6 minute read
Bennie en johnnie
De avonturen van
Door Domien Esselink
Advertisement
De bel gaat en Bennie en Johnnie lopen naar het klaslokaal. Ze zoeken hun plek op in de klas en gaan zitten. De meester ziet er niet vrolijk uit en dat vinden ze raar, want Timo is jarig vandaag. Normaal gesproken is de meester dan juist vrolijk om de jarige job een vrolijke en feestelijke dag te bezorgen. “We krijgen zo bezoek”, zegt de meester. ‘’Pak jullie schriften en schrijf op wat jullie met Kerstmis doen. Zetten jullie een versierde kerstboom in de kamer? Maakt jullie moeder een feestelijke maaltijd? Ik ben benieuwd wat jullie opschrijven.” Bennie zucht en kijkt Johnnie aan, die ook al niet blij lijkt te zijn met de opdracht. Wat is dat nou weer? Bennie is vooral blij dat hij twee weken kerstvakantie heeft. Kan hij mooi avonturen beleven met Johnnie. Maar wat hij vooral gek vindt, wordt er niet gezongen voor Timo? Dan doen ze toch altijd als er iemand jarig is? De meester lijkt zijn gedachten te lezen. “Wat is er Bennie?”, vraagt hij. “Nou…euh meester, moeten we niet zingen voor Timo?”, vraagt Bennie. De meester lacht. Gelukkig. “Jawel, maar dat doen we ditmaal iets later. Als het bezoek weer weg is, dan maken we er een feestje van zoals jullie gewend zijn”, zegt de meester, die het wel spannend maakt. Wat zou er toch aan de hand zijn?, denkt Bennie, en hij probeert iets te bedenken over Kerstmis. Hij is nog niet begonnen met schrijven als de deur open gaat. Iedereen kijkt op en schrikt: er komt een politieagent binnen. Hij kijkt streng. “Welkom wijkagent Van Nispen”, zegt de meester, die zich dan tot de klas richt: “Jullie weten allemaal dat er een grote, versierde kerstboom op het schoolplein staat. Een heel mooie, en wat is er nu gebeurd? Er zijn enkele lampen en kerstballen vernield en sommige zijn gestolen. De agent hier is op zoek naar de dader, want dit vindt de school heel ernstig.” Johnnie steekt de vinger op. “Ja Johnnie, wat is er?”, vraagt de meester, die hem wantrouwend aankijkt. Hij zal toch niet denken dat Johnnie de dader is? “Ik vind het ook heel erg”, zegt Johnnie, “maar waarom komt hij hier bij ons in de klas?” De agent neemt het woord: “Ik heb gehoord dat de dader in deze klas zit.” De kinderen schrikken en kijken elkaar aan. Een meisje vooraan begint te huilen. “Ik heb niets gedaan”, zo snikt ze het uit. Het meisje naast haar legt en arm om haar heen, om haar te troosten. Verder is het stil, niemand durft iets te zeggen. Dan steekt een jongen, die dit jaar op school is gekomen, de vinger op. “Ik denk dat zij het heeft gedaan. Dat soort heeft niets met Kerstmis, zegt mijn vader”, roept hij, en wijst naar Almira, een Syrisch meisje, dat met haar ouders en broertje van een asielzoekerscentrum naar een
woning in het dorp is verhuisd. Er gaat een schok door de klas. Almira vertrekt geen spier, alsof ze het niet heeft gehoord. Bennie en Johnnie kijken elkaar boos aan en de meester staat opeens voor de neus van de jongen. “Opstaan en ga naar de gang!”, briest de meester. “Je biedt na de pauze je excuses aan Almira aan en je moet strafregels opschrijven na schooltijd. Ben je nou helemaal…” Theo, zoals de jongen heet, druipt af naar de gang. “Laat het voor iedereen duidelijk zijn dat we niet denken dat Almira het heeft gedaan”, zegt de meester. “Integendeel zelfs, we weten wel zeker dat zij het niet was.” Almira lijkt een beetje te blozen. Ze zegt niets, ze is duidelijk geschrokken van de woorden van Theo. Zij was het niet, maar wie dan wel? Dat vraagt de agent ook. Als de dader zich meldt, hoeft hij of zij niet mee naar het politiebureau en blijft het bij een waarschuwing. Niemand zegt iets, waarna de agent weer vertrekt. Het is een klas vol geroezemoes als de meester terugkomt, die even met de agent was meegelopen. Theo staat nog steeds op de gang. “Denk er allemaal nog even over na tijdens de pauze. Dan kan iemand zich nog altijd melden bij me. Na de pauze gaan we de verjaardag van Timo vieren. Hij zal wel trakteren op snoep, denk ik, waarna de kinderen juichen.” Het wordt toch nog een gezellige schooldag, met lekkere lolly’s en spekjes van Timo. De dag vliegt om en ook Almira heeft het naar haar zin. Ze lijkt de nare woorden van Theo al te zijn vergeten, gelukkig. Als Bennie en Johnnie ’s middags naar huis willen lopen, besluiten ze zich te verstoppen om de hoek. “Ik ben benieuwd waar Theo heen gaat. Laten we even wachten”, zegt Bennie. Johnnie knikt: “Misschien heeft hij zelf de kerstboom op het schoolplein wel vernield.” Als Theo een half uurtje later voorbij sloft gaan de twee vrienden achter hem aan, zonder dat Theo ze ziet. Als hij plotseling omkijkt, schieten de twee snel een steegje in. Ze durven niet te kijken. Hij zal ze toch niet hebben gezien? Bennie telt tot tien en dan kijken ze voorzichtig om de hoek: Theo is weg… Ze rennen snel verder en zien hem in de verte lopen. “Ik geloof dat hij in dat straatje daarginds woont”, zegt Johnny, en ze gaan achter hem aan. Johnny heeft gelijk, Theo woont in dat bewuste straatje, en ze volgen hem voorzichtig naar zijn huis. Theo is achterom gegaan, Bennie en Johnnie proberen naar binnen te kijken. Ze zien Theo, die met zijn vader praat, die in een leunstoel zit. Zijn vader schreeuwt, moet Theo huilen? Ze kijken elkaar aan. Even later verschijnt Theo weer, met betraande ogen. Hij heeft een boodschappentas bij zich. Hij loopt naar de supermarkt verderop. Bennie en Johnnie kruipen voorzichtig naar de voorkant van het huis, ze mogen niet gezien worden! Ze loeren stiekem naar binnen. De vader zit nog in de stoel, de moeder staat in de keuken bij de afzuigkap een sigaret te roken. Dan schrikt Bennie en hij stoot Johnnie aan, zo van: zie je het ook? “Wat doen jullie hier?!”, horen ze opeens de harde stem van Theo achter zich. Ze draaien zich geschrokken om. “Euh… Niets. Kom Bennie, we gaan”, zegt Johnnie, en ze lopen snel weg, terwijl Theo ze met een volle boodschappentas in de hand nakijkt. Als ze een straat verder zijn, zegt Bennie: “Zag jij ze ook? De kerstballen in de hoek van het raam? Die komen uit de kerstboom op het schoolplein.” “Wat nu?”, vraagt Johnnie. “We kunnen niet zeggen dat Theo de dader is, want dan weet hij dat we hebben geklikt. Alleen, voor Almira is het niet eerlijk, zij is onterecht beschuldigd.” Bennie steekt de rechter wijsvinger op: “Ik weet het al. Ik schrijf het gewoon op in dat verhaal over Kerstmis. Dan weet de meester genoeg en moet die politieagent het maar oplossen.” “Dat is een goed idee”, zegt Johnnie. “Als de agent naar Theo gaat, is het al vakantie en zal hij niet denken dat wij geklikt hebben. Maar dan heeft Almira ook een fijne vakantie. Daar gaat het om.”
Domien Esselink is verslaggever bij Omroep Gelderland, tekstschrijver en uitvaartspreker. Als vader van een jonge dochter las hij geen verhaaltjes voor maar verzon ze ter plekke: de avonturen van Bennie en Johnnie. Nu herhaalt de geschiedenis zich, met zijn oudste kleindochter en schrijft hij ze op. Voor Magazine Geniet.