3 minute read
Column MARKdierenarts
NIET WETEN
Kennis is macht. Tenminste, dat wordt gezegd. Maar wanneer staat weten gelijk aan kennis? Is het erg als ik even niet meer weet wat de hoofdstad van Estland is? Had de lever van de hond nu vijf of zes lobben? Was Piet Hein een zeeheld of een ordinaire piraat? Hoe heten de zenuwen ook alweer die de blaas aansturen?
Lastig allemaal, zeker als je ‘kennis’ komt uit de krant, het NOS-journaal, de verhalen van ome Dirk, het plaatselijke sufferdje of het stinkende weetjesmoeras dat Google heet. ‘Google saysssss…..’
Iets niet weten heeft z’n voordelen. Over wat je niet weet, hoef je ook geen mening te hebben. Je wordt misschien wel nieuwsgierig gemaakt om het te gaan uitzoeken, of opzoeken. Of je wordt getriggerd om beter naar andere mensen of verhalen te luisteren. Je laat iedereen makkelijker in z’n waarde. Over het weten heb je een soort controle, over het niet-weten minder. Het niet-weten kan aanvoelen als domheid, luiheid, opgelegde druk.
Er is echter ook een andere vorm van niet-weten. Niet weten wanneer die verschrikkelijke oorlog in Oekraïne is afgelopen. Niet weten wanneer het coronavirusje in je keel niet meer besmettelijk is voor een ander. Niet weten wie de Champions League gaat winnen. Deze vorm van niet-weten kan onrust, bezorgdheid, spanning en zelfs paniek veroorzaken. Je kan het ook niet veranderen. Boeken lezen helpt niet. Een studie volgen of het nieuws luisteren haalt niets uit. Je gaat het pas weten wanneer je het weet.
Deze vorm van niet-weten sloop twee maanden geleden mijn leven binnen. Ik weet nog steeds niet waar Broes is. Broes, mijn allerliefste, knuffeligste, grappigste, optimistische snorremans. Bijna twaalf jaar had ik haar dag en nacht om me heen. Samen hebben we de kliniek opgezet. Boegbeeld van MARKdierenarts, vier poten op één buik met Mas (een van mijn tweeling), koekjesmonster van Utrecht.
Broes is in januari weggelopen in de bossen rond Auradou, Lot et Garonne, Zuid-Frankrijk. Ze schrok van een groep zwijnen en de knallende geweren van jagers. Ze vluchtte een dal in, ging niet over het paadje terug naar de boerderij. Als ik dit schrijf, is ze meer dan zeven weken zoek. Verdwenen. Ik ben meerdere keren terug geweest. Vele kilometers gewandeld, haar naam geroepen, posters opgeplakt bij de boulangerie en de supermarkt, flyers door brievenbussen gedaan, bij tientallen boeren aangebeld, Facebookpagina’s gecheckt, asielen gebeld, een artikel in de krant geregeld, een beloning uitgeloofd. Geen Broes. Niets.
Dit niet weten waar ze is, het niet weten of ze pijn heeft, bang is, honger heeft. Is ze neergeschoten door de jagers? Opgegeten door de zwijnen? Of ligt ze toch ergens warm voor de open haard bij een alleenstaande, oude boerin? Socrates zei ooit: ‘Het enige wat ik zeker weet, is dat ik het niet weet’. Dan is dus het niet-weten zelf niet zo erg. Nee, het is het weten dat je het niet weet. Daar zit mijn angst. Mijn paniek.