colofon Join is een uitgave van lokaalmondiaal en verschijnt vier keer per jaar in een oplage van 15.000. Join wordt gratis verspreid op hogescholen en universiteiten en wordt gratis verstuurd naar abonnees. Join wordt gemaakt door een wisselende redactie bestaande uit studenten journalistiek. Voor dit nummer ging een afvaardiging van de Hogeschool voor de Journalistiek Utrecht naar IndonesiĂŤ. Contact Velperbuitensingel 8 6828 CT Arnhem 026 3703177 join@lokaalmondiaal.net www.beyondyourworld.nl Uitgever en concept Stefan Verwer Hoofdredactie Marc Broere (algemeen hoofdredacteur lokaalmondiaal), Marten Blankesteijn (chef redactie Join) Redactie Chantal Blommers, Mandy Bollegraf, Negar Esteki, Danny Ghosen, Sandra van den Heuvel, Harm Hoksbergen, Charlotte van Keulen, Floortje Liu, Nicoline Mezger, Hidde Middelweerd, Persis Pijnenburg, Yvette de Ruijter, Christina Sadik, Katinka Schippers, Jeroen Slingerland, Heiba Targhi Bakkali, Maaike Timmerman, Sofie Vermooten, Inge Zondag Medewerkers Renske de Greef, Thomas Hurkxkens, Sophie van der Stap Eindredactie Marten Blankesteijn, Maaike Timmerman Vormgeving Margo Vlamings, i.s.m. Mick Pantelaras Druk Deltahage
Productie Niekie Kleintjes, Johanna de Ruiter, Annelie Pellikaan Begeleiding studenten vanuit Hogeschool Utrecht Ruud Hoff Communicatie Mirjam Wulff, Laura ten Barge Distributie Johanna de Ruiter (johanna@lokaalmondiaal.net), Annelie Pellikaan Advertenties Mirjam Wulff (mirjam@lokaalmondiaal.net)
Join kan gratis bij je worden thuisbezorgd. Vraag een gratis abonnement aan op: www.beyondyourworld.nl.
stus Op 17 augu het t ijn ch vers mmer nu de en volg in van Jo
Join komt tot stand in samenwerking met de Hogeschool voor de Journalistiek in Rotterdam (Inholland Select Studies), Tilburg (Fontys), Utrecht (Hogeschool Utrecht) en Zwolle (Christelijke Hogeschool Windesheim). Join komt voort uit het programma Beyond (y)our World, wat mogelijk wordt gemaakt door NCDO en ICCO. Join maakt deel uit van het Wereldmediahuis, een samenwerking tussen IS, Vice Versa, Join, lokaalmondiaal en Mambapoint.
join
De koffers vol zomerkleding en het zelfgecomponeerde nummer ‘We’re going to Jakarta’ doen vermoeden dat de twintig studenten van de School voor Journalistiek in Utrecht op 9 januari beginnen aan een Salou-achtige vakantie. Niets is echter minder waar. Bestemming: Indonesië. Doel: journalistieke producties maken. Deze Join - boordevol verhalen over bijzondere plekken en ontmoetingen - is het keiharde bewijs van zeventien dagen hard werken.
specialindonesië 33 Spuiten maar! ‘Stand up for Indonesian education’ en ‘Stop global warming’: in Indonesië zijn het meer dan loze kreten. Althans, op de muur dan. Graffitispuiters verwerken deze politieke boodschappen in grote, kleurige kunstwerken. Join neemt je in een fotoreportage mee naar de Indonesische graffitiwereld waarin political street art dominant is.
De Mentalist ‘Je hebt een litteken onder je linkerknie, dat wéét ik gewoon!’
join
9
Superster in Indonesië
21
Het verhaal van Rebecca Reijman klinkt als een sprookje. Ze ging als doodgewone studente op vakantie naar Indonesië, zong wat liedjes in een karaokebar en werd zomaar ontdekt door een platenbons in het publiek. Inmiddels zijn we drie jaar verder en staat ze met twee liedjes op nummer 1 in de Aziatische MTV-charts. Join gaat met Rebecca uit eten en zoekt haar op in Bali. De roddelpers weten wij te ontwijken. Rebecca niet: ‘Als ik een vriend van me gedag kus op een première, koppen ze de volgende dag al in de kranten: ‘Rebecca gaat trouwen.’
Oma-onderbroek tekst Maaike Timmerman
Soms is iets te onzinnig om er woorden aan vuil te maken. Soms is iets te klein om er een heel artikel aan te wijden. Maar daardoor loop je wel een hele hoop belangrijke informatie mis! Daarom: wat je niet in Join leest over Indonesië: •D ie overheerlijke Javaanse kroepoek is nergens te vinden. • Taxichauffeurs hebben vaak hele lange nagels. We begrijpen niet waarom. • Een Boeddha-beeldje bij de Borobodur-tempel is geen 100.000 roepia (E6,40) waard. Als je iets langer door loopt, krijg je er vier voor hetzelfde bedrag. • Bij de McDonald’s kun je rijst bestellen in plaats van friet.
Dossier: Politiek
26
Toegegeven: het is geen Obama vs McCain-race. Maar daarom niet minder interessant. Volgende maand (juli) vinden de Indonesische presidentsverkiezingen plaats. De huidige president, Susilo Bambang Yudhoyono, is de gedoodverfde winnaar. In dit dossier over de Indonesische politiek spreken we met Indonesië-kenner Dirk Vlasblom over zijn verwachtingen voor de toekomst, duiken we met de doorgewinterde Indonesische politicus Mansuetas Contis da Lopez in het verleden en bezoeken we democratiescholen in het huidige Indonesië.
Kretek roken gezond? Nee! Ondanks de onschuldig ruikende zoete geur, zijn ook kruidnagelsigaretten niet goed voor je gezondheid. Sterker nog: een kreteksigaret bevat ongeveer tweemaal zoveel nicotine en teer als een normale filtersigaret. De doorsneeIndonesiër heeft geen idee en paft gewoon door.
15
• I ndonesische mannen zijn mooi gebruind met prachtige, witte tanden. Dilemma: ze komen meestal net tot aan je schouders. • Indonesische vrouwen zijn ook klein. Jurkjes shoppen is heel erg leuk, maar niet goed voor je zelfvertrouwen: altijd twee maten groter kopen. • Strings zijn onvindbaar in de gewone warenhuizen. Geen zin om te wassen, maar wil je ook niet in een grote oma-tent rondlopen: bezoek dan de erotisch getinte shops, daar zijn ze wel! • Viagra-achtige thee voor mannen kun je bij het paleis van de sultan in Solo vinden. Volgens de verkoper kunnen mannen hiermee ‘vijf uur langer zingen’. We moeten de testresultaten nog naast elkaar leggen. • Overal vind je witmakende crèmes in de schappen. Vertel Indonesiërs dus echt niet dat je probeert bruin te worden in de warme, tropische zon, want ze lachen je keihard uit.
Vijf mannen op één avond
12
Diva en David. Het zou zomaar de titel van een romantische bestseller kunnen zijn. Hoe anders is echter het leven van Diva en David, dat zich afspeelt in het schimmige prostitutienetwerk van Jogjakarta. Een opmerkelijk interview met Diva (16) en haar pooier David. Hierin vertelt Diva hoe zwaar het is om op één avond met vijf mannen naar bed te gaan en doet David uit de doeken hoe hij klanten regelt voor Diva. ‘Taxichauffeurs weten precies waar de mooie meisjes zitten. Het is net een menukaart.’
En verder... 6 Columniste Renske de Greef 8 I love my boss: juichen voor de grote baas 17 Een vulkanenfluisteraar houdt de gevaarlijke Mirapi in bedwang 18 In beeld: wateroverlast in sloppenwijk 25 Verwesteren met Sex Pistols en Valentijnsdag 30 Een zoektocht naar Nederlands bitterballen en kroketten 31 Verover je partner to be met zeewier en klei 38 Een lesje seksuele voorlichting op z’n Indonesisch
39 Een kijkje op de set van een populaire soap 42 Chinezen mikpunt van treiterijen 44 Een cursus Nederlands: ‘De eerste uitslag... uh, afslag’ 46 Volgende keer in Join… 48 Cindy Pielstroom wil dat iedereen globalicious wordt 49 De 18-jarige Janira over armoede in El Salvador 51 De wereld van Sophie 52 Studentenhuis in de tropen
join
e k s n re tekst Renske de Greef fotografie Leonard Faüstle
Lost in translation H et was mijn eerste journalistieke reis: naar Indonesië. De vliegreis heen duurde zo lang dat ik me er moedig doorheen probeerde te drinken. Ik leegde het ene miniatuur-wijnflesje na het andere, er van overtuigd dat als ik maar zo lam als een konijn in mijn vliegtuigstoel zou hangen, ik vast niet meer zou merken dat de bloedcirculatie in mijn benen al een tijdje geleden was gestopt. Het werkte niet: ik werd halfdronken en toen besloot de stewardess dat ik genoeg had gehad. (Ik wist dat niet, dat ze dat mochten doen.
join
Ik dacht dat ze verplicht waren tot een eindeloze toevoer van wijn. En ik was niet eens met miniatuur-pretzels naar mensen aan het gooien.) In ieder geval, niets is vervelender dan halfdronken in een vliegtuig opgesloten zitten. De rest van de reis heb ik met hoofdpijn en een nadorst die enkel gelest kon worden door de Trevi-fontein als een wrakje in mijn stoel gezeten, me elke minuut meer bewust van mijn stervende benen.
Maar eenmaal aangekomen was het geweldig. Ik liep door het in smogwolken
gehulde Jakarta, ontbeet met rijst en gebakken garnalen, leerde vloeken in het Maleis en interviewde de hele dag door. Daarvoor kreeg ik een tolk toegewezen. Mijn tolk was een lief en schuchter Indonesisch meisje, dat later heel graag in Nederland wilde gaan studeren. Maar ze was erg stil. Hoezeer ik ook probeerde haar op haar gemak te stellen, het wilde niet echt lukken. Ik was er misschien ook niet zo goed in: ‘Hoe oud ben je ook al weer?’ ‘Tweeëntwintig.’ ‘Heeeeee, net als ik! Tweeëntwintig bete-
renske kent feest, niet waar? Feesten en vriendjes en uitgaan!’ (Intense stilte en ogen die me bang aankeken). Al snel merkte ik dat Indonesiërs erg beleefd zijn, iets wat af en toe een contrast vormde met mijn vragen. Zodra iemand Engels sprak stelde ik mijn vragen graag direct, en het liefst op een soort ik-kan-alles-zeggen-Sesamstraatmanier. Zo vroeg ik aan een priester wat er zou gebeuren als ik over straat zou lopen met een bord waarop ik in koeienletters IK HAAT GOD zou hebben gekalkt. Waarop de priester vermoedde dat de Indonesiërs, ‘meestal een heel zachtaardig volk’, me dan toch wel zouden gaan lynchen. Ik wilde weten wat voor drugs de Indonesiërs gebruikten, had een gesprek over de liefde met een jongen die er uit zag alsof hij het liefst eeuwig had willen ronddartelen in de verenboa van Gerard Joling en vroeg mijn tolk mee uit dansen in de disco bij mijn hotel. (Waar alleen maar prostituees waren, zo bleek, toen ik later - zonder tolk - ging kijken. Waarop ik toch wel een beetje blij was dat ze niet mee was gegaan, omdat het waarschijnlijk erg ongemakkelijk was geworden allemaal.) En tijdens een lunch in een eettentje in het centrum, waar we allemaal aan de Douwes Dekker-burger speciaal zaten, vroeg ik aan mijn gezelschap of ze ons, de Nederlanders, haatten. ‘Bij jongeren komt het nog wel eens voor,’ was het antwoord. ‘Die willen opkomen voor het echte Indonesië, en kijken met woede naar het verleden. De oude mensen hebben juist nog veel ontzag voor Nederlanders.’ Eerder die dag was er een oude vrouw naar me toe gelopen. Zwaar leunend op haar wandelstok had ze me aangekeken en duidelijk articulerend: ‘Goedemorgen’, tegen me gezegd. In het Nederlands. Ik vertelde dit, en mijn gezelschap knikte. ‘Veel ouderen vinden het heel chique om in het openbaar te laten zien dat ze Nederlands spreken.’ Maar vaak kon ik niet direct met mensen
communiceren, en moest ik interviewen via mijn tolk. Toen ik dit voor het eerst deed, merkte ik pas hoe absurd en vervreemdend dit was. Tijdens mijn eerste interview - met een jongen die als schoenmaker werkte - maakte ik aan het begin van het gesprek een grapje, een losse opmerking om het ijs te breken, zonder er echt over na te denken. Waarop mijn tolk met een bloedserieus gezicht dit grapje begon te vertalen. Toen ze was uitgesproken keek de schoenmaker me aan. Zijn blik was op zijn best als niet-begrijpend te omschrijven. Mijn tolk maakte het vervolgens allemaal nog iets erger door aan de jongen het grapje te gaan uitleggen. Ellendig wachtte ik af, en in de stilte die volgde keek de jongen me weer aan. Zijn blik was nu veranderd naar licht wanhopig. Twijfelend zei hij: ‘Haha?’ waarna hij weer ongemakkelijk voor zich uit keek: het was een mooie dag voor de journalistiek. Het was wennen. Alles ging trager en moeizamer: vraag-vertaling-antwoord-vertaling. Toch dacht ik eerst: fijn, zo’n tolk, dan kan zij precies de scherpe randjes van mijn vraag afhalen, het modelleren en kneden naar Indonesisch Politiek Correct, en zo kan ik alles vragen wat ik wil zonder het risico te lopen door de ‘anders zo zachtaardige’ Indonesiër te worden gelyncht. Daarna dacht ik: goh, het gebeurt echt, het cliché dat ik een vraag stel en de geïnterviewde vervolgens een ellenlang antwoord geeft, gelardeerd met heftige armbewegingen en rondvliegend spuug, waarna de tolk zich naar mij omdraait en doodleuk zegt: ‘Het antwoord is “nee”.’ Maar daarna merkte ik dat er dingen niet klopten: ontbrekende gedeeltes van een verhaal, vreemde details of mensen die mijn vragen niet meer begrepen. Het duurde een tijd voordat ik begreep wat er aan de hand was: mijn tolk was bang voor me. Ze was zelfs zo bang dat ze antwoorden verzon. Als ze dacht dat de geïnterviewde een antwoord gaf dat
ik niet wilde horen, of dat het iets anders was dan waar ik op had gehoopt, verzon ze een antwoord, of verdraaide het. Ik was verbijsterd. Hoe kon iemand bang zijn voor mij? Ik was van dezelfde leeftijd, en volgens mij niet erg streng, of hard, of dorstig naar vers Indonesisch meisjesbloed. Ik was meer een soort 1,86 meter lange Pino. Ik kreeg een nieuwe tolk, een meisje van Indonesische afkomst dat in Nederland was geboren, maar nu in Indonesië was gaan wonen. Zij was niet bang voor me, en net zo direct als ik. ‘Ze wilde je gewoon niet teleurstellen,’ zei ze. ‘Sommige Indonesiërs zijn nog steeds onder de indruk van Nederlanders.’ ‘Ik dacht dat alleen ouderen dat hadden,’ zei ik. ‘Ook jongeren. Het heeft ook te maken met jullie vrijheid, jullie openheid. Mensen zijn hier zo beheerst. Ze kijken op naar die openheid en worden er zelf timide van.’ Later bekeek ik mijn aantekeningen, en vroeg me af wat er allemaal nog meer lost in translation was geraakt.
Renske de Greef (24) is schrijfster en columniste. Op haar zestiende begon ze bij spunk.nl, het online jongerenmagazine. Daar brak ze door met de column Lust, waar gebundeld in boekvorm al meer dan 12.000 exemplaren van zijn verkocht. Daarna volgden de boeken Ja/Nee (samen met Jan Hoek) en het spraakmakende Seks in Afrika. In 2007 verscheen haar debuutroman Was alles maar Konijnen.
join
indonesiëjakarta
I❤ My Boss
From zero to hero Terwijl in het westen volop vraagtekens worden gezet bij al die exorbitante bonussen, kijkt K-Link niet op een beloninkje meer of minder. Integendeel: tijdens Recognition Day wordt op grote schermen aangeduid hoeveel miljoenen roepia’s (de bedragen lopen omgerekend op tot maximaal 5000 duizend euro) je per maand extra kunt verdienen. Dure auto’s en luxueuze schermen flitsen over het scherm, ondersteund met de lijfspreuk voor alle medewerkers van het bedrijf: From zero to hero. Elke medewerker krijgt een map met foto’s van verre bestemmingen. De boodschap: je kunt overal komen, als je maar hard genoeg werkt.
Voor de duizenden werknemers van vitamineproducent K-Link is hun baas Radzi Saleh een absolute halfgod. De verering gaat onvoorstelbaar ver. tekst en fotografie Chantal Blommers en Heiba Targhi Bakkali
G
ejuich, gehuil, geschreeuw en zelfs indianenkreten. Als een megaster wordt Radzi Saleh, de Maleisische directeur van het vitaminebedrijf K-Link, onthaald door zijn enthousiaste werknemers in een bomvolle overdekte tennisbaan. Maar liefst 8000 uitzinnige werknemers, allen in tweedelig kostuum, juichen hem toe vanaf de tribune. ‘Hij is als een vader voor mij, ik houd van hem!’, jubelt de 21-jarige Shanti, werkneemster van K-Link. Welkom bij Recognition Day, de ‘erkenningsdag’ die K-Link elke twee jaar voor haar personeel organiseert. Werknemers die hard gewerkt hebben en een salarisschaal omhoog gaan, worden bekroond met een officieel opslagdocument en een heldenstatus. De gepromoveerde mannen kussen de vloer en nemen trots hun dochtertje mee het podium op.
join
Dank is er, vooral voor de leider. ‘Dankzij hem hebben veel mensen in Indonesië het een stuk beter gekregen’, vertelt Shanti. Directeur Saleh en het bedrijf worden geëerd met een aantal lofzangen met bijpassende dansjes: ‘I love you KLink’ zingen ze, terwijl ze met hun armen een hartje tekenen. Alsof dat niet genoeg is, is de directeur te zien in een filmpje op zes meter hoge projectieschermen, waar hij als een James Bond-achtige verschijning geportretteerd wordt. Macho kijkt Saleh in de camera, van achter zijn donkere zonnebril. Zijn oortje maakt het plaatje compleet. De voice-over vertelt vol bewondering over zijn prestaties, terwijl de heroïsche muziek op de achtergrond de adoratie nog verder versterkt. Tina Turner zet meermaals You’re simply te best in.
Het moge duidelijk zijn: in de Aziatische archipel gaat het er op de werkvloer iets anders aan toe dan in Nederland. De leider is een voorbeeld, een inspirator. ‘Nu ben ik arm’, roept Shanti boven de luide muziek uit. ‘Maar mijn droom is om ook aan de top van K-Link te komen. Meneer Saleh is mijn grote voorbeeld. Ooit zal ook ik daar op het podium staan.’ En om die ambitie ook na Recognition Day levend te houden zijn er na afloop posters te koop. Van Saleh, uiteraard. Het kost een paar cent, maar dan heb je wel een levensgrote afbeelding van de baas boven je bed. Zodat je heerlijk kunt weg kunt dromen van veel geld, verre reizen, grote auto’s en een status als halfgod.
indonesiëjakarta
Terwijl ik een lange broek aan heb, weet Corbuzier me te vertellen dat ik een litteken onder mijn linkerknie heb.
‘He scares the hell out of me’ De Indonesische Uri Geller heeft geen goed woord over voor zijn beroemde collega. ‘Die lepels van hem: echt té simpel.’ Nee, dan Deddy Corbuzier: de mentalist heeft aan één angstaanjagend gesprek genoeg om zelfs de grootste scepticus te overtuigen van zijn magie. tekst en fotografie Maaike Timmerman
join
indonesiëjakarta
Hekserij op je mobieltje Een half jaar geleden werd Indonesië opgeschrikt door een ware sms-nachtmerrie. Verschillende mensen zouden een sms’je van het duivelsnummer 666 hebben ontvangen en daarna op mysterieuze wijze om het leven zijn gekomen. Hoe precies is niet bekend. Heru Sutadi van het Badan Regulasi Telekomunikasi Indonesia (BRTI) houdt alle sms-diensten in de gaten, maar kan niet bevestigen dat zoiets werkelijk heeft plaatsgevonden. Ook niet ontkennen, trouwens: ‘Er zijn een hoop verhalen geweest in de media over die sms’jes. Het enige dat ik kan vaststellen is het effect daarvan: mensen namen massaal abonnementen op sms-diensten van paragnosten in de hoop dat dit ze zou beschermen.’ Volgens Sutadi meldden zich in twee weken tijd 70.000 mensen aan voor de lucratieve sms-diensten van Deddy Corbuzier. ‘Het geeft aan dat Indonesiërs nog steeds in dit soort zaken geloven.’
L
open op het water? Thuis in Nederland bekijk ik lachend het YouTube-filmpje van Deddy Corbuzier. In een overvol zwembad stapt de mentalist vrolijk over het water heen. Mensen klappen, willen hem aanraken. Goede truc. Maar zo denkt lang niet iedereen. Als ik twee weken later in Indonesië ben en het mediapark van Jakarta binnenrijd, trekt de taxichauffeur wit weg als ik hem vertel dat ik Deddy Corbuzier ga interviewen. ‘He scares the hell out of me’, zegt hij in zijn beste Engels. Tweeënhalf uur later - wanneer Corbuzier eindelijk arriveert - kan ik me daar meteen iets bij voorstellen. Zijn zwarte lange haren zijn in een staart gebonden en laten twee enorme kaalgeschoren inhammen vrij, zijn gezicht is wit geschminkt en zijn ogen zijn zwart omrand. Buiten op een terrasje zoeken we een plekje in de zon. Af en toe komt er een medewerker van mediastation RCTI bij hem langs om wat te vragen: de opnames voor De nieuwe Deddy Corbuzier zijn in volle gang. ‘Ik voel me vereerd dat ze op zoek zijn naar de nieuwe mij’, vertelt Corbuzier. ‘Ik ben de eerste mentalist van Indonesië en sinds mijn vele optredens op tv heeft het mentalisme een
10
join
vlucht genomen.’ Al snel moet de vergelijking met Uri Geller worden getrokken. Natuurlijk kennen de twee elkaar: ‘Uri Geller is bang voor mij, joh!’, grapt Corbuzier meteen. ‘Die lepels van hem: echt té simpel.’ Dat weerhoudt Corbuzier er niet van om ook meteen een lepel uit het restaurant te pakken. Hoewel het toch een bizar gezicht is om de lepel in zijn handen te zien ombuigen - met mijn neus er bovenop - blijf ik relativeren: die ring om zijn vinger is vast en zeker een magneet. Maar al gauw laat Corbuzier weten meer in zijn macht te hebben dan lepels alleen. ‘Ik kan gedachten lezen en beïnvloeden. Ik weet dingen zonder dat het me verteld is’, zegt hij. Meteen is het raak. Terwijl ik een lange broek aan heb, weet Corbuzier me te vertellen dat ik een litteken onder mijn linkerknie heb. Even is de verbazing groot. Hoe is het mogelijk dat hij dat weet? Maar gauw is daar weer een kritisch stemmetje: goede gok, wie is er als kind niet een keer hard gevallen? Als Corbuzier ziet dat ik niet overtuigd ben, moet ik een naam op een briefje schrijven van iemand waar ik veel aan denk. Vriendje Steven is de klos. Ik
schrijf zijn naam op, kijk nog eens goed om me heen of er nergens spiegels hangen (maar we zitten toch echt buiten), vouw het papiertje dicht en houd ‘m stevig vast in mijn hand. Na diep in mijn ogen te hebben gekeken, zegt Corbuzier: ‘Er zit een V in, en een E. Op je briefje staat Steven. Hij is je vriend.’ Mijn hart lijkt een seconde over te slaan. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Van even bijkomen is geen sprake. Corbuzier weet niet van ophouden. Hij schrijft vier cijfers op een blaadje en legt ’t midden op tafel. ‘Ik ga nu jouw gedachten op zo’n manier beïnvloeden dat jij zo de cijfers geeft die ik daar heb opgeschreven. Noem eens twee cijfers?’ Ik denk na. Te lang. ‘Niet nadenken’, moedigt hij aan. ‘Gewoon zeggen.’ Ik twijfel: ‘Acht en zes?’ Corbuzier: ‘En nog twee.’ ‘Drie…zeven?’ Triomfantelijk draait Corbuzier het blaadje in het midden van de tafel om. 8637 staat er op. Heel duidelijk. Ineens bekruipt me een lichte paniek. Zou hij werkelijk mijn gedachten kunnen
indonesiëjakarta
lezen? Als vanzelf komen er gedachten in me op die ik liever niet heb. En daarvan is 'Zou mijn string boven mijn broek uit komen' nog het minst gênant. Terwijl hij me met zijn zwarte ogen doordringend aankijkt, weet ik: even geen magie meer voor mij. Frustrerend blijft het wel: is het nu een truc of werkelijk iets bovennatuurlijks? Corbuzier zelf lijkt er geen uitsluitsel over te willen geven. Van geesten moet hij niets weten. ‘Het is niet zo dat ik ontvoerd ben door aliens en nu denk met de doden of met god te
kunnen spreken. Ik kan mensen gewoon lezen. Dat is alles wat ik doe. Het is een gave. Als ik in je ogen kijk, zie ik je de letters maken die ik zoek.’ Succesvol is Corbuzier daarin zeer zeker. ‘Voor mij is het gunstig dat we in Indonesië zo bijgelovig zijn’, lacht hij terwijl hij gebaart dat hij er flink aan verdient. ‘Daar is toch niets mis mee?’, zegt hij als hij mijn verbaasde blik ziet. ‘Mensen geloven weer ergens in. Ik geef
mensen een heleboel hoop!’ Via filmpjes op YouTube en op tv weet Corbuzier zijn publiek te bereiken. ‘Ik denk dat ik er zonder nieuwe technieken niet zo snel was gekomen. Dan had ik nog steeds in cafés voor het entertainment moeten zorgen.’ Gevoel voor drama heeft hij in ieder geval nog steeds: ‘Schrijf je wel een positief verhaal over me? Want anders...’ En ineens waait mijn bekertje thee om. Heel snel wegwezen.
Bijgeloof in digitaal tijdperk Technische uitvindingen worden volgens de Amerikaanse professor Erik Davis, verbonden aan Yale University, vaak als ‘wonderen’ omschreven. ‘We ‘weten’ natuurlijk allemaal dat technische hoogstandjes in fabrieken worden gemaakt en door mensen zijn bedacht. Toch - vooral als het een nieuwe uitvinding is - zijn ze voor ons leken full of wonder’, zegt Davis.
zoals internet, sms en de iPod veranderen het bewustzijn van de mensheid, net zoals de uitvinding van het schrift dat millennia geleden deed. Dit digitale tijdperk zal zijn eigen mythes creëren: dat kan iets groots zijn, zoals het idee dat internet een soort global mind is waar we vanzelf allemaal bij gaan horen, of zoiets als dat de techniek ons tegenwoordig telkens in een andere ruimte kan plaatsen zonder dat we ook echt van onze stoel komen.’
De professor stelt daarom in zijn boek TechnoGnosis: Myth, Magic and Mysticism in the Age of Information dat de komst van internet, televisie en telefonie het geloof in mystieke zaken versterkt. ‘Bijgeloof zal er altijd zijn, maar de vorm waarin het verschijnt verandert. Nieuwe media,
Dit werkt veel mythes in de hand, denkt Davis. Vooral in ontwikkelingslanden: ‘Daar staan ze nog aan het begin van de digitalisering. Steeds meer mensen krijgen toegang tot het internet. Dat zal betekenen dat het bijgeloof in deze landen ook daar op een andere manier vorm gaat krijgen.’
join
11
indonesiĂŤJogjakarta
Doe vanavond maar een hoogopgeleid
meisje
12
join
indonesiëJogjakarta
‘Ze vinden het geweldig om als prostituee te werken’, zegt hij. ‘Het is best zwaar als je met vijf mannen op een avond naar bed gaat’, zegt zij. Een opzienbarend gesprek met pooier David en ‘zijn’ 16-jarige Diva. tekst en fotografie Sandra van den Heuvel
‘I
k doe alles voor geld’, zegt Diva. ‘Als iemand mij verkracht en me ervoor betaalt, dan is het goed. Ik moet wel blijven werken. Wie moet anders mijn dochtertje verzorgen?’ Zestien jaar oud is ze pas, maar ze praat over haar pooiers alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. ‘Hoe meer pooiers, hoe meer werk.’ David (32) is haar nieuwste baas. ‘Via een vriend van haar hoorde ik dat ze nog werk nodig had’, zegt hij. Het verhaal van de duizenden jonge meisjes in de grote steden die hun geld verdienen als prostituee is steeds nagenoeg hetzelfde. De meisjes komen meestal van buiten de stad en belanden met hulp van een pooier in steden als Jakarta, Bandoeng, Soerabaja of, zoals Diva, Jogjakarta, vertelt ex-prostituee Anna Sulikah. ‘De pooier geeft geld aan de ouders en neemt het meisje mee naar de stad. Hij biedt haar zogenaamd een fatsoenlijk baantje aan. Als ze terug wil naar haar ouders is hij haar voor. Hij gaat terug om extra geld aan hen te geven. Het zijn voornamelijk de ouders die ervoor zorgen dat hun dochter hier in de prostitutie belandt. Het meisje is daardoor machteloos.’ Ook David heeft minderjarige meisjes die voor hem werken: behalve Diva nog zes anderen. ‘Dat is niet veel voor een
pooier. Als ik teveel meisjes heb herkent de politie me, en dan wordt het gevaarlijk voor mij.’ Dat is David al eens overkomen. ‘Soms vraagt de agent dan om een blowjob van het meisje, dan kom ik er dus makkelijk vanaf. Maar ze kunnen ook geld gaan eisen, en dat is minder leuk. Je moet dat dan wel doen, anders arresteren ze je.’ De pooier probeert dat dan ook zoveel mogelijk te voorkomen. ‘Mensen denken dat dit baantje veel verdient en dat het alleen maar glorie is, maar dat is niet altijd zo. Ik ben erg teleurgesteld in dit seizoen. Mijn meisjes zijn ongeschoold, en daarom leveren ze weinig op. Het is beter als je een goed opgeleid meisje voor je hebt werken. Je kunt dan een hogere prijs aan de klant vragen. Ze vinden het namelijk fijn als het meisje ook nog terug kan praten.’ Klanten zijn erg kieskeurig, volgens David. En de bestellingen vinden plaats
in de taxi. ‘De taxichauffeurs weten precies waar de mooie, intelligente meisjes zitten. Het is net een menukaart’, lacht hij. David werkt daarom nauw samen met taxichauffeurs, net als met de beveiligers van de plaatselijke hotels. ‘Elke pooier hier in de buurt doet dat. Je geeft de chauffeurs een fooitje als ze een klant naar je toebrengen. En je geeft de beveiliger wat geld om het meisje in het hotel in de gaten te houden. Zo zorg je dat er niks met haar gebeurt.’ Volgens David hebben de meisjes geen moeite met hun baan. ‘Ze vinden het geweldig om als prostituee te werken. Het geld maakt hun gelukkig.’ Hij gaat zelf ook wel eens met zijn meisjes naar bed. ‘Dat gaat dan gewoon op een natuurlijke manier’, vertelt hij. Condooms gebruikt hij altijd, maar bij zijn meisjes ligt dat anders. Diva: ‘Natuurlijk
Je geeft de chauffeurs een fooitje als ze een klant naar je toebrengen.
join
13
indonesiëJogjakarta gebruik ik condooms. Alleen bij klanten die vaker komen niet meer.’
delijke oplossing. Hopelijk kan ik binnen vier of vijf jaar stoppen.’
Het meisje heeft geen idee wat voor gevolgen dat voor haar kan hebben. Een test heeft ze nooit gedaan: ze is er van overtuigd dat ze geen aids heeft. Ze vertrouwt haar klanten. Ex-collega Anna Sulikah krijgt dan ook veel meisjes met aids bij zich. ‘Het blijft een groot probleem. De meisjes zijn zich nergens van bewust.’
Diva hoopt hetzelfde. ‘Ik lach nu wel, maar ik hou me groot. ’s Avonds bid ik voor het slapen gaan en ik huil me vaak in slaap. Natuurlijk wil ik een andere baan, maar dat gaat niet zo makkelijk. Het is best zwaar als je met ongeveer vijf mannen naar bed gaat op een avond, maar ik ben er nu in ieder geval zeker van dat ik iets verdien.’
Het laat David koud: ‘Ik bemoei me niet met hun privéleven. Het gaat mij om het geld. Ik zou liever als kok op de cruiseline werken, maar dat heb ik ook niet voor het uitkiezen. Ik zie dit als een tij-
David: ‘Misschien dat ik me ooit schuldig ga voelen, maar ik denk het niet. Dat voel ik me nu ook niet. Dit is voor mij een manier om het grote geld te verdienen.’
‘Natuurlijk gebruik ik condooms. Alleen bij klanten die vaker komen niet meer.’
Van hoer tot kapster? Sinds kort volgt prostituee Nina een cursus bij Anna Sulikah. Sulikah, zelf vroeger ook actief in de seksindustrie, leidt prostituees op tot kapster of kledingmaakster. In 1999 richtte ze de Bandung Wangi Foundation op om meisjes uit de problemen te helpen. Samen met vier andere ex-prostituees struint ze de straten van Jakarta af om met de meisjes in contact te komen. Een dagtaak, maar ze doet het graag. ‘Ik wil hen leren over de risico’s, maar ook dat ze op een andere manier aan geld kunnen komen. Uiteindelijk zullen ze trots zijn op wat ze bereikt hebben. En daar doe ik het voor.’ Is het makkelijk om uit de prostitutie te komen? Nee, zegt Sulikah. ‘De meisjes moeten wel echt willen veranderen. Voor hen zal ik koste wat kost een baan vinden. Ik heb zelf die kans gekregen, en nu wil ik dat doorgeven. Ik wil hun leven veranderen.’ Toch ervaart ze dat veel van de meisjes te lui zijn om iets te veranderen aan hun situatie. ‘De helft zie ik na de eerste bijeenkomst niet meer terug. Ze zijn niets anders gewend en verkiezen een baan in de prostitutie.’
14
join
Ontmaagd door eerste klant Niet alle meisjes in NoordJakarta komen via het ‘menu’ van taxichauffeurs aan hun werk. De 15-jarige Nina werkt als ‘serveerster’ in een paar van de 55 kroegen in de wijk. ‘Ik ben ontmaagd door mijn eerste klant’, vertelt ze. Schaars gekleed zoekt ze naar een potentiële klant, schenkt zijn drankje bij en biedt zichzelf aan. De kroegbaas - oftewel de pooier, vaak een vrouw - kijkt nauwlettend toe, want dit levert haar veel geld op: ze troggelt tweederde van Nina’s salaris af. Van de oorspronkelijke 10 euro per uur blijft daardoor weinig over. De klanten eisen veel van Nina, maar het geld maakt veel goed. ‘Mijn moeder is blij met het geld dat ik haar geef’, vertelt ze. De minder leuke kanten van het beroep verbergt ze voor de buitenwereld. ‘Ik huil vaak, maar daar kan ik het niet met mijn familie over hebben. Als ik me ellendig voel ga ik naar het winkelcentrum. Daar vergeet ik alles even.’
indonesiëjakarta
Zoete tijdbom onder Indonesië Elk jaar sterven 200.000 Indonesiërs aan de gevolgen van roken. Dat is ook niet zo vreemd: de zoete kruidnagelgeur van kreteksigaretten hangt óveral, en niemand die zich er druk om maakt. Integendeel: ‘Kretek roken is goed voor je.’ tekst en fotografie Harm Hoksbergen
G
rote stickers met ‘Verboden te roken’ hangen op de deuren van het grote warenhuis Blok M Plaza in Jakarta. Maar eenmaal binnen blijkt dat roken geen enkel probleem is. In een hip café in het warenhuis zitten tientallen Jakartanen aan de koffie. Een antirookbord in de hoek weerhoudt klanten er niet van een asbak te vragen. Deze wordt, ondanks de strenge antirookwetgeving in Jakarta, zonder problemen verstrekt. Wie een sigaret rookt in een hotellobby of in een hip koffietentje als dat van Blok M Plaza, riskeert formeel een boete van 3300 euro of zelfs zes maanden cel. In de praktijk komt van deze wet weinig terecht. Demi Sumantri, toezichthouder van het warenhuis, vertelt waarom de wet niet werkt. ‘Als we een klacht krijgen
dat er in een restaurant gerookt wordt, sturen we een brief naar het management. Na drie klachtbrieven moet een restaurant wat meer servicekosten gaan betalen. Maar meestal sturen we maar één brief, omdat we als warenhuis onze klanten niet willen wegjagen.’ Gemeenteambtenaren komen drie keer per maand het warenhuis controleren op rokende mensen, maar vreemd genoeg wordt er nooit iemand betrapt en worden er zelden boetes uitgedeeld, zegt Sumantri. Toch zijn antirookorganisaties blij dat er überhaupt een antirookwet is. ‘Stap voor stap moeten we het roken terugdringen. Hoewel de wet niet altijd goed functioneert, geeft het ons wel een stok om mee te slaan’, zegt Tuti N. Roosdiono. Zij is voorzitster van de landelijke organisatie Vrouwen Tegen
Tabak. ‘De wet in Jakarta werkt niet omdat de lokale autoriteiten onvoldoende budget hebben om de wet na te leven. Maar nog vaker is het een kwestie van gebrek aan politieke wil.’ De Indonesische tabaksindustrie heeft daardoor praktisch vrij spel. Op tal van terreinen loopt het land in haar antirookbeleid twintig jaar achter op andere Aziatische landen, zeggen critici. Grote billboards met tabaksreclame domineren vaak het straatbeeld, tv-spotjes voor tabak zijn heel normaal en een pakje sigaretten kost omgerekend slechts zeventig eurocent. Wereldgezonheidsorganisatie WHO ontwikkelde een speciaal programma om het tabaksgebruik in Indonesië terug te dringen - maar zonder succes. Het
join
15
indonesiëjakarta land scoort op punten als het heffen van tabaksaccijnzen en het inperken van tabaksreclame het laagst van alle landen in de regio. Het terugdringen van de tabaksconsumptie heeft duidelijk geen prioriteit voor de Indonesische overheid. De regering stelt dat het verbouwen van tabak een grote bron is voor de werkgelegenheid en een belangrijke pijler van de economie. Het is volgens de regering daarom onverstandig om het tabakgebruik hard aan te pakken. Ongeveer vijf procent van de Indonesische bevolking is werkzaam in de tabakssector. Geschat wordt echter dat de staat vijf keer zoveel geld kwijt is aan de gevolgen van het tabaksgebruik voor de samenleving, dan dat de tabaksindustrie oplevert. Roosdiono denkt dan ook dat het zwakke overheidsoptreden ook andere
oorzaken heeft. ‘Politici ontvangen tijdens verkiezingen campagnegeld van de tabaksindustrie. Corruptie is vaak niet te bewijzen, maar is waarschijnlijk wel een van de redenen waarom de tabaksindustrie bijna ongemoeid zijn gang kan gaan.’ Het grootste probleem van de Indonesische rookmentaliteit is onwetendheid. Dit blijkt ook uit het verhaal dat een Jakartaanse taxichauffeur vertelt. “Toen ik zestien jaar was rookte ik voor het eerst een filtersigaret. Ik vond het wel stoer, maar ik kreeg ademhalingsproblemen en moest naar het ziekenhuis. Na twee dagen aan de zuurstofbeademing mocht ik weer naar huis. Mijn vader vertelde me dat dit ervan kwam als ik filtersigaretten rookte; daarom moet je ook kretek roken, zei hij. Sindsdien rook ik alleen nog maar kreteksigaretten. Dat
is goed voor mijn gezondheid.´ In werkelijkheid bevat een kreteksigaret ongeveer tweemaal zoveel nicotine en teer als een normale filtersigaret. ´Ons belangrijkste speerpunt is het creëren van bewustzijn dat roken schadelijk is voor de gezondheid´, zegt Roosdiono strijdvaardig. ´Het is geen gemakkelijke opgave om tegen de machtige lobby van de tabaksindustrie op te boksen, maar we blijven gemotiveerd om te vechten voor de gezondheid van onze kinderen.´ Voor de roker is Indonesië dan misschien een paradijs, de gevolgen van het massale rookgedrag zijn een tikkende tijdbom onder de Indonesische samenleving, vreest Roosdiono.
Sindsdien rook ik alleen nog maar kreteksigaretten. Dat is goed voor mijn gezondheid.´
Roken is cool en sexy Een nieuwe markt die de tabaksindustrie succesvol lijkt aan te boren zijn jongeren. Dertien procent van de jongeren onder de vijftien rookt dagelijks en dit percentage stijgt. De tabaksindustrie bestookt jongeren via reclamespotjes op televisie en advertenties in jongerenbladen. Populaire muziekconcerten of sportwedstrijden worden gesponsord door bekende sigarettenmerken. Wie rookt is cool of sexy en zelfs sportief, vertelt de tabaksindustrie. Roken en de verkoop van tabak op scholen is in Jakarta officieel verboden. Op een Technische Hogeschool valt het aantal rokende studenten mee, wel valt op dat een klein winkeltje op het campusterrein sigaretten verkoopt. ‘Iedereen rookt hier, ook de docenten. Ouders weten dat we hier sigaretten verkopen, die zouden pas gaan klagen als we ze niet meer zouden verkopen’, Lacht de uitbater van het zaakje.
16
join
De Indonesische rookfeiten Ongeveer een op de drie Indonesiërs rookt, schat de WHO. Dat is veel, als je nagaat dat er in Indonesië ongeveer 238 miljoen mensen wonen. Kanker is één van de belangrijkste doodsoorzaken in Indonesië. In 2001 schatte het Indonesische ministerie van Volksgezondheid dat ongeveer vijf miljoen mensen ziek zijn geworden als gevolg van roken. Het aantal jaarlijkse rookdoden wordt geschat op 200.000. Dit aantal is waarschijnlijk vele malen hoger als bijvoorbeeld ook de effecten van roken op hart- en vaatziekten worden meegerekend. De laatste jaren neemt in Indonesië vooral het roken onder vrouwen en jongeren toe.
indonesiëJogjakarta
De Vulkanenfluisteraar Hij is de beroemdste bejaarde van Indonesië: Mbah Marijan. Met zijn ‘mystieke krachten’ houdt hij de levensgevaarlijke Mirapi-vulkaan in bedwang. ‘Ik ben geen lafaard.’ tekst Heiba Targhi Bakkali fotografie Marc-André Jung
M
bah Marijan (spreek uit: Maarie-djaan) is een beroemd man in Indonesië. Zijn faam vergaarde de bejaarde na zijn zeventigste levensjaar, een leeftijd waarop de gemiddelde Nederlandse ster allang op z’n retour is. Zo niet Marijan: zijn gezicht siert metershoge reclameborden voor vitaminesupplementen, in populaire soapseries vervult hij gastrollen, er verschenen talloze biografieën en zijn dorpswoning is een toeristische trekpleister. Marijan is niet zomaar een beroemdheid: hij is een nationale held. Die status heeft hij te danken aan de ‘mystieke krachten’ die hem door de Indonesiërs worden toegedicht. Met die bijzondere gave houdt hij ‘s werelds meest actieve vulkaan, de Mirapi, al decennia in bedwang. Dat is zelfs zijn officiële functie: in 1982 stelde het sultanaat van Jogjakarta hem aan als beschermheer en sleutelbewaarder van de Mirapi - à twintig cent per maand.
Drie jaar geleden kwam de indrukwekkende vulkaan voor het laatst in actie. Het begon met enorme gifdampen die maandenlang opstegen uit het binnenste van de Mirapi - de opmaat voor een grote uitbarsting. Het overheidsadvies aan de omwonenden was dan ook helder: zo snel mogelijk evacueren. Maar Marijan was niet onder de indruk.
zien. ‘Er kwamen maar twee mensen om door het natuurgeweld’, vertelt Marijan vanuit zijn houten fauteuil in zijn bescheiden woning. Hij woont sober, maar voor lokale begrippen riant. Zijn huis staat in het midden van het dorp: het gerucht gaat dat de lavastromen altijd rond zijn huis vloeien.
Hij bleef in zijn geboortedorp, op de flank van de vulkaan, wachtend op een visioen. Want alleen een teken van de Almachtige kan Marijan ervan overtuigen de Mirapi te verlaten. 5.000 bewoners van zijn eigen dorp en de omliggende dertig nederzettingen volgden het voorbeeld van hun sleutelbewaarder en bleven in de gevarenzone. ‘Ik ben geen lafaard’, tekende een tiental Indonesische dagbladen uit zijn mond op. De wereld keek gespannen toe.
Marijan is hoogbejaard. Dat zie je niet alleen aan de rimpels in zijn gelaat: terwijl hij vertelt over zijn gave – die hij zou hebben geërfd van zijn vader en grootvader - dommelt hij regelmatig in. Uitbarstingen van de Mirapi zijn de toorn van God, verklapt hij als hij weer wakker schrikt. En dus doet Marijan er alles aan om Hem tevreden te houden, met een mix van Javaanse en islamitische rituelen. ‘We offeren rijst, ik lees veel in de Koran en ik bid voor de mensen om ze te beschermen.’
Uiteindelijk kwam het inderdaad tot een uitbarsting, maar de schade was te over-
Is het zo simpel? Marijnan lacht geheimzinnig. ‘De rest is geheim.’
join
17
indonesiĂŤjakarta
Dweilen met de kraan open Ze kwamen naar Jakarta in de hoop op een betere toekomst, en bouwden hun huisjes aan de oevers van de Ciliwung-rivier. Veel keus was er niet: daar was toevallig nog plek. En al snel werd duidelijk waarom. Elk regenseizoen weer overstroomt de rivier, en elke keer wordt het erger. Stond er in de jaren ’70 gemiddeld nog een laag water van dertig centimeter in de Melayukampung, nu is de verwachtig dat de wijk in 2012 onbewoonbaar zal zijn omdat het water dan tot de derde verdieping van de huizen reikt. tekst en fotografie Danny Ghosen en Charlotte van Keulen
18
join
indonesiĂŤjakarta
join
19
indonesiĂŤjakarta
20
join
indonesiëbali
Nederlandse
superster in Indonesië Het is bijna een sprookje: als doodgewone studente ging ze op vakantie naar Indonesië, zong ze wat liedjes in een karaokebar, en even later had ze een platencontract plus twee nummer 1-hits. ‘Ik had geen idee waar ik aan begon.’ tekst Maaike Timmerman
R
ebecca Reijman? Never heard of, denk je nu misschien. Niet verwonderlijk: in Nederland hebben we van de Haagse schone nog maar weinig gehoord. Aan de andere kant van de wereld, in Indonesië, is dat wel anders: op grote billboards kijkt ze je met haar bruine ogen aan om je te verleiden een L’Oreal-product te kopen, schalt ze met een nummer 1-hit uit de luidsprekers in één van de vele shoppingmalls en moeten ze de winkels
voor haar sluiten als ze even rustig haar boodschappen wil doen. Rebecca nodigde Join uit om met haar te eten in Jakarta. Na een aantal Jack Daniels - double - blijkt dat Rebecca wat betreft Indonesische gastvrijheid al goed is ingeburgerd: of we het leuk zouden vinden om langs te komen bij haar villa in Bali? Natuurlijk: geen probleem! Een reis langs Rebecca’s bijzondere verhaal.
join
21
indonesiëbali Donderdag, restaurant Loewy, 19.13 uur Zoals het een ware diva betaamt komt Rebecca een klein kwartier te laat restaurant Loewy in Jakarta binnenlopen. Haar skinnyjeans benadrukken haar slanke figuur en haar hoge pumps haar lange benen. Glimlachend legt ze haar Guess-tasje op tafel en gooit ze een aantal tijdschriften er bovenop. ‘Kijk, van deze maand!’, wijst ze naar de cover van het toonaangevende magazine Dewi (‘de Indonesische Vogue’). ‘Ze maken me altijd helemaal wit op. Vreselijk hè’, lacht ze, terwijl ze een pannetje escargots bestelt bij de aansnellende ober. Wie bij de beschrijving ‘Nederlandse superster’ een blonde stoot met blauwe ogen had verwacht, komt bedrogen uit. Rebecca lijkt in alles op een Indonesische: bruine ogen, tenger postuur en lange, donkere haren. Haar moeder is dan ook Javaanse, geboren in Suriname. Maar voordat Rebecca als 20-jarige studente (HBO Recht & Economie) op vakantie naar Bali ging, was ze nog nooit in Indonesië geweest. Nog steeds kan Rebecca moeilijk geloven wat haar sindsdien is overkomen. ‘Ik weet nog zo goed dat ik in de collegebanken zat in Den Haag en riep: Mensen, dit is niets voor mij! Ik hoor hier niet thuis. Ik moet de wereld in, ik wil beroemd worden. Een week later ging ik met familie op vakantie naar Bali en gebeurde het: ik greep de microfoon in een karaokebar en werd ontdekt door een platenbons in het publiek.’ En terwijl haar broer huiswaarts keerde, bleef Rebecca in het warme Indonesië om haar eerste Indonesische album in te zingen. ‘Eigenlijk slaat het helemaal nergens op, als ik het zo bekijk. Ik had geen idee waar ik aan begon.’ Met hulp van een lerares moest Rebecca zich in een paar weken tijd de Indonesische taal eigen zien te maken. Dat ging aardig, maar het inzingen van haar eerste cd bleef lastig: ‘Het moest
22
join
‘Ik weet nog zo goed dat ik in de collegebanken zat in Den Haag en riep: Mensen, dit is niets voor mij!’ steeds over omdat het te Nederlands klonk.’ Bovendien had ze in eerste instantie geen idee wat ze nou eigenlijk zong. Haar eerste single - die meteen de hitlijsten bestormde - heet Tanpamu, vrij vertaald: zonder jou. De tweede ballad waarmee ze een nummer 1-notering behaalde, heet Maafkan Aku Mencintai Kekasihmu, wat zoiets betekent als: sorry voor het veroveren van jouw geliefde. ‘Het zijn heerlijk dramatische, romantische nummers. Niet voor niets word ik vooral door veel vrouwen beluisterd.’ Rebecca’s eerste album, Kata Hati, ging meteen een half miljoen keer over de toonbank: naar Nederlandse begrippen zou dat ruim acht keer platina zijn. Van de ene op de andere dag werd Rebecca dan ook herkend. ‘Mensen zaten de hele tijd aan me, trokken aan mijn haren. Op een gegeven moment kon ik niet meer gewoon shoppen; ze moesten de winkel voor me sluiten.’ Dat was wel even een omschakeling. ‘Je bent in een nieuw land, probeert nieuwe vrienden te maken, maar je moet ondertussen wel de oprechte mensen kunnen onderscheiden van de hielenlikkers. Vooral die celebwereld: alles is zo nep.’ Bovendien speelde het gemis van haar familie en vrienden steeds vaker op. ‘Ik heb echt heel lang en veel gehuild. Ik voelde me af en toe best wel alleen.’ Naarmate de avond vordert, vertelt Rebecca meer en meer. Over de paparazzi die met telelenzen voor haar huis liggen, en zelfs over haar relatie met een
prins. Maar dan moet ze ineens weg. Ze heeft nog een bespreking voor een videoclip. Om elf uur ’s avonds? ‘Ja, dat is heel gebruikelijk in Indonesië.’ Maar Rebecca is de beroerdste niet. ‘Waarom komen jullie niet langs bij mijn huis op Bali, joh! Het is geweldig daar. Dan praten we verder en gaan we surfen. Ik regel een villa voor je om de hoek.’ Een telefoontje later is alles geregeld en rijdt Rebecca’s chauffeur voor. Zaterdag, Denpasar, 13.00 uur Blauwe zee, witte stranden en palmbomen: zo in de stralende zon doet Bali bijna pijn aan je ogen. Een vakantieparadijsje. Rebecca heeft niets te veel gezegd. Aangekomen bij de villa doet een simpel ‘We are friends of Rebecca’ meteen wonderen. Jacuzzi, eigen zwembad, kingsize-bed - het is allemaal prima voor elkaar. Maar van Rebecca nog geen spoor. Per sms laat ze weten een dag later op Bali te zijn. Het promotieconcert voor haar nieuwste album op Sumatra liep wat uit en daardoor mist ze haar vliegtuig. Zondag, Rebecca’s villa, 15.00 uur Eindelijk. Daar zijn we dan: Rebecca’s nieuwste bescheiden optrekje. ‘Bij mijn huis in Jakarta liggen ze vaak met enorme telelenzen voor mijn huis. Op Bali komen veel toeristen die mij niet kennen, dus heb ik iets meer rust. Daarom heb ik deze villa er bij gekocht.’ Het huis ligt in een zijstraat van een gezellig winkelstraatje. Binnen is het
indonesiëbali vooral heel erg wit. Hier en daar zijn fraaie gouden versieringen aangebracht. ‘Ik zit er nog maar net, dus het is nog wat sober’, wijst Rebecca om zich heen. ‘Maar ik houd wel van minimalistisch, dus veel zal er niet bij komen.’ Wel heeft ze een flinke kast vol boeken en tijdschriften en staan overal gitaren. ‘Ik moet muziek om me heen hebben, altijd.’ Aangekomen bij de inloopkast - vol schoenen en jurkjes in alle kleuren van de regenboog - begint Rebecca te glunderen. ‘Elke vrouw heeft recht op een inloopkast! Dat vind ik gewoon!’ Wanneer we vervolgens langs het dakterras en het zwembad lopen wordt één
ding in ieder geval heel duidelijk: de villa is een plek om tot rust te komen. En dat heeft Rebecca naar eigen zeggen ook wel nodig. Als vrijgevochten Nederlandse heeft ze al heel wat meegemaakt in het islamitische Indonesië. ‘Als ik een keer dronken wordt gefotografeerd of in een interview zeg: ‘fuck this’, dan wordt daar al snel aanstoot aan genomen. Ik krijg ook vaak het commentaar dat ik te sexy shirtjes draag.’ Zo zorgde Rebecca voor veel ophef toen ze tijdens een optreden in Atjeh - waar de Islamitische sharia geldt - ‘te bloot’ gekleed ging. Hoewel ze zeven nummers zou zingen, stopte ze na twee acts omdat de situatie te bedreigend werd.
‘Er stonden ineens honderd mannen met lange baarden van een radicale islamitische groepering binnen. Toen ik daarna het concertgebouw wilde verlaten heb ik echt moeten vechten om in mijn auto te komen.’ Toen Geert Wilders’ film Fitna uitkwam, kreeg Rebecca nog grotere problemen. ‘Ze stonden voor mijn deur om mij - als Nederlandse - te vragen wat ik van Fitna vond. Ik zei ‘geen commentaar’. De volgende dag stond er in elke krant: ‘Rebecca steunt Fitna’. Toen kon ik echt een paar dagen het huis niet uit zonder mijn bodyguards. Best beangstigend.’ Sowieso is de roddelpers sterk verte-
Jacuzzi, eigen zwembad, kingsize-bed - het is allemaal prima voor elkaar. Tanpamu Benieuwd naar het eerste nummer van Rebecca? Je vindt de clip als je ‘Tanpamu’ en ‘Rebecca’ intypt op YouTube. Door de sepiakleuren en de lange, witte jurk die Rebecca draagt, heeft de clip wel wat weg van My Immortal van Evanescence.
join
23
indonesiëbali genwoordigd in Indonesië. ‘Als ik een vriend van me gedag kus op een première, koppen ze de volgende dag al in de kranten: ‘Rebecca gaat trouwen.’ Een jaar lang was er zelfs extra interesse voor Rebecca’s liefdesleven. Ze kreeg namelijk een relatie met een heuse prins: de zoon van de sultan van de Javaanse regio Solo. Hoewel de koninklijke familie geen enkele politieke macht meer heeft, geniet ze nog steeds een groot aanzien. Toen Rebecca iets met haar prins begon, kreeg de pers daar al snel lucht van. ‘Het was best apart om bij een sultan op de thee te gaan. Zijn familie was echt super, ik had niet zoiets van ‘wow, ik zit bij een koninklijke familie’.’ Toch liep het niet goed af. ‘Het werkte niet meer tussen ons. Er was te veel aandacht voor ons en er werden dingen van me gevraagd - zoals het bekeren tot de islam - die ik niet kon waarmaken.’ Inmiddels is Rebecca weer vrijgezel. En heel gelukkig: ‘Dromen? Ik weet eigenlijk niet waar ik nog van droom. Ik heb het allemaal al.’ En of ze nou met of zonder prins leeft: haar verhaal blijft hoe dan ook verdacht veel weg hebben van een ongeloofwaardig, modern sprookje.
24
join
Internationale dromen ‘Ik hou van Indonesië. Ik hou van de mensen, van de relaxte sfeer.’ Nee, Rebecca denkt er niet aan Indonesië de rug toe te keren. Maar helemaal zonder internationale dromen is ze niet. ‘Ik ga binnenkort modellenwerk doen in New York.’ Daarnaast is haar tweede album - dat onlangs is uitgekomen - niet voor niets voor de helft Engelstalig. ‘Je weet het natuurlijk nooit. Ik ben erg fan van de Nederlandse band Bløf. Er zijn contacten gelegd en mogelijk ga ik met hen een nummer opnemen.’ Op haar nieuwste album komen we in ieder geval een bekend nummer tegen: een cover van Nobody’s wife van Anouk. ‘Ik vind dat zo’n te gek nummer’, zegt Rebecca. ‘Ik weet zeker dat ze het hier in Indonesië geweldig zullen vinden.’
‘Ze is superelegant’ Een groot talent en een beetje geluk: dat heeft Rebecca Reijman een aardig eindje op weggeholpen in Indonesië. Maar wat maakt haar nu precies zo bijzonder? Niluh Sekar, eindredacteur van het prestigieuze Dewi Magazine: ‘Rebecca is gewoon prachtig. Ze heeft een heel sterk gezicht met grote, reebruine ogen. Op foto’s is ze superelegant. Dat is precies wat Dewi wil uitdragen.’ Daarom prijkte Rebecca op de cover van januari: ‘We wilden in die maand iemand die een nieuw jaar, een nieuwe start kon uitstralen. Rebecca is jong en fris en dus perfect voor zo’n editie. Bovendien zijn onze lezeressen geïnteresseerd in haar. Ze is voor veel jonge vrouwen een voorbeeld. Ze geeft ze een soort girlpower-gevoel.’ Bovendien is het nog leuk werken met Rebecca ook: ‘Het is altijd leuk om haar te interviewen: ze kan ontzettend grappig zijn.’
indonesiëjakarta
Geen drinkwater, maar wel een mobieltje Schoenen, goede huizen en schoon water? Nee, dat hebben ze niet, in de sloppenwijken van Jakarta. Maar spelcomputers en telefoons? Ja, dat dan weer wel. ‘Zonder mobieltje hoor je er niet bij.’ tekst Christina Sadik
‘V
an Nistelrooy, Van Nistelrooy!’, roepen een paar voetballende jongens enthousiast als ze horen waar ik vandaan kom. Eén van hen rent op zijn blote voeten naar mij toe en laat op zijn Nokia 6233 een foto van de bekende voetballer zien.
naar globalisering onder jongeren in Indonesische kampungs. ‘Vooral in grote steden als Jakarta, Jogjakarta en Soerabaja is duidelijk te merken dat de identiteit van jongeren aan het veranderen is. Ze willen steeds méér, en zien het westen als hun grote voorbeeld.’
Ze hebben geen verharde wegen, geen riolering, geen schoon drinkwater. De scheve huizen in deze kampung, een sloppenwijkje in Jakarta, zijn dwars door elkaar heen gebouwd, zonder enige structuur. Maar zodra je wat verder de wijk in loopt, zie je ineens grote stereotorens, splinternieuwe biljarttafels en spelcomputers.
De oorzaak van die verwestering is zo gevonden, zegt Igbal. ‘Op elke hoek van de straat vind je tegenwoordig wel een internetcafé, en je kunt in honderden videotheken de nieuwste Hollywoodfilms huren. Meisjes zijn daardoor steeds beter op de hoogte van de laatste mode. En het belangrijkste is natuurlijk een mobieltje. Als je die niet hebt, dan hoor je er echt niet bij.’
Het lijkt bijna te vreemd om waar te zijn: geen schoon drinkwater of stevige behuizing, maar wel de nieuwste elektronische snufjes, videogames en andere luxe. Volgens Fajar Igbal, professor aan de Muhammadiyah Universiteit in Jogjakarta, is deze wijk geen uitzondering. Jarenlang deed Igbal onderzoek
Ook Valentijnsdag, een dag die vooral bekend is in het westen, wordt steeds populairder in Indonesië. Ieder jaar verrassen steeds meer mensen hun geliefde met een roos, beertje of bonbons. ‘Het komt door Oprah’, lacht de 20-jarige Amira. ‘En door al die soaps natuurlijk!
Ze besteden er in het westen zoveel aandacht aan, en daar zijn wij heel gevoelig voor. We willen dan ook graag net als hen zijn en gaan ons net als hen gedragen en dezelfde dingen doen.’ In de kampung woont ook een groep jongens die de Sex Pistols, de punkband uit de jaren ’70, ziet als rolmodel. Ze proberen net zo te leven als hun idolen - zonder de Indonesische cultuur uit het oog te verliezen. ‘Alcohol drinken hoort erbij als punker, maar dat doen wij nauwelijks’, zegt Khalid (25). ‘Ook zijn wij aardiger en beleefder dan de Sex Pistols waren. Dat moet wel, anders worden we hier niet geaccepteerd’. Zo gaan de meeste jongeren om met de westerse invloeden, zegt onderzoeker Igbal. ‘Ze gaan mee met de trends en willen zich niet isoleren, maar willen wel hun eigen cultuur en identiteit behouden. Ze zijn Indonesiër in hart en nieren.’
join
25
indonesiëjakarta Een van de democratiestudenten bestudeert zijn literatuur
Geobsedeerd door de macht Met bijna vijftig jaar ervaring als parlementslid en staatsadviseur maakte Mansuetas Contis da Lopez alle roerige tijden in de Indonesische politiek van dichtbij mee. Een interview met één van de meest doorgewinterde politici van Indonesië: ‘We hebben veel bereikt.’ tekst Hidde Middelweerd fotografie Mandy Bollegraf
H
et was begin jaren ’60 - hij was nauwelijks ouder dan 20 - maar Mansuetas Contis da Lopez wist het zeker: ik word politicus.
26
join
‘Ik interesseerde me altijd al voor politiek en ik wilde iets betekenen voor het Indonesische volk. Die keuze was dus snel gemaakt.’
Net klaar met zijn studie Indonesische Taal en Cultuur werd hij lid van Golkar, de partij die toen net was opgericht namens tientallen NGO’s. ‘Het is een echte volkspartij’, vindt de inmiddels 70jarige Da Lopez. ‘Iedereen kan lid worden. De partij staat niet voor één religie, niet voor één etnische groep, maar voor het hele volk.’ Al snel bood Golkar hem de kans van zijn leven. Da Lopez werd gevraagd een afdeling van Golkar op te zetten op Papoea. ‘Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1945 bleef Papoea nog in Nederlandse handen, als kolonie. Maar Nederland moest het eiland in 1962 onder internationale druk weer teruggeven. Papoea hoorde dus weer bij Indonesië en werd meteen politiek interessant.’ Da Lopez aanvaardde de taak en bleef zeven jaar op Papoea. Hij zette zich in voor het volk van het eiland en probeerde de plaatselijke leefomstandigheden
indonesiëjakarta
Nederland leert Indonesiërs wat democratie is ‘De politici hier zijn niet capabel en competent. Dus waarom vervangen we ze niet? tekst Marten Blankesteijn en Maaike Timmerman
T
opoverleg in het Indonesische parlement: er moet zo snel mogelijk iets gebeuren, daar zijn de volksvertegenwoordigers het allemaal over eens. Want eenderde van de bevolking onder de armoedegrens - dat kán toch niet? De parlementariërs kijken elkaar peinzend aan, totdat één van hen een pen pakt en een gedenkwaardige motie schrijft: ‘De regering moet iets doen aan de armoede!’ Eureka! Alle fracties zijn enthousiast: de motie wordt meteen aangenomen. Tevreden schudden de politici elkaar de hand. Dat probleem is ook weer opgelost. ‘In Nederland wordt wel eens gezegd dat de Tweede Kamer teveel zeurt over details in de wetgeving’, zegt VVD-Kamerlid Hans van Baalen, die als buitenlandwoordvoerder van zijn frac-
tie regelmatig in Indonesië is. ‘Maar als je in Indonesië bent geweest kun je de Tweede Kamer daarna wel waarderen, denk ik. Ze denken dat er na zo’n motie ook echt iets gaat gebeuren.’ Niet alleen buitenlandse politici, maar ook steeds meer Indonesiërs zien dat hun parlement nog niet werkt zoals het zou moeten werken. ‘De politici zijn hier niet capabel en niet competent’, zegt de directeur van een democratieschool even buiten Jakarta. Gesteund met Nederlands geld leidt zijn school, net als vier andere filialen in Indonesië, een nieuwe generatie politici op. De achterliggende gedachte? ‘Als de huidige politici niet functioneren, waarom vervangen we ze dan niet gewoon?’ Hier, in Tangerang, een arme voorstad van Jakarta, wordt al vervolg op pagina 28 >
te verbeteren. ‘Ik ben erg trots op wat ik daar bereikt heb’, blikt hij terug. ‘Ik heb president Soekarno destijds dringend verzocht om koeien, varkens en kippen naar het eiland te transporteren. Daarnaast vroeg ik hem om het eiland te voorzien van de materialen die nodig zijn om gewassen te verbouwen. Ik ben vast niet de enige die dat voorgesteld heeft, maar toen Soekarno die plannen ook daadwerkelijk uitvoerde, voelde dat toch als een persoonlijke overwinning.’ In 1971 bereikte Da Lopez’ politieke carrière een heel nieuw niveau. Golkar was inmiddels uitgegroeid tot de allesoverheersende partij van president annex dictator Soeharto, en Da Lopez werd gevraagd parlementslid te worden. Daarvoor moest hij weliswaar naar Jakarta verhuizen, maar dat had hij er graag voor over. ‘Toen ik gevraagd werd, voelde ik me geweldig. Ik kon niet wachten om in Jakarta aan de slag te gaan, het politieke centrum van Indonesië waar eigenlijk alles gebeurt.’
Het werden drukke tijden: ‘Ik was zes dagen per week aan het werk, van negen uur ’s ochtends tot negen uur ’s avonds’, zegt Da Lopez. ‘En die dagen bestonden vooral uit vergaderen. Praten, praten en nog eens praten, daar komt het werk van een Indonesische politicus eigenlijk op neer.’ Tegenwoordig is dat, volgens Da Lopez, zelfs nog erger: ‘In mijn tijd zaten er maar een paar politieke partijen in het parlement. Nu zijn het er maar liefst zeventien, met allemaal een andere mening. Dat zorgt voor nog meer discussie en weinig besluiten.’ In het begin van zijn periode als parlementslid was Da Lopez wel te spreken over het regime van Soeharto, maar dat veranderde naarmate de tijd vorderde. ‘Soeharto’s regime valt op te delen in drie fases. In de eerste fase ging alles nog goed. Op economisch gebied ging het Indonesië voor de wind en zat er een stijgende lijn in de leefomstandigheden door
heel het land. In de tweede fase ging het echter bergafwaarts. Soeharto begon verkeerde keuzes te maken, wat het land negatief beïnvloedde. In de derde fase van zijn regime was Soeharto helemaal niets meer waard. Hij regeerde niet meer voor het volk, maar voor zichzelf. Hij was geobsedeerd door de macht die hij al die jaren had gehad. Soeharto’s regime was echt een zwarte bladzijde in de Indonesische geschiedenis.’ Als Da Lopez naar het huidige Indonesië kijkt, is hij wel tevreden. Zijn land is weliswaar nog lang niet waar het moet zijn, maar de ervaren politicus ziet een stijgende lijn. ‘Na de val van Soeharto hebben we veel bereikt. We zijn een democratie geworden. We hebben persvrijheid en rechtstreekse parlements- en presidentsverkiezingen. Ik ben ervan overtuigd dat we deze stijgende lijn, met de huidige president Susilo Bambang Yudhoyono aan het roer, voort kunnen zetten.’
join
27
indonesiëjakarta drie jaar gewerkt aan het opleiden van een nieuwe generatie politici. Politici die research doen, die inhoudelijk debatteren, die besluiten nemen op basis van feiten en die zich niet laten leiden door geld. Aan het schoolgebouw is dat hogere doel niet af te lezen: de Sekolah Demokrasi is gevestigd in een armoedig winkelstraatje. Op de stoep ligt - zoals op zoveel plekken in Jakarta - om de zoveel meter een duttende Indonesiër die probeert de hete middagzon te vergeten. Ook in de entree van de democratieschool ligt een medewerker in slaapstand op een versleten bank. Hij springt verschrikt op als de Nederlandse delegatie binnenwandelt. Het is rustig in het schoolgebouwtje: de vorige lichting studenten heeft net eindexamen gedaan, en de volgende begint pas over twee maanden. Het enige klaslokaal, op de eerste verdieping, is leeggeruimd voor de grote schoonmaak. Maar beneden, rond de versleten bank, wordt het steeds gezelliger. Het enige daglicht komt van de openstaande deur (waardoor de temperatuur ook binnen meteen tropische hoogten bereikt), maar de oud-leerlingen die door de direc-
De presidenten Dirk Vlasblom, oud-correspondent voor het NRC Handelsblad, geeft zijn visie op de democratisch gekozen presidenten die in Indonesië aan het roer hebben gestaan. Wie heeft het goed gedaan? Wie juist minder? En wie is volgens hem de beste keuze in de aankomende verkiezingen?
Hoe kom je in het Indonesische parlement? Mansuetas Contis da Lopez: ‘Over het algemeen zijn er zes pijlers waar je als politicus aan moet voldoen, als je in het parlement terecht wilt komen. Ten eerste moet je een schooldiploma hebben. Ten tweede moet je 25 jaar of ouder zijn. Ten derde is het belangrijk dat je goede contacten hebt in het politieke wereldje. Zonder die contacten kom je namelijk nergens. Ten vierde moet je enige bekendheid op hebben gebouwd in de politiek. De politici binnen je partij moeten je namelijk wel kennen. Dit is namelijk de vijfde pijler: steun vanuit je partij is noodzakelijk, anders zijn je kansen minimaal. Als laatste, en dit is meteen het belangrijkste, moet je uiteraard gekozen worden door het volk.’
28
join
teur zijn opgetrommeld lijken daar niet mee te zitten. Wie dacht dat de nieuwe generatie Indonesische politici een stelletje ambitieuze 21-jarigen zou zijn, komt bedrogen uit. Ahmad Samid (42), Samsu Hyasa (36) en Helmi Bustomi (36) zijn al aardig op leeftijd, maar vergeleken met de dinosaurussen die het Indonesische pluche normaliter bevolken zijn ze één en al jeugdigheid. En de lessen van de democratieschool hadden de mannen, naar eigen zeggen, hard nodig. ‘In Indonesië hoor je normaal gesproken weinig zinnigs over democratie’, vertelt Samid. ‘Voordat ik naar de democratieschool ging, wist ik alleen dat het woord democratie van het Griekse demos (‘volk’) en krateo (‘heersen’) komt.’ Hyasa knikt instemmend: ‘Ik koppelde democratie eigenlijk alleen aan demonstreren. Ik wist niet dat het ook over hele andere dingen kon gaan, zoals open en vrije verkiezingen.’ De heren komen stuk voor stuk niet uit politieke milieus. Zo werkte Samid lange tijd in een fabriek, komt Hyasa uit een arbeidersgezin en had Bustomi een baan in de landbouwsec-
1998
1999
Bacharuddin Jusuf Habibie (1998–1999)
‘Een echte hervormer. Hij voerde persvrijheid in, maakte het oprichten van nieuwe politieke partijen en vakbonden mogelijk en organiseerde de eerste democratische verkiezingen sinds 1955. Ik betwijfel overigens of Habibie al die hervormingen uit eigen beweging heeft doorgevoerd. Hij stond onder zware maatschappelijke druk en wilde zichzelf populair maken bij het volk, in de hoop dat hij de verkiezingen van 1999 zou winnen. Dat neemt niet weg dat onder Habibie het democratiseringsproces de grootste vorderingen maakte. Hij is belangrijk geweest voor Indonesië, maar wordt een beetje onderschat.’
indonesiëjakarta tor. Toen ze hun werk gingen combineren met hun idealen - Hyasa als actief lid bij een vakbond, Samid als ambtenaar en Bustomi als lid van de politieke partij Hanura - kwam de advertentie voor de democratieschool als geroepen. Terugkijkend kunnen Samid en Bustomi zeggen dat de school hun carrière een boost heeft gegeven. Bij de komende verkiezingen zit Samid als supervisor in het verkiezingscomité en is Bustomi aanvoerder van de provinciale lijst van Hanura. Bustomi denkt dat hij veel kans maakt gekozen te worden. ‘Er zijn ontzettend veel mensen die mij steunen. Mijn familie is zeer gerespecteerd in de provincie en dat scheelt een hoop. Daarnaast waarderen mensen het werk dat ik doe en heb ik veel aan de strategieën die ik geleerd heb op de democratieschool: het geeft me veel zelfvertrouwen.’ Of Hyasa, Samid en Bustomi echt de nieuwe politici zijn waar Indonesië op zit te wachten, is natuurlijk nog de vraag. Zeker is wel dat de gevestigde politici wantrouwend toezien hoe er elk jaar weer nieuwe lichtingen jong, bijdehand talent afstuderen. ‘Niemand zegt het publiekelijk’, vertelt XX, ‘maar de oudere politici staan opeens tegenover mensen die hun huiswerk
2000
2001
2002
gedaan hebben, die cijfers hebben opgezocht, die vergelijkingen maken met wetgeving in het buitenland. Daar worden ze ontzettend zenuwachtig van.’ De drie afgestudeerden zien de toekomst in ieder geval met vertrouwen tegemoet: over vijf jaar denkt Bustomi een plaats te hebben bemachtigd in het nationale parlement. En Samid en Hyasa? President? Ze barsten in lachen uit. Maar de ambities zijn er, weten ze even later hikkend uit te brengen. ‘Zeer zeker!’
Anti-democratie De democratiescholen bestonden nog geen maand of er was al een tegeninitiatief: de antidemocratieschool, opgericht door een extreem islamtisch politicus. Want, zo zei hij, het gaat niet om de wil van het volk, maar om de wil van God. Inmiddels hangt alleen het bordje van de school er nog. De politicus is spoorloos verdwenen, en omdat hij de rekeningen van het kantoor niet kon betalen is ook de school ter ziele.
2003
2004 2005 2006 2007 2008 2009
Abdurrahman Wahid (1999– 2001)
Megawati Soekarnoputri (2001–2004)
Susilo Bambang Yudhoyono (2004-heden)
‘Een gedreven democraat met moderne opvattingen over politiek, maatschappij en religie. Maar Gus Dur - zijn koosnaam - was meer een denker en activist dan een bestuurder. Hij kreeg geen greep op het leger, wist explosies van etnische en religieuze onvrede in de buitengewesten niet te beteugelen en maakte onnodig vijanden in het steeds mondiger parlement. Toen hij de volksvertegenwoordiging wilde ontbinden, sloten generaals en oppositie de rijen en werd hij afgezet.’
‘De dochter van Soekarno, de eerste president. En dat was te merken. Het leek alsof ze tijdens haar ambtstermijn alleen op papa’s winkel paste. Ze probeerde vooral de boel bij elkaar te houden, want net als haar vader vond zij nationale eenheid het belangrijkste. Door haar obsessie met eenheid stagneerde het decentraliseringsproces. De Megawati-periode was er vooral één van rust en weinig vernieuwing.’
‘Yudhoyono is geen daadkrachtige hervormer, maar wel een oprechte democraat. Hij is bovendien onkreukbaar, ongewoon in een land waar besturen vaak neerkomt op handjeklap tussen ondernemers en bureaucraten. Hij geniet een groot vertrouwen in verschillende geledingen van het Indonesische volk: jong en oud, stedelingen en boeren, intellectuelen en arme sappelaars. Hij is als het ware een brug figuur tussen het oude en het nieuwe Indonesië.”
De verkiezingen van 2009 ‘Ik denk dat het goed is voor Indonesië als Yudhoyono nog vijf jaar aan het roer staat. Hij is een degelijke president. De andere kandidaten lijken me niet beter geschikt voor de positie, en hij is nog steeds populair, dus ik denk dat Yudhoyono herkozen zal worden.’
join
29
indonesiëjakarta
Bieterballen are finished Zijn er na ruim een halve eeuw onafhankelijkheid nog pannenkoeken te vinden in Indonesië? ‘Dutch? Duck? No, we don’t have duck.’ tekst Jeroen Slingerland
‘K
om uit het land van kroketten, frikadellen, die je tot aan de Spaanse kust kunt bestellen’, is een zin uit het nummer ‘Het land van’ van rappers Lange Frans en Baas B. En ze hebben gelijk: in elk willekeurig Spaans vakantieoord is wel een restaurant met Nederlands eten te vinden. Hoe zit dat eigenlijk in Indonesië? Zou daar ook Nederlands eten te vinden zijn?
rode letters. Inderdaad, net zoals het warenhuis. Zou het een warenhuis zijn, of misschien toch een restaurant? De terrasstoelen buiten verraden het al snel: je kunt er eten. Maar eens even kijken wat er op de kaart staat. Ik ben de enige klant, dus de serveerster brengt me meteen de kaart. Nasi, mie, gebakken banaan… en dan, eindelijk, het kopje ‘Holland specialties’. Bingo!
Maar waar moet je beginnen in zo’n grote stad als Jakarta? ‘Golden Memories’ is volgens internet het restaurant dat nog het dichtst in de buurt komt, met een Nederlandse eigenaar en serveersters die in Volendamse klederdracht schijnen te lopen. Maar bij aankomst op het adres blijkt dat de zaak anderhalf jaar geleden is gesloten. Nog even geen kroketten dus. Op naar de volgende dan maar. ´Dutch cuisine´, meldt de website van een Jakartaans restaurant. Het personeel begrijpt er niets van: ‘Dutch? Duck? No, we don’t have duck.’
Belgische friet met Hollandse mayonaise, kroket met brood, bitterballen, hutspot met klapstuk, stamppot met worst, poffertjes, pannenkoeken en een uitsmijter. Kan het nog Hollandser? Ik vraag de serveerster wat ze me aanbeveelt. Ze begint zenuwachtig te lachen: ‘I don’t like the Dutch food.’ Dat is goede reclame! Dan maar een kroketje, bitterballen en een pannenkoek. Al snel is de serveerster terug: ‘Bieterballen are finished.’ Helaas.
Is er dan echt nergens in deze miljoenenstad stamppot of bitterballen te krijgen? Vlakbij de Nederlandse ambassade doemt plotseling een groot, wit bord op. HEMA staat er, met grote
30
join
Na een minuut of tien is mijn bestelling klaar. Na een week rijst smaakt dit Nederlandse eten prima. Maar zouden de Indonesiërs er ook van houden? ‘We zijn gevestigd naast de Nederlandse ambassade en het Erasmushuis. Er komen hier dus vooral medewerkers en bezoekers’, vertelt de serveerster. HEMA heeft nog
vier vestigingen in Jakarta. Daar komen volgens haar vooral toeristen of mensen die in Nederland hebben gewoond. Indonesiërs bestellen het Nederlandse eten zelden. ‘De Indonesische keuken is erg lekker. Dat eten mensen liever.’ Een stuk verderop staat een typisch Amsterdams grachtenpandje met een molen op het dak. ‘Holland Bakery’ prijkt er op de gevel. Nog meer Nederlands eten? Niet echt. Deze banketbakkerij, in 1978 opgericht door Nederlanders, verkoopt brood, broodjes en taartjes. ‘Kaas Brood’ en ‘Koffie Brood’ zijn de enige Nederlandse termen in de toonbank. Smaakt goed, maar wat er precies Nederlands aan is, dat kunnen de medewerkers ook niet zeggen. Nederlands eten in Jakarta: het is er wel, maar je moet weten waar je zoekt. Maar geef de Indonesiërs eens ongelijk: wie heeft er nu trek in warme stamppot met worst in een tropisch klimaat? Lange Frans en Baas B. kunnen hun songtekst in ieder geval aanpassen: ‘Kom uit het land van kroketten, frikadellen, die je tot in Jakarta kunt bestellen.’
indonesiëjogjakarta
Verliefd? Drink zeewier met klei! Indonesische jongeren hebben geen idee hoe ze moeten flirten. En dus zoeken ze hun toevlucht in dubieuze drankjes en rituelen. ‘Ik kan alle toverkracht gebruiken.’ tekst en fotografie Persis Pijnenburg
H
ij is al twee jaar verliefd op hetzelfde meisje, maar zij ziet hem niet staan. Waarom? Vanwege zijn kleine postuur en lelijke gezicht, zegt Heru lachend. Tijd voor actie dus.
Heru heeft zijn toevlucht gezocht bij een traditionele medicijnman, de Dukun, die deze nacht met hem en andere wanhopige Indonesiërs op het strand zal doorbrengen. ‘Na vannacht heb je een onweerstaanbare aantrekkingskracht op het meisje waar je het steeds over hebt’, verzekert de Dukun Heru. En dat is belangrijk, want Indonesische jongeren hebben geen idee hoe ze moeten flirten. Een deel van de twintigers in de grote steden van Indonesië heeft zichzelf een snelle leefstijl aangemeten, waarbij netwerken, uitgaan en uiterlijk steeds belangrijker worden. Maar die verwestering vindt vooral plaats aan de buitenkant: de manier waarop ze met elkaar omgaan verschilt namelijk wezenlijk van de manier waarop wij dat bijvoorbeeld in Nederland doen. Ja, ze dragen uitdagende kleding als ze naar een club gaan, maar openlijk flirten is not done. Vandaar dat Heru zich om acht uur ‘s avonds aansluit bij een groep van ongeveer twaalf mannen met een wens. De Dukun kan hen daarbij helpen, daar zijn ze stuk voor stuk van overtuigd. Eén man wil geesten leren zien, zodat hij contact kan maken met zijn voorouders. Drie anderen gaan mee naar het strand om zichzelf te laten beschermen tegen het kwaad – en dat is hard nodig, aangezien ze bij de politie werken. Maar er zijn vanavond ook twee jonge mannen met een liefdesverzoek. Eén van hen wil een ‘pimp’ worden en gewoon wat meer aandacht van de vrouwtjes, maar Heru, komt met een wens uit het diepst van zijn ziel komt: zijn toekomstige bruid veroveren. ‘Het ligt aan mij. Ik ben niet mooi genoeg en haar ouders zijn ook nog eens een stuk rijker dan de mijne. Ik ben gewoon
join
31
indonesiëjogjakarta Iedereen lacht hem uit. ‘Hij is in trance’, legt de Dukun grinnikend uit. ‘Dat gebeurt meestal als een cliënt iets echt heel graag wil.’ geen goede partij’, zucht hij. Maar deze nacht gaat alles veranderen, denkt Heru. Hierna is hij onweerstaanbaar voor zijn speciale meisje. Maar daarmee zijn zijn uiterlijk en financiële situatie nog niet veranderd, toch? Hooguit zijn uitstraling. ‘Ja, dat klopt. Maar ik geloof dat zoiets uiteindelijk toch de doorslag geeft, en bovendien: dat is het enige waar ik iets aan kan veranderen. En daarbij kan ik alle toverkracht gebruiken die er bestaat.’ Jonge mannen denken hun uitstraling of gedrag niet op eigen kracht te kunnen veranderen. Hoewel verkering en relaties steeds meer worden geaccepteerd door de maatschappij, is die acceptatie nog niet wijdverbreid. Prille relaties spelen zich daardoor vooral in het geheim af. Niet gek dus dat jongeren wat onzeker zijn als ze het andere geslacht willen benaderen. Ze weten immers niet hoe de gewilde kandidaat zal reageren op eventueel geflirt. ‘We zijn te verlegen om te sjansen’, zegt ook Sigit, een student uit Jogjakarta. Hij zit tussen ongeveer tien jonge hippe mannen in het groezelige café, waar oude mannetjes serveren en oude vrouwtjes dubieuze drankjes brouwen. Sigit en zijn vrienden drinken hun brouwsels opvallend langzaam op ‘Het proeft naar klei met zeewier’, legt Sigit uit, ‘maar het is noodzakelijk.’ De klei met zeewier blijkt een liefdesdrankje. Het is een gat in de markt, want flirten? Niemand weet hoe dat moet. ‘Dat hebben we nooit gezien in onze omgeving’, vertelt Heru op de parkeerplaats waar alle mannen met een wens zich verzamelen. ‘Onze ouders werden allemaal uitgehuwelijkt. We hebben dus geen voorbeelden.’ De groep mannen en de Dukun vertrekken uit Jogjakarta op opgevoerde scooters. Het strand bevindt zich op een uur rijden, maar onderweg rijdt de groep twee keer verkeerd en eenmaal aangekomen op het strand, is de Dukun ontevreden: ‘Hier zijn teveel boze geesten’. Waardoor de sliert van rijdende mannen nóg een half uur over hobbelige zandweggetjes manoeuvreert en langs verbaasde dorpsbewoners scheurt. Heru drinkt die nacht een drankje met bloemblaadjes en gedraagt zich daarbij alsof het om drugs gaat, zo geheim en kostbaar. Ook moet hij extreem kleine banaantjes eten en ijzeren kogeltjes: goed voor de mannelijke kracht. Rond een uur of twee ’s nachts, als alle andere mannen onder een zeil schuilen tegen de moessonregen en uitrusten van het ritueel, kruipt en springt Heru als een gek over het strand. Als de andere mannen dichterbij komen om hem te plagen, valt hij ze aan.
32
join
Jongens als Heru komen volgens Dukun Krido steeds vaker naar zijn praktijk. Hij schat dat zeker veertig procent van de jongeren in zijn stad gelooft in de krachten van een medicijnman. ‘Jogjakarta is een studentenstad, met veel middenstand, dus het heeft niets te maken met intelligentie of sociale omstandigheden. Steeds meer jongeren in Indonesië komen er gewoon achter dat wat ik doe, werkt. Bovendien weten ze niet hoe ze het anders op een nette manier moeten aanpakken. Goed voor de zaken dus’, besluit de Dukun. Om vijf uur in de ochtend rijden alle mannen op hun scootertjes terug naar de stad en van achter op de scooter schreeuwt Heru ongevraagd en meerdere keren dat hij zich echt anders voelt: ‘Mannelijk en meer zelfverzekerd.’ Maar de volgende dag valt het hem toch een beetje tegen. ‘Ik dacht dat het ritueel gelijk zou werken, maar vandaag reageerde ze nog niet op mijn grapjes. Misschien heeft het wat meer tijd nodig.’ Ook Sigit zegt dat hij niet echt verschil merkt, de dag na het liefdesdrankje. ‘Maar’, vertelt hij glunderend,’ twee van mijn vrienden die gisteren met mij in het café zaten en dezelfde liefdesdrank hebben gedronken, merken wel een duidelijk verschil. Zij hebben dat smerige drankje dus niet voor niets gedronken en ikzelf blijf hopen. Hopen dat het drankje toch nog gaat werken, of hopen dat ze mijn nieuwe outfit woest aantrekkelijk vindt.’
indonesiĂŤjakarta & bandung
Spuiten maar! Politiek en graffiti gaan in IndonesiĂŤ hand in hand. Van aandacht voor het onderwijs tot het belang van het nemen van je vitamientjes: political street art domineert het straatbeeld. Sommige artiesten worden zelfs door de overheid betaald, op voorwaarde dat ze goedgekeurde teksten gebruiken.
Jakarta Luchtvervuiling is een groot probleem in Jakarta. De frustratie hierover wordt in deze schildering duidelijk.
fotografie Mandy Bollegraf
Bandung Net als de mieren die onder op de balk zijn geschilderd, vind je corruptie nog steeds overal.
join
33
indonesiĂŤsolo & jogjakarta
SOLO De opwarming van de aarde is ook in IndonesiĂŤ een hot issue.
34
join
indonesiĂŤjogjakarta
Jogjakarta Jogjakarta wordt ook wel de stad van het onderwijs genoemd, vanwege de vele scholen en universiteiten. Noa staat in haar schooluniform te wachten tot de schoolbus haar oppikt. De muur achter haar vermeldt hoe belangrijk dat is.
Jogjakarta Zelfs street art over het belang van gezond eten en drinken vind je hier op de muren.
join
35
indonesiëjogjakarta
Jogjakarta Een paar uiteenlopende do’s and don’t’s.
36
join
indonesiĂŤjogjakarta
Jogjakarta Op het eerste gezicht lijkt deze versierde paal van een viaduct geen boodschap te verkondigen. Of vertelt het feit dat er een Chinese tempel geschilderd is ons iets over de positie van de Chinese minderheid in IndonesiĂŤ?
join
37
indonesiëjogjakarta
Wij willen seksles! De leraar voor de klas met een banaan en een condoom? Niet in Indonesië. Dat wil zeggen: nóg niet. De strijd voor seksuele voorlichting op school lijkt begonnen. tekst en fotografie Sofie Vermooten
G
espannen kijken de vijftien leerlingen van de islamitische middelbare school Piri naar de foto’s die juf Anis hen laat zien: vandaag krijgen ze seksualiteitsles. Hun school is één van de proefkonijnen van de Indonesian Planned Parenthood Association (IPPA), die strijdt voor seksuele voorlichting in het lespakket. Vandaag geeft Anis les over abortus in het speciale lokaal waar de groep 17-jarigen relaxed op de grond kunnen zitten. De studenten zijn meteen stil als ze op de bloederige foto’s zien hoe doodgeboren kindjes en geaborteerde embryo’s er uit zien. Nog interessanter wordt het bij de afbeeldingen van een man uit Taiwan die een doodgeboren kindje op eet. ‘In Taiwan maken ze bodylotion van de placenta’, vertelt Anis. ‘En de embryo’s eten ze op, omdat ze denken dat ze er sterker van worden.’
38
de traditionele genezers nog wel eens hun kruiden slijten aan jonge meiden die ongewenst zwanger zijn. Zij hopen zo op een ‘natuurlijke’ manier hun kind te verliezen, want abortus is geen optie. IPPA-medewerker Setiani Martha Dewi ziet overal angst: ‘Meestal zwijgen jongeren over seks. Want als je toegeeft dat je seksueel actief bent zullen anderen je veroordelen; ze zullen zeggen dat je geen goede Indonesiër bent en dat het immoreel is om seks te hebben terwijl je niet getrouwd bent.’
Als de les een manier is om jongeren af te schrikken, dan is Anis daar zeker in geslaagd. Wanneer ze de studenten vraagt of zij seks willen hebben voordat ze hun school hebben afgemaakt of getrouwd zijn, roepen ze braaf - en zonder uitzondering - ‘nee’.
Taboe of niet, de jeugd moet zijn seksuele kennis ergens vandaan halen. Nu wordt die informatie vaak nog verkregen via vrienden of televisie, maar een goede seksuele voorlichting bijvoorbeeld via scholen bestaat officieel nog niet. Mira Fajar Aviatri, National Program Officer School Health van UNESCO, hoopt dat seksualiteitslessen snel worden opgenomen in het landelijke onderwijs. ‘Studenten weten wel iets over SOA’s en anticonceptie, maar dat weten ze via hun vrienden. Die informatie is vaak niet compleet: sommige weten wel dat een condoom hen beschermt, maar niet hoe ze die moeten gebruiken. Vaak zijn ze niet dapper genoeg om het te vragen.’
Praten over seksualiteit is onder Indonesiërs nog altijd een groot taboe. Abortus is verboden, evenals seks voor het huwelijk. Natuurlijk speelt het geloof daarin een grote rol, maar doordat jongeren ook weinig goede informatie krijgen, zijn er nogal wat misstanden ontstaan op het gebied van seksualiteit. Zo willen
De leraren op hun beurt zijn nog niet dapper genoeg om de antwoorden ongevraagd te geven. Fajar Aviatri: ‘Leraren zien dat voorlichting belangrijk is, maar weten niet hoe ze het moeten brengen. Moeten we het zo nodig over penetratie, seks, condoom of penis hebben in een schoolboek?’
join
Fajar Aviatri ziet dat de regering zich steeds meer bewust wordt van het belang van goede voorlichting. Ze hoopt dan ook dat, zodra het nationale schoolcurriculum dit jaar geëvalueerd wordt, er een kans is om de lessen in het landelijke onderwijssysteem te krijgen. IPPAmedewerker Dewi ziet dat er nog een lange weg te gaan is, maar geeft niet op: ‘Het zal niet makkelijk zijn: we moeten de nationale blik op seksualiteit zien te veranderen. Dat zal niet in de nabije toekomst gebeuren, maar we gaan vooruit.’
Onbeschermde seks Het ministerie van Gezondheid rapporteerde in 2007 dat 54% van de nieuwe hiv- en aids-gevallen jongeren betrof tussen de 20 en 29 jaar. Dat is deels te wijten aan het gebruik van geïnfecteerde drugsnaalden, maar voor een steeds groter gedeelte ook aan onbeschermde seks. Indonesian Young Profile 2002-2007, UNESCO
indonesiëjakarta
Erectieproblemen, rondborstige vrouwen en travestieten De acteurs, de verhaallijnen en de grappen zijn nóg slechter dan in Goede Tijden, Slechte Tijden, maar de Indonesiërs vinden hun soaps fantastisch. ‘Als er iemand doodgaat schieten de kijkcijfers meteen omhoog.’ tekst Katinka Schippers fotografie Charlotte van Keulen en Katinka Schippers
V
ier mannen staan op een rijtje met elkaar te giebelen op een binnenplaatsje. De visagist plakt nog even snel de haren van één van de acteurs vast en zet zijn bril recht. ‘Lights, camera, action!’, galmt door de speakers. Het wordt stil op de set. De mannen wijzen naar een knap meisje met donker haar en een blanke huid dat even verderop staat. Het meisje zwaait veel betekenend heen en weer met de vele tassen die om haar schouders hangen. De mannen slaan elkaar op de schouders en liggen dubbel om hun eigen grappen. Welkom op de set van één van de best bekeken soaps van Indonesië: Suami Suami Takut Istri (vertaling: echtgenoten zijn bang voor hun vrouw). De soap gaat over vier families die in dezelfde buurt wonen en wordt opgenomen in een loods in één van de buitenwijken van Jakarta. Houten schotten in felle kleuren moeten huisjes voorstellen en een binnenplaatsje fungeert als straatbeeld. Waar we in Nederland, veelal uit verveling, kijken naar Goede Tijden Slechte Tijden en ons irriteren aan de ongeloofwaardige scènes en de bizarre verhaallijnen, zijn de Indonesiërs dol op hun sinetron: de verzamelnaam voor de honderden soaps die uitgezonden worden op de elf nationale tv-zenders. De dialogen tussen de acteurs - die vooral op uiterlijk worden gecast - zijn eenvoudig, het gaat vooral om de expressie. Door de
schuine humor en seksueel getinte grappen zijn het de best bekeken programma’s op de Indonesische televisie. In Suami Suami Takut Istri zie je bijvoorbeeld een typisch burgermannetje dat zijn jonge sexy buurmeisje probeert te versieren, maar er flink van langs krijgt van zijn potige vrouw. Daarnaast doen mannen die zich als vrouw verkleden het altijd goed - net als woordgrappen over erectieproblemen en rondborstige vrouwen. Tot vrijwel elke cast behoort dan ook een komiek die zorgt voor die vrolijke noot in de soap. De Indonesische kijker vindt het fantastisch. ‘De Indonesiërs gaan uit van het vanzelfsprekende. Als iets daarvan afwijkt, bijvoorbeeld omdat iemand fouten maakt, vindt men dat grappig’, verklaart Jacob Vredenbregt, antropoloog en voormalig docent aan de Universitas Indonesia.
join
39
indonesiëjakarta ‘Dat komt omdat ze dan denken: ‘Dié is dom!’, waardoor ze zich onbewust superieur kunnen voelen.’ Volgens Vredenbregt is de populariteit van sinetron zo groot doordat Indonesiërs zich in het algemeen niet thuis voelen bij programma’s uit het buitenland. Terug op de set vertelt regisseur Dwi Yovan over het werken met de acteurs. ‘Na honderd afleveringen hebben we de chemie in de crew helemaal gevonden waardoor we een scene soms binnen twee minuten opgenomen hebben. Eerst oefenen we vijf minuten, en dan start de opname. Zo zijn er wekelijks drie filmdagen die goed zijn voor twee afleveringen.’
Melly Saripah
Eén van de actrices is Melly Saripah, de eigenaresse van café Melly’s die daarnaast al zeven jaar via verschillende productiemaatschappijen aan de weg timmert in het wereldje van de soaps. Per toeval is ze bij sinetron terecht gekomen. ‘Een vriendin van mij werkt bij de afdeling werving en selectie van acteurs. Op een dag had ze geen mensen en om haar te helpen ging ik mee. Ik werd uitgekozen en speelde een gastrol. Toen is het balletje gaan rollen. Sindsdien speel ik rollen als huismoeder, schoonmaakster, student, secretaresse, maar ook sprookjesfiguren, zoals bijvoorbeeld big Snowwhite’, vertelt de actrice. Ze is bepaald niet stereotype: in plaats van een slank, blank, uitdagend gekleed meisje is Melly lekker mollig en duidelijk trots op haar ronde vormen. Ze ziet er mooi uit, met haar rood gestifte lippen die goed matchen met haar vestje. ‘De leukste soap waar ik tot nu toe in gespeeld heb is Inikah Cinta, een soap over twaalf weeskinderen’, vertelt de 32-jarige actrice. ‘Ik speelde de huishoudster. De soap zat goed in elkaar wat beeld betreft, maar de kijkcijfers liepen terug. Het script werd herschreven, waardoor één van de kinderen kwam te overlijden. De kijkcijfers schoten meteen omhoog. Mensen houden ervan om zielige verhalen te zien, want dan lijkt hun eigen leven vrolijker. Voordat Melly, moeder van vier kinderen, actrice werd, werkte ze in een hotel. Dat ze gekozen wordt voor veel rollen verklaart ze als volgt: ‘Ik ben een multitalent actress. Het enige waar ik moeite mee heb is huilen. Ik kan het gewoon niet. Ik ben te vrolijk. Als ik in een scene moet huilen krijg ik oordruppels onder mijn ogen gesmeerd. Dat prikt heel erg.’ Hoewel ze dankzij de flinke concurrentie geen bakken met geld verdient - 500.000 Roepia (ongeveer 36 euro) per dag - wil ze voorlopig nog wel blijven acteren. ‘Ik vind het zo leuk. Het werken met de crew is heel gezellig en ik hoef niet veel te werken. Meestal twee dagen van negen uur om de twee weken. Ik laat gewoon alles op me afkomen en volg de weg.’ Herkend wordt ze inmiddels ook. In Jakarta kan Melly nog redelijk veilig over straat, maar de shoppingmalls in Jogjakarta mijdt ze liever. ‘Mijn man vindt dat verschrikkelijk!’
40
join
6000 uur film • Suami Suami Takut Istri wordt geproduceerd door Multivision Plus, in 1991 opgericht door Raam Punjabi, die ook wel de keizer van de sinetron wordt genoemd. • Het bedrijf heeft maarliefst 6000 uren aan film opgeslagen. • Er werken 330 mensen. • Naast soaps produceert Multivision ook films. In vijf jaar tijd worden er ongeveer vijftien films gemaakt. • Van Suami Suami Takut Istri zijn al 334 afleveringen gemaakt. • De duur van de sinetron wordt bepaald door het budget van het betreffende tv-station dat een verhaal wil gaan uitzenden. Het kan verschillen van een half uur tot twee uur. • Tip: om een idee te krijgen van de typische sinetron kun je op YouTube filmpjes bekijken van de show Extravaganza en de soap Suami Suami Takut Istri.
join
41
indonesiëjakarta
Een spleetoog blijft een buitenlander Hij wordt al 31 jaar gepest, vernederd en mishandeld. Waarom? Omdat Ken Kens voorouders uit China komen. ‘Mijn familie en ik waren klaar om te sterven.’ tekst en fotografie Floortje Liu
‘A
ten ze verplicht hun bedrijven sluiten, verhuizen naar getto’s en hun naam veranderen in een Indonesische. Ken Ken: ‘Mijn Indonesische naam is eigenlijk Lie Suratno. Ik haat die naam.’
Aan het woord is de 31-jarige Ken Ken. Zijn Chinese voorouders kwamen in een ver verleden naar Indonesië, maar zeven generaties later voelen hun nazaten zich nog steeds niet thuis. Ja, hij is geboren, getogen en woonachtig in Jakarta, maar een Indonesiër? Nee, dat is hij niet. ‘Mijn spleetogen verraden dat ik Chinees ben.’
Maar in die ene fatale week, in mei 1998, kreeg de Chinezenhaat een nieuwe dimensie, vertelt Ken Ken. ‘Er braken grote rellen uit in alle Chinese wijken van Jakarta. Naast ons huis was een rijstwinkel. We hoorden de deuren ingeslagen worden en de plunderaars sloegen toe. We waren verstijfd van angst. Met de familie zaten we bij elkaar, bewapend met zwaarden, speren en alles waar we ons maar mee konden verdedigen. Niemand wist wat er ging gebeuren.’
l van jongs af aan word ik bijna elke dag nageroepen of raar aangekeken. Het is overal: zelfs voor ambtenarendiensten betaal ik vier keer zoveel als een ‘echte’ Indonesiër.’
En met Chinese spleetogen heb je in Indonesië al een jaar of 250 een probleem. De eerste lichting Chinezen, waaronder mogelijk de voorouders van Ken Ken, kwam naar NederlandsIndië om op de plantages te werken. Erg dankbaar werden ze niet ontvangen: al in 1740 executeerde de VOC 5.000 tot 10.000 Chinezen, omdat, zo zei een priester, dat ‘de wil van God’ was. Na het vertrek van de Hollanders werd de situatie allesbehalve beter. Ken Ken: ‘In de eerste jaren na de onafhankelijkheid, in 1945, werden de Chinezen beschouwd als handlangers van Nederland, en later van de communistische partij. Daardoor waren we vaak het doelwit van plunderingen en moorden. Ik denk dat het er ook mee te maken heeft dat Chinezen worden gezien als goede handelaren, die veel geld verdienen, en dat wekt jaloezie op.’ Hoewel Ken Ken zelf helemaal niet rijk is - hij werkt bij een klein onderzoeksbureau in Jakarta en noemt zichzelf een ‘arme Chinees’ - kreeg ook hij te maken met Indonesische razzia’s. Hij weet het nog goed: het was in 1998, aan het eind van het bewind van Soeharto. Al decennialang maakte de president het de Chinezen zo moeilijk mogelijk: alle uitingen van Chinese cultuur, onderwijs en geloof en zelfs het gebruik van Chinese karakters in het openbaar werden verboden. Daarnaast moes-
42
join
‘Mijn familie en ik waren klaar om te sterven. Maar niet zomaar. Ik dacht: Als ik vandaag sterf, neem ik minstens tien Indonesiërs met me mee.’ Chinese winkels en huizen werden door Indonesiërs leeggeplunderd en in brand gestoken, vrouwen werden verkracht en honderden werden vermoord. Er was geen politie of leger dat ingreep en de Chinezen in veiligheid bracht. Integendeel: er zijn sterke aanwijzingen dat de regering de rellen zelf gepland heeft (zie kader). En zo ging het drie dagen door… Maar Ken Ken en zijn familie overleefden. Inmiddels is de discriminatie van Chinezen, die voorheen zelfs wettelijk was vastgelegd, officieel verdwenen. ‘De nieuwe wet maakt een einde aan de aparte status van de Chinezen’, zegt Ken Ken. ‘We dachten dat er eindelijk verandering zou komen. We hoopten dat de discriminatie zou stoppen, na meer dan dertig jaar van onderdrukking.’ Maar zijn gezicht zegt genoeg: ‘Er is tot op de dag van vandaag nog weinig veranderd.’ Hij heeft de hoop al opgegeven. ‘De discriminatie zal nooit stoppen in dit corrupte land. Ik voel me niet vrij, kan me niet uiten. Ik voel de discriminatie op zoveel verschillende manieren, en het zijn niet alleen de kleine dingen zoals lichaamstaal en
indonesiëjakarta hoe mensen me behandelen. Chinezen in Indonesië worden nog altijd gezien als de buitenlander die extra moet betalen aan de gastheer. De discriminatie kan dan wel afgeschaft zijn, ik zie geen Chinezen die politieke of publieke functies mogen bekleden. Naar de buitenwereld toe lijkt het dus beter, maar dat is het niet.’ ‘Mijn grootste wens? Oóit geaccepteerd te worden, in het land waar ik ben geboren.’
Trotse Chinezen huilen niet De meeste Chinezen willen niet meer praten over de dramatische gebeurtenissen in 1998, waarbij Chinese Indonesiërs werden mishandeld, verkracht en vermoord. Ken Ken en zijn familie praten er, net als de andere Chinezen, niet meer over. ‘We weten allemaal dat er iets is gebeurd in 1998, maar we negeren het. We hebben een soort trots, dat zit in onze cultuur.’
De razzia van 1998 ‘Het ergste van de rellen in 1998 is dat de daders nooit vervolgd zijn’, zegt William Rahardja. Hij werkt bij INTI, een associatie die opkomt voor de rechten van Chinezen in Indonesië. ‘Alles was van te voren gepland, en weet je door wie? Door de regering zelf!’ Rahardja citeert uit een onderzoek van veertien mensenrechtenorganisaties. ‘Speciale legertroepen, zelfs uit andere regio’s, werden ingezet om de Chinezen uit te moorden. Er zijn aanwijzingen dat de verkrachtingen het werk waren van georganiseerde groepen mannen die werden aangevoerd in vrachtwagens.’ De daders zullen waarschijnlijk nooit vervolgd worden, zegt Rahardja. ‘De regering stopt het in de doofpot en negeert alle aanklachten.’
Corrupte journalisten houden hun ogen dicht Misstanden opschrijven? Veel Indonesische journalisten moeten er niet aan denken. Liever laten ze zich betalen om het niét op te schrijven. ‘Ze verkopen hun ziel aan de duivel.’ tekst Danny Ghosen en Charlotte van Keulen
H
ij is bezig met een boek over de corruptie na de verwoestende aardbeving in Jogjakarta, in 2006, waarbij ongeveer 5.000 mensen om het leven kwamen. Bambang Muryanto, journalist en directeur van persvrijheidsorganisatie AJI, weet dat hij groot nieuws op het spoor is: de schadevergoedingen die de regering toekende aan de slachtoffers verdwenen voor een groot deel in de zakken van lokale politici. En op dat nieuws zitten die lokale politici niet zo te wachten. Vooral voor de gouverneur van Jogjakarta, die verantwoordelijk was voor de verspreiding van het
geld, dreigt ernstig gezichtsverlies. En dus krijgt Muryanto de ene na de andere envelop binnen: de ene keer met een bedreiging, dan weer met een voorstel tot omkoping. ‘Maar ik blijf gewoon mijn werk doen’, zegt hij. Als directeur van AJI ziet hij dat veel van zijn collega’s wél zwichten voor het geld. ‘Veel journalisten in Indonesië worden onderbetaald. Tot mijn grote spijt zoeken ze andere manieren om bij te verdienen. Bijvoorbeeld door hun ziel te verkopen aan de duivel: ze nemen ‘enveloppen’ aan. Ze laten zich laten omkopen door corrupte ambtenaren, gangsters en andere invloedrijke figuren.’
Je zult Muryanto niet horen beweren dat het vroeger beter was - onder het bewind van president Soeharto (van 1967 tot 1998) werd hij constant achtervolgd door de veiligheidsdienst. ‘Ik kon hun aanwezigheid voelen, waar ik ook was. Op een dag stapte er een veiligheidsagent op me af die dreigde: ‘Als je kritisch blijft schrijven, dan ontvoeren we je en zul je niet meer levend terugkeren.’’ Daarna dook Muryanto onder. ‘Elke nacht sliep ik op een andere plek. Zo bezien zijn de arbeidsomstandigheden voor journalisten er behoorlijk op vooruit gegaan, erkent hij. ‘Maar er is nog veel te doen.’
join
43
indonesiëjakarta
succes Nederland = succes De cursus Nederlands is populair in Indonesië. Want Want onze taal is leuk, het is goed voor je carrière en het is dé weg naar Europa. ‘Nederlanders zijn heel anders dan Indonesiërs. Veel directer.’ tekst en fotografie Chantal Blommers
kopje koffie
D
e 21-jarige Therawaty Bong studeert Rechten in Jakarta. Na de lessen komt ze naar het Erasmus Taalcentrum, bij de Nederlandse ambassade in Jakarta, om lessen Nederlands te volgen. Vier uur in de week. ‘Ik heb nog een half jaar om het onder de knie te krijgen’, zegt ze, nu nog in het Engels. ‘Dan ben ik afgestudeerd en wil ik naar Nederland om mijn master te halen.’ Ze is niet de enige. Veel Indonesische studenten Rechten willen na hun bachelor vertrekken naar hun vroegere kolonisator. ‘Het Indonesische recht lijkt door het verleden heel erg op het Nederlandse’, vertelt Therawaty. ‘Er komen ook nog veel Nederlandse termen en woorden in onze boeken voor. Het is daarom erg populair om in Holland door te leren.’
gezellig 44
join
Maar er zijn nog veel meer redenen om Nederlands te leren, zegt Hans Groot, die de cursus al sinds 1986 organiseert. ‘Mensen hebben het nodig voor hun werk, bijvoorbeeld als ze archieven moeten bestuderen. Die zijn bijna allemaal in het Nederlands.’ Ook familiebanden blijken belangrijk. Groot: ‘Veel studenten zijn aangestoken door hun opa of oma, of hebben familie in Nederland wonen met wie ze beter willen praten.’
tafeltje Zo ook Wulandari Watson (26). Ze spreekt al een aardig woordje Nederlands: zelfverzekerd legt ze tijdens de les uit hoe je van het vertrekpunt naar het museum komt. ‘De eerste straat links en dan de eerste uitslag… uh, afslag op de rotonde.’ Wulandari is muzikante. Ze maakt traditionele Indonesische muziek met een bandje. ‘Ik heb veel familie in Nederland wonen’, vertelt ze. ‘Ik wil graag Nederlands met ze kunnen praten.’ Daarnaast fascineert Nederland. ‘Het lijkt me een geweldig land. Jullie zijn heel anders dan Indonesiërs. Veel directer. Wij zijn heel voorzichtig met dingen, maar jullie zeggen gewoon alles.’ Naast haar drukke bestaan maakt Wulandari daarom graag tijd vrij om de cursus te volgen. ‘Ik kan wel Engels met mijn familie praten, maar ik vind het ook gewoon heel leuk om in het Nederlands een gesprek met ze te voeren. Zij vinden het ook geweldig en moedigen me heel erg aan om ermee door te gaan.’ Wulandari hoopt dat ze de toets aan het eind van het semester haalt en een certificaat mag ontvangen. Groot: ‘We hebben ook studenten hier die het puur voor het certificaat doen. Het is natuurlijk iets bijzonders en het staat goed op je cv.’
potje voetbal eetcafé vrij
indonesiëjakarta
terrasje pakken broodjes kaas
frietje mét Maar makkelijk is het niet. ‘Ik vind het moeilijk, heel moeilijk’, zegt Rico Pandeirot in het Engels, terwijl hij op de computer de woorden in moet vullen die hij zojuist door zijn koptelefoon heeft gehoord. Hij gaat in april voor één jaar naar Nederland om een trainingsprogramma te volgen in een Arnhems hotel. ‘Ik moet het dus wel goed kunnen spreken tegen die tijd, maar jullie klanken zijn erg lastig.’ In Nederland wil hij ervaring opdoen voor de toeristensector van Indonesië. ‘Nederland is een mooi land. Ik heb er geen familie wonen, maar ik denk dat veel Indonesiërs meer een band hebben met Nederland dan met een ander Europees land. Ik heb er veel zin in en ben benieuwd of het een enorme cultuurshock gaat zijn voor me.’ Lachend: ‘Ik ga in ieder geval veel voetbal van Vitesse kijken.’ De cursussen in het Taalcentrum worden aangeboden door de
Nederlandse Taalunie. De beginnerscursus die Wulandari en Rico volgen kost 1,3 miljoen roepia (bijna 84 euro). Groot: ‘Wij vinden het belangrijk dat mensen hier de mogelijkheid krijgen om Nederlands te leren, omdat er zoveel banden zijn tussen Indonesië en Nederland. Nadat Indonesië in 1945 een zelfstandige republiek is geworden met een eigen nationale taal, is het Nederlands gedegradeerd van een tweede taal tot een vreemde taal. Steeds minder mensen spreken vandaag de dag Nederlands. Maar er zijn veel mensen die het nog willen leren. Het is dankbaar werk om deze cursus op te zetten. Je ziet dat mensen er zoveel plezier aan beleven.’ Ruim een kwartier voor de les begint, komen de eerste studenten het leslokaal al in. Enthousiast nemen ze plaats achter de tafels. ‘Vandaag hebben we een gast in ons midden’, begint docente Fadila Muhamad. ‘Kan iemand mij uitleggen wat een ‘gast’ is?’
join
45
volgende keer in stus Op 17 augu het t ijn ch vers mmer nu de en lg vo in van Jo
Ethiopië en Tanzania
Tandenpoetsen Tijdens een wandeling door Awassa komen we in de buurt van de basisschool een jongen tegen met een grote doorzichtige plastic zak vol met stukjes hout. Zijn het houtjes om op te kauwen, of pennen mischien? De eerste gedachte komt in de buurt. Na wat doorvragen blijkt het een tandenborstel te zijn. Als je erop kauwt, plet je het stokje en belangrijker nog, komen de nerven los die als een soort borstelharen fungeren. De wortel van de stok schijnt een soort chemicaliën te bevatten die volgens de Ethiopiërs de tanden beter reinigt dan onze tandenborstels en tandpasta die wij gebruiken. Het werkt echt, zegt onze gids Liben: ‘In Awassa poetste ik mijn tanden met deze wortel en het hield mijn tanden stralend wit.’ Maud Robberts
Sinds eind 2008 kan elke Tanzaniaan bij aanbieder TIGO voor 500 Shilling per dag (E0,28) onbeperkt sms-berichten kunt versturen. Veel mensen maken daar gretig gebruik van, wat opmerkelijk is bij een gemiddeld dagloon van TSH30004000. De gewoonte zoveel mogelijk informatie in één tekstbericht te proppen bleef. Bij nacht en ontij bereiken ze je inbox. ‘The mornin rays hav pierced the sky.. 2 kiss u gdmornin n tel u hi.. 2 b wth u it traveld a million myls.. The least u cold do z gv it a smyl! G'mornin.’ Ramón Tukker
46
join
fotografie Leonard Faüstle
Lamme vingers De Tanzaniaanse bevolking heeft mobiele telefonie omarmd als voornaamste communicatiemiddel. Met name jongeren ontvangen en versturen bijkans onafgebroken tekstberichten, soms naar tientallen mensen tegelijk. Naar eigen zeggen ontvangt men gemiddeld vijftig berichten per dag. Woorden worden ingekort tot vrijwel onleesbare proporties, een soort slang voor insiders. Berichten in het Engels ontvangen in de orde van ‘jst kem bak frm skul. ru hom? cn we tok 4a whyl on the phn? or shud we tok 2mrw? if wetha luks gud il kam pk u at 10. hv a g9t’, of: ‘C we plan a party jaman!slp ova itz too soon’ mag infantiel lijken, het is hier doodnormaal. Zelfs universitair docenten bedienen zich van soortgelijke taal.
volgende keerafrika Miss Tanzania Sabrina Damas is 20 jaar, en woont in een achterbuurt van Dar es Salaam, het economisch centrum van Tanzania. Naar school gaat ze niet, werken doet ze niet. Maar vanaf september is dat allemaal anders - hoopt ze. Sinds een paar weken is Sabrina in training. Ze moet Miss Tanzania worden. Vijf dagen per week, twee uur per dag loopt ze met vijf andere meisjes heen en weer op het dakterras van het nogal armoedige Deluxe Hotel. ‘Dit is voor de meisjes een van de weinige manieren om hogerop te komen’, zegt Mahomoud Zubeiry, de 31-jarige organisator. ‘They have a dream. Als je toevallig hoog scoort ben je in één klap uit de problemen.’ Missverkiezingen zijn in Tanzania waanzinnig populair. Op universiteiten, in kleine dorpjes, in grote steden: overal wordt gezocht naar mooie vrouwen. Winnaressen krijgen voor Tanzaniaanse begrippen duizelingwekkende prijzen, variërend van duizenden euro’s en auto’s tot huizen en, vooral, eeuwige roem. Zeventig procent van de Tanzanianen heeft geen flauw idee wie de minister van Buitenlandse Zaken is, maar vraag ze naar Miss Tanzania en ze schrijven moeiteloos alle winnaressen sinds 1994 op een papiertje. Een uitgebreide reportage in de volgende Join!
Drugsgebruikers Waar in Nederland studenten hun studietijd al zuipend en blowend doorbrengen, kauwen Ethiopische jongeren massaal op blaadjes tchat. Wat maakt dit stimulerende middel toch zo geliefd? Volgende keer een knap staaltje participerende journalistiek, over decolletés, verlamde kaken en vlotte babbels.
En verder: exclusief interview met minister Koenders
join
47
nederland
Het Globaliciousgevoel van Cindy Voormalig Veronica-presentatrice Cindy Pielstroom houdt zich tegenwoordig met hele andere dingen bezig dan presenteren. Met inmiddels een hoogblonde, meer ingetogen coupe en een bloemetjestuniek vertelt ze vanuit haar kleurrijke kantoor over de millenniumdoelen, liefde en het Globalicious-gevoel. tekst Katinka Schippers fotografie Geert van Tol visagie illusions.nl
Z
e was assistente van Rad van Fortuin en presentatrice van Veronica. Maar waar is de vrouw die haar haren in alle kleuren van de regenboog verfde gebleven? Wat veel mensen niet weten is dat Cindy Pielstroom naast haar werk voor televisie altijd actief is geweest met het bedenken van concepten voor nieuwe programma’s en evenementen. Zes jaar geleden startte ze het project Globalicious, een rondreizende karavaan die laat zien dat honger oplosbaar is. De omslag van BN’er naar weldoener was er niet ineens. ‘Ik heb altijd willen weten wat er in de wereld gebeurt en kom ook uit een gezin waar dat belangrijk gevonden wordt. Wij hadden vroeger altijd opvangkinderen in huis en ik was als model ook niet van God los. Ik woonde met meerdere meiden en we zorgden voor elkaar. Ik ben in al die werelden op mijn plek.’ Daarnaast heeft de inmiddels 38-jarige Cindy zich al vaker voor goede doelen ingezet, maar anders dan andere bekende Nederlanders treedt ze daarmee niet in the picture. ‘Ik ben niet de bekende Nederlander die naast een stervend kind
48
join
en gironummer in beeld komt. Daarmee houd je een beeld in stand dat er niet is. Het zet ook aan tot eenmalige actie, omdat je ingaat op het schuldgevoel van mensen waardoor ze wel geld geven. Je kan beter luisteren naar wat er nodig is, in plaats van het bepalen. Dingen moeten uit zichzelf gaan en niet vanuit een naam. Ik heb mijn sporen wel verdiend, maar ik hoef niet alles te delen.’ Het doel van Globalicious is laten zien dat er wat gedaan kan worden aan de honger in de wereld. ‘Dit doen we door de focus te leggen op de oplossing in plaats van het probleem en mensen positief te stemmen over de wereld.’ Cindy wordt hierbij geïnspireerd door de millenniumdoelen. Dit zijn acht doelen die ervoor moeten zorgen dat kindersterfte, extreme armoede en honger worden teruggedrongen. ‘Niemand van ons had er ooit van gehoord, terwijl het zulke geweldige, concrete doelen zijn’, vertelt Cindy. ‘Iedereen moet daarvan weten. Als je weet dat we het met elkaar doen, dan ben je eerder geneigd ook weer een steentje bij te dragen.’ Op festivals zijn de vrolijk uitgedoste medewerkers actief in een Globalicious-
dorp, de Globalicious Love a Fair, waar bezoekers verschillende creatieve activiteiten kunnen doen die bewustwording voor de millenniumdoelen creëren. ‘We nemen de doelen als handvat en geven tips om zelf bij te dragen. Het is fijn als mensen besluiten iets te veranderen in hun leven.’ Zelf probeert Cindy zo duurzaam mogelijk te leven door alleen eco-schoonmaakmiddelen te gebruiken, haar afval te scheiden, verf te gebruiken op acrylbasis, zoveel mogelijk biologisch te kopen en fairtrade koffie en thee te drinken. Globalicious is volgens Cindy geen concept meer, maar een levenswijze. ‘Het Globalicious-gevoel is een soort familiegevoel van lief zijn voor elkaar. Samen kun je iets veranderen. Liefde werkt hierbij altijd als bindmiddel. Ik vind als je van jezelf houdt, wil je ook goed zijn voor anderen. Elk probleem in de wereld kan opgelost worden met liefde.’ Nieuwsgierig naar hoe Globalicious voelt? Op het Indian Summer Festival op 20 juni vind je Globalicious in de ‘Groene area’. Meer informatie op www.globalicious.org.
el salvador
Leuke oorbellen, geen armoede? Voor een reportage over armoede in El Salvador stap ik de achterstandswijk Soyapango binnen. Maar waar zijn de krottenhuisjes en kinderen op blote voeten gebleven? tekst en fotografie Thomas Hurkxkens
join
49
el salvador
H
et straatje is eigenlijk te smal om met een bus doorheen te rijden. Toch lukt het. Op de stoep is het markt en op de één of andere manier moet dat allemaal in diezelfde straat. Uitlaatgassen en rottende kip, fruit en straatverkoopsters: het is een normale werkdag in het centrum van San Salvador. ’Una ropa, una dollar!’ klikt het vanaf de kant van de weg. Een straatverkoopster heeft een paar zelfgemaakte rokjes over haar schouder. Hoewel een roze, wit of blauw rokje in kinderformaat slechts één dollar kost, lijken maar weinig mensen geïnteresseerd. Met een strak gezicht lopen zij de vrouw voorbij. Sinds de financiële crisis hebben mensen andere prioriteiten dan een leuk rokje voor hun dochter. Verderop staat Janira Ramirez voor de spiegel. Zij is achttien en net thuis gekomen van school. Ze woont in Soyapango, één van de arme wijken van de hoofdstad van El Salvador. De huisjes zijn klein, staan dicht op elkaar en een paar straten verwijderd van een gesloten vuilnisbelt. Janira doet oorbellen in en doet het haar naar achter in een staart. De tv staat aan en als ze naar buiten loopt doet broer Juan wat gel in zijn haar. Het lijkt een vredig gezinstafereeltje. Ik ben in El Salvador om een reportage te maken over armoede en de gevolgen van de economische crisis voor één Salvadoraans gezin. Maar zoals het er nu uit ziet, heb ik een probleem. Want het leven van dit gezin lijkt niet op wat ik me heb voorgesteld van armoede. Natuurlijk, het golfplatendak verraadt dat het gezin weinig te besteden heeft, maar tegelijk is er een klein grappig goed onderhouden tuintje aan de voorkant van het huis. De bloemen staan in bloei en een hond ligt tegen het hekje aan wat te slapen. Geen kinderen op blote voeten. Janira heeft een spijkerbroek en lakschoenen aan. Juan, de 16-jarige broer van Janira, luistert naar Eminem. Twee zusjes kijken wat tv. Vanavond is er een
50
join
Als moeder niets verkocht heeft, dan is er ook geen eten. Dat gebeurt wel vaker. voetbaltoernooi verderop in de wijk. Juan doet mee en de hele familie komt kijken want, zo begrijp ik, de familie Ramirez staan bekend als de meest fanatieke supporters uit de buurt. Ik blijf wat rond het huis hangen. Janira doet de was. Ik vraag haar hoe het leven hier als meisje van 18 jaar is. ’Het is best leuk hier’, antwoordt Janira lachend. ’Eerst naar school, dan rond lunchtijd naar huis en tegen het eind van de dag ga ik soms wat met m’n vriendinnen doen, maar meestal is het net zo leuk om gewoon hier thuis te blijven’. Ze pakt haar mobieltje dat voor de tweede keer overgaat en stopt even met wassen. Na een kort lachje en twee zinnen hangt ze op en vertelt: ’Ik winkel hier verderop in een klein winkelcentrum in de wijk. Tenminste, als het uitverkoop is.’ Ze hangt een gewassen spijkerbroek en wat T-shirts op. Maar verveel je je dan nooit? ’Nee, eigenlijk niet. Bovendien moet ik ook nog veel voor school doen.’ Het klinkt als een normaal leventje in een Nederlandse buitenwijk. Pas ’s avonds breekt het vredige beeld van het gezinsleven een beetje. Janira vertelt over haar broer die in de gevangenis zit, Carlos. Hij wordt beschuldigd van lidmaatschap van een gang. Hij is pas 22 jaar en aangewezen door slechts één ooggetuige. Toch heeft hij 22 jaar cel gekregen en zit hij in een gevangenis vol met andere gangleden. Blijkbaar is
er voor jongens uit arme wijken weinig genade. Janira heeft haar broer al twee jaar niet gezien omdat zij nog geen pasje kan krijgen om de gevangenis in te komen. Wat ze van hem weet, weet ze via haar moeder. ’Ik mis hem. Maar ik neem het onszelf ook kwalijk, want we hebben hem veel te vrij gelaten. Hij kwam bijna nooit meer thuis en soms was hij dronken. Dit zal ik met mijn andere broertjes nooit laten gebeuren.’ Als tegen het eind van de middag het voetbal begint, is de hele familie aangeschoven om naar Juan te kijken. Alleen de moeder heb ik nog steeds niet gezien. Juan is een bedreven speler en het spel golft op en neer. Familie Ramirez laat zich niet onbetuigd en Janira en haar zusjes juichen bij elk balcontact van Juan. Als we gezamenlijk naar huis lopen, twijfel ik steeds meer aan mijn film over armoede. De familie Ramirez lijkt gewoon een vrolijk gezinnetje in een arme wijk. Bij het huisje is de moeder net thuis gekomen. Ze heeft de hele dag gewerkt op de markt verderop in de wijk. Naast haar liggen rokjes in blauw, wit en roze. ‘Als moeder niets verkocht heeft dan is er ook geen eten vandaag’, legt Janira uit. ’Dat gebeurt wel vaker.’ Ik ben even stil. Het gezicht van armoede in El Salvador is dan misschien wel veranderd, maar het blijft moeilijk om te overleven. Die film komt er wel. Mét de familie Ramirez.
Juan, broer van Janira.