Vincent's boeken

Page 1



Mariella Guzzoni

Vincent’s boeken Van Gogh en de schrijvers die hem inspireerden

met 132 illustraties



Inhoud 6 INLEIDING

18 HOOFDSTUK 1 ~ Van dominee tot schilder 34 HOOFDSTUK 2 ~ Kunst en leven

70 HOOFDSTUK 3 ~ Boerenschilder 90 HOOFDSTUK 4 ~ De Lichtstad

120 HOOFDSTUK 5 ~ In de Provence

146 HOOFDSTUK 6 ~ Vincent en de lezer 166 HOOFDSTUK 7 ~ Eens een lezer, altijd een lezer

191 EEN LEVEN TUSSEN DE BOEKEN: EEN SELECTE CHRONOLOGIE 212 EINDNOTEN 219 SELECTE BIBLIOGRAFIE 224 DANKWOORD 225 CREDITS BIJ DE AFBEELDINGEN 226 INDEX


Inleiding ‘Ik heb een min of meer onweerstaanbare passie voor boeken’

Als je de drijfveren van Vincent van Gogh (1853-1890) in één woord zou kunnen samenvatten, dan zou dat ‘passie’ zijn. In zijn korte leven werd hij als kunstenaar, maar ook als mens gedreven door een intense passie. Passie voor kunst, voor God en, niet in de laatste plaats, voor boeken. Hóe intens de passies van Vincent waren, wordt duidelijk als we daar het begrip ‘behoefte’ aan toevoegen: ‘Ik heb een min of meer onweerstaanbare passie voor boeken en ik heb de behoefte me voortdurend te vormen, te studeren zo je wilt, net zoals ik de behoefte heb om brood te eten’ [155, f - zie uitleg op pagina 17]. Hij voelde een diepe drang om te studeren, te handelen en om iets te bewerkstelligen in deze wereld; om de kunst zelf radicaal te veranderen. Vincent deed alles met diepe overtuiging. Ieder besluit was voor hem als een roeping met een duidelijke missie; het was zijn dagelijks brood. Boeken waren gedurende zijn hele leven trouwe metgezellen en speelden een belangrijke, zij het minder bekende, rol in zijn ontwikkeling als kunstenaar. Wat hij schreef en wat hij schilderde getuigen hiervan. Vincent was zestien toen hij, in juli 1869, zijn geboortehuis in het NoordBrabantse Zundert verliet om te gaan werken bij de internationale kunsthandel Goupil & Co. in Den Haag. Zijn vier jaar jongere broer Theo deed in januari 1873 hetzelfde en ging werken voor het filiaal van Goupil in Brussel. Vincent had toen al ruim drie jaar ervaring en zodra hij het nieuws vernam stuurde hij Theo meteen een bemoedigende felicitatie: ‘Het doet mij zooveel genoegen dat wij nu beiden in het zelfde vak & in de zelfde zaak zijn; wij moeten maar druk met elkaar correspondeeren’ [002, n]. Het was het begin van een levendige correspondentie tussen de broers, die zou duren tot Vincents dood achttien jaar later. Kort voor zijn twintigste verjaardag kreeg Vincent als aandachtige en harde werker promotie en in mei 1873 werd hij overgeplaatst naar de vestiging in 6


Inleiding

Stapels Franse romans Olieverf op doek 54,4 x 73,6 cm Parijs, oktober-november 1887

‘Mijn sympathieën op letterkundig zoowel als op artistiek gebied worden het sterkst getrokken tot die artisten in wie ik het meest de ziel zie werken’ Brief aan Anthon van Rappard, Den Haag, ca. 21 maart 1883 [332, n]

7


Inleiding

Londen. Zijn carrière nam hiermee een internationale wending, een gegeven dat van grote invloed zou blijken op zijn verdere ontwikkeling. Zeker toen na Londen het andere bruisende centrum van kunst en cultuur volgde: Parijs. Ruim drie jaar beoefenden de twee broers hetzelfde beroep en naarmate hun carrières zich verder ontwikkelden, spraken ze steeds zelfbewuster met elkaar over literatuur, kunst en moderne cultuur. Door zijn ervaringen bij Goupil & Co. in Den Haag, Londen en Parijs tussen 1869 en 1876, kwam Vincent al op jonge leeftijd in aanraking met Europese kunst. Hij bezocht alle musea, galerieën en tentoonstellingen die ertoe deden. De vele schilderijen, tekeningen, prenten en fotoreproducties die hij zag waren een constante bron van inspiratie. Zijn enthousiasme voor kunst in deze vroege jaren hielp Vincent bij de opbouw van een enorm mentaal archief vol kunstwerken van oude meesters en meer eigentijdse kunstenaars. Een schatkamer die hij ook tijdens zijn latere leven steeds verder zou uitbreiden.1 Hij bleek over een uitzonderlijk goed geheugen te beschikken, waarmee hij niet alleen visuele informatie opsloeg, maar ook feitenkennis die hij opdeed uit boeken over kunst. Hij kende veel kunstwerken door de prachtige en gedetailleerde beschrijvingen in de, veelal ongeïllustreerde, monografieën, biografieën en museumcatalogi die hij verslond. Ook deed hij veel kennis op uit de catalogi van Goupil, waarin de duizenden kunstwerken, prenten en reproducties die de firma bezat, stonden vermeld. Hij begon al snel prenten te verzamelen en spoorde Theo aan hetzelfde te doen. Kunst en literatuur waren voor Vincent zo al sinds zijn jonge jaren onlosmakelijk met elkaar verweven. Er zijn 820 brieven van Vincent bewaard gebleven, waarvan er 658 gericht zijn aan zijn broer Theo. Van de brieven die hij ontving zijn er nog 83 over. De totale bekende correspondentie omvat dus 903 brieven. De diep persoonlijke en zeer scherpe uiteenzettingen, waarin hij uitgebreid zijn ideeën en verwachtingen deelde, laten onmiskenbaar zien dat Vincent niet anders kon dan over kunst en het leven schrijven. Zijn teksten laten tevens zien dat hij een ontwikkelde, gulzige en nieuwsgierige lezer was. Al sinds zijn kindertijd verslond Vincent boeken in vier talen; ze werden door hem gelezen, herlezen, overpeinsd en soms deels overgeschreven. Eeuwen aan literatuur en kunst passeerden zo de revue. Ook was er geen tijdschrift over kunst of literatuur dat hij miste en de bijbel kende hij in allerlei edities en vertalingen.2 Je zou redelijkerwijs kunnen stellen dat literatuur en poëzie zijn 8


Inleiding

eerste liefdes waren en dat zijn ontwikkeling tot schilder pas later kwam. Een concreet voorbeeld hiervan zijn de vier gedichtenbundeltjes die hij al als jonge twintiger samenstelde, waarvan er twee voor Theo bestemd waren.3 De eerste keer dat hij zijn broer over een van die bundeltjes berichtte was in maart 1875: ‘Je boekje heb ik volgeschreven & ik geloof dat het goed geworden is’ [029, n]. Het was een charmante bloemlezing van stukken uit gedichten en proza die hij overschreef in de oorspronkelijke taal. Het ging daarbij met name om werk van romantische en neoromantische schrijvers als Heine, Longfellow, Goethe, Sainte-Beuve, Michelet en Souvestre. Veel van de lyrische beschrijvingen die hij selecteerde voor het 69 bladzijden tellende bundeltje zouden door de jaren heen weer opduiken in zijn schrijven en zijn kunst. De metafoor van het leven als zeereis, die hij overnam van de Franse dichter Émile Souvestre (1806-1854) is daar een goed voorbeeld van. Het intieme, meertalige boekwerkje getuigt van de grote verscheidenheid aan schrijvers die Vincent las als jonge man. Vincent was zevenentwintig toen hij besloot kunstenaar te worden, kort na een ontroerende brief waarin hij het ook weer heeft over zijn ‘onweerstaanbare passie voor boeken’ [155, n]. Tien jaar later, op het hoogtepunt van zijn artistieke productie, pleegde hij zelfmoord. Nog altijd is zijn werk een bron van inspiratie voor zowel schrijvers als kunstenaars en onderwerp van uitgebreide analyse en onderzoek. Tussen het begin van zijn werkend leven op zijn zestiende en zijn dood op zevenendertigjarige leeftijd, liggen slechts eenentwintig jaar. Wat betreft de literatuur kan deze periode grofweg in drieën gedeeld worden. In de eerste tien jaar las Vincent enorm veel, zowel professioneel als voor zijn plezier. De jaren bij Goupil (1869-1876) werden gevolgd door een periode van toenemende religieuze toewijding (1876-1879) waarin hij als evangelist aan de slag ging in de Belgische mijnstreek Borinage, tot hij zijn baan verloor. In de zomer van 1879 verhuisde hij daarom naar het mijnstadje Cuesmes, waar hij zich zoveel mogelijk afsloot van de wereld en zich een jaar lang verdiepte in nieuwe schrijvers en nieuwe ‘evangeliën’. Uiteindelijk vond hij hier, zoals later zou blijken, zijn ware bestemming nadat hij zich had gedistantieerd van wat hij was gaan zien als de hypocrisie van het kerkelijke instituut. In juni 1880 schreef hij de eerder aangehaalde brief, een van zijn meest cruciale. Daarin vertelt hij over zijn passie voor boeken en kunst: ‘de liefde voor boeken [is] even heilig als die voor Rembrandt, en ik denk zelfs dat die twee elkaar aanvullen’. Het leven was nu 9


Inleiding

Vincents tweede gedichtenbundel voor Theo van Gogh Londen, omstreeks 1875, pag. 31–32

‘Mon Dieu, protégez-moi, mon navire est si petit et votre mer si grande’ (O God, bescherm mij, want mijn boot is zo klein en uw zee zo groot) Vincent van Gogh, in de tweede gedichtenbundel voor Theo van Gogh, citaat uit Émile Souvestre, Les derniers Bretons, 1843

10


Inleiding

hij zijn roeping gevonden had onlosmakelijk met literatuur en kunst verbonden geraakt en te vatten in een credo dat even simpel was als krachtig: ‘Maar je moet leren lezen, zoals je moet leren zien en leren leven’ [155, f]. De tien jaar die volgden ompannen zijn leven als kunstenaar. Een periode waarin zijn honger naar literaire ontdekkingen en zijn bewondering voor nieuwe schrijvers hem steeds verzekerden van nieuwe en uitdagende ideeën voor zijn schilderwerk. Als er één verbindend element is in Vincents turbulente leven, dan is het zonder twijfel het boek. Zijn liefde voor lezen heeft hem zijn hele leven vergezeld en kleurde mee met zijn veranderende personae: van kunsthandelaar tot evangelist en uiteindelijk schilder. Die liefde, samen met zijn onverzadigbare zucht naar kennis, naar begrijpen, verklaren en bediscussiëren, hielp hem uiteindelijk zijn eigen weg te vinden en de mensheid te dienen. Het culturele bewustzijn dat hij opbouwde in het eerste decennium van zijn werkende bestaan, legde de basis voor het ontstaan van de toekomstige kunstenaar. Lezen en studeren speelden, zoals we zullen zien, een beslissende rol in Vincents transformatie van prediker tot schilder. Al snel nadat hij had besloten kunstenaar te worden, gaf Vincent in zijn werk uitdrukking aan zijn liefde voor boeken en lezen. In 1881 maakte hij een prachtige aquarel van zijn eerste ‘lezende figuur’: Lezende man bij de haard. De verstilling en intimiteit van het beeld van de man die in eenzaamheid en stille contemplatie zit te lezen bij de haard, geeft uiting aan een van Vincents meest fundamentele overtuigingen: boeken en studie zijn dé manieren om onze weg te vinden in het leven. Dit thema, dat voor hem verbonden was met moderniteit en persoonlijke vernieuwing, zou gedurende de verschillende fases van zijn artistieke ontwikkeling altijd terugkeren. Maar liefst vijfentwintig werken wijdde hij aan boeken of lezers: vijf werken op papier, achttien schilderijen en twee schetsen in zijn brieven. De frequentie en continuïteit van dit soort werk blijft min of meer constant gedurende zijn leven. Het laat duidelijk zien dat het thema van het boek hem voortdurend bezighield: hij keerde er steeds weer naar terug, met nieuwe doelen, vastbesloten het genre te vernieuwen in een tijd waarin het lezen als bezigheid een buitengewone evolutie onderging. De vele boeken die Vincent schilderde, geven zijn vernieuwende composities een bijzondere sfeer. Het stilleven Stapels Franse romans bijvoorbeeld, dat hij in 1887 in Parijs maakte, straalt geestdrift uit. Vincent verzwolg boeken en daarmee eeuwen aan kunst en literatuur. In zijn brieven haalde hij honderden 11



HOOFDSTUK 1

Van dominee tot schilder ‘Dezen morgen zag ik in de kerk een oud vrouwtje’ Vincent was net 23 geworden toen hij na bijna zeven jaar bij Goupil & Co. gewerkt te hebben in de belangrijkste steden van Europa, de handdoek in de ring gooide. Deze baan in de kunstwereld was toch niets voor hem. Medio april 1876 vertrok hij naar Engeland om als onderwijsassistent aan de slag te gaan in Ramsgate en later in Isleworth, vlak bij Londen. Hier nam zijn religieuze zoektocht serieuze vormen aan en kwam hij tot de conclusie dat hij lekenpredikant wilde worden.1 Toen hij vanwege kerst weer in Nederland was, nam hij op advies van zijn ouders in januari 1877 een baan aan bij de boekwinkel Blussé & Van Braam in Dordrecht. Deze firma verkocht naast boeken en tijdschriften ook door Goupil geproduceerde prenten en reproducties.2 Vincent werkte hard als winkelbediende en bracht lange dagen door tussen de boeken: ‘[…] in den winkel gaat het nog al en is het druk, zoodat ik er s’morgens 8 uur heen en s’avonds 1 uur van daan ga’ [101, n]. Zijn brieven uit die tijd staan echter vol met citaten uit de Bijbel en overpeinzingen over zijn groeiende wens om dominee te worden. Toen hij uiteindelijk had besloten het voorbeeld van zijn vader te volgen en theologie te gaan studeren, verhuisde Vincent in mei 1877 naar Amsterdam om Grieks en Latijn te leren voor de toelatingsexamens van de universiteit. Maar nog steeds zag hij overal om zich heen kunst: ‘Dezen morgen zag ik in de kerk een oud vrouwtje, waarschijnlijk stoovenzetster, die mij zoo deed denken aan die ets van Rembrandt, eene vrouw die in den Bijbel heeft gelezen en met het hoofd op de hand geleund, is in slaap gevallen. Ch. Blanc schrijft er zoo mooi en met zooveel gevoel over’ [115, n]. Vincent kende deze kleine gravure als illustratie in L’oeuvre complet de Rembrandt, het tweede boek over Rembrandt van Rijn van de hand van de Franse auteur Charles Blanc (18131882). Op liefdevolle wijze beschrijft Blanc hoe Rembrandt de schoonheid 19


hoofdstuk 1

Rembrandt van Rijn (1606–69) Slapende oude vrouw, 1635–1637, in L’œuvre complet de Rembrandt, van Charles Blanc Parijs: Chez Gide, 1859-1861, deel II, pp. 206-7

‘De rimpels in het gezicht, de zachtheid van de gesloten oogleden, de huidplooien op de lange, magere handen, het bont van de mantel… een weergave zo bevredigend als Rembrandt zelden laat zien. Het dunkt mij dat we stilzwijgend naar deze prent zouden moeten kijken, of tenminste zonder onze stem te verheffen, zodat deze zoete en respectabele slaap niet verstoord wordt’ Charles Blanc, L’œuvre complet de Rembrandt

20


Van dominee tot schilder

In de kerk Potlood, pen en inkt, dekkende en transparante waterverf, op velijnpapier 28,2 x 37,8 cm Den Haag, oktober 1882

‘een klein kerkje op de Geest waar de diakonie mannetjes gaan (men noemt ze hier expressief Weesmannen en weesvrouwen)’ Brief aan Theo, Den Haag, 1 oktober 1882 [270, n]

21


hoofdstuk 1

van de ouderdom wist te vangen: ‘de rimpels in het gezicht, de zachtheid van de gesloten oogleden’. Blanc raadde aan het werk in ‘stilte’ te aanschouwen, ‘om de zoete respectabele slaap niet te verstoren’. De magie van Rembrandt was, dat hij over het ongeëvenaarde talent beschikte om taferelen uit het alledaagse leven iets sacraals, eeuwigs en universeels te geven: ‘en verder zit er iets van Rembrandt in het Evangelie of iets van het Evangelie in Rembrandt’ [155, f]. Vijf jaar later, toen Vincent al geen dominee meer was en zich had toegelegd op de kunst, schilderde hij een prachtige aquarel van een vergelijkbaar tafereel in een kerk in een arme Haagse wijk (zie pagina 21).3 Het was overduidelijk dat het leven en de kunst al ver voor hij kunstenaar werd nauw met elkaar waren verweven. In wat hij schreef aan Theo klonk echter niet de stem van een schilder, maar die van een jonge man die het gevoel had eindelijk zijn roeping te hebben gevonden. Hij wilde naar eigen zeggen ‘een zaaijer des woords’ [112, n] worden. Vincents religieuze fase duurde een jaar of drie (1876-1879). Het was een periode van vurige bezieling die soms neigde naar fanatisme. Hij gaf zich met ziel en zaligheid over aan zijn eerste grote passie: zijn toewijding aan God. Zijn brieven stonden vol religieuze citaten en hij keek voornamelijk naar de wereld op basis van twee boeken: de Bijbel en De navolging van Christus van Thomas à Kempis. In dit verband is het interessant om op te merken dat deze twee werken al langere tijd een belangrijke rol speelden in zijn leven. Al in 1875, toen hij nog voor bij de Parijse vestiging van Goupil werkte, las Vincent avond aan avond de Bijbel in het Frans voor aan zijn huisgenoot Harry Gladwell, een collega van de kunsthandel die net was aangekomen.4 Hij had kennelijk een zwak voor de Franse vertaling; zozeer zelfs dat hij graag een exemplaar naar Theo wilde sturen, die indertijd net achttien jaar oud was en als jongste bediende werkte bij Goupil in Den Haag: ‘Als er gelegenheid is, stuur ik U een Franschen bijbel & l’Imitation de Jesus Christ’ [038, n]. Dat laatste boek had grote invloed op hem toen hij later dominee probeerde te worden. Het door de Nederlandse monnik en mysticus Thomas à Kempis (1379/80-1471) geschreven werk, was een handleiding voor praktische devotie en bepleitte algehele onderwerping aan de wil van God. Aan de muur van het ‘kamertje’ in Montmartre dat hij met Gladwell deelde, had Vincent verschillende afbeeldingen opgehangen, waaronder een prent naar zijn geliefde ‘Lecture de la bible’ [037, n]. Het destijds aan Rembrandt 22


Van dominee tot schilder

La Sainte Bible (De Heilige Schrift) Vertaald door Lemaistre de Sacy, geïllustreerd met een kaart van Palestina Parijs: Garnier, 1875

‘Iederen avond gaan wij samen naar huis, eten ’t een of ander op mijne kamer en de rest van den avond lees ik voor, meestal uit den Bijbel, wij hebben een plan om dien geheel door te lezen’ Brief aan Theo, Parijs, 11 oktober 1875 [055, n]

23



HOOFDSTUK 5

In de Provence ‘Ik ben hier in Japan’ Op zondag 19 februari 1888 verliet Vincent Parijs op zoek naar een nieuwe wereld ver weg van de drukke hoofdstad. Hij ging het avontuur tegemoet in het zuiden, als kunstenaar en ontdekkingsreiziger tegelijkertijd. Hij trad daarmee in de voetsporen van Delacroix, die het in zijn zoektocht naar nieuw licht en nieuwe kleuren ‘noodzakelijk [vond] om naar het Zuiden te gaan en zelfs naar Afrika’ [682, f], Hij ‘was in staat een nieuwe zon te zien’, schreef Charles Blanc in zijn Les artistes de mon temps, een boek dat Vincent met genoegen had gelezen toen hij nog in Nederland woonde.1 ‘Natuurlijk omdat je, niet alleen in Afrika maar zelfs vanaf Arles, vanzelf de mooie tegenstellingen van rode en groene, van blauwe en oranje tinten, van zwavelkleur en van lila aantreft’, zou Vincent later aan zijn broer schrijven vanuit de Provence [682, f]. Delacroix, ‘de grootste colorist van allemaal’ [682, f], was vanaf nu zijn gids in de wereld van kleur. Deze keer was het niet de herfst, maar het voorjaar dat Vincent het meeste aansprak. In plaats van de donkerte van de Borinage of de droge bladeren en zwarte turf van Drenthe, lagen nu licht, zon en kleur in het verschiet. Zijn vertrek naar het zuiden luidde een nieuw hoofdstuk in. Hij liet Parijs achter zich met een gevoel van optimisme in plaats van melancholie. Hij richtte zich ook op andersoortige literatuur: satirisch werk en avonturenromans. In zijn eerste maanden in de Provence waren twee Franstalige boeken in het bijzonder sfeerbepalend: Tartarin, een klucht van de hand van Alphonse Daudet (1840-1897) en Madame Chrysanthème, een romantisch drama dat zich afspeelt in Japan, geschreven door Pierre Loti (1850-1923). Op de dag van Vincents aankomst in Arles was de stad bedekt met een pak sneeuw ‘net als in de winterlandschappen die de Japanners hebben gemaakt’, schreef hij enthousiast aan Theo [577, f]. Dat was hoe Vincent de Provence zag: als zijn Japan. 121


Hoofdstuk 5

Vincent had zich het ambitieuze doel gesteld in het zuiden van Frankrijk een groep schilders om zich heen te verzamelen. Hij dacht daarbij aan zijn schildervrienden Gauguin, Bernard, Laval en Signac. In mei vond Vincent wat hij ‘het kleine gele huis’ zou noemen: ‘een tussenstation tussen Afrika en de tropen en de mensen uit het Noorden’ [714, f]. Het gele huis bestond uit vier kamers en was de rechtervleugel van een gebouw aan Place Lamartine. Het was de eerste concrete stap in de richting van de verwezenlijking van een droom die hij al koesterde sinds hij begon als schilder [626, n, 602, f]. Het was een frisse start, een opwindend nieuw begin. En er moesten praktische dingen geregeld worden, zoals het meubileren van een huis. Tijdens deze eerste maanden in Arles schilderde Vincent een aantal studies waarin hij de poëzie van de natuur probeerde vast te leggen. Hij maakte daarbij gebruik van elementen uit de Japanse kunst die hij ondertussen zo goed kende. Een van de eerste doeken waar hij aan werkte bestond uit een enkele tak van een amandeltak, ‘die toch al in bloei is’, omsloten door de samengebalde lichtheid van een glas. Hij schilderde er ‘2 kleine studies’ van [582, f]. De tweede versie was een soort ‘symfonie in roze’: een bloesemende twijg in een glas met daarachter een nogal dik, roze boek zonder titel. De keuze van de bij de bloesem passende kaftkleur was daarbij waarschijnlijk niet meer dan een visuele overweging. Het werk was een cadeau voor de zesentwintigste verjaardag van zijn zus Willemien. De boeken die Vincent las in de Provence waren luchtiger en grappiger van toon dan die hij gewend was te lezen in Parijs. Zo genoot Vincent van Daudets twee komische avonturenromans over de brutale Tartarin, een onhandig en onbetrouwbaar sujet dat in allerlei onverwachte en grappige situaties terechtkomt. De satirische romans van Daudet staken de draak met de Zuid-Franse mannen en dan in het bijzonder die uit Tarascon. Vincent had het gevoel omringd te zijn door karikaturen van dergelijke Franse mannen, die hem tevens deden hem denken aan het werk van Daumier. ‘Helemaal Daumier’ [695, f], zoals Vincent zelf zei. Benieuwd naar het stadje zelf, dat slechts twintig kilometer noordelijk van Arles lag, besloot Vincent erheen te gaan. Op 4 juni was hij in Saintes-Maries-de-la-Mer om de golven van de Middellandse Zee te schilderen, toen hij Theo schreef: ‘Volgende week wil ik naar Tarascon gaan om er twee of drie studies te maken’ [619, f]. We weten dat hij de reis rond 10 juni maakte: ‘Ik ben een dag in Tarascon geweest, jammer genoeg scheen de zon 122


In de Provence

Bloeiende amandeltak in een glas met een boek Olieverf op doek 24 x 19 cm Arles, 1888

‘Mijnerzijds moet ik U zelf ook met Uw verjaardag gelukwenschen – daar ik U graag iets van mijn werk wou geven dat U bevallen mogt zal ik voor U apart houden een kleine studie van een boek en een bloem’ Brief aan Willemien, Arles, 30 maart 1888 [590, n]

123


Hoofdstuk 5

‘Ik heb net Tartarin sur les Alpes gelezen, waar ik enorm veel plezier aan heb beleefd’ Brief aan Theo, Arles, 9 maart 1888 [583, f]

boven Alphonse Daudet Tartarin de Tarascon Parijs: Ernest Flammarion, Ca. 1880 rechts Alphonse Daudet Tartarin sur les Alpes Parijs: Marpon et Flammarion, 1886

124


In de Provence

zo fel en was er zoveel stof die dag dat ik met lege handen thuiskwam’ [623, f]. Maar de reis zou toch de moeite waard blijken. Hij schilderde een aantal spectaculaire doeken, waaronder een uniek zelfportret: ‘een snelle schets […] die ik heb gemaakt van mezelf, beladen met kisten, stokken, een doek, op de zonovergoten weg naar Tarascon’ [660, f] (zie pagina 129). Op het van fel zonlicht doordrenkte schilderij is een figuur te zien met een strohoed. Zijn ogen zijn nauwelijks te zien, maar toch lijkt hij naar ons te kijken en ons de verzengende hitte in te willen trekken. Helaas is het schilderij verloren gegaan tijdens de Tweede Wereldoorlog en bestaan er alleen nog foto’s van. De eenvoudige afbeelding van de kunstenaar op klaarlichte dag is het enige zelfportret waarop Vincent volledig te zien is. Het ‘stof’ waar Vincent mee te maken had toen hij onderweg was naar Tarascon, was er ook midden augustus weer. Vincent maakte toen twee poëtische composities met ‘distels die wit zijn van het fijne stof van de weg’ [659, f]. Er zijn twee schilderijen met distels, waarvan een op een plek langs een lichte, witte weg met in de verte een vrouw en op de voorgrond distels die wit zijn van het stof (zie pagina 126). Dat hij een dergelijk ongebruikelijk en dof tafereel schilderde, waarbij de focus ligt op het stof, zegt iets over Vincents gevoel voor poëzie. Conceptueel is het in lijn met de uitgebloeide zonnebloemen, of de oude schoenen in Parijs. Zijn fascinatie voor vergankelijkheid en het voorbijgaan van de tijd is vaak terug te zien in zijn werk. Door het vastleggen ervan tilde hij de meest banale zaken naar een hoger niveau en gaf ze waarde. Een paar dagen later had Vincent het in een brief aan zijn vriend Bernard over ‘stoffige distels […] met daarboven een grote zwerm dwarrelende vlinders’ [665, f] en kort erna vertelde hij Theo ‘nog een studie onder handen’ te hebben met ‘een ontelbare zwerm witte en gele vlinders’ [666, f]. Of dit laatste beeld ook daadwerkelijk is gemaakt, is niet bekend.2 In de door Calmann Lévy uitgegeven editie met aquarellen van Tartarin sur les Alpes is een subtiele illustratie te vinden die aanwijzingen geeft over de inspiratiebron voor de ‘Tarasconese’ werken. Op de betreffende aquarel is een man te zien die in zijn eentje over een zeer witte weg loopt. Op de voorgrond staat een dominant aanwezige disteltak die over het tafereel heen ligt; eromheen fladderen drie vlinders. In het onderschrift wordt gesproken over stof: ‘… Die mooie weg naar Tarascon, zo wit en dor van het stof’ (‘… Cette belle route tarasconnaise, toute blanche et craquante de poussière’).3 125


Hoofdstuk 5

Distels Olieverf op doek 59 x 49 cm Arles, 1888

‘Verder probeer ik stoffige distels te maken met daarboven een grote zwerm dwarrelende vlinders’ Brief aan Emile Bernard, Arles, 21 augustus 1888 [665, f]

126


In de Provence

Alphonse Daudet Tartarin sur les Alpes Geïllustreerd door Frédéric Montenard Parijs: Édition du Figaro, Calmann-Lévy, 1885, pag. 321

‘‘…Die fraaie weg naar Tarascon, zo wit en droog van stof’ Alphonse Daudet, Tartarin sur les Alpes (1885)

127



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.