thema Twee gezichten in één gebouw
De Rijksmunt in Utrecht
Even was er sprake van een verhuizing naar Leidsche Rijn, maar dankzij een grondige renovatie kon de Koninklijke Nederlandse Munt in haar vertrouwde behuizing blijven. De renovatie hield verband met de samenvoeging van de Koninklijke Munt en het Geldmuseum, twee afzonderlijke functies die gescheiden van elkaar en zwaar beveiligd in het rijksmonumentale gebouw ondergebracht dienden te worden. In 2003 werden vijf architectenbureaus uitgenodigd om deel te nemen aan een besloten, meervoudige prijsvraag voor de noodzakelijke verbouwing. Ronnie Kuiper van Van Hoogevest Architecten was verantwoordelijk voor het winnende ontwerp. Daarin werden flink wat keuzes gemaakt ten aanzien van behoud en vernieuwing, transformatie en nieuwe toevoegingen. Na een twee jaar durende verbouwingsperiode kan het publiek sinds vorig jaar het eindresultaat in ogenschouw nemen. De Munt in Utrecht tekst Mascha van Damme
2
Tot de renovatie waren het muntenkabinet en de Rijksmunt in het gebouw gehuisvest, waar naast de Nederlandse euro’s ook het muntgeld van de Nederlandse Antillen, Aruba en Luxemburg wordt vervaardigd. Al sinds 1567 wordt het Nederlandse muntgeld in Utrecht geslagen. Aanvankelijk vond dat plaats in het voormalige Ceciliaklooster aan de Oudegracht. De gracht stond in open verbinding met de rivier de Vecht en was in dat opzicht een aantrekkelijke locatie voor de Munt. Door het afnemen van de transportfunctie via deze waterweg verloor de plek haar industriële aantrekkingskracht. De aanen afvoer van materiaal leverde problemen op en het oude klooster bood weinig mogelijkheden tot uitbreiding, terwijl de almaar groeiende muntproductie tegen het einde van de negentiende eeuw daar wel om vroeg. In 1892 werd een nieuwe scheepvaartverbinding tussen Amsterdam en Duitsland in gebruik genomen, het Merwedekanaal waardoor veel nieuwe industrie werd aangetrokken. Ook de productie van de munt werd naar een locatie langs de nieuw gegraven waterweg overgebracht. Hiertoe werd in 1908 het fabrieksterrein aangekocht van de Utrechtse Beetwortel en Suikerfabriek, gelegen op de hoek van de Leidscheweg en de huidige Muntkade, waar het Merwedekanaal en de Leidsche Rijn elkaar kruisen. In drie jaar tijd werd hier naar ontwerp van rijksbouwmeester Cornelis Hendrik Peters (1847-1932) het huidige gebouw van de Munt opgetrokken.
Luchtfoto Rijksmunt. De Schoorsteen op de binnenplaats is inmiddels verdwenen en er zijn enkele gebouwtjes bij gekomen. Ook het Smelthuis uit 1928 tekent zich midden boven duidelijk af | Foto: Het Utrechts Archief
MONUMENTEN | 4-’08
De ijzeren spanten van het voormalige Smelthuis uit 1928 zijn in het zicht gelaten, maar de wanden zijn voorzien van nieuwe, geluidsdempende bekleding en er is een nieuwe, in het oogspringende gietvloer aangebracht | Foto: Lighthouse productions Dirk Verwoerd
In 1876 werd Peters benoemd tot Rijksbouwkundige voor de Gebouwen van Financiën. Naast enkele restauraties, waaronder de Ridderzaal in Den Haag (1878-1883), was het bureau van Peters verantwoordelijk voor het ontwerp van ongeveer 40 postkantoren. Aanvankelijk paste hij een rijke baksteenarchitectuur toe, geïnspireerd op de neogotische bouwstijl van zijn beroemde leermeester P.J.H.Cuypers. Door de grote hoeveelheid postkantoren in deze stijl was al snel sprake van ‘postkantorengotiek’. Het meest bekende en architectonische meest extravagante gebouw in die reeks was het hoofdpostkantoor aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam (1895-1898), dat daarmee de bijnaam ‘Amsterdams Postpaleis’ verwierf. Doordat zijn ontwerpen hoge bouwkosten met zich meebrachten, overwoog de hoofddirectie van de Posterijen rond de eeuwwisseling het ontslag van Peters. Gelukkig mocht hij zijn baan behouden, maar versoberde de architectuur van zijn gebouwen voor Post en Telegrafie, door minder gebruik te maken van natuursteen en speciaal vervaardigde profielstenen. Bij niet aan de post gerelateerde bouwprojecten, zoals de nieuwbouw van de Utrechtse Rijks Veeartenijschool kon hij zijn voorkeur voor een rijke architectuur blijven verwezenlijken. Dat gold ook voor het gebouw van de Rijksmunt. Net als bij de restauratie en uitbreiding van paleis Het Loo koos Peters voor de Munt een classicistische bouwtrant. Bij het Loo zocht hij vermoedelijk aansluiting bij de architectuur van de reeds bestaande paleisgebouwen, maar bij de Rijksmunt bestond daar geen aanleiding toe. Dat maakt de Rijksmunt binnen het oeuvre van Peters een opvallend gebouw in een opvallende stijl. De langgerekte, bakstenen voorgevel van het Muntgebouw vertoont stijlkenmerken van de Hollandse neorenaissance. De gevel wordt geleed door zandstenen pilasters in kolossale, Ionische orde met toegevoegde guirlandes, een element dat veelvuldig werd toegepast door Hendrik de Keyser. Het risalerende en iets hoger opgaande middendeel wordt bekroond door een fronton met het opschrift “s Rijks Munt’ in het fries. In de voorgevel zijn in totaal drie natuurstenen ingangspartijen aangebracht waarin renaissancemotieven de boventoon voeren. De hoofdentree is versierd met figuren die manden met geld dragen. Boven de deur prijkt de leus ‘Het geld hier uit metaal verkregen, zij nooit ten vloek doch steeds ten zegen’. Boven de linker entree, de oorspronkelijke personeelsingang, wordt het jaartal 1910 vermeld. De
MONUMENTEN | 4-’08
oplevering van het gebouw stond voor dat jaar gepland maar zou uiteindelijk pas in 1911 plaatsvinden. De ritmiek van de gevel wordt verder bepaald door enkele- en gekoppelde kruisvensters met hardstenen stijlen. Op de rechter hoek wordt de voorgevel begrensd door een hoger oprijzend torentje met een koepelvormig dak dat de kruising van de twee waterwegen markeert, en links door de iets lagere voormalige directeurswoning. Zowel in deze bouwdelen als in de rechter zijgevel aan de Muntkade komt de detaillering van de voorgevel terug.
Het concept van Peters Voordat met het definitieve ontwerp voor de recente renovatie kon worden gestart, is een uitgebreid bouwhistorisch onderzoek verricht door het Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis (BBA) uit Utrecht. Door archiefonderzoek werd de bouwgeschiedenis van de Munt ontleed. De grote hoeveelheid foto’s in Het Utrechts Archief gaf een helder beeld van de oorspronkelijke opzet, het oorspronkelijke productieproces en de kwaliteit van het Peters-concept. Het gebouw is ontworpen op een vrijwel vierkante plattegrond met een open binnenplaats, die volgens een uit de bouwtijd daterend tuinplan was ingericht met grasperken. Peters ontwierp veelal een open plattegrond die meer ontstond vanuit de ruimtebehoefte dan vanuit een esthetisch streven naar symmetrie. Deze ontwerpmethode is ook bij de Rijksmunt toegepast. Het resultaat was een heldere plattegrond met een functionele tweedeling tussen de voorvleugel en de achterbouw. In het monumentaal vormgegeven voorgebouw zijn kantoren en representatieve ruimtes ondergebracht, zoals het imposante hoofdtrappenhuis, de muntmeesterkamer in de hoektoren en een rijk gedecoreerde bibliotheek op de eerste verdieping. De erachter gelegen, industrieel ogende fabrieksgebouwen
2
De bibliotheek is in oude luister hersteld, met schilderingen
Het hoofdtrappenhuis en de aangrenzende ruimtes is de enige
boven de geschakelde kasten die het productieproces van de
gemeenschappelijk ruimte die het Geldmuseum en de Munt
munt verbeelden | Foto: Lighthouse productions Dirk Verwoerd
delen | Foto: Lighthouse productions Dirk Verwoerd
waren bedoelt voor de muntproductie. Een deel van deze ruimtes zijn voorzien van sheddaken zodat in de werkruimtes zoals de Pletterij en de Muntzaal voldoende daglicht kon toetreden. De ruimtes in beide bouwdelen worden in de lengterichting verbonden door een stelsel van vier haaks op elkaar aansluitende gangen.
in het interieur vonden de nodige aanpassingen plaats. Er werd verbouwd, bijgebouwd en gerenoveerd. Verschillende ruimtes veranderden meermalen van functie en werden daaraan aangepast. Van het oorspronkelijke interieur bleven alleen de bibliotheek, medaillekamer en Muntmeesterskamer vrij gaaf bewaard.
Veranderingen in het staatsbedrijf De Munt had oorspronkelijk de beschikking over een geheel zelfvoorzienend productieproces. Er was een machinefabriek aanwezig met ovens, een eigen waterzuivering en elektriciteitsvoorziening. Het ijzer werd ter plekke gesmolten en in lange strips gegoten, die de basis vormden voor de munten waarop ter voltooiing een afbeelding werd geslagen. In de loop der tijd vond er vanzelfsprekend een reeks veranderingen plaats, die vlak na de bouwtijd al werd ingezet. Drie jaar na de oplevering vatte een deel van de linker vleugel vlam. Gelukkig liep de Muntfabriek zelf geen schade op, maar een deel van de kap brandde volledig af. Aan de straatzijde werd een deel van de oorspronkelijke kap teruggebracht, maar de aan het oog onttrokken deel aan de binnenzijde werd van sheddaken en platte zinken daken voorzien. In 1928 is er op het achterliggende terrein, dat enkele jaren eerder was aangekocht, een nieuw Smelthuis gebouwd. Met een in het zicht gelaten ijzeren spantconstructie werd een ruimte van 24 meter overspannen. Na de invoering van een nieuwe munt bleef de fabriek met een verouderde muntvoorraad zitten. Om deze naar behoren te kunnen opslaan werd in 1936 onder de binnenplaats een ondergrondse kluis van gewapend beton gebouwd. Ook
2
In 1994 werd de Rijksmunt inclusief de gebouwen en de productiemiddelen geprivatiseerd. De museale muntenverzameling bleef eigendom van het Ministerie van Financiën en vormde de opmaat voor de collectie van het Muntmuseum, die voor bezichtiging werd opengesteld. Hierdoor werd een publieksfunctie toegevoegd aan een gebouw dat voorheen een zeer gesloten karakter had. In 2004 fuseerde dit museum met het Koninklijk Penningkabinet uit Leiden en de numismatische sectie van de Nederlandsche Bank. Het gebouw huisvest sindsdien twee hoofdfuncties: het productiebedrijf van de Koninklijke Nederlandse Munt én het Geldmuseum. Een lastige combinatie want een museum wil zoveel mogelijk aan het publiek kunnen tonen en een muntfabriek daarentegen zo goed als niets. Twee bedrijven dus met een eigen identiteit, die wegens veiligheidsredenen strikt van elkaar gescheiden dienen te blijven. Toch hadden de opdrachtgevers van de recente renovatie de wens om de museumbezoeker een blik te gunnen in het productieproces van het Nederlandse geld. Voor de ontwerper een niet geringe opgave.
Het nieuwe concept Omdat beveiliging een belangrijke voorwaarde vormt waarop beide functies in het gebouw kunnen worden ondergebracht, is er gekozen voor een strikte fysieke scheiding. Beide bedrijven delen alleen de centraal gelegen monumentale hal met het van daaruit toegankelijke restaurant, een museumwinkel en de garderobe. Het linkerdeel behoort tot het domein van het museum, het rechter deel en de industriële achterbouw behoren toe aan de Munt. Op de raakvlakken van het museum en de Koninklijke Munt vormt beveiligd
MONUMENTEN | 4-’08
Een nieuw toegevoegde transparante gang over de binnenplaats maakt een directe
Een transparante gang langs twee zijden van de binnenplaats
verbinding mogelijk tussen de hoofdentree en de nieuwe Eerste Slagruimte | Foto:
verbind de Eerste slagruimte met het museumcafé. De museum-
Lighthouse productions Dirk Verwoerd
inrichting is ontworpen door D/DOCK Design Development.
glas de scheiding tussen de twee bedrijven en zijn doorkijkjes gemaakt voor de museumbezoeker naar het productieproces van de munten. In de muur van de nieuwe muntzaal is een zwevende museumruimte opgenomen. Door openingen in de wand kan de bezoeker een glimp opvangen van de bezigheden in de muntzaal. Met koptelefoons is het mogelijk de ook bijbehorende geluiden te horen. Omdat de monumentale waarde van het gebouw voor een groot deel bepaald wordt door de gaaf gebleven structuur van het complex in de plattegrond, is het concept voor de renovatie voornamelijk bepaald door de historische ruimtestructuur. Ingrepen in de oorspronkelijke opzet werden daarom zoveel mogelijk beperkt en verstoringen, zoals verlaagde plafonds, scheidingsmuren en ongelukkig geplaatste liften zijn verwijderd. Opnieuw vormt de historische gangenstructuur de rode draad door het gebouw en verbindt zij de verschillende functies. Uitgangspunt voor de restauratie was onder meer het herstel van monumentale ruimtes die in de loop van bijna een eeuw sterk gewijzigd of verouderd waren. De stijlkamers zijn opnieuw ingericht en gedecoreerde plafonds en historische schilderingen die het muntmakersbedrijf verbeelden werden in oorspronkelijke staat hersteld. In de gangen zijn de originele houten plafonds en de granieten vloeren weer in het zicht gebracht, evenals de lambriseringen van oker en zandsteenkleurig geglazuurde baksteen. De oorspronkelijke kleurstellingen van houten onderdelen werd opnieuw aangebracht, waaronder ook de hoge kwaliteit houtimitatie op verschillende deuren. Er was niet alleen sprake van herstel. Om beide functies in het Muntgebouw te kunnen integreren was aanpassing en uitbreiding noodzakelijk. Waar mogelijk heeft de uitbreiding plaats gevonden binnen de bestaande ruimte. Zo zijn in de voorheen open kapruimte nieuwe kantoorruimtes ondergebracht. Het Smelthuis, dat op zich niet monumentaal werd bevonden maar wel een positieve waarde toevoegt aan het complex, werd bij de productieruimtes betrokken en doet nu dienst als Muntzaal. In de voormalige Pletterij, een uitbreiding op de binnenplaats uit 1913, is een auditorium ondergebracht met circa 140 zitplaatsen.
Geschiedenis in beeld
MONUMENTEN | 4-’08
Het architectonische contrast dat vanouds her tussen de twee bouwdelen bestaat, heeft ook zijn weerslag gekregen in de noodzakelijke uitbreidingen. De aanpassingen in de monumentale voorzijde zijn herkenbaar door de kleuren en het gebruik van natuurlijk materialen zoals hout. Met een minimaal palet aan materialen (glas, zink, staal en natuursteen) en het gebruikt van zuiver geometrische vormen is bij toevoegingen in het productiegedeelte aansluiting gezocht bij het industriële karakter. Hierbij is tevens getracht een deel van de geschiedenis van het Muntgebouw zichtbaar te maken. Op de plaats waar een hoog opgaande schoorsteen ooit de start van het productieproces markeerde, is nu de Eerste Slagruimte ingericht. De nieuw toegevoegde transparante corridor over de binnenplaats maakt een directe verbinding tussen de centrale hal en deze ruimte mogelijk. Met een zware natuurstenen bekleding is de grote kluis onder de binnenplaats gemarkeerd. De oude guldenmunten die in de transparante gietvloer van de corridor zijn verwerkt, geven de bezoeker een symbolische indruk van de grote bergen muntgeld die hieronder opgeslagen lagen. Dit pad vormt nu letterlijk een gulden middenweg tussen het monumentale en industriële bouwdeel, tussen museum en muntfabriek, én tussen het verleden en het heden. v Mascha van Damme is architectuurhistoricus en onder meer werkzaam bij Bureau voor Architectuurhistorie Kariatiden (onderdeel van Van Hoogevest architecten). Met dank aan Ronnie Kuiper en Carien de Boer- van Hoogevest
2