11 minute read

‘550 euro voor een kamer, hoe betaal je dat van een uitkering?’

Next Article
Papa is boos

Papa is boos

Door gebrek aan betaalbare huisvesting is het aantal jonge daklozen fors toegenomen, vooral in de grote steden. Wat doet het met je als je jong en thuisloos bent? Ghazi en Shannen doen hun verhaal.

Fris gedoucht komt Ghazi (19) uit de crisiskamer, waar hij sinds een week bivakkeert. Ghazi leefde jarenlang veelvuldig op straat. Nachtenlang dwaalde hij dan door de stad, hij had geen plek om zijn hoofd neer te leggen. Overdag sliep hij in de trein. De afgelopen veertien maanden zat hij in de gevangenis, voor de derde keer.

‘Dat geluid van die rammelende sleutelbos, waarmee ik dagelijks wakker werd, hoor ik nog steeds.’ Op een dag kwam de bewaarder niet om 13.00 uur, maar al om 8.00 uur. ‘Mafkees, dacht ik nog. Maar ik mocht naar huis.’ Met twee blauwe vuilniszakken, daarin kleding en zijn dossier, liep

Ghazi naar buiten. Daar stond hij dan. Wat nu? ‘Ik was alles kwijt: mijn huis, mijn uitkering, mijn vriendin.’ Zijn reclasseringswerker wees hem op Vast en Verder, het jongerenprogramma van het Leger des Heils. ‘Want 550 euro voor een kamer, hoe moet je dat betalen van een uitkering?’

Wachtlijsten

Volle opvangcentra en lange wachtlijsten omdat jongeren niet kunnen doorstromen naar een eigen woning; ook Frank Janse van het Leger des Heils in Utrecht merkt dat. Zijn locatie van Vast en Verder aan de Kanaalweg in Utrecht telt negentien kamers en één crisiskamer. Allemaal bezet door jongeren zonder vaste woon- en verblijfplek. De bewoners kampen met verslavingsproblematiek,

31.000 daklozen in 2016

12.500 jongeren op straat

‘Opmerkelijk meer jongeren dakloos’ kopt het Parool eind december 2016. Hoewel het totaal aantal daklozen – naar schatting 31.000 – gelijk blijft, is het aantal jonge daklozen gestegen. Vooral in de grote steden; daar zijn faciliteiten en een nachtleven. Volgens het CBS leven er op dit moment ruim 12.500 jongeren op straat, een jaar geleden waren dat er nog 8.000.

Volgens CBS-demograaf Jan Latten zijn de belangrijkste oorzaken het tekort aan goedkope woningen en het strengere huisuitzettingsbeleid. Ook Jan Laurier van de Federatie Opvang noemt het gebrek aan betaalbare woningen als oorzaak. ‘Voor een grote groep jongeren is een huur van meer dan 400 euro gewoonweg niet te betalen. Als je dan geen hulp hebt, kom je op straat terecht. Dat merken we, want de opvang zit overal in het land vol.’ psychische problemen, een licht verstandelijke beperking, zijn met justitie in aanraking gekomen of puberen laat en stevig door jarenlang cannabisgebruik.

Op de wachtlijst staan tien jongeren, die nog zeven à tien maanden geduld moeten hebben voor ze hier terecht kunnen. Janse: ‘Die zwerven op dit moment van bank naar bank, zitten vast in een justitiële inrichting of verblijven in een dag- of nachtopvang.’

Het klassieke beeld van een zwerver die onder een brug slaapt, wil Frank bijstellen. ‘Dakloos betekent niet altijd dat mensen letterlijk geen dak boven hun hoofd hebben. Weinig jongeren die hier binnenkomen, hebben nachten op straat geslapen. Vaak kunnen ze toch wel ergens logeren. Ik zou het eerder formuleren als thuisloos.’

Draaideurcrimineeltje

Ghazi is pas 19 maar kent de gangbare cyclus van een draaideurcrimineeltje. Je komt vrij, met allerlei goede voornemens. ‘Maar dan kom ik op een wachtlijst voor een woning, duurt het te lang, word ik weer teleurgesteld en val ik terug in het oude patroon.’

Zijn oude patroon: slapen tot een uur of 20.30 uur. Dan de hele nacht buiten. Lopen, nooit stil staan. Alleen, want dat valt minder op, en altijd op zoek naar geld. ‘Als je geld nodig hebt, maakt het niet uit of je een neef of een vriend oplicht.’ Pas toen slachtoffers in de rechtbank vertelden wat voor impact oplichting, inbraken en diefstallen op hen hadden, viel er een kwartje. ‘Daar had ik nooit bij stilgestaan.’

Tijdens de laatste gevangenisstraf gingen zijn ogen naar eigen zeggen open. ‘Nu wil ik op het goede pad blijven.’ Ghazi stond nooit open voor hulp. ‘Psychiaters in de gevangenis luisteren niet echt naar je. Als je naam in de Top 600-lijst met veelplegers staat, heb je een stempel. Een therapeut zei dat hij niet kon meeleven omdat het zijn werk was. Maar als iemand me niet met zijn hart helpt en er niet 100 procent voor gaat, dan werkt het bij mij niet.’

Instellingsveteraan

Ook Shannen (20) woonde bij Vast en Verder aan de Utrechtse Kanaalweg. Haar huisgenoot noemde haar gekscherend een “instellingsveteraan”. Haar ouders scheidden toen ze een baby was, haar vader leerde ze pas kennen op haar dertiende. Sinds haar veertiende hopt ze van de ene instelling naar de andere, omdat het thuis bij haar moeder escaleerde. ‘Ik ontspoorde, terroriseerde mijn moeder.’ Shannen blowde, bleef lang buiten hangen en liep weg. ‘Ik werd gepest omdat ik anders was. Niets boeide me meer, ik maakte met iedereen ruzie.’

Een lange rits instellingen passeert de revue: crisisopvang, een huis voor autisten, trainingscentra; overal verblijft Shannen maar een paar maanden. Na jaren van omzwervingen komt ze na een verblijf in een jeugdgevangenis uiteindelijk terecht bij Vast en Verder. Het gaat beter met haar. Ze is gestopt met blowen, heeft alleen nog een licht alcoholprobleem, zegt ze zelf. Ook kan ze zich beter beheersen. ‘Het moeilijkst van het instellingshoppen is dat je geen eigen plek hebt. Constant heen en weer verhuizen, ik wil het niet meer.’

Over twee weken krijgt Shannen haar eigen huisje, voorzichtig denkt ze aan de toekomst. Ze wil pedagogisch medewerker worden, jongeren helpen met al haar ervaringen. Bij Vast en Verder heeft ze een opleiding gevolgd voor ervaringsdeskundige en doet ze vrijwilligerswerk. Ze neemt de telefoon op, ontvangt mensen en praat met jongeren. ‘Ik wil meisjes waarschuwen voor foute vriendjes. Ik ben pas twintig, maar weet hoe het leven werkt. Vergeleken met mensen van veertig die nooit iets hebben meegemaakt, ben ik al sterk.’

Van binnen kapot

Bij zijn ouders thuis komt Ghazi niet vaak meer, zijn vader slaat hem. Hij werd ooit geboren in Libanon, maar daar kan hij niet meer aarden. ‘Ik lach altijd, ik chill met de gasten hier en bestel pizza voor iedereen. Maar van binnen ben ik kapot. Het doet pijn. Als je vast zit, komt er niemand. Ze zeggen dat je moet bouwen op je familie. Maar als je die niet hebt?’

Maar nu is er eindelijk een reclasseringsmedewerker die in hem gelooft, vertelt Ghazi. Vandaag heeft hij een kennismakingsgesprek voor een woning. Daarna moet hij zijn schulden aflossen, nog een taakstraf uitvoeren en nadenken over opleiding of werk. ‘Ik heb nog een lange weg te gaan voordat mijn leven weer op de rit staat. Maar dit keer zou het wel eens kunnen gaan lukken.’

510 nieuwe goedkope woonunits in Utrecht

Huisvesting én hulp

Naast geschikte, betaalbare huisvesting is het volgens Frank Janse van het Leger des Heils nodig om te investeren in talent-ontwikkelprogramma’s. ‘Van huis uit hebben deze jongeren nooit begeleiding gehad. Als je jongeren vanuit de crisisopvang linea recta naar het uitzendbureau stuurt, dan schieten ze bij het eerste de beste commentaar van hun baas uit hun slof. Ze zijn gewend aan de straatcultuur.’ Volgens Frank is het beter als ze eerst tot rust komen, een studie- of arbeidsethos ontwikkelen, hun droom ontdekken en pas daarna beginnen aan een opleiding of werk.

Nieuwe woonunits in Utrecht

De gemeente Utrecht en de woningbouwcorporaties onderkennen het probleem van te weinig goedkope woningen. Daarom worden er in de vinex-wijk Leidsche Rijn 510 eenpersoonsunits gebouwd. Vanaf juni 2017 kan het Leger over 25 à 35 units beschikken.

Het bijzondere huishouden van Siebren Wierstra

Marike en Siebren Wierstra runden samen een gezinshuis voor kinderen die niet meer bij hun ouders kunnen wonen.

Als Marike in augustus 2014 overlijdt aan de gevolgen van kanker, blijven de kinderen bij Siebren. Met hulp van vrienden en familie. Een portret van een bijzonder huishouden.

‘Ze vechten met zichzelf, niet met mij.’ tweeënhalf jaar; wie hier rondloopt, beseft dat tweeënhalf jaar soms niks is. Marike is nog overal in het huis, een ruime jaren zeventig-villa in een van de betere buurten van Amersfoort. Tegenover de eettafel, op de rand van woonkamer en open keuken, prijkt aan de muur een planning zoals iedere familie met kinderen die kent: krijt op schoolbordverf, elke middag van de week ramvol, het rooster van taxibedrijf Wierstra. Opgeschreven door Marike. Siebren en de kinderen laten het voorlopig nog maar even zo.

Aan de ontbijttafel. V.l.n.r. met de klok mee: Caddy, Kimberly, Siebren en Ornella.

Op slot

Kimberly (nu 19) is tien als ze hier komt wonen. Lastig is ze, zegt ze zelf, heel lastig. ‘Een boze bitch.’ Marike wordt een van de weinige volwassenen die ze vertrouwt, met haar kan ze praten. Die gesprekken, die mist ze nog elke dag. Marike’s dood is voor Kimberly nog altijd een moeilijk onderwerp. Na het overlijden van haar pleegmoeder zorgt ze de eerste tijd vooral voor anderen, en vergeet zichzelf. ‘Ik kon moeilijk met mijn emoties dealen. Ik was of erg boos, of schoot op slot. Siebren en ik konden toen nog niet zo goed praten.’

Dat verandert na Marike’s dood. Ze moeten wel. ‘Dat was niet makkelijk, maar nu begrijpen we elkaar steeds beter. Ik ben gegroeid de afgelopen jaren. Ik kan mijn emoties beter tonen. En ik heb het gevoel dat Siebren nu ook meer zijn gevoelige kant laat zien.’

Bron van liefde

In 2006 leren Marike en Siebren hun latere pleegzoon Quincy kennen. Marike werkt bij de EO, Siebren is accountmanager bij een IT-bedrijf. Kinderen hebben ze niet, maar Marike droomt al jaren van een kindertehuis in Afrika. Siebren is minder enthousiast over dat idee, tot verdriet van Marike. Marike’s moeder Ria Heeringa: ‘Ze nam als kleuter al kinderen met problemen mee naar huis.’

Marloes en Loek Ligthart, goede vrienden uit de buurt, weten dat het Leger des Heils weekendouders zoekt voor een jongen van zes, Quincy. Marloes: ‘Loek dacht dat Quincy goed bij hen zou passen.’ Die intuïtie blijkt te kloppen. Lang verhaal kort: het klikt, Marike en Siebren ontfermen zich over het drukke mannetje. En vanaf het moment dat ze Quincy in huis hebben, voelt Siebren: ‘Dit is wat God met ons voorheeft.’

Ze solliciteren met succes bij het Leger des Heils op de functie van ouder voor het gezinshuis waar Quincy woont en verhuizen. Voor Marike is het even slikken, ze was nogal verknocht aan haar jaren dertig-huis. Maar ze ontpopt zich tot een schier onuitputtelijke bron van geduld en genegenheid. Wat ook helpt: de twee vullen elkaar goed aan, ziet Marloes. Marike: emotioneel, chaotisch, warm, energiek. Siebren: loyaal, direct, relativerend. ‘Zo’n complementaire combinatie heb je nodig met lastige kinderen in huis.’

Ook goede vriend Diederik Heineman is niet verrast door de keuze van Marike en Siebren. ‘Jezelf geven voor kwetsbare kinderen, dat past bij hen allebei. Hun geloof speelde daarin een belangrijke rol volgens mij. Het geloof in God hadden ze met elkaar gemeen. Dat gaf hen de moed om in het diepe te stappen.’

Bodemloze putten

Maar dan wordt Marike begin 2014 ziek: een agressieve vorm van kanker. Siebren neemt verlof op om voor haar en de kinderen te zorgen. De kinderen, dat zijn (nog steeds): Ornella (nu 11), Caddy (nu 12), Kimberly (19) en Quincy (17). Over de vraag wat er met de kinderen gebeurt na haar dood, hoeven ze niet lang te praten, want

Gezinshuizen

Een gezinshuis van het Leger des Heils is een gewoon huis in een woonwijk, met een kleinschalige vorm van hulpverlening. Twee ouders (met of zonder eigen kinderen) nemen vier kinderen op in hun gezin. Kinderen die niet thuis kunnen wonen.

Gezinshuisouders wonen dus in een huis van het Leger des Heils, en krijgen een vergoeding voor de zorg van de kinderen. Siebren Wierstra: ‘Het is in theorie dus een baan, maar het voelt voor mij in de praktijk niet zo.’ één ding staat onomstotelijk vast: de kinderen blijven. Al wist Siebren niet of dat zou mogen of kunnen. ‘In tegenstelling tot een gewoon gezin kun je er als gezinsouder voor kiezen om ermee te stoppen. Maar ik heb geen moment getwijfeld. Dit is mijn gezin. Ik hou van ze. En nee, ik doe dit niet voor Marike, ik doe dit voor de kinderen en mezelf.’

Het Leger des Heils is eigenlijk altijd op zoek naar geschikte gezinshuisouders. Kijk voor meer informatie op www. werkenbijhetlegerdesheils.nl/ vacatures/gezinshuisouders.html en zie de antwoordkaart in het hart van deze Kans.

Hij ziet de liefde van en voor de kinderen groeien met de tijd. Het duurt jaren, maar dan beginnen ze je te vertrouwen, ervaart hij. ‘Dan durven ze ook steeds meer van zichzelf te laten zien. Omdat ze weten dat het geen negatieve consequenties heeft.’

De kinderen die bij hen binnenkomen, zijn bodemloze putten, weet hij uit ervaring. Allemaal trekken ze al jaren van bed naar bed, van hulpverlener naar hulpverlener; ze weten niet beter of ze moeten binnenkort wéér weg. Zo ontstaat de diepgewortelde overtuiging dat geen enkele volwassene te vertrouwen is. ‘Dat denkbeeld, die leegte, daar kun je alleen weer een bodempje in leggen met heel veel liefde en geduld. Je moet kunnen leven van de hoop. En ze telkens weer laten zien dat ze van jou niet weg hoeven, dat je er altijd voor ze zult zijn.’

Door het vuur

Marike gaat door het vuur voor de kinderen, telkens weer opnieuw, ziet Marloes. ‘Ook als ik dacht: poeh, is het nu niet genoeg? De kinderen doen buitensporige dingen, ook om te testen of je liefde echt onvoorwaardelijk is. Je moet een mwissie hebben, anders hou je het niet vol.’

Het gaat niet altijd goed. Van de negen kinderen die ze de afgelopen tien jaar in huis hebben gehad, moeten ze er twee laten gaan omdat het niet langer ging in het gezinshuis. Maar hun grote, zwart-wit portretfoto’s hangen nog steeds aan de muur, tussen de foto’s van de anderen. Marike en haar moeder Ria hebben een sterke band, ze praten in die jaren vaak over de kinderen. Ria Heeringa: ‘Ze vond het heel moeilijk te accepteren als het met een van hen niet goed ging.’

Potje janken

Siebren: ‘Marike had de neiging de lat nogal hoog te leggen. Ik kon daar iets relativerender mee omgaan.’ Hij zal het meer dan eens zeggen tijdens het gesprek: ‘Als ze maar iets beter weggaan dan dat ze binnenkwamen.’

Siebren noemt Diederik Heineman zijn beste vriend. Diederik leert Marike en Siebren zo’n tien jaar geleden kennen via de kerk, waar hij hen pastoraal begeleidt. Daaruit ontstaat een diepgaande vriendschap.

Sinds de dood van Marike ziet hij Siebren soms worstelen met de nieuwe situatie. ‘Kim loopt weg, Quincy gaat door het lint, ja, dan zijn er wel eens momenten dat je denkt: kan ik dit wel in m’n eentje?’ Diederik vertelt dat hij op zulke momenten naast hem gaat staan, met hem teruggaat naar de vraag: waar draait het nou allemaal om? ‘Dan kan hij op een gegeven moment weer een knoop doorhakken en doorgaan. Dat is Sieb. Het gaat overigens twee kanten op hoor. Ik kom ook regelmatig bij hem om een potje te janken.’

Rare pubers

‘Het is geen onwil, ze kúnnen het vaak gewoon niet.’ En: ‘Ze vechten met zichzelf, niet met mij.’ Siebren ziet zichzelf ook worstelen, elke dag nog. En dat mag ook vindt hij. Heb genade, ook met jezelf. En neem kinderen vooral niet te serieus. ‘Ik neem hun gevoelens wel serieus, maar ik behandel ze niet als volwassenen. Want het zíjn geen volwassenen, ze snappen de helft van het leven niet.’ Lachend: ‘Pubers, die doen soms zo raar, als je dat serieus neemt…’

Kimberly, de pubertijd voorbij, kan die bijzondere familie van haar tegenwoordig met iets meer afstand beschouwen. Op de vraag hoe ze nu naar haar (pleeg)vader kijkt, is ze voor het eerst even stil. Dan: ‘Siebren is geduldig, heel geduldig, dat vind ik ontzettend knap. Weet je, hij ziet het goede in mensen, ook als ik dat allang niet meer zie.’

This article is from: