Slechtnieuwsgesprek

Page 1

Hoe vertel je het de nabestaanden?

Je drukt op de deurbel en een paar minuten later zal de wereld van de bewoner op z’n kop staan. Jij bent de agent die moet vertellen dat zijn vrouw is vermoord, de partner is verongelukt of een kind wordt verdacht van een ernstig misdrijf. Hoe krijgen onheilsbodes het slechtst denkbare nieuws uit hun strot? Tekst Merlijn Ensing en Lisanne van Sadelhoff Foto's Dirk-jan van Dijk

‘Ik heb helaas slecht nieuws voor u…’ ‘Ik deel de klap maar meteen uit’ Naam: Chantal Mutsaers (25) Functie: hoofdagent Waterweg Noord, regio Rotterdam Hoelang: brengt ruim een jaar slecht nieuws Korps: Rijnmond “Het ongeloof. Dat hebben ze allemaal gemeen. Daarom moet je – heel cru – de klap zo snel, hard en ruw mogelijk uitdelen, zodat ze niet de ruimte hebben te denken: mijn moeder is niet

dood, die komt zo vrolijk weer de kamer binnenlopen. Of dat ze meteen naar hun autosleutels grijpen: politie aan de deur, ik sta zeker verkeerd geparkeerd. Je bent nog geen minuut binnen en het woordje ‘dood’ valt al. Vorig jaar moest ik een jongen vertellen dat zijn moeder was overleden. Ik had haar gereanimeerd, stond er met mijn neus bovenop en daardoor had ik antwoord op zijn vragen. Wat ze aan had,

waar ze is gevonden, wat ze bij zich had. Samen met zijn vader vertrok hij naar het mortuarium. Het is dan voor mij alleen nog zaak dat ik zeg: Gas uit, sleutels mee, willen jullie een lift? Mensen laten op dat soort momenten alles los waarmee ze bezig waren: niets maakt meer uit, want alles is veranderd. Soms zijn mensen meteen heel praktisch. Ze hebben het nummer van Dela al gepakt om te kijken hoe het zit met

de uitvaartverzekering. En dan zijn ze nog niet eens in het mortuarium geweest. Bij andere mensen zie je de oergevoelens naar boven komen. Een moeder stortte in toen ze hoorde dat haar zoon voor de trein was gesprongen. Ze viel huilend tegen de muur. Die reacties zorgen ervoor dat ik nerveus het tuinpad op loop. Ik zorg dat ik goed ben voorbereid: ik neem alle details van de dode in me op,

onthoud alles, zodat mensen niet kunnen zeggen: joh, dat is mijn kind niet. Mijn collega en ik checken eerst of we de juiste persoon voor ons hebben. Niet dat je ineens met de glazenwasser staat te praten. De details halen het ongeloof weg, geven nabestaanden de kans om het verhaal rond te maken. Ik heb later de jongen nog opgezocht die zijn moeder was verloren. Zijn vader, de

weduwnaar van die vrouw, herkende me niet meer. Maar de dankbaarheid dat ik nog even langskwam was zo groot. Hij wilde weten of ze haar boodschappen al had gedaan toen ze werd gevonden. En misschien is dat voor jou en mij absoluut niet van belang, maar voor hem wel. Want hij wist nu op welk moment zijn vrouw is gestorven. Op het moment dat ze met een volle bood» schappentas op weg was naar huis.”


Naam: Marije Versteeg (34) Functie: familierechercheur, begeleidt nabestaanden tijdens rechercheonderzoek Hoelang: anderhalf jaar in deze functie Korps: Haaglanden

‘Je laat een bom los in zo’n gezin’ Naam: Ab Wormgoor (59) Functie: kinderpornorechercheur Hoelang: zeventien jaar kinderpornorechercheur Korps: kinderpornoteam Twente, IJsselland, Noord-Oost Gelderland “Relatiebrekers, dat zijn we. We komen ergens binnen en er gebeurt iets. Je laat een bom los. En als daar dan vrouw en kinderen bij betrokken zijn, voel ik me daar triest over. Verdrietig. Dan denk ik: verdorie, ik doe het liever niet, rijd er maar wat graag met een grote boog omheen. Echt niet omwille van die vent die kinderporno in zijn bezit heeft – dat is de kwade genius – maar vanwege het gezin. Voordat je daar binnen bent om het slechte nieuws te brengen, weten ze nog niets. Ik bepaal het lot van de ander, zodra ik aanbel. En als ik dertig minuten later ben vanwege autopech, dan verwoest ik dat gezin dertig minuten later. Je probeert rekening te houden met de omgeving van het gezin, want hoewel de mannen alleen nog verdacht worden, zijn ze voor de buitenwereld besmet. We gaan niet in uniform, roken buiten geen peuk. En je probeert aan te bellen als je weet dat de andere gezinsleden niet thuis zijn. Dat is wel eens misgegaan. Dan loop je het tuinpad op, zie je de moeder met twee kinderen op de bank zitten, net van plan om een dagje naar het pretpark te gaan. Omdraaien kan niet meer, ze hadden ons al in het vizier. De kinderen begrijpen er niets van en zo’n vrouw zie je ter plekke compleet gedesoriënteerd raken. Ze wil tientallen vragen stellen over het feit dat de vader van haar kinderen en degene met wie zij een intieme relatie heeft, kinderporno bezit. Die

24 PANORAMA NR3

moeder ging uiteindelijk gewoon naar het pretpark – dat deed ze voor haar kinderen. Maar ze moet de hele dag hebben gedacht: en nu? Iedereen reageert verschillend. Ik heb een keer een vrouw gehad die van boven aan de trap naar haar man riep: Zie je wel, ik zei toch dat ze zouden komen. Waarschijnlijk vermoedde ze al dat hij iets verborg. Een andere vrouw gaf haar man een flinke mep toen wij kinderporno uit hún slaapkamer visten. Boem. Echt een goede rechtse. Dat was eigenlijk wel hilarisch. Achteraf lach je je krom. Het is anders wanneer we bij een vrijgezelle man binnenkomen die zich veilig waant in zijn eigen huis en kinderpornofoto’s aan zijn muur heeft. Sommigen zeggen: Mij kun je niets maken. Anderen: Ga je gang, ik ben een blokje om. De mannen met kinderen reageren vaak heel timide. Aangeslagen. Ze voelen zich betrapt. Maar die mannen, daar gaat het me niet om, en ik zit ook echt niet te wachten op de bagger die voorbijkomt op mijn beeldscherm. De drijfveer is om de slachtoffertjes te traceren. Als je dan op tape ziet hoe een verdachte een kind met zijn mond bevredigt, dan juichen we – bij wijze van spreken. ‘Fantastisch’ bewijs. We hebben ’m. Je zult mij niet horen zeggen dat ik het viespeuken vind, je moet iedereen in zijn waarde laten. En ja, dat is soms moeilijk. Wat als iemand tijdens een verhoor doodleuk zegt: Ze vroeg erom, terwijl jij dat kind hebt horen huilen omdat het pijn deed. Maar ik beheers mijn woede, ik trek zo’n man niet over de tafel. En zo is het ook met het huisbezoek: al zit iedereen jankend op de bank, nog doe ik wat ik moet doen. Het is gewoon mijn werk.”

“De mensen bij wie ik op bezoek kom – en dan doel ik niet op de criminelen van de samenleving – hebben vaak alleen te maken gehad met de politie vanwege fietsendiefstal of een gestolen portemonnee. Ze hebben honderden vragen. Wat is er gebeurd? Heeft hij of zij pijn gehad? Wie heeft het gedaan? En waaróm? Soms heb ik midden in de nacht huilende ouders aan de telefoon die willen weten hoe hun kind om het leven is gekomen. Maar mij wordt niets verteld door het rechercheteam, dat kan het onderzoek belemmeren. Voor je het weet komt de informatie als een boemerang terug. Dat is niet frustrerend, want door het feit dat ik die informatie waar ze naar vragen gewoonweg niet heb gekregen, kan ik met droge ogen zeggen: Ik weet het écht niet. Daardoor gaat de vertrouwensband die ik met de familie opbouw, niet stuk. “Mijn collega en ik – je doet dit nooit alleen – komen op het meest heftige moment in iemands leven binnen: na misdrijven, rampen, ongelukken. Plotseling. In het begin willen mensen een perfect beeld schetsen van zichzelf en van degene die er niet meer is. Want wie zijn wij? Je hoort kreten als: mijn kind heeft geen geldzorgen, mijn kind zit niet in de criminaliteit. Maar op een gegeven moment laten mensen dat doek vallen.

Ik ben er niet voor even, ik breng niet alleen het nieuws dat er iemand is vermoord – ik blijf zolang nodig is voor het onderzoek. Want ik ben er in eerste instantie voor de zaak, voor het vinden van de dader en alle informatie kan belangrijk zijn. Ik ben een gids op een heel donker pad, dat mensen niet kennen. En je bewandelt samen dat pad, dus je krijgt vanzelf wel een band. Want mensen zijn afhankelijk van jou. Van jouw informatie, hoe slecht het nieuws ook kan zijn. Soms moeten we zeggen dat de verdachte toch onschuldig blijkt te zijn en dan ben ik de boeman. Of je moet vertellen wat de doodsoorzaak is, of dat de verdachte hun schoonzoon of buurman is. De mensen die ik ontmoet zijn op hun zwakst. Ze schieten van de ene emotie in de andere. Onverschilligheid, angst, woede, intens verdriet. Ik heb dat niet: ik ken de dode niet, het is voor mij een levenloos lichaam. Pas later, als ik bij de familie ben, komt de dode tot leven. Door hun herinneringen, door foto’s... Daarom doe je dit werk nooit alleen: twee horen meer dan één, maar je moet ook samen kunnen napraten. Soms rijden we naar het strand. Dan mag het stormen, als we ons verstand maar op nul kunnen zetten. Soms denk ik: het nieuwe van de zaak is eraf, doe mij maar weer wat anders. Maar dan kom je weer bij het gezin binnen. En dan zie je een man zitten. Hij is kapot en gebroken. En dan zegt hij: Ik vind het zo fijn dat je dit doet en dat je er bent. Want het is wel míjn kind. En dan denk ik: ja, het is wel zíjn kind. Het is mijn zaak met een zaaknummer, maar het is wel » zijn jongen.”

‘Ik ben gids op een donker pad’

Hoe vertel je het de nabestaanden?


Hoe vertel je het de nabestaanden?

‘Hoezo, mijn vriendin dood?’ Naam: Patrick Steenbakker (45) Functie: directe hulpverlener bij Zuid-Holland-Zuid Hoelang: zeven jaar slecht nieuws Korps: Zuid-Holland-Zuid “Het is een klotejob, zo simpel is het. De vogeltjes fluiten, de wereld gaat door, en jij wilt daar niet aan die deur staan. Het is de andere kant van de medaille van ons werk: mensen vertellen dat dierbaren niet meer thuiskomen. De eerste keer staat nog op mijn netvlies gebrand. Een meisje, halverwege de 20, kwam om bij een ongeluk. Ik

26 PANORAMA NR00

moest het haar vriend gaan vertellen en ik was alleen wegens onderbezetting. Later zei een collega: Alleen zo’n gesprek aangaan is echt not done, Pat. Die jongen kwam op de scooter de oprit oprijden. Op de terugweg had hij zomaar zijn vriendin kunnen zien liggen, want ze werkten in dezelfde stad. Ik liep naar hem toe, hij zette zijn scooter tegen de muur, helm af, oordopjes uit. Alles op z’n gemak. En hij vraagt: Heb ik iets verkeerds gedaan? Toen ik binnen was – ik vertel dit soort dingen nooit aan de deur – zei ik het. Altijd dezelfde strekking: je vriendin

heeft een ongeluk gehad, en is daarbij helaas om het leven gekomen. Het is zo moeilijk zoiets uit je strot te krijgen. Hij reageerde heel heftig, begon te huilen, te tieren, te schreeuwen. Er vloog een krant door de kamer, hij schopte tegen de poef. Gister had ze zijn voicemail nog in gesproken. En die circuskaartjes voor morgen, riep hij, terwijl hij ze me liet zien. Hoezo dood? Dan ben ik er maar. Dan luister en scheld ik maar. Godverdomme, klote. Ik vind het zo erg voor je. Verschrikkelijk. Ik slik mijn tranen soms echt weg en ik schaam me er niet voor. We zijn er om

deze mensen bij te staan en we laten ze niet tierend achter. Ik word harder. Na een slechtnieuwsgesprek krijg ik soms weer de gangbare telefoontjes: de auto van de buren staat in de weg, of er zijn ruzies, die bijna altijd worden veroorzaakt door drugs of alcohol. Soms denk ik: wat moet ik met die telefoontjes? Maar dit soort flauwekulmeldingen helpen je relativeren. En de harde humor die houdt je ook overeind. We janken met z’n allen als we een meisje van 6 hebben zien overlijden, maar we maken ook tactloze grappen. Als we aan de lunch

zitten, kan er zo een agent binnenkomen die smakeloos vertelt hoe het lijk eruitzag dat hij vandaag vond. Dan lusten we geen pizza meer. En toch helpt het, maar dat snapt een buitenstaander niet. Tot nu toe lukt het me nog goed alles in een perspectief te plaatsen. Maar je weet nooit wanneer je emmertje overloopt.” «

NR3 PANORAMA 27


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.