MICHAEL REEFS
DEEL 1: DE LEGENDE VAN DE HEMELRIJDERS
Van dezelfde auteur:
De Bieb-bende 2: Duister Carnaval*
De Bieb-bende 3: De Tijdwachter*
De Bieb-bende 4: Schim van het Kwaad*
De Bieb-bende 5: De Schatbewaarders
De Bieb-bende 6: Het Middernachtcircus
De Bieb-bende 7: De Toren van Enigma
De Bieb-bende 8: De vloek van de Ferox
De Bieb-bende 9: Helden van de nacht
De Bieb-bende 10: De erfenis van Darius
De Bieb-bende 11: Echo in de tijd
Bram en het Zoldermysterie
Bram en de Orde van Avalon
Bram en de Bliksemjagers
Bram en de Waterreuzen
Het geheim van het Klavertjesplein
De Tempeljagers - Het verdwenen eiland Kivamba*
De Tempeljagers - Het mysterie van de gouden feniks
De Tempeljagers - De vloek van de Inca’s
De Tempeljagers - De speer van Odin
De Tempeljagers - Het lied van de woestijn
De Tempeljagers - Het Rijk der Schaduwen
Marie Boe - Het spook van Villa Donkerhout
Marie Boe - Het magische moeras
Marie Boe - De geheime spokentocht
*Ook als e-book verkrigbaar
MICHAEL REEFS
Voor Mark en Bety, omdat jullie altijd een luisterend oor boden en in mij geloofden.
Eerste druk maart 2013
Tweede druk (eerste herziene versie) december 2015
Derde druk juli 2017
Vierde druk oktober 2018
Vifde druk april 2020
Zesde druk (compleet nieuwe versie) februari 2023
© 2013 Michael Reefs
© 2015 Uitgeveri Stormsteen
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, op welke wize dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Redactie: Susanne Koster
Eindredactie: Tamara Geraeds
Omslagillustratie: Robin Keijzer
Illustraties drie aanwizingen: Bety Reefs
Illustraties Bieb-bende leden: LukeSure
Auteursfoto omslag: Mark Lageweg
isbn 978-90-821909-7-7 (paperback)
isbn 978-90-821909-4-6 (e-book)
nur 282, 283
www.debiebbende.nl
www.michaelreefs.nl
www.uitgeveristormsteen.nl
De legende van de Hemelrijders
De eerste bladeren vallen, het is herfst…
12 mannen berijden hun paarden. In het holst van de nacht, bereiken ze een dorp omringd door mist.
De eerste sneeuwvlokken dwarrelen, het is winter…
12 mannen voeren hun missie uit, omringd door kwade machten, in de gaten gehouden door een woeste man.
De eerste bloemen komen uit, het is lente…
12 mannen bereiken het huis op de heuvel. Het reusachtige kasteel doemt op, waar de Man met de Bijl op hen wacht.
De eerste zonnestralen breken door, het is zomer…
12 mannen worden op gruwelijke wijze vermoord. Hun zielen opgesloten in de catacomben onder het gebouw, verbannen naar mysterieuze schilderijen.
Vuurwerk luidt het nieuwe jaar in, het is nu…
5 kinderen horen de hulpkreten van de 12 mannen.
Iedere maand nieuwe aanwijzingen, hopend de 12 mannen voor het einde van het jaar te redden.
De QR-codes
Aan het einde van ieder vifde hoofdstuk vind je een pagina met een QR-code. Als je deze QR-code met een telefoon scant, kom je op een webpagina terecht waar je nog meer info over de gelezen hoofdstukken kunt vinden. Lees onder andere meer over de personages, locaties of over de schriver. Op deze pagina’s kun je ook meepraten over de dingen die je hebt gelezen.
Hoe moet je een code scannen?
1. Open de camera van je telefoon.
2. Scan de QR-code op de bladzide in dit boek.
3. Op je telefoon wordt de site geopend met de extra informatie.
4. Als je telefoon deze optie niet heef, kun je ook een gratis QR-reader app downloaden in de appstore.
Heb je geen smartphone?
Onder iedere QR-code staat ook een ritje van vif cifers. Als je op de computer naar www.debiebbende.nl/qr gaat, kun je deze code invullen en bereik je alsnog de pagina met de extra informatie.
Oude mysteries
Zondag, 1 januariBuiten was er een onweer losgebarsten zoals Luca Litel het nog nooit eerder in Zuidbaai had meegemaakt. Het raam werd geteisterd door hagelstenen die zo groot waren als pingpongballen.
Het zag er allesbehalve rustgevend uit. En dat terwil Luca die rust wel kon gebruiken. Zeker na het feest van gisteravond. Haar beste vrienden hadden samen met haar het nieuwe jaar ingeluid. Wat een lol hadden ze beleefd in de tuin van Luca’s ouders. Vlak na middernacht waren ze met z’n allen naar het huis van Valerie van Hoven gelopen, een van Luca’s beste vrienden. Zi woonde vlak bi de enige heuvel in Zuidbaai. Een heuvel die zo hoog was dat je vanaf de top een perfect uitzicht over het dorp had.
Voor Valeries deur hadden ze met z’n allen wel een half uur gewacht. Hun blikken waren allemaal op de heuvel gericht die omringd was met mysteries, als dichte sluiers die alles verborgen hielden.
Ze hadden elkaar een belofe gedaan. Vandaag zouden ze naar de heuvel gaan om eindelik die mysteries op te lossen. Dat ze dat wilden was ook een beetje de schuld van Luca’s oma.
Iedere keer als ze haar zag, had ze het over niets anders dan de heuvel. Tot grote ergernis van Luca’s ouders, want die wilden er absoluut niets over horen.
Maar als het zo bleef regenen zag het er niet naar uit dat ze zouden gaan. Valerie verzon beslist al een smoes om haar huis niet uit te hoeven. En ook van de anderen had Luca nog niets gehoord. Normaal zou Sander Rikbroek allang een appje gestuurd hebben.
‘Luca!’ klonk de stem van haar moeder beneden. ‘Wil je me helpen met het sjouwen van een paar dozen? Ze moeten naar de kelder.’
Ook dat nog. Luca had helemaal geen zin om haar kamer te verlaten. Wat als ze alsnog een appje van iemand kreeg en er vlug vandoor moest?
‘Ik ben met iets bezig, mam!’ riep ze terug. ‘Kun je de dozen niet alleen tillen?’
Er klonken voetstappen op de trap. Tien seconden later stormde haar moeder de kamer binnen en bleef naast haar staan.
‘Luca Litel!’ riep ze. ‘Het moet eens afgelopen zin met die weerwoorden van je. Je bent elf en nog lang geen puber.’
Luca durfde haar moeder niet in de ogen te kiken. Deze buien hingen de laatste tid steeds vaker in huize Litel. Dat kwam vooral door Luca’s vader. Die was advocaat en maakte lange dagen. Hi was bina nooit thuis.
Luca stond op en sloot haar moeder stevig in de armen.
‘Sorry, mam, ik zal het nooit meer doen.’ Ze wist heus wel dat dit een leugen was, want ze wist eigenlik niet eens wat ze fout had gedaan.
‘Oh lieverd toch,’ zei haar moeder. ‘Waar moet het heen met
jou? Je ligt de laatste tid zo vaak dwars. Als er iets is waar je over wilt praten, dan kun je altid bi ons terecht.’
Kon Luca dat? Dolgraag zou ze haar ouders alles over de mysterieuze heuvel van Zuidbaai willen vragen. Luca wist zeker dat haar ouders daar vroeger ook naar antwoorden hadden gezocht. Maar net zoals een hoop andere mensen in Zuidbaai zwegen ze over de heuvel. Alsof de plek niet bestond. Natuurlik deden er verhalen de ronde, maar die kwamen vooral van de dorpsgekken.
‘Alles oké,’ zei Luca. ‘Hoeveel dozen moeten er naar de kelder?’
‘Dertien.’ Haar moeder liep de gang in. ‘Twee zware dozen laat ik staan tot je vader thuis is. Die mag ook eens thuis zin handen uit de mouwen steken.’
Daar gaan we weer, dacht Luca. Kon haar moeder nou nooit een keer iets aardigs over haar vader zeggen?
Om het allemaal nog erger te maken, dook Luca’s broertje Michael op uit zin kamer. Hi was zeven, maar Luca vond hem geen dag ouder dan een kleuter.
‘Luca ruikt naar poep,’ zong hi op de melodie van zin favoriete serie.
Zoals altid negeerde Luca hem en volgde haar moeder de trap af. In de woonkamer was het een puinhoop. Overal stonden lege dozen. Drie van de vier grote vitrinekasten waren leeg. Achter het glas stonden normaal de porseleinen beeldjes van oude goden. Haar moeder spaarde die beeldjes al jaren.
‘Mam, wat heb je gedaan?’ vroeg Luca verwonderd. ‘Al je kostbare godenbeeldjes!’
‘Ach…’ Haar moeder slaakte een diepe zucht en boog over een volle doos heen. ‘Ik vond het tid om de boel te moderniseren. Je
vader had al langer een hekel aan die beeldjes.’
‘Alsof je je daar ooit wat van hebt aangetrokken,’ snoof Luca. Ze ging aan de andere kant van de doos staan en tilde hem samen met haar moeder op.
Buiten klonk er op dat moment een zware donderslag. De beeldjes in de doos trilden er zelfs door.
Luca schoot in de lach. ‘Dat is vast een slecht teken. De goden willen niet dat je hun beeldjes wegdoet.’
‘Ze gaan ook niet echt weg. Ik zet de dozen in de kelder en misschien haal ik ze over een tidje wel weer tevoorschin.’
Terwil ze de keldertrap afiepen, spookte de heuvel weer door Luca’s hoofd. Dolgraag wilde ze er nu naartoe. Het voelde bina alsof de heuvel haar als een magneet naar zich toe probeerde te trekken. Waarom lieten de anderen niets van zich horen?
Waren ze vergeten wat ze vannacht aan elkaar hadden beloofd?
Roy Leyder was zelfs nog van plan geweest om meteen door te rennen naar de heuvel. Melanie Wendersteen had hem er gelukkig van kunnen weerhouden.
Luca moest vaak lachen om Melanie. Ze was een apart meisje, omdat ze in haar hoofd allerlei beelden zag van naderende gevaren. Niet dat haar voorspellingen ooit waren uitgekomen.
‘Luca, let je even op?’ vroeg haar moeder toen ze beneden in de kelder stonden.
Verdorie, waren haar gedachten nou alweer afgedwaald? Ze moest eens leren haar hoofd erbi te houden. Het gebeurde de laatste tid zelfs op school dat ze wegdroomde, terwil ze juist haar best moest doen om hogere punten te halen.
Ze wist nog op tid een emmer te ontwiken die achter haar stond. Voorzichtig zeten ze de doos neer.
‘Misschien komt het doordat pap alleen nog maar met zin werk bezig is. Zin jullie nog wel gelukkig samen?’ Op het moment dat Luca dit hardop uitsprak, wist ze dat de emoties van haar moeder weer alle kanten op zouden gaan.
‘Sorry,’ zei ze vlug. ‘Zo bedoelde ik het niet.’
Zonder iets te zeggen verdween haar moeder naar boven. Ze zou dit niet snel vergeten. Wat kon Luca nog zeggen om het goed te maken? Het maakte vast niet uit en ieder woord zou alles alleen maar verergeren.
Ineens voelde ze iets in haar broekzak trillen. Ze haalde haar telefoon tevoorschin en zag Roy Leyder staan, met een foto waarop hi ondeugend lachte en met zin skateboard deels zichtbaar achter zin hoofd.
Ze nam op. ‘Roy? Wat is er?’
‘Heb je de appjes niet gelezen?’ vroeg Roy. Op de achtergrond werd druk gepraat. Waren de anderen soms bi hem? ‘We proberen je al een uur lang te bereiken. Ik dacht dat je naar de heuvel wilde.’
‘Dat wil ik ook.’ Luca zete het gesprek op de speaker. Ondertussen opende ze de appjes van de anderen. ‘Hoe kan dit? Ik zie nu jullie gesprek, maar net had ik geen berichten.’
‘Heb je toevallig je telefoon op niet storen staan?’ vroeg Roy.
Luca zag het halve maantje bovenin. Ze kon zichzelf wel voor de kop slaan. Daarom had ze niets ontvangen.
‘Ja, dus,’ zei Roy toen Luca niet meteen antwoordde. ‘Zien we je zo bi de heuvel? We wachten hier op je.’
‘Zin jullie er al?’
‘Ja, Luca,’ klonk de stem van Sander. ‘Ji wilde hier dolgraag naartoe en nu laat je ons wachten. In… de… regen…’ Dat laatste
zei hi overdreven hard.
‘Ja, ja, ik kom er zo snel mogelik aan,’ zei Luca. ‘Tot zo.’
‘Tot zo.’ Roy verbrak de verbinding.
Luca slikte. Nu moest ze aan haar moeder vragen of ze nog naar buiten mocht. Dat zou ze vast en zeker niet leuk vinden.
Een lastig gesprek
Toen mevrouw Litel met twee nieuwe dozen de kelder in kwam, begon Luca te twifelen. Natuurlik wilde ze haar vrienden niet in de regen bi de heuvel laten wachten, maar wat moest ze tegen haar ouders zeggen?
‘Zo, dat waren voorlopig de laatste dozen,’ zei haar moeder met een zucht. Ze wreef in haar handen. ‘De rest komt later wel. Ik moet eerst emotioneel afscheid nemen van de beeldjes die nu nog boven staan.’
Dat klonk als een perfect moment om een smoes te bedenken om naar buiten te kunnen.
‘Mam, misschien kan ik…’ begon ze, maar haar moeder luisterde niet. Ze was met haar hoofd alweer bi de beeldjes in de dozen. Neuriënd tilde ze een paar fappen van de dozen op en pakte er een paar beeldjes uit.
‘Mam, ik…’
Glimlachend draaide haar moeder zich om. ‘Wat stom van me. Je zult wel honger hebben na al dat gesjouw. Ik heb soep gemaakt.’
‘Oh.’ Luca liet haar hoofd hangen. Honger had ze wel. Maar wat moest ze dan tegen haar vrienden zeggen? Ze keek weer op.
‘Lekker, mam! Maar dan ga ik eerst even naar min kamer.’
‘Prima, lieverd, dan zie ik je zo.’
Luca sprinte beide trappen op. Tot haar verbazing zat de deur van Michaels kamer dicht. Wat een herrie kwam er bi hem vandaan. Waar was haar boertje nou weer mee bezig?
Er werd iets tegen de deur aan gesmeten. Luca bleef staan en probeerde door het sleutelgat naar binnen te kiken. Iets bruins staarde terug. Geschrokken sprong ze achteruit.
‘Wat is er, Luca?’ Het was de stem van haar broertje. ‘Ik zie je wel, hoor. Wil je soms weer aan één van min sokken ruiken?’
‘Ga toch weg met die stinksokken,’ zei Luca walgend. ‘Wat ben je aan het doen?’
‘Ik bouw iets.’
‘Ik geloof er niks van! Je kunt nog niet eens een hamer vasthouden.’
Een discussie met Michael was zinloos, dus liep ze weg bi de deur en ging haar eigen kamer in.
Het hagelde nog steeds buiten. Ze ging op de stoel voor het raam ziten, pakte haar telefoon en nam een spraakbericht op.
‘Ik doe min best zo snel mogelik te komen. Het zal nog hooguit een half uur duren, ik hoop dat jullie zo lang kunnen wachten. Ik wil niet dat min moeder achterdochtig wordt.’
Ze wachte tot er een antwoord terugkwam.
‘Schiet op, Luca,’ klonk de stem van Roy. ‘Het regent verschrikkelik. We gaan alvast kiken of er een makkelike weg naar boven is. Tot zo.’
Nog geen minuut later riep haar moeder. Wat was dat mens ongeduldig! Mocht ze zich soms niet even terugtrekken op haar kamer?
Luca sprong van de stoel af en rende de gang op.
‘Ik kom al!’ Op de trap sloeg ze wel drie treden over en ze
was binnen twee seconden beneden. Een persoonlik record.
Haar moeder zat aan tafel en Michael was ook beneden. Nieuwsgierig aagje.
‘Ik wil het toch nog even over gisteravond hebben, Luca,’ begon haar moeder. ‘Je was dus bi Valerie, hè? Ondanks dat haar moeder jou liever niet binnen laat. Het heef toch niets met de heuvel te maken, hoop ik? Je weet hoe vreselik die plek is. Je kunt er beter vandaan bliven.’
Luca slikte. Oei, blikbaar had haar moeder argwaan gekregen.
‘Hoe kom je daar nou bi?’ vroeg ze zo onschuldig mogelik. ‘Natuurlik heef de heuvel er niks mee te maken.’
‘Valeries moeder heef toch een hekel aan jou?’
‘Dat is wel wat overdreven, mam,’ verdedigde ze zich. ‘Ze vindt mi alleen iets minder aardig dan de rest.’
Haar moeder knikte en staarde even voor zich uit. ‘Ja, ja. Dat komt natuurlik door de toestanden van vorig jaar.’
‘Mam! Alsjeblief. Kunnen we het over iets anders hebben?’ Luca roerde met haar lepel door de soep. Ineens had ze geen trek meer.
‘Nee, Luca, die diefstal was verschrikkelik. Ik heb me er vreselik druk over gemaakt en nog altid kan ik niet begripen dat ji zoiets hebt gedaan. Maar je hebt toen aan den live ondervonden wat oneerlikheid met je kan doen en ik hoopte dat je er iets van had geleerd.’
‘Heb ik toch ook.’
Michael keek haar aan. Zin mond krulde in een gemene grins.
‘Je steelde een stom potlood,’ zei hi lachend.
‘STAL,’ corrigeerde Luca hem. ‘En het was geen stom potlood. Het was een oogpotlood. Rotjong.’
Wanneer hielden ze er nu eens over op? Dit was al de zoveelste keer dat haar moeder hierover begon.
Ze zag zichzelf weer in de politieauto ziten. De bewoners van Zuidbaai keken vanaf de hoofdstraat toe, alsof ze een enorme schurk was die naar de gevangenis moest. Het was begonnen met het stelen van een oogpotlood in het warenhuis, omdat ze eindelik ook make-up wilde dragen. Ze was beslist niet van plan om daar haar zakgeld aan uit te geven, want het waren behoorlike dure artikelen. Helaas werd ze betrapt en vluchte ze Zuidbaai uit, want naar huis gaan durfde ze niet. Wat zouden haar ouders niet denken? Vooral haar vader die advocaat was zou zich rot schamen voor zin dochter.
Bina twee dagen had ze zich verscholen op een plek waar niemand haar kon vinden. Heel Zuidbaai was intussen een grote zoekactie begonnen, omdat ze dachten dat er iets ergs met haar was gebeurd. Uiteindelik vond de politie haar halverwege de heuvel. Ze was verkleumd en hongerig geweest, maar verder kon ze zich weinig herinneren van die dagen.
‘Je bent zelf een rotjong,’ riep haar broertje en hi duwde tegen haar arm.
Haar moeder zete het glas met limonade hard op tafel.
‘Houden jullie nu eens op! Altid maar die ruzies hier in huis. Kunnen jullie niet op een normale manier met elkaar omgaan?’
Michael trok zich er niets van aan. ‘Je was met die stomme vrienden en je probeerde stoer te doen,’ sneerde hi.
‘Niet! Het was alleen maar omdat ik van mama geen make-up mocht dragen. En ik wilde zo graag eens weten hoe het zou zin
om er mooi uit te zien.’
Mevrouw Litel zuchte. ‘Daar ben je nog steeds veel te jong voor. Vorig jaar hebben we die discussie al gevoerd en daar is nu echt nog niets aan veranderd.’
‘Wel, ik ben ouder geworden. In min klas dragen er genoeg meisjes make-up.’
‘We zien wel. En kun je me nu de waarheid vertellen over waar ji werkelik was gisteravond?’
Begon ze daar nu weer over? Blikbaar kon ze er deze keer niet zo makkelik onderuit komen.
‘Niet nu, mam,’ zei ze. ‘Ik zeg het je nog wel een keer.’
Haar moeder gaf het op en liep zuchtend de woonkamer in, waar ze haar overgebleven porseleinen beeldjes begon af te stofen.
Na het eten liep Luca terug naar boven. Michael volgde haar en verloor haar geen seconde uit het oog.
‘Laat me nou eens met rust,’ zei ze, maar toen ze zich omdraaide, raakte een kussen haar met volle kracht in het gezicht.
‘Hiermee kun je lekker je gezicht poederen.’ Michael gierde van het lachen. Snel raapte hi het kussen op en rende naar zin kamer.
‘Wacht maar tot ik je te pakken krig!’ riep Luca. ‘Vervelend rotjong.’ Ze wreef met een hand over haar gezicht. Er plakten een paar veren aan. Eén voor één plukte ze de donsjes van haar wangen en liet ze door de lucht dwarrelen.
Ze duwde de deur van haar kamer goed dicht en controleerde via het sleutelgat of haar broertje echt op zin kamer bleef.
Het was tid om de anderen te bellen.
Roy nam al snel op. ‘Kom je nog of hoe zit het?’
‘Ja, ja,’ zei Luca. ‘Min moeder doet moeilik. Ze heef in de gaten dat we met de heuvel bezig zin. Ik weet niet wat ik moet zeggen.’
‘Je kunt toch wel een smoes verzinnen?’ vroeg Sander op de achtergrond. ‘Kom op, Luca, we zin al een half uur op je aan het wachten. Schiet op!’
‘Oké, ik kom er nu aan.’ Luca hing op.
Haar moeder klopte op de deur. ‘Luca?’
Ook dat nog. Die wilde natuurlik weer praten over wat er aan tafel was voorgevallen. Daar had ze nu echt geen tid voor. Ze moest naar haar vrienden.
‘Ja?’
De deur ging open en haar moeder liep met een wasmand naar binnen. ‘Je schone was.’
Ze zete de mand op het bed, terwil ze de rest van de kamer bekeek. ‘Meisje toch. Wat heb je er weer een rommeltje van gemaakt.’
Luca bleef op de stoel ziten. ‘Nou, mam, je weet dat ik gisteren een feestje had.’
Haar moeder pakte een lege fes van het bureau. ‘Jullie hebben veel gedronken.’
‘Appelsap met prik. Prik mag toch ook tidens de jaarwisseling?’
Opeens lagen haar moeders handen op haar nek. Twee warme handen die haar nek zacht masseerden. Een heerlik gevoel, maar ze mocht er niet aan toegeven, want als haar moeder in zo’n aanhankelike bui was, dan wilde ze praten, praten en nog eens praten.
‘Ik maak me echt zorgen om je. Elke keer ben je weg en als ik je er iets over vraag, ontwik je me. Waar ben je toch allemaal mee bezig, liefe?’ De greep verstevigde iets.
‘Niks bizonders, mam. Heel gewone dingen.’ Zie je wel, praten! Omdat haar moeder natuurlik weer bezorgd was en haar dan van alles zou verbieden. Nou, echt niet. Het was háár leven en ze zou zelf wel bepalen wat de regels waren. En daarmee uit!
Het was alsof haar moeder haar gedachten kon lezen.
‘Zolang je bi ons thuis woont, moet je je aan bepaalde regels houden. Soms ga je te ver, Luca. Afspraken maken we om ons eraan te houden, of niet dan?’
Luca slikte. Haar moeders stem klonk zo lief en bezorgd, wat moest ze nou zeggen? ‘Ik eh… ik probeer me er ook aan te houden, mam, echt, maar dat is niet altid makkelik.’ Nu haar moeder zo liefdevol was, kon ze er net zo goed misbruik van maken. Misschien hielp het.
‘Mag ik naar buiten?’ vroeg ze.
Haar moeder keek door het raam. ‘Met dit weer?’
‘Melanies ouders zin weg en we willen een paar dingen voor school afmaken.’ Iets anders kon ze zo snel niet bedenken.
Haar moeder draaide zich om en keek haar doordringend aan. Haar stem was nog steeds lief, maar er zat nu een scherp randje aan. ‘Luca… Daar ga je weer. Je vertelt me niet alles. Wat ben je van plan?’
‘Niks, mam, echt. Ik ben zo weer terug.’ Ze stond op. ‘Je kunt Melanie bellen. Doei!’
Beneden trok ze haar jas van de kapstok en zete een muts op. Vlak voordat ze de deur achter zich dichtrok, riep haar moeder nog iets onverstaanbaars.
Een griezelige legende
Voorzichtig naderde Luca de gigantische heuvel in het noordoosten van Zuidbaai. Haar hart bonsde in haar keel en haar handen waren klam van het angstzweet. Wat gebeurde er? Gaf de heuvel haar soms deze angstgevoelens?
Daar, boven op de top stonden de resten van Villa Colla, een landhuis dat ooit het thuis was van rike mensen. Nu was het niet meer dan een houten bouwval.
Onheilspellende schaduwplekken hielden de top in hun greep en door de dichte bebossing zag je bina niet hoe oud en verrot de villa was. Mensen vertelden dat daarbinnen een gruwelik wezen hen zomaar kon bespringen.
Niet dat Luca dat geloofde. Ze waren hier om al die geheimzinnige verhalen onder de loep te nemen. Dat vervallen krot deed hun heus niets, ook niet als ze het wat dichterbi gingen bekiken.
Haar vrienden stonden op het grote, met mos begroeide plein aan de voet van de heuvel. Aan de rand, achter hen, stonden een paar verlaten, ouderwetse huizen met puntdaken. Helemaal in de verte was de klokkentoren van het gemeentehuis te zien. Het plein was verder kaal en iedereen kon zien dat hier geen mens meer woonde. Zelfs het hekwerk dat het plein vroeger scheidde
van de weilanden was verwaarloosd. De rest van Zuidbaai was een stuk gezelliger en opgeruimder, dit deel was door de inwoners afgestoten en vergeten.
Luca stak haar hand op naar haar vrienden. ‘Hé! Sorry dat ik zo laat ben.’
‘Geef niet.’ Roy tikte haar haar hand aan toen ze voor hem stond. Zin zwarte stekeltjeshaar was voor een gedeelte verborgen onder de brede band van zin koptelefoon. Hi stond kaarsrecht in de wind, als een kriger op een oud schilderi. Als het erop aankwam, kon ze altid op hem rekenen.
Naast hem stond Sander. Die was in alles het tegenovergestelde van Roy. Hi was een stuk stiller en veel meer in zin eigen wereld gekeerd. Dat kwam waarschinlik ook doordat hi het liefst de hele dag door een boek las.
Met gebogen hoofd maakte hi zin bril schoon. Duidelik een teken dat hi zich niet op zin gemak voelde.
‘Zin jullie er allemaal klaar voor om de heuvel te beklimmen?’ vroeg Luca.
‘Wi wel,’ zei Sander, ‘maar Valerie niet echt.’
Luca richte zich tot Valerie. ‘Is dat zo?’
Valerie knikte. ‘We zin veel te jong om dood te gaan.’ Ze beet op haar nagels en hield, net als Sander, haar hoofd omlaag. Haar halfange, lichtbruine haar wapperde losjes over haar schouder. Ze stond met haar ene been over het andere, alsof ze moest plassen.
Luca lachte. ‘Kom op zeg, zo jong zin we nu ook weer niet.’ Ze boog kort haar hoofd. ‘Nou ja, ik ben dan wel met elf de jongste, maar ji, Roy, bent met dertien al bina volwassen. Samen zin we toch oud genoeg om een avontuur te beleven?’
‘Je weet wat de gevolgen kunnen zin, Luca.’ Melanie bond het elastiek aan het einde van haar donkerbruine vlecht iets steviger vast en kwam een stap dichter bi Luca. Van achter haar hand fuisterde ze: ‘Ik heb je gewaarschuwd, maar je wilde niet luisteren.’
Luca gierde van het lachen. ‘Maar jouw voorspellingen komen nooit uit!’
‘Wat als ze dit keer wel gelik heef?’ vroeg Valerie.
Roy en Sander tuurden naar de heuveltop.
Luca ging tussen de jongens in staan. ‘Het is maar een verhaal, jongens. Of misschien niet. Dat kunnen we nu mooi onderzoeken. Maar waarschinlik is het allemaal onzin.’
‘Jouw oma vertelde het anders ook,’ zei Roy. ‘Door haar kwamen we op het idee om de heuvel te onderzoeken.’
‘Er is meer aan de hand dan je denkt.’ Melanie ging over in fuisteren. ‘Er zin dingen die we niet kunnen verklaren. Zoals het enorme kasteel dat ook daar op de top zou moeten staan. Zie ji het? Ik niet. En toch moet het er staan.’
‘Omdat het volgens de legende van de aardbodem is verdwenen,’ vulde Sander voor haar aan. ‘Ik ken die legende op m’n duimpje.’
Luca zuchte. ‘We dwalen af, jongens. We hebben afgesproken dat we naar de top zouden gaan, dus dat gaan we doen. En dan zien we wel wat er gebeurt.’ Ze wees naar een vaag kronkelpad dat onderaan de heuvel begon en door struiken was overwoekerd. ‘Via dat pad komen we vast al een eind. Als dat niet lukt, moeten we naar boven klimmen.’
Ze rilde. De lucht werd steeds grizer. Nog even en dan ging het weer regenen.
Roy keerde zich tot Sander. ‘Misschien moet je het begin van de legende nog een keer vertellen.’
‘Ik hoef het niet meer te horen,’ zei Valerie met trillende stem.
‘Jawel,’ zei Luca vastbesloten. ‘Er is geen reden om bang te zin. Het is maar een verhaal dat volwassenen hebben bedacht om kinderen bang te maken.’
Sander krabde aan zin hoofd. In dat hoofd zat een hoop kennis over van alles en nog wat opgeslagen. Hi las wel duizenden boeken, vooral over de geschiedenis van de aarde en allerlei eigenaardige zaken.
‘Goed dan,’ zei Sander aarzelend. ‘Maar niet hier, het gaat zo weer regenen.’
Luca en haar vrienden staken het ronde plein over en bleven staan in de buurt van de eerste kale struiken die op de heuvel groeiden. Vanaf hier ging het steil omhoog, naar de top. Vlak bi een dikke boom schuilden ze voor de regen.
Sander schraapte zin keel en begon.
‘De nacht lichte op door een bliksemschicht die door de lucht kronkelde. De aanvoerder van de Hemelrijders kroop weg in zijn jas en moedigde zijn paard aan stevig door te lopen. Hij was de laatste van zijn groep. Eén voor één waren zijn elf mannen verdwenen en uiteindelijk had hij de zware taak op zich genomen om uit te zoeken waar ze waren gebleven. Het enige dat hij wist, was dat ze voor het laatst in Zuidbaai waren gezien.
De hoeven van zijn paard klepperden door de straten. Hij trok de teugels iets strakker en hield het dier stil toen hij de heuvel bereikte. Hier stapte hij af. Terwijl hij naar het kronkelpad liep, trok hij zijn mantel stevig dicht. Hij wandelde naar boven en bleef voor het huis op
de top staan. Achter hem lag een Zuidbaai dat hij niet meer herkende, alles was donker en wazig geworden. Maar in een oogwenk veranderde het huis voor hem in een reusachtig kasteel. De man voelde zijn hart in zijn keel bonken en greep naar een wapen. Mis! Verward keek hij naar de lege schede. Waar… Hij keek om zich heen. Misschien op de helling? Met een ruk kwam hij tot stilstand toen hij het ijzer van de poort hoorde kermen. Het kermen ging over in gebulder en er kronkelde iets over de grond. Iets dat er verdacht veel als een slang uitag. Het schoot naar voren, terwijl de Hemelrijder naar achteren sprong. Tevergeefs. Een dik touw wikkelde zich razendsnel om zijn voeten en trok strak. De man viel achterover en klapte met zijn hoofd tegen de grond. Het touw trok hem het grote kasteel binnen, naar de donkere en koude kelders.’
Er verscheen een fits aan de hemel. Onweer donderde door de lucht. De kinderen krompen in elkaar en Luca drukte haar handen tegen haar oren.
Valerie sloeg in paniek een hand voor haar mond. ‘Het gaat gebeuren.’
Luca trok die hand meteen weg. ‘Er gaat niks gebeuren. Helemaal niks.’
‘Luca heef gelik, het is gewoon onweer,’ zei Roy kalm, maar hi had zin zin nog niet afgemaakt, of het rommelde alweer hoog boven hun hoofden.
Een knal als een zweepslag leek de lucht uiteen te scheuren. Een lichtfits schoot over Villa Colla heen. Het leek wel een vallende ster.
‘Zagen jullie dat?’ vroeg Luca.
Roy keek om zich heen. ‘Wat?’
‘Die vallende ster daarboven bi dat huis.’ Luca probeerde
er nog iets van te zien, maar natuurlik was hi allang weer vervaagd.
Niemand anders had de lichtfits gezien.
‘Dat was beslist geen goed teken,’ fuisterde Valerie. ‘Kunnen we alsjeblief gaan?’
‘Nee, we gaan nog niet,’ zei Luca. ‘Kom op, Sander, vertel de rest van het verhaal.’
Terwil Sander na enig keelgeschraap verderging, klampte Valerie zich aan Melanie vast.
‘Gangen schoten aan hem voorbij. Af en toe bleef hij ergens haken en schreeuwde hij het uit, maar zijn stem was op wonderbaarlijke wijze verdwenen. Hij was nog nooit zo bang geweest. Diep vanbinnen wist hij dat hij hier nooit meer levend weg zou komen.
Uiteindelijk verslapte de greep van het touw en bleef het losjes op de grond liggen. Haastig maakte de Hemelrijder het los en probeerde overeind te komen. De pijn in zijn rug was onbeschrijfijk, maar opgeven deed hij niet. Hij klemde zijn kaken stijf op elkaar en zocht de weg terug naar boven. Ver kwam hij niet. Achter zich hoorde hij het geluid van iets dat over de grond schraapte. Zijn hart schoot naar zijn keel en hij zocht opnieuw naar een wapen in zijn mantel. Te laat. Veel te laat. Vanuit het donker stapte de Man met de Bijl dichterbij. De Hemelrijder keek recht in de ogen van de gevreesde vijand en stierf een paar seconden later.’
Het was alsof het verhaal invloed had op het weer. Regendruppels vielen uit de lucht en kleterden op de stenen van het plein. De vif vrienden keken elkaar vragend aan, niemand zei iets.