3 minute read
Column Han ten Broeke
Vechten tot de laatste Amerikaan
In 2016 dwong ik mezelf enkele lessen te formuleren voor een realistisch buitenland- en veiligheidsbeleid voor Nederland. Ten aanzien van militaire interventies concludeerde ik ;“damned if you do and damned if you don’t”. De afwezigheid van militaire interventies is immers een vrijbrief voor wetteloosheid, misdaden tegen de menselijkheid of eigen bevolking en grote terreuraanslagen, zoals 9/11. Maar militair ingrijpen in andere landen leidt tegelijk zelden of nooit tot het beoogde resultaat. Toch vraagt niemand aan de Amsterdamse politie of ze nu eindelijk eens een einde hebben gemaakt aan de georganiseerde misdaad. Die is er gewoon. En dat geldt ook voor de “War on Terror”, of eigenlijk tegen Islamterreur. Die is nooit ten einde, valt niet te echt te winnen, laat staan weg te bombarderen, maar moet toch gevoerd worden.
Advertisement
Niettemin werd ik vanaf 2016 veel kritischer op de redenen waarmee Nederlandse militairen werden uitgestuurd en formuleerde ik voor mijn partij (VVD) vier voorwaarden waaronder militaire missies konden plaatsvinden; 1) de doelen moeten helder en haalbaar omschreven staan en er worden geen einddata, maar eindstadia geformuleerd werden (“no end date, but end state”), 2) we accepteren dat we soms ergens zijn, simpelweg omdat we in een coalitie met bondgenoten opereren, 3) we geven de regering ruimte om de krijgsmacht in te zetten als een instrument voor een geïntegreerd en realistisch buitenlandbeleid ter bevordering van (vitale) Nederlandse belangen en tenslotte; 4) houden we als parlement afstand. Dus geen ‘leunstoelgeneraals’ in de Kamerbankjes die elke buitenlandse militaire missie optuigen met binnenlandse politieke waanbeelden over het vestigen van rechtsstaat en democratie. Hiermee uitgerust konden we de motieven van de regering voor militaire uitzendingen kritisch beoordelen en zouden we alert zijn op verwatering of “mission creep”.
Het leidde ertoe dat ik de “opbouwmissie” in Uruzgan consequent een “vechtmissie” noemde, omdat er immers een gevechtsbataljon, pantserhouwitsers en Apaches werden meegestuurd, terwijl de regering de nadruk legde op “schooltjes bouwen”. Voor mij was ook contact met lokale Afghaanse warlords denkbaar toen er vooral Nederlands geld ging naar saffraanprojecten. En ik vond onderhandelen met en bestuur door Taliban noodzakelijk toen de internationale gemeenschap alleen de Afghaanse regering in Kabul erkende. De “Taliban eronder en al-Qaida” eruit, was immers -na de vergelding voor de aanslagen op 9/11- het centrale doel van de aanwezige internationale militaire coalitie in ISAF. Ondanks dit realisme, moet ook ik nu erkennen dat de werkelijkheid na het desastreuze vertrek uit Kabul in augustus, mij dwingt een nog veel hardere les te trekken dan ik in 2016 al deed.
Keihard terugslaan na 9/11 en al-Qaida verdrijven was eigenlijk na twee maanden Amerikaanse militaire inzet al geslaagd. De operatie “enduring freedom” was in die zin een zuivere militaire missie (die ook voldeed aan de vier voorwaarden die ik hierboven aangaf). Daar hadden we het bij moeten laten. Toen in Den Haag nog helemaal niemand nadacht over een exit uit Afghanistan, vond de politieke legitimatie van de Taliban al plaats in Doha, februari 2020, waar de regering Trump vredesbesprekingen met hen voerde zonder daarbij de Afghaanse regering Ghani te betrekken. Feitelijk werd de ruggengraat van het centrale gezag toen al gebroken. Het mag niet verbazen dat lokale Afghaanse gouverneurs de snel oprukkende Taliban sindsdien hun sleutels gaven, of nog liever – hen de weg naar Kabul wezen.
De Doha-deal van Trump was een dekmantel voor een overhaast Amerikaans vertrek uit de laatste “forever war” die Obama niet aandurfde, waarvoor Trump de wankele basis legde en die Biden catastrofaal uitvoerde. Dat is een feitelijke vaststelling en geen kritiek op de Amerikanen. De VS laten zich terecht niet langer als een vermoeide sheriff naar elke achterbuurt van de wereld sturen en waarschuwen ons al jaren daarvoor. De beschuldigende vinger moet dus nu naar onszelf. Geen van de NAVO-partners stak immers de hand op om de geleidelijke terugtrekking van de Amerikanen de afgelopen vijf jaar op te vangen of te stoppen. Zoals altijd waren wij slechts bereid te vechten … tot de laatste Amerikaan.