4
Prijsje s pl akken Als ik met de hond ga wandelen zie ik op de hoek van ons huis een dood, wollig dier liggen. Op het eerste gezicht denk ik dat het een kat is en mijn maag knijpt samen. Ooit trof ik daar onze eigen kat doodgereden aan. Wat een verdriet. De hond wil aan het dier snuffelen, maar ik houd de lijn kort. Op een afstandje check ik, ja, het dier is echt dood, en het is geen kat maar een steenmarter. Ik ben meteen opgelucht dat het geen kat is, want daar zou een gezin verdriet om hebben. Tegelijkertijd bestraf ik mijzelf in mijn gedachten, want is een leven minder waard als er niet door mensen om wordt getreurd? De steenmarter kan daar niet blijven liggen vind ik. Maar ik kan het niet opbrengen om het dode lichaam op te rapen. Dan tref ik de buurvrouw aan bij haar tuinhek en ik wijs haar op de dode steenmarter. Zij durft ook niet, maar zegt ‘Gelukkig, weer eentje minder.’ Een jaar eerder hebben steenmarters heel veel schade aangericht aan auto’s in het dorp. Uiteindelijk ruimt de ‘altijd-behulpzame-buurman’ het lichaampje op.
Biobak
Zodra mijn dochter en haar vriendin uit school komen horen ze het verhaal al van de buurman. In geuren en kleuren vertelt hij dat hij het lichaampje in de biobak heeft gedaan. Ze willen wel kijken maar vinden het spannend, volgens de buurman kijkt hij recht omhoog. Ik ga met de meiden mee en check eerst of het er niet te gruwelijk uitziet. Het gekke is dat ik geen enkele verwonding zie. Na deze geruststelling kijken de meiden vol aandacht in de biobak. ‘Ik dacht eerst dat het een kat was’, zeg ik terwijl ik meekijk. ‘Was dat dan erger?’, vraagt mijn dochter. Ik leg haar uit dat het mij dan om het gezin gaat dat de kat moet missen. Ze knikt ‘ja’, en zegt: ‘Maar een leven is een leven, dat is toch even veel waard?’ Dan vertel ik over de buurvrouw die daar kennelijk anders over denkt en die zei: ‘Gelukkig, weer eentje minder’. ‘Ik snap het wel na de hoge kosten van de schade aan de auto’s’, zeg ik.