Ebook dutch

Page 1

e-book : dutch Gender en identiteit Gender en sexualiteit Gender en interculturaliteit Gender en lifestyle


e-book : dutch Gender en identiteit


BEST PRACTICE LESVOORBEREIDING Vakoverschrijdend projectonderwijs

Thema:

Communicatie

School:

leeftijd:

13-14

Duur:

50 minuten

Deelnemers:

Bij voorkeur 20

Opstelling (tafel en stoelen):

Eilanden voor kleine groepjes van 4 of 5 leerlingen.

Materiaal:

Zie werkbladen Whiteboard om antwoorden op te noteren

Relevante achtergrondinformatie:

www.education-and-gernder.eu

Didactische verantwoording:

Rol van de observator:

De leerkracht ondersteunt de discussie, maar geeft geen uitleg bij de antwoorden; de leerkracht probeert ook niet om de leerlingen bij de uitleg van hun antwoorden in het klasgesprek te helpen. De leerlingen bespreken hun ideeĂŤn in kleine groepjes en noteren hun antwoorden en de resultaten van de besprekingen op de werkbladen die hun ter beschikking zijn gesteld. Deze les heeft als doel dat de leerlingen zelf de beste manier voor hun communicatie en de gespreksthema's vinden. Let op de verschillende manier waarop de leerlingen in de gemengde groep (jongens en meisjes) en de homogene groep (enkel jongens/meisjes) interageren.


Noteer op welke manier de antwoorden hetzelfde kunnen zijn of kunnen verschillen, als de groepen gemengd of homogeen zijn. Let bovendien op de verschillen in communicatiemiddelen en in de thema's die geĂŻdentificeerd werden als de groepen homogeen (enkel jongens/meisjes) of heterogeen (gemengd jongens en meisjes) zijn. Vergelijk de eindresultaten en conclusies.

1. Voorkennis: geen

2. Inhoud: De les werd opgebouwd om een discussie over standpunten tegenover communicatie op gang te brengen en te discussiÍren over besproken thema's en meest geliefde soorten communicatie. Er komt een klasgesprek om de verschillende soorten communicatie en communicatieinhouden te identificeren; – degene die over het algemeen worden toegepast en degene die hoofdzakelijk door jongeren worden gebruikt, gevolgd door een discussie in kleine groepjes over geslachtspecifieke verschillen en overeenkomsten. Het lesuur eindigt met de vergelijking van de resultaten en de conclusies.


Leerlingactiviteit

Leerkrachtactiviteit

Doel

Duurtijd

3. Lesverloop

Lessituatie: Inhouden, werkvormen, media

Leerdoelcontrole

5 min

Klasgesprek: Taalbewustzijn wekken, bewust maken van de manier van communicatie en gespreksinhouden

Inleidende vragen stellen en reactie van de leerlingen op het bord noteren

Aan het gesprek deelnemen

Leerdoel(en) / Competentieontwikkeling

Leerkracht: welke manier van communicatie gebruiken mensen dagelijks? Brainstorming: antwoorden noteren, bv. telefoon, e-mail, brief... Welke gespreksthema's komen het meeste aan bod bij mensen? Brainstorming: antwoorden noteren, bv. familiezaken, maatschappelijke gebeurtenissen, het weer ...

Begrip krijgen voor de verschillende manieren van communicatie en voor gespreksthema's in het dagelijkse leven.


Volledige klas:

10 min

kijk ook naar de twee brainstormsessies! Welke manier van communiceren lijkt jullie geschikt? Duid de methodes aan die voor jullie het belangrijkste zijn!

Antwoorden noteren

Aan het gesprek deelnemen

Welke gespreksthema's lijken voor jullie beter geschikt voor een discussie? = Waarover praten de mensen het meest dagelijks? (voorbeeld: bij bakker, thuis‌) Duid de thema's aan die voor jullie het belangrijkste zijn! Watching: drie korte fragmenten uit de reclame: “De wakkere bakkerâ€?. Ontbreken er communicatiemethodes of gespreksthema's? Vul ze nu aan!

Communicatiemethodes en gespreksthema's identificeren die vooral door jongeren gebruikt, resp. besproken worden.


De jongeren worden gevraagd om groepen van maximaal 6 leerlingen te vormen: in gemengde klassen: (indien mogelijk) 3 jongens/3 meisjes per groep.

15 min

Gebruik van de belangrijkste punten die in de brainstorming werden genoemd; in groepen - discussiëren en de overeenkomsten en verschillen tussen de geslachten noteren bij hun communicatiegedrag.

Discussie observeren en indien nodig begeleiden

Aan de discussie deelnemen en resultaten noteren

Handout 1: manier van communiceren: Meer specifieke vraag: Welke manier van communiceren gebruiken meisjes vooral bij ouders? En bij vrienden? Welke manier van communiceren gebruiken jongens vooral bij ouders? En bij vrienden? Blad wordt in twee verdeeld. Bij de homogene groepen: ‘Hoe DENK je dat meisjes / jongens communiceren met ouders en vrienden?” Handout 2: gespreksthema's Meer specifiek: Waarover praten jongens/meisjes vooral met ouders? En waarover praten jongens/meisjes vooral met vrienden? Blad wordt in twee verdeeld. Bij homogene groepen opnieuw: “Waarover DENK je dat meisjes / jongens vooral praten met hun ouders? Met hun vrienden.

Letten op geslachtspecifieke verschillen


10 min

Vergelijkingen met andere groepen ondersteunen

Handout 3: conclusies Aan de discussie deelnemen en resultaten noteren

Bespreek de resultaten en probeer enkele conclusies te trekken! Vergelijk je resultaten met andere groepen! Welke conclusies kunnen uit deze activiteit worden getrokken?

Laten ervaren hoe jongeren zich via hun communicatiestijl uiten


4. Genderspecifiek / genderspecifieke aspecten / overdracht naar speciale vakgebieden (aanbevelingen): Meisjes en jongens moeten nadenken en praten over manieren van communiceren met hun ouders en met vrienden. Is dat bij meisjes anders dan bij jongens? Bij de homogene groepen moeten ze veronderstellingen maken waarover meisjes/jongens met hun ouders praten. Zijn dat andere onderwerpen dan waarover met ze met hun vrienden praten?

5. Variatiemogelijkheden, bijzonderheden: Opvolging: Discussie: Is de manier waarop we bij voorkeur communiceren sociaal of biologisch bepaald?

6. Ervaringen en resultaten van deze testfase: In totaal werd deze les vier keer gegeven: eenmaal aan een groep met enkel jongens, eenmaal aan een groep met enkel meisjes en twee maal aan een gemengde groep. Er werd heel hard aandacht aan besteed dat de les vier keer op dezelfde manier gegeven werd met identiek dezelfde vragen, opmerkingen en met hetzelfde enthousiasme en dezelfde energie. De verschillen waren zeer groot. De meeste feedback kwam uit de “gemengde groepen” en daar werd ook het grootste enthousiasme ervaren. Jongens speelden toch wel globaal een grotere voortrekkersrol dan de meisjes. De antwoorden tijdens de brainstormfase waren in de gemengde groepen het meest origineel en speciaal. De leerlingen dachten aan originele manieren van communicatie die in de homogene groepen helemaal niet vermeld werden. De groepsgesprekken verliepen ook het vlotst hier. Het viel wel op dat sommige meisjes in de kleine groepen nauwelijks aan bod kwamen. Het rapporteren van de resultaten van de kleine groepen naar de klas toe was dan weer gemengd. De moeilijkste groep was de meisjes: zij zeiden geen woord, waren niet enthousiast en de sfeer was er totaal niet. Medewerking was er nauwelijks en het leek alsof ze niet geïnteresseerd waren. Ook de kleine groepsgesprekken verliepen moeizaam en stil. De “wildste” groep was de uitsluitend jongens groep. Zij waren ook de enige groep die de leerkracht probeerde uit te dagen. Medewerking was er wel- op een rumoerige manier. Hier heeft de leerkracht een paar keer moeten ingrijpen op gebied van tucht. De kleine groepsgesprekken gingen dikwijls ook over iets anders dan waarover ze verondersteld waren om te praten. Toch was deze les voor de leerkracht aangenamer dan de zwijgende meisjesgroep.


Zowel voor de observerende leerkracht als voor de leerkracht die les gaf was dit een zeer verrijkende ervaring. We hadden er geen idee van hoe zo een les totaal anders kan verlopen en hoe anders een sfeer kan zijn. Onze voorkeur ging uiteraard uit naar de “gemengde groepen�.

Bijlagen: Teksten, materialen, kopies, transparanten, bordschema enz.


Handout 1: Manier van communiceren

Jongens

Vraag: Communiceer je anders met je vrienden dan met je familie?

Meisjes


Handout 2: Gesprekthema’s

Jongens

Vraag: Spreek je over andere dingen met vrienden dan met je familie?

Meisjes


Handout 3: Resultaten Bespreek de resultaten uit de activiteiten in groep! Wat leren jullie uit de discussie over communicatie en gender (geslachtspecifieke communicatie)?


Vergelijk je resultaten met andere groepen! Zijn jullie resultaten hetzelfde of zijn ze verschillend? Welke conclusies trekken jullie uit deze activiteit?


BEST PRACTICE Llesvoorbereiding Vakoverschrijdend projectonderwijs

Thema:

“Gender” en geslachtstereotypen

School: leeftijd:

13-14

Duur :

50 minuten

Deelnemers :

Bij voorkeur 20

Opstelling (tafel en stoelen ) :

U-vorm

Materiaal:

Handout (een exemplaar per leerling), definities, leestekst, afbeeldingen

Relevante achtergrondinformatie :

Zich een voorstelling kunnen maken van de concepten "gender" en "sekse" (biologisch geslacht)

Didactische verantwoording:

Rol van de observator:

Er moet een klemtoon liggen op een „communicatieve insteek“, omdat hier een van de belangrijkste doelen erin bestaat, dat de leerlingen ertoe in staat zijn, om in groep over hun eigen concepten te discussiëren. De leerkracht heeft eerder een begeleidende en adviserende rol, maar geen sterk sturende functie. Methodes uit het "Didactic Learning" vertrekken van de basiskennis van de leerlingen, en bouwen hierop verder door hen meer informatie te geven. Het zou ideaal zijn als er voor de les een gesprek tussen observator en leerkracht plaatsvindt, waarbij de achtergrond van het lesuur wordt besproken. Dan kan worden nagegaan in hoeverre de uurplanning kan worden omgezet.


1. Voorkennis: Het onderwijs is gericht op enkele talige sleutelbegrippen (geslacht, rollenpatronen, genderstereotypen, sekse (biologisch geslacht), seksisme, stereotypen toewijzen, zich als een man gedragen, “ladylike” zijn, enz). Om het even wanneer deze begrippen worden voorgesteld en in de loop van de les worden besproken, moet de leerkracht voor het begin van de les controleren in hoever de leerlingen vertrouwd zijn met deze begrippen.

2. Inhoud: Zie 3. “Lesverloop”


Leerlingactiviteit

Doel Verklaring van begrippen/ bewustzijn scheppen voor de betekenis/ definitie

Leerkrachtactiviteit

Duurtijd 10 min

3. Lesverloop

De handouts uitdelen

Discussie per twee

Lessituatie: Inhouden, werkvormen, media

Leerdoelcontrole De leerkracht schrijft het begrip "gender" op het bord en moedigt de leerlingen aan om een verklaring/definitie te zoeken. De leerlingen discussiĂŤren per twee en stellen hun eigen definitie op. Terwijl ze die presenteren, schrijft de leerkracht de ideeĂŤn van de leerlingen op het bord.

10 min

10 min

(Handout: oefening 1). Verklaring van begrippen/ bewustzijn scheppen voor de betekenis/ definitie

Verklaring van begrippen/ bewustzijn scheppen voor de betekenis/ definitie

Presentatie van het nieuwe gedefinieerde concept

Leerdoel(en) / Competentieontwikkeling

De leerlingen begrijpen de begrippen "gender", "genderstereotype", "rollenpatroon", "sekse" (biologisch geslacht) en "seksisme" en zijn in staat om de begrippen nauwkeurig uit te leggen.

De leerkracht presenteert de officiĂŤle definitie. De leerlingen vergelijken die met hun eigen definities (handout: oefening 1).

De leerlingen begrijpen de begrippen "gender", "genderstereotype", "rollenpatroon", "sekse" (biologisch geslacht) en "seksisme" en zijn in staat om de begrippen nauwkeurig uit te leggen.

De leerkracht maakt de leerlingen vertrouwd met het begrip "geslachtstereotype" (handout: oefening 2). Te verwachten antwoorden: actief/passief zijn, jongens huilen nooit, meisjes mogen huilen, jongens spelen met auto's, meisjes spelen met poppen ...

De leerlingen begrijpen de verschillen tussen "sekse" en "gender".


10 min 10 min

In staat zijn de geplande begrippen te definiëren.

Verdelen van de leerlingen in vier groepen

Discussie

Elke groep krijgt een ander begrip en de bijhorende definitie. De leerlingen bespreken ze en bereiden een korte presentatie of voorstelling voor om de andere leerlingen vertrouwd te maken met hun begrip. Ze kunnen ook een nieuwe definitie in eigen woorden presenteren.

De leerlingen zijn in staat om voorbeelden te geven van gewone geslachtstereotypen en rolpatronen -zoals ze maatschappelijk bepaald worden.

Modereren

Partnerwerk

Leerlingen werken per twee en brengen hun eigen concepten/ideeën aan. Aansluitend daarop presenteren/bespreken ze hun concepten/ideeën voor de klas. (Handout: oefening 3).

De leerlingen zijn in staat om  hun eigen concepten te presenteren, om wijdverbreide denkwijzen gedragen door geslachtstereotypen - te vermijden,  hun eigen ideeën in groep te bespreken.


4. Genderspecifiek / genderspecifieke aspecten / overdracht naar speciale vakgebieden (aanbevelingen) Op overeenstemmende niveaus bruikbaar in NT2/NVT-onderwijs.

5. Variatiemogelijkheden, bijzonderheden: 1. Lezen De leerlingen vullen passende woorden in de tekst in. 2. Discussie Wordt "gender" door de maatschappij geconstrueerd of gaat het hierbij om een natuurlijk concept? Om de leerlingen te activeren kan de leerkracht hierbij divers beeldmateriaal gebruiken.

6. Resultaten en ervaringen van de testfase De testfase heeft aangetoond dat deze best practice eerder geschikt is voor andere, oudere leeftijdsgroepen. Desondanks kan dit thema ook besproken worden met leerlingen vanaf 12 tot 14 jaar. Dan is het wel bevorderlijk dat de woordenschat aangepast wordt, zodat kinderen de context beter begrijpen. Tijdens de testfase werden verschillende youtube-filmpjes gebruikt: 1. Om in het thema (Geslachtsrollen – mannen en vrouwen) te komen www.youtube.com/watch?v=YIwWS2atEmc 2. Stereotypes in reclame te verduidelijken en www.youtube.com/watch?v=YJ5mLySbwzs www.youtube.com/watch?v=tJht12NhPxU&list=PLBFF418FD9315F092 www.youtube.com/watch?v=DNVpaB74KXE 3. de les (Film over de gelijkheid van de geslachten) af te ronen www.youtube.com/watch?v=TWvJ3Dd2Y9M De leerlingen ontvingen aan het begin een hand-out, waarin alle aspecten van de les werden geïntegreerd, en dus ook de rode draad voor de kinderen vormde. Tijdens de test werd ook aangetoond dat het toewijzen van enkele woorden tot bepaalde categorieën of onderwerpen (vul-het-ontbrekende woord in) de leerlingen moeilijkheden bezorgden. Deze soort van oefeningg dient uitsluitend te worden gebruikt voor oudere leerlingen. Om zich over de commercials te buigen(door het ontwerpen van affiches), kan het beste


een aparte les worden voorzien. Een alternatief zou het indienen van een passend huistaak kunnen zijn.

Bijlagen: teksten, materialen, kopies, transparanten, bordschema enz.


HANDOUT: oefening 1 1. Wat betekent het begrip "gender"?

GENDER

Begripsverklaring/definitie: gender betekent: ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. .............................................................................................................................

HANDOUT: oefening 2 2. Hoeveel voorbeelden kan je vinden van dit soort verhoudingen? Zich als een man gedragen

Zich als een vrouw gedragen


HANDOUT: oefening 3 3. Lees de voorbeelden van stereotypisering. Zet je eigen visie in de vakjes daarnaast.

Voorbeeld van stereotypisering 1. In de reclame worden vaak moeders getoond die hun gezin een maaltijd serveren (maar vaders die dat doen, krijgen we veel minder vaak te zien). 2. Heel wat foto's in kranten, films en reclame en tvprogramma's laten mannen zien in lichamelijk aantrekkelijke vrijetijdsbestedingen zoals sport, klimmen, kano varen (maar in slechts enkele zien we vrouwen die hetzelfde doen). 3. Heel wat foto's in tijdschriften en in de reclame tonen jonge meisjes tijdens hun toilet - hoe ze make-up aanbrengen, hun haar borstelen en zich in het algemeen zorgen maken om hun uiterlijk (terwijl slechts enkele jongens dat doen). 4. Talrijke reclamespots op tv tonen jongens die met actiespeelgoed spelen - zoals bv. met trucks, figuren van superhelden ... (maar meisjes zijn bij dit soort activiteiten niet te zien).

Denkwijze, die door dit stereotype wordt ondersteund Deze advertenties lijken te suggereren dat moeders het hele huishouden doen en koken, en dat ze er ook plezier in hebben.

Andere mogelijke denkwijzen die door dit stereotype niet tot uitdrukking komen Mannen zouden vaker moeten koken. Er zijn moeders die het haten huishoudelijk werk te doen.


Volgende activiteiten - "FOLLOW-UP" 1. Vul in wat past, met een woord in de correcte vorm: Gender................ zijn vereenvoudigende veralgemeningen van geslachtspecifieke eigenschappen, verschillen en rollen van individuen en/of groepen. ..................... kunnen positief of negatief zijn, maar ze geven zelden exacte informatie over andere. Als mensen geslachtspecifieke veronderstellingen automatisch overbrengen op anderen – los van bewijzen van het tegendeel – dan zullen ......................... stand blijven houden. Heel wat mensen erkennen wel de gevaren van gender...................., .................... maar ze laten dit soort veralgemeningen toch voortbestaan. 2. Vul in met een begrip uit het vak:

mannen │ “gender”│ rollen│ vrouwen│ seksisme│ sociale constructie │ „sekse” (biolog. geslacht) Samen met de leeftijd is ………………. een van de algemene verschijnselen waarop statusverschillen berusten. In tegenstelling tot ............................, wat een biologisches concept is, is „gender“ een ............................ die de maatschappelijke en culturele verwachtingen aangeeft waaraan mannen en vrouwen zich moeten houden. Alan Wolfe merkte in het artikel "De genderkwestie" op ("The Gender Question", in: The New Republic, 6 juni :27-34): "van alle manieren waarop een groep systematisch een andere heeft mishandeld, is er geen die dieper geworteld zit dan de manier waarop .................. ................ onderdrukt hebben. Alle andere discriminaties verbleken hiertegen." Lerner beweert, dat de onderschikking van de vrouwen vooraf is gegaan aan alle andere onderschikkingen en, om ons van al deze andere „-ismes“ – racisme, classisme enz. – te bevrijden, het het .......................... is dat als eerste moet worden opgelost. Source:http://www.clifsnotes.com/study_guide/Gender-Stereotypes.topicArticleId26957,articleId-26896.html


MOGELİJKE VERKLARİNGEN/DEFİNİTİES DİE DOOR DE LEERKRACHT KUNNEN WORDEN GEBRUİKT: GENDER: "Gender ist sociaal bepaald; het is de maatschappelijk toegeschreven betekenis aan „mannelijk" en „vrouwelijk“. Elke maatschappij benadrukt de specifieke rollen die elk geslacht zou moeten spelen, hoewel er een grote speelruimte is aan acceptabele verhoudingen voor elk geslacht." (Hesse-Biber, S. und Carger, GL, 2000, p. 91). ROLPATRONEN: de rolpatronen hebben betrekking op een reeks sociale normen en gedragsnormen die voor individuen van een bepaald geslacht in de context van een bepaalde cultuur als sociaal gepast wordt beschouwd; tussen culturen onderling en in de loop der tijd zijn die heel divers. Er bestaan verschillende opvattingen over, of waargenomen geslachtspecifieke verschillen – in gedrag en in persoonlijkheidskenmerken – nu minstens gedeeltelijk door culturele of sociale factoren verklaarbaar zijn en dus het product van socialiserende ervaringen zijn, of, en in welke mate geslachtspecifieke verschillen op biologische en fysiologische verschillen kunnen worden teruggevoerd. GESLACHTSTEREOTYPE: Geslachtspecifieke stereotypisering heeft betrekking op stereotype beelden van mannen en vrouwen. Voorstellingen over mannen en vrouwen zijn vaak moeilijk te herkennen als stereotype, omdat ze sterk met diepgewortelde overtuigingen over de rol van mannen en vrouwen in onze maatschappij verbonden zijn. Heel wat mensen zijn geïrriteerd als deze rollen in vraag worden gesteld. SEKSE (biologisch geslacht): een van de twee hoofdvormen van individuen die in veel manieren voorkomen en die zich telkens onderscheiden als vrouwelijk of mannelijk – vooral met betrekking tot hun geslachtsorganen en -structuren. SEKSISME: Seksisme, een begrip dat in het midden van de 20ste eeuw in zwang kwam, is de overtuiging of mening dat het ene geslacht van nature intelligenter, competenter of meer waard is dan het andere. Het kan ook deze manier van discriminatie met betrekking tot het geslacht mee omvatten. Seksisme omvat in de eerste plaats haat of vooroordelen tegenover een van de twee geslachten in zijn geheel (vgl. vrouw- of manonvriendelijkheid) of het gebruik van stereotypen van mannelijkheid met betrekking tot mannen of van vrouwelijkheid met betrekking tot vrouwen. Het wordt ook als mannelijk en vrouwelijk chauvinisme aangeduid.


AFBEELDINGEN:


Cash geld afhalen aan het geldautomaat

Man

Vrouw 1 De auto parkeren 2 Make-up controleren 3 Motor afzetten 4 Make-up controleren 5 Naar het geldautomaat gaan 6 Bankkaart in de portemonnee zoeken 7 Bankkaart insteken 8 Op de knop "annuleren" drukken 9 In de portemonnee zoeken naar het spiekbriefje met de PIN-code

1 De auto parkeren

10 Bankkaart insteken

2 Naar het geldautomaat gaan

11 PIN-code ingeven

3 Bankkaart insteken

12 Cash geld nemen

4 PIN-code ingeven

13 Naar de auto gaan

5 Geld nemen

14 Make-up controleren

6 Wegrijden

15 Auto starten 16 Auto stilleggen 17 Teruglopen naar de geldautomaat 18 Bankkaart eruit nemen 19 Weer naar de auto gaan 20 Make-up controleren 21 Auto starten 22 Make-up controleren 23 Een kilometer ver rijden 24 Handrem ontgrendelen


Schoenen

Mannen

Vrouwen Sport

School

Vrije tijd

Fuif

Uitstap

Wandeling in het park

Thuis


e-book : dutch Gender en sexualiteit


BEST PRACTICE LESVOORBEREIDING Vakoverschrijdend projectonderwijs

Thema:

Seksuele rechten

School:

leeftijd:

Leerlingen van 11-14 jaar (SPI: leerlingen van het 2de jaar: 12-13 jaar)

Duur :

50 minuten

Deelnemers :

Bij voorkeur 30

Opstelling (tafel en stoelen): Onderaan de stoel van de leerlingen hangt een sticker om hen in groepjes te verdelen.

Leerlingen zitten in kleine groepjes in een kring. Onderlinge afstand hangt af van de leerkracht.

Materiaal:

Vel papier en stiften of bord en krijtjes + Tekst uit Zizo nr.124 Lijst met de 10 seksuele rechten 10 kaartjes met op elk kaartje 1 seksueel recht

Relevante achtergrondinformatie :

http://www.ponton.org.pl http://www.astra.org.pl/youth/ http://www.teachingsexualhealth.ca/ http://www.siecus.org/

Didactische verantwoording:

Activiteiten door leerlingen met de leerkracht als begeleider. Maak een blad met een lijst van de 10 seksuele rechten (inbegrepen op het einde) op een formaat dat groot genoeg is om zichtbaar te zijn vanaf het bord. Zorg tegelijkertijd voor lijsten met de 10 rechten op A4-bladen of kaartjes, zodat elke groep die aan de activiteiten deelneemt een vel of kaart krijgt met 1 recht.


De les kan beginnen door de lijst seksuele rechten voor te lezen. Controleer in welke mate concepten als aanvaarding, tolerantie, diversiteit en rechten van elk individu begrepen zijn. Rol van de observator:

Zorg ervoor dat deze activiteit gekoppeld is aan de inhouden over puberteit in het curriculum.

1. Voorwaarden: De eerste stap is een inleiding geven op de menselijke seksualiteit en seksuele rechten als belangrijke stap in de ontwikkeling van positieve cognitieve attitudes rond seksualiteit. De leerkracht legt uit dat de Wereldgezondheidsorganisatie de Verklaring van Seksuele Rechten in 2002 heeft opgesteld, vanwege het belang van seksualiteit en het feit dat er vaak inbreuken gebeuren op de grenzen van intimiteit en vrijheid. De leerkracht kan deze informatie ook lezen. (Alternatief kan in plaats daarvan een artikel uit ZiZo nr. 124 over Amnesty International over de seksuele rechten worden gelezen.) "Seksualiteit maakt integraal deel uit van de persoonlijkheid van elk menselijk wezen. Zijn volle ontwikkeling hangt af van de tevredenheid van de basisnoden van een mens, zoals het verlangen naar interactie, intimiteit, het uitdrukken van gevoelens, liefde en affectie. Seksualiteit leidt tot de interactie tussen het individu en de sociale structuur van de omgeving. De volledige ontwikkeling is essentieel voor het bereiken van een individuele, interpersoonlijke en sociale welvaart", (Verklaring van Seksuele Rechten, WGO, 2002).

2. Inhoud: 1. Splits de groep in 10 (of minder) teams. Elk team moet een plaatsje zoeken in de kamer 2. Instructies voor leerlingen zijn als volgt: Wij gaan ons opsplitsen in 10 groepjes. Elk team krijgt een kaart waarop ĂŠĂŠn seksueel recht beschreven staat. De leden van het team lezen dat recht en zoeken situaties waarbij daarop inbreuken gebeuren en maken zich dan klaar om de situaties via mime voor te stellen. Ze krijgen 10 minuten de tijd voor de voorstelling. 3. De leerkracht moet klaar staan om leerlingen te helpen voor het geval ze een woord niet begrijpen, enz. 4. Na de voorstelling door elke groep moet de rest van de leerlingen proberen te raden op welk recht er een inbreuk wordt gepleegd. De leerkracht leest best eerst alle 10 rechten voor, zonder commentaar, en nodigt dan de leerlingen uit om te raden.


5. Terwijl de leerkracht het correcte antwoord selecteert, zal hij/zij ook vragen stellen ter controle of de leerlingen de 10 rechten begrijpen. De leerkracht kan leerlingen ook uitnodigen om opmerkingen te geven of ervaringen te delen. Indien nodig kan de leerkracht ook opmerkingen geven en ervaringen delen. Het is ook interessant om de seksuele rechten in verband te brengen met onderwerpen uit de wetenschap. 6. Na de discussie en het delen van ervaringen kan de leerkracht de volgende informatie geven: De Wereldgezondheidsorganisatie verklaart duidelijk: "Seksuele rechten zijn universele mensenrechten op basis van de inherente vrijheid, waardigheid en gelijkwaardigheid van alle mensen. "Seksuele rechten zijn universele mensenrechten op basis van de inherente vrijheid, waardigheid en gelijkwaardigheid van alle mensen. Aangezien gezondheid een fundamenteel mensenrecht is, moet seksuele gezondheid dat ook zijn. Om de gezonde ontwikkeling van de seksualiteit van individuen en gemeenschappen te verzekeren, moeten alle gemeenschappen deze rechten erkennen en het respect ervoor promoten om hun seksualiteit te beschermen. Seksuele gezondheid betekent ontwikkelen in een omgeving die erkent, respecteert en de rechten rond seks erkennen. Seksuele rechten zijn fundamentele en universele mensenrechten" (Verklaring van Seksuele Rechten, WGO, 2002). Voor de activiteiten die hier worden gepresenteerd, werd de inspiratie gehaald uit Education without Taboos. Guide to teach youth about sexuality and relationships. 2009


Leerlingactiviteit

Leerkrachtactiviteit

Doel

Duurtijd

3. Lesverloop Onderwijssituatie: Inhoud, werkvormen, media

Leerdoel(en)/ Competentieontwikkeling Leerdoelcontrole


10 min

Controleer de output van kennis van mensenrechten

neemt deel aan brainstormingsessies, observeert en ondersteunt leerlingen

Brainstormen over wat leerlingen weten over mensenrechten.

De eerste stap is een inleiding geven op de menselijke seksualiteit en seksuele rechten als belangrijke stap in de ontwikkeling van positieve cognitieve attitudes rond seksualiteit. De leerkracht kan uitleggen dat de Wereldgezondheidsorganisatie de Verklaring van Seksuele Rechten in 2002 opgesteld heeft, vanwege het belang van seksualiteit en het feit dat er vaak inbreuken gebeuren op de grenzen van intimiteit en vrijheid. De leerkracht leest een deel uit het artikel uit ZiZo 124 en voert een kort gesprek met de leerlingen over de inhoud van deze fragmenten. De leerkracht kan deze informatie ook lezen. "Seksualiteit maakt integraal deel uit van de persoonlijkheid van elk menselijk wezen. Zijn volle ontwikkeling hangt af van de invulling van de basisnoden van een mens, zoals het verlangen naar interactie, intimiteit, het uitdrukken van gevoelens, liefde en affectie. Seksualiteit leidt tot de interactie tussen het individu en de sociale structuur van de omgeving. De volledige ontwikkeling is essentieel voor het bereiken van een individuele, interpersoonlijke en sociale welvaart", (Verklaring van Seksuele Rechten, WGO, 2002).

Discussie


Splits de groep in 10 teams a.h.v. stickers op de onderkant van hun stoel

Elk team moet een plaatsje zoeken in de kamer

INSTRUCTIES: 1. Splits de groep in 10 teams. Elk team moet een plaatsje zoeken in de kamer. Elk team krijgt een kaart waarop ĂŠĂŠn seksueel recht beschreven staat. De leden van het team lezen het recht en zoeken situaties waarbij daarop inbreuken gebeuren en maken zich dan klaar om de situaties via mime voor te stellen. Ze krijgen 10 minuten de tijd voor de voorstelling. 2. De leerkracht moet klaar staan om leerlingen te helpen voor het geval ze een woord niet begrijpen, enz.

Discussie

Cognitief perspectief

Gedragsbeheersing

Groepsdiscussie

3. Na de voorstelling door elke groep moet de rest van de leerlingen proberen te raden op welk recht er een inbreuk wordt gepleegd. De leerkracht moet mogelijk eerst alle 10 rechten zonder commentaar voorlezen en de leerlingen uitnodigen om te raden. 4. Terwijl de leerkracht het correcte antwoord selecteert, zal hij/zij ook vragen stellen ter controle of de leerlingen de 10 rechten begrijpen. De leerkracht kan leerlingen ook uitnodigen om opmerkingen te geven of ervaringen te delen. Indien nodig kan de leerkracht ook opmerkingen geven en ervaringen delen. Het zou ook interessant zijn om de seksuele rechten te koppelen aan onderwerpen binnen de wetenschap (Dit is voor deze jonge leerlingen vrij moeilijk)

Scenes in mime en pantomime

20 min

10 min

Cognitief perspectief


15 min

Cognitief perspectief

Discussieleider

Discussie

5. Na de discussie en het delen van ervaringen kan de leerkracht de volgende informatie verstrekken: De Wereldgezondheidsorganisatie stelt duidelijk: "Seksuele rechten zijn universele mensenrechten op basis van de inherente vrijheid, waardigheid en gelijkwaardigheid van alle mensen. Aangezien gezondheid een fundamenteel mensenrecht is, moet seksuele gezondheid dat ook zijn. Om de gezonde ontwikkeling van de seksualiteit van individuen en gemeenschappen te verzekeren, moeten alle gemeenschappen deze rechten erkennen en het respect ervoor promoten om hun seksualiteit te beschermen. Seksuele gezondheid betekent ontwikkelen in een omgeving die erkent, respecteert en de rechten van seks erkennen. Seksuele rechten zijn fundamentele en universele mensenrechten" (Verklaring van Seksuele Rechten, WGO, 2002).

Discussie


4. Genderspecificiteit / genderspecifieke aspecten / transfer naar specifieke onderwerpen (aanbevelingen): Het objectief van de hier voorgestelde activiteiten bestaat erin een graad van competentie te bereiken in deze drie lagen: cognitief (C), sociaal (S), emotioneel (E)(CSE). Cognitief (C) - kennis en informatie. In dit deel van de les leren leerlingen de concepten, feiten, structuren, mythes, stereotypen over seksuele rechten en misbruiken kennen, met inbegrip van verschillende vormen van attitude: attitude uitgedrukt tegenover mensen of objecten. U kunt misschien zelfs voor een gedragsverandering zorgen via de kracht van het argument. Kennis van de seksuele rechten van mensen kunnen voor positieve waarden zorgen bij het begrip van seksueel gedrag in het algemeen. Sociaal (S) - de vaardigheid om de rechten van anderen te respecteren, met begrip voor verschillende situaties Emotioneel (E) - meevoelen, vaardigheid om mee te voelen met de situaties van anderen, het effect van emotie

5. Varianten, speciale kenmerken: ďƒ˜

Leerkrachen kunnen zelf uitmaken of ze onderdelen volledig weglaten of of op basis van de belangen van de studenten bepaalde delen behandelen.

ďƒ˜

Leerkrachten kunnen ook voorbeelden behandelen vanuit hun eigen land in aanvulling op de seksuele rechten.

ďƒ˜

In plaats van de opvoering van een toneelstuk of het tekenen van het eigen lichaam kan er worden gewerkt met krantenartikelen of YouTube filmpjes.

6. Ervaringen en resultaten van de testfase Leerkrachten worden aangeraden een aantal voorgestelde sexuele rechten uit te kiezen (die het meest interessant zijn voor hun specifieke leerlingen) . De leerkracht kan ook persoonlijke voorbeelden geven. Leerkrachten moeten er zich van bewust zijn dat het lezen van een juridische tekst voor leerlingen niet gemakkelijk is. Er moet voldoende tijd worden voorzien om de tekst tot in detail uit te leggen.

6. Bijlagen: teksten, materialen, afdrukken, transparanten, schoolbord enz...


Hulpmaterialen (zie bijlage: vereenvoudigde versie van de Seksuele Rechten). Seksuele Rechten (WGO, 2002 r.)1 Artikel 1. Recht op gelijkwaardigheid, gelijke bescherming door de wet en vrijheid van alle vormen van discriminatie op basis van sekse, seksualiteit of gender. Alle mensen zijn vrij geboren en gelijk in waardigheid en rechten en moeten dezelfde bescherming van de wet genieten tegen discriminatie op basis van hun seksualiteit, sekse of gender. Artikel 2. Het recht op participatie voor alle mensen, ongeacht hun sekse, seksualiteit of gender. Alle mensen hebben recht op een omgeving die een actieve, vrije en betekenisvolle participatie mogelijk maakt aan en bijdrage tot de burgerlijke, economische, sociale, culturele en politieke aspecten van het menselijke leven op lokaal, nationaal, regionaal en internationaal niveau, via welke ontwikkeling mensenrechten en fundamentele vrijheden gerealiseerd kunnen worden. Artikel 3. De rechten op leven, vrijheid, veiligheid van de mens en lichamelijke integriteit. Alle mensen hebben het recht op leven, vrijheid en vrij te zijn van foltering en wrede, onmenselijke en neerbuigende behandelingen in alle gevallen, en zeker van degene die te maken hebben met sekse, leeftijd, gender, genderidentiteit, seksuele geaardheid, huwelijksstatus, seksuele achtergrond of gedrag, echt of verondersteld, en HIV/AIDSstatus en heeft het recht om hun seksualiteit te beleven vrij van geweld of dwang. Artikel 4. Recht op privacy. Alle mensen hebben het recht om niet onderworpen te worden aan willekeurige bemoeienis met hun privacy, gezin, thuis, papieren of correspondentie en het recht op privacy, die essentieel is voor het uitvoeren van seksuele autonomie. Artikel 5. Recht op persoonlijke autonomie en erkenning voor de wet. Alle mensen hebben het recht om erkend te worden volgens de wet op seksuele vrijheid, wat de mogelijkheid voor individuen omvat om controle te hebben op en vrij te beslissen over zaken die te maken hebben met seksualiteit, om hun seksuele partners te kiezen, om te experimenteren met hun volledige seksuele potentieel en plezier, binnen een nietdiscriminerend kader en met respect voor de rechten van anderen en de ontwikkelende capaciteit van kinderen. Artikel 6. Recht op vrijheid van denken, mening en uitdrukking; recht op associatie. Alle mensen hebben het recht om hun vrijheid van gedachte, mening en uitdrukking uit te oefenen wat betreft ideeĂŤn rond seksualiteit, seksuele geaardheid, genderidentiteit en seksuele rechten, zonder arbitraire tussenkomsten of beperkingen op basis van dominante culturele overtuigingen of politieke ideologieĂŤn of discriminerende opmerkingen van publieke orde, publieke moraliteit, publieke gezondheid of publieke veiligheid. Artikel 7. Recht op gezondheid en op de voordelen van wetenschappelijke vooruitgang. Alle mensen hebben het recht op het genot van de hoogst haalbare status van fysieke en mentale gezondheid, wat ook de onderliggende determinanten van gezondheid omvat en toegang tot gezondheidszorg voor de preventie, diagnose en behandeling van alle seksuele zorgen, problemen en stoornissen.

1

Seksuele rechten: een IPP-verklaring. Over keuze, een wereld van mogelijkheden


Artikel 8. Recht op onderwijs en informatie. Alle mensen zonder discriminatie hebben in het algemeen recht op onderwijs en informatie en op begrijpelijke seksuele opvoeding en informatie die noodzakelijk en nuttig is om ten volle burger te zijn en gelijkheid te ervaren in de private, publieke en politieke domeinen. Artikel 9. Het recht om te kiezen of men wel of niet trouwt en een gezin sticht en plant, en om te beslissen of men wel of geen kinderen heeft, en hoe en wanneer. Alle mensen hebben vrij en met verantwoordelijkheid het recht te kiezen of ze wel of niet trouwen, of ze wel of geen gezin stichten en plannen, of ze kinderen willen en om te beslissen hoeveel en wanneer, binnen een omgeving waarbinnen wetten en beleid de diversiteit van gezinsvormen erkent, met inbegrip van degene die niet bepaald zijn door afstamming of huwelijk. Artikel 10. Recht op verantwoording en herstel. Alle mensen hebben het recht op effectieve, adequate, toegankelijke en geschikte educatieve, wetgevende, juridische en andere maatregelen om te garanderen en te vragen dat degenen die verplicht zijn hun seksuele rechten te verdedigen volledig verantwoordelijk zijn voor hen. Dat omvat de capaciteit om de implementatie van seksuele rechten te sturen en remedies bij inbreuken op seksuele rechten toegankelijk te maken, met inbegrip van toegang tot een volledig herstel via schadevergoeding, compensatie, rehabilitatie, garantie op niet-herhaling en andere manieren.2

2

Seksuele rechten: een IPP-verklaring. Over keuze, een wereld van mogelijkheden


BEST PRACTICE Lesvoorbereiding Vakoverschrijdend projectonderwijs

Thema:

Lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit.

School:

leeftijd:

13-15 jaar

Duur :

50 minuten

Deelnemers :

Bij voorkeur 20

Opstelling (tafel en stoelen ) :

Banken in u-vorm

Materiaal:

Relevante achtergrondinform atie :

Didactische verantwoording:

Rol van de observator:

4 werkbladen

http://www.seksenzo.info/ http://www.jeugdenseksualiteit.be/m_jongeren/index.php?page=v ragenbank http://www.allesoverseks.be/ De les kan starten met een herhaling van wat er nog geweten is over het thema voortplanting, ter inleiding op het thema puberteit. Tijdens dit onderdeel van het vakoverschrijdende project wordt veel inbreng van leerlingen gevraagd. Om hen meer te betrekken bij het onderwerp van de les.

Ervoor zorgen dat de leerstof wordt gekoppeld aan puberteit.


1. Voorkennis:  De leerlingen kunnen bij de mens de delen van het voortplantingsstelsel benoemen.  Zij kunnen op model en beeldmateriaal de belangrijkste voortplantingsorganen van man en vrouw herkennen, benoemen en hun functie weergeven.  Zij kunnen beschrijven hoe de voortplanting verloopt.  Zij kunnen de manieren aangeven om de voortplanting te regelen en om seksueel overdraagbare aandoeningen te voorkomen. M.b.t. HIV infectie is de volgende voorkennis aangewezen: Groot risico:  Gemeenschappelijk gebruik van spuiten en naalden  Risico zeer groot. Naald en spuit gebruikt door meerdere personen betekent een heel groot gevaar. Absoluut vermijden. Naalden en spuiten nooit met meerderen samen gebruiken. Spuitmateriaal steriliseren.  Onbeschermd anaal contact (darmcontact)  Risico zeer groot. Bij onbeschermd anaal contact bestaat er voor allebei een risico. Voor de passieve partner is het bijzonder groot, of het nu een man is of een vrouw. Er bestaat ook een risico zonder zaadlozing. Advies: altijd condooms gebruiken en voldoende vetvrij glijmiddel.  Onbeschermd vaginaal contact  Risico groot. Bij onbeschermd geslachtsverkeer met iemand die besmet is, is het besmettingsgevaar groot.  Advies: Condoom gebruiken.  Zwangerschap (vrouw met HIV-besmetting)  Risico voor het ongeboren kind groot zonder behandeling. De besmette toekomstige moeder kan het kind voor, tijdens en na de geboorte (tijdens het zorgen) besmetten. Een omvangrijke medische zorg kan het risico voor het kind echter heel sterk doen dalen. Aanbevolen wordt dat iedere vrouw samen met haar partner een HIV-test ondergaat als ze een kind willen en een HIV-infectie niet uitgesloten kan worden. Advies: zo vroeg mogelijk een gesprek met de arts!  Bloedbroederschap  Risico heel groot als een van de twee besmet is. Laag risico:  Onbeschermd oraal geslachtsverkeer (mondcontact bij man of vrouw) Het risico is er. Door opname in de mond van sperma dat HIV bevat, is een infectie mogelijk. Ook vloeistof uit de vagina kan HIV bevatten. Tijdens de menstruatie is het risico op een besmetting groter. Advies: opname van vloeistof van sperma of uit de vagina of bloed in de mond vermijden. Oraal contact bij de man uitsluitend met condoom. Geen risico:        

Lichaamscontact, handen schudden, omarmen Strelen, knuffelen Overdracht door de lucht, niezen, hoesten Samen eten, uit hetzelfde glas drinken Toiletten, zwembad, sauna Samenwonen in het gezin Insectensteken, muggen Niemand kan op deze manier besmet geraken, ook niet bij nabij contact met iemand die besmet is.


 Arts, tandarts, ziekenhuis, eerste hulp  Geen risico bij medische ingrepen als de normale voorschriften in verband met hygiëne worden gerespecteerd, dat wil zeggen het gebruik van wegwerpmateriaal of veilig gesteriliseerde instrumenten. Bij bloed- en plasmagiften bestaat er, ondanks heel effectieve veiligheidsprocedures een - bijzonder laag - restrisico.  Daarom wordt bij planbare operaties aanbevolen eigen bloed te geven. Geïnactiveerde bloedproducten zijn bij een correcte productie vrijwel zeker HIV-vrij.  Tatoeëren, piercing, manicure, pedicure, scheren, acupunctuur  Geen risico als de regels voor hygiëne worden gerespecteerd. Alle stekende of snijdende voorwerpen die in contact kunnen komen met bloed altijd slechts één keer gebruiken of efficiënt desinfecteren. Advies: piercen, tatoeëren of gaatjes laten schieten in de oren alleen bij professionals laten doen.  Tongkussen, kussen Bij tongkussen kan een risico theoretisch niet worden uitgesloten, maar wereldwijd wordt het nergens bewezen als besmettingsrisico.

2. Inhoud: Puberteit: is de overgangsperiode tussen schoolkind en volwassene Ontwikkeling bij jongens en meisjes: de start van de puberteit bij jongens en meisjes is verschillend. Bij de meisjes start de puberteit vroeger dan bij de jongens. Secundaire geslachtskenmerken: uitwendige veranderingen bij jongens en meisjes die vanaf de puberteit optreden onder invloed van geslachtshormonen. Lichamelijke veranderingen bij een jongen en een meisje Meisje:  groeispurt  bredere heupen  ontwikkeling borsten  okselhaar  haargroei rond de schaamstreek  puistjes  vetter haar Jongens:  groeispurt  bredere schouders  gespierder lichaam  stemverandering  beharing op de borst  ontwikkeling baard en snor  okselhaar  haargroei rond de schaamstreek  puistjes  vetter haar Hoe verandert je lichaam tijdens de puberteit? Invloed hormonen: stoffen die door klieren worden gevormd en aan het bloed worden afgegeven. Ze regelen de werking van andere organen.


Vrouwelijke geslachtshormonen: oestrogeen en progesteron Mannelijke geslachtshormonen: testosteron


10 min

De leerlingen kunnen de begrippen puberteit omschrijven als een overgangsfase tussen het kind zijn en het volwassen worden.

ORIテ起TATIEFASE

Veranderingen zijn het gevolg van hormonen waardoor secundaire geslachtskenmerken zich ontwikkelen.

Leraar deelt werkblad (stripverhaal) uit.

Leraar peilt naar de beginsituatie: we hebben het over de puberteit.

Leerlingactiviteit

Lerkracht activiteit

Doel

Duur

3. Lesverloop

Leerlingen nemen actief deel aan het onderwijsleergesprek.

Onderwijs situatie: Inhoud, werkvorm, media

Competentie ontwikkeling Leerdoelen controle

ONDERWIJSLEERGESPREK

Wat is de puberteit? Wat kan je nog zeggen over de puberteit? Leerlingen maken oefening 1 van het werkblad (strip verhaal) zelfstandig.

Leerdoel(en) /

WERKBLAD 1 Leraar verbetert het werkblad klassikaal.

Cognitief doel: leerlingen kunnen het begrip puberteit verwoorden. Affectief doel: door er in groep over te spreken, aanvaarden leerlingen de veranderingen die zich bij hen voordoen.


10 min

INFORMATIEOVERDRACHTEN VERWERKINGSFASE De leerlingen kunnen met behulp van een grafiek afleiden dat de ontwikkeling van jongens en meisjes verschillend is naargelang leeftijd.

Leraar en leerlingen bekijken de grafiek.

Leerlingen interpreteren de grafiek.

Kernvragen: Begint de puberteit bij jongens en meisjes op dezelfde leeftijd? Waaruit kun je dit afleiden? Waaraan kan je dit nog zien?

ONDERWIJSLEERGESPREK

WERKBLAD 2 Werkblad met grafiek over de puberteit.

Cognitief doel: leerlingen kunnen afleiden dat de puberteit voor iedereen anders kan verlopen. Affectief doel: Idem hierboven.

TOEPASSINGSFASE

10 min

De leerlingen kunnen een voor een hun tevredenheid over hun eigen lichaamsbeeld uiten.

Opdracht 1: het ideale lichaam

Leerlingen kleuren de tekening in.

WERKBLAD 3 Materiaal:

Leraar legt de bedoeling uit: Stap 1: Kleur de delen van je lichaam waar je tevreden over bent blauw op het uniseks lichaam. Stap 2: Kleur de delen die je graag aan je eigen lichaam zou veranderen rood op het uniseks lichaam. Stap 3: Bespreek je tekening in groep. N.B. Leraar koppelt genoemde veranderingen aan het thema puberteit.

Leerlingen gaan bij de nabespreking in o op vragen als: Waarom heb je bepaalde delen blauw gekleurd? Waarom heb je bepaalde delen rood gekleurd? Waarom zou je dit deel aan je lichaam willen veranderen?

 

Afbeelding uniseks lichaam Potloden

Cognitief doel: leerlingen leren veranderingen die zich tijdens de puberteit voordoen kennen. Affectief doel: Door er in groep over te spreken, aanvaarden leerlingen de veranderingen die zich bij hen voordoen.


TOEPASSINGSFASE De leerlingen leren door het spelen van een spel de gevaren verwoorden die horen bij het oplopen van een HIV-infectie.

Leraar legt de spelregels uit: Stap 1: Leg de kaartjes op een stapel (woorden naar beneden). Vorm groepjes leerlingen. Stap 2: Per groepje wordt één van de spelers afgevaardigd als hoofdspeler (geblinddoekt).

15 min

Stap 3: Deze hoofdspeler trekt een kaartje. Stap 4: De anderen leggen uit wat er op het kaartje wordt afgebeeld. Samen bepalen ze of de afgebeelde situatie een HIV-infectie met zich mee kan brengen. Stap 5: De hoofdspeler legt het kaartje bij een rode (hoog risico), gele (laag risico) of groene frisbee (geen risico). Omdat hij geblinddoekt is, krijgt hij daarbij hulp vanuit de groep. Stap 6: Zodra de hoofdrolspeler het kaartje heeft neergelegd, wordt een andere leerling geblinddoekt en wordt het spel herhaald.

Leerlingen spelen het spel.

WERKBLAD 4 Materiaal: Kaartjes met situaties Nadat een de leerlingen de situatie verwoord hebben, maken zij een keuze in groep of er een groot risico op een HIV-infectie is, een laag risico of geen risico is. Als het woord geraden is, verklaren de leraar en de leerlingen samen of die verandering typisch is voor meisjes, jongens en voor beide. Het spel is voorbij wanneer alle kaartjes op zijn. Samen met de leraar wordt nagegaan of de kaartjes juist gelegd zijn. Juist = 2 punten, fout = 1 punt. De groep met de meeste punten is de winnaar.

Cognitief doel: leerlingen leren de risico’s op een HIVinfectie kennen. Affectief doel: Door er in groep over te spreken, worden foute veronderstellingen in kaart gebracht en bijgestuurd.


De leerlingen kunnen verwoorden welk gedrag risico’s op HIV-infecties met zich meebrengt.

REFLECTIEFASE

REFLECTIEVRAGEN

De leraar en de leerlingen reflecteren op de risico’s op een HIV infectie.

Blinde: Hoe voelde je je als je op de anderen moest vertrouwen? Was je onzeker in het begin? Wanneer kon je erop vertrouwen?

5 min

Leidende groep: Hoe was het voor jullie om iemand te leiden en verantwoordelijkheid te dragen? Wanneer voelden degenen die geleid werden zich bij jullie veilig en vertrouwd? Iedereen: Waarop moet "men" zich in vriendschappen, in relaties of als je verliefd bent wederzijds kunnen vertrouwen en op elkaar kunnen verlaten? En wanneer moet je ook zelf verantwoordelijkheid op je nemen? Hoe zou het zijn als je met elkaar seks zou willen hebben? Wie zorgt voor voorbehoedsmiddelen? Wie spreekt dat aan? Besmettingssituaties Welke situaties staan volgens jou bij het juiste risico


4. Genderspecificiteit / genderspecifieke aspecten / overdracht van specifieke vakken (aanbevelingen): Bij relationele en seksuele vorming (RSV) hanteert men het beste een aanpak die aandacht heeft voor Kennis, Attitude, Vaardigheden, Emoties en Steun (KAVES). Bij deze aanpak vertrek je vanuit ervaringen van de leerlingen. Zij verwerven realistische en bruikbare seksuele kennis. K – Kennis en informatie Dit onderdeel is het theoretische luik van de les waarbij leerlingen kennis op doen over begrippen, feiten, structuren … A – Attitudes Leerlingen leren hun opvattingen, mening, standpunten, visies … geven rond bepaalde thema’s. V – Vaardigheden Hierbij leren leerlingen een aantal methodes, werkwijzen… E – Emoties en ervaringen Welke gevoelens roept het thema bij de leerlingen op? S – Steun Leerlingen vernemen waar ze informatie kunnen vinden rond een bepaald thema. Het is van belang dat de leraar erop wijst dat de puberteit bij iedereen op een verschillend leeftijd aanvangt en bij iedereen verschillend verloopt.

5. Variaties, speciale kenmerken: Mogelijke discussiepunten: Hebben jongens meer oog voor het uiterlijke dan meisjes? Kunnen meisjes makkelijker praten over gevoelens dan jongens? Zijn jongens sneller tevrenden met hun lichaam?

6. Ervaringen en resultaten van de testfase De les werd 4 keer gegeven. Alle leerlingen werden opgesplitst in een jongensgroep, een meisjesgroep en twee gemengde groepen. Van de lesgever werd verwacht de les steeds op dezelfde manier te geven, te proberen dezelfde klemtonen te leggen, oog te hebben voor dezelfde details, op dezelfde manier te reageren,… De verschillen waren opmerkelijk Er werd gestart met de jongensgroep, de meest actieve en, op het eerste zicht tenminste, de meest geïnteresseerde van de vier groepen, ware het wel een beetje op een belachelijke manier. De jongens waren nogal rumoerig en uitbundig, maar werkten ook vlot mee. Ze durfden vrijuit praten over hun lichaam, waren ‘eerlijk’ over hun ervaringen met het andere geslacht,…


Op een bepaald moment raakten ze wel op een ander spoor. Ze begonnen vragen te stellen over meer meisjesgerelateerde onderwerpen, zoals maandstonden,… Het leek ook of de jongens het moeilijker vonden om hun beurt af te wachten. Ze ‘gooiden’ makkelijker antwoorden in de groep. Humor was nooit veraf! De tweede groep was gemengd. Deze groep vroeg meer inzet van mijn kant. Het was zeer moeilijk ze aan het praten te krijgen. Waar er de les ervoor spontaan antwoorden kwamen van de jongens, moest ik nu telkens iemand aanduiden om te antwoorden. De meisjes kwamen heel verlegen over. Het viel me ook op dat de grootste monden uit de reguliere lessen nu wel heel stil waren. De meisjesgroep. Dit vond ik persoonlijk een grote uitdaging! Bijna geen interactie. Op voorhand leek het me wel eenvoudig om met enkel meisjes over gevoelens, verliefdheid en het lichaam te praten, maar niets is minder waar. Ik mocht nog eender welk voorbeeld aangeven, de meisjes bleven me aanstaren, waren teruggetrokken. Eén haantje-de-voorste wou wel de kop trekken, maar praatte volledig naast de kwestie. De laatste groep was opnieuw gemengd. Achteraf bekeken was dit misschien de makkelijkste groep om mee te werken. De manier van overbrengen van dit thema leek voor mij het meest op een reguliere les. De leerlingen werkten rustig mee, gaven regelmatig antwoorden en, uiteraard belangrijk, leken ook meer respect te hebben voor elkaars respons! Er was een zeer positieve interactie. Achteraf blijkt dat praten over ‘puberteit’, de levensfase waarin de leerlingen zich bevinden, geen sinecure te zijn. Al verbaasde het me wel dat de meisjesgroep er het meeste problemen mee had.

6. Bijlagen: teksten, materialen, kopies, transparanten, bordschema’s, etc..


Werkblad 1: Wat is Puberteit? Duid in onderstaande cartoon de puberteit aan? Motiveer je antwoord.


Werkblad 2: Wat is Puberteit? Gegeven: onderstaande grafiek

Komen jongens en meisjes op dezelfde leeftijd in de puberteit?

Maak je antwoord duidelijk aan de hand van een voorbeeld.


Werkblad 3 Ik en mijn lichaam Opdracht: het ideale lichaam Materiaal:

 

Afbeelding uniseks lichaam Potloden

Spelverloop:

Stap 1: Kleur de delen van je lichaam waar je tevreden over bent blauw op het uniseks lichaam.

Stap 2: Kleur de delen die je graag zou veranderen aan je eigen lichaam rood op het uniseks lichaam.

Stap 3: Bespreek je tekening in groep.  Waarom heb je bepaalde delen in het blauw gekleurd?  Waarom heb je bepaalde delen in het rood gekleurd?  Waarom zou je dit deel aan je lichaam willen veranderen?


Afbeelding: het ideale lichaam


Werkblad 4




e-book : dutch Gender en interculturaliteit


BEST PRACTICE LESVOORBEREIDING Vakoverschrijdend projectonderwijs

Thema:

Spelletje voor bezoekers (raden waar "bezoekers" vandaan komen)

School: leeftijd:

13-14 (12 jaar)

Duur :

50 minuten

Deelnemers :

Bij voorkeur 15 : 5 voor observatie, 10 voor "een cultuur" (=bezoekers) Opmerking: in de praktijk werkte het spelletje het best wanneer er meer mensen observeerden en er minder “bezoekers” waren

Opstelling (tafel en stoelen )

U-vorm, door de klas lopen

Materiaal:

PPT met afbeeldingen (mensen uit diverse culturen) Zie bijlage: mapje met foto’s “culturen”

Relevante achtergrondinformatie :

Een idee krijgen van het concept van diversiteit binnen een groep + concept van communicatie in een multiculturele omgeving www.education-and-gernder.eu 

Didactische verantwoording:

Rol van de observator:

 

Activiteiten om het spel "Er kwamen bezoekers" in te leiden Spel Bezoekers Bespreking achteraf: doelstellingen van de les


1. Voorwaarden: Interculturele opvoeding: studenten leren van elkaar en niet over elkaar. Het accent ligt op menselijke relaties en niet op kennis van ieders cultuur. De leerkracht moet een interculturele attitude hebben en die bij de studenten doen groeien.

2. Inhoud: In elke groep is er diversiteit, maar elk individu is uniek. Onze samenleving weerspiegelt diversiteiten waarmee we elke dag worden geconfronteerd: op het vlak van afkomst, cultuur, religie, taal, sociale klasse, talenten, belangen enz.


PPT tonen

5 min.

Inleiding, "ijsbreker"

Leerlingactiviteit

Leerkrachtactiviteit

Doel

Duurtijd

3. Lesverloop

alle leerlingen: ideeĂŤn verzamelen van wat ze zien

Onderwijssituatie: Inhoud, werkvormen, media

Leerdoel(en)/ Competentieontwikkeling Leerdoelcontrole

De leerkracht projecteert enkele afbeeldingen met mensen uit verschillende culturen (terwijl ze eten, andere kleren dragen, elkaar groeten enz.) De leerkracht noteert een paar sleutelwoorden op het bord.

De leerlingen krijgen een idee van culturele verschillen

De leerkracht verdeelt de leerlingen in groepen volgens verschillende criteria. Eerst op basis van de kleur van hun schoenen, dan op de kleur van hun ogen, ten slotte op geboortedatum. (praktisch: de leerlingen wandelen door elkaar in het klaslokaal en de leerkracht laat hen telkens andere groepjes vormen op basis van: huisnummer (paar/onpaar),kleur sokken, kleur haar/ogen, lievelingseten/dier, geboortedatum‌)

De leerlingen begrijpen dat elke groep divers is: er kan diversiteit zijn op het vlak van leeftijd, gender, interesses, fysieke verschijning,...

x

15 min.

Definitie diversiteit


x Definitie communicatie

Nabespreking: verschil tussen verbale en nietverbale communicatie, het belang van lichaamstaal, ook bij verbale communicatie

De leerlingen in groepen verdelen.

Communicatie - verschillende stappen: eerst naar elkaar kijken, dan dichter bij elkaar komen (oogcontact, gebaren), ten slotte met elkaar spreken 1. Leerlingen indelen a.h.v. cijfers (2x hetzelfde cijfer. Bijvoorbeeld bij een klas van 10 leerlingen: 1, 2,3,4,5 en 1, 2, 3, 4, 5 2. Leerlingen staan in 2 rijen tegenover elkaar (nummer 1 t.o.v. nummer 1, 2 t.o..v. nummer 2 enz…) De rijen staan elk aan het uiteinde van het lokaal, dus tamelijk ver van elkaar. 3. leerkracht vraagt om elkaar zonder woorden of geluiden laten dichterbij te komen. (Leerlingen gebruiken dus gebarentaal) 4. Leerkracht zegt tegen leerlingen dat ze muizen zijn en dat ze elkaar moeten begroeten met “gepiep” 5. Daarna krijgen leerlingen nog een paar “piep-opdrachten”: droevige muizen, verliefde muizen, muizen die ruzie hebben… 6. laatste communicatieopdracht: leerlingen begroeten elkaar (vriendschappelijk, boos…) in een gebrabbelde taal (Japans, Russisch…)


20 min.

Demonstratie: wat "normaal" en gewoon is in een cultuur is dat mogelijk niet in een andere

de leerkracht legt het spel uit

de leerlingen spelen het spel

Spel van de bezoekers: Opstelling: 2 groepen – 2 bezoekers en gastheren/vrouwen Belangrijk!!! Zorg dat de bezoekers herkenbaar zijn (muts, sjaal, stickertje… de leerlingen vergeten immers al gauw wie wie nu weer was) De leerkracht stuurt de bezoekers de kamer uit en zegt hen dat hij/zij hen over een minuutje instructies zal geven. Dan zegt hij/zij tegen de gastheren/vrouwen dat ze de bezoekers moeten verwelkomen en natuurlijk nieuwsgierig moeten zijn naar de bezoekers. Deze groep moet hen dus enkele vragen stellen over waar ze vandaan komen, waarom ze hier zijn, hoe lang ze blijven en naar de cultuur van het land waar ze vandaan komen. Ze moeten zoveel mogelijk proberen te weten te komen over hun culturele gewoontes, gebruiken en gedrag. De gastheren/vrouwen moeten zich aan één regel houden: ze mogen uitsluitend gesloten vragen stellen die slechts met "ja" of "nee" beantwoord kunnen worden. Dan roept de leerkracht de bezoekers naar binnen.

Om bewustzijn te kweken van gelijkaardigheid, verschillen en verwachtingen als men over culturen heen werkt.


10 minuten

Debriefing

De leerkracht moedigt de leerlingen aan om enkele voorbeelden te geven

De leerlingen leggen enkele culturele verschillen uit

De leerkracht vraagt de leerlingen wat normaal is in hun cultuur en wat niet. Bijvoorbeeld: etenstijden, eetgewoonten, manieren van groeten, kleden, enz.

Eerste indrukken kunnen misleidend zijn. Gedrag kan verschillende worden ge誰nterpreteerd. Er zijn vaak andere regels van toepassing.


4. Genderspecificiteit / genderspecifieke aspecten / overdracht naar specifieke vakken (aanbevelingen): Het Spel van de bezoekers kan gebruikt worden in vreemdetalenonderwijs, op momenten waarop interculturele aspecten aan bod komen

5. Varianten, speciale kenmerken: geen

6. Ervaringen en bemerkingen na de testfase Voor deze best practice is het belangrijk, betekenisvolle foto’s (zie bijlage) voor de PowerPoint presentatie te kiezen. Deze foto's kunnen zelfs provocerend zijn, zodat de leerlingen gemotiveerd zijn om hun kennis en meningen met hun klasgenoten te delen.

6. Bijlagen: teksten, materialen, afdrukken, transparanten, schoolbord enz... Voorbereiding van de leerkracht voor de les: De leerkracht moet een ppt voorbereiden (6-7 dia's of 1 dia die enkele foto's als collage bevat) met mensen uit verschillende culturen (terwijl ze eten, andere kledij dragen, elkaar begroeten, enz.)


BEST PRACTICE Lesvoorbereiding Vakoverschrijdend projectonderwijs

Thema:

Interculturaliteit-gelijkwaardigheid en diversiteit van etnische groepen en culturen

School:

leeftijd:

13-14

Duur :

50 minuten

Deelnemers :

Bij voorkeur 20-30

Opstelling (tafel en stoelen ) :

Positie voor discussie: kring Werkpositie: 3-4 aparte groepjes aan tafels

Materiaal:

Pen, flipchart met grote witte vellen/posters, schoolbord, krijt

Relevante achtergrondinformatie

Voor achtergrondinformatie voor leerkrachten, zie deze lesvoorbereiding onder punt 6. Bijlagen: teksten, materialen, afdrukken, transparanten, schoolbord enz... (Achtergrondinformatie voor leerkracht) JAKLOVÁ A.: Interkulturalita a interkulturní komunikace. In Člověk – jazyk – tekst. České Budějovice: Jihočeská univerzita, 2008, p. 61-64. MARADA, R.: Etnická různost a občanská jednota. Brno : Centrum pro studium demokracie a kultury, 2006. Mosty do budoucnosti: Dialog mezi civilizacemi. Brno : Doplněk. 2005. PRŮCHA, J.: Interkulturní psychologie. Praag: Portál, 2004. http://konference.osu.cz/cestina/dok/2009/zahradnikova-andrea.pdf http://clanky.rvp.cz/keyword/interkulturalita/ http://www.pedagog.ic.cz/skarupska_dok/soubory/Multikulturalismus.pdf http://www.genderstudies.cz/aktivity/projekt.shtml?cmd%5B2828%5D=x2828-2130704 http://www.lmg.ulg.ac.be/articles/intercult_en.html De volgende principes worden aangebracht


Didactische verantwoording:

      

Rol van de observator:

De principes van bewustmakingsactiviteiten die uit de movitatietheorie komen. Het principe van een ruime ontwikkeling van leerlingen leidt in de eerste plaats tot de ontwikkeling van cognitieve, emotionele en affectieve delen van de persoonlijkheid. Het principe om theorie aan praktijk te koppelen, door leerlingen te laten merken dat ze in staat zijn om de kennis in de praktijk te gebruiken. Het principe van proportionaliteit ten opzichte van leeftijd, kennis, gender, taal enz. Het principe van emotionaliteit, waarbij de leerkracht -samen met anderen - een positieve werksfeer moet creëren. Het principe van consistentie, waarbij de kennis wordt gebruikt en ontwikkeld. Het principe van feedback is heel belangrijk. Positieve feedback is nodig, maar dat betekent niet dat de leerkracht de negatieve feedback helemaal moet vermijden. Positieve feedback moet overheersen.

Zorg ervoor dat het leerplan gelinkt is aan puberteit. Begeleider. Suggesties voor waarnemer:   

Zijn er genderspecifieke verschillen in hoe jongens/meisjes verschillende etnische groepen/naties beschrijven? Zijn er verschillen tussen meisjes en jongens in kenmerken die ze gebruiken om de etnische groepen/naties te beschrijven? Zijn er verschillen tussen jongens en meisjes in het benadrukken van positieve of negatieve kenmerken? Indien ja, welke zijn dat?


1. Voorwaarden:  

Kennis van verschil tussen een etnische groep en een land Basiskennis over de problematiek van sociale perceptie, zijn determinatoren en fouten in sociale perceptie

2. Inhoud: 1. Open discussie: - wat betekent land, etnische groep - welke verschillende nationaliteiten en etnische groepen wonen er in de omgeving van de leerlingen. 2. Instructie voor oefening "Raad eens wie het is". De leerkracht laat de leerlingen weten dat ze stap voor stap zullen werken De leerkracht gaat na of de leerlingen de instructies begrepen hebben 3. Verdeel de leerlingen in 4 of 5 groepen van 5-6 leden. 4. Elke groep kiest een etnische groep/een land of krijgt er een toegewezen zonder de anderen te zeggen welke. 5. Elke groep werkt apart van de anderen en schrijft de belangrijkste kenmerken van die bepaalde etnische groep/dat land op het grote vel papier/de poster (typisch gedrag, gewoontes, tradities, traditionele gerechten, traditionele kleding, traditionele feesten). Er worden geen visuele of vocale kenmerken gebruikt. 6. Na het werk stelt de groep de kenmerken van die bepaalde etnische groep/dat land voor aan de anderen. 7. De rest van de groepen raadt welke etnische groep/welk land het is en vertelt op basis van welke kenmerken zij die bepaalde etnische groep/dat land koos. 8. Discussie: - De kennis samenvatten over verschillende etnische groepen, landen, hun overeenkomsten en verschillen. - Wat beĂŻnvloedt onze perceptie van anderen? - Wat zijn de stereotypen en fouten in de percepties van anderen? - Hoe vermijden we stereotypen en fouten in de perceptie van anderen?


5 min

Ga de kennis over de interculturaliteit na. Motiveer de leerlingen om te werken

Initiatiefnemer van de discussie, helper van studenten, corrector indien nodig

Leerlingactiviteit

Leerkrachtactiviiteit

Doel

Duurtijd

3. Lesverloop

Leerlingen discussiëren over de betekenis van cultuur, land, etnische groep, interculturaliteit en sommen ten slotte de etnische groepen en nationaliteiten die in hun omgeving wonen.

Onderwijssituatie: inhoud, werkvormen, media

Leerdoel(en)/ Competentieontwikkeling Leerdoelcontrole

De eerste stap is het introduceren van het onderwerp "interculturaliteit-gelijkheid en diversiteit van etnische groepen en culturen". Leerlingen zitten samen met de leerkracht in een kring. Inhoud:  De leerkracht vraagt wat cultuur, interculturaliteit, natie, etnische groep betekent  Leerlingen debatteren en proberen de geschikte antwoorden te vinden  Leerlingen sommen nationaliteiten en etnische groepen op die in hun omgeving wonen. Werkvormen:  Groepsdiscussie

LO: 

basisinformatie en -kennis over diverse etnische en culturele groepen die in de omgeving van leerlingen leven

verbale positieve feedback

GL:


5 min

De leerlingen instructies geven

De leerkracht geeft de leerlingen instructies legt de opdracht uit

De leerlingen luisteren naar de instructies

De tweede stap is leerlingen de instructies geven voor de oefening. De leerlingen zitten in een kring. Inhoud: De leerkracht zegt tegen de leerlingen:  Nu splitsen jullie op in kleinere groepen (4-5)  Elke groep neemt een groot vel papier/een poster  Elke groep kiest één etnische groep/nationaliteit of krijgt er één toegewezen zonder tegen de andere groepen te zeggen welke (het is geheim)  Elke groep schrijft de "kenmerken" op het papier van de toegewezen/gekozen etnische groep  De inhoud van kenmerken bestaat uit: typisch gedrag, tradities, gewoontes, traditionele gerechten, traditionele kledij, traditionele feesten  Uiterlijke zaken (bijvoorbeeld huidskleur, oogkleur, haarkleur enz.) horen niet bij deze kenmerken.  Als de oefening klaar is, presenteren de leerlingen de kenmerken aan de anderen  De anderen raden welke etnische groep/nationaliteit achter die kenmerken schuilgaat - Is het duidelijk? Zijn er vragen? - Je krijgt 10 minuten om aan


10 min

Om sociale waarneming en kritisch denken ontwikkelen

De leerkracht speelt de rol van observator en helper

De leerlingen werken in kleine groepjes aan de opdracht

De leerlingen werken in kleine groepjes, discussiĂŤren en werken samen binnen het kader van de groepjes en schrijven de antwoorden op het vel papier.

LO: 

de vaardigheid van de leerling ontwikkelen om de verschillen te zien bij andere nationaliteiten en etnische groepen en samen te werken met leden van verschillende socioculturele groepen



positieve stimulatie

GL:


15 min

Kritisch denken en communicatievaardigheden ontwikkelen

De leerkracht speelt de rol van observator en begeleider

De presentatie van het resultaat van groepswerk en het correcte antwoord vinden op de vraag "Wie is het"

De leerlingen zitten opnieuw in de kring en de groepen presenteren om de beurt de kenmerken van de specifieke etnische groep. De andere leerlingen raden om welke etnische groep het gaat

LO: 

Inhoud:  de groepen presenteren de kenmerken na elkaar  andere leerlingen raden om welke etnische groep het gaat  de groep die het juist heeft, zegt op basis van welke kenmerken ze de etnische groep bepaald hebben.

om leerlingen voor te bereiden op de dagelijkse ervaring van diversiteit, om het als iets natuurlijks en vanzelfsprekends te aanvaarden, maar tegelijkertijd ook hoe het te zien en te benoemen leerlingen ontvankelijk maken voor het uitwisselen van standpunten, vergelijking van referentiekaders en gewoontes.

GL: 

positieve mondelinge feedback


15 min

Cognitieve ontwikkeling, ontwikkeling van kritisch denken en emotionele ontwikkeling (aanvaarding, tolerantie, empathie)

Toezichthouder en begeleider bij discussie

Leerlingendiscussie

De leerlingen zitten samen met de leerkracht in de kring en discussiëren. Ze proberen vragen te beantwoorden in het kader van het onderwerp Inhoud:  De leerkracht evalueert het groepswerk  De leerkracht stelt vragen: 1. Wat vond je het moeilijkste toen je aan de opdracht werkte? 2. Welke kenmerken vond je het belangrijkste voor een specifieke etnische groep/nationaliteit? 3. Hoe komt het dat we vooroordelen hebben als we anderen observeren? 4. Hoe vermijden we stereotypen en fouten in de perceptie van anderen? 5. Op welke manier denk je dat de andere etnische groepen/nationaliteiten jouw leven verrijken?  De leerkracht trekt conclusies uit het werk en evalueert de oefening op een positieve manier

LO: 

het gedrag en waardensysteem van de leerlingen beïnvloeden en corrigeren, hen leren diversiteit te zien als opportuniteit voor persoonlijke verrijking en niet als een bron van conflict de leerlingen via informatie helpen attitudes van tolerantie en respect tegenover andere socio-culturele groepen te vormen, reflecteren over de culturele achtergrond van leden van andere socio-culturele groepen en ze herkennen.

GL: 

algemene postieve evaluatie van het werk


4. Genderspecificiteit / genderspecifieke aspecten / overdracht naar specifieke vakken (aanbevelingen): Zijn er verschillen tussen meisjes en jongens in kenmerken die ze gebruiken om de etnische groepen/naties te beschrijven? Zijn er verschillen tussen jongens en meisjes in het benadrukken van positieve of negatieve kenmerken? Indien ja, welke zijn dat?

5. Varianten, speciale kenmerken:  De taak is makkelijker als leerlingen kunnen kiezen uit een lijst van landen (in plaats van etnische groep/nationaliteit) of een land krijgen toegewezen.  Deze best practice is ook geschikt voor 14-/15-jarige leerlingen.  Variant voor het spel: men kan ook speciale categorieën voor de poster verzamelen (bijv. voedsel, gerechten, bekende persoonlijkheden, reisbestemmingen, etc.)

6. Resultaten en ervaringen in de testfase Het testen van deze best practice heeft aangetoond dat deze beter geschikt is voor 14/15-jarige leerlingen. Om de kennis van leerlingen over het onderwerp interculturaliteit te verbreden, kan de leerkracht in de eerste fase voorbeelden aanhalen van bekende stereotypen van het eigen land (zonder het land te noemen). De leerkracht moet teruggrijpen naar de kennis van de leerlingen (in termen van interculturaliteit, stereotypen, cliches, enz.) en hier op verderbouwen. De taak is makkelijker als leerlingen kunnen kiezen uit een lijst van landen (in plaats van etnische groep/nationaliteit) of een land krijgen toegewezen.

Bijlagen: teksten, materialen, kopies, transparanten, bordschema enz... Achtergrondinformatie voor leerkracht: A. Belangrijkste didactische principes: 1. Activiteiten rond principes en bewustmaking 2. Principe van brede ontwikkeling van leerlingen 3. Principe theorie koppelen aan praktijk


4. Principe 5. Principe 6. Principe 7. Principe 8. Principe 9. Principe 10. Principe

van van van van van van van

proportionaliteit individuele benadering emotionaliteit duurzaamheid helderheid consistentie feedback

B. Etniciteit Het woord etniciteit/etnische groep verwijst naar aspecten van relaties tussen groepen, die zichzelf als cultureel anders beschouwen en zo ook door anderen gezien worden, naar relaties tussen groepen van wie de leden zichzelf als anders beschouwen en deze groepen zijn evenuteel hiërarchisch geordend binnen een maatschappij. Daarom is het nodig om een duidelijk onderscheid te maken tussen etniciteit en sociale klasse. Als culturele verschillen een verschil maken bij de interactie tussen groepsleden, dan heeft de sociale relatie een etnisch element. Etniciteit verwijst zowel naar aspecten van winst en verlies in interactie, als naar aspecten van betekenis in de creatie van identiteit. Eriksen, T. H.: Ethnicity and Nationalism. Anthropological Perspectives. Londen: Pluto Press 1993 (tweede, uitgebreide editie 2002, derde editie 2010). C. Land Land verwijst naar gemeenschap van mensen die een bepaalde taal, cultuur, etniciteit, afkomst, geschiedenis delen en het kan ook verwijzen die een bepaald territorium en bepaalde regering delen. Een natiestaat dus. Land heeft verschillende betekenissen, en de connotatie bij de term is in de loop van de jaren veranderd. http://en.wikipedia.org/wiki/ D. Sociale perceptie We kunnen de term ‘sociale perceptie’ begrijpen als het proces van perceptie door de andere in het kader van interactie. Iemand gaat in interactie: a. hoe hij/zij objectief gezien is b. hoe hij/zij zichzelf ziet c. hoe hij/zij door anderen wordt gezien De perceptuele procedure is bedoeld of onbedoeld, bewust of onbewust beïnvloed door waardevolle ervaring. De perceptie van anderen bestaat uit drie componenten, determinatoren: 1. De component verwachting 

is sterk beïnvloed door de verwachtingen van bepaald gedrag dat zichzelf manifesteert als perceptuele gevoeligheid (globale bereidheid om op een bepaalde manier te ontvangen) en focust de perceptie op "bepaalde" tekens (selectieve gevoeligheid voor bepaalde fenomenen, manifestaties).

2. Affectieve component 

wordt beïnvloed door emoties waardoor de perceptie van anderen gekleurd/besmet wordt door vooroordelen door een emotioneel gekleurde relatie


3. Attributieve component 

de tendens om bepaalde interne en externe kenmerken toe te kennen (te wijzen) aan de geobserveerde persoon.

E. Vergissingen in perceptie (stereotypes bij perceptie) a) “Halo effect”/”Halo fout” 

Als we onzelf alleen laten leiden door zichtbare kenmerken, of ze nu voordelig of

nadelig zijn. Hierdoor worden we misleid.

b) Eerste indruk 

Onze eerste indruk beïnvloedt de manier waarop we iemand verder leren kennen.

c) Logische fout 

Op basis van bepaalde ervaringen geloven we dat bepaalde kenmerken op een logische manier samenhangen.

d) Matigingseffect, vriendelijkheid 

Als we iemand gematigd, vriendelijker beoordelen in zijn uitspraken, alleen omdat hij/zij sympathiek, vriendelijk en behulpzaam is.

e) Effect sociale positie 

Als we de sociale positie van de ander kennen (leerkracht, arts...) vinden we dat de kenmerken die gewoonlijk aan het beroep worden toegekend niet bij hem/haar passen.

f) Projectie 

We hebben de neiging te verwachten dat de andere gelijkaardige motieven, interesses, attitudes en meningen heeft als wij.

g) Vooroordelen en stereotypes 

Een stereotypische beoordeling is gewoonlijk een vereenvoudiging, vertekening. Ongeacht de individualiteit wijzen we de gewone kenmerken toe aan leden van een bepaalde groep. Vooroordelen zijn een intensief stereotype bij sociale interactie. Een voorbeeld kan plat zijn, en iets anders.


e-book : dutch Gender en lifestyle


BEST PRACTICE Lesvoorbereiding Vakoverschrijdend projectonderwijs

Thema:

Emotioneel welbevinden

School: leeftijd:

13-15

Duur :

50 minuten

Deelnemers :

Geschikt voor de hele klas

Opstelling (tafel en stoelen ):

te beslissen door de groep

Materiaal:

Focusgroep handout Grote vellen papier en gekleurde pennen

Relevante achtergrondinformatie :

www.education-and-gender.eu

Didactische verantwoording:

Begeleidende benadering, de leerkracht moet de les alleen begeleiden, maar mag geen antwoorden becommentariĂŤren of beoordelen.

Rol van de observator:

De activiteit moet worden geobserveerd met de belangrijkste focus op de verschillende manieren waarop jongens en meisjes op de vragen antwoorden. Traditioneel bevestigt onderzoek en literatuur over jongens en meisjes dat er een genderverschil is in de vaardigheid om over zichzelf te praten, zeker als er emoties in het spel zijn. Er is bewijs dat suggereert dat emotionele intelligentie bij meisjes verder gevorderd is dan bij jongens. Dat is het doel van de oefening - de verschillen en gelijkenissen noteren. Hebben jongens en meisjes hetzelfde lexicon? Zijn er genderverschillen in de vaardigheid om over deze zaken te praten?


1. Voorwaarden: Emotioneel welbevinden begrijpen en omschrijven

2. Inhoud: Klasgesprek Definitie emotioneel welbevinden. De eigen gevoelens herkennen, de strategieĂŤn om ermee om te gaan identificeren, emoties categoriseren en kritische discussie. Activiteit groepswerk Klasgesprek Emotioneel welbevinden wordt omschreven als zijnde belangrijk voor jongeren. Van een goede sociale, emotionele en psychologische gezondheid wordt gezegd dat het helpt jongeren te beschermen tegen emotionele en gedragsproblemen, geweld en criminaliteit, tienerzwangerschappen en het misbruik van drugs en alcohol (Adi et al. 2007). Een van de moeilijkheden bij het definiĂŤren van welbevinden en in het bijzonder kinderwelbevinden is dat dit veelgebruikte concepten zijn, die slechts een zwakke theoretische basis hebben (Statham and Chase, 2010). En ondanks de aanzienlijke academische en beleidsinteresse in welbevinden om mee om te gaan blijft het concept van welbevinden moeilijk te bepalen; Het werd beschreven als 'ongrijpbaar, moeilijk te definiĂŤren en nog moeilijker te meten' (Thomas, 2009: 11) en als 'conceptueel drijfzand... [maar] overtuigend' (Morrow en Mayall, 2009: 221). De bevindingen uit onderzoek suggereren dat meisjes hun gevoelens meer internaliseerden dan jongens, maar ze tonen ook meer positieve gevoelens. Meisjes voelen bijvoorbeeld meer angst en droefheid dan jongens, maar drukken naar buiten uit meer vrolijkheid en plezier uit. Jongens aan de andere kant drukken eerder hun woede en agressie uit dan meisjes. In sociale settings hebben kinderen soms het gevoel dat ze moeten conformeren. Ze zullen dus hun echte gevoelens niet zomaar tonen, en dat kan leiden tot internaliseringsgedrag. Meisjes en jongens hebben verschillende normen en beoordelen zichzelf anders. Hoewel meisjes het over het algemeen beter doen op school dan jongens, hebben ze minder vertrouwen en zijn ze kritischer voor hun eigen schoolprestaties. Jongens aan de andere kant hebben de neiging een onrealistisch hoge dunk te hebben van hun eigen academische vaardigheden en verworvenheden. Sommige meisjes kunnen zelfs minder presteren op school omdat ze bij hun leeftijdsgenoten willen horen en willen vermijden dat ze jongens overtreffen.


10 min

Leerlingactiviteit

Leerkrachtactiviteit

Doel

Duurtijd

3. Lesverloop

Onderwijssituatie: Inhoud, werkvormen, media

Vraag de klas: wat bedoelen we met emotie? wat bedoelen we met welbevinden? Wat is emotioneel welbevinden en hoe heeft het invloed op ons leven?

Emotioneel welbevinden definiëren

Literatuur suggereert dat meisjes beter zijn in het uitdrukken van hun gevoelens dan jongens, maar dat ze de neiging hebben te internaliseren hoe ze zich voelen, en vaak zeggen dat ze gelukkig zijn terwijl ze het niet echt zijn.

Leerdoel(en) / Competentie-ontwikkeling Leerdoelcontrole Vorming van definities Kwaliteit van discussie Antwoord van leerlingen op genderverschil.

5 min

Tot op welke hoogte klopt dat volgens jou?

Om de verschillen de emoties te leren kennen, experiment eren we soms.

De leerkracht vraagt de leerlingen om drie emoties op te schrijven die ze onlangs ervaren hebben.

Schrijf drie emoties die je onlangs ervoer op een post-it.

Geef iedereen in de klas drie post-itbriefjes. De leerlingen schrijven drie emoties op die ze onlangs ervoeren, op elk blaadje één.

Merk de verschillen in taal en gender op - als die er zijn.


5 min

Emoties categoriser en

De leerkracht helpt bij de activiteit

Plak de briefjes op het bord en kijk of ze gegroepeerd kunnen worden. Laat de leerlingen de categorieën bepalen.

10 min

Kritische discussie

20 min

Onderzoek: hoe we ons voelen/ strategieën die we hierbij gebruiken.

10 min

Vertellen de categorieën ons iets? Zijn ze bv. gegroepeerd in negatieve/positieve emoties?

Bespreek de bevindinge n en spreek over wat er ontdekt is.

De leerkracht helpt bij de discussie

De leerlingen moeten discussiëre n als klas

Deel de handouts uit

Hulp bij de discussie

Hoe zijn de emoties gecategoriseerd?

Nemen deel aan de discussie

Is het slecht/ok om je boos te voelen? Waarom/waarom niet?

Kwaliteit van discussie De vaardigheid om de kritische punten die aangehaald zijn te begrijpen.

Zijn al onze emoties aanvaardbaar? Denk goed na over deze vraag... zijn bepaalde emoties meer waard dan andere, of is het de manier waarop we hiermee omgaan en onszelf uitdrukken die belangrijk is? Heel wat van de sociale en emotionele activiteit in de klas is hoofdzakelijk gefocust op 'positieve' emotie, waarom zou dat zo zijn? Bespreek in groepjes van 6 de vragen die op de handouts staan en maak een verslag van de gesprekken op de manier die men wil, met het papier en de pennen die voorzien zijn. In gemengde klassen 3 jongens en 3 meisjes.

De vaardigheden voor groepswerk en genderverschillen in de discussie.

Bekijk de bevindingen uit de activiteit in het licht van de literatuur, wat heb je geleerd over jezelf en anderen door deze activiteit?

Hoe verduidelijken de bevindingen het begrip van emotioneel welbevinden en gender?


4. Genderspecificiteit / genderspecifieke aspecten / overdracht naar specifieke vakken (aanbevelingen):  Wat zijn ondoordachte uitingen van jongens en meisjes in deze leeftijdsgroep wat betreft hun emotionele welzijn?  Hoe kan men jongens helpen, om hun gevoelens ihre taalkundig beter en eerlijker te uiten?  Zijn er verschillen in de manier waarop jongens en meisjes hun emoties uitdrukken en beheersen?

5. Varianten, speciale kenmerken:  2 Videos integreren en tonen, die in het kader van het project EDGE in Engeland voor dit thema geproduceerd werden (Zie bijlage van deze best practice).  Bespreking en analyse met betrekking tot de vragen, of de ideeën, de onderwerpen van discussie en de resultaten verschillen of gelijkaardig zijn zoals in de video's.

6. Resultaten en ervaringen van de testfase Het is gebleken tijdens het testen van deze best practice dat de keuze van een geschikte film/video voor deze leeftijdsgroep van cruciaal belang is . Er moet een geschikte audiovisuele drager gevonden worden die kan dienen als een thematische "ijsbreker" en (www.youtube.com) en kan worden gebruikt. Ook werd het duidelijk dat de verwijzing naar de bestaande middelen en sociale ervaringen van de klasgemeenschap uiterst belangrijk is en geïntegreerd moeten worden in de benadering van de groep. Daarom wordt het aangeraden om het categoriseren van deze gevoelens (kenmerken) meer specifiek en gedifferentieerd aan te pakken om zo meer precieze bewoordingen te vergemakkelijken.

Bijlagen Focusgroep


Focusgroep Samenwerken en je ideeĂŤn bespreken is een fantastische manier om je te helpen jezelf en anderen te begrijpen. Vorm een focusgroep om te spreken over je emotionele zelfbewustzijn. Emotioneel zelfbewustzijn is de vaardigheid om je gevoelens te herkennen. Deel je gevoelens, overtuigingen en gedachten bij de volgende stellingen. Ik ben het gelukkigst, als... Ik voel me beschaamd, als... Ik heb negatieve gedachten over mezelf, als... Ik voel me trots op wat ik bereikt heb, als... Bekijk bij elke stelling de strategieĂŤn die je gebruikt, zodat je je gevoelens beter leert begrijpen. Als je bijvoorbeeld beschaamd bent, hoe ga je verder, vergeet je wat er gebeurd is en voel je je beter met jezelf?

Wat heb je over jezelf geleerd? Wat heb je over anderen geleerd? Overgenomen uit een activiteit die te vinden is op: http://my.extension.uiuc.edu/documents/257080502080208/Emotional_Intelligence_13-18.pdf


BEST PRACTICE Lesvoorbereiding Vakoverschrijdend projectonderwijs

Thema:

"Activiteiten in open lucht"

School: leeftijd:

13-15

Duur :

50 minuten

Deelnemers :

Bij voorkeur 25

Opstelling (tafel en stoelen):

Terrein buiten in de buurt van de school

25 touwtjes (of iets anders waarmee je de benen aan elkaar kunt binden) Materiaal:

Relevante achtergrondinformatie :

Didactische verantwoording:

Stokjes en blaadjes moeten in het bos te vinden zijn. (Als vanwege slecht weer alles in de sporthal zou moeten plaatsvinden, dan kunnen ook potloden in de plaats van stokjes en blaadjes papier in de plaats van boomblaadjes (ca. 5 x 5 cm) worden genomen; telkens 5 per groep) Zich een voorstelling kunnen maken van de concepten "gender" en "sekse" (biologisch geslacht) www.education-and-gernder.eu Door gezamenlijke (spel-)activiteiten moeten de leerlingen zichzelf, hun lichaam en het samenspel met anderen leren kennen en er zicht bewuster van worden. De activiteiten kunnen gemakkelijk in gelijke mate voor jongens en meisjes worden uitgevoerd, de kwaliteit van de uitvoering en de resultaten kunnen dus los van het geslacht worden bekeken. Bij de vorming van koppels en groepen in de gemengde groepen moet erop gelet worden, of en hoeveel gemengde koppels/groepen worden gevormd, en als er overwegend koppels/groepen van hetzelfde geslacht wroden gevormd,


moet de leerkracht ingrijpen en aanmoedigen om gemengde koppels/groepen te maken. Het is belangrijk voor de observator dat hij noteert hoe de vorming van de koppels/groepjes gebeurde.

Rol van de observator:

In ideale omstandigheden zou er voor de les een gesprek tussen observator en leerkracht moeten plaatsvinden, waarbij de achtergrond van het lesuur wordt besproken. Dan kan worden nagegaan in welke mate de uurplanning kan worden omgezet.

1. Voorkennis: De spelletjes/opdrachten zijn in deze of een gelijkaardige vorm zeker bekend bij de sportleerkrachten. Het is wel evt. belangrijk erop te wijzen dat het voor een succesvolle uitvoering van de opdrachten belangrijk is samen te werken.


2. Inhoud: Spelen in de natuur. Het verblijf buiten in de natuur moet aan de ene kant de aandacht voor het "sportieve" aspect van de activiteiten wegnemen, hoewel de meeste spelletjes wel een sportief karakter hebben, en aan de andere kant ook de aandacht van zichzelf en het eigen geslacht afleiden. Dat betekent dat de spelletjes/opdrachten tot spontane activiteiten aanmoedigen, die met om het even wie kunnen worden uitgevoerd en die na het samen uitvoeren en het gemeenschappelijke plezier meestal tot de reflectie kunnen leiden dat veel - waarschijnlijk alle - activiteiten door jongens en meisjes samen kunnen worden uitgevoerd, en dat een actieve, sportieve levensstijl niet afhankelijk is van het geslacht. Start: wolf, schaap, jager (Dit is een actieve vorm van blad, steen, schaar) In het midden van de wei heeft de leerkracht een veld afgemaakt van ca. 20-25 x 20-25 m (bv. met kegels als markeringen). Zie bijlage 1. Leerlingen worden in twee groepen verdeeld, de groepen staan buiten het vierkant tegenover elkaar. Elke groep moet afgesproken hebben of ze als jager-, schaap- of wolfgroep optreedt, natuurlijk zonder dat de andere groep dat weet. Op een teken van de leerkracht gaan de twee groepen naar elkaar toe en ze blijven op ca. 1 m voor elkaar staan. Opnieuw na een teken van de leerkracht moeten de twee groepen zich nu bekend maken: als het een wolfgroep is, moet iedereen huilen als een wolf; als het een schaapgroep is, moeten ze allemaal blaten; als het een jagergroep is, moeten ze allemaal luid "pang" roepen alsof ze schieten. En dan moeten ze bliksemsnel reageren: als de ene groep wolf is en de andere schaap,  dan proberen de wolven de schapen te vangen, omdat ze ze willen opeten;  als de ene groep schaap is en de andere jager, dan proberen de schapen de jagers te vangen, omdat zij van hen iets te eten willen krijgen;  als de ene groep jager is en de andere wolf, dan proberen de jagers de wolven te vangen, omdat ze ze willen schieten; De groep die gevangen moet worden, probeert zo snel mogelijk weer achter de startlijn te geraken, want daar is ze veilig. Wie gevangen wordt, gaat over naar de andere groep. Daarna moeten de twee groepen weer een van de drie mogelijkheden kiezen, enz. Als de twee groepen voor dezelfde rol (wolf, schaap, jager) gekozen hebben, dan lopen de twee groepen terug naar hun startplaatsen en ze beginnen opnieuw. Variant: De gevangenen worden telkens geteld, maar blijven in hun eigen groep. Welke groep heeft er als eerste 20, 30 of 40 gevangen... De leerlingen worden in groepen van telkens 5 leerlingen ingedeeld. Elke groep staat ongeveer op dezelfde afstand van het bos (ca. 25-30 m). Er worden vier wedstrijden gehouden, waarbij de vijf groepen het wel tegen elkaar opnemen, maar het hoofddoel erin bestaat de opdrachten correct binnen een opgegeven tijd uit te voeren. De leerkracht geeft telkens de tijd op, nadat hij ziet hoeveel tijd er nodig was voor de uitleg. Elk van de volgende vier opdrachten is voor ca. 10’ gepland. Er kan ook een concurrentievariant worden gespeeld, waarbij het er ook om gaat sneller te zijn dan de andere groepen. De winnende groep krijgt dan telkens 5 punten, de tweede 4, ..., en de laatste groep één punt. Zie ook het verdere lesverloop


Duurtijd

3. Lesverloop Leerdoelen Leerdoelcontrole

10 min

Actief zijn en het eigen lichaam voelen. Erkennen dat het uitvoeren van de opdracht en de overwinning alleen maar haalbaar is door samenwerking en samenspel. Iedereen kan zijn deel bijdragen tot het succes van de groep, ongeacht het geslacht en het prestatievermogen. Een onderscheid kunnen maken tussen elementen als wedstrijd, concurrentie en plezier

Lessituatie: Inhouden, werkvormen, media

1. Spinnenweb Op commando lopen de eersten van elke groep naar het bos, daar moeten ze een stokje (kleine tak of twijg) zoeken. Daarmee lopen ze terug en nemen ze de volgende uit elke groep mee, waarbij de tweede het andere uiteinde van het stokje vasthoudt. Op die manier lopen ze samen naar het bos en daar moeten ze een tweede stokje zoeken. Daarmee gaan ze terug en van elke groep sluit dan weer de derde aan, die het vrije uiteinde van het tweede stokje vasthoudt. Zo gaat het ook voor de vierde en de vijfde. Nadat de hele groep dan met vijf stokjes terug is, vormt de groep een samenhangende kring, met telkens één stokje tussen de jongens en meisjes van de groep. Speelt elke groep het klaar in de opgegeven tijd?

Commentaar

In de gemengde groepen moeten ook deze subgroepen uit jongens en meisjes bestaan. Zie bijlage 2 Niet onmiddellijk controleerbaar, maar af te leiden uit de manier van de uitvoering, de graad van de intensiviteit en eventuele spontane uitspraken van de scholieren. Evt. kunnen er ook aan het einde van het lesuur enkele vragen worden gesteld over de fysieke en emotionele toestand (evt. discussie).


Zie spinnenweb!

Zie bijlage 3

10 min

Uitgangspositie zoals bij 1. De eerste loopt naar het bos, zoekt daar een blad, legt dat op het voorhoofd en loopt terug met het blad. Hij/zij mag het blad niet met de handen vasthouden. Als het blad valt, moet hij/zij blijven staan, eerst het blad weer op het voorhoofd leggen en dan kan hij/zij verder lopen. Als de eerste bij de groep is aangekomen, kan de volgende vertrekken,... Alles iedereen terug is met het blad, dan neemt iedereen in de groep elkaar bij de hand en vormt een kring, waarbij iedereen zijn blad op zijn voorhoofd moet hebben. Welke groep speelt het klaar in de opgegeven tijd? Zie spinnenweb!

10 min

2. Bladluis

3. Duizendpoot Met een springtouwtje worden de eerste twee aan de enkels samengebonden en die lopen dan in 'driebeenpas' naar het bos, lopen om een boom heen en terug naar de groep. Dan bindt de volgende zichzelf met een touwtje vast aan de eerste twee. Deze drie lopen nu hetzelfde traject rond de boom, halen de volgende, ... Als de hele groep terug is, moet iedereen aan de enkels zijn samengebonden, en drie rondjes samen huppelen. Welke groep speelt dat als eerste klaar?

Zie bijlage 4


10 min

Zie spinnenweb!

4. Rupslopen Alle leden van de groep leggen de linkerhand op de schouder van degene voor hen en plooien het rechterbeen op zo'n manier dat degene die achter hen staat de voet van zijn voorganger met zijn rechterhand kan vasthouden. Als iedereen zo met elkaar verbonden is, moet de groep nu in een gezamenlijk ritme naar voor huppelen. Dat kunnen alle groepen eerst eens oefenen. Nu staan alle groepen naast elkaar. Op commando huppelen ze allemaal naar de eindlijn die op ca. 15 m ligt. Welke groep huppelt als eerste in zijn geheel over de eindlijn?

Zie bijlage 5


4. Genderspecifiek / genderspecifieke aspecten / overdracht naar specifieke vakken (aanbevelingen):  Vanwege het grote bewegingsaspect spreekt deze deze vorm van onderwijs vooral jongens aan.  Aan de andere kant, is er ook ruimte beschikbaar om meisjes te motiveren om meer te bewegen.

5. Variatiemogelijkheden, bijzonderheden: Voor elk spel zijn er max. 10 minuten voorzien. Mochten de groepstaken meer tijd vergen, dan kan een van de taken worden weggelaten (of geïntegreerd worden op een ander moment in de klas). Als de weersomstandigheden het niet zouden toelaten, dan kunnen de spelletjes ook worden uitgevoerd in de (sport) hal. In dat geval, zorgt men ervoor dat de kleine materialen zoals stokken, bladeren, etc. op voorhand worden voorbereid/ georganiseerde of worden vervangen door soortgelijke materialen.

6. Resultaten en ervaringen van de testphase In de aanloop hiervan moet erop gewezen worden dat de leerlingen geschikte kleding en schoenen meebrengen. De visualisatie van de spelletjes kan bijdragen tot de ondersteuning van het leerproces van de kinderen. Het is daarom raadzaam om foto's en afbeeldingen van wolven, jagers, etc. tonen aan de leerlingen. De geslachtssamenstelling van de leergroepen beïnvloedt het spel en het leerproces aanzienlijk. Jongens hebben veel meer plezier en vreugde in deze activiteit dan meisjes. Als ondersteuning van de leerkracht kan hij/zij een fluitje gebruiken.

Bijlagen: teksten, materialen, kopies, transparanten, bordschema's enz. Bijlage 1: Uitgangspositie en schematische beschrijving van het startspel. Bijlage 2: Beeldrijke beschrijving van opdracht 1. Bijlage 3: Beeldrijke beschrijving van opdracht 2. Bijlage 4:


Beeldrijke beschrijving van opdracht 3. Bijlage 5: Beeldrijke beschrijving van opdracht 4.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.