2013/ 11 12
ANURA & LEPIDOSAURIA 1 amfibieen & reptielen Nieuwsbrief Knnv veldbiologie
Anura & Lepidosauria is een werkgroepblad voor werkgroep Amfibieën ,Reptielen aangevuld met Orthoptera . Onderwerpen zoals amfibieën uitsterving,schimmelepidemieën en ontwikkelingen soortpopulaties van herpetofauna worden behandeld. Taxonomische revisies, naamgeving en soortbeschrijvingen krijgen ruime aandacht . Wetenschapsnieuws uit zoologische hoek natuurbeheer en populatiedynamiek komen aan bod. Activiteiten rond A & L binnen knnv , regionale Atlasprojecten concentreren zich rond Nederland,West-Europa en de Mediterrane regio . De West-Palearctische regio . Anura & Lepidosauria is a magazine for fieldwork on amphibians, reptiles supplemented by Orthoptera. Thematic topics such as amphibian extinction, fungal epidemics and developments kind of populations of herpetofauna are treated. Taxonomic revisions and new species descriptions get attention. Science News on Zoology and nature conservation and population dynamics are discussed. Activities around A regional Atlas projects within & L knnv, Netherlands, focused on Western Europe and the Mediterranean region. The Western Palearctic region.
Anura & Lepidosauria . okt.-nov.dec. 2013
Nieuwsbrief werkgroep amfibieën en reptielen knnv Voor je zien jullie de eerste nieuwsbrief van de kersverse werkgroep amfibieën en reptielen (knnv) oorspronkelijk VAR .*Vissen incl. Deze is licht aangevuld met relevante entomologische waarnemingen zoals sprinkhanen en krekels (orthoptera). Deze worden in natuurbeheer aangeduid als biotoopgeleidende soorten, en komen vaak in symbiose voor met reptielen. Wat een niet minder interessante soortgroep betreft die op het beheer en biotoopeisen vaak overeenkomen .De symbiotische verhouding met biotoopgebruik en voorkomen in relatie met populaties van bepaalde hagedissen,slangen of kikkers is meer dan interessant . In ons kikkerlandje, is inmiddels ook klimaatverandering aan de gang en schuift de klimaatgrens al geruime tijd zo´n 4 km per jaar Noordwaarts op, hiermee krijgen we te maken met een warmer en meer aride type klimaat in de zuidelijke regionen meer Noordwaarts zullen echter ook de winters strenger en natter worden .
KNNV VELDBIOLOGIE
Voorwoord : Met de huidige klimaatverplaatsing reageren flora en fauna razendsnel,sommige soorten houden dit goed bij en passen zich voldoende aan,andere soorten verdwijnen of verkrampen in populatiedynamiek ,of schuiven mee met de huidige verschuiving,vooral sprinkhanen,krekels,mieren en bepaalde vogels zien we voor het eerst in nieuwe contreien steeds Noordelijker dan hun vorige grensverspreiding . We zagen afgelopen jaren uiterst zeldzame dagvlinders terugkeren in het uiterste Zuiden. De St.Pietersberg is een goed indicatiegebied voor hervestiging ,zo komen sinds kort het kaasjeskruiddikkopje,bruin dikkopje en Iepenpage weer binnen onze grenzen voor en is een uitbreiding van de eerder in ons land verdwenen Veldparelmoervlinder. Nog recenter zijn erg bijzonder soorten die ons land nog niet eerder aandeden zoals de Braamparelmoervlinder nu al 2maal gesignaleerd. De Purperstreepparelmoer eveneens en de Rode Vuurvlinder,wat een spectaculaire soort is . Diverse nieuwe soorten krekels en sprinkhanen vinden hun Noordwestelijke grens binnen onze arealen breiden zich verder noordwaarts uit . Een goed voorbeeld is de fraaie sikkelsprinkhaan die 7 jaar geleden nog slechts in de zuidelijke delen van Brabant en Limburg voorkwam,maar deze door de klimatologisch nieuwe situatie zich razendsnel op de Utrechtse heuvelrug,de Veluwe en in Salland verspreidde . De spoorkrekel dook op in 2010,als compleet nieuw voor Nederland, zo ook de Kiezelsprinkhaan . Herpetofauna reageert divers op veranderende omstandigheden en nog steeds is er reden tot zorg voor onze inheemse soorten met name luidde onlangs de noodklok voor de Vuursalamander,wellicht de meest opvallende,en bijzondere soort amfibie,in onze contreien die nog net op 2 grote en 5 kleine populaties te vinden was in t uiterste Zuiden,maar deze zijn zeer ernstig gedecimeerd door (Ravon,2013,Gent Uv) een nieuw soort schimmel die de dieren de das omdeed . Meer dan 95 % van de populatie is naar schatting reeds verdwenen,we moeten dus vrezen voor de toekomst van deze soort voor ons land. Maar er is misschien hoop,in het artikel in deze nieuwsbrief te lezen . Reptielen en amfibieĂŤn zijn veelal afhankelijk van lokale biotooptypen met een typisch microklimaat, spec. bodemsoort,voldoende geschikt areaal en aangesloten leefgebieden en kunnen niet snel verplaatsen mede omdat ook de leefgebieden in West-Europa vooral in de Benelux regio flink versnipperd zijn . De Knnv, gegevensbeheerders als ravon,Eis,Vzz,Tinea en de Vlinderstichting werken samen met bosschapen en provinciale Landschappen grote particuliere landgoederen om een betere leefomgeving te creĂŤren voor kwetsbare en prioritaire soorten .Dat is niet altijd eenvoudig en is juist in Nederland en Vlaanderen, Luxemburg en deels in WalloniĂŤ het landgebruik met diverse bestemmingen en gefragmenteerde landschappen ,grove infrastructuur en verstedelijking een probleem . Het is een complex gebeuren om landeigenaren,agrarische percelen van enige natuurwaarde en aangesloten terreinen aan natuurgebieden gelegen allemaal naar rechts te richten om zo karakteristieke landschappelijke waarden en natuurlijke biotopen te vergroten . Het aanleveren van kennis rond belangrijke soorten zoals die uit de habitatrichtlijn die aanwezig kunnen zijn met lezingen,folders en bijeenkomsten is dan ook zeer zinvol . Regionaal stimuleren van participatie van grondeigenaren met specifieke belangrijke biotoopstructuren proberen te beschermen doormiddel van goede voorlichting ,presentaties voorstellen aan gemeente en of provincie is zeer zinvol . De gemeente behartigd belangen van particulieren en perceeleigenaren , bij ruimtelijke ingrepen van allerlei aard heeft de provincie t laatste woord en kan aanwijzingen en aanbestedingen wijzigen of tegengaan . De habitatrichtlijn, Doelsoortenlijst en de Conventie v Bern is dan ook verplichte kost van de EU milieu en natuurcommissie die flink aan de weg timmert met de EHS en N2000, die in 2020 gereed moeten zijn .
Soortverlies word bestreden binnen de EU, elk land en regering die niet aan kunnen tonen dat biodiversiteit goed op de agenda staan en soorten niet achteruit gaan maar en diversiteit stabiel blijft,kunnen extreme maatregelen verwachten . evenals bedrijven,grondeigenaren die als zodanig handelen dat expliciet beschermde soorten in het gedrang zijn gekomen. Of dat hun biotoop niet als zodanig word beschermd te midden van werkzaamheden of buitenactiviteiten . Zoals op de Veluwe een groot goed zijn de vele recreatielandjes en campings, hier is echter ondanks alle wetgeving en beschermingsprotocollen lang niet altijd gedaan wat kon en word zelfs vaak bar weinig rekening gehouden met landschappelijke waarden en of belangrijke biotopen en zien we soms verschillende hectare met belangrijke voedselplanten voor rupsen,vlinders en sprinkhanen verdwijnen. Oud hout word nog teveel als rommelig ervaren en takkenbossen en hopen hakhout worden ´opgeruimd´ Tot ergernis van de expertbureaus die goed weten wat er allemaal huist of kan huizen onder en tussen takkenbossen,houtmateriaal,dode bomen en maaiselhopen . Talloze ongewervelden zoals krekels,nachtvlinders,loopkevers en boktorren en mierachtigen vinden een schuilplaats onder dergelijke structuren,zijn deze flink begroeid met mossen en grassoorten,dan volgen meer terrasvormige ecotoopjes,waar een groeiende soortenmassa gebruik van maakt . Behalve bijna alle reptielen en amfibieen in Europa zijn ook steeds meer insecten,vrijwel alle libellen,dagvlinders,water en loopkevers beschermd, Steenvliegen zijn belangrijke indicatoren voor een gezond vochtig beeksysteem. Veel ongewervelden groepen zijn goed meetbaar en vallen op als er verandering optreed zoals verplaatsing,verkleining van populaties of complete wegvagen van regionale populaties
Boomstronk met verassing . Als we ons beperken tot de herpetofauna en de orthoptera dan kunnen we stellen dat deze houthopen erg belangrijk zijn voor een fors aantal soorten . Zo´n 2 jaar geleden hoorde ik ergens dat in Nunspeet in 2008 een oude boomstronk werd geruimd,omdat deze ´geen´functie meer had en hinderlijk werd bevonden deze werd dus geruimd van het natuurterrein, tussen de wortels en gaten van de boomstronk op dit landgoed werd uiteindelijk een aanzienlijk aantal Adders (vipera berus ) ontdekt het gros van de 12 Adders werd ernstig verwond of erger , wat een zeer ongewenste situatie is dat in feite niet had mogen gebeuren .De AID Groendesk kan hierin uitkomst bieden maar ook de flora en fauna inspectie, in dienst van de Provincie De Adder is zeer streng beschermd en staat onder diverse wetgevingen op de kaart net als de zorgplicht onder de Boswet/natuurwetgeving, in dit geval heeft de landeigenaar verzaakt om de nodige maatregelen te nemen en zich nooit gemeld bij omgevingsmaatregelen of het terrein laten onderzoeken om ecologische kernstructuren te laten toetsen . De Adder is gevoelig voor verandering en kan zich jarenlang verschanst houden in een bepaald habitat,mits er voldoende beschutting ,vocht en zonplekken zijn . In dit geval kan het bijna niet zijn dat deze dieren nooit opgevallen zijn,maar moedwillig niet gemeld is mogelijk,want anders zouden speciale (mitigerende) maatregelen uitkomst moeten bieden door een ecologische of landschapsorganisatie .
AIDGroendesk: toepassing Flora en faunawet inheemse herpetofauna Meerdere ervaringen als bovenstaande leert het volgende, meld altijd een geval van nood of beschadiging of ongewenste verstoring van beschermde soorten,expliciet reptielen en amfibieën, de gemeente boa,AID,ffboa of milieu-inspectie visserij en wild,zien hierop toe, en hebben de hoogste staat van prioriteit om zorgvuldig hiermee om te gaan en zonodig maatregelen te kunnen nemen. Zo is de gemeente Roermond in opspraak gekomen door misstanden rond een braakliggend terrein met een door de Knoflookpad (Pelobates fuscus) bewoonde poel,die niet verstoord mocht worden, waar illegale werkzaamheden zijn uitgevoerd,de gemeente Roermond is gesanctioneerd door de AID,en heeft naast een schriftelijke represaille een boete, van meer dan een ton gekregen . Dit soort zaken geven een goed voorbeeld, van hoe het werk van ecologisch waarnemers,veldwerkers, en ook inventarisatie of beheersvrijwilligers zo hun ogen en oren goed kunnen
gebruiken om misstanden op faunistisch gebied een halt toe te roepen .
Knoflookpad,West-Overijssel,Vechtdal .
Persoonlijk heb ik een aantal maal ingelicht gewerkt met de AID en heb geattendeerd op een adres in Amsterdam die meerdere gladde slangen (coronella austriaca ) een rode lijst en habitatsoort, voor verkoop aanbood, voor royale bedragen , nu mag men deze dieren al niet vangen,verstoren of hun biotoop betreden zonder ontheffing FF-ELI. Maar het houden en moedwillig verhandelen van deze dieren ligt nog een categorie hoger en word gezien als een misdrijf, deze persoon is overigens aangehouden . In Amsterdam West,waar in een parkgedeelte (Westerpark ),een zeer groot park de Rugstreeppad ( Bufo calamita) voorkomt in open zandrijk gebied met poelen,broekbosjes en strooisellagen heeft een milieu actiegroep met succes geprotesteerd tegen het verdwijnen van poelen,waardoor de voortplantingsplaats van de Rugstrepen gered werd . De Rugstreeppad is een rode lijst gecategoriseerde soort en staat als kwetsbaar te boek,de werkzaamheden zijn na bijkomen van een kort geding verbod geacht en de populatie Rugstreeppadden is bij deze veiliggesteld. Groot probleem bij gemeente ,landschappen,en boerennatuur is veelal,onbekendheid van biodiversiteit , hoe de vele soorten (1600) te herkennen die op de Rode lijst of Ffwet staan vermeld,daarom is ondersteuning altijd nodig van experts of veldkenners, zo heb ik zelf de gemeente Elburg geattendeerd op het voorkomen van het gewone Spitskopje en Kustsprinkhaan 2 soorten uit de doelsoortenlijst en Conventie v. Bern,Nederland heeft een zorgplicht voor deze vochtminnende sabelsprinkhaan en veldsprinkhaan . Bij maaiwerkzaamheden en of verdroging door overmatig snoeien,of rastering zal het habitat beschadigen en dus de soort ,er dient rekening te worden gehouden met de biotoopeis en verspreiding van deze richtlijnsoort . De foto bijgevoegd toont enkele subadulte Rugstreeppadden en een kleine watersalamander,gevonden langs het spoor,bij t Harde,op het ASK. Zandpad richting. Wezep .
Inhoud Anura en Lepidosauria 2013 2014 1/2 : Gelderse vallei Flevo,Veluwe,Salland en Noordoost introductie soorten en status Veluwe en omstreken NoordOost : Achterhoek,Twenthe en Drenthe Bijzondere soorten en biotopen met grote dichtheden Midden/Zuid :Utrecht,Brabant en Limburg Nieuwe vondsten Utrecht,uitbreiding areaal Brabant en virusdrama Limburg
Amfibieen schimmelziekte en het Ranavirus : voor Koudbloedigen. Euroherping ; Europees nieuws en waarnemingen Euro-Fieldtrip : De Zuid-Ardennen,Lorraine en de Vogezen Anura en Caudata ; soortupdate en taxonomische revisies Sauria en Ophidia ; soortupdate en taxonomische revisies Orthoptera- corner ; waarnemingen Herp-Quiz : welke soort is dit ?
bedreiging
Thema: Amfibieenschimmelziekten en Ranavirus alert ! Herpetofauna in Cultuurhistorie : De Rugstreeppad Wetgeving, status van inheemse soorten
Knnv Vereniging voor Veldbiologie De Knnv is de landelijke organisatie voor het beoefenen van veldbiologie en natuurbescherming . De Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging is nu reeds 110 jaar oud en is daarmee de oudste en meest breed geaccepteerde kernorganisatie in de veldbiologie. De Knnv heeft enkele duizenden publicaties gedaan afgelopen decennia ,van oorspronkelijke en unieke entomologische en botanische tabellen,soortoverzichten en ecologische principes en natuurbeheerstechnieken Colofon : Redactie : Marc Abuys en Gert Prins Knnv NO Veluwe. Email; wolfhounds32@hotmail.com 0525-651767 of 06 5099 6847 copy,foto´s naar soricomorpha@gmail.com Leden voorlopig (winter/lente 2014) : Gert Prins,Marc Abuys,Janet Stam-de Moed ,Bart vd Meij, Lex Plasmans, Sjoerd v Bemmel, Rene vd Broek ,Laura Marijn ,Joury v Veek ,Michael Bongers,Roy Breunis, *** Omdat de leden nog niet allen zijn geregistreerd bij de Knnv ,maar belangstellenden bij mij als initiafnemer bekend zijn is de de voorlopige lijst. Afspraken en excursies lopen ook via mij als vz .
Gelderse vallei Flevoland,Veluwe Salland en Noordoostpolder Deze regio is de meest diverse en belangrijkste regio op het gebied van reptielen en amfibieen populaties en voorkomende soorten . In de Gelderse/Veluwe en West-Overijssel komen minstens 20 soorten van oorsprong voor van de totale 24 soorten herpetofauna . Reptielen De Adder ( vipera berus) en Gladde slang (coronella austriaca) vinden hun hier hun belangrijkste kernpopulaties vooral de voor de Gladde slang is deze regio van zeer groot belang en komen op de Veluwe de grootste en meest aaneengesloten populaties voor . Ook de ringslang heeft een goede verspreiding in deze regio al zit de ringslang wat meer geconcentreerd in de laagveenplas regio en de rivieruiterwaarden ten Noorden van de Rivierenbuurt en Plas’en draszone in de Utrechtse ,Gooise veenrestanten . Op de grens van Drenthe en West-Overijssel in het Reestdal en langs de Vechtvallei van DalfsenOmmen- Marienberg in het Beerzerveengebied,Junner Koeland en het Vechtdal komen eveneens belangrijke populaties voor van de Adder (*rode lijst) voor . Een stuk zeldzamer is de Gladde slang oostelijk op de Sallandse heuvelrug.
De Veluwe met de grootste regio aan droge en vochtige heide/schraallanden en hoogveen ,staat hier als belangrijkste gebied voor de Zandhagedis,Levendbaren de hagedis met zeer grote populaties ook van de Hazelworm compleet als hagedissengebied als nummer 1 op de kaart .Nergens anders in de Benelux regio komen er dergelijke populatieverspreiding nog voor van de 3 hagedissen , zelfs de Muurhagedis (*nummer 4) die zijn oorsprong hier niet vind, kunnen we tegenkomen inmiddels op de Veluwe in de Zuidoostelijke hoek nabij Barneveld/ Lunteren langs de spoordijken . Dit betreft zeer waarschijnlijk uitgezette of door anderszijds antroposofische gestimuleerde verspreiding .Niet altijd juist ge誰nterpreteerd .
De Gladde slang,(coronella austriaca aus.) een heimelijke en weinig geziene soort blijkt uit diverse recente rapporten en de toenemende veldwaarnemingen toch een stuk minder zeldzaam dan eerder
aangenomen , goed nieuws is dan ook te vernemen van deze Rode lijst en EU Habitatrichtlijnsoort . Op diverse gebieden zoals de Veluwe,Overijssel zijn nieuwe vindplaatsen gemeld en zelfs onlangs uit de Utrechtse heuvelrug wat zeer bijzonder te noemen is . In Nederland is de soort stabiel te noemen,toch is er aandacht nodig en zijn er onder meer in Brabant grootschalige projecten geopteerd om gebieden te verbinden om de Gladde slang ruim baan te geven ,met succes zijn er in de Oostelijke Peelvenen dan ook behoorlijk grote aantallen dieren waargenomen en in het uiterste Zuidwesten bij Putte en Zundert op de Nederlands-Belgische grensregio . Het exemplaar is een nominaat uit Noordoost Frankrijk (2012) ,Elzas,nabij Epinal in het Grand/Ballon reservaat . Deze op grofweg 550 km van Nederlandse populaties levende individuen vallen op door hun lichtere kleurencombinatie ,met roze/achtige tinten. Kleuren van Noord-Europese dieren zijn veelal donkerder,bruin,grijsbruin tot bijna zwart en dit is typisch een gevolg van klimatologische en koelere omgevingsomstandigheden .
De Amfibieëntunnel Een faunapassage voor amfibieën bestaat veelal uit een zogenaamde amfibieëntunnel. Hierbij wordt onderscheid tussen open en dichte tunnels gemaakt. Dichte tunnels worden onder wegen aangelegd en kunnen een rechthoekig of rond profiel hebben. Open tunnels zijn aan de bovenkant voorzien van kleinere openingen of een metalen rooster en hebben altijd een rechthoekig profiel. Open tunnels liggen altijd in het wegdek verzonken. Een belangrijk aspect is de lichtinval. Naarmate er meer licht in te tunnel komt, wordt de kans dat amfibieën er gebruik van maken groter. Om hier zorg voor te dragen is het belangrijk de diameter van de tunnel af te stemmen op de totale tunnellengte. De geschikte lengte-diameter verhoudingen zijn te vinden in de brochure ‘Amfibieën onderweg’ (Anonymous , 2002) en het rapport ‘Veilig naar de overkant’ (Prudon & Creemers, 2004). Een ander belangrijk aspect is de geleiding. Om amfibieën richting de ingang van de tunnel te “dwingen” is het zaak de juiste geleiding te kiezen. Hierbij is het verstandig voor duurzame producten te kiezen en er op toe te zien dat zij correct worden toegepast. Zo moeten losse elementen precies op elkaar aansluiten en wordt de geleiding bij voorkeur in een hoek van 45°60° ten opzichte van de trekrichting geplaatst. Naast deze belangrijke aspecten zijn er nog tal van zaken die het succes van een faunapassage kunnen beïnvloeden. Aangeraden wordt om ‘Amfibieën onderweg’ (Anonymous , 2002) en het rapport ‘Veilig naar de overkant’ (Prudon & Creemers, 2004) te raadplegen.
Onderhoud (zie checklist en informatiebladen) Nadat een faunapassage is aangelegd, moet deze jaarlijks worden onderhouden. Zo moeten zowel de tunnel als de gehele geleiding worden geïnspecteerd. Tunnels kunnen na verloop van tijd vol komen te zitten met bladeren, zand/grond en dergelijke en moeten dan weer worden schoongemaakt. Dit is bij open tunnels ook raadzaam deze periodiek door te spuiten om bijvoorbeeld ingesijpelde pekel- en olieresten te verwijderen. Ook kan het gebeuren dat geleidingsschermen beschadigd zijn door onderhoudswerkzaamheden en omgevallen bomen. Planten die tegen de schermen aan zijn gaan groeien zijn eveneens onwenselijk. Bij een dergelijke inspectie moeten mankementen worden verholpen. Een handig hulpmiddel voor het onderhoud aan faunapassages is het boekje Richtlijnen voor inspectie en onderhoud van faunavoorzieningen bij wegen (Rijkswaterstaat, 2006)
Amfibieen schimmelziekte en het Ranavirus : bedreiging voor Koudbloedigen. Omstreeks 1985 werden in de eilandarchipel Nieuw Zeeland en Australie opvallend hoge sterftegevallen gemeten aan de endemische amfibieĂŤn die er voorkwamen,jaren later werd het gevaarlijke Ranavirus vastgesteld dat eveneens in Midden-Amerika en delen van het Amazone-bekken huishield. Vele unieke amfibieĂŤn families zoals de fraaie Atelopus Klompvoetkikkers, zijn inmiddels gedecimeerd . Het virus breidde zich uit naar Europa doormiddel van de handel en transporten van planten en dieren, en daar blijkt het eveneens een fors probleem waar de soortpopulaties onder leiden . De zeer gevaarlijke huidziekte Chytridiomycose (Chytrid) veroorzaakte al een ware slachting in
Midden-Amerika en is rond 2010 ook in Noordwest-Europa oa in Belgie en Nederland vastgesteld. Alvorens ik in de materie duik van deze virussen,een voorafje omtrent de zeer bijzondere Maagbroeders van het geslacht Rheobatrachus,weliswaar zoologisch uniek en‌verdwenen .
Unieke Maagbroeders uitgestorven . Een unicum in de dierenwereld is niet meer ,als we uitgaan van de IUCN Redlist databanken die samen met gegevens van National Park Eungella en alle betrokken zoologen van ASG ,waar het ontbreken van de Maagbroedkikkers tijdens 25 jaar onderzoek hard aankwam .
De 2 soorten kikkers uit het geslacht Rheobatrachidae kunnen uitermate uniek beschouwd worden vanwege de zeer bijzonder ontwikkeling van de larven tot volledig gemetamorfoseerde jonge kikkertjes, dat wat lijkt op de ontwikkeling van de sterk bedreigde familie van bekbroeders (Rhinodermatidae)uit Chili . De bekbroeders nemen de eitjes op in een keelzak waarin ze zich ontwikkelen. De Rheobatrachus- soorten worden omschreven als maagbroeders, ze slikten de eitjes door, om de kikkervisjes in de maag te laten ontwikkelen.Tijdens dit proces stopt de stofwisseling volledig, er word dus geen voedsel opgenomen . Alleen vrouwtjes doen dit, het aantal geboren kikkertjes bleek altijd echter lager dan het aantal bevruchte eitjes, het is echter niet duidelijk hoe dat komt, de larven leefden van hun dooier en waarschijnlijk niet van elkaar. Door het 'uitbroeden' in de maag werd het nageslacht beschermd tegen uitdroging, beschimmeling en predatie, maar bovenal waren de kikkers voor de voortplanting niet meer afhankelijk van oppervlaktewater, wat een grote voorsprong is op vrijwel alle andere soorten kikkers en padden. Helaas zijn de pas in de 70ĂŠr jaren ontdekte unieke dieren, na intensieve onderzoeken in de 80 ĂŠr jaren niet meer teruggevonden, een kweekprogramma dat werd geinitieerd door een studiegroep met een aantal individuen mocht eveneens niet baten . Sinds de eerste soort Rheobatrachus silus, (Liem,1973 ) omstreeks 1973 zijn bestaansrecht kreeg, werden in 1981 ,reeds sterke achteruitgang in de bekende populatie ontdekt,..de verassende tweede soort Rheobatrachus vitellinus,(Mahony,1984/85 Davis) werd pas in 1984 ontdekt ,tijdens het verdwijnen van Rheobatrachus Silus, waarvan het laatste in gevangenschap gehouden exemplaar in 1983 het leven liet . De Rheobatrachus vitellinus (Eungella Gastric-brooding frog) werd alleen gevonden in het Eungella National park ,enkele honderden kilometers ten noorden van de R.silus. Deze werd na menig veldonderzoek in de 90 jaren tot 1999, niet meer teruggevonden .Beide soorten zijn in 2002 als uitgestorven geregistreerd op de IUCN Redlist . De reden van verdwijnen en uiteindelijke (verm.) uitsterven van deze soorten, is niet echt duidelijk, er zijn geen directe aanwijzingen or redenen gevonden die konden lijden tot uitsterven,men verwacht hier nog uitsluitsel over te kunnen geven . Ondanks het vermoedelijke uitsterven is een beheersherstelplan opgezet dat zou moeten leiden tot herstellen van de uitgestorven populatie .
Jean-Marc Hero, Keith McDonald, Ross Alford, Michael Cunningham, Richard Retallick 2004. Rheobatrachus vitellinus. In: IUCN 2012. IUCN Red List of Threatened Species. Version 2012.2. www.iucnredlist.org Bovenstaande Zuidelijke Maagbroedkikker ,zijn treurige relaas wilde dat pas kort na zijn ontdekking in 1984 de toch al zeldzame soort verdween van het toneel . Gedacht word dat de soort reeds in 1990 uitstierf . Zoekacties en maandenlange expedities erna hebben geen positieve resultaten meer opgeleverd. Ondanks zijn conventionele uiterlijk ,is vooral de aanpassing in milieu, en de gedragingen van deze soort zeer uitzonderlijk te noemen . De Maagbroeders beschermen hun kroost wel op zeer ludieke wijze . Het grijsbruine lichaam laat op de rug gevarieerde donkere en lichte vlekken zien,de onderzijde waren witachtig met grote crèmige randen. Een donkere streeprand loopt van t oog naar de voorpoten. De smalle iets afgeplatte kop,draagt grote uitpuilende ogen. De tenen zijn volledig bewebt . Deze superaangepaste soort had een manier gevonden om zijn kwetsbare kroost te beschermen tegen allerlei grote gevaren zoals droogte,gevaarlijke infecties en predatie. De unieke wijze waarop dit gebeurde is werkelijk zeer uniek en nog nooit eerder waargenomen in het Dierenrijk . Ondanks de bescherming van de juvenielen,hebben de volwassen dieren ook geen wateroppervlakten nodig om te overleven … Treurig genoeg konden diverse onderzoeksteams al vanaf 1985 geen levende individuen meer vinden,en werd het complete geslacht door de IUCN en ARC geregistreerd met de GE (Globally Extinct) code tot nader order . De Zuidelijke Maagbroedkikker (Gast Brooding frog) werd voor het eerst in 1972 ontdekt in ongerepte regenwoudcomplexen bij Blackhall en Conodale ranges in Zuidoost Queensland. De populatiespreiding was toen al klein, de soort bewoonde een gebied kleiner dan 1400 km2 tussen 350 – 800 m hoogte . Deze uitzonderlijke kikker bewoonde heldere,koele en snel stromende beken in de stroomgebieden van de Mary,Stanley en Mooloolah rivieren in ongerept regenwoudgebied. De rivierarmen waren bezaaid met grote keien,boulders waar de kikkers zich tussen of onder verstopt hielden. De kleine ovaalvormige kikkers werden gemiddeld zo´n 45-54 mm lang,(F) en de mannen varieerden van 33-41 mm .
The southern gastric brooding frog employed one of the most original life-history strategies in the animal kingdom –brooding of the young within the stomach of the mother. Females would swallow their fertilised eggs and allow the young frogs to develop into tadpoles, and subsequently froglets. During the brooding period the female’s digestive process would shut down and her stomach would become so bloated that her lungs would collapse under the pressure, forcing her to rely solely on gas exchange through her skin for respiration. It was observed that during pregnancy females remained completely active even though their buoyancy and centre of gravity were affected to the point that when resting they floated vertically, rather than horizontally, in the stream.
Following its discovery in 1972 the southern gastric brooding frog was thought to be relatively abundant across its range until 1979. A study in 1976 revealed that there were 78 individuals in a population of the species located in the headwaters of Booloumba Creek in the Conondale range. The species declined rapidly and disappeared in a relatively short period of time, and the last individual was seen in the wild in 1979. Since then concerted efforts and surveys have tried to locate the species without any success. The exact cause of the species’ decline is still not known. Because of the rapid nature of its extinction it is difficult for researchers to pin-point an exact cause. Although there was a small amount of commercial logging operations within the species’ range, the effects of which were never investigated, individuals were present in the logging catchments from 1972 through to 1979. It is now thought that the cause of the species disappearance is probably due to infection within the population of a virulent pathogen, most probably the chytrid fungus Batrachochytrium dendrobatidis which has been implicated in the declines of many amphibian species worldwide. It is now known that the southern gastric brooding frog was one of the first of a series of amphibian extinctions that occurred from the late 1970s until the early 1990s within Queensland and the Northern territories. This series of extinctions began in southeast Queensland with the declines of this species and the southern day frog, Taudactylus diurnus. It continued into the mid 1980s with the disappearance of the northern gastric brooding frog, and the severe decline in numbers of the northern day frog, Taudactylus eungellensis. Finally several species on the Big Tableland of northern Queensland became extinct in the early 1990s. This wave of population decline and species extinction occurred at a rate of about 100 km per annum and is typical of epidemics spreading within a population without immunity.
http://www.arkive.org/southern-gastric-brooding-frog/rheobatrachus-silus/
De huidziekte chytridiomycose voornamelijk geconstateerd bij Amfibieen, is in Europa vanuit Zuid-Amerika verder verspreid De ernstige ziekte ( ook wel Chytrid.) word veroorzaakt door de schimmel Batrachochytrium dendrobatidis,deze veroorzaakt wereldwijd massale sterfte onder amfibieĂŤn,zo ook in Europa. De toch al onder druk staande metapopulaties in West-Europa door infra en toenemende versnippering en verzuring hebben er een grote vijand bij ,vlotte signalering en melding van verdachte vondsten moeten daarom snel doorgegeven worden .Bij voldoende aanname van constatering van een dezer gevaarlijke ziektebeelden,worden direct bronnen onderzocht .Iedere veldwerker,inventarisatiemedewerker of natuurenthousiast in het buitengebied hebben dus een belangrijke extra taak om dergelijke zaken meteen te melden bij het DHWC en of RAVON.Verstandig is ook om locaal het beheer/of terreineigenaar te verwittigen over de vondst(en). In Spanje en in Frankrijk en reeds in Belgie is sterfte opgetreden die direct verband houdt met deze ziekte. Onderzoek van RAVON/Hyla groep in 2009 heeft aangetoond dat de schimmel in Nederland is. Wat de effecten zijn op onze soorten is vooralsnog onbekend. Er is geen reden om aan te nemen dat chytridiomycose schadelijk is voor mensen.
Eind 2010 is ranavirus in Nederland aangetoond. Er zijn verschillende ranavirussen. Ranavirussen kunnen massale sterfte veroorzaken in populaties vissen, amfibieën, of reptielen, maar zijn nog nooit in verband gebracht met ziekte bij de mens. Voorbeelden van uitbraken bij wilde amfibieën in Europa zijn uitbraken door FV3-achtige virussen in bruine kikkers in Engeland sinds ca. 1985 en in bastaardkikkers in Denemarken in 2008, uitbraken door CMTV in Alpenwatersalamanders en vroedmeesterpadden in Noord Spanje. De uitbraken zijn meestal van korte duur en komen vooral voor rond de zomer. Ruim duizend groene kikkers en enkele kamsalamanders stierven in september 2010 in een vijver bij het bezoekerscentrum van Dwingelderveld. De stekelbaarsjes in het ven gingen niet dood. Het is bij beide ziektes evident dat de mens een belangrijke rol kan spelen als verspreider van de schimmel of van het virus.
Om die reden kunnen activiteiten in het veld een potentieel risico vormen voor amfibieën. Eenvoudige desinfectiemaatregelen die kleding en veldmaterialen reinigen, zijn zeer effectief in het verminderen van de verspreiding van schimmels of virussen naar nu nog ‘schone’ gebieden. In dit advies treft u eenvoudige, preventieve maatregelen aan die u kunt nemen.
Het onderstaande protocol advies richt zich alleen op de ‘standaard’ veldonderzoeksmethoden. Wanneer herintroducties, verplaatsingen van dieren etc. uitgevoerd worden gelden strengere hygiëne-eisen.
***Hygiene
Protocol veldwerk ***
-Hanteer amfibieën alleen als het echt noodzakelijk is. Er zijn geen beperkingen in het veld, zolang u voorzorgsmaatregelen neemt. -Neem ook hygiënemaatregelen in acht als u met vissen, of macrofauna werkt (en de amfibieënongemoeid laat). -Amfibieën moeten altijd weer op de exacte vangslocatie worden losgelaten. -Als uw handen in contact komen met water of met amfibieën moeten wegwerphandschoenen(poederloos) worden gedragen. Neem ook handzeep mee. -Alle materialen die tussen verschillende locaties1 gebruikt worden, moeten worden gedesinfecteerd.
-Als u het water in bent gelopen, of contact hebt gemaakt met het water (of modder), moeten schoenen/laarzen/waadpak worden gedesinfecteerd. -Parkeer uw auto iets verderop op een verhard pad en niet op (zachte modderige) vegetatie.
De amfibieschimmel overleeft droogte niet, maar ranavirus kan wel 200 dagen in leven blijven op droge oppervlakten. Het laten drogen (4 uur of langer) van je veldmaterialen tussen veldbezoeken door is dus voldoende effectief tegen chytridiomycose, maar niet voor ranavirus. Dode en/of zieke amfibieën zijn ‘high risk’. Hanteer ze enkel met handschoenen, rapporteer zieke dieren en neem dode dieren mee (in dubbele plastic zak). Neem bij het aantreffen van dode dieren contact op met het DWHC (voor contactgegevens www.dwhc.nl ),
meld het aantreffen van massale sterfte bij RAVON en meld ook vondsten van ziek uitziende dieren (a.spitzen@ravon.nl). Een locatie wordt gedefinieerd als een unieke poel of een bekensysteem die/dat niet in directe verbinding staat metander oppervlaktewater.
Desinfecteren - Borstel plantenresten, modderkluiten etc. af - Spoel met water. Water uit een poel of vijver is prima - Desinfecteer op 1 van onderstaande manieren, op ruime afstand van het oppervlaktewater en probeer geen, of zo min mogelijk residu in het milieu te laten komen. De voorkeur heeft het om met verschillende sets materialen te werken, zodat er geen chemicaliën gebruikt hoeven te worden. o Reinig met 70% alcohol.
o Maak een 1% Virkon® oplossing en laat materialen gedurende 1 minuut inweken. o Andere desinfectanten zijn bleek (3 – 5% concentratie gedurende 1 minuut) en Nolvasan® (0.75% concentratie gedurende 1 minuut), maar chemische desinfectanten hebben niet de voorkeur
o Bent u niet in staat om uw materiaal op de locatie schoon te maken, neem het dan mee, van elkaar gescheiden in plastic zakken en doe het thuis. - Was uw handen met een desinfectant. Alle drogisten verkopen zeep waarbij geen water nodig is. TIP: neem een aantal sets materialen mee Gooi uw oplossing niet in de natuur! Checklist benodigdheden - borstel - emmer - spons - ontsmettingsmateriaal - plastic zakken - handzeep - wegwerphandschoenen - spuitfles Let op: Bij visseninventarisaties is ook noodzakelijk bovenstaande hygiënemaatregelen in acht te nemen. Meer informatie, of bij vragen: Annemarieke Spitzen (a.spitzen@ravon.nl)
In memoriam Piet Spaans ,
Piet Spaans,(Arnhem) is onlangs overleden ,(17-Augustus 2014) na ziekte ontwikkelingen van ernstige aard .Piet was een groot ziener op t gebied van Amfibieen,reptielen en vissen en heeft diverse artikelen,nieuwe informatie,en educatieve applicaties ontwikkeld om herpetofauna te stimuleren en was nooit te beroerd om in het holst van de nacht nog te adviseren in vraagstukken en problemen met determinatie of ecologische aard . Piet Spaans heeft ook meegeschreven aan de Atlas Amfibieen en Reptielen van Nederland,* Nederlandse Fauna, de Geldersche Atlas van Amfibieen en Reptielen *Ravon ,2005 en was hij jarenlang het gezicht en adviseur van de Hagepuit en de Afdeling Gelderland van de Ravon vrijwilligers groepen .
Piet Spaans in betere tijden.
Piet heeft flink wat veldwerk verricht voor de NDFF database,als admin voor Waarneming.nl en ook via Cybertracker.org onder meer vele duizenden records aangeleverd,bijgewerkt en zo een behoorlijke bijdrage geleverd aan de bescherming van
reptielen,amfibieen en vissen . Naast onze poikilotherme dieren,was hij begaan met ongewervelden zoals vlinders,libellen en kevers,en andere arthropoda . Zijn vele honderden werkelijk prachtige foto’s staan op zijn blog Piets Beestjesblogspot.nl en kan daar ook de humor of achtergrond van bepaalde soorten worden gelezen,educatief gezien een zeer boeiende bijdrage wat hopelijk nog lang honderdduizenden mensen,kinderen zal aanzetten met andere ogen naar natuur en in het bijzonder Koudbloedigen te kijken . De meest spectaculaire momenten zijn voor de eeuwigheid vastgelegd zoals Gladde slangen te ruste, close-up actie van Adders,etende Levendbarende hagedissen,de Serpeling,Witvingrondel, de Lentevuurspin in vol ornaat en een bijzondere ontmoeting met de zeldzame Hoogveenglanslibel zijn enkele hoogtepunten . Met zijn immer boeiende verhalen,grote kennis en ecologisch vernuft wist hij altijd een antwoord te geven op diverse vraagstukken ,daarnaast was hij een zeer sociaal persoon die zich ontfermde over allerlei mensen overal ter wereld en bracht hun een gevoel van waardering,respect en warmte die sommigen nog niet eerder ervaren hadden . Hij was alom geliefd bij menige veldwerkgroepen organisaties en beheerders ,naast de buitenlandse connecties vanwege natuurstudies,veldtechniek of cultuurinteresse heeft hij zich populair gemaakt onder mensen van diverse pluimage.
Blog ; Piet Spaans : PietsBeestjes.blogspot.nl
Boven : Lentevuurspin ,mannetje . (P.Spaans)
Boven : Witvingrondel , let op de enkele, aan tweezijden geplaatste bekdraden ‌(foto: P. Spaans) Ontwikkeling van de Biodiversity Cybertracker begon weliswaar in Zuid-Afrika door Lieberman,maar is door Piet hierheen gehaald en verder ontwikkeld om de Inheemse Koudbloedigen te kunnen determineren ,localiseren en op gps te pinnen voor exacte plaatsbepaling voor de natuurdatabase . Climate change, pollution, habitat destruction and loss of biodiversity may have serious impacts on human welfare. To anticipate and prevent negative impacts we need to discover, explore and monitor all aspects of the environment on a worldwide basis. From its origins with the Kalahari Bushmen, CyberTracker projects have been initiated to monitor gorillas in the Congo, butterflies in Switzerland, the Sumatran rhino in Borneo, jaguars in Costa Rica, birds in the Amazon, wild horses in Mongolia, dolphins in California, marine turtles in the Pacific and whales in Antarctica. CyberTracker is being used by indigenous communities, in national parks, scientific research, citizen science, environmental education, forestry, farming, social surveys, health surveys, crime prevention and disaster relief. CyberTracker Conservation is a non-profit organisation that enables anyone to Discover & Explore Science and Nature and to participate in a Worldwide Environmental Monitoring Network. www.cybertracker.org voor android toepassingen voor alle wildlife tracking,monitoring en registratie systemen.
De IUCN Rode Lijst van de amfibieĂŤn en reptielen in Vlaanderen Rode Lijsten vormen een belangrijk instrument voor het natuurbeleid. Een Rode Lijst geeft een inschatting van de uitsterfkans van een soort door ze te toetsen aan bedreigingscriteria. Het Instituut voor Natuur- en BosOnderzoek (INBO) heeft sinds het recente Soortenbesluit de opdracht gekregen om de opmaak van Rode Lijsten in Vlaanderen te coĂśrdineren. Hierbij is het aangewezen dat we de criteria die gebruikt worden voor het opstellen van de Rode Lijsten in Vlaanderen afstemmen op de internationaal gangbare criteria die gebaseerd zijn op de richtlijnen van de International Union for Conservation of Nature (IUCN). De begeleidende tekst kunt u hier (.PDF, 4,80 MB) vinden. Het volledige document kunt u hier (.PDF, 1,50 MB) vinden. Regionaal uitgestorven (1) Geelbuikvuurpad Bombina variegata
Ernstig bedreigd (2) Boomkikker Hyla arborea Knoflookpad Pelobates fuscus
Bedreigd (4) Adder Vipera berus Gladde slang Coronella austriaca *Ringslang Natrix natrix Vroedmeesterpad Alytes obstetricans
Kwetsbaar (4) Heikikker Rana arvalis Kamsalamander Triturus cristatus Rugstreeppad Bufo calamita Vuursalamander Salamandra salamandra
Bijna in gevaar (1) Poelkikker Pelophylax lessonae
Momenteel niet in gevaar (9) Alpenwatersalamander Ichthyosaura alpestris Bastaardkikker Pelophylax kl. esculentus Bruine kikker Rana temporaria Europese meerkikker Pelophylax ridibundus Gewone pad Bufo bufo Hazelworm Anguis fragilis Kleine watersalamander Lissotriton vulgaris Levendbarende hagedis Zootoca vivipara
Vinpootsalamander Lissotriton helveticus
Onvoldoende data (1) Muurhagedis Podarcis muralis
* Enkel geïntroduceerde populaties in Geel, Jette, Ganshoren, Zellik, Hoegaarden en Wervik werden in rekening gebracht.
Auteurs: Robert Jooris, Peter Engelen, Jeroen Speybroeck & Iwan Lewylle: Hyla, de amfibieën- en reptielenwerkgroep van Natuurpunt Gerald Louette, Dirk Bauwens & Dirk Maes: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
Geelbuikvuurpad in Vlaanderen en Wallonië
De geelbuikvuurpad (Bombina variegata) bereikt een lichaamslengte van 3 tot 5 cm en heeft een langwerpig lichaam met korte poten. De achterpoten en soms ook de voorpoten zijn voorzien van zwemvliezen. De snuit is kort en afgerond. De ogen staan hoog op de kop en de pupil is driehoekig of hartvormig. De rug is grijs of bruingrijs en veelal groen gevlekt. Op de huidwratten zijn er kleine stekels. De keel, buik en binnenzijde van de poten zijn lichtgeel tot oranje en zwart of blauwzwart gemarmerd. De larve van de geelbuikvuurpad wordt tot 4.5 cm groot en leeft meestal op de bodem van de waterhabitat. Haar staart heeft een fijn netwerk van kleine vlekjes. Top Levenswijze
De geelbuikvuurpad is een warmteminnende soort en leeft voornamelijk in door mensen geschapen pioniersgebieden: steengroeven, karrensporen, industrieterreinen en militaire terreinen. Als voortplantingsplaats kiezen ze voor kleine, ondiepe, snel opwarmende en vegetatieloze waterplassen. Net zoals de vroedmeesterpad kent ook de geelbuikvuurpad een lumbaire amplexus.
Geelbuikvuurpadden roepen doorgaans in koor vanaf de 2e helft van april tot in de zomer. De roep is een kort, helder en melancholiek 'oeng' dat 1 tot 2 maal per seconde herhaald wordt. Het geluid is zacht waardoor het op een afstand van 50 m nog nauwelijks te horen is. Een kwaakblaas ontbreekt en de roep wordt geproduceerd door lucht via de mondholte in de longen te persen. Deze kleine padden roepen graag wanneer ze met gespreide poten in het water hangen, met alleen de kop of de ogen boven water.
De geelbuikvuurpad was in Vlaanderen zeldzaam en natuurlijke populaties kwamen enkel in Voeren voor. De laatste waarneming dateert uit 1980, namelijk uit het Gieveldbos te Teuven. Sindsdien zijn er geen meer gesignaleerd. Ook in WalloniĂŤ is de soort verdwenen. De voornaamste oorzaak voor het verdwijnen van de soort zou het opdrogen en dichtgroeien van geschikte waterhabitats zijn. Vorig jaar en in 2012 ben ik zelf nog gaan wezen inventariseren in de Voerstreek nabij Lanaye en Eben-Emael, waar de Geelbuikvuurpad in omstreeks 1984 er nog gemeld werd . De hoge akkerlanden op de Heuvelranden in Mergell/loss ondergrond lijken behoorlijk geschikt en zijn er diverse wateroppervlakten te vinden zoals kwelpoelen, karresporen en kleine snel opwarmende poelen in laaggelegen kuilen en weidelandschap . Op het moment van de bezoeken zijn geen Bombina variegata gevonden op deze locatie wel grote aantallen eiafzet en larven van de Rugstreeppad (bufo calamita) op nagenoeg dezelfde watertypen. Het is wellicht mogelijk dat de Geelbuik er toch nog voorkomt al kan het zijn dat deze door landbouwbestrijdingsmiddelen of andersoortige verstoringen reeds verdwenen is in de regio . In Vlaanderen is de soort erg zeldzaam geweest,natuurlijke populaties zijn slechts gekend uit enkele plaatsen in de Voerstreek. Er bestaan wel oudere en ook recente meldingen uit de provincies Antwerpen (Boom, Lier, Schoten) en Vlaams-Brabant (Oud-Heverlee), maar deze berusten op uitgezette exemplaren. Voor de periode 1974-94 beschikte INBO over slechts 3 meldingen,uit eenzelfde locatie in de Voerstreek. De laatste waarneming dateert er uit 1981 ,recentere zoekacties hebben geen waarnemingen opgeleverd. Daarnaast vermelden Lenders & van den Broek (1992) de eenmalige observatie in 1983 van een adult dier in een aanpalend uurhok, bij de Belgisch-Nederlandse grens.
Op de onderstaande map van de Geelbuikvuurpad zijn een aantal UTm- uurhokken terug te zien waar deze in Vlaanderen en Wallonie in ieder geval is vastgesteld ,vroeger kwam de soort ook algemener voor in de gehele aanliggende regio Zuid-Limburgse heuvelland,NordRhein en Rheinland Pfalz de populaties waren vml. Overlappend met die in de voerstreek. Bijzonder is het voorkomen van de Geelbuik,vlak langs de Nederlands-Duits grens waar tot dicht in de Achterhoek-Nordrhein en in Oost-Drenthe het mogelijkerwijs tot ooit Nederlands gebied genaderde individuen zou kunnen leiden .
* (SEH)
ZOOTAXA
ISSN 1175-5326 (Print Edition) & ISSN 1175-5334 (Online Edition)
A mega-journal for zoological taxonomists in the world
Herpetofauna in Cultuurhistorie de Rugstreeppad als voorbeeldfiguur . Wapenveld heeft bij de herbouwacties voor molen de Vlijt een eigen jaarlijkse feestdag gekregen: de padd’ndag.
Wapenvelders w
erden sinds jaar en dag met de scheldnaam padd’n