gaat hij verder. ‘Vidar betekent krijger. Hij komt geheid in de statistieken, windkracht elf. Vorig jaar kregen slechts twee stormen een naam, net zoals bij tropische cyclonen. Ze mogen niet naar publieke figuren vernoemd worden. Dus geen orkaan Harald of windhoos Erna, zolang onze huidige koning of premier aan de macht is.’ De ruitenwissers maken overuren en met moeite houdt de chauffeur zijn taxibusje in toom. Ik ben onderweg naar de vuurtoren van Lindesnes. De weg ernaartoe voert over een landtong die als een wijsvinger de zee in priemt, het vuurtorencomplex ligt op de nagel. Groene naaldbomen schuiven langs, geen sneeuw te zien. Wel witgeverfde houten huizen. De taxichauffeur vindt in mij een gewillig oor. ‘Tot ver in de negentiende eeuw konden alleen gefortuneerde families zich dure witte verf permitteren. De minder gelukkigen pleisterden slechts de voorzijde van hun bezit blank. Toen later de op zink gebaseerde verf goedkoper werd, wilde iedereen meteen een sneeuwwitte woning.’ Sneeuwwit … het woord echoot in mijn oren. Dat is wat ik hier in januari hoopte te vinden. Toch ben ik voorbereid op de mogelijkheid dat tijdens de eerste week de sneeuw nog ontbreekt: Kees ligt als een kevertje op zijn rug in de bagageruimte, met vier wielen als pootjes omhoog. De taxi stopt op een uitgestorven parkeerplaats bedekt met zeeschuim uit de Noordzee en het Skagerrak, die elkaar hier ontmoeten en onstuimig begroeten. ‘Je bent niet de eerste die ik hier afzet en niet iedereen bereikt de eindstreep. Goeie reis en sterkte,’ zijn de bemoedigende afscheidswoorden van de op weg
13
bestuurder. Vidar rukt, duwt en trekt. Hoe zet ik in de striemende regen met orkaankrachtwind mijn tent op? De enige bemande vuurtoren in het land blijkt Lindesnes te zijn. Vroeger woonden hier drie families. Nu is er slechts een wisseldienst, bij toerbeurt houden twee mannen de wacht. Ik mag op de zolder van het huis van de vuurtorenwachters slapen. Kees staat in de kelder, morgen gaan zijn wielen draaien. De tussengelegen etage is het rijk van de torenwachters. Kjell Olsen heeft dienst. De naam Lindesnes komt uit het oud-Noors en betekent: waar het land in de zee zinkt. Met dit stormweer lijkt het omgekeerd, alsof zeewater het vasteland probeert te veroveren. Tussen de buien door verken ik de omgeving en speel op de rotsklif een spel met de wind door als een plank schuin tegen de luchtstromen in te hangen. Zelfs vijftig meter boven de golven voel ik zoute druppels in mijn gezicht. Dit is geen plaats om lang te vertoeven. Ik ben geen waterrat, maar heb landbenen. In het vuurtorenhuis nodigt Kjell me aan zijn keukentafel uit voor thee en geeft hij een inkijk in zijn leven. Hij observeert het weer voor het Meteorologisch Instituut en noteert zaken als de zeewatertemperatuur en hoeveel neerslag er valt. Het dagelijks buiten zijn tekende rimpels rond zijn ogen. Voor me zit een jaargenoot, een gespierde man met een roodbruine baard waar zilveren haren doorheen schemeren. ‘De weersomstandigheden zijn extreem,’ zegt hij en reikt een mok aan. Ook zonder officiële weerobservaties en metingen kan ik dat voelen. ‘De combinatie van een lagedruksysteem en volle maan zorgt voor uitzonderlijke waterstanden, die eens in de twintig jaar voorkomen.’ Mijn gastheer maakte al menig beestenweer mee. Hij is in de buurt geboren en werkt hier sinds 1999. Voorheen was Kjell loodgieter en een tijd chauffeur. Nu is hij veertien dagen thuis bij zijn vrouw op de boerderij en twee weken hier, in een wisseldienst met collega Rolf Dybvik. ‘Geen dag hetzelfde,’ vertelt Kjell, terwijl hij verse wafels bakt. ‘Vuurtorenwachters moeten van alle markten thuis zijn en alles kunnen repareren, maar ook ehbo in de vingers hebben. In de zomer krioelt het hier van de dagjesmensen, dagelijks wel twaalfhonderd betalende bezoekers.’ Die gasten mogen niet bij het ‘heiligste der heiligste’ komen: de vuurtorenlamp. Het juweel in de kroon. Ik heb geluk, we lopen even later in het donker naar de punt van de rots. Kjell opent met een sleutel de vuurtoren en via roodgeverfde traptreden bereiken we de verdieping, waar normaal alleen Kjell of Rolf de scepter zwaait. De lamp van geslepen glas draait rond. Elke twintig seconden blinkt wit licht. ‘Deze fresnellens is ruim anderhalve eeuw geleden in Parijs gemaakt. Ik wil hier geen vreemden hebben, want dan komen er vingerafdrukken op het glas en die moet ik wegpoetsen.’ Terug in zijn woning toont de vuurtorenman het weerbericht: morgenoch14
winter 2017
tend gaat de storm liggen. Op zijn computer staan ook foto’s, die tonen dat de stoere Kjell een zachtere kern heeft. Hij is een verdienstelijk amateurfotograaf, die de bloemenpracht in de juiste lichtval weet te vangen. Ik zie indrukwekkende luchten tijdens ieder weertype en een zee van spiegelglad tot woest golvend. De grillen en kenmerken van alle jaargetijden zijn vastgelegd. Terwijl het houten gebouw steunt en zucht, vertelt hij over een voorganger van hem die in de golven verdween. Andreas Mølbach viel in 1780 tijdens een storm in zee en kwam niet meer boven - tot er dertig jaar geleden iets gebeurde. ‘Mijn collega Rolf deed onder aan de rotsen een bijzondere vondst. Hij had eerst geen idee dat het voorwerp waarschijnlijk het houten been was van de vuurtorenwachter, die hier ooit door de branding werd verslonden. Rolf nam het ding mee en vanaf dat moment gebeuren er vreemde dingen. Mølbach spookt nog rond.’ Ik kijk hem ongelovig aan: ‘Geloof je dat echt?’ Hoe kan ik daaraan twijfelen? Kjell en zijn compagnon hebben er al zóveel ervaringen mee. Iedere scepsis ontbreekt. ‘Mølbach is hier de baas,’ daar is mijn tafelheer van overtuigd. Net als Rolf voelt hij de aanwezigheid van zijn verre voorganger. ‘Hij is een ex-collega en wij accepteren het dat zijn geest hier is.’ ‘Voelt dat ongemakkelijk?’ ‘Helemaal niet. Als Mølbach hier niet zou zijn, is het als een boot zonder zwemvest. Zonder twijfel maakt hij deel van Lindesnes uit. Hij woont in de muren. Dat is moeilijk in woorden te vatten. Hij is onschuldig en vreedzaam, dus er valt niets te vrezen.’ Genoeg stof tot nadenken als ik naar mijn slaapkamer vertrek. Het raam naast mijn hoofdkussen rammelt in zijn sponning. Buiten wordt de hartslag van de vuurtoren vertaald in traag draaiende lichtbundels, die de glimmende gneisrotsen betasten en oplossen in duisternis. Ik heb geen last van een ronddolend spook. Enkele keren word ik wakker en het lijkt of ik plaatselijk sneeuw zie liggen. Valse hoop. Geholpen door de vuurtorenlamp laat de maan de vochtige rotsen oplichten. Krijger Vidar raast nog steeds. Mølbach houdt waarschijnlijk niet van dit weer. Door het verhaal over Mølbach heb ik even mijn oma op mijn netvlies en denk daardoor als vanzelf ook aan mijn opa en vader. Toen oma haar onderbeen kwijtraakte door een fout van een arts en zij daarna met een kunstbeen verder moest, was opa al overleden. Hij had een band met de zee, die hij door zijn huwelijk moest doorsnijden. Ik kan me niet herinneren dat hij veel vertelde over zijn leven als radiotelegrafist op de grote vaart, zoals met de ss Minerva naar New York. Die periode was immers afgesloten. Opa ruilde het zeemansleven in voor een kantoorbaan bij de gemeente Amsterdam, maar ook oma deed concessies. Ze gaf met haar jawoord haar baan op als klerk bij het bevolkingsop weg
15
9 Speelterrein van poolreizigers 363 kilometer - 14 februari 2017
Wij waren kleine avonturiers, bedwongen bergen en ontdekten arctische gebieden. Tenten bouwen in onze tuin is een van mijn vroege herinneringen. Bamboestokken aan één kant met een touw omwikkelen, de stokken aan de andere zijde spreiden in een cirkel op het gras en met wasknijpers lappen eromheen bevestigen. Klaar is de indianentipi. Of een keukentrap met een stuk stof ombouwen tot uitzichttoren. Met buurkinderen kwamen de wildste verhalen tot leven en in die gedeelde kinderfantasie verzon ik, verborgen voor anderen, een parallelle avonturenwereld. Ik durfde me nog niet kwetsbaar op te stellen door mijn binnenkant te tonen. Dat kwam veel later. De basis voor mijn bergreizen werd in mijn jeugd gelegd, tijdens onze zeven weken durende kampeervakanties. Ik was acht jaar toen ik voor het eerst in Noorwegen kwam. In het fotoboek dat Isolde in 1965 maakte - en dat ik voorafgaand aan mijn huidige winterreis bekeek - herken ik elementen die nog steeds mijn leven kruiden en die me maken tot wie ik nu ben. Hoe leer je wat je mooi vindt? Krijg je dat van huis uit mee? Ik verbeeld me dat mijn bergenliefde een resonantie is van die prille gevoelens en ervaringen, en dat die affectie in mijn latere bergtochten is gegroeid. Ik weet nog goed hoe we in Hirtshals in een loeiende storm met stormlijnen slechts één van onze twee tenten opzetten. Dat werd slapen als sardientjes in een blik. Allerlei bungalowtenten om ons heen vlogen de lucht in. Karen en ik beklommen in dat natuurgeweld bergen. De zandduinen achter onze kampplek bliezen we in gedachten op tot steile sneeuwhellingen. Omhoog en lachend via rul zand naar beneden roetsjend. Echte bergwandelingen maakten we in gebieden zoals Jötunheimen en de Hardangervidda. Waar het steil of gevaarlijk was, bond Jan ons aan een bergtouw, zo wandelden we over een smalle rotsband boven de Jostedalsbreen en keken neer op geheimzinnige gletsjerspleten. Bij onze tenten, naast een vuurtje tegen de muggen, wachtten we tot de laatste zonnestralen bergtoppen beschenen. We ritsten daarna snel de tentjes dicht tegen de zoemende plaaggeesten. Toen ik het fotoboek bekeek, werd ik opnieuw een klein meisje en probeerde Jan mijn zusje en mij te leren hoe je platte keien kan laten kaatsen op een 60
winter 2017
fjord. We damden riviertjes af, zodat ministuwmeren ontstonden. Er verrezen met takken gebouwde bruggen en trollenhuizen. Ik verzamelde kleurige stenen. Op het hoogste punt van een pas vlogen sneeuwballen over en weer. Karen en ik balanceerden op omgehakte boomstammen en deden alsof we ravijnen overstaken. We speelden trektochtje, vermeldt Isoldes handschrift naast de foto’s. Op wat voor manier wij die trektocht vormgaven, beschrijft het fotoboek niet. Zelfs thuis speelden we dat we bergbeklimmers waren. De trap naar de eerste verdieping had houten spijltjes en aan de buitenkant konden we hangend aan de trapreling - voorzichtig onze voeten stap voor stap tussen de spijlen hoger zettend - ons indenken dat we boven een afgrond hingen. Karen volgde mij, haar twee en een half jaar oudere expeditieleider, trouw. Flarden van het leven, brokjes herinnering gevormd door foto’s, ik voeg ze samen tot een verhaal dat een beeld geeft van wie ik ben. Veel is vergeten en als ik zelf al niet kan onthouden wie ik was, kan een ander dan zien wie ik ben? Tijdens mijn planning schatte ik in dat de oversteek van Hardangervidda hartje winter de moeizaamste en hachelijkste klus zou worden van mijn hele reis. ‘Echte helden’ hadden zich er al op stukgebeten. Befaamde poolvorsers, zoals Fridtjof Nansen, Ernest Shackleton en Roald Amundsen, trainden hier voor hun epische expedities, want dit berggebied evenaart ’s winters de arctische omstandigheden van de Poolstreken. Roald Amundsen probeerde in januari 1896 op ski’s de Hardangervidda over te steken. De extreme condities kostten de toen drieëntwintigjarige man bijna het leven. Samen met zijn twee jaar oudere broer Leon raakte hij tijdens noodweer gedesoriënteerd en zij besloten om te bivakkeren. Ze groeven twee speelterrein van poolreizigers
61
sneeuwholen naast elkaar en kropen rillend in hun van rendiervachten gemaakte slaapzakken. Het was het jaargetijde waarin sneeuwstormen, duisternis en bijtende kou samenspannen en reizigers kunnen doden. Ze waren al weken onderweg en verzwakt. Hun brander was bezweken en er restte slechts voor enkele dagen voedsel. De nacht bracht verse sneeuw. Het condensvocht van hun ademhaling sloeg als ijs neer tegen de wanden van hun onderkomen en door het gewicht van de groeiende sneeuwdeken werden ze bijna levend begraven. Toen de dag zich aankondigde kon de door ijs omringde Roald zich niet bewegen. Leon wist met moeite uit het sneeuwdek te ontsnappen en redde na ruim een uur graven ook het leven van zijn jongere broer. Ze wisten de Hardangervidda te ontvluchten en meer dood dan levend bereikten ze enkele blokhutten, waar een boer zich over hen ontfermde. Het was Roalds tweede poging om het grootste bergplateau van Noord-Europa in de winter over te steken. Zijn eerste tocht eindigde ook bijna in een noodlottig bivak bij temperaturen van veertig graden onder nul. De ontdekkingsreiziger zei later wrang over zijn ski-traversen: ‘Het was net zo inspannend en gevaarlijk als elk van mijn volgende reizen. [...] De training bleek zwaarder dan de ervaring waar het een voorbereiding voor was, en het beëindigde bijna een carrière voordat hij begon.’ De mislukte doorsteek zette Roald op het pad van trainen, onderzoek en exploratie - dat uiteindelijk tot zijn historische verovering van de geografische Zuidpool leidde. De fouten, voortkomend uit een slechte uitrusting, onwetendheid en jeugdige overmoed, zou hij in het vervolg niet meer maken. Op 14 december 1911 bereikte Roald, als leider van een team Noren gekleed als Inuits en begeleid door ruim vijftig sledehonden, als eerste de Zuidpool en hij keerde met al zijn mannen veilig terug. Dat geluk viel de drieënveertigjarige Robert Falcon Scott niet ten deel. De Britse marineofficier en ontdekkingsreiziger bereikte een maand na de Noren het begeerde doel en Scott kwam met zijn metgezellen om het leven. De Britten verloren hun race tegen de klok en stierven de hongerdood. Bij Haukeliseter, waar ik nu met Kees aan de oversteek van de Hardangervidda begin, hield ik ooit voor het eerst een camera vast. In het reisverslag zag ik het resultaat. Isolde schreef ernaast: ‘Eerste foto van Myra en de eerste sneeuw.’ Ik legde Karen vast, op witte rubberlaarsjes hurkend in de sneeuw, terwijl ze vol overgave een sneeuwbal maakt. Jan stond erbij en keek ernaar, met ontbloot bovenlijf en in zijn mond een onafscheidelijk sjekkie. We waren zeker niet de enige toeristen, maar de Hardangervidda trok destijds nog geen drommen buitenliefhebbers. De volgende keer dat ik op het plateau kwam, was slechts enkele jaren geleden rond Pasen. In de tijd van de kvisteruter, de tijdelijke door de dnt met twijgen uitgezette skiroutes. Ik volgde sporen van voorgangers. De berghutten waren bemand en ’s avonds bereidde een huttenkok voedzame maaltijden. Nu, hartje winter, zijn het rond Haukeliseter vooral mensen die een week62
winter 2017
end komen skiën. Ze maken dagtochten en trekken niet ver de bergen in. Verder op de hoogvlakte is het vrijwel uitgestorven, want wat zoeken stervelingen in onherbergzame streken waar sneeuwstormen kunnen razen? Toch is er een selecte groep enthousiastelingen die zich hier wel waagt. Amundsens tocht is de inspiratiebron voor ’s werelds zwaarste expeditiewedstrijd, die eind februari/begin maart de toenmalige route van de poolheld volgt. Ik ben vroeger in het seizoen. Extreemskiërs en poolhelden hebben in Noorwegen een hogere status dan voetballers. Ik spreek een crack, de afgetrainde fysiotherapeut Harvor Wang. Hij is een kampioen. Met zijn team behaalde hij een gedeelde eerste plaats en ook in de individuele categorie eindigde hij meermaals in de hogere regionen. De slee met inhoud, die de sporters trekken, moet minimaal veertig kilo wegen - zowel bij de aankomst als bij de finish. Harvors recordtijd was honderd kilometer afleggen binnen een etmaal. Mijn inspanningen zijn een flauw aftreksel van zijn krachttoeren. Harvor vindt het niet gek wat ik doe. Hij weet wat het is om een slee een helling op te sleuren en hoe de trekband om je middel voelt. Hij kent de loeiende wind onder wapperend tentdoek. De loodzware benen. Tanden op elkaar. En toch: moe maar tevreden. In het wedstrijdreglement staat een waslijst aan regels. De deelnemers moeten ervaring hebben met lange wintertochten, een tent in stormwind kunnen opzetten, overweg kunnen met gps en kompas, de juiste uitrusting meenemen, en de fysieke en psychologische uitdaging van een extreme wintertocht aankunnen. Ik hoef gelukkig niet met referenties aan te komen, met mensen die ervoor instaan dat ik voldoende ervaring heb om mijn tocht te volbrengen, én ik mag mijn eigen route kiezen. Sneeuwschoenen zijn bij de Amundsen Race overigens niet toegestaan. De eerste vijfenveertig kilometer van de wedstrijd gaan langs twee hutten die ik ook ga passeren. Daarna wijk ik af van het traject. De wedstrijddeelnemers mogen over de totale afstand maximaal tweeënzeventig uur doen. Het is fijn dat ik de factor snelheid kan uitschakelen. Wandelen kan alleen zonder haast. Het gaat mij vooral om de schoonheid - om dingen waar te nemen die je alleen ziet als je er de tijd voor neemt. Met mijn winteruitrusting ben ik op ontberingen voorbereid. Toch maakt het idee om opnieuw ongebaande paden te volgen me wat huiverig. Ben ik wel klaar voor de confrontatie met dit berggebied? Angst is geen goede raadgever, het maakt je blind, maar al snel na mijn start neemt de omgeving me op. Heet me welkom. Hoe meer stappen ik zet, hoe meer de nieuwsgierigheid het overneemt en het verlangen naar ‘verder’ groeit. Mijn kwetsbaarheid verdampt, zonder overmoedig te worden. Beweging schept orde en ook het vertrouwen groeit. Het landschap prent zich via mijn voeten in mijn lichaam. Na mijn drie weken eenzaamheid in Setesdalsheiene en Ryfylkeheiane valt dit golvende berggebied reuze mee. Toch is het ook hier zonder gps moeilijk oriënteren, omdat er geen uitgesproken toppen zijn. Ik verplaats me vooral speelterrein van poolreizigers
63
12 u
Tijdens deze etappe kom ik geen mens tegen. Alleen een kudde rendieren kijkt hoe ik me voortbeweeg, tot angst hun nieuwsgierigheid overneemt en de groep in volle vaart een andere richting uit snelt. Het zijn uitgesproken kuddedieren en dat zorgde een half jaar geleden op de Hardangervidda voor een massaslachting. Ruim driehonderd wilde rendieren werden tijdens een zomerstorm door een blikseminslag getroffen. Bij slecht weer zoeken ze dekking bij elkaar en dat werd hun dood. De elektrische stroom ging waarschijnlijk via een poot het lijf in en door de andere poten het lichaam uit, wat een hartstilstand veroorzaakte. De vrijgegeven beelden toonden een luguber slagveld vol karkassen. Het komt vaker voor dat wilde dieren omkomen door bliksem, maar ongebruikelijk dat zoveel beesten tegelijkertijd het loodje legden. Ik heb geen warme vacht zoals de rendieren. De rits van mijn superdure jas gaat kapot. Het irriteert me. Iets wat als expeditiejas aangeprezen wordt, 64
winter 2017
winter
1. Kungsleden - bevroren beek onderweg naar Tsielekjåkkstugan (p. 249)
op ski’s met stijgvellen en af en toe vragen de condities om sneeuwschoenen. Het is overwegend zonnig en windstil. Zo wil ik het hebben. Een dunne sneeuwlaag, soms verijsd. Slechts het geluid van mijn stappen en Kees - glijden, schuiven, schuren. Wanneer ik stop voor een rust is het doodstil. Wat ben ik blij dat ik aan deze route over het plateau ben begonnen! Hardangervidda zou onvoorspelbaar, ontembaar en ongenaakbaar zijn. Tot nog toe vind ik het hier vooral wonderschoon, imposant en weids. De thermometer geeft min eenentwintig graden aan, zonder wind een perfecte temperatuur. Het leven is mooi. Het nationale park is een restant van een gebergte dat tijdens de ijstijden in het pleistoceen werd afgesleten. De schavende, en rotsen verpulverende, gletsjers gaven het zijn huidige vorm, met uitgestrekte geaccidenteerde hoogvlaktes, ontelbare meren en aan de randen hogere bergtoppen. Een vrijwel onveranderd landschap sinds de eerste jagers en verzamelaars hier in de steentijd op rendieren jaagden. In de eerste berghut pak ik het huttenleven weer op, alsof er geen asfalt is geweest. Het is simpel en overzichtelijk. Hout in de kachel, sneeuwsmelten, eten, via mijn dagboek stilstaan bij mijn vooruitgang, en vroeg naar bed. De tweede hut, Litlos, is in de zomer een bediende hut. Helaas gaat het zelfvoorzieningsgedeelte pas eind februari open. Alles zit op slot en er is zelfs geen extra hutje voor winterklanten. Slechts één deurklink van het gebouwencomplex geeft mee en die leidt naar de wc’s. Het is een batterij deuren op een rij met daarvoor een gang waar ik kan koken en slapen. Ik kom hier niet om te overwinnen. Omdat ik thuis ben in de kou, kan ik van het landschap genieten. Zelfs een tentnacht wordt een bijzondere ervaring. De sneeuw is keihard, daarom kies ik als kampplaats een hooggelegen mossig steenveld naast een steenman van de zomerroute. Ook daar kan ik geen haringen kwijt, want onder het mos ligt vast gesteente. Daarom veranker ik de tent met losse keien en staat hij als een huis, een sublieme slaapplek met een weids bergpanorama en enkele rotsblokken als stille buren.
alles heeft een begin
65
66
winter 2017
2. Setesdalsheiene - slee Kees en steenman als gezelschap (p. 20) 3. Ryfylkeheiane - opnieuw een ijsworsteling (p. 54)
winter
alles heeft een begin
67
68
winter 2017
4. Setesdalsheiene - tentnacht 2,5 km voor Krossvatn (p. 30) 5. Kungsleden - kamp tussen Stora Sjรถfallet en Teusajaurestugorna (p. 215)
winter
alles heeft een begin
69
70
winter 2017
6. Setesdalsheiene - met de slee laveren tussen met korstmossen bedekte stenen (p. 29) 7. Sylarna - schrap zetten om niet omvergeblazen te worden (p. 136)
winter
alles heeft een begin
71
72
winter 2017
8. Ryfylkeheiane - onbemande winterhut bij Stranddalen (p. 52) 9. Sylarna - noodhut Ekorrdรถren, meer dak dan muur (p. 136)
winter
alles heeft een begin
73