Industrieel wonen en werken

Page 1



industrieel werken en wonen transformaties en hergebruik in Eindhoven Jan Wierts



Inhoud

Woord vooraf 7 Inleiding 9 Acht eeuwen handel, nijverheid en industrie 10 Hoedenfabricage 11 Textielindustrie 13 Leerindustrie 16 Tabak- en sigarenindustrie 17 Luciferindustrie 23 Houtindustrie 24 Energievoorzieningen 25 Zuivelindustrie 28 Bierbrouwerijen 31 Gloeilampenindustrie 33 Zo woonden de fabrikanten in het begin van het industriĂŤle tijdperk 43 Broodfabrieken 52 Auto-industrie 53 Metaalindustrie Hallenweg 54 Installatie-industrie 55 Transport 56 Van verboden stad naar creatief en cultureel hart 59 Van toelevering naar creatieve maakcampus 79 Van gesloten industrieterrein naar woonwijk 81 Elektronica-industrie 86 Maatschappelijke invloeden van een industrieel tijdperk 87 Culturele monumenten van het industriĂŤle tijdperk 111 Verantwoording en verklaring noten 120

5


8


Inleiding

De jaren zeventig van de vorige eeuw waren een pioniersperiode voor het hergebruik van oude fabrieken met grote ruimtes, vaak uitgevoerd in “ongepolijste” architectuur. Voor Nederlandse begrippen betreft het voornamelijk gebouwen en complexen die dateren uit het laatste kwart van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw en die niet meer als fabrieken in gebruik zijn. Inmiddels is er sprake van industrieel erfgoed en is hergebruik een algemene ruimtelijke opdracht geworden. Het is een ‘trend’ in de stedelijke ontwikkeling die van grote invloed is op de bouwpraktijk. Ook in Eindhoven is deze trend waar te nemen. Er is geen eenduidige definitie voor de term industrieel erfgoed. De periode van 1860 tot 1965 was van grote industriële betekenis. Tot het industriële erfgoed behoren allereerst de fabrieken en fabriekscomplexen waar grondstoffen en half- of eindproducten werden samengesteld. Andere belangrijke onderdelen van het industriële erfgoed zijn weg- en waterbouwkundige werken, nutsbedrijven en werken in de transportsector. Eindhoven heeft een bijzondere industriële ontwikkeling doorgemaakt. Deze heeft de basis gelegd voor de kenniseconomie die de stad en de regio nu kenmerkt. Bekende voorbeelden zijn onder meer de High Tech Campus en ASML. De geschiedenis zet zich voort in de gebouwen die een nieuwe bestemming hebben gekregen en in de pioniersmentaliteit die zich nu manifesteert op het gebied van technologie, design en kennis. Het meest bekende voorbeeld van industrieel erfgoed in Eindhoven is het voormalige Philips complex “Strijp-S”. Dit industriecomplex had voor Nederlandse begrippen een ongekende omvang. Van de ongeveer 70 gebouwen die er stonden in de hoogtijdagen zijn er momenteel nog 15 in gebruik met ieder een eigen bestemming. De ontstane lege plekken zijn of worden nog opgevuld met voornamelijk appartementen. Op dit voormalige industriecomplex is een nieuw gebied ontstaan met een geheel eigen dynamiek. Ook over de stad verspreid, bevindt zich erfgoed dat wellicht niet altijd als zodanig herkend wordt. Meer dan tien van de in stand gebleven industriële gebouwen hebben de status rijksmonument gekregen. Het industriële erfgoed gaat niet alleen over stenen en beton. De toenmalige industriële periode heeft ook op sociaal en cultureel gebied een ‘erfenis’ opgeleverd die van groot maatschappelijk belang is. Dat veel van de industriële gebouwen er nog zijn, is mede te danken aan de inspanningen van de vrijwilligers van de Henri van Abbe Stichting.

9


Acht eeuwen handel, nijverheid en industrie

Hertog Hendrik I van Brabant moet bijna achthonderd jaar geleden een vooruitziende blik hebben gehad. Hij zag de gunstige ligging van Eindhoven op het knooppunt van handelswegen. Dit was ontstaan door de toenemende handel en nijverheid in de dertiende eeuw, waarbij Eindhoven werd aangedaan als pleisterplaats. Het ‘stadje’ lag op de handelswegen van Antwerpen naar het Duitse rijk en van ‘s-Hertogenbosch naar Luik. Het stratenpatroon van toen is nog herkenbaar in de stad, zoals de Boschdijk, de Rechtestraat en de Aalsterweg. Hendrik had het gebied rond Eindhoven in 1203 verworven en hij breidde zijn hertogelijke macht uit door er handel en nijverheid te bevorderen. Eindhoven kreeg hiertoe in 1232 stadsrechten toegekend. De stad kon elke week één dag een markt houden voor de Eindhovenaren en de mensen uit de omgeving. De inwoners leefden voornamelijk van handel en ambacht. De dienstverlening, in de vorm van herbergen, voor voorbij trekkende handelslieden bracht ongetwijfeld ook geld in het laatje. De nijverheid was waarschijnlijk beperkt tot het verwerken van veeteeltproducten, zoals spinnen van vlas en wol, het weven van wollen en linnen stoffen en leerlooien langs het water. Aan het einde van de achttiende eeuw kwam de industrie op gang. Een van de eerste fabrikanten was Joh. Theodorus Smits uit Dommelen. Hij kocht samen met zijn zwager in 1779 landgoed “Het Paradijs”, op de plaats van het huidige “Groot Paradijs” en het stadhuis. Ze gingen er spinnen, garens verven en bundelen. De gunstige ligging aan de Dommel hielp mee, als krachtbron voor de watermolens, om mechanisatie van de productie tot stand te brengen. Een tweede gunstige factor voor de industriële ontwikkeling van de stad was het loonniveau van de fabriekswerkers. Zuidoost-Brabant en ook Eindhoven kenden veel armoede. Dat maakte de arbeid goedkoop en daardoor was het aantrekkelijk voor fabrikanten om zich hier te vestigen. Ook de verbetering van de infrastructuur in de negentiende eeuw maakte het mogelijk dat de industrie zich verder kon ontwikkelen. Lokale bestrate wegen, waterwegen (Eindhovensch Kanaal), maar ook spoorwegen, de lijn naar Boxtel richting Tilburg en later Den Bosch waren noodzakelijke vervoersfaciliteiten om de industrieproducten te vervoeren.

10

Knooppunt van handelswegen.

Naast de textielindustrie ontwikkelde zich de sigarenindustrie en de lucifer- en sigarenkistenindustrie. Er waren al leerlooierijen en hoedenfabrieken. De vestiging van de gloeilampenindustrie eind negentiende eeuw en de auto-industrie in de twintigste eeuw brachten een enorme expansie teweeg.


Hoedenfabricage

Een industrietak die in Eindhoven reeds lang bestond, was de hoedenindustrie. Vanaf omstreeks het jaar 1500 werden vilten hoeden vervaardigd en in het begin van de negentiende eeuw was de hoedenfabricage, na de textielindustrie, de belangrijkste nijverheid van Eindhoven. De hoeden werden vervaardigd in kleinschalige, ambachtelijke ateliers. De vilten hoed raakte uit de mode, onder meer omdat de zogenaamde “lagere” klasse petten ging dragen. Hierdoor kwam er een inzinking in deze bedrijfstak. In 1814 werden 22.000 hoeden vervaardigd, in vergelijking met 31.000 hoeden in geheel NoordBrabant. In 1816 telde Eindhoven 20 bedrijfjes met in totaal 175 werknemers. In 1810 ontstond concurrentie vanuit Frankrijk en België als gevolg van het vervallen van de grenzen door de annexatie van het koninkrijk Holland door Napoleon. Omstreeks 1830 werd daarom begonnen met een nieuw product: de zijden hoed, die weldra een icoon van de deftige burger zou worden. Rond deze tijd bestonden er ongeveer tien hoedenfabrieken in Eindhoven. In 1859 werden er 15.000 vilten en zijden hoeden uitgevoerd naar België. In 1888 waren er nog 3 fabrieken met in totaal 42 werklieden. In het begin van de twintigste eeuw werden er nog nauwelijks vilten hoeden gemaakt. Tenslotte bleven vrijwel alleen de hoge hoeden over. In september 1944 waren er nog drie hogehoedenfabrieken, waarvan Wed. C. Spoorenberg & Zn dat jaar de poort sloot, omdat er geen contact meer was met klanten in het nog niet bevrijde deel van het land. Het bedrijf bleef echter bij het Handelsregister ingeschreven en werd in 1949 doorgestart als N.V. Jan Spoorenberg. Een aantal jaren later zou dit bedrijf de hoge hoed leveren die president John F. Kennedy droeg bij zijn inauguratie. Aan het eind van 1974 sloot het bedrijf zijn poort. Ook de twee andere Eindhovense fabrieken waren intussen gestopt.

Hoedenfabriek Wed. C. Spoorenberg & Zn. in 1935 aan de Emmasingel.

11


De voorgevel van de voormalige textielfabriek van Van den Briel & Verster.

12


Textielindustrie

De textielindustrie heeft eeuwenlang een belangrijke rol gespeeld in Eindhoven. Zij ontwikkelde zich gedurende de negentiende eeuw geleidelijk van huisnijverheid tot een gemechaniseerde industrie. Een van de eerste fabrikanten was J.T. Smits. Hij kocht in 1812 de Stratumse watermolen en bouwde ernaast een nieuwe fabriek “Den Bouw”, op de plek van het huidige stadhuis. Nadat het bedrijf in 1847 was geliquideerd, begon zijn zoon jhr. mr. Th. G.H. Smits van Eckart en diens zwager jhr. mr. E.J.C.M. de Kuyper er opnieuw. Toen de fabriek in 1896 geheel afbrandde betekende dit het einde van het bedrijf. Op de industrieroute langs de Dommel zijn verwijzingen te zien naar de fabriek en de watermolen. De Bouwstraat en de Molenstraat herinneren ook nog aan die tijd.

Aan de Dommelstraat staan herinneringen aan Van den Briel en Verster, ofwel de Eindhovensche Damast- Linnen- & Pellenfabriek. Ze werd opgericht in 1847 als Linnenfabriek C. van den Briel. Later werd ze samengevoegd met Verster en in 1963 met Van Dissel. Het bedrijf kreeg in 1896 het recht om het wapen van de Koningin-regentes Emma te voeren en in 1906 dat van koningin Wilhelmina. Het was de zevende Eindhovense onderneming die het recht kreeg om zo’n wapen te voeren. Enkele jaren na de samenvoeging is het bedrijf opgeheven. Het gebouw heeft daarna nog een tijd als mensa gediend voor de toenmalige Technische Hogeschool Eindhoven. Vervolgens werd het in 1971 gekraakt door jongeren die er Open Jongerencentrum Para+ in vestigden, de voorloper van Poppodium De Effenaar. In 2005 werd een nieuw gebouw De Effenaar geopend. Daartoe werd de fabriek in 2002 vrijwel geheel gesloopt en is alleen de voorgevel blijven bestaan. Achter deze gevel bevindt zich een openluchtpodium. Het witte spoelhuis naast de rivier de Dommel heeft nu nog een functie als ‘Inkijkmuseum’. De juiste benaming was overigens schuiten- en spoelhuis. De schuiten konden met hun producten onder een deel van het huis varen.

Briefhoofd van Van den Briel & Verster.

Weefmachines in bedrijf.

Het voormalig spoelhuis is nu een ‘Inkijkmuseum’.

13


De woning van de voormalige luciferfabriek van Mennen & Keunen in de Bergstraat.

22


Luciferindustrie De fabriek van Mennen & Keunen in de Bergstraat. Het pand met de poort, links op de afbeelding, bestaat nog steeds en is in gebruik als woning, zoals op de foto op de pagina links te zien is.

Eindhoven heeft een belangrijke rol gespeeld in de Nederlandse luciferindustrie. De stad was een gunstige vestigingsplaats voor de luciferfabricage vanwege de aanwezigheid van de Canadese populier in het Dommeldal. Ook de goede spoorwegverbindingen met het zuiden en het noorden waren van groot belang. Bij deze industrietak speelde eveneens het goedkope arbeidspotentieel een belangrijke rol. Het handmatig uitgevoerde productieproces was zeer eenvoudig en vereiste weinig vakkennis. Aanvankelijk gebeurde nog een deel van de arbeid in de vorm van huisnijverheid. Het duurde tot aan het begin van de twintigste eeuw voordat de mechanisatie op gang kwam.

De voormalige fabriek van Vissers in 1890 achter het toenmalige kerkhof, gezien vanaf de Raiffeisenstraat.

Mennen & Keunen was de eerste grote luciferfabriek in Nederland en werd opgericht door de bankier Christiaan Mennen en zijn zwager Everardus Keunen. Ze startten in 1870 aan de Bergstraat. Het luciferbedrijf van Vissers, Langemeyer & Co werd in 1880 opgericht en in 1882 werd de fabriek gebouwd. Het bedrijf werd al in 1884 overgenomen door Mennen & Keunen. Van 1907 tot 1916 was het gebouw in gebruik bij sigarenfabrikant Meijer Blomhof. In 1916 kocht garagebedrijf Van der MeulenAnsems, gevestigd in Helmond, het gebouw. Hij breidde het uit en creëerde voor die tijd de grootste garage uit de verre omtrek. Sinds 2007 staat het gebouw leeg en wacht het op een nieuwe bestemming.

De zijgevel van de fabriek vanaf de Raiffeisenstraat gezien.

De sierlijke ijzerconstructie ondersteunt het dak.

De achterzijde van de voormalige luciferfabriek van Vissers, Langemeyer & Co. Links en bovenaan op de afbeelding het door Van der Meulen-Ansems aangebouwde deel t.b.v. de garage.

23


Houtindustrie

Een van de oudste voorbeelden van de mechanische houtverwerkende industrie in Eindhoven is ‘Stoomtimmerfabriek de Rietvink’ aan het Eindhovensch Kanaal. Zij was in 1874 opgericht door Van Dijck. In 1938 ging de fabriek verloren als gevolg van een hevige brand. Een meer bekende onderneming in Eindhoven was ‘Houtindustrie Picus’. Deze werd in 1883 opgericht door de uit Duitsland afkomstige J. Brüning. Vader en zoon richtten zich aanvankelijk op het produceren van sigarenkisten voor de sigarenindustrie. Vanaf 1930 werd als eerste en lange tijd als enige in Nederland triplex en multiplex geproduceerd. Later werd daar spaanplaat en meubels aan toegevoegd. Na 110 jaar heeft de fabriek in 1993 het faillissement aangevraagd. Het grote Picusterrein werd in de loop van 2006-2007 herontwikkeld voor woningbouw. Nu herinneren nog de straatnaam Picushof en de kantoorvilla aan de Tongelresestraat aan deze periode. De fabriek van Houtindustrie Picus in hoogtijdagen.

De kantoorvilla van Picus is gerestaureerd en heeft de status van gemeentelijk monument gekregen. Links: de ingang van het voormalige kantoorpand.

24


Energievoorzieningen

Tot aan het fossiele brandstoftijdperk waren natuurlijke krachtbonnen de belangrijkste energiebronnen voor gemechaniseerde werkzaamheden. EĂŠn daarvan is de Stratumse watermolen die Smits gebruikte om de spinmachines aan te drijven. De molen stond aan de Dommel waar nu het Van Abbemuseum staat en werd in 1932 gesloopt. De Woenselse watermolen werd voornamelijk voor het malen van graan gebruikt, maar heeft ook korte tijd voor de textielindustrie gedraaid. De Woenselse watermolen is in 1956 gesloopt. Hij stond iets ten noorden van de plek waar nu het auditorium van de universiteit staat. Een herinnering in de vorm van een half schoepenrad staat in het plantsoen van de John F. Kennedylaan. In 1858 kwam in Eindhoven de eerste gemeentelijke energievoorziening tot stand. Het was een particuliere gasfabriek van Drossaerts & Loeff, die aan de Paradijslaan stond. De gemeente nam het particuliere bedrijf in 1898 over en opende in 1900 een nieuwe gasfabriek aan de kop van het Eindhovensch Kanaal en de Nachtegaallaan. In 1911 konden bedrijven in de omgeving elektriciteit betrekken van de Peelcentrale. Het gas werd gemaakt door destillatie van vetkool. Toen in 1930 de vraag naar gas de productiecapaciteit oversteeg, werd besloten om gebruik te maken van mijngas. Dat gas werd vanaf de Staatsmijnen in Limburg door buizen naar Eindhoven geperst. In 1989 werden de nutsbedrijven samengevoegd tot NRE, Nutsbedrijven Regio Eindhoven.

De Stratumse watermolen.

De Woenselse watermolen en de herinnering hieraan in de vorm van een half molenrad op de foto ernaast.

Boven: de situatie van de gasfabriek in 1928. Rechts: de situatie in 2014.

25


Linksboven: de gasfabriek in 2017. Rechtsboven: de machinekamer. Midden: de voormalige showroom van NRE aan de Nachtegaallaan wordt verbouwd tot appartementengebouw. Linksonder: het gebouw van ‘NUL ZES’wordt gebruikt door een collectief van creatieve mensen. Pagina rechts. Boven: ‘Fifth’. Midden links: De Velosoof, was kantine en fietsenopslag en is nu een horecagelegenheid. Midden rechts: De Peelcentrale in afwachting van renovatie. De NV Peelcentrale uit ’s- Hertogenbosch heeft enkele jaren elektriciteit geleverd aan de fabrieken in de omgeving van het Eindhovensch Kanaal. Toen de NV failliet ging, werd de centrale overgenomen door het gemeentelijke energiebedrijf. Rechtsonder: In het Erfgoedhuis is de gemeentelijke archeologieafdeling en de stichting ‘Eindhoven in Beeld’ gehuisvest. Er worden tevens archeologische vondsten tentoongesteld..

26


27


Het Philipsmuseum in 2017.

In 1916 werden op dit affiche de vele bewerkingsfases van een gloeilamp weergegeven. Rechts: Lampenmaaksters aan het werk.

32


Gloeilampenindustrie

In 1891 kochten Frederik en Gerard Philips (vader en zoon) voor 12.150 gulden een leegstaand fabriekje aan de Knip, later Emmasingel. Ze zouden het gaan gebruiken voor de fabricage van gloeilampen en de kooldraad die daarin zat. Ook zouden er onderzoek en productontwikkeling plaatsvinden. Het oorspronkelijke gebouw dateert uit 1870, maar door een aantal branden is alleen de schoorsteen uit die tijd overgebleven. Voordat Fredrik en Gerard Philips het kochten, hadden er een stoomspijkerfabriek en een laken- en bukskinfabriek in gezeten. Op de schoorsteen is een plaquette aangebracht van Gerard Philips van de hand van Louise Beijerman. Voormalige stoomspijkerfabriek.

Het beeld van de ‘Lampenmaakster’ staat tegenwoordig in het Philips Museum. Het werd in 1966 bij het 75-jarige jubileum door de “Philips gepensioneerden” aangeboden aan het concern. Het is gemaakt naar het eerste vrouwelijke personeelslid Lucia van Buul en ontworpen door kunstenares Jos van Riemsdijk. Het eerste fabriekje is al vele tientallen jaren niet meer als fabriek in gebruik. In de jaren rond de laatste eeuwwisseling werd het gebruikt als expositieruimte voor “Kunstlicht in de kunst”. Daarna heeft het de officiële functie van museum gekregen. Het Philips Museum werd op 5 april 2013 officieel geopend door toenmalig koningin Beatrix.

Een demonstratieruimte in het Philips Museum, ooit het eerste Philipsfabriekje aan de Emmasingel.

Het beeld van de ‘Lampenmaakster’.

33


In 2017 is de Lichttoren in gebruik als o.a. een grand cafĂŠ en talloze woningen, zogenaamde lofts.

34


De Lichttoren werd ontworpen door Dirk Roosenburg, in samenwerking met L.S.P. Scheffer. De toren en de zijvleugels werden in fases gebouwd tussen 1909 en 1921. Het gebouw is volgens de nieuwe zakelijkheid gebouwd. Deze stroming vond haar oorsprong in de jaren twintig in en rondom het Bauhaus in Duitsland. Dat is van grote betekenis geweest voor bijvoorbeeld hoogbouw van fabrieken met veel ramen aan de gevels. Voor de mensen aan de lopende band werd het wenselijk geacht dat er veel daglicht kon toetreden en dat er een goede luchtverversing was, vandaar de grote ramen en de hoge verdiepingen van 4,5 meter in dit soort gebouwen. Het gebouw werd gebruikt voor de productie van gloeilampen en onderdelen daarvan. Boven in de Lichttoren bevond zich een groot waterreservoir dat de functie van watertoren vervulde. Deze was nodig om voldoende druk te creĂŤren in de waterleiding op de hogere verdiepingen van het gebouw. Het reservoir is tijdens de renovatie van de Lichttoren verwijderd. De Lichttoren was jarenlang een blikvanger in de stad, omdat er altijd licht was. Lampen van allerlei soorten werden hier aan duurproeven onderworpen. Het geldt nog steeds als een van de iconen van de stad.

De Lichttoren in 1942 met op de voorgrond voormalig cafĂŠ de Tramhalte.

Prepareren van wolframdraden begin twintigste eeuw.

35


De Admirant huisvest nu diverse organisaties waaronder Brainport Eindhoven. Maar ook bijvoorbeeld een boekhandel, zoals de afbeelding onder laat zien.

Op de ingemetselde plaquette in de zijgevel worden acht beroepen uitgebeeld.

36


Na het tweede hoofdkantoor naast de Witte Dame, werd in 1927 er tegenover het derde hoofdkantoor gebouwd. Het werd ontworpen door Dirk Roosenburg. Het gebouw is nu bekend onder de naam “De Admirant’. In de Tweede Wereldoorlog is het geraakt door een bombardement van de geallieerden. Het is herbouwd en uitgebreid. Het

werd gefundeerd op houten palen, maar door de verlaging van de grondwaterstand werden deze aangetast door schimmels. Aanvankelijk werd dit proces beheerst door stikstofinjecties. Tijdens de laatste renovatie begin deze eeuw zijn de houten palen vervangen door betonnen palen.

Het derde hoofdkantoor van Philips in 1927.

Gebrandschilderde ramen in de trappenhal.

37


De Witte Dame in de jaren vijftig van de vorige eeuw, met op de voorgrond het tweede hoofdkantoor van Philips.

In 1932 was er een draadtrekkerij in ondergebracht, anno 2017 is er onder andere de bibliotheek en de Design Academy Eindhoven in gehuisvest.

38


De Witte Dame werd gebouwd in 1931. Het ontwerp van Dirk Roosenburg is, evenals de Lichttoren, uitgevoerd volgens de regels van de nieuwe zakelijkheid. De vier in dit hoofdstuk weergegeven gebouwen, eerste Philipsfabriek, Lichttoren, Admirant en Witte Dame, hebben op 24 juni 2002 de status gekregen van rijksmonument.

De met puntjes gemerkte gebouwen aan de Emmasingel zijn vanaf 1988 gesloopt. Rechts: de Witte Dame werd gerenoveerd door architect Bert Dirrix. Het gebouw werd op 27 mei 1998 heropend door toenmalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Jo Ritzen.

De Emmasingel in 19613. De Admirant op de voorgrond, daarachter de Witte Dame en de Lichttoren.

39


Een aantal jaren later is de linkervleugel erbij gebouwd.

De foto links toont de leerlingenwerkplaatsen en de foto rechts instrumenten leren maken.

In 1989 werd het gebouw verkocht aan het Technisch Lyceum Eindhoven (TLE). Dat werd enkele jaren later samengevoegd met het ROC dat zich weer later SUMMA college noemde. In 2018 eindigt de onderwijsfunctie van het gebouw. Het wordt dan ingericht voor bewoning.

78


Van toelevering naar creatieve maakcampus

Na de Tweede Wereldoorlog ging de uitbreidingsdrang bij Philips gestaag verder. Naast complex S werd complex T gebouwd. Er werd een nieuwe energiecentrale gebouwd, een gebouw voor productontwikkeling en een grotere golfkartonfabriek voor de verpakking van de eindproducten. Ook kwam er een glaslaboratorium voor het onderzoek naar beter glas voor de lampen, een machinefabriek en nog meer, teveel om op te noemen.

De energiecentrale was het eerste gebouw op het naoorlogse Philipscomplex Strijp-T. Het oorspronkelijke ketelhuis voor Strijp-S werd na enkele decennia te klein om de uitbreidingen van het complex te bedienen. In 1953 werd aan de overkant naast het latere ‘Strijps Bultje’ een energiecentrale gebouwd die naast complex S ook de complexen T en R moest voorzien.

De plattegrond van Strijp-T.

Een luchtfoto van omstreeks 1960 met op de voorgrond het “Gloeilampplantsoen” en direct daarachter gebouw TQ en de energiecentrale.

Het eerste energiegebouw in 1953, de uitbreidingen van 1956 en 1960 en het gebouw anno 2017 met als bewoner een designbedrijf.

79


Drie generaties: de groene biomassacentrale, de voormalige energiecentrale en de warmtekrachtcentrale.

Bijzonder is dat het voormalige energiegebouw nu geflankeerd wordt door twee eigentijdse energiecentrales. Aan de ene kant een biomassacentrale en aan de andere kant een warmtekrachtcentrale. De biomassacentrale zet de vele tonnen snoeihout van de gemeente om in warmte en de warmtekrachtcentrale benut de afvalwarmte van de elektriciteitsopwekking. Beide warmtebronnen voorzien enkele duizenden woningen in de omgeving van warmte. Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw werden veel bedrijven vervreemd van Philips. Strijp-T kreeg meer het karakter van een bedrijventerrein en de naam werd omgedoopt in ”Bedrijventerrein De Beuk”, vanwege de ligging aan de Beukenlaan. Naast een aantal bedrijven dat volop actief bleef, ontstond er ook leegstand. Een gedeelte daarvan is afgebroken. Het leegstaande energiegebouw is in het begin van deze eeuw ‘gestript’ en opnieuw ingericht voor innovatieve activiteiten. Het heeft nu de naam ‘Innovation Powerhouse’ gekregen. Het andere leegstaande gebouw TQ ondergaat momenteel een ingrijpende verbouwing. In dit gebouw werden gedurende vele decennia producten voor industriële toepassingen ontwikkeld. Bijzonder in dit gebouw is de atoombomvrije kelder. Hij is ontstaan in de tijd van de Koude Oorlog. Vanuit de centrale commandopost die er was ingericht, kon Philips in geval van nood bestuurd worden.

80

Een afgesneden navelstreng.

Het vernieuwde gebouw is, zoals zoveel industrieel erfgoed in Eindhoven, bestemd voor jonge designers die prototypen gaan maken van hun ontwerpen. De afbeelding toont de verbouwing die aan de buitenkant al vorm begint te krijgen.


Van gesloten industrieterrein naar woonwijk

Strijp-R is het naoorlogse terrein van Philips uit de jaren vijftig. Er werden op grote schaal beeldbuizen geproduceerd. Glasovens, fabriekshallen voor keramische producten en de persglasfabriek domineerden het terrein.

De uitvoering van de tekening, op de afbeelding linksonder, is nog niet helemaal verwezenlijkt. De bruine vlekken zijn de gehandhaafde gebouwen die we verderop nog tegen komen.

De foto boven en de plattegrond links tonen het terrein toen het in 1980 nog volop in bedrijf was.

81



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.