Bert Spiertz
3 Het Zwin*
Toen ik in mei 2013 op een vroege morgen met mijn zeiljachtje de sluis van Hansweert uit voer de Westerschelde op, tijdens de eerste weken van de zeiltocht die zou leiden tot mijn boek Langs de kust. De Nederlanders en de zee, had ik geen idee dat vrijwel op hetzelfde moment Bert Spiertz het plan opvatte om in spiegelbeeld te doen waar ik net aan was begonnen. Terwijl ik dat voorjaar en die zomer maandenlang langs de Nederlandse kust voer om de relatie tussen de Nederlanders en de zee te onderzoeken en te beschrijven, reisde Bert over land naar vrijwel alle kustdorpen en –steden die ik met mijn scheepje aandeed, maar dan om de kust en haar bewoners te fotograferen. Misschien had ik hem vanaf zee wel gezien met zijn camera: één van de minuscule figuurtjes op het strand of op de pier, scherp afgetekend tegen het duin of de hoge lucht. En misschien had hij wel vanaf de wal mijn scheepje voor de lens gekregen, een klein wit zeiltje, langzaam verschuivend aan de wijde horizon. Zo waren we allebei in dezelfde maanden reiziger in eigen land: ik op het water, hij op de vaste grond, en hadden we elkaar vele keren kunnen ontmoeten op de scheidslijn daartussen. Van het wonderbaarlijke toeval van die spiegelbeeldige reis werd ik me pas bewust in het najaar van 2017, toen Bert me opbelde en vertelde dat hij Langs de kust had gelezen, en talloze plekken en sfeerschetsen in het boek had herkend van de ontdekkingstocht waar hij zelf nog steeds mee bezig was. Zo ervoer ik het ook toen ik kort daarna de prachtige foto’s zag die Bert sinds het voorjaar van 2013 had gemaakt van de kust en haar bewoners: Het Zwin bij Cadzand, de zeearm die ik vanaf mijn zeiljachtje had zien liggen toen de Nederlandse kust langzaam opdoemde uit de ochtendnevel aan het begin van mijn reis. De loodsen van de reusachtige zeeschepen op de Westerschelde, die we allebei in Vlissingen hadden leren kennen. De vrijwilligers van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij waarmee Bert langs de Oosterscheldekering voer en die ik had ontmoet op de Waddenzee. De rauwe industrie van de Tweede Maasvlakte en Europoort, die ik verlicht als een feesttaart had zien verschijnen in de duisternis terwijl ik bij windkracht zes en hoge deining mijn weg moest zoeken tussen de zandbanken. De strandgangers op de boulevard van Scheveningen: de eerste plek aan de Nederlandse kust die al in de zeventiende eeuw door deftige dames en heren werd ontdekt als plek van verpozing, en in de twintigste eeuw door het massatoerisme. De donderende golven op de pier bij IJmuiden, waar wij kustbewoners ons zo graag laten geselen bij Noordwesterstorm.
On an early May morning in 2013, during the first weeks of the sailing trip that would lead to my book Along the coast. The Dutch and the sea, I navigated my sailboat out of the Hansweert locks up the Western Scheldt, oblivious to the fact that Bert Spiertz was at that moment planning a mirror image of the trip I had just started. While I had spent that spring and summer boating along the Dutch coast to research and describe the relationship between the Dutch and the sea, Bert traveled by land to nearly all the coastal villages and towns I had visited by boat, to photograph the coast and its inhabitants. Perhaps I even saw him from the water with his camera in hand: one of the miniscule figures on the beach or pier, contrasted against the dunes or sky. And maybe from the shore he even glimpsed my boat through his lens, a small white sail moving slowly across the wide horizon. And so it was that we trekked through our home country at the same time: me on the water, he on land, missing innumerable chances to convene on the border between. It wasn’t until the autumn of 2017 that I became aware of the wonderful coincidence of our mirror-imaged journeys, when Bert called me up to say he’d read Along the coast and recognized numerous spots and descriptions from the trip he was on right then. This recognition reflected my experience when I saw the gorgeous photos Bert had made of the coast and its inhabitants since the spring of 2013: Nature reserve the Zwin at Cadzand, the estuary I’d admired from my sailboat when the Dutch coast slowly rose out of the morning mist at the beginning of my trip. The maritime pilots of Westerschelde, responsible for the gigantic sea ships, who we had both first met in Vlissingen. The volunteers at the Royal Dutch Rescue Organization whom Bert passed along the Oosterscheldekering, and whom I had met on the Wadden Sea. The raw industry of Maasvlakte 2 and Europort, which I saw appear at dusk lit up like a birthday cake while I maneuvered my way between sand banks with the waves rolling high at wind speed 6. The beachgoers on the boulevard in Scheveningen: the first spot on the Dutch coast discovered as a leisure spot by the upper class as early as the 17th century, and in the 20th century marked by mass tourism. The thundering waves at the pier at IJmuiden where we coastal residents so enjoy being thrashed by northwestern storms. The Hondsbossche Zeewering dyke where dunes are raised and planted with marram grass to protect and strengthen the coast, which is even here manmade.
De Hondsbossche Zeewering, waar duinen worden opgespoten en beplant met helmgras om de zee en de wind als bondgenoot bij de kustversterking te betrekken: ook daar wordt de Nederlandse kust door mensen gemaakt. De Koninklijke Marine in Den Helder, waar ik hoog zomer pas na enig soebatten toegang kreeg tot het zwaar beveiligde marineterrein omdat iedereen op vakantie was, terwijl Bert niet lang daarna toestemming kreeg met één van de fregatten mee te varen. Het verbluffende uitzicht vanaf de Brandaris op Terschelling over het dorp aan de voet van de vuurtoren, het Groene Strand en zee rondom het eiland. Vanaf de Brandaris konden Bert en ik de hele wereld zien. De uitgestrektheid van het Wad, waar de gezichten van de stadsmensen veranderen als ze op de zandplaten lopen, helemaal alleen in de ruimte. De buitendijkse wildernis aan de Dollard waar we ons beiden op laarzen in het zuigende slik hebben begeven. En de grijze leegte aan de Eems in Noordoost-Groningen, het einde van de wereld . Wat we allebei ontdekten tijdens onze spiegelbeeldige reis, en wat ik keer op keer herkende in de glasheldere fotografie van Bert Spiertz, is hoezeer de kust in Nederland van Cadzand tot de Dollard door mensen is gemaakt Man Made Coast - maar ook hoe desolaat de kust kan zijn, en hoe eindeloos de zee.
Thijs Broer Redacteur bij Vrij Nederland en auteur van Langs de kust. De Nederlanders en de zee.
The heavily guarded Royal Navy in Den Helder, which finally granted me a visit after much begging (but not until the middle of the summer since everyone was on vacation) and then permitted Bert to ride aboard a warship not long after. The phenomenal view from the Brandaris on Terschelling of the village at the base of the lighthouse, the Green Beach and the sea surrounding the island. From the Brandaris Bert and I could see the whole world. The vast expanse of the Wad tidal flats, where city folks’ faces change when they walk on the sand banks, all alone in the great expanse. Beyond the dykes, the estuary wilderness of the Dollard where both of us had our boots sucked into the muck. And the gray emptiness of the Eems River in Northeast Groningen, the end of the world. What we both discovered during our mirrored journeys, and what I recognized again and again in Bert Spiertz’s crystal clear photography, is just how man-made the Dutch coast is, from Cadzand to the Dollard, but also how desolate the it can be, and how endless the sea.
Thijs Broer Editor of Vrij Nederland and author of Along the coast. The Dutch and the sea.
52 53
48 49 50 39 41 43
42
51
45
38 36 33
30 31 32
29 25 26 27 15
21 22 23 24 19 20
16 17 18 13 14 6 7 4 5 1 2 3
8 9 10 11 12
28
34
47
40 44 37 35
46
4-5 Cadzand Bad
6-7 Nieuwvliet
8 Breskens
9-10 Breskens
11 Breskens 2014*
12 Breskens 2018*
13-14 Loods op de Westerschelde*
15 Noordzee Steenbank*
16-17 Vlissingen
18 Vlissingen
19-20 Zoutelande
21-22 Westkapelle
23-24 Westkapelle
26 Oosterscheldekering*
27 Oosterscheldekering*
28 Neeltje Jans