S T A D N O C H L A N D DE RUIMTELIJKE ONTORDENING VAN NEDERLAND NAi U itgeve rs
1
S T A D N O C H L A N D 2
S T A D N O C H L A N D
Toen in 2004 de term ‘tussenland’ werd geïntroduceerd, werd daaronder verstaan al die terreinen die ontsnapt lijken aan de aandacht van planologen en die burgers zich hebben toegeëigend voor hun eigen, individuele projecten. Voor de publicatie Stad noch Land is aan het begrip ‘tussenland’ een bredere betekenis gegeven: er worden alle gebieden mee bedoeld die, doordat de regie vanuit de ruimtelijke ordening ontbreekt, geen stedelijk of plattelandskarakter hebben.
S T A D N O C H L A N D De ruimtelijke ontordening van Nederland Marcel van Ool (samenstelling)
LA ND IN DI CATO RE N TU SS EN
Van de plek bestaan geen accurate kaarten (en zeker geen toeristische kaarten) of de plek bevindt zich juist buiten het topografische kader van de kaart.
Tussen, naast, in en op (vaak verdwenen) oud gebruik ontstaan nieuwe activiteiten.
Er is sprake van restruimte. Ander gebruik dan oorspronkelijk bedoeld. Inventief gebruik van braakliggende grond.
Wat voor-en achterkant is van gebouwen en kavels is onduidelijk.
Adressen ontbreken of zijn onduidelijk.
Den Burg
Den Helder
Je kunt erin, maar of dat mag is onduidelijk. De ‘privé-openbaarfuik’: aan één kant kun je er wel in, aan de andere kant niet eruit.
Den Oever
Schlagen
Heerhugowaard
Hoorn
Alkmaar
Activiteiten die geen relatie met elkaar hebben, zijn naast elkaar te vinden.
Purmerend
Beverwijk IJmuiden
Wegen lopen vaak dood.
Zandvoort
Zaandam
HAARLEM AMSTERDAM Hoofddorp
0
25km
Amstelveen
Weesp Bu
Noordwijk aan Zee
Hil
TUSSENLAND KAART
Roodeschool
West-Terschelling Delfzijl
Dokkum
GRONINGEN Leeuwarden Harlingen
Hoogezand
Winschoten
Drachten
Sneek Assen
Stadskanaal
Heerenveen
Stavoren Lemmer Steenwijk
Emmen Hoogeveen
Emmeloord
Enkhuizen
Meppel Coevorden
Kampen Ommen
Zwolle
Lelystad
Nijverdal Almere
Harderwijk
Almelo
Epe
Oldenzaal ssum
lversum
Deventer Nijkerk
Hengelo
ENSCHEDE
Zandvoort
HAARLEM AMSTERDAM Hoofddorp
Amstelveen
Weesp
Bu Noordwijk aan Zee
H
LEIDEN
Er staan vaak ‘dixie toiletten’ en containers.
Maarssen
Alphen a. d. Rijn
Wassenaar
DEN HAAG Zoetermeer
Nieuwege
Gouda
Delft
UTRE
Woerden
Hoek van Holland Capelle a.d. IJssel
ROTTERDAM Schiedam
Vlaardingen Spijkenisse
Gorinchem
Zwijndrecht
DORDRECHT
Je loopt gemakkelijk overal dwars doorheen, gebruikt niet de gebaande paden.
Waalwijk Zierikzee
Oosterhout
BREDA
TILBU
Roosendaal Middelburg
Goes
Bergen op Zoom
Vlissingen
Breskens
Terneuzen
Je wordt er niet zelden weggestuurd, ofwel meteen, ofwel na een tijdje rondkijken en fotograferen. Er liggen oude sporen en wegen.
Er liggen buizen, stenen, hopen zand en dergelijke, maar daarmee lijkt, tijdelijk of voor langere duur, niet te worden gebouwd.
Het is gebruikelijk er een bedrijventerrein, hoogwaardig kantorenpark, congrescentrum, culturele instelling of pretpark te plannen, maar daarvan is vooralsnog niets te zien.
Mannen kunnen er gemakkelijk plassen, vrouwen juist niet.
Je ziet er vaak 4x4-wagens.
0
25km
Nijverdal Almere
Almelo
Epe
Harderwijk
Oldenzaal
ussum
Deventer
Hilversum
Nijkerk
APELDOORN
AMERSFOORT
Hengelo
ENSCHEDE
Zutphen
ECHTZeist Dieren
ein
Veenendaal
Ede
ARNHEM
Wageningen Culemborg
URG
Doetinchem
Zevenaar Tiel
NIJMEGEN Oss Cuijk
S’HERTOGENBOSCH Veghel Boxtel Venray Helmond
EINDHOVEN Veldhoven
Geldrop
Venlo
Valkenswaard
Weert Roermond
Sittard Geleen
MAASTRICHT
Heerlen Kerkrade
Vals
Winterswijk
Haansbergseweg 2, Rijen
VO OR W OO RD Nederland heeft internationaal de reputatie hét land van de succesvolle ruimtelijke ordening te zijn. Buitenlandse architecten, stedenbouwkundigen en sociaal geografen weten moeiteloos het verhaal te vertellen van de Hollanders die hun land op het water veroverden en het vervolgens inrichtten met minutieuze blauwdrukken in de hand. Zo was de strakke ordening van de Beemster al wereldberoemd ver voordat deze polder in 1999 op de UNESCO-Werelderfgoedlijst werd geplaatst. Buitenlandse studenten schetsen een historische lijn van de plannen uit 1628 voor de uitleg van Haarlem door Saenredam, via het Plan Zuid van Berlage naar de wederopbouwwijken in heel Nederland. Met name de Nederlandse naoorlogse ruimtelijke ordening wordt gezien als een instrument van de rijksoverheid om in allerlei sociaal-economische processen te sturen. Zo kon er een beeld ontstaan van een land vol frisse weiden met verre horizonten waaraan zeventiende-eeuwse steden opdoemen. Een land waar de problemen van de moderne tijd werden opgelost in goed gestructureerde uitbreidingswijken, verdichte binnensteden, een optimaal functionerend agrarisch gebied en een voor de natuur ingerichte ecologische hoofdstructuur. Maar de buitenlandse reputatie loopt achter op de werkelijkheid. ‘Nederland verrommelt’ is een veelgehoorde kreet in de binnenlandse media, evenals: ‘de ruimtelijke ordening is failliet’. Niet voor niets organiseerde het tvprogramma NOVA in de zomer van 2006 de verkiezing van de lelijkste plek van Nederland. Door ongecontroleerde bouw langs rijks- en snelwegen wordt Nederland een horizonloos land. Overal ontstaan ‘tussenlanden’: gebieden die noch de identiteit of het uiterlijk van de stad hebben, noch van het traditionele platteland en waar plaats is voor allerlei activiteiten die elders ‘niet kunnen’.
In dit boek wordt aan de hand van essays, foto’s, gedichten en gebiedsstudies onderzocht wat er aan de hand is met de Nederlandse ruimtelijke ordening. Moet er meer sturing vanuit de rijksoverheid komen? Is er nog een overkoepelend plan te bedenken? Of is dit alles niet nodig omdat de ontwikkelingen de burger juist veel meer vrijheid geven en hun eigen ruimtelijke kwaliteit opleveren? En, werd het niet tijd de Nederlandse regelzucht achter ons te laten? Met dit boek willen de makers, nog voordat er een mening gevormd is, de lezer aanzetten te gaan kijken, proeven, ruiken, kortom, verkennen, wat er zich nu afspeelt in het landschap. Want dat het Nederlandse landschap heel snel verandert staat vast, zeker op die plekken waar de stad ophoudt en het (platte)land nog niet begonnen is.
ir. C.J. Vriesman Algemeen directeur Staatsbosbeheer
S T A D N O C H L A N D 12
NEDERLAND
NEDERLAND Bevolking 2004 16.258.032 aantal personen
Inkomen
[gemiddeld]
29.200 euro
Werkzame personen 7.304.271
aantal personen
1996 > 2004 groei
18,60%
Bedrijvigheid 817.557
aantal bedrijven
1996 > 2004 groei
22,80%
Ruimtegebruik in ha. totale oppervlak 3.552.360 verkeer
bebouwd
semi-bebouwd
recreatie
landbouw
bos en natuur
binnenwater
buitenwater
13
BUITENLAND
112.894 318.226 47.334 88.683 2.325.273 478.272 124.040 2.575 578
VOORBEELDGEBIEDEN
HAARLEMMERMEER
TILBURG - BREDA
PARKSTAD LIMBURG
PROVINCIE LIMBURG
GEMEENTE HEERLEN
DE LOCHT EN OMGEVING
DE LOCHT
MAASTRICHT
AACHEN
PROVINCIE NOORD-BRABANT
GEMEENTE GILZE EN RIJEN
DORST EN OMGEVING
DORST BREDA
BREDA TILBURG
PROVINCIE NOORD-HOLLAND
GEMEENTE HAARLEMMERMEER
DE LIEDE EN OMGEVING
DE LIEDE
HAARLEM
S T A D N O C H L A N D
AMSTERDAM
RIJEN
IN LEIDING
NOG NIET MOOI Een korte geschiedenis van het tussenland
14
A a ro n B e t sk y
HERINNERING AAN HOLLAND
16
H e ndr i k M a r sma n
DENKEND AAN HOLLAND A no ni e m
17
STAD NOCH LAND De ruimtelijke ontordening van Nederland
18
M a rce l v a n O o l
ESSAYS
TUSSENLAND
R a i ne r Jo ha nn e n Ke r st e n N a b i e l e k
28
ZELFKANT Si mo n Ve st di j k
41
HEROVER TUSSENLAND!
42
H e r ma n V ui j sj e
Tra cy M e t z
PLOAP’S EN PLOBP’S
46
JOYCE ROODNAT WANDELT DOOR TUSSENLAND
50
Jo yce R o o dna t
III
57
J a n Ei j k e l b o o m
VOOR BEEL DGEB I EDEN 1
PARKSTAD LIMBURG 60 STAD NOCH LAND IN DE LIMBURGSE PARKSTAD 6 6
R a i ne r Jo ha nn , Ke r st e n N a bi e l e k , M a rc e l v a n O o l
Sa sk i a de Jo ng
N AWER K
PERSONALIA COLOFON
2 TILBURG-BREDA 80 TILBURG-TUSSENLAND-BREDA 8 6 R a i ne r Jo ha nn , Ke r st e n N a bi e l e k , M a rc e l v a n O o l 3 HAARLEMMERMEER 100 BOESINGHELIEDE EN DE LIEDE 106 Haarlemmermeer ontordend R a i ne r Jo ha nn , Ke r st e n N a bi e l e k , M a rc e l v a n O o l ONDER WEG 121
124 125
INHOUDSOPGAVE
NO G NI ET M OO I nis Ee n ko rte ge sc hie de va n he t tu ss en lan d
Aar on Bet sky
Dit is een oproep om even stil te staan bij iets wat de aandacht niet waard lijkt te zijn. Het is een momentopname van iets wat ‘tussen’ is. Want wat stad noch land is heeft een eigen schoonheid. Daar waar de rationele wereld van urbaniteit overgaat in de bucolische idylle van het plattenland is de plek van de collage. Het is een werkelijkheid die altijd in verandering is, waar een keur aan materialen en vormen bij elkaar komt, en waar een rommelige vrijheid alles mogelijk schijnt te maken. Noch de ordelijkheid van baksteen, het grid van glas en staal, de logica van de straat, noch de voortdurende krommingen en zwellingen van een landschap dat zich naar vergezichten opent in een waas van groen lonkt hier, maar een heterogene opeenstapeling van gewoon van alles. Het tussenland is op de keper beschouwd gewoon nog niet af. Het is braakliggend terrein, een gebied in wording dat spoedig wel degelijk stad zal zijn, of dat zal terugkeren tot de natuur als klimop, onkruid, gras en jonge bomen hun werk hebben gedaan. Maar juist dat onaffe heeft een zekere aantrekkingskracht. ‘A building under construction is much more beautiful then when it is finished’, zei de architect Frank Gehry in 1980. Maar in de Renaissance al was het begrip ‘infinito’ populair. Door aan te geven dat een gebouw nog niet af was, kon een architect als Alberti tegelijkertijd een memento mori bouwen en laten zien dat hij voortbouwde op een vitale, klassieke cultuur. Sebastiano Serlio stelde in 1546 zelfs een hele ‘scène’ van deze onaffe wereld voor: tegenover de ‘tragische’ scène van de klassieke architectuur die belangrijke daden en actoren hun plaats gaf, en de ‘komische’ scène van het dagelijks leven, zette hij de ‘satirische scène’: een gebied met bomen en kolommen die ruïnes zouden kunnen zijn, of de bouwblokken voor een nieuwe samenleving, bewoond door satyrs. Tegenwoordig
zien onze bouwvallen en bouwmaterialen er niet zo mooi uit, en zijn onze satyrs vervangen door auto’s die gesloopt of omgebouwd worden, maar de satirische scène kan nog steeds werken als een alternatief voor de tragiek van belangrijke daden en het komische van het dagelijks leven. Georges Bataille noemde het in 1929 ‘l’informe’: iets dat nog niet of juist niet een duidelijke vorm had bereikt. Het ‘ongevormde’ is vies, wars van de regels van de esthetiek, maar ook weer niet organisch en eerlijk. En dat is juist de reden waarom het elke poging om het in te lijven, te evalueren of zelfs te gebruiken, frustreert. Het is daarom echte kunst, dat wat niet gebruikt, niet geconsumeerd, en zelfs niet bewaard kan worden. Het is vergankelijk en bijna onmogelijk om er de vinger op te leggen. Aan het eind van de vorige eeuw werd het herontdekt door critici als Rosalind Krauss en Yves-Alain Bois en probeerde het Centre Pompidou in Parijs het in 1996 alsnog in een grote tentoonstelling met die naam (‘L’informe: mode d’emploi’) in te lijven. Eerder hadden schrijvers als Guy Debord er al een ruimtelijke versie van proberen te verzinnen door middel van de ‘dérive’, het dwalen door de stad en vooral door de randen ervan. Maar niemand kon komen tot een definitie van de niet-gevormde ruimte. Toch bestaat er een kunsthistorische term die het tussenland goed definieert: collage. Een collage is een samenraapsel van heterogene elementen die door hun compositie op een plek een betekenis krijgen. Een collage is nooit af, ze heeft geen begin en geen eind. In Collage City propageerde Colin Rowe (met Fred Koetter) er al in 1975 de stedelijke versie van. Hij probeerde hiermee tevens een alternatief te vinden voor de totaliserende tendensen van het modernisme, zonder daar historische ordes voor in de plaats te zetten. Veel van zijn studenten kregen door Collage City belangstelling voor nieuwe modellen van stedelijkheid, modellen
S T A D N O C H L A N D 16
17
stukjes en beetjes van onze samenleving die normaal verborgen zijn in gebouwen of ruimten en die daarom nooit zichtbaar zijn. Dat alleen al geeft het tussenland een kwaliteit die de moeite waard is. Die gewone, rommelige werkelijkheid die onopgesmukt voor ons staat, laat ons zien waar onze wereld van gemaakt is, waaruit ze bestaat en waar ze misschien naar toe gaat. Mooi is het tussenland beslist niet, en bewaard of gekoesterd moet het zeker niet worden. Maar bekeken, berekend, getekend en beschouwd moet het zeker worden. Dat hebben wij hier proberen te doen. Het is stad noch land, en van dat ‘noch’ kunnen we veel leren.
INLEIDING
die niet uitgingen van een centrum en ommelanden, maar van een serie ‘nodes’ die samen in een ‘carpet landscape’ orde zouden scheppen. De zogenaamde ‘L.A. School’ rond Ed Soja verkondigde dat de suburbaniteit die in een gebied als het zuiden van Californië overheerst, een alternatief zou kunnen vormen voor de gesloten vormen van de stad. Mike Davis, een student van Soja, vond juist in de rafelranden van die stedelijke lappendeken, in zijn City of Quartz (1990), de resten van utopische experimenten en ‘pockets of resistance’ tegen gebouwde vormen die door het grootkapitaal waren gevormd. In de afgelopen paar decennia is er steeds meer interesse juist voor het illegale en onaffe karakter van het tussenland. De plaats waar illegale of ‘vreemde’ seks plaatsvindt, waar drugs worden gefabriceerd en waar gestolen auto’s worden omgebouwd, is juist ook de plek waar vrije gemeenschappen en onverwachte verbanden kunnen ontstaan. Het is juist de plek waar ongemerkt allerlei soorten experimenten plaatsvinden, om weer te verdwijnen zodra het gebied ontwikkeld wordt of zodra de overheid die activiteiten gaat verbieden en er weer een veilig platteland van wil maken. Maar het is nu ook duidelijk, zoals het werk van fotografen als Bas Princen laat zien, dat er niet alleen illegaliteit en experiment in het tussenland te vinden zijn, maar juist de gewone dingen en activiteiten die nergens anders een duidelijke plek hebben. Het gebrek aan een duidelijke context maakt zelfs een normaal huisje van baksteen met een keurig, schuin dak, of de schroothoop ernaast, tot iets dat op zichzelf staat en daarom opgemerkt kan worden. De ene overgebleven en niet-gesnoeide knotwilg komt meer tot zijn recht als hij naast een enorm reclamebord van een tapijtpaleis staat dan in rijtjes aan het water. En het crossen, midgetgolfen en handel drijven met allerhande spullen: het kan daar, en het kan daar ook gezien worden. Het zijn allemaal
HERINNERING AAN HOLLAND Denkend aan Holland zie ik breede rivieren traag door oneindig laagland gaan, rijen ondenkbaar ijle populieren als hooge pluimen aan den einder staan; en in de geweldige ruimte verzonken de boerderijen verspreid door het land, boomgroepen, dorpen, geknotte torens, kerken en olmen in een grootsch verband. De lucht hangt er laag en de zon wordt er langzaam in grijze veelkleurige dampen gesmoord, en in alle gewesten wordt de stem van het water met zijn eeuwige rampen gevreesd en gehoord. Hendrik Marsman, 1936
Denkend aan Holland Denkend aan Holland zie ik brede autobanen onstuitbaar door oneindig steenland gaan, rijen onaantastbare limousines als dooie torren langs de bermen staan; en in de razende ruimte verzonken de wegenwachters verspreid door het land, benzinepompen, garages, gesloopte steden, fabrieken en hekken in een strak verband. de lucht hangt er laag en de zon wordt er langzaam in gore eentonige dampen gesmoord, en in alle gewesten wordt de dreun van benzine met zijn eeuwige stanken gevreesd en gehoord. Anoniem Opgenomen in: Het Land der Lettereren – Nederland door schrijvers en dichters in kaart gebracht, samengesteld door Adriaan van Dis en Tilly Hermans (Amsterdam Meulenhoff, 1982)
STAD NO CH LA NDde nin g
De ru im tel ijk e on tor va n Ne de rla nd Mar cel van Ool
De begrippen stad en land zijn niet los van elkaar te zien. Het ene is namelijk niet zonder het andere te definiëren. Dat ligt niet alleen aan het feit dat ze elkaars contrast vormen en dat het verschil ertussen uit te leggen is in kwantitatieve aanduidingen (meer of minder groen, hogere of lagere bevolkingsdichtheid, meer of minder culturele voorzieningen), ze maken ook elkaars fysieke grens uit. In de Van Dale vinden we bij het lemma stad het volgende: ‘(…) 2 een (ommuurde) plaats die een eigen bestuurs- en rechtskring vormde (volgens een bepaald, aan haar verleend recht, een privilege, afgescheiden van en in tegenstelling tot het platteland); – als administratieve eenheid of gebied en (m.n. hist.) als rechtsgebied: dit gehucht behoort nog tot de stad; stad en lande, Groningen en Ommeland 3 grote samenhangende bebouwing, ingedeeld in straten, tgov. dorp: ik woon liever in de stad dan op een dorp; de oude stad, het deel van de stad binnen de vroegere wallen, resp. singels (waar nooit wallen geweest zijn: de stad van ca. 1850).’ En bij platteland: ‘(…) het open veld, het buiten de steden gelegen land dat minder dichtbevolkt is’. Eenvoudig gezegd: het één begint waar het ander ophoudt. Althans zo staat het in het woordenboek en zo leren kinderen het op school. Die kinderen leren ook hoe enorme metropolen ontstaan doordat steden een economische en sociaal-culturele ‘aanzuigende werking’ hebben op de bevolking van het platteland. Zo kan een kleine stad omringend platteland opslokken en uitgroeien tot een grote stad. Dat het zó simpel niet meer is in Nederland zullen diezelfde kinderen merken als ze een schoolreisje per trein maken, stel van Utrecht
S T A D N O C H L A N D
01 C.P. Veerman, speech bij het 75-jarig bestaan van de Federatie Welstand, www9.minlnv.nl.
naar Haarlem. Met de blik vooruit reizend zullen ze aan hun linkerhand ter hoogte van Abcoude de stedelijke horizon van de stad Amsterdam wel heel snel zien opdoemen. Hoort Abcoude bij de metropool Amsterdam? Of is de smalle strook groen ertussen voldoende om Abcoude nog platteland te noemen? Aan hun rechterhand is de situatie gelukkig nog hoe ze het geleerd hebben: de laatste open polder en dan de eerste huizen van de stad. Het een is groen, het ander rood, net als op de kaart. Verder reizend naar Haarlem zullen ze aan hun rechterhand ook echt platteland ontwaren. Aan hun linkerhand echter loopt parallel aan het spoor een snelweg met veel bebouwing erlangs. Amsterdam is aan Halfweg gegroeid en Haarlem óók. Af en toe is er dan nog een glimp groen te ontwaren. Dit fenomeen, waarbij twee steden naar elkaar toe groeien zonder landelijke buffer ertussen, blijft niet beperkt tot Amsterdam en Haarlem. We zien het overal in Nederland, tussen Den Haag en Delft, tussen Breda en Tilburg, tussen Sittard en Geleen. Daarbij komt ook nog dat er, in de woorden van minister Veerman, ‘overal in Nederland gebieden langs de rijkswegen zijn die zich kenmerken door een treurig stemmend rijgsnoer van harteloos ontworpen bedrijfsen kantoorpanden.’1 Waar zijn we dan aanbeland? Stedenland? Landstad? Hoewel beide begrippen incidenteel gebruikt worden is de term ‘Parkstad Nederland’ gangbaar geworden. Onder deze titel publiceerde de Volkskrant in 2002 een serie interviews met hoogleraren, beleidsen plannenmakers en bewoners van deze Parkstad. Auke van der Woud, destijds hoogleraar geschiedenis van de architectuur en stedenbouw aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, is misschien wel het stelligst: ‘De stad confisceert het platteland, van tegenstelling tussen stad en ommeland is nauwelijks nog sprake.’2 Van der Woud schetst een toekomstig Nederland als een
02 J. Kadijk, serie ‘Parkstad Nederland’, de Volkskrant, 8 januari tot en met 8 juli 2002.
20
21
dichtbevolkt stedelijk gebied met korte verbindingen. De landbouw is er dan zo goed als geheel uit verdwenen. De hoogleraar ziet dit niet als een mogelijk scenario, maar als een onomkeerbaar en autonoom proces. Als Van der Woud gelijk heeft, en de statistische gegevens sinds 2002 duiden hier wel op, betekent dit twee dingen. Ten eerste: de ruimtelijke ordening als instrument biedt niet genoeg grip op de werkelijkheid om de doelstellingen te realiseren die de overheid zich gesteld had. Ten tweede: het is de eerste maal in de cultuurgeschiedenis dat de dichotomie stad–land niet meer bestaat. Om met dit laatste te beginnen: het vroegste teken dat we kennen voor ‘stad’ is een Egyptisch hiëroglief die bestaat uit een cirkel met een kruis erin. En in essentie wordt hier, in beeldschrift, hetzelfde weergegeven als in de definities uit de Van Dale. De stad bestaat uit een grote samenhangende bebouwing, ingedeeld in straten (het kruis), afgescheiden van het platteland (de cirkel vormt de begrenzing). Om onze omgeving zó te zien, in stad of land, is dus al duizenden jaren oud en verankerd in ons denken, onze talen, kortom onze cultuur. Als dit heldere onderscheid wordt opgeheven, is dit zeer ingrijpend en historisch gezien zonder weerga. Het is slechts in bijbelse of mythologische tijden dat het verschil tussen stad en land niet bestond. In het bijbelse paradijs, waar de mens ‘al het groene kruid tot spijze’ was, bestond geen stad en ook geen platteland. De hof van Eden waarin God de mens plaatste, diende weliswaar ‘bewaard en bewerkt’ te worden, maar een beeld van wat als platteland kan worden aangemerkt, komt pas na de zondeval. God heeft dan de aarde vervloekt en hij spreekt tot de mens: ‘al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft en doornen en distelen zal hij u voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten (…)’3 Voorwaar een oerbeeld van het platteland! Ook bij de klassieken, van Hesiodus (8ste
eeuw v.Chr.) tot Seneca (1ste eeuw n.Chr.), komen we het beeld tegen van een soort voortijd, de Gouden Tijd genoemd, waarin de mens in een dusdanige harmonie met zijn omgeving leefde dat land- en stedenbouw geen noodzaak waren. De aarde was van zichzelf zo vruchtbaar dat er meerdere malen per jaar rijkelijk van geoogst kon worden. Het is in Lucretius’ De rerum natura (Over de aard van de dingen, 1ste eeuw v.Chr.) dat die Gouden Tijd enigszins ontmythologiseerd wordt en dat er een historische lijn uitgezet wordt die de ontwikkeling weergeeft van de voortijd – die bij Lucretius niet paradijselijk is maar duidelijk barbaarse trekken heeft – via de ontdekking van het vuur en de uitvinding van werktuigen, naar een sedentaire landbouwsamenleving met veeteelt en akkerbouw. En vervolgens: ‘steden begonnen de vorsten te stichten en burchten te bouwen’. Lucretius beschrijft ook hoe vanaf dat moment goud- en eerzucht hun intrede doen. Hiertegenover staat het land, dat de mensen steeds verder in bezit nemen:
03 Bijbel, Nederlands Bijbelgenootschap, Haarlem 1989.
04 Lucretius. Over de natuur, vertaald door Aeg. W. Timmerman, bezorgd en ingeleid door P.H. Schrijvers (Amsterdam: Polak en van Gennep, 1984).
‘(…) zij dwongen de bossen iedere dag hoger de berg op te klimmen en ’t land daar beneden wijdden zij aan cultivering opdat zij op helling en vlakten graanvelden, meren en beken, verblijdende wingerds en weiden zouden bezitten en ’t blauw der olijven als duidelijke scheiding tussen de akkers kon lopen en voortgolven over de velden, dalen en heuvels, zodat gij nu alles in wisselende schoonheid afgepaald ziet, vercierd door een lieflijke boomgaard daartussen, rondom met struiken ompoot, met de heerlijkste vruchten gezegend.’4
En ten slotte concludeert Lucretius dat de mensen leefden ‘binnen een heining van krachtige wallen. Bebouwd werd de bodem, onderverdeeld en gescheiden’ en binnen deze schikking konden de kunsten ontstaan. Het klinkt bijna als een ‘eind goed al goed’verhaal. Misschien wel omdat de aloude ordening die eruit spreekt ons zo geruststelt. Want als het verschil tussen stad en land wordt opgeheven door totale verstedelijking is dat haast even onvoorstelbaar als het tegenovergestelde: totale terugwerping naar
een ongecultiveerde wildernis. De vergelijking is echter minder vreemd dan ze lijkt en de uitersten raken elkaar in de uitdrukking urban jungle. Nu zal Parkstad geen algehele urban jungle zijn. Het is tot nu toe eerder een genivelleerd geheel met soms een landelijker en soms een stedelijker karakter zonder dat er sprake is van echt stad of land of – en dit baart veel cultuurhistorici grote zorgen – duidelijke regionale verschillen. Terwijl het echte platteland in rap tempo verstedelijkt, blijven we ons echter een beeld vormen van een idyllisch buiten. Het platteland zit in ons hoofd. Dat verklaart ook de nostalgische zweem van ‘langs het tuinpad van m’n vader’ bij de boerderettes, retro-pastoriewoningen en nieuwe jarendertig-tuindorpen die op veel plaatsen in Nederland verschijnen – daarmee overigens de droom van rust, ruimte en ongereptheid verder om zeep helpend. Van der Wouds eerste punt, dat het verdwijnen van het platteland een autonoom proces is, wordt in de media vaak vertaald in de slogan ‘de ruimtelijke ordening is failliet’. Hiermee wordt bedoeld dat de rijksoverheid zich decennialang heeft bediend van nota’s die sturend moesten werken op de inrichting van Nederland, zonder erin te slagen één van de belangrijkste doelstellingen – het openhouden van het platteland – te realiseren. Als we bijvoorbeeld de Derde Nota over de Ruimtelijke Ordening (1976) erop naslaan, lezen we dat toen onder meer de uitgangspunten waren dat: - in de directe omgeving van ecologisch waardevolle gebieden die gevoelig zijn voor betreding, omzichtig tot in het geheel niet wordt verstedelijkt. En: - geen verstedelijking plaatsvindt in gebieden met een vanuit nationaal of regionaal gezichtspunt zeldzame variatie in de ruimtelijke opbouw van het landschapsbeeld.
S T A D N O C H L A N D
05 Nota Ruimte. Ruimte voor ontwikkeling (ministeries van VROM, LNV, VeW, EZ, 2004).
En: - evenmin verstedelijkt wordt in gebieden met een hoge cultuurhistorische waarde. De Vierde Nota Extra maakte vervolgens de grootschalige Vinex-wijken mogelijk, die de uitgangspunten zoals hierboven beschreven behoorlijk aantasten. De Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening, waarin een expliciet pleidooi voor duidelijke rood-groene grenzen was opgenomen, werd vervolgens nooit vastgesteld door de Kamer en de laatste Nota Ruimte uit 2005 (met de veelzeggende ondertitel Ruimte voor ontwikkeling) concludeert: ‘Landbouwkundige ontwikkelingen, verstedelijking en de aanleg van infrastructuur hebben Nederland de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Deze ontwikkelingen hebben op verschillende plaatsen geleid tot “verrommeling” en nivellering van het landschap.’5 De regiefunctie voor veel ruimtelijke ordeningszaken wordt in de Nota Ruimte bij de provincies en gemeenten gelegd. Deze decentralisatie leidde tot onomwonden kritiek van Dirk Sijmons, rijksadviseur voor het landschap: ‘Op zich ben ik niet tegen dat adagium: decentraal wat kan, centraal wat moet. Maar als ik dan in Den Haag kom: ”ik wil even wijzen op iets wat dan centraal moet”, dan is er niemand thuis. Terwijl een van onze typische karakteristieken toch is dat in Nederland ordening een deel van de cultuur is.’6 Voorzichtig begint nu het debat op gang te komen over ‘re-centralisatie’ en de rijksoverheid wordt door allerlei organisaties opgeroepen weer veel sturender op te treden, mét oog voor ruimtelijke kwaliteit. Volgens velen is de slogan ‘trek de groene grens’ uit 2001 (toen door Milieudefensie gepubliceerd met steun van 700 organisaties) nog steeds valide in de strijd tegen aantasting van open ruimte, landschapsschoon, milieukwaliteit en biodiversiteit.
06 H. Vuijsje, Neerlands dierb’re grond. Hoe keren we de bedreiging van ons landschap? (Driebergen: Staatsbosbeheer, 2006).
22
Zeker in een tijd waarin zich allerlei nauwelijks te controleren processen voordoen, zoals globalisering, individualisering en het ontstaan van een footloose samenleving, wordt de roep om een plan sterker. In de media wordt rechtstreeks het woord gericht tot de ministers om grip te krijgen op de aanstaande onttakeling van de Nederlandse landbouw (die het zonder Europese subsidies niet redt) en die een enorm ruimtelijk vacuüm zal achterlaten. Ook hier weer de roep om een plan, want zonder ligt er een scenario voor complete wildgroei. Maar er zijn ook andere geluiden. Zo weigert David Hamers van het Ruimtelijk Planbureau (RPB) de stelling te onderschrijven dat ‘het open landschap dichtslibt’ en dat er op ‘veel plaatsen spannende contrasten tussen stad en land plaatsmaken voor identiteitsloze linten’.7 Wel onderstreept hij dat Nederland er langs de snelwegen een potje van maakt, maar verder hebben we in onze binnensteden en in het landelijk gebied een ruimtelijke ordeningstraditie om trots op te zijn. Bij het Ruimtelijk Planbureau lijkt men überhaupt minder treurig gestemd over de ontwikkelingen in Nederland. In 2004 bracht het RPB de publicatie Tussenland uit. Bijna iedereen kent wel een tussenland, de term duidt namelijk die gebieden aan die niet echt stad of platteland zijn en waar allerlei bedrijvigheid heerst die er niet gepland is. We kunnen hierbij denken aan bijvoorbeeld ‘de autosloperij naast de witgoed-reparatiehal naast de caravanstalling naast het Shetlandpony-weitje naast het pompoen-uit-eigentuin-verkooppunt’, allemaal op de plek waar eigenlijk een bedrijventerrein had moeten verrijzen, maar waar dat er nog niet (helemaal) van gekomen is. In de publicatie Tussenland wordt dit fenomeen zeker niet afgedaan als eenvoudigweg ‘verrommeling van het landschap’. De auteurs wijzen op het creatieve en ‘bottom up’-karakter van het tussenland dat ontsnapt
07 ‘In stelling: de bebouwing langs de snelweg is exemplarisch voor de verrommeling van Nederland’, Bouwend Nederland Podium, jrg., 2, 18 mei 2006.
23
is aan de rigide maakbaarheids-gedachte van waaruit de overheid jarenlang de ruimtelijke ordening in een keurslijf perste. In Tussenland wordt Jochem de Vries geciteerd, die de scheiding tussen stad en land verwerpt als een geloofsartikel dat vernieuwing in de weg staat. En planoloog Ton Kreukels wijst erop dat de overheid de processen van vraag en aanbod te zeer in de weg kan zitten. De gemiddelde ecoloog, overigens niet aan het woord in Tussenland, zou hier echter onmiddellijk tegen inbrengen dat de overheid juist te veel vrijheid geeft aan die processen. In 2005 haalde het RPB ook weer de term ‘landstad’ van stal in een warm pleidooi voor het realiseren van landelijke woonomgevingen in de nabijheid van de stad. De auteurs van het RPB bepleiten nieuwe planologische en juridische kaders ‘met grotere vrijheden op verschillende ruimtelijke schaalniveaus’.8 De ontwikkeling van natuur en landschap zou ermee gebaat zijn, wordt als (bijkomend) voordeel opgevoerd. De aanleiding ligt echter ergens anders: ‘Vele woonconsumenten beschouwen woonmilieus waarin de nabijheid van voorzieningen, werk en vervoer wordt gecombineerd met een rustige, ruime, groene en dorpse woonomgeving als ideaal. Dergelijke woonmilieus zijn evenwel schaars.’ En dat is onbevredigend voor de woonconsument. Misschien raken we hier wel de kern van wat er in Nederland op het gebied van de ruimtelijke ordening aan de hand is. Ondanks alle planvorming waarin rekening wordt gehouden met kwaliteiten als openheid, schoonheid en diversiteit is er een overruling factor in het spel en dat is ons economisch systeem. Het kapitalisme functioneert als een magische machinerie die ooit in gang is gezet en die nooit meer te stoppen is geweest. Het systeem vereist voortdurende groei (‘stilstand is achteruitgang’) en moet daarom blijvend een vraag
08 Ruimtelijk Planbureau, De LandStad. Landelijk wonen in de netwerkstad (Rotterdam/ Den Haag: NAi Uitgevers/RPB, 2005).
Het is 1860. Terwijl de steden in Engeland, België en Duitsland door de industriële revolutie explosief groeien, heerst er in Nederland nog een relatieve rust. De steden liggen binnen de stadswallen en kennen vaak een eigen tijdsysteem, een eigen rechtssysteem en een eigen belastingstelsel. Het buitengebied van Nederland is, met uitzondering van de polders en droogmakerijen in het westen, grotendeels nog woeste grond. De eerste spoorlijnen en kanalen zijn echter de voortekenen van de grote veranderingen die zullen komen.
S T A D N O C H L A N D
© MUST stedebouw, Amsterdam 2004 De twee afgebeelde kaarten zijn onderdeel van een reeks van 6 (1860, 1890, 1920, 1950, 1980 en 2010). Deze reeks maakte deel uit van de expositie ‘Hybrid Landscapes’, de inzending van het Nederlands Architectuurinstituut voor de Architectuurbiënale Venetië 2004.
24
Het wordt 2010. Nederland is dan ingrijpend veranderd. De haven van Rotterdam, de grootste ter wereld, is vanwege ruimtegebrek nog verder uitgebreid in de Noordzee. Schiphol, ĂŠĂŠn van de grootste luchthavens van Europa, beheerst vrijwel alle onbebouwde ruimte in de regio van Amsterdam. Nieuwe woonwijken voorzien in de blijvende behoefte aan grotere woningen. Agrarische gebieden zijn door de toenemende internationale concurrentie vrijgekomen voor ander gebruik. Hier zijn nieuwe woon- en werkgebieden ontstaan, goed ontsloten door het snelwegennet. Het agrarisch gebied is echter het meest veranderd door de aanleg van nieuwe natuur- en recreatiegebieden. Overal in het land wordt de stedelijke groei gecompenseerd met nieuwe regionale parken, natuurreservaten, waterberging en ecologische structuren. Het heldere onderscheid tussen stad en land dat 150 jaar geleden nog duidelijk zichtbaar was op de kaart is in 2010 definitief verdwenen. Nederland is een volledig gecultiveerd hybride stadslandschap geworden.
25
creëren. Dat gebeurt door een constant appèl te doen op de menselijke drang behoeften te bevredigen. In negatievere bewoordingen: ontevredenheid en hebzucht zijn nodig om de machinerie te laten draaien. Afhankelijk van de kleuring van het kabinet wordt er meer of minder ingegrepen in dit proces van groei, maar groei zal en moet er zijn. En hoe die groei zich in het landschap vertoont, is door Herman Vuijsje wel eens vergeleken met een pointillistisch schilderij. Kees Vriesman, directeur van Staatsbosbeheer, spreekt van een confettilandschap: ‘Overal waar een stip ligt ga je bouwen. Als je erdoorheen loopt, ervaar je nooit meer rust, leegte, stilte, duisternis.’9 In Nederland liggen immers zo veel stipjes op een relatief klein gebied dat, wanneer deze ook nog eens allemaal gaan groeien, ze elkaar vrij snel zullen raken of elkaars horizon verdoezelen. En waar de stipjes elkaar niet raken, en er groene ruimte tussen ligt, moeten we ons wel heel goed afvragen wat dat groen dan is. Snijmais? Engels raaigras? De landbouw is tenslotte net zo goed deel van de economische machinerie en de vereiste groei heeft op veel plaatsen geleid tot soortenarme, overbemeste en uniform verkavelde landschappen. De schrijver Willem van Toorn wijst ook regelmatig op de ruimtehonger die het gevolg is van de ‘altijd maar doorgaande groei’. Hij zegt: ‘(…) hoe het landschap verandert, en waarom, is een zaak die we niet kunnen overlaten aan het kortetermijn winstbejag van vrije jongens en aandeelhouders; dat is een zaak die ons allemaal aangaat. Het is tenslotte niet ons landschap, het is een landschap waar we tijdelijk rentmeester over zijn. En om dat rentmeesterschap gewetensvol te kunnen uitoefenen, is het van het grootste belang dat de regie teruggaat naar de rijksoverheid en dat er eens een werkelijk groot politiek debat over het landschap op gang komt.’10
S T A D N O C H L A N D
09 H. Vuijsje, op. cit. (zie noot 6).
Sommigen wachten dit debat niet af. Om te voorkomen dat gebieden die volgens haar zeer open horen te zijn dichtslibben, is een organisatie als Staatsbosbeheer zelfs bereid gebieden uit te wisselen om verdergaande bebouwing elders te voorkomen. Eric Wanders, regiodirecteur Noord licht dit toe: ‘Staatsbosbeheer wil daaraan meewerken (…) De organisatie is bereid een deel van haar eigendom bij Lauwersoog prijs te geven als daar de komst van andere gronden, die nu gevaar lopen, tegenover staat. Dat is jammer van onze orchideeënweitjes bij Lauwersoog, maar dergelijke keuzes zijn onvermijdelijk.’11 Daarmee zijn de orchideeënweitjes in hun inruilwaarde een metafoor voor het hele Nederlandse landschap. En ondertussen liggen aan het Lauwersmeer een paar ‘stipjes’ van waaruit verder gebouwd kan worden. Er is dus niet alleen iets beschermd, er is ontegenzeggelijk ook iets verloren. En dit gebeurt keer op keer op keer. Na verloop van tijd zit het verlies dan niet meer alleen in openheid of biodiversiteit, we verschralen ook onze hele cultuur. Neem een van de mooiste natuurbeelden uit de Nederlandse literatuur, het middeleeuwse Bloemkens blauw staen int coren. Het beeld dat deze woorden oproepen is duizenden jaren oud. Al sinds de vroege landbouw van het neolithicum stonden er korenbloemen tussen het graan. Ze verdwenen grotendeels pas in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw. Dit betekent dat er nu al een generatie is in Nederland – die van dat schoolreisje van Utrecht naar Haarlem – voor wie ‘Bloemkens blauw staen int coren’ niets meer met de eigen ervaring te maken heeft. Wel kan de parkstedeling voor zwaar veredeld korenbloemzaad (‘voor tuin en balkon’) terecht in de grote supermarkten, sommige tankstations en in de megatuincentra. Stad noch land, inderdaad.
10 W. van Toorn, ‘Een kleine stad’, De Blauwe Kamer 2, 2006.
26
Geraadpleegde literatuur T. Bade en M. De Rijk, ‘Lag er maar ijs op de boerensloten’, Trouw, 17 juni 2006. Bijbel, Nederlands Bijbelgenootschap, Haarlem 1989. R. Boomkens en E. van Zandt, The city, yesterday, today and tomorrow (Londen: Aldus Books, 1974). ‘In stelling: de bebouwing langs de snelweg is exemplarisch voor de verrommeling van Nederland’, Bouwend Nederland Podium, jaargang 2, 18 mei 2006. H. van der Cammen en L. Klerk, Ruimtelijke ordening van grachtengordel tot Vinex-wijk (Utrecht: Het Spectrum, 2003). Derde Nota over de Ruimtelijke Ordening, deel 2 Verstedelijkingsnota, deel 2a Beleidsvoornemens over spreiding, verstedelijking en mobiliteit (’s-Gravenhage: ministerie van VROM/Staatsuitgeverij, 1976). P. Emmer, ‘Zonder economische groei is iedereen slechter af’, NRC Handelsblad, 24 en 25 juni 2006. C.J. Glacken, Traces on the Rhodian Shore. Nature and Culture in Western Thought from Ancient Times to the End of the Eighteenth Century (Berkeley/Los Angeles: University of California Press,1967). D.T. Herbert en C.J Thomas, Cities in space city as place (Londen: David Fulton Publishers, 1970). Hesiodus. Werken en Dagen. Een leerdicht uit omstreeks 700 voor Christus, gevolgd door De wedstrijd tussen Homerus en Hesiodus, een literaire legende uit de tweede eeuw na Christus, vertaald door dr. W. Kassies (Leiden: Dimensie, 1989). R. Hillebrand, Nederland Parkstad, het failliet van de ruimtelijke ordening zie www.leiden.pvda.nl, 23 maart 2004. Tj.H. Janssen (red.), Heel de wereld beschreven, Lucretius, Philo en anderen over kosmos, aarde en mens (Amsterdam: Boom, 2000). J. Kadijk, serie ‘Parkstad Nederland’, de Volkskrant, 8 januari tot en met 8 juli 2002. G. Komrij, In Liefde Bloeyende, de Nederlandse poëzie van de twaalfde tot en met de twintigste eeuw in 100 en enige gedichten (Amsterdam: Bert Bakker, 2000). C.M. van der Lee en S.H. Visser (red.), Hybride landschappen: van prognose naar agenda (Baarn: Kasteel Groeneveld, 2006). J. Leenes, ‘De natuur is van iedereen’, interview met Eric Wanders, in: Noorderbreedte, jrg. 30, nr. 2, maart-april 2006. Lucretius. Over de natuur, vertaald door Aeg. W. Timmerman, bezorgd en ingeleid door P. H. Schrijvers (Amsterdam: Polak en van Gennep, 1984). W. Minderhout, e.a., De vele dimensies van de netwerkstad, zie www.transformaties.org, eerder verschenen in Levende Stad, tien essays over de netwerkverstedelijking (‘s-Gravenhage: VROM, december 2001). Nota Ruimte. Ruimte voor ontwikkeling (ministeries van VROM, LNV, VeW, EZ, 2004). J.M. Praamsma, ‘de ( on)voorspelbaarheid van ruimtelijk handelen, zie www.geografie.nl, eerder verschenen in Geografie (Utrecht:KNAG, 2001). Ruimtelijk Planbureau, De LandStad. Landelijk wonen in de netwerkstad (Rotterdam/Den Haag: NAi Uitgevers/RPB, 2005). Ruimtelijk Planbureau, Ruimte in debat 06/2003, (Rotterdam/ Den Haag: NAi Uitgevers/RPB, 2003). Ruimtelijk Planbureau, Tussenland (Rotterdam/Den Haag: NAi Uitgevers RPB, 2004). J. Savelskouls, ‘Verrommeling platteland dreigt door gebrek aan regie’, Agrarisch Dagblad, 27 juni 2006. W. van Toorn, ‘Een kleine stad’, De Blauwe Kamer 2, 2006. C.P. Veerman, Speech bij het 75-jarig bestaan van de Federatie Welstand, www9.minlnv.nl H. Verseijlen, ‘Leve de subsidies voor de landbouw. Veilig en goed voedsel, een mooi landschap’, NRC Handelsblad, 8-9 juli 2006.
11 J. Leenes, ‘De natuur is van iedereen’, interview met Eric Wanders, in: Noorderbreedte, jrg. 30, nr. 2, maart-april 2006.
27
M. de Vos, ‘Alleen wie de sporen in het landschap leest, ziet dat wij hebben bestaan’, NRC Handelsblad, 3-4 juli 2006. H. Vuijsje, Neerlands dierb’re grond. Hoe keren we de bedreiging van ons landschap? (Driebergen: Staatsbosbeheer, 2006). Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Stad en land in een nieuwe geografie, maatschappelijke veranderingen en ruimtelijke dynamiek (Den Haag: Sdu Uitgevers, 2002).
Hornbach Kerkrade Roda JC Ring 4 , Gemeente Kerkrade
ESSAYS
v v
TU SS EN LA ND Rainer Johann en Kersten
Nabielek
TWEE TRENDS Nederland is trendsetter in de wereld als het gaat om spraakmakende architectuur, stedenbouw, landschapsinrichting en ruimtelijke ordening. Bij buitenlandse ontwikkelaars en overheden leeft het idee dat Nederland een van de meest succesvolle en efficiënte ruimtelijke ordeningsregimes van Europa heeft. Al sinds decennia kijken professionals in het buitenland met een jaloerse blik naar bijzondere stedenbouwkundige projecten in Nederland, zoals de wederopbouw van het centrumgebied van Rotterdam (1946), de stadsuitbreiding Bijlmermeer in Amsterdam (1962-1971), new town Almere in Flevoland (1970 -), de haventransformaties Kop van Zuid in Rotterdam (1987-), het Oostelijk Havengebied in Amsterdam (1994-) en de Vinex–buitenwijken (1995-). (Afb. 01) Het zijn niet alleen deze grote stedenbouwkundige projecten die de aandacht hebben getrokken in het buitenland. Landschappelijke projecten zoals de Deltawerken in Zeeland (1957-), de landwinning Zuiderzeepolders in Noord-Holland, Utrecht en Overijsel (1930 -1968), de ruilverkaveling van het Gelderse en Brabantse Rivierengebied in de jaren zestig en recent de havenuitbreiding Maasvlakte 2 in Rotterdam hebben sterk bijgedragen aan de internationale faam van Nederland op het gebied van architectuur en ruimtelijke ordening. De resultaten op het gebied van de ruimtelijke ordening in Nederland zijn het gevolg van een ongekend strak regime. Een regime waarvan de rijksoverheid de hoofdinitiator is. Een regime dat gebaseerd is op één idee, de beheersing van de ruimte; één doel, het voorkomen van ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen en één missie, het tegemoetkomen aan de behoeftes van de burgers. We vatten dit regime samen onder de noemer Project NL, een project dat nog steeds niet is afgerond. De overheid formuleert continu nieuwe nota’s voor ruimtelijk beleid
S T A D N O C H L A N D
en initieert voortdurend nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die hun neerslag vinden in nieuwe projecten die maandelijks worden geactualiseerd en gepresenteerd in de Nieuwe kaart van Nederland (Afb. 02) Naast het in het buitenland zo populaire Project NL heeft zich in Nederland de afgelopen jaren een ruimtelijke trend ontwikkeld, die meer gegroeid is dan gepland. (Afb. 03) Het gaat daarbij om gebieden die zich onttrekken aan de gangbare ideeën en tradities op het terrein van de ruimtelijke ordening. Ze bevinden zich tussen de flonkerende stad en het pittoreske platteland, tussen oude linten en nieuwe rijkswegen, tussen glimmende new towns en fonkelende megamalls. Het zijn gebieden waar mensen plekken vormgeven naar eigen inzichten en behoeften. Tussen de door regels dichtgetimmerde Project NL-gebieden wordt hier kleinschalig gewoond, gewerkt, handel gedreven en geproduceerd. Deze trend was in 2003 aanleiding voor het Ruimtelijk Planbureau (RPB) in Den Haag om een team van negen onderzoekers en ontwerpers onderzoek te laten verrichten, dat is gepubliceerd in Tussenland.1 Hierin komt de pioniersfunctie van tussenland naar voren, zowel vanuit ruimtelijk, planologisch als sociaal perspectief. Waar Project NL zich in bochten wringt om met speciale beleidsinitiatieven beter in te spelen op de behoeften van de bevolking, past tussenland zich als vanzelf aan. Staan bij Project NL de overheid en de markt aan de top van de driehoek overheid-markt-burger, de kracht van tussenland is dat de burger aan de top staat. PROJECT NL Het Project NL kent een lange geschiedenis. De fysieke resultaten ervan zijn gebaseerd op de ruimtelijke ordening die geworteld is in de economische en maatschappelijke ontwikkelingen van de twintigste eeuw. De kern van Project NL was de intentie om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen
01 E. Frijters, D. Hamers, R. Johann, J. Kürschner, H. Lörzing, K. Nabielek, R. Rutte, P. van Veelen, M. van der Wagt, Tussenland (Rotterdam/Den Haag: NAi Uitgevers/Ruimtelijk Planbureau, 2004), p.1.
30
en de ruimtelijke ordening aan te passen aan de specifieke behoeften van de maatschappij. Na de Tweede Wereldoorlog, in de periode van wederopbouw, vroegen de industrialisatie en een razendsnelle bevolkingsgroei om een grootschalige herinrichting van de ruimte, zowel in de stad als op het platteland. In de geest van de moderne planning (het scheiden van functies) werden wonen, werken en recreatie in aparte gebieden gerealiseerd: uitbreidingswijken, industrieterreinen en recreatiegebieden, verbonden door een netwerk van infrastructuren. Het nationale planningsregime was redelijk succesvol. Het was goed voor de bouweconomie, die liep als een geoliede machine, en het genereerde veel werkgelegenheid. Voor de ruimtelijke belangen van de Nederlandse maatschappij was het lange tijd structuurbepalend. Zo beschikte de overheid in de jaren vijftig en zestig over een machtige planningsmachine die een toppositie innam in de driehoek overheid, burger en markt. (afb. 04). In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw verzelfstandigde het Project NL. Het ontwikkelde een praktijk die meer energie besteedde aan het zichzelf in stand houden dan aan zijn opgaven. Daardoor werd het meer en meer een middel om de maatschappij te beïnvloeden en zelfs te beheersen. Het was een tijd waarin de verzorgingsstaat haar hoogtepunt bereikte en daarmee het geloof in de maakbaarheid van de samenleving. Niet alleen vanuit functioneel-ruimtelijk perspectief, maar ook vanuit sociaal-cultureel oogpunt. Als reactie op de grote projecten in de jaren vijftig en zestig, zoals de Westelijke Tuinsteden en de Bijlmermeer ordende het Project NL met concepten als ‘gebundelde deconcentratie’ en ‘de compacte stad’ de maatschappelijke ruimteclaims. Het regime was vooral effectief in kleine gemeenten. In Almere-haven, Zoetermeer en Nieuwegein werden de idealen van het nieuwe regime realiteit. Er ontstonden dorpachtige wijken, met voor
31
01 Vinex-wijk Vathorst, Amersfoort.
02 Nieuwe Kaart van Nederland, 2006.
03 Tussenland de Locht, Limburg.
iedere bewoner een eigen huis en tuin, die vanwege hun kleinschalige, intieme wegenstructuur door critici al snel betiteld werden als ‘bloemkoolwijken’. De aanpak van deze plannen was rigide. Er werd een totaalplan gemaakt met juridische onderbouwing, de zogenaamde ‘blauwdruk’-planning. In het plan was nauwkeurig aangegeven hoe de grond gebruikt moest worden, welke activiteiten waar moesten plaatsvinden (in welke soort gebouwen en op welke bouwlocaties) evenals bebouwingsdichtheden van de grond en wanneer het project gerealiseerd moest zijn. In de jaren negentig begon het proces van privatisering, hetgeen leidde tot een terugtrekkende overheid en gepaard ging met een verregaande individualisering van de samenleving. De effecten hiervan op de inrichting van de ruimte zijn enorm. De overheid betrekt steeds vaker particuliere partijen bij de ruimtelijke ontwikkeling. In Project NL neemt de markt steeds vaker het roer over. Projectontwikkelaars hebben een steeds grotere stem in het tegemoetkomen aan de behoeften van de maatschappij. In samenwerkingsverbanden tussen overheid en markt worden op grote schaal nieuwe bedrijventerreinen, kantorenparken, winkelcentra, recreatiegebieden en Vinex-locaties gerealiseerd. Veel gemeenten proberen zich hierbij een grootstedelijke allure aan te meten. De twijfel over de ruimtelijke kwaliteit en de toekomstwaarde van deze vorm van Project NL neemt echter steeds meer toe en ook de commerciële samenwerking van overheid en projectontwikkelaars wordt in toenemende mate bekritiseerd. Een samenwerking waarbij de overheid en de markt de toppositie in de driehoek innemen en de burger niet aan bod komt. (Afb. 05) TUSSENLAND Haaks op het Project NL staat het tussenland. Het is minder populair maar toch kent
S T A D N O C H L A N D
vrijwel iedereen wel een tussenland. Het zijn onbestemde gebieden die in beslag zijn genomen door een combinatie van woningen en bedrijfspanden, kleinschalige en grootschalige bedrijvigheid en oud en nieuw gebruik. Een voorbeeld is Son bij Eindhoven. In het boek Tussenland wordt over de situatie aldaar gezegd: ‘Wie echter over de N256 verder rijdt komt een zone binnen die zich minder eenvoudig laat omschrijven in termen als “stedelijk” en “landelijk”. Ingeklemd tussen stad en kanaal, tussen knooppunten van rijkswegen, bedrijventerreinen, industrie, akkerbouw, weilanden en kleine bosjes strekt zich langs deze oude verbindingsweg een lint uit met een heel diverse samenstelling. Er wordt gewoond en gewerkt, geproduceerd en verkocht. Langs de weg en zijn ventwegen, tussen en achter de woningen, in winkels, loodsen en hallen kan men terecht voor tuinplanten, houten schommels, stalen kunstwerken, mobieltjes, gordijnen, tapijt en een Italiaans diner. Met de auto kan men langs de vakgarage, het autobedrijf en de chiquere Audidealer en op drie plaatsen kan al dan niet voordelig worden getankt. Men kan er dingen laten smeden en lassen, op vrijdag en zaterdag kunnen via de achterom eiken meubelen worden gekocht en in een oude boerderij kan men interieurprojecten laten uitvoeren. De kinderen vermaken zich met de geitjes.’2 Het zijn gebieden zoals deze, wijd verspreid door het land, die met hun generieke eigenschappen staan voor tussenland. In tegenstelling tot de welvaartslandschappen uit het tijdperk van de wederopbouw en de huidige consumptielandschappen van de projectontwikkeling zijn deze gebieden complex, organisch gegroeid en authentiek. Complex in de zin dat er van alles gebeurt en er geen functie is die domineert. Gegroeid in de zin dat ze een aantal historische lagen kennen. Authentiek in de zin dat ze flexibel zijn in gebruik. Tussenland is niet zo makkelijk op de kaart aan te wijzen als het
02 Ibid., p. 12.
32
Project NL. Toch bestaat het in Nederland, zelfs in die mate dat het veel kritiek en conflicten oproept. Voor de overheid is tussenland een doorn in het oog, omdat ze het niet kan sturen. De ‘autonome’ ontwikkeling van tussenland veroorzaakt ruimtelijke barrières; de grootschalige samenhang van gebieden (bijvoorbeeld van de ecologische verbindingszones) wordt erdoor verstoord. De projectontwikkelaars krijgen geen greep op tussenland vanwege de complexe eigendomssituaties. Bezoekers voelen zich soms niet prettig of veilig in tussenland, omdat het niet voldoet aan de functionele en esthetische randvoorwaarden van ruimtelijke inrichting. Critici beschrijven de ruimtelijke ontwikkeling van tussenland als ‘verrommeling’ van het populaire Nederlandse polderlandschap. Daar tegenover staat een grote groep mensen die tussenland juist als zeer positief ervaart, omdat ze deze ruimten op eigen initiatief en naar eigen inzicht kan inrichten. Mensen vestigen zich in tussenland omdat ze hier de ruimte en vrijheid vinden om hun hobby’s uit te oefenen en hun leven op hun eigen persoonlijke wijze in te richten. In tegenstelling tot Project NL hebben we in tussenland te maken met een driehoek waar de burger aan de top staat en de overheid en de markt het nakijken hebben. En dat is de grootste kracht van tussenland. (Afb. 06) De omvang van tussenland neemt nog steeds toe, ondanks het Project NL. Door zijn dynamische karakter en door overheidsbeslissingen vertoont tussenland weliswaar de neiging zich te verplaatsen, toch is het een blijvend onderdeel van de inrichting van Nederland. In die zin zijn tussenlandgebieden de ruimtelijke uitdrukking van de economische en politieke transformatie van Nederland. Ze maken duidelijk dat het overheidsmonopolie op de ruimte onder druk is komen te staan. Daar zijn twee oorzaken voor. Ten eerste worden regio’s steeds onafhankelijker van de nationale overheid door
33
04 De overheid aan de top.
05 De overheid-markt aan de top.
06 De burger aan de top.
S T A D N O C H L A N D
Infrastructuur: snelwegen en spoorlijnen [RPB en Topografische Dienst Kadaster]
Bebouwde kom [RPB en CBS Bodemstatistiek]
Plangebieden van de Nieuwe Kaart van Nederland [RPB en Nieuwe Kaart van Nederland]
Beschermde natuurgebieden: EHS-gebieden en nationale landschappen [RPB en Nota Ruimte]
07 Project NL
34
Het geplande Nederland [RPB] De vier kaarten van het Project NL over elkaar heen geven een overzicht van bebouwde en beschermde gebieden van Nederland.
35
0
100km
S T A D N O C H L A N D
Onbebouwde en onbeschermde gebieden van Nederland [RPB]
Overgangszone rond de stadsranden [RPB]
Infrastructuurzone rond spoorwegen, snelwegen en afslagen [RPB]
Transformatiegebieden: volkstuinen, sportvelden, stortplaatsen, glastuinbouwgebieden, bedrijventerreinen [RPB, IBIS (2003) en CBS Bodemstatistiek]
08 Tussenland
36
Het ongeplande Nederland [RPB] De vier kaarten van Tussenland over elkaar heen vormen een conditiekaart die in gradaties aangeeft waar Tussenland kan ontstaan. Hoe bruiner de gebieden, hoe groter de kans voor het ontstaan van Tussenland.
37
0
100km
de toekenning van Europese subsidies. Ten tweede is er een regelvacuüm ontstaan doordat multinationale bedrijven, zoals internationale meubelketens of shoppingmalls, zich buiten de steden hebben gevestigd. Als gevolg daarvan verandert het grondgebruik van bijvoorbeeld landbouw naar grondgebruik voor logistieke doeleinden. Initiatiefrijke burgers zijn zo slim om gebruik te maken van de door de multinationals gecreëerde mazen in het net. En de overheid heeft het nakijken. Het contrast tussen Project NL en tussenland is bijzonder groot in Nederland, omdat hier de ruimte schaars is. Maar tussenland is een wereldwijd fenomeen. Overal ter wereld zijn er invloeden van buitenaf door internationale bedrijven die zich buiten de stad vestigen en overal zijn er pioniers die de niches en marges opzoeken om hun diensten aan te bieden en hun producten te vervaardigen. Tussen stad en land is daarvoor ruimte beschikbaar. Hier zijn de grondprijzen laag, de regels minder rigide en de bereikbaarheid goed. Het tussenland sluit goed aan op het regionale, nationale en internationale wegennet. Hierdoor is het vrij efficiënt ingebed in de netwerkeconomie. RUIMTELIJKE ONTORDENING De laatste jaren is een paradoxale situatie ontstaan. Aan de ene kant kent Nederland het redelijk succesvolle Project NL. De bouwsector kent sinds de jaren negentig een ongekende bloei en de Nieuwe kaart van Nederland geeft een rooskleurige vooruitblik op de projecten die in de komende jaren nog allemaal gerealiseerd gaan worden. Aan de andere kant krijgt Nederland meer en meer te maken met tussenlanden, die door de overheid als ‘autonome’ rommelige ontwikkelingen worden betiteld. We hebben deze twee ruimtelijke ontwikkelingen op de schaal van Nederland naast elkaar in kaart gebracht. De ‘zwarte kaart’
S T A D N O C H L A N D
verbeeldt het Project NL en de ‘bruine kaart’ verbeeldt tussenland. (Afb. 07 + 08) Het kaartbeeld laat zien dat ze allebei bijna even vaak vertegenwoordigd zijn. Op 50 procent van het Nederlandse grondgebied bestaat dus de conditie voor het ontstaan van tussenland. Maar wat is er eigenlijk mis met die ‘ruimtelijke ontordening’? Het Project NL kent ook zijn nadelen en beperkingen, die de laatste jaren steeds meer naar voren komen. Critici noemen het gebrek aan functiemenging, flexibiliteit en de betrokkenheid van de burger. Project NL probeert daarop in te spelen met nieuwe nota’s die een formele ‘ruimtelijke ontordening’ beogen en waarin wordt gestreefd naar een meer gedifferentieerde, flexibele inrichting en meer betrokkenheid van de burger. Maar de doorwerking in de praktijk is nog weinig succesvol. Want de van boven opgelegde planningscultuur is dezelfde gebleven. In tussenland, de informele ‘ruimtelijke ontordening’, zijn de problemen allang opgelost. Functiemenging Het Project NL is monotoon omdat het consequent vasthield aan de strategie om functies ruimtelijk te scheiden. Hierdoor zijn gebieden ontstaan die hoofdzakelijk voor maar één behoefte gebruikt kunnen worden. Socioloog Ivan Nio stelde onlangs in een lezing dat ook de Vinex-wijken geen ruimte bieden voor de bewoners om collectieve functies als buurtcentra, sporthallen en kerken te ontwikkelen.3 De Vijfde Nota probeerde een eerste stap in de richting van functiemening te introduceren. Tussenland had geen Vijfde Nota nodig, want de menging van functies ontstaat daar vanzelf. En die vermenging resulteert vanzelf in meer ruimtelijke differentiatie, in het verminderen van de groei van mobiliteit en in een veelheid aan economische activiteiten, variërend van landbouw, ambacht en productiewerk tot dienstverlening.
03 I. Nio, ‘Buitenwijk revisted, de bewoners van VINEX-locaties’, lezing in het kader van het debat ‘Vinexity’, NAi, Rotterdam, 2006.
38
Flexibiliteit Bij Project NL heerst rigiditeit in plaats van flexibiliteit, ongeacht of de overheid of de projectontwikkelaars het initiatief nemen. Allebei hebben ze zich het monopolie op de ruimtelijke inrichting toegeëigend. Ook al verschillen hun motieven, de overheid met haar verzorgingsideologie en de projectontwikkelaar met zijn verkoopideologie, ze streven allebei naar planmatigheid en ‘blauwdruk-planning’: het realiseren van een totaalplan is van belang. Dat levert resultaten op die weinig flexibel inspelen op de veranderingen die in de loop van de tijd plaatsvinden. En dat niet alleen in programmatische zin op wijk- of kavelniveau, maar ook op het gebied van de infrastructuur. Zo zijn de wegen in de ‘bloemkoolwijken’ toen en de Vinex-wijken nu puur bedacht vanuit het concept van een woonwijk. De logica van wegen voor bijvoorbeeld bedrijventerreinen is een heel andere. Hier gaat het om bereikbaarheid, brede profielen, adressering, et cetera. Tussenland wordt vaak gekenmerkt door een zogenaamde lintstructuur. Een weg die van de ene gemeente naar de andere loopt en goed aansluit op het nationale snelwegennet. Deze infrastructuur is niet uitsluitend bestemd voor wonen of werken. Ze is flexibel ingericht en kan gemakkelijk verschillende programma’s faciliteren en inspelen op veranderingen in de loop der tijd. Betrokkenheid In zijn lezing stelde Ivan Nio tevens dat, als de burger de rol van consument wordt toegekend, hij zich niet meer kan identificeren met de plek waar hij leeft.4 Hij constateerde dat de woning als product nauwelijks aansluit bij de behoefte van de bewoners. Om die kritiek te ondervangen, introduceerde de overheid de nota Mensen, wensen, wonen, om de betrokkenheid van de burger bij de inrichting van de ruimte te vergroten. In Tussenland ontstond die betrokkenheid
04 I. Nio, op. cit., zie noot 3.
39
vanzelf. De ruimte wordt vormgegeven op initiatief van de burger. Er is geen projectontwikkelaar of overheid aan te pas gekomen. Tussenland lijkt ontsnapt aan de aandacht van de planologen. Het wordt niet gekenmerkt door de signatuur van een architect, maar door het gebruik van de bewoners. Het is niet mooi of lelijk. Het is er gewoon.
Met dank aan Research & Development, de Architekten Cie. in Amsterdam.
Onderhandelen De ruimtelijke ontordening van Nederland is dus een positieve trend. Ze vindt in tussenland haar puurste ruimtelijke representatie. Vanzelfsprekend roept dit conflicten op. En dus dringt zich automatisch de vraag op, wat moeten we met tussenland? Onderhandelen – is ons pleidooi. Tussenland laat aan de hand van zijn eigenschappen de potentie zien van gebieden waar in de driehoek de burger aan de top staat: vanzelfsprekende functiemenging en intensieve betrokkenheid van mensen bij de inrichting van de ruimte. De overheid zou deze potentie kunnen verhogen door sturend op te treden. Niet op nationaal, maar op lokaal niveau. Ze zou zich daarvoor een nieuwe rol moeten aanmeten. Niet de naoorlogse verzorgende rol waar ze alleen aan de top van de driehoek staat. Ook niet haar huidige rol, waar ze samen met de markt die top vormt. Het zou een rol moeten zijn waar geen sprake meer is van een driehoeksverhouding, maar van een soort non-hiÍrarchie, waar de overheid bemiddelt tussen de markt en de burger. (Afb. 09) Een onderhandelingspositie dus, waarbij de overheid zich sterk maakt tegenover de markt en tevens een vertrouwensrelatie aangaat met de burger, zodat de burger de inrichting van de ruimte op kavelniveau zelf in de hand kan nemen. Deze positie zou kunnen leiden tot meer differentiatie en identiteit van de ruimte in het Nederlandse welvaarts- en consumptielandschap.
S T A D N O C H L A N D 40
09 De overheid onderhandelt.
41
ZELFKANT Ik houd het meest van de halfland’lijkheid: Van vage weidewinden die met lijnen Vol waschgoed spelen; van fabrieksterreinen Waar tusschen arm’lijk gras de lorrie rijdt, Bevracht met het geheim der dokspoorlijnen. Want ‘k weet, er is daar waar men ‘t leven slijt En toch niet leeft, zwervend meer eenzaamheid Te vinden in bergen of ravijnen. De walm van stoomtram en van bleekerij Of van de ovens waar men schelpen brandt Is meer dan thijmgeur aanstichter van droomen, En ‘t zwarte kalf in ‘t weitje aan de rand Wordt door een onverhoopt gedicht bevrijd En in één beeld met sintels opgenomen
Simon Vestdijk Uit: Dichters van dezen tijd (Amsterdam: Uitgeverij P.N van Kampen & Zn.,1860)
! HE RO VE R TU SS EN LA ND
Herman Vuijsje
Iedereen die opgroeide in de grote stad, kent de verlokkingen van tussenland. Daar lagen vrijheid en avontuur op je te wachten: een plek nog zonder ‘bestemming’, een onbestemde plek waaraan grote mensen nog geen onverbiddelijke betekenis hadden toegekend. Je kon er fikkie stoken en kikkervisjes vangen. De lekker-vieze geur opsnuiven van zompig veen. Wat zou ik graag nog eens de opwinding voelen die door me heen sloeg bij het afdalen naar ‘het landje’ bij ons in de buurt, met het ‘dempie’ in een moddersloot. Die hang naar het kleine avontuur in een ongeregeld stukje wereld – substituut voor de echte geheimzinnige natuur die je in de grote stad niet vond – blijft sommigen hun hele leven vergezellen. Mij ook. Iets van die jongensachtige opwinding voel ik nu nog als ik op een wandeltocht de grote stad uitloop. Dat onbestemde traject tussen stad en land, waar de wereld onaf is en waar mensen op eigen houtje maar wat aanrommelen met de ruimte, blijft altijd fascineren. Ik ben dus bovengemiddeld gevoelig voor de verleiding van de stedelijke rafelrand. Maar ik ben de spelbreker die de vrijheid die er heerst aan banden wil leggen. Ben ik erop uit to kill my darlings? Dat zal hieronder blijken; wilt u mij maar volgen? En dat volgen bedoel ik letterlijk, want de inzichten die mij tot mijn standpunt brachten, deed ik op tijdens een wandeltocht langs de grens van groot-Amsterdam die ik in 2003 maakte.1 HIMMELHOCH JAUCHZEND, ZUM TODE BETRÜBT Als ik m’n ogen dicht doe en aan die tocht terugdenk, buitelt een hele serie beelden van vrolijk, ongeregeld, verwarrend en intrigerend tussenland over mijn netvlies. Ruigoord, waar grijs geworden hippies en kunstenaars onverstoorbaar hun jointje roken en in de dorpskerk onderdak bieden aan inlandse en uitheemse kunstvoortbrengselen. Het Geuzenbos even verderop, waar
S T A D N O C H L A N D
een veehandelaar illegaal pony’s laat grazen en een schapenboer zich een stuk land heeft toegeëigend, waardoor totaal ongepland een open landschap met wilgenbosjes, duindoorn en rozenstruiken is ontstaan, dat doet denken aan een schilderij van Koekoek. Of neem de ringvaart van de Haarlemmermeer, met aandoenlijke scharrelbuurtjes, allerhande pieremachocheltjes aan de waterkant en rare huisjes en bedoeninkjes aan de dijk. Himmelhoch jauchzend was ik ook bij het passeren van de ‘spoorwegdriehoek’ in Diemen – een stukje vergeten land midden in de hectiek van de stadsrand. Een Italiaanse ex-gastarbeider blijkt er op een goede dag zomaar een kinderboerderijtje te zijn begonnen. Op het Zeeburgereiland stond ik opeens voor het impromptu beeldenpark van ‘ijzeren dichter’ Theo Niermeijer, intussen helaas overleden. Een soort kraal van kleurrijk beschilderde woonwagens en bouwketen, met een zitje van ouwe crapauds rond een kampvuur. Het was een lome namiddag en ik werd hartelijk uitgenodigd een glaasje mee te drinken en de woonwagens te bezichtigen. Maar toen ik verder liep, duurde het niet lang of mijn euforie sloeg om in droefenis. Aan de Zuider IJdijk bleek een heel ander stukje tussenland te liggen: een lange strook verveloze containers en loodsen, gegarneerd met onwaarschijnlijke hoeveelheden troep en omringd door bordjes verboden toegang en ‘hier waak ik’. Dat laatste was geen loos dreigement: hier en daar liep een pitbulletje rond. ‘Uitkijken’, waarschuwde een groepje randgroep-schoonmaakjongeren op de dijk. ‘Het is daar niet pluis.’ Helemaal zum Tode betrübt raakte ik bij het doorkruisen van de Osdorper Binnenpolder aan de westrand van Amsterdam. Nog maar kort geleden een prachtig weidegebied, nu een potpourri van illegale autosloperijen, vervallen kassen met onduidelijke bestemming, caravanopslag en een uitgestrekt Belgisch villadorp – op onzichtbare wielen,
01 Herman Vuijsje, Schuifgroen, een wandeling langs de grens van Amsterdam (met foto’s van Marian van de Veen-van Rijk) (Amsterdam, 2003).
44
want officieel stacaravans! – met bewoners die de passerende wandelaar weinig uitnodigende blikken toewerpen. De deelgemeente Osdorp laat de illegale ontwikkelingen op hun beloop en legaliseert het merendeel na verloop van tijd in het bestemmingsplan. Van de weeromstuit gaan ook de overgebleven boeren loodsen en barakken neerzetten. ‘Als je maar brutaal bent, kan er veel. De deelraad laat het allemaal toe’, aldus een van hen in een krantenartikel. In de Osdorper Binnenpolder heerst dus het recht van de sterkste. Misschien kun je zeggen dat ook hier de arrangementen gelden die door de verheerlijkers van tussenland als regulerend beginsel worden aangeprezen: ‘afspraken tussen lokale spelers’, ‘zelforganisatie’ en ‘sturing door de gebruikers’. Als je er tenminste niet bij vraagt wélke spelers en gebruikers het gebied op deze manier voor zich opeisen. Minder waarschijnlijk is het dat die spelers zich daarbij laten leiden door ‘onvrede met de traditionele ruimtelijke ordening’. En nog minder waarde moet in dit geval worden gehecht aan de claim dat in tussenland eerder ondanks dan dankzij de inspanningen van ruimtelijke planners, ‘de ware idylle’ groeit.2 ZOEK DE VERSCHILLEN Er lijken dus verschillende soorten tussenland te bestaan, waarvan sommige zich beter lenen voor zelfregulering dan andere. Kunnen we criteria benoemen die ons helpen bij het maken van dat onderscheid? Op mijn wandeling rond Amsterdam drongen zich er twee aan mij op: de mate van openheid naar buiten toe van het ongeregelde en tijdelijke ruimtegebruik, en de mate waarin het cultuurlandschap daarbij wordt gerespecteerd. Aan de Zuider IJdijk en in de Osdorper Binnenpolder laten de gebruikers er niet de minste twijfel over bestaan dat pottenkijkers ongewenst zijn. Zij hebben in feite een stuk tussenland geusurpeerd, waarbij ze cultuur-
02 Deze en volgende citaten zijn ontleend aan: David Hamers en Reinoud Rutte, ‘Verborgen land: probleem of kans?’, in: Ruimte in debat, 06/2003; Ruimtelijk Planbureau, Tussenland, (Rotterdam/Den Haag, NAi Uitgevers/RPB, 2004).
45
landschap vernietigen zonder iets toe te voegen dat hun particulier belang overstijgt. Mooi of aantrekkelijk zijn deze plekken onmogelijk te noemen. Van nieuwe, spannende en creatieve ontwikkelingen is ook niet veel te zien. In Ruigoord en de ‘kraal’ van Theo Niermeijer worden bezoekers juist uitgenodigd deel te nemen aan een tijdelijk, fantasievol gebruik van de ruimte. Er heerst vrolijkheid in plaats van grimmigheid. Hier wordt openbare ruimte toegevoegd – niet ingepikt. De gebruikers maken niks stuk, maar brengen leven waar anders woestenij zou zijn. Hun aanwezigheid helpt de kwaliteit van de omgeving te bewaren of te verhogen. Een pleidooi dat dit soort verschillen veronachtzaamt, is, zeker als het wordt verwoord door ruimtelijke ordenaars, verbazend. Het gedogen van ongewenste en illegale ontwikkelingen heeft de afgelopen decennia geresulteerd in ernstige en omvangrijke aantastingen van ons cultuurlandschap. Ook in een gebied als de Osdorper Binnenpolder zal straks worden gezegd: jammer, het is gebeurd, het is niet meer terug te draaien. De twee door mij genoemde criteria zijn niet zaligmakend; misschien zijn er andere en betere te bedenken. Waar het om gaat is de bereidheid om onderscheid te maken – om te beoordelen en te kiezen als het gaat om zoiets kostbaars als het gebruik van onze schaarse ruimte. Maar keuzen maken, dat doen de Tussenlanders, zoals ik de schrijvers van de RPB-uitgave Tussenland verder zal aanduiden, nu juist niet.3 ‘Tussenland is niet mooi of lelijk’, verordineren zij. ‘Het is er gewoon.’ Zij beoefenen daarmee een soort cultuurrelativisme, passend in de postmoderne trend die op andere terreinen alweer op zijn retour is: alles is even waardevol, dus alles kan over één kam worden geschoren. Onderscheid maken tussen meer en minder gewenste vormen van tussenland zou ons in de huidige omstandigheden ook weinig opleveren, zo impliceren de Tussenlanders.
03 Ruimtelijk Planbureau, Tussenland, op.cit.
Volgens hen zijn de ontwikkelingen dermate ‘dynamisch’ en complex dat we ze met het gangbare instrumentarium toch niet meer kunnen beïnvloeden. Zo zijn bestemmingsplannen te star en te bot; ze gaan te veel uit van het oorspronkelijk gebruik. Betere, meer flexibele bestemmingsplannen maken, toegespitst op een creatief gebruik van tijdelijk onbestemde ruimte, heeft geen zin – dat weten ze al. Ze hebben hun conclusie klaar: ‘Een groot deel van de Nederlandse ruimte onttrekt zich in meer of mindere mate aan de traditionele ruimtelijke ordening.’ DYNAMIEK VERZET ZICH NIET TEGEN REGULERING Het debat over de wenselijkheid en haalbaarheid van overheidsregulering beperkt zich natuurlijk niet tot de ruimtelijke ordening. Wel heeft de Nederlandse ruimte een paar bijzondere kenmerken die uitnodigen om ons goed te bedenken voordat we meegaan in de modieuze trend om de overheid af te danken. Ter vergelijking noem ik twee berichten uit andere sectoren, die in de krant staan op de dag dat ik dit schrijf. Het ene bericht gaat over het Witte Boekje, de alternatieve spellingsgids die door een serie gedrukte media als leidraad wordt genomen om een eind te maken aan de verwarring rond de ‘tussen-n’. Volgens het Witte Boekje kunnen de gebruikers zelf het beste uitmaken of ze wel of geen tussen-n schrijven. De voorkeuren van de mensen lopen uiteen, dus zie simpelweg af van regulering. Dit is het model dat ook de Tussenlanders propageren, en dat in tussenland ook zou werken als het evenals de taal een virtuele, onbegrensde en steeds veranderbare ruimte zou zijn, in plaats van een beperkt gebied waarvan het gebruik beantwoordt aan de wetten van een zero-sum game. Het andere krantenbericht gaat over de gebreken die zijn aangetroffen in de nieuwbouw aan het Amsterdamse Bos en
Lommerplein. In de bouw heeft de door de Tussenlanders bepleite ontwikkeling zich al voltrokken: de overheid heeft het toezicht grotendeels uit handen gegeven aan belanghebbende partijen. Nu, na een reeks van rampzalige incidenten en bijna-incidenten, pleit zelfs bouwvoorzitter Brinkman voor een terugkeer naar centraal toezicht. In de ruimtelijke ordening moeten we het stellen zonder dit soort wake-up calls. Het verrommelen en dichtslibben van tussenland is een sluipend proces – een aaneenschakeling van kleine, ongeplande ontwikkelingen waarbij autoriteiten de andere kant op kijken tot het te laat is. De schrijvers van Tussenland citeren zelf de klacht van de gemeente Haarlemmermeer dat de situatie door het jarenlange gedoogbeleid in tussenlandzones ‘helemaal uit de hand is gelopen’. Maar er is ook een belangrijke overeenkomst tussen de bouw en de ruimtelijke ordening. Ook in de bouw gold het een tijdlang als vanzelfsprekend dat centraal toezicht achterhaald was. De bouw van grote objecten was daarvoor te gespecialiseerd en te complex geworden, heette het. Nu blijkt, onder verwijzing naar vergelijkbare arrangementen in onze buurlanden, de terugkeer van een centrale bouwbegeleider of hoofdconstructeur heel wel mogelijk te zijn. Voor de ontwikkelingen in tussenland geldt hetzelfde. Dat de daar heersende dynamiek zich zou verzetten tegen centrale sturing is een fabeltje. Kijk bijvoorbeeld naar De Heining, het ‘Jacobse en Van Es-terrein’ vlak bij het Geuzenbos in Amsterdam-West. Nadat de ontvoerde Freddy Heineken er gegijzeld werd, maakte de overheid een eind aan haar gedoogbeleid en bracht het terrein op orde. In Maastricht deed burgemeester Leers hetzelfde met woonwagenkampen die letterlijk tot ‘tussenland’ waren geworden: een vrijstaat waar de zelfregulering zulke proporties had aangenomen dat overheidsinstanties er niet meer naar binnen dorsten. De merites van overheidsregulering en zelf-
S T A D N O C H L A N D 46
regulering lenen zich dus voor een normaal debat – dat geldt in de bouw, in de ruimtelijke ordening en op tal van andere gebieden. Je kunt een voorkeur hebben voor het een of voor het ander, maar laten we afspreken dat we ons daarbij van argumenten bedienen, en niet van een uit de lucht gegrepen postulaat dat overheidsregulering zich niet zou verhouden met moderne ontwikkelingen. EEN STATUS APARTE VOOR TUSSENLAND? Tot nu toe zijn concrete argumenten in het werk van de Tussenlanders schaars en weinig overtuigend. Ik noem hun argument dat tussenland niets nieuws is: er zijn altijd stadsrandgebieden geweest waar oogluikend activiteiten werden toegelaten die in de stad zelf ongewenst waren. Natuurlijk is dat waar, maar over de wenselijkheid of onvermijdelijkheid van zelfregulering in hedendaags tussenland zegt het niets. De beschikbare ruimte is nu immers veel schaarser dan toen, terwijl de minder gewenste activiteiten veel grootschaliger en bedreigender zijn. Ook de vraag hoe de bepleite zelfregulering in concreto zou moeten worden uitgewerkt, blijft onbeantwoord. Hoe moet een ruimtelijke status aparte van de betrokken gebieden bestuurlijk worden ingepast? Wie maakt uit wat tussenland is en wat niet? Op welke gronden en voor hoelang? Hoe leggen we vast op welk punt de creatieve dynamiek overgaat in schadelijke en illegale activiteiten? Hoe komen we dat te weten en welke consequenties verbinden we eraan? In een dichtbevolkt land als Nederland kunnen deze vragen niet onbeantwoord blijven. In zo’n land vereist ook het stellen van minder, andere of tijdelijke ruimtelijke regels nu eenmaal regulering. Tussenland is dus niet de proeftuin die ons laat zien hoe we straks in heel Nederland met de ruimte om zullen gaan. Wat wel kan, is dat we op grond van weloverwogen criteria bepaalde soorten tussenland identificeren
47
die in aanmerking komen voor een vorm van ruimtelijke zelfregulering en flexibel ruimtegebruik – tijdelijk en goed ingebed in het instrumentarium van de ruimtelijkeordeningswetgeving.
PL OA P’ S EN PL OB P’ S Tracy Metz
Nederland zit er vol mee: overgeschoten landjes, de verdwaalde plekken, de hoeken en gaten waar de verder zo overheersende ordening van het land geen vat op lijkt te hebben. Je ziet ze meteen voor je: wat onduidelijke bebouwing, een scheefgevallen hek, een verroeste kruiwagen misschien, opgeschoten onkruid, soms met weelderige bramenstruiken. Een soort jongensland – met dien verstande dat een jongensland officieel gesanctioneerd is als een plek waar je mág aanrotzooien. Het Ruimtelijk Planbureau (RPB) bedacht in zijn gelijknamige boek uit 2004 een naam voor deze onbestemde plekken, waar het ongereguleerde een al dan niet tijdelijke thuis vindt: tussenland. ‘Tussenland is niet mooi of lelijk’, schrijven de auteurs, ‘het is er gewoon.’ Het is formeel onzichtbaar, want op geen enkele kaart is de ware aard ervan te zien; het is gemengd, flexibel en wordt gekenmerkt door zelforganisatie, aldus het RPB. Het verschil tussen jongensland en tussenland is dat het eerste toestemming van hogerhand heeft, het tweede gebeurt ondanks hogerhand. Ik zou daar aan willen toevoegen de talloze plekken die heel gewoon ogen – lees: geordend – maar daarnaast een geheim tweede leven leiden als onderlegger voor het ongeordende. Het gaat om informeel, vaak tijdelijk, vaak illegaal gebruik, niet zelden als vrijetijdsbestemming. Een goed voorbeeld zijn de illegale autoraces die in de stille uren op bedrijventerreinen worden gehouden, of de dansfeesten in afgedankte loodsen of op de Moerdijk, hoe exotischer hoe beter. De Arnhemse kunstenaars verenigd in de stichting G.A.N.G hebben zich gespecialiseerd in het blootleggen van deze ‘parallelle wereld’, zoals zij die noemen. Ze organiseren ‘P-reizen’ naar plekken waar de dingen die we doen, helemaal los staan van de plek waar we ze doen. ‘Je kunt mooi wandelen in een natuurgebied waaronder
een vuilstort ligt, of zelfs een pretpark maken in een oude kernreactor’, zegt G.A.N.G.-lid Hans Jungerius. ‘Wonen, werken en recreëren zijn door de mobiliteit over een groot oppervlak verspreid en niet meer aan bepaalde locaties verbonden. De stad is dun geworden.’ De stille veronderstelling achter de tentoonstelling ‘Stad noch land’ in het NAi is dat een steeds groter deel van Nederland zich ontworstelt aan de greep van de schikkers en beschikkers. Het RPB beschouwt tussenland immers al als een aparte ruimtelijke categorie, naast stad en land. Als dat zo is, hoe komt dat dan? Dat is een vraag zowel voor de praktijk als voor het beleid. En één ding weten we zeker: beleid en praktijk lopen in de ruimtelijke ordening lang niet altijd synchroon. Oftewel: ‘the road to hell is paved with good intentions’. Inderdaad ontworstelt een steeds groter deel van Nederland zich aan de greep van hogerhand. Die groei van het onbestemde Nederland behelst veel meer dan de hierboven beschreven overgeschoten hoekjes. De ruimtelijke ontordening van Nederland is niet alleen te wijten aan ongehoorzame, slordige, eigenwijze burgers (laten we dit het microniveau noemen), maar ook aan de ordenaars zelf. De weerbarstige praktijk noopt de ordenaars namelijk tot allerhande oplossingen die eigenlijk niet in de regels passen (het metaniveau). Soms gaat het om een vriendendienst: de wethouder die zijn buurman toch moeilijk een uitbreiding van zijn stal kan weigeren, ik noem maar wat, of de ambtenaren die er niet in slagen de lokale caféhouder ertoe te dwingen zijn cafés brandveilig te maken. Soms gaat het om beslissingen genomen uit radeloosheid met de contradictoire regelgeving die elke beslissing aanvechtbaar maakt. Kijk maar naar de schier onoplosbare verwarring over permanente bewoning van vakantiehuizen. En soms uit onmacht. Je moet toch érgens
S T A D N O C H L A N D 48
dat woonwagenkamp kwijt waar vervolgens noch de politie noch de belastinginspecteurs zich durven te vertonen? Of de afwerkplek of de methadonbus die echt helemaal niemand in zijn achtertuin wil hebben. (Ik wou nog de autosloperij aan dat rijtje toevoegen, maar voor dat soort tastbare hinder zijn er juist wel veel regels die ook nog strenger worden nageleefd.) Dit nu zijn ploap’s: places left over after planning. En dan is er het macroniveau: de overheid zelf, die met de Nota Ruimte de teugels laat vieren en veel meer dan voorheen – maar wat precies? – aan lagere overheden wil overlaten. Het zal van eenieders eigen instelling en verwachtingen afhangen of je deze houding van het kabinet-Balkenende II beschouwt als slappe knieën en een knieval voor de markt, of als een verfrissend en gezond pragmatisme. In ieder geval toont de laissezfaire-maar-niet-helemaal houding van de Nota Ruimte aan dat de verbodsplanologie ons kennelijk niet dat heldere, contrastrijke, overzichtelijke landschap heeft gebracht waar we misschien op hadden gehoopt. Ik vermoed dat het gros van de Nederlanders zich weinig voorstelling kan maken van de noodzaak van de ruimtelijke ordening. De meeste dingen zijn toch al geregeld? De basisstructuur is toch al lang geleden gelegd, met dijken en waterschappen en techneuten die de boel onderhouden, en een eveneens uitgebreid weg- en spoornetwerk? Bovendien zijn wij, mondige burgers als we zijn, niet gauw bereid te accepteren dat iets wat we willen, van hogerhand niet mag. Hoezo bordjes ‘verboden te betreden’ bij een natuurgebied? Hoezo mag ik niet een dakkapel op mijn huis bouwen? En waarom moet ik pikken dat de boer verderop tot drie uur ’s nachts met een schijnwerper en een lawaaierige landbouwmachine aan het oogsten is? Dit wilde ik eerst benoemen als de desillusie met de heldhaftige Nederlandse planningstraditie. Maar bij nader inzien gaat
49
het denk ik niet zozeer om desillusie, want dat impliceert teleurgestelde verwachtingen, maar meer om het gevoel van overbodigheid, en van wrevel. Nederland is dus helemaal niet zo maakbaar als we dachten, althans, niet tot in de ruimtelijke finesses. Gelukkig maar, denk ik stilletjes. Stel je voor dat het systeem helemaal sluitend was, dan leefden we in een land als een luchtdicht verpakte Truman Show. Zal Nederland als gevolg van deze ruimtelijke ontordening lelijker worden? Het schrikbeeld van een planloos Nederland is natuurlijk de Verenigde Staten. Amerika mag spectaculaire natuur hebben, de Amerikanen hebben ontegenzeggelijk van een groot deel van de bebouwde omgeving iets heel erg banaals gemaakt. Een van de felste critici is James Kunstler, die er een paar boeken vol geanimeerde scheldkanonnades over heeft geschreven en op zijn eigen site (www.kunstler.com) de ‘eyesore of the month’ afbeeldt. In zijn boek The Geography of Nowhere schrijft hij: ‘Ever-busy, ever-building, everin-motion, ever-throwing-out the old for the new, we have hardly paused to think about what we are so busy building, and what we have thrown away. Meanwhile, the everyday landscape becomes more nightmarish and unmanageable each year. Eighty percent of everything ever built in America has been built in the last fifty years, and most of it is depressing, brutal, ugly, unhealthy, and spiritually degrading – the tract home wastelands, the Potemkin village shopping plazas with their vast parking lagoons, the Lego-block hotel complexes, the junk-food joints, the Orwellian office parks, the freeway loops around every big and little city with their clusters of discount merchandise marts, the whole destructive, wasteful, toxic, agoraphobia-inducing spectacle that politicians proudly call “growth”.’
Zo erg als in de VS is het in Nederland nog lang niet, maar ook hier hebben zich met het gemak en de snelheid van een aardappelstempel aan de randen van de steden omgevingen vermenigvuldigd die overal in het land hetzelfde zijn. Overal dezelfde inwisselbare samenklonteringen van een Praxis met een La Place en een McDonald’s en een Carpetland, noem maar op. Iedere gemeente heeft inmiddels een eigen bedrijventerrein, liefst pal aan de snelweg; nergens rukt de verstedelijking zo snel op als in het beschermde Groene Hart. Zoveel schoonheid heeft de ‘ouderwetse’ planologie ons de laatste pakweg 25 jaar dus niet gebracht. ‘Decentraal wat kan, centraal wat moet’ is het motto van de Nota Ruimte. Maar wat ‘kan’ en wat ‘moet’, dat weten we nog steeds niet. Water, infrastructuur, natuurbeheer – dat zijn zaken die een grote structuur vergen en dus bij uitstek landelijk ‘moeten’. Maar dat lukt nog niet direct: de overheid is al jaren bezig verscheidene gemeenten ertoe te bewegen overlooppolders voor hoog water vrij te maken, zonder succes. En al sinds 1990 wordt er grond aangekocht voor de Ecologische Hoofdstructuur, en nóg is die niet compleet. Het echte probleem zal de onduidelijkheid voor burgers en bedrijven zijn. Juist onduidelijkheid over wat er wel en niet mag, leidt tot méér regels (die elkaar vaak tegenspreken) omdat gemeentes en provincies willen voorkomen dat er mazen in de wet zijn of dat ze zich voor de Raad van State moeten verantwoorden. Bovendien denkt de ene gemeente anders over bepaalde zaken dan de andere. Neem nog eens het voorbeeld van de vakantiehuizen: in de ene plaats krijgen mensen een maand om te verkassen, in de andere mogen ze gerust blijven zitten. Dergelijke inconsistenties worden als onrecht ervaren, en de overheid staat als onbetrouwbaar te boek.
S T A D N O C H L A N D 50
En tussenland? Dat was er al en dat zal er weer zijn. Ook mét een strak planningsregime waren er tenslotte tussenlanden, al dan niet gedoogd. Ze zijn, zoals de RPBauteurs schrijven, ‘veranderlijk maar blijvend’. Misschien zal er meer tussenland zijn omdat de regels er meer ruimte voor bieden; misschien zal er minder zijn omdat er minder behoefte is aan een uitlaatklep als de regelgeving minder streng is. Dan zullen we behalve ploap’s ook plobp’s hebben, places left over before planning.
51
LT JOYC E RO OD NAT W AN DE DO OR TU SS EN LA ND Joyce Roodnat
Na een wandeling naar Yde, langs het veen waar dat arme middeleeuwse meisje werd gewurgd, zit ik op een busstation. Ik heb anderhalf uur de tijd – wie in Drenthe de bus mist, mist hem meteen goed. Tussenland, daar moet ik naartoe en ik weet de weg niet. Tussenland is een ontwijkwoord, veel belovend, weinig zeggend. Ik denk het woord, ik krijg iets voor ogen. Plaatjes doemen op en doven uit. Ik maak een lijstje op basis van de toverlantaarn in mijn hersenen. Tussenland, schrijf ik in mijn blocnote, 1. ligt tussen land en stad en lijkt op geen van beide. 2. is leeg (met leeg als betrekkelijk begrip). 3. is verlaten (maar je voelt de mens). 4. is afgeperkt, met een hek of een heg. 5. Er groeit ongeregeld groen. Wild gras. Brandnetels. Braamstruiken. Boerenwormkruid? 6. Niet te verwarren met niemandsland. Het is ‘iemandsland’. 7. De sleutelvraag is: wie is ‘iemand’? Zoiets? Ja, zoiets, al zie ik meer, maar telkens als ik het wil noteren is het weg. Het is te diffuus om te benoemen. Ik kijk op. Mijn potlood rolt op de grond. Tegenover het busstation zie ik tussenland par excellence. Een stuk grond bedekt met steenslag, omheind met gaas tussen paaltjes. Een strak geschilderde loods van golfplaat (golfplaat, dat moet ook op mijn lijst) beheerst het aanzicht, maar roest is de norm (roest, dat ook). Alles draagt rosse sporen, vlekken en strepen, druipers en wolkjes. Orde en fatsoen worden opgesierd met de slordigheid van b.b.h. Werktrapjes wortelen in de kiezel, er groeit een rubber hamer, er bloeit een gele jerrycan.
Langs de randen van het terrein rusten schepen en schipjes op blokken en op schragen en op zwarte onderstellen. De grote hebben dekzeilen. De kleine, oerbootjes met een kajuitje en een schoorsteen, zijn onbeschut. Achterin staat een caravan, een ei met raampjes en zachte banden. Het ei woont hier. Hij heeft het hier goed, zo met zijn rug in het groen. Maar de schepen willen weg, die horen niet aan land. Ze luisteren naar het geklots van het kanaal achter de loods. Ze dromen van Noach. Van dieren in hun buiken, vooral vlinders. Ze laten de kapmeeuwen op het dak lachen, wat weten die nou, die weten van niets. Met zijn allen maken de schepen de dienst uit in dit iemandsland. Zijn zij het die dit tussenland bepalen, met de mensen als hun personeel. Hé. Daar is de bus. ‘Waar gaat de reis naartoe?’ Naar een treinstation. Vandaar wil ik noordwaarts, ik gok op Delfzijl. De bus trekt op. Hij passeert een midgetgolfterreintje. Stad noch land. Roest, golfplaat, stoffig groen. Verlatenheid bestaat niet melancholieker dan dit. Minigolf is een tussenlandsport. Tussenland bestaat bij gratie van de werkende mens. In Delfzijl wordt er gewerkt in de haven. En dus begeef ik me naar het complex van industrie en scheepvaart dat in goed niet-Nederlands ‘Groningen Seaport’ heet. Dat gebied ligt niet tussen stad en land maar tussen stad en zee – ik neem maar aan dat dat ook geldt. Want zeg nu zelf, als er iets tussenland is, dan ligt dat hier: een strook grond aan de rand van de stad, vergeten en gemeden als lelijk maar noodzakelijk. Ik word op mijn wenken bediend. Waar ik ook kijk zie ik, meestal golfplaten, gebouwen, en leegte omheind met hekken van
S T A D N O C H L A N D 52
draadgaas met prikkeldraad-topping. Overal hangen verbodsborden met dreigementen. Pictogrammen duiden op harde helmen en waarschuwen voor vergif. Je vraagt je af wie hier de verantwoordelijkheid heeft. Iemand zorgt ervoor dat die grote afgeschutte terreinen, leeg, zonder ook maar een auto, strikt worden schoongehouden. Er is niet eens één brandnetel. Hoe kijkt zo’n toezichthouder ’s avonds terug op zijn werkdag? Ik hoor hem tegen zichzelf spreken in de spiegel, als hij zich klaarmaakt voor de nacht: ‘Een goede dag. Weer niks.’ Ik stel me voor dat hij een film in zijn dvd-speler schuift, dat zijn gezicht wordt verlicht door de beeldbuis, terwijl hij kijkt naar Una giornata particolare. Sophia Loren en Marcello Mastroianni. Zoiets helpt. Direct aan het water, waar de Eems kleine golven tegen de basaltblokken duwt, wordt trouwens gebouwd aan een nieuwe fabriek. Er is ook hier een enorme omheinde leeghoek. ‘B&H hekwerk’. Maar de leegte is anders leeg: oranje zeilen wapperen in lange proppen op de steenslag. Ik loop naderbij en word aangevallen. Ik duik weg, en weer, ik voel de wind van vleugels langs mijn slapen. Een stel sternen duikt krijsend naar mijn kruin, hun gesperde snavels als knipmessen. Dan zie ik het blauwe bordje aan het gaas: Pas op Broedvogelkolonie Niet verstoren! Ik hurk en kijk door het hek. Kuikens wiebelen over de grindgrond tussen de dekzeilen. Hun moeders en vaders vliegen toe met glanzende spierinkjes in hun snavels. De aanvallen gaan door, ook als ik me heb teruggetrokken op de in de rondte gelegde bakstenen die een rotondetje moeten suggereren. Voor wie? Wie komt hier? Want het is overduidelijk: de iemand van dit stukje tussenland onder zware wolken heeft vele
53
kopjes onder evenvele zwarte bivakmutsjes. Dit tussenland is van de sternen. Er stopt een bestelwagen, of nee, het is een 4-wheeltje. Er komt een man uit. Zijn manier van auto-uitstappen verraadt dat hij hier vaak komt. Ik vraag hem of hij van de vogelbescherming is. Nou, nee. Hans Hut, stelt hij zich voor, Gronings natuurfotograaf. Hans Hut komt hier regelmatig, hij kent het als zijn eigen tuin. Op deze plek hebben altijd massaal vogels gebroed, vertelt hij, vooral langs de dijk. De industrie verdreef ze. Althans, dat dacht de industrie, maar dat kon de industrie vergeten. De meeuwen namen hun intrek op de platte daken van de fabrieken, de visdiefjes ontdekten dat het goed broeden is op de loodsen. En de sternen? Nou die verplaatsten hun vaste broedgebied van de pier hierachter naar het terrein tussen deze hekken. De industrie moet het verlies aan gebied voor vogels compenseren. Dat zou gebeuren, maar niet hier, hier wilden ze de sternen weg hebben, ‘Ze hebben er van alles aan gedaan. Zie je die zeilen? Daarmee hadden ze de grond bedekt, om de sternen te verhinderen dat ze hun nesten zouden maken.’ Hans Hut zag zelfs hoe een heel seizoen lang valkeniers tegen de sternen werden ingezet. Want als vogels eenmaal nestelen, treedt de flora- en faunawet in werking. Dan is het veel moeilijker om ze te verbannen. En dat wilde Groningen Seaport voorkomen. Fat chance! De sternen kwamen en bleven en nu zijn de oranje zeilen door de wind en de elementen verfrommeld. Hans Hut grijnst: ‘Ik geef ze gelijk. Het is hier tafeltje-dek-je voor ze, met die zee.’ En intussen heeft hij er toch een hard hoofd in. Maar dit is nu toch officieel vogelgebied? Er hangen hier blauwe bordjes met ‘Vogelbroedgebied’. Het zegt hem niks.
‘Ja, die heb ik ook thuis. Die kan iedereen ophangen. En als die bouwvakkers daar er met hun auto langs moeten, verplaatsen ze braaf zo’n nest. Goed bedoeld, maar een stern herkent zijn eieren niet, die herinnert zich de plek waar zijn nest was. Is het nest weg, dan is het: dag eieren. Hij gaat ze niet zoeken.’ Soms komt het goed. Hans Hut wijst naar de horizon, naar een werkeiland van de Nederlandse Aardolie Maatschappij BV. Het heet De Hond en op alle kranen en buizen nestelen aalscholvers. Ze werden van hun tradionele broedplaatsen verjaagd en toen kozen ze voor de Hond. Die gaan wel naar elders, zeiden de bouwers. Maar elders bestaat niet voor aalscholvers en nu worden ze gedoogd door de NAM. Er vliegt iets ranks over. Wat is dat? Het is een bontbekplevier, zegt Hans Hut. ‘Je kent de bontbekplevier niet? Nee? Wat jammer. Je kunt toch geen negen automerken uit je hoofd kennen en dan niet weten wat een bontbekplevier is? Die zitten hier met de grootste aantallen van Nederland.’ Tussenland, dat is duidelijk, is hier vogelland. We nemen afscheid. Hans Hut heeft nog een tip. Dat tussenland van jou, zegt hij, dat moet je zoeken bij Appingedam. Vraag naar de voormalige steenfabriek aan het Damsterdiep. ‘Is dat dan een vergeten gebied?’ Hans Hut lacht schamper. ‘Vergeten gebied bestaat niet. Vergeet dat maar.’ Aan de rand van Appingedam informeer ik bij Ekenstein, een restaurant annex hotel, naar de steenfabriek. Hij bestaat, de bakstenen pijp steekt met verbrokkelde top boven het groen uit. Ekenstein staat me ongaarne te woord, alsof dit niet Groningen is maar Transsylvanië en ik heb geïnfomeerd naar Kasteel Dracula. ‘Daar kunt u niet komen, nee, dat kunt u niet.’ Het klinkt afwerend, bijna angstig. Nee, men weet
S T A D N O C H L A N D 54
er verder ook niets van af. Maar ja, als u aandringt, die ouwe steenfabriek grenst inderdaad aan het terrein van het hotel. Achter draadgazen schermen, ze zijn bovenlangs ook nog eens versterkt met staalkabel, staan braamstruik en berenklauw samen met geboomte ondoordringbaar te zijn. Het hek (Heras) is hoog. En stuk. Ik kruip tussen twee segmenten door en zie dat ik de eerste niet ben die dat deed. Er kronkelt een vagelijk platgetreden paadje tussen kreupelgroen met prikkels. En horzel attaqueert mijn scheen. Ik verwacht eigenlijk een vogelspin in deze kluwen van twijg en halm. Uitgebloeide berenklauwbloemen, baldakijnen op zo’n twee meter hoogte vervolmaken de indruk van een jungle. Het paadje leidt naar een oer-Hollands oranje muur met hooggeplaatste, langgeleden ingegooide ruiten. Ik kruip tussen de lianen door de hoek om. Gele en blauwe figuren versieren de muur, ik zie een draaikolk, een geestensmoel. Ha. Er is ook golfplaat. Weliswaar niet in functie maar in de kreukels op een berg vuilnis, maar toch. Een gevelsteen onthult dat deze ruïne van 1957 is en het gebouw van 1923 verving. Een houten trap hinkt naar een raam dat dienstdoet als deurgat. Achter de bakstenen muur, op allerhande scherven en bemoste puinhopen, hangen herinneringen aan verboden feesten. Het ruikt er naar verschaalde romantiek, er zinderen vermoedens van ruige rock & roll volgens de wetten van de groningse klei. Zitten, hangen, liggen, zuipen, dansen, vrijen, het kon hier. Tegen het verzakte plankenstelstel dat niets anders geweest kan zijn dan een bar, leunt een psychedelisch beschilderde prijslijst. Hij heeft geleden onder het vocht, maar hij kondigt nog steeds af: ZZLLAMMM 1,50 gulpener 1 whisky 1,50
55
Foto’s pp. 51 en 53 Erik van Zuylen
Vooral voor ZZLLAMMM lijkt me dat een spotprijs, maar bestellen gaat niet. De laatste barkeeper is zo te zien lang geleden opgestapt. Het gebouw gaat door. Het slingert je omhoog langs een toilethokje (geen papier inwerpen en ‘cuvver shit met sawdust’) en duwt je door een gat. Je wordt uitgenodigd om, een verroest leunstaakje onder de hand, langs brokkeltredes af te dalen in de grote balzaal. Onder een geïmproviseerd dak van zeildoek weerspiegelen glas- en spiegelscherven takken en blad in kaleidoscopische patronen. Er liggen matrassen en kussens, door weer en wind en schimmel verfomfaaid zoals alleen de natuur dat kan. Een gebrek aan muur geeft toegang tot een volgend perceel, weer met torentjeshoge berenklauwen en wat dwaalsporen tussen de varens. Een spoor voert naar een verzakte muur met een gevelsteen met gekleurde wapentjes, de middelste met een hert met uitbottend gewei. ‘Aangeboden door het personeel’ bij het 150-jarig bestaan van de steenfabriek – welke management-plurk laat zoiets nou achter? Een ronde muur voert naar bouwsels die huisjes lijken. Ze vertonen sporen van bewoning, zoals een flesje babyshampoo en een zorgvuldig afgesloten stopfles vol gele vloeistof op een tafelsteen. Bomen hebben de takken ineen geslagen en beschermen de basis van de schoorsteenpijp. Insecten spurten alle kanten op, wespen verlaten hun nesten. Een dood hobbelpaardje (hoe kon het zo de weg kwijtraken?) staart met een blind ooggat naar de hemel. Het laatste spoor brengt naar de grens met de bewoonde wereld en houdt Heras Hekwerken de schijn weer op. Wie bewoont dit tussenland? Dat kan alleen maar Doornroosje zijn. Wij dachten dat ze sliep, maar de herrie van vele prinsen wekte haar en ze werd de schutspatroon van de
feesten-van-honderd-jaar-niet-slapen. Ze is even niet thuis, maar ze komt terug, met al haar party people. Net als de sternen in de Seaport streken ze neer waar het hun beviel. En dat deden ze niet voor niets: dit is wat ze willen, nooit krijg je ze weg. Zij definiëren dit iemandsland, het is van hen en ze markeerden het op hun eigen manier: met een libel. Ze hangt aan dat hek. Haar kop is een plumeau, haar vleugels zijn van bobbeltjesplastic. Ze is onrustbarend mooi. Zal ik haar kussen?
S T A D N O C H L A N D 56
57
III De stront hangt in de lucht als een gordijn van goudbrokaat. Gierend trekt de boer over de glinsterende velden. Aan de vers geteerde schuur zit de krijtwitte schotelantenne die hem deelgenoot maakt van de ontucht van de zenders. Later staat op het bospad een Mercedes met aanhangwagen. een man laat er zijn rijpaard uit, draaft erop weg, een hond op zijn hielen. Vanuit de auto roept tevergeefs een telefoon. Dit is het land waar ik niet woon.
Jan Eijkelboom Uit: Hora Incerta opgenomen in: Tot zo ver (Amsterdam: De Arbeiderspers, 2002)
VOORBEELDGEBIED 1: PARKSTAD LIMBURG VOORBEELDGEBIED 2: TILBURG-BREDA VOORBEELDGEBIED 3: HAARLEMMERMEER
Schiphol weg , Boesingheliede, Haarlemmermeer
VOORBEELDGEBIEDEN
Victor y Outreach Kerk, Heerlerbaan 52, Heerlen
VOORBEELDGEBIED 1: PARKSTAD LIMBURG
GENK
Maasmechelen
HASSELT
MAASTRICHT
0
5
10 km
LIÈGE
ROERMOND
Regio Limburg Zuid [RPB/AVL, Corine land cover EEA en Topografische Dienst Kadaster]
Echt
PROVINCIE LIMBURG
Sittard
Geleen
Beek
PROVINCIE LIMBURG Bevolking 2004
Hoensbroek
1.139.335 aantal personen
Heerlen
Inkomen [gemiddeld] 28.400 euro
Werkzame personen
Kerkrade
483.792
Herzogenrath
aantal personen
1996 > 2004 groei
Kohlscheid
12,9%
Bedrijvigheid 51.471
aantal bedrijven
1996 > 2004 groei
19,5%
Ruimtegebruik in ha totale oppervlak 220.922 verkeer
AACHEN
bebouwd
semi-bebouwd
recreatie
landbouw
bos en natuur
binnenwater
buitenwater
BUITENLAND
8.002 26.919 3.783 6.214 135.023 35.205 5.564 0 209
HOENSBROEK
Nuth Rennemig
HEERLEN Voerendaal
Ubachsberg
Wijlre
0
Simpelveld
2,5 km
Heerlen–Kerkrade [RPB/AVL en Topografische Dienst Kadaster]
Nieuwenhagen
GEMEENTE HEERLEN
Schaesberg
MAASTRICHT
Eikse AACHEN
GEMEENTE HEERLEN Bevolking 2004 93.523
aantal personen
Inkomen
[gemiddeld]
25.000 euro
Werkzame personen
Heerlerbaan
50.869
aantal personen
Spekholzerheide
KERKRADE
1996 > 2004 groei
11,1%
Bedrijvigheid
De Locht
3.976
aantal bedrijven
1996 > 2004
De Beitel
groei
17,1%
Ruimtegebruik in ha. totale oppervlak 4.550 verkeer
bebouwd
semi-bebouwd
recreatie
Avantis
landbouw
bos en natuur
binnenwater
buitenwater
BUITENLAND
358 1.965 308 486 921 466 45 0 1
STAD NO CH LA ND IN DE LI M BU RG SE PA RK STAD van Ool Rainer Johann, Kersten
Nabielek, Marcel
De oude weg van Heerlen naar Aken (die ter hoogte van Heerlen Heerlerbaan heet, en ter hoogte van Kerkrade Locht) liep tot het einde van de negentiende eeuw door een gebied dat eeuwenlang nauwelijks was veranderd. Zoals op veel plaatsen in het heuvelland was er op de zeer vruchtbare lössgrond sprake van kleinschalige landbouw, voornamelijk in de kommen van de dalen. De heuveltoppen waren dikwijls bebost. Her en der stonden grote carréboerderijen, die soms een kasteelachtig aanzien hadden. Op verschillende plaatsen, zoals bijvoorbeeld in het Imstenraderbos, ontsprongen beekjes die zich kronkelend een weg zochten naar de riviertjes in het noorden. Het moet idyllisch zijn geweest. Dit veranderde overnight toen de grote kolenvoorraden ontdekt werden die zich hier onder de grond bevonden. Vanaf 1893 werd de ene na de andere mijn geopend, werden sporen aangelegd voor het transport van de kolen en werden ingenieurs uit Holland en arbeiders uit grote delen van Europa aangetrokken voor de exploitatie. Heerlen en Kerkrade groeiden zeer snel uit tot volledig monofunctionele industriesteden. Toen de Limburgse kolen in de jaren zestig en zeventig te duur werden en de mijnen sloten, betekende dit een enorme klap voor de regio. Om uit het economische zeer diepe dal te klimmen, kwamen er gunstige vestigingsvoorwaarden voor bedrijven in Heerlen en Kerkrade. Ook werden snelwegen aangelegd. Snelwegen vormden een verwaarloosd deel van de infrastructuur, omdat kolen immers per spoor werden vervoerd. Parallel aan de Heerlerbaan en Locht werden de N281 (die functioneert als een stadssnelweg) en, iets westelijker, de A76 aangelegd. De oude weg verloor daarmee zijn functie van belangrijke transportader. Overal in beide steden werden compensatieterreinen aangewezen waar bedrijven-
en industrieterreinen ontwikkeld dienden te worden om het verlies van de mijnbouw goed te maken. Een van deze terreinen is het grotendeels in Kerkrade gelegen De Locht (dat naadloos overgaat in een ander terrein, Spekholzerheide). Een ‘locht’ was oorspronkelijk een tuin voor het kweken van groenten. Hier is niets meer van over. De bedrijven die zich vestigden in De Locht vormen samen een standaard geheel zoals dat te zien is op de meeste terreinen in Nederland. Een veel heterogener beeld echter vormt de bedrijvigheid in de lintbebouwing aan de straat Locht. Hier vinden we een heel karakteristiek mengsel van wonen en werken. De vele tweedehands autohandelaren en autoslopers wonen ook vaak ter plekke. De ‘handel’ is dikwijls ‘achterom’, waar ook soms nog schuren staan uit een ruraler verleden. Een andere goed vertegenwoordigde branch is de huisen tuindecoratie. Naast verschillende bedrijven voor onder meer tuinmeubilair staan er ook op verschillende plekken bordjes die de weg wijzen naar ‘HIERO WOONSUPER BV’. Deze ligt net over de gemeentegrens, vlak bij de Heerlerbaan en is het walhalla voor funshoppers. Tegenover deze woonhal ligt een grote boerderij die nog in bedrijf is en met uithangborden adverteeert welke producten van het land er te koop zijn. Bij de boerderij staat een traditioneel wegkruis dat aan een ‘rijk roomsch leven’ herinnert. Hier is geheel niet meer duidelijk of er sprake is van stad of land. Het gebied tussen Locht en de N281 was tot voor kort nog landelijk. Dit veranderde met de komst van het Parkstad Stadion in 2000. Net als andere stadions die de afgelopen jaren gebouwd zijn (in Eindhoven en Amsterdam bijvoorbeeld) is de schaal onNederlands. Op dezelfde asfaltvlakte als het stadion liggen verder een enorme Hornbach, een Praxis en een Decathlon (sports megastore). Waarschijnlijk zal een grote Albert Heijn
S T A D N O C H L A N D 68
binnenkort de ruimte achter het stadion opvullen. Gezellig flanerend winkelen is er niet bij, maar het concept werkt in die zin dat er in no time een SUV efficiënt volgeladen kan worden. Typisch aan dit soort terreinen is dat, terwijl hun aanwezigheid aan de ene kant haast obstinaat kenbaar wordt gemaakt middels reusachtige reclamezuilen, er aan de andere kant een zekere discretie wordt gecreëerd met brede groene randen. Zowel Heerlen als Kerkrade is opgegaan in het bedenksel Parkstad Limburg (waartoe ook Landgraaf, Brunssum, Simpelveld, Voerendaal en Onderbanken behoren) maar er is geen sprake van een gecoördineerd beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Als Kerkrade succesvol is op een bepaald terrein, zal Heerlen op dat terrein nog succesvoller willen zijn of een nieuwe strategie bedenken. Heerlen had al een auto- en een woonboulevard en zal niet blij geweest zijn met de concurrentie uit Kerkrade. Uit het oogpunt van city branding zijn veel Nederlandse steden op zoek naar hun unique selling point. Voor het nabijgelegen Maastricht is dat cultuur en hoger onderwijs, voor Valkenburg is het de idyllische ligging en voor Heerlen was dat inderdaad heel lang niks. Hoewel Heerlen de groenste stad van Nederland is, lukt het maar niet om te stijgen op de ranglijst van de vijftig grootste steden die jaarlijks in de Atlas voor gemeenten wordt gepubliceerd. Heerlen staat onder aan deze lijst en is daarmee gekwalificeerd als de onaantrekkelijkste stad van Nederland. Parkstad Limburg, waarbinnen Heerlen de belangrijkste speler is, zet nu in op hoogwaardige leisure met een bovenregionale uitstraling. Zo kwamen er in korte tijd SnowWorld (de grootste indoor skipistes van Europa), Gaia Park (een thematische dierentuin) en Mondo Verde (thematische tuinen). De draf- en renbaan in Landgraaf werd omgedoopt tot Megaland (waar onder meer grote openlucht rommelmarkten en Pinkpop plaatsvinden) en er verrees een
69
‘autokino’. Opmerkelijk genoeg liggen al deze pret- en vrijetijdsfabrieken in of aan de rand van het groene hart van de Oostelijke Mijnstreek (de vroegere naam van Parkstad Limburg). Daarnaast gaat het zoeken naar nieuwe bedrijventerreinen gewoon door. Parel in de kroon had Avantis moeten worden. Dit terrein ligt ten zuiden van het miljoenenlijntje, de oude spoorlijn van Kerkrade naar Schin op Geul. Het spoor, waarop nauwelijks nog wordt gereden, ligt aan twee zijden ingebed in zeer diepe taluds met zeldzame flora en vormt een prachtige corridor voor allerlei fauna. Het lijntje was ook een vanzelfsprekende grens tussen stad en land. Ten zuiden ervan waren boomgaarden en akkers, die een vermeend leefgebied van de korenwolf vormden. Not any more. Nu ligt er een complex waarvan de infrastructuur deels af is en waar enkele grote kantoren staan die maar niet ‘bewoond’ willen worden, maar die dag en nacht verlicht zijn. Bij de bedrijven die er zich wel vestigden, is er veelal sprake van bedrijfsverplaatsing (vanuit oudere terreinen elders in de stad) en van de verwachte nieuwe arbeidsplaatsen komt dan ook weinig terecht. Vanuit Avantis kijk je als vanaf een groot balkon uit over de landbouwen natuurgebieden in Duitsland. In contrast hiermee is Avantis doods en leeg en de overbodigheid ervan dringt zich voortdurend op. Avantis lijdt aan sick landscape syndrome. Met dank aan Jan Baars
Geraadpleegde literatuur J. Dohmen, ‘De renaissance nabij, Heerlen dertig jaar na de sluiting van de mijnen’, NRC Handelsblad, 13 en 14 mei 2000
UBACH OVER WORMS
NIEUWEHEIDE
HOENSBROEK
NUTH
KASTEEL HOENSBROEK KASTEEL LOTBROEK
LICHTENBERG
HUSKEN
HELLEBROEK
NIEUWENHAGEN
EIJGELSHOVEN
KASTEEL SCHAESBERG
HULSBERG
TEN ESSCHEN
KASTEEL RIVIEREN
SCHEIJD
KASTEEL CORTENBACH
KASTEEL TENHOEVE
KLIMMEN
HOPPEL
HEERLEN
KASTEEL TERWORM
HANRATH
VOERENDAAL BEK
WELTEN
KERKADE TERMAAR LOCHT SPEKHOLZERHEIDE SCHIN OP GEUL
KASTEEL KEVERBERG
UBACHSBERG
TRINTELEN
DUITSLAND
WIJLRE
SIMPELVELD
Heerlen–Kerkrade 1850
NUTH
HOENSBROEK
UBACH OVER WORMS
MIJN ORANJE-NASSAU III
STATIONS KOLONIE
WIJNANDSRADE
MIJN ORANJE-NASSAU IV
NIEUWENHAGEN
KOLONIE BEERSDAL KOLONIE VRANK MIJN ORANJE-NASSAU I
EijGELSHOVEN
SCHAESBERG
MIJN JULIA KOLONIE SCHAESBERG
KOLONIE MIJN LAURA EN VEREENIGING
HEERLEN
MIJN ORANJE-NASSAU KOLONIE MOLENBERG
KLIMMEN
KERKRADE VOERENDAAL
STAATSMIJN WILHELMINA
KOLONIE DOMINALE MIJN
MIJN WILLEM SOPHIA
WIJLRE
DUITSLAND
SIMPELVELD WITTEN BOCHOLTZ
Heerlen–Kerkrade 1920
S T A D N O C H L A N D
Ontwikkeling Heerlen–Kerkrade [RPB/AVL en Topografische Dienst Kadaster]
70
COMPENSATIETERREIN DE HORSEL
COMPENSATIETERREIN ABDISSENBOSCH
NUTH VOORMALIGE MIJN
LANDGRAAF
COMPENSATIETERREIN NIEUW - LOTBROEK VOORMALIGE MIJN VOORMALIGE MIJN
CENTRAAL BUREAU STATISTIEK
VOORMALIGE MIJN
HEERLEN ALGEMEEN BURGERLIJK PENSIONFONDS
VOERENDAAL
VOORMALIGE MIJN COMPENSATIETERREIN
KERKRADE COMPENSATIETERREIN DE LOCHT
COMPENSATIETERREIN DE BEITEL
VOORMALIGE MIJN
VOORMALIGE MIJN
SIMPELVELD
DUITSLAND
Heerlen–Kerkrade 1980
BEDRIJVENTERREIN ABDISSENBOSCH
BEDRIJVENTERREIN DE HORSEL
NUTH
VOORMALIGE MIJN
LANDGRAAF
BEDRIJVENTERREIN DE KOUMEN BEDRIJVENTERREIN WEIJNGAARDSWEG BEDRIJVENTERREIN IN DE CRAMER VOORMALIGE MIJN
VOORMALIGE MIJN
OVERHEIDS INSTELLINGEN
OVERHEIDSINSTELLINGEN
BEDRIJVENTERREIN STRIJTHAGEN
HEERLEN
VOERENDAAL
PINKPOP
SKIBAAN
BEDRIJVENTERREIN KERKRADE
KERKRADE BEDRIJVENTERREIN DE LOCHT PARKSTADION BEDRIJVENTERREIN DE BEITEL
SIMPELVELD
VOORMALIGE MIJN
BEDRIJVENTERREIN BEITEL ZUID KANTORENPARK AVANTIS
Heerlen–Kerkrade 2003
71
Bebouwing
Rijksgrens
Water
Gemeentegrens
Landbouw
Lokale wegen
Voormalige mijnbouw
Snelwegen
Compensatieterrein en bedrijventerrein
Spoorlijnen
DUITSLAND
Ubachsberg
Bedrijv De Bei
Simpelveld
0
500
1000 m
De Locht en omgeving [RPB/AVL en Aerodata Remote Sensing BV (2003)]
1
Spekholzerheide
Heerlerbaan
3
DE LOCHT 2
Bedrijventerrein De Locht
DE LOCHT EN OMGEVING
4
DE LOCHT
venterrein itel
DE LOCHT EN OMGEVING Bevolking 2004
N 281
11.230
aantal personen
Inkomen
[gemiddeld]
25.500 euro
Werkzame personen
A 76
9.396
aantal personen
Bedrijventerrein Trilandis
1996 > 2004
1,5%
groei
Bedrijvigheid 622
aantal bedrijven
1996 > 2004 groei
Ruimtegebruik in ha totale oppervlak verkeer
Kantorenpark Avantis
bebouwd
semi-bebouwd
recreatie
landbouw
bos en natuur
binnenwater
buitenwater
BUITENLAND
26,9% 1.042 149 367 162 56 273 31 0 0 4
WOON BOULEVARD HEERLEN
GEMEENTE HEERLEN
geplande verhuizing
failliet BOUW MARKT PRAXIS
bouwvergunning aangevochten geplande verhuizing
conflict
afgebrand
bouw anderhalf jaar vertraagd
BOUW MARKT HORNBACH
BOUW MARKT KWANTUM
PARKSTAD STADION
verhuisd
gebruik van marge BOUW MARKT GAMMA
GEMEENTE KERKRADE
gebruik van marge
LIDL
campers en caravans Spelersmodel De Locht en omgeving - 2003 [RPB/AVL] Het spelersmodel wordt samengesteld met behulp van gegevens uit veldonderzoek, informatie van overheden en bedrijven, en analyses van economische en demografische data. Het model brengt in kaart welke partijen belangen hebben in een gebied en hoe deze zich organiseren. De verhoudingen tussen spelers op een bepaald moment in de tijd wordt in het spelersmodel op lokaal niveau weergegeven.
S T A D N O C H L A N D
tuincentrum
74
1
Doorsnedetekening De Locht, JanWillem ter Steege
huidverzorging
transportbedrijf
autodemontage
2
tuincentrum
zonweringinstallatie
showroom
3
autohandel
4
75
Heerlerbaan, Heerlen
Ontwikkelingsgebied bij Parc Imstenrade, Heerlen
Bouwbedrijf Schroeders, Heerlerbaan 216, Heerlen
Camping De Eekhoorn, Seterseweg 4, Dorst
VOORBEELDGEBIED 2: TILBURG-BREDA
DORDRECHT
Gorinchem
Raamsdonkveer
Waalwijk
Zevenbergen
Oosterhout
BREDA
Rijen
Etten-Leur
TILBURG Gilze
Goirle
0
5
10 km
TURNHOUT
Regio Noord-Brabant West [RPB/AVL, Corine land cover EEA en Topografische Dienst Kadaster]
Oss
Heusden
Drunen
PROVINCIE NOORD-BRABANT
'S-HERTOGENBOSCH Vught
Uden
Schijndel Veghel
PROVINCIE BRABANT Bevolking 2004 2.406.994
Boxtel
aantal personen
Inkomen [gemiddeld] 30.000 euro
Werkzame personen 1.097.586 aantal personen
1996 > 2004 groei
14,9%
Bedrijvigheid 123.971
aantal bedrijven
1996 > 2004 groei
21,9%
Ruimtegebruik in ha totale oppervlak 508.177
Helmond
verkeer
EINDHOVEN
bebouwd
semi-bebouwd
Veldhoven
recreatie
landbouw
bos en natuur
binnenwater
buitenwater
BUITENLAND
17.051 55,425 6.078 12.064 316.849 84.075 11.515 0 132
OOSTERHOUT
Teteringen
Boswachterij Dorst
DORST
BREDA
Molenschot IJpelaar Bavel
Ulvenhout
0
2,5 km
Tilburg–Breda [RPB/AVL en Topografische Dienst Kadaster]
DONGEN
GEMEENTE GILZE EN RIJEN
RIJEN
BREDA TILBURG
Reeshof GEMEENTE GILZEN EN RIJEN Bevolking 2004 25.093
aantal personen
Inkomen
[gemiddeld]
Hulten
TILBUR 31.500 euro
Werkzame personen
11.108
aantal personen
1996 > 2004 groei
Vliegveld Gilze-Rijen
10,7%
Bedrijvigheid
Oude Warande 983 aantal bedrijven
1996 > 2004 groei
13,8%
Ruimtegebruik in ha. totale oppervlak 6.567 verkeer
bebouwd
semi-bebouwd
recreatie
GILZE
landbouw
bos en natuur
binnenwater
buitenwater
BUITENLAND
430 629 41 195 3.831 1.422 13 0 0
TI LB UR G- TU SS EN LA ND BR ED A Marcel van Ool Rainer Johann, Kersten
Nabielek,
Het gebied ten westen van Tilburg werd lange tijd gekenmerkt door zijn open en groene karakter. Van oorsprong was het voor de landbouw en andere bedrijvigheden nauwelijks interessant. Het bestond voornamelijk uit heide met vennen en moerassen. Beschrijvingen uit de achttiende eeuw spreken van ‘woeste grond’ en plekken werden aangeduid als ‘midden in de barre heide’. Hoewel er dan al enige kleinschalige gemengde landbouw plaatsvindt, spreekt men in 1902 als volgt over ‘de agglomeratie rond Tilburg’: ‘het gebied waarvan Tilburg “de stad” was reikte niet ver: aan de westzijde was er niets’.1 De kleine dorpjes in de omgeving, waar de ‘zandboeren’ woonden, waren voornamenlijk georiënteerd op Breda. Grootschalige ontginning en ontsluiting bleven uit tot ver in de twintigste eeuw. Hele gebieden aan de noord- en zuidzijde van de huidige Bredaseweg en rijksweg N282, de belangrijkste verbinding tussen Tilburg en Breda, waren slechts per karrenspoor en zandweg bereikbaar. Maar de omgeving was zeker niet verstoken van enige grandeur in het groen. Hoewel de stad Tilburg zich langs de Bredaseweg uitbreidde tot aan de Warande, een achttiende-eeuws sterrenbos dat nu de Oude Warande heet en functioneert als park aan de rand van de stad, bleef het een grotendeels open gebied tot aan de boswachterij Dorst. Hier en daar werden landgoederen of een klooster gesticht, waarvan nu slechts delen resten, zoals bijvoorbeeld de villa Dongewijk met haar theekoepel. De meest dramatische aantasting van het landelijk karakter vormt de Vinex-locatie de Reeshof, ten noorden van de spoorlijn Tilburg–Breda (die grotendeels parallel loopt aan de Bredaseweg). En hoe leuk men ook historische namen laat terugkomen in de wijk, de bouw betekende een radicale en zeer abrupte breuk met het verleden. De Reeshof slokte een enorme hoeveelheid
S T A D N O C H L A N D
ruimte op én springt over de oude roodgroene grens heen. De wijk is een fait accompli, maar er spelen zich nog allerlei sluipende en autonome processen af in het gebied. Er lijkt een soort tussenland te ontstaan, waarin het oorspronkelijke strikt landelijke karakter steeds meer stedelijke trekjes krijgt en waarin traditionele agrarische functies steeds meer verdwijnen. Dit laatste gebeurt bijvoorbeeld wanneer een traditioneel boerenbedrijf omgezet wordt in een manege met een grote rijhal. De oorsponkelijke erfbeplanting verdwijnt en de activiteit trekt ook verkeer aan. Vaak worden de weiden voor de paarden afgezet met witte hekken (van hout of kunststof), zoals we die vroeger alleen kenden van de Southfork Ranch uit de tv-serie Dallas. Langs de rijksweg komt men een ook een grote hoeveelheid witte en een enkele keer blauwe lintafrastering tegen. Vaak worden de linten vlak voor of in bestaande heggen geplaatst. De landelijk enorm toegenomen aantallen maneges hebben gezorgd voor wat Dirk Sijmons, rijksadviseur voor het landschap, de ‘horsificatie van het Nederlandse landschap’ noemt. In de regionale pers spreekt men van ‘Bonanza in Brabant’. Als het afwijken van het bestemmingplan oogluikend wordt toegestaan, verrijzen bijgebouwtjes binnen de structuur van de oude landgoederen en worden campings permanent bewoond (de grootste heet in de volksmond ‘het São Paolo van Dorst’). Een verkooppunt voor caravans overschreeuwt zichzelf dusdanig met reclame-uitingen dat het over een afstand van honderden meters de weg domineert. Voor een nieuwe sauna wordt een grote aarden wal opgeworpen. Oorspronkelijk akkerland wordt een monocultuur van sparrenaanplanting, soortenrijke weiden worden preivelden, fijnmazige structuren van zandpaden verdwijnen. En hoewel er een groene visie op de landgoederenzone bestaat is deze nog steeds niet vastgesteld, een ideale situatie voor nog meer tussenland.
01 C. Bogaarts e.a., Van Reij’s hof tot Reeshof. Historie in een Tilburgse nieuwbouwwijk (Tilburg: Blad & Boek, 2001).
88
Staatssecretaris Van Geel zegt over de treinreis tussen Tilburg en Breda dat er vroeger tussen beide steden een rit van een kwartier in het buitengebied zat en dat dat nu nog twee minuten is. En hiermee raakt hij aan de kern van het probleem van tussenland. Een beetje tussenland is namenlijk niet erg en hoort bijna ‘van nature’ bij elke stad en elk dorp: één autosloperij die iets groter is dan gepland, één illegaal trapveldje voor jongeren en één camping die semi-permanent bewoond wordt. Een nieuwe situatie doet zich echter voor wanneer tussenland als een soort microbe de traditionele open ruimte tussen bebouwde kommen aanvreet. Het zal moeten blijken of tussenland het voorland van geregisseerde verstedelijking is of een wildgroei aan initiatieven blijft. Feit is dat in beide scenario’s de beleving van stad, agrarisch platteland en natuurgebied, waarbij het platteland een geleidelijke overgang vormt tussen stad en natuurgebied, op veel plaatsen aan het verdwijnen is. Debet hieraan is ook de wens van veel kleinere gemeenten een eigen positie in te nemen ten aanzien van ‘de grote stad’. Het vrije ondernemersschap wordt hierbij toegejuicht, maar ondertussen verdwijnt het landelijke karakter. Het baart zowel Staatsbosbeheer als de Brabantse Milieufederatie grote zorgen. De Milieufederatie heeft hiertoe in samenwerking met collega-organisaties een plan bedacht waarbij groene gebieden met een ‘harde’ grens een contramal voor de steden moeten vormen. Staatsbosbeheer probeert de Boswachterij Dorst dusdanig te gaan beheren dat er een buitenste schil is die de grootste recreatiedruk kan opvangen en er een kern is die stiller en ruiger is. Beide organisaties streven ernaar natuurgebieden in de regio met elkaar te verbinden (zoals bijvoorbeeld de bossen van Chaam en Dorst). Het blijft echter de vraag of de groene regie kan concurreren met de ruimteclaim voor woningbouw (Breda wil aan de oostkant
89
40.000 woningen bouwen, Oosterhout wil rond Dorst tussen de 350 en 700 woningen bouwen) én met de anarchie van tussenland. Met dank aan Toine Cooijmans, Brabantse Milieufederatie; Hein van Nunen, Staatsbosbeheer
ZAND HEIKANT
MOLENBLOK
DONGEN OOSTERHOUTSCHE BOSSCHEN
GROOTE SPINOLA SCHANS
HEUVEL
BERGEN
BOSWACHTERIJ DORST HAANSCHE HOEF SOTERS
TETERINGEN
STEENHOVEN
GALGENVELD
BREDA
DEN HOEK
NELERSCHE HEIDE
HERVELD
DORST
DEN DIJK
DE VIJF EIKEN
HEUSDENHOUT
MOLENGRACHT RUITERBOSCH
IJPELAAR TERVOORT HAANSBERG
DE ZANDBERG
MOLENSCHOTSE HEIDE
MOLENSCHOT GINNEKEN
BAVEL
BOLBERG
ROOSBERG WOLFSLAAR MASTBOS
RIJEN
HULTEN
LAGE AARD EIKBERG
ULVENHOUTS - BOS HOOGE AARD
ULVENHOUT
PENNENDIJK
ANNA - BOS
DRIEHOEK
VALKENBURGSE HEIDE
NERHOVEN
VERHOVEN
VOSSENBERG RIELSEHE HEIDE
GILZE
RAAKEIND
Tilburg–Breda 1850
ZAND
DE VOORHEIDE VRACHELSE HEIDE
VAART HEIKANT
MOLENBLOK
DONGEN HEUVEL
HOEVENEIND
BERGEN
BOSWACHTERIJ DORST HAANSCHE HOEF TETERINGSE HEIDE
TETERINGEN
STEENHOVEN
HOOLSTRAAT
BREDA
DEN HOEK
BOSWACHTERIJ DORST DORST
DEN DIJK
DE VIJF EIKEN
HEUSDENHOUT
MOLENGRACHT
RIJEN
IJPELAAR TERVOORT HAANSBERG
RUITERBOSCH MOLENSCHOT GINNEKEN
BAVEL
BOLBERG
ROOSBERG WOLFSLAAR MASTBOS
MOLENSCHOTSE HEIDE
HULTEN
LAGE AARD
HEIKANT
EIKBERG
ULVENHOUTS - BOS HOOGE AARD
ULVENHOUT
PENNENDIJK
ANNA - BOS
DRIEHOEK RAAKEIND
NERHOVEN
VERHOVEN
VOSSENBERG GILZE
Tilburg–Breda 1920
S T A D N O C H L A N D
Ontwikkeling Tilburg–Breda [RPB/AVL en Topografische Dienst Kadaster]
90
ZAND
VAART VRACHELSE HEIDE
OOSTERHOUT
HAAGSE BEEMDENBOS
DONGEN
HOEVENEIND BOSWACHTERIJ DORST
OOSTERHEIDE
TETERINGEN
STEENHOVEN
BREDA BOSWACHTERIJ DORST
Dorst
DEN HOEK
DE VIJF EIKEN
TILBURG
RIJEN
TERVOORT MOLENSCHOT
BAVEL
BOLBERG
MASTBOS
HAANSBERG
VLIEGVELD GLIZE - RIJEN
ROOSBERG WOLFSLAAR
MOLENSCHOTSE HEIDE MILITAIR
HULTEN
LAGE AARD
HEIKANT
EIKBERG HOOGE AARD
ULVENHOUTS - BOS
DRIEHOEK
NERHOVEN
VERHOVEN
VOSSENBERG
ULVENHOUT PENNENDIJK
GILZE
RAAKEIND
ANNA - BOS
Tilburg–Breda 1980
ZAND
VAART VRACHELSE HEIDE
OOSTERHOUT
HAAGSE BEEMDENBOS
DONGEN HOEVENEIND BOSWACHTERIJ DORST
OOSTERHEIDE
DAGRECREATIE
TETERINGSE HEIDE
CAMPING DAGRECREATIE
TETERINGEN CAMPING
STEENHOVEN CAMPING
CAMPING
BREDA
BOSWACHTERIJ DORST
RECREATIEGEBIED
NATUURBAD DORST
MANEGE
MANEGE VOORMALIGER STORTPLAATS
GOLFTERREIN
TILBURG
CAMPING
CAMPING MOLENSCHOT
SPORTCOMPLEX
RIJEN
SPORTSPARK
MUSEUM
MOLENSCHOTSE HEIDE MILITAIR CAMPING
HAANSBERG MANEGE
BAVEL
NATUURIJSBAAN
VLIEGVELD GLIZE - RIJEN
CAMPING MANEGE MASTBOS
SPORTPARK
DRIEHOEK
CAMPING ULVENHOUT PENNENDIJK
RAAKEIND
ANNA - BOS
Tilburg–Breda 2003
91
RECREATIEGEBIED
HOOGE AARD
ULVENHOUTS - BOS
DAGRECREATIE
HULTEN HEIKANT
MANEGE
Bebouwing
Bebouwing
Lokale wegen
Lokale wegen
Water
Water
Snelwegen
Snelwegen
Landbouw
Landbouw
Spoorlijnen
Spoorlijnen
Bos
Bos
Heide
Heide
Recreatie
Recreatie
VERHOVEN
MANEGE
VOSSENBERG
GILZE
GOLFTERREIN
Natuurb
DORST
N 282
Bedrijventerrein Hoogeind
0
500
1000 m
Dorst en omgeving [RPB/AVL en Aerodata Remote Sensing BV (2003)]
Recreatiepark t’Haasje
DORST EN OMGEVING
Boswachterij Dorst DORST
RIJEN
BREDA
bad Surae
DORST EN OMGEVING Bevolking 2004 15.940
aantal personen
Inkomen
[gemiddeld]
30.800 euro
RIJEN
Werkzame personen
Manege
7.404
aantal personen
1996 > 2004
13,1%
groei
Bedrijvigheid 681
aantal bedrijven
1996 > 2004 groei
Ruimtegebruik in ha totale oppervlak
Golfclub
N 282
Recreatiepark
verkeer
bebouwd
1- 4
semi-bebouwd
recreatie
landbouw
bos en natuur
Vliegveld Gilze-Rijen
binnenwater
buitenwater
BUITENLAND
13,3% 4.636 362 373 13 201 2.470 1.208 9 0 0
landbouw verdwijnt voormalige steenfabriek
landbouw verdwijnt landbouw verdwijnt
Meubel zaak
GEMEENTE OOSTERHOUT
gebruik van marge Winkel
Manege
BRABANTSE MILIEUFEDERATIE
voorzieningen
Camping Boswachterij Dorst
VINEX REESHOF
Horeca Golfterrein
conflict
STAATS BOSBEHEER
Sauna
gebruik van marge
GEMEENTE TILBURG
conflict gebruik van marge conflict
Auto handelaar
landbouw verdwijnt
MINISTERIE VAN DEFENSIE
GEMEENTE BREDA
Spelersmodel Dorst en omgeving - 2006 [RPB/AVL] Het spelersmodel wordt samengesteld met behulp van gegevens uit veldonderzoek, informatie van overheden en bedrijven, en analyses van economische en demografische data. Het model brengt in kaart welke partijen belangen hebben in een gebied en hoe deze zich organiseren. De verhoudingen tussen spelers op een bepaald moment in de tijd wordt in het spelersmodel op lokaal niveau weergegeven.
S T A D N O C H L A N D manege
94
Doorsnedetekening Dorst, JanWillem ter Steege
1
militair oefenterrein
wokrestaurant
2
chinees restaurant
autoschadeherstel
3
winkelinterieurs
4
lifttechniek
95
Rijks weg 129, Rijen
Caravanspecialist De Bruijn, Tilburgseweg 266, Breda
Stol werk sloopwerken BV, Tilburgseweg 257, Breda
Industrieterrein De Liede, Haarlemmermeer
VOORBEELDGEBIED 3: HAARLEMMERMEER
HAARLEM
Hoofddorp
LEIDEN Alphen a. d. Rijn
DEN HAAG Zoetermeer
Delft
0
5
10 km
Gouda
Regio Noord-Holland Zuid [RPB/AVL, Corine land cover EEA en Topografische Dienst Kadaster]
Purmerend
Zaandam
AMSTERDAM ALMERE
Amstelveen
PROVINCIE NOORD-HOLLAND
Aalsmeer PROVINCIE NOORD-HOLLAND Bevolking 2004 2.587.265
Hilversum
aantal personen
Inkomen [gemiddeld]
Mijdrecht
29.400 euro
Werkzame personen 1.304.306 aantal personen
1996 > 2004 groei
20,3%
Bedrijvigheid 183.612
aantal bedrijven
1996 > 2004 groei
26,3%
Ruimtegebruik in ha totale oppervlak 405.909
Woerden
UTRECHT
verkeer
bebouwd
semi-bebouwd
recreatie
landbouw
Nieuwegein
bos en natuur
binnenwater
buitenwater
BUITENLAND
11.254 41.399 5.946 12.460 164.950 29.759 18.945 604 0
HAARLEM
Zwanenburg
De Liede
Boesingheliede
HEEMSTEDE
Vijfhuizen
HOOFDDORP
0
2,5 km
Haarlemmermeer [RPB/AVL en Topografische Dienst Kadaster]
Osdorp
AMSTERDAM
Lijnden
Sloten GEMEENTE HAARLEMMERMEER
Badhoevedorp AMSTERDAM
HAARLEM
GEMEENTE HAARLEMMERMEER Bevolking 2004 127.750
aantal personen
Inkomen
[gemiddeld]
AMSTELVEEN 33.900 euro
Werkzame personen 120.210
aantal personen
Luchthaven Schiphol
1996 > 2004 groei
43,3%
Bedrijvigheid 6.713
aantal bedrijven
1996 > 2004 groei
46,8%
Ruimtegebruik in ha. totale oppervlak 18.528 verkeer
bebouwd
semi-bebouwd
recreatie
landbouw
bos en natuur
binnenwater
buitenwater
BUITENLAND
Aalsmeer
1.358 2.654 1.505 503 11.840 132 508 0 0
BO ES IN GH EL IE DE EN DE LI ED E tor de nd Ha ar lem me rm ee r on
Rainer Johann, Kersten
Nabielek, Marcel van Ool
De gemeente Haarlemmermeer ligt tussen Amsterdam, Haarlem en Leiden en beslaat de hele Haarlemmermeerpolder, die ontstond toen tussen 1848 en 1852 het Haarlemmermeer werd drooggemalen. Het oorspronkelijke meer was gevormd door vervening en steeds verdergaande afslag van oevers (de zogenaamde waterwolf). Omdat tijdens stormen uiteindelijk ook de steden bedreigd werden, besloot men over te gaan tot droogmalen. Hiertoe werden een bijna zestig kilometer lange ringdijk en een ringvaart om het meer aangelegd. Deze zijn nog steeds beeldbepalend in het landschap. De polder werd ingericht volgens een strak rasterpatroon met boerderijen en buurtschappen met landarbeidershuisjes langs de wegen en op belangrijke kruispunten een dorp, zoals bijvoorbeeld Hoofddorp. De kleibodem was vruchtbaar genoeg voor akkerbouw en er was veel aardappel-, bieten- en graanteelt en plaatselijk ook tuinbouw. Dit verleende de Haarlemmerpolder een eigen karakter in het omringende veenweide-gebied met zijn veeteelt. Het kon echter niet uitblijven dat in een gebied dat zó in de invloedssfeer van de steden van de Randstad ligt en waarin in 1917 Schiphol werd aangelegd, een enorme dynamiek in de ruimtelijke ontwikkeling ontstaat. In 1979 werd Haarlemmermeer aangewezen als groeikern om de bevolkingsdruk uit de omringende steden op te vangen; dit resulteerde onder andere in de bouw van 15.000 woningen in Hoofddorp. In de buurtschappen kwamen steeds meer Schiphol-gebonden bedrijven, van catering tot koeriersdienst. Een goed voorbeeld hiervan is Boesingheliede, of misschien wel wás – het meeliften op het economisch succes van Schiphol bijt zichzelf hier in de staart. Door de komst van de vijfde start- en landingsbaan (de Polderbaan) is Boesingheliede veranderd in één grote lawaaizone.
Paradoxaal genoeg is door diezelfde baan het gebied gevrijwaard van verdere bebouwing. Hierdoor is er alleen bedrijvigheid aan de noordkant van de Schipholweg en houdt de straat een weids zicht over de aardappelvelden en de baan. De economische activiteit in de straat is zeer divers en zeker niet alleen Schipholgebonden. Er zijn twee massagesalons, een koffiebranderij, twee meubelstoffeerderijen en verschillende bedrijven die ‘iets met auto’s doen’. De borden zijn namelijk niet altijd eenduidig. Wat kun je kopen of welke dienst wordt verleend bij een bedrijf dat ‘That’s It’ op de gevel heeft staan, of ‘styling service’? De meesten van de 140 inwoners van Boeselingheliede hebben wel een handel aan huis. De kleine bedrijfsterreinen gaan vaak over in tuinen met veel molentjes, paddestoelen, kabouters, duiventillen, enzovoorts. Dus om bedrijfs- en privéterrein te kunnen scheiden zijn er veel bordjes ‘verboden toegang’ nodig. De paardenweitjes aan het begin en eind van de straat suggereren een zekere landelijkheid die heel goed past bij het ‘min of meer’ dorpse van Boesingheliede. Zo veel bedrijven bij elkaar is ontegenzeggelijk stads, maar dat ze zo kleinschalig geclusterd zijn en dat ertussen gewoond wordt, is weer heel dorps. In De Liede is dit heel anders. Dit industrieterrein ligt aan de Ringvaart, precies op de plek waar de Vijfhuizerdijk overgaat in de Zwanenburgerdijk. Aan de Ringvaart is het beeld nog heel afwisselend met grote bedrijfsterreinen (van de BAM bijvoorbeeld), maar ook met een huisje ‘krek wa’k wou’ inclusief gelijknamig bootje in de vaart. Vanaf de dijk is De Liede niet eens goed zichtbaar, want het terrein is breed omzoomd met hoge bomen en de bebording is zeer bescheiden. Eenmaal op De Liede verandert dit snel. De gemeentelijke puinstort houdt het nog ingetogen, maar bij de vele autohandelaren begint het gevecht om
S T A D N O C H L A N D 108
de aandacht van de consument. In grote hoeveelheden staan de reclameborden op en over elkaar: ‘Velgenland, 1ste hal links’, ‘Autoland eerste weg rechts’, ‘Autosloperij van Gulik eerste weg links’. Nergens zijn er straatnamen of huisnummers. Soms is er wel nog een aanduiding als ‘Kavel D1’. Er is buiten de auto-gerelateerde bedrijvigheid weing anders te vinden in De Liede. Een uitzondering vormt een soort uitdragerij in het zuidelijke puntje, vlak bij de N205. Hier is ‘alles’ te koop, van tweedehands deuren in alle formaten tot speelgoed, van meubilair tot fietsonderdelen. Het geheel staat uitgestald rond een betonnen miniatuurversie van de David van Michelangelo en er scharrelen kippen rond. Andere delen van De Liede zijn niet erg gastvrij. Hele gebieden zijn totaal ongeschikt voor vervoer anders dan per auto. Op verschillende plaatsen zijn terreinen met zware hekken hermetisch afgesloten. Nu was De Liede ooit in het leven geroepen om de wildgroei aan autosloperijen in het noorden van Haarlemmermeer enigszins te beheersen, maar of die opzet geslaagd is blijft de vraag. In 2003 meldde de gemeente dat ze zich geen raad wist met de caravanopslag, de steeds grotere hopen zand bij een aannemer en de steeds grotere berg autobanden bij een sloop: ‘De situatie is helemaal uit de hand gelopen’. De Liede lijkt een vrijstaat waar de ‘informele economie’ de dienst uitmaakt. En tussen dit alles is er nog steeds af en toe een glimp op te vangen van een ‘klassiek’ Hollands polderlandschap, met schapen en koeien in het weiland. Geraadpleegde literatuur Tussenland (Rotterdam/Den Haag: NAi Uitgevers Ruimtelijk Planbureau, 2004).
109
HAARLEM
AMSTERDAM
OSDORP SCHALKWIJK SPAARNE
LUTKE MEER
SLOTEN HET NIEUWE MEER
HAARLEMMERMEER
FORT SCHIPHOL DE ZWARTE SCHINKEL POLDER DE POEL
LEGMEER PLAS
Haarlemmermeer 1850
HAARLEM BOUWOORD
Lokale wegen
AMSTERDAM
LAMMERT HOEVE
T H C TO
T
IJ
H
NIEUWERKERK
ER
TO
C
DIJSERINEK
RI NG VEE EN BOUWLUST VA A
AR
U
VREDEVELD
T
W
KE
RK
ANNAHOEVE
DORPZWANG
VA
N
O
FD
HEVEL
DE BEEMSTERS PA A
SLOTEN
H
TO
C
H
CRUQUIUS
O
KERKZICHT
RT
HEVEL BOUWLUSTBADHOEVE
T
N
T
IE
ZUIDER SPAARNE
RI
Water
BOESINGHELIEDE
VIJFHUIZEN AR
OSDORP
MARIA HOEVE
DE BAARSJES
HAARLEMMERLIEDE
A GV
Bebouwing
HEVEL
ANNAHOEVE
KA
G
HOOGE WERF DE BEEMSLAAG
HET NIEUWE MEER U
RD
DE KOEKOEK
ER
C
H
T
VISSERSHOOP TO MEERVRUCHT LOUZIA'S HOEVE C
O
HOOGERL UST
H
T
RT
HAARLEMMERMEER
TE
BLOMMENSTEIN
HUGO DE GROOT
PEKING
VI
MARIA VAN REIGERSBERG JF H RUDOLFSBRUG U CLARA'S HOEVEN IZ ANTONIES HOEVEELSJE VAN HOEVENIGEN ER ADRIANA'S HOEVE KRONEBURG ANNAHOEVE T O C H EBENHAEZER MARAN ATAHKNAAPENBURGH T
BERTHA'S HOEVE DE HOOP VAN ZEGEN
B
R
MARGAREHTAS HOEVE HOOFDDORP VOORWAARTS
ELIZABETHS HOEVE 'T OOG OMHOOG
IJK ED
EB
O
EK ER T O ZEGEN HOOP OP C H T
ANNAHOEVE
NI
N
GE
EN
N
O
O
RD
TO
C
H
T
DE STAD ZAANDAM
SL
O
VEELZICHT
RN VRIJWELW O
ER
SOPHIA'S HOEVE WERKRUST
HENDRIKSKAMP IDA'S HOEVE
DE PRESIDENT
'S HERTOGENBOSCH
KR
UIS
MIJN GENOEGEN
VA A
RIJK
DE HERVEILING
RT
AALSMEER HEVEL
BEUKENHORST SCHAPENHOLL
VOGEL
HERBERG
KRONEBURG
DE POEL
DE STAD HOORN
Haarlemmermeer 1920
S T A D N O C H L A N D
Ontwikkeling Haarlemmermeer [RPB/AVL en Topografische Dienst Kadaster]
110
HAARLEM BOUWOORD
ZWANENBURG
AMSTERDAM
LAMMERT HOEVE
ANNAHOEVE
OSDORP
HEVEL
MARIA HOEVE
DE BAARSJES
SLOTERPLAS
ZUIDER SPAARNE
BOESINGHELIEDE
VIJFHUIZEN RT
NIEUWERKERK
DIJSERINEK
VEE EN BOUWLUST
ANNAHOEVE
AA GV
RIN
GV AA
RT
FD
KERKZICHT
HO O
HOOGE WERF
SOPHIA'S HOEVE HOOGERL UST VEELZICHT
HAARLEMMERMEER
BADHOEVEDORP
DE BEEMSTER GBA AN
WERKRUST
ZWA NEN BUR
CRUQUIUS
DORPZWANG
VA AR T
HEVEL
LOUZIA'S HOEVEMEERVRUCHT
BLOMMENSTEIN
BUITE NVEL DERT BAAN
ADRIANA'S HOEVE
SCHIPHOL
EBENHAEZER BERTHA'S HOEVE
HOOFDDORP VOORWAARTS
DE HOOP VAN ZEGEN NIE
GE
'T OOG OMHOOG
DIJ
HENDRIKSKAMP
K
'S HERTOGENBOSCH KA
HOOP OP ZEGEN
AG
BA
AN
BEUKENHORST
IDA'S HOEVE
AMSTELVEEN
AAL SME ERB AAN
ELIZABETHS HOEVE
HET NIEUWE MEER
VRIJWEL
CLARA'S HOEVENPEKING DE STAD ZAANDAM
SLOTEN
RIN
A9
VREDEVELD
DE POEL
AALSMEER
DE PRESIDENT
HERBERG
A4
VOGEL
Haarlemmermeer 1980
R IN G
HAARLEM
VA A R
T
ZWANENBURG
AMSTERDAM
DE LIEDE
RI
NG
VA
AR
T
VIJFHUIZEN
RINGVAART
SLOTERPLAS
BEDRIJVEN TERREIN LIJNDEN
POLDERBAAN
ZUIDER SPAARNE
BOESINGHELIEDE
RI A9
NG
VA
AR
T
A5
BADHOEVEDORP
CRUQUIUS
HET NIEUWE MEER
AN
HAARLEMMERMEER
SCHIPHOL CENTRUM SCHIPHOL
HOOFDDORP
AMSTELVEEN
OOST
N
GE I ED JK
LINT A4 ZONE WEST
AN
BA
AG
KA
SCHIPHOL ZUIDOOST
A4
SCHIPHOL RIJK KRUISWEG ZUID
DE POEL
AALSMEERBAA
NI DE HOEK
BEUKENHORST
RINGVAART
AALSMEER
Haarlemmermeer 2003
111
TERREIN
AR T
SCHIPHOL GOLF NOORD BUITENVELDERTBA
RI NG VA
ZWANENBURG
BAAN
SCHIPHOL NOORDWEST
Bebouwing Bebouwing
Gemeentegrens Gemeentegrens
WaterWater
Lokale Lokale wegen wegen
Landbouw Landbouw
Snelwegen Snelwegen
Luchthaven Luchthaven
Vrijwaringszone luchthaven Vrijwaringszone luchthaven
Bedrijvigheid Bedrijvigheid [deels Schipholgebonden, deelsdeels in planning] [deels Schipholgebonden, in planning]
Spoorlijnen Spoorlijnen
DE LIEDE
A9
1
2
Boesingheliede
3
Polderbaan luchthaven Schiphol
4
4
A5
0
500
1000 m
De Liede en omgeving [RPB/AVL en Aerodata Remote Sensing BV (2003)]
ZWANENBURG
DE LIEDE EN OMGEVING
DE LIEDE
Ringvaart
DE LIEDE EN OMGEVING Bevolking 2004 11.760
aantal personen
Inkomen
[gemiddeld]
32.200
Westgaarde
euro
Werkzame personen 4.336
aantal personen
1996 > 2004
4,1%
groei
Bedrijvigheid 697
aantal bedrijven
1996 > 2004 groei
Lijnden
Ruimtegebruik in ha totale oppervlak verkeer
bebouwd
semi-bebouwd
recreatie
landbouw
bos en natuur
binnenwater
buitenwater
BUITENLAND
29,1% 2.752 94 284 326 105 1.816 48 80 0 0
GEMEENTE HAARLEMMERMEER
conflict uitbreiding Schiphol
conflict
gebruik van marge Autodealer
gebruik van marge
RIJKSOVERHEID
Autodealer Autodealer
Telecom
Autodealer Industrie Catering
landbouw verdwijnt
conflict uitbreiding Schiphol
Sauna
Meubel zaak Thai massage
gebruik van marge
SCHIPHOL Copy en Print
landbouw verdwijnt
Spelersmodel De Liede en omgeving - 2006 [RPB/AVL] Het spelersmodel wordt samengesteld met behulp van gegevens uit veldonderzoek, informatie van overheden en bedrijven, en analyses van economische en demografische data. Het model brengt in kaart welke partijen belangen hebben in een gebied en hoe deze zich organiseren. De verhoudingen tussen spelers op een bepaald moment in de tijd wordt in het spelersmodel op lokaal niveau weergegeven.
S T A D N O C H L A N D 114
Doorsnedetekening Boesingheliede, JanWillem ter Steege
1
Polderbaan (Schiphol)
2
cateringservice
massagesalon
import/export
3
plaatstaalbewerking
importeur
meubelstoffeerder
vliegtuigcatering
4
bandenspecialist
caravanopslag
5
A5
115
Schiphol weg , Boesingheliede, Haarlemmermeer
Dynamo weg, De Liede, Haarlemmermeer
H. Been en Zoon V.O.F, Vijfhuizerdijk, Haarlemmermeer
ONDERWEG er is geen onderscheid de voorbijgaande auto is het sluipend dier waar koren op sneeuw lijkt en aarde fluweel een weg recht een berg op kan gaan en de prairie vlak en hard als holland langs een spoor of over een spoor door huizen op een lijn de kerk, de schuur, de opslagplaats er wacht zijn langs de kant van de weg in een al dan niet te mijden berm i’m not responsible for accidents on mount pleasant was het hier echt verlaten er kwam geen post via de achterdeur wist ik niet van mensen achter ramen mensen zonder benzine al hebben ze hun auto verlaten geen plek waar het spoor over veilig rook of sneeuwstorm kunnen verhullen zoals wie weet hoe het werkt in begaanbaar braakland Saskia de Jong Uit: Zoekt vaas (Amsterdam: Bert Bakker, 2004)
Sho wburo Oase, Rijks weg 111A, Rijen
PE RS ON AL IA Rainer Johann (1972) is architect en stedenbouwkundige, (mede)auteur van Tussenland (Rotterdam/Den Haag: NAi Uitgevers/Ruimtelijk Planbureau, 2004) en tegenwoordig werkzaam bij de Architekten Cie. Research & Development in Amsterdam. Dieuwertje Komen (1979) is fotograaf en volgde de Academie St. Joost en Post-St. Joost Fotografie in Breda. Voor eerdere opdrachten legde zij het veranderend stedelijk landschap van onder meer Warschau en Shanghai vast. Tracy Metz (1954) is journalist bij NRC Handelsblad en gastonderzoeker bij het Ruimtelijk Planbureau. Zij schrijft over architectuur, stedenbouw en landschap, en is (mede)auteur van o.a. de boeken Snelweg>Highways in the Netherlands, Atlas van de verandering, Nederland herschikt en PRET! Leisure en landschap. Kersten Nabielek (1971) is architect en onderzoeker, medeauteur van Tussenland (Rotterdam/ Den Haag: NAi Uitgevers/Ruimtelijk Planbureau, 2004) en tegenwoordig werkzaam bij het Ruimtelijk Planbureau in Den Haag. Marcel van Ool (1970) is kunsthistoricus en werkt sinds 1998 bij Staatsbosbeheer als medewerker landschap en cultuurhistorie. Joyce Roodnat (1955) is journalist en schrijfster. Voor NRC Handelsblad doet zij wekelijks verslag van haar wandelingen in Nederland en de rest van de wereld. Herman Vuijsje (1946) is socioloog en publicist. Hij geniet vooral bekendheid vanwege de overpeinzingen die hij optekent tijdens wandelingen, bijvoorbeeld langs de stadsrand van Amsterdam (2003) of op het platteland van de nieuwe Europese lidstaten (2004).
S T A D N O C H L A N D 126
CO LO FO N
Deze publicatie kwam tot stand in samenwerking met Staatsbosbeheer, het Nederlands Architectuurinstituut en het Ruimtelijk Planbureau. Redactie Marcel van Ool (Staatsbosbeheer), Saskia van Stein (Nederlands Architectuurinstituut), Rainer Johann, Kersten Nabielek (Ruimtelijk Planbureau) Tekstredactie Marieke van Giersbergen Fotografie Indien niet anders vermeld: Dieuwertje Komen Doorsneden JanWillem ter Steege Vormgeving Minke Themans, Rotterdam i.s.m. Brenda Vonk Noordegraaf Druk Drukkerij Die Keure, Brugge Papier Munken lynx 130 grs. Projectleiding Caroline Gautier, NAi Uitgevers Uitgever Eelco van Welie, NAi Uitgevers Kaarten en illustraties Indien niet anders vermeld: Ruimtelijk Planbureau en Atelier Verborgen Land 2003 (AVL), bewerking: Kersten Nabielek, Rainer Johann i.s.m. Minke Themans Bronnen kerncijfers Bevolking: CBS-Bevolkingsstatistiek; inkomen: CBS-Regionaal InkomensOnderzoek (RIO); werkzame personen en bedrijvigheid: LISA-Landelijk InfoSysteem Arbeidsplaatsen; ruimtegebruik: CBS-Bodemstatistiek © 2006 NAi Uitgevers, Rotterdam, en de auteurs Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveel-voudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro Niet alle rechthebbenden van de gebruikte illustraties konden worden achterhaald. Belanghebbenden wordt verzocht contact op te nemen met NAi Uitgevers, Mauritsweg 23, 3012 JR Rotterdam, info@naipublishers.nl NAi Uitgevers is een internationaal georiënteerde uitgever, gespecialiseerd in het ontwikkelen, produceren en distribueren van boeken over architectuur, beeldende kunst en verwante disciplines. www.naipublishers.nl ISBN 90-5662-549-7
127
M OB IE LE DE BATT EN
In januari 2007 organiseert Staatsbosbeheer in samenwerking met het NAi en Kasteel Groeneveld een aantal mobiele debatten. Daarbij worden per bus een aantal typische tussenlanden verkend. Tijdens deze tochten gaan politici en beleidsmakers, denkers en doeners, bouwers en berschermers met elkaar in discussie over de ingrijpende en snelle transformatie van het Nederlandse landschap. Een tekst- en fotoverslag van de debatten is vanaf eind januari 2007 te vinden op de volgende website: www.staatsbosbeheer.nl
129
S T A D N O C H L A N D
Dat rommelige tussenland waar stad en platteland in elkaar overgaan lijkt zich, ondanks de Nederlandse planningstraditie en het bijbehorende ordeningsapparaat, te kunnen onttrekken aan de gangbare ideeÍn over ruimtelijke ordening. Het zijn ongrijpbare, altijd veranderende gebieden, spannende plekken vol met geheimen en mogelijkheden; een informele structuur die op een onverwachte en volstrekt onvoorspelbare manier parallel aan formele ruimtelijke ingrepen ontstaat. Aan de hand van drie concrete gebieden in Noord-Holland, Noord-Brabant en Limburg geeft deze publicatie inzicht in de wijze waarop deze ruimten zich ontwikkelen. Daarnaast is het een hybride en inspirerende verzameling van essays, poÍzie, beeldverhalen, kaarten en interessante data over actuele ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening, die zich onttrekken aan de regels. Met teksten van o.a. Aaron Betsky, Rainer Johann, Tracy Metz, Kersten Nabielek, Marcel van Ool, Joyce Roodnat en Herman Vuijsje, en foto’s van Dieuwertje Komen.
NAi U itgeve rs , Staatsbosbe he e r S T A D N O C H L A N D 130