ART CATALOGUE // Eigen Weg - Collectie Gerard en Mariet Roetgering

Page 1


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Inleiding DIANA A. WIND Directeur Stedelijk Museum Schiedam

De ontstaans- en verzamelgeschiedenis van musea is nauw verbonden aan initiatieven die particulieren in heden en verleden hebben getoond. Zo zijn onder andere het Stedelijk Museum in Amsterdam, het Van Abbemuseum, Museum Boijmans Van Beuningen, het Bonnefantenmuseum en het Kröller-Müller Museum opgezet door schenkingen van particulier verzamelaars aan een stad. Het Stedelijk Museum Schiedam heeft eenzelfde geschiedenis. Majoor G. Visser, wethouder en majoor bij de Schutterij in Schiedam, schonk zijn collectie aan de stad met de voorwaarde dat er een Stedelijk Museum gesticht moest worden. In 1899 werd dit een feit. Bij de meeste musea blijft het niet bij een eenmalig gebaar van een verzamelaar. Gesteld kan worden dat collecties van musea voor negentig procent verrijkt worden door schenkingen van particulieren. Dus slechts tien procent kopen musea zelf. De aankoopbudgetten van musea zijn in Nederland dusdanig laag dat de vrijgevigheid van verzamelaars van harte wordt toegejuicht. Het Stedelijk Museum Schiedam heeft een sterke band met een aantal Nederlandse verzamelaars. Uit dankbaarheid heeft het museum zes jaar geleden de tentoonstellingsreeks Kunst uit huis in de programmering opgenomen. Elk jaar nodigt het museum een particulier verzamelaar uit een royale keuze uit zijn collectie in een tentoonstelling te laten zien. Voor de zesde editie heeft het museum Gerhard en Mariet Roetgering gevraagd. De tentoonstelling laat een selectie van ruim 200 werken zien. Het boek geeft bijna een compleet overzicht van de collectie. Cor de Nobel en Fred Wagemans zijn uitgenodigd om een stuk voor het boek te schrijven. Vervolgens boden Otto Egberts en Tom Roetgering spontaan aan ook een artikel te schrijven. Ieder schrijft vanuit zijn eigen expertise en ervaring. De beeldend kunstenaar Cor de Nobel heeft jarenlang in Dordrecht de galerie •31 gehad. Omdat een deel van de collectie Roetgering aansluit bij de kunstenaars die De Nobel in de galerie vertegenwoordigde, schrijft hij over zijn ervaringen in die tijd. Met de Kunstruimte in Beetsterswaag vertegenwoordigt Fred Wagemans onder anderen de kunstenaar JCJ Vanderheyden. Wagemans schrijft over zijn ontmoetingen met Gerhard Roetgering en hun gezamenlijke liefde voor het werk van JCJ Vanderheyden. In een omvangrijk artikel geeft Otto Egberts inzicht in zijn werkwijze en zijn manier van denken. Het meest persoonlijk is de tekst van zoon Tom Roetgering. Met waardering schrijft hij over de liefde voor de kunst van zijn vader. De samenwerking tussen de familie Roetgering en het museum bestaat al een aantal jaren. Het begon met een verzoek tot een omvangrijk bruikleen voor een van de tentoonstellingen waarmee het museum na een grondige restauratie in 2006 weer opende. De tentoonstelling bestond uit fotoportretten die de Duitse kunstenaar Fritz Pitz van kunstenaars heeft gemaakt. Inmiddels heeft Roetgering een flink aantal van de foto’s aan het museum geschonken. De collectie Roetgering kent, naast de foto’s van Pitz, vier pijlers: de Informelen, Lyrisch Abstracte kunstenaars, JCJ Vanderheyden en Otto Egberts. Uiteraard is niet elke kunstenaar

4


Inleiding

5

uit de collectie in een bepaalde stroming onder te brengen. Dat is juist het voordeel van particulier verzamelen. Daar hoeft geen beleid aan ten grondslag te liggen. Belangrijker is liefde voor de werken en vaak ook vriendschap met de kunstenaars. Opvallend is dat de samenstelling van de collectie Roetgering verwant is aan die van het Stedelijk Museum Schiedam. Door een omvangrijke schenking van de Stichting AltenaBoswinkel in 1999 heeft het museum veel werk van Otto Egberts en JCJ Vanderheyden in de collectie. De eerste en belangrijkste kerncollectie waarmee het museum zich profileert is CoBrA, de Experimentele Groep en de Informelen. In beide collecties is prachtig werk van Wim de Haan, Jaap Nanninga, Piet Ouborg, Jan RoĂŤde, Jaap Wagemaker en Theo Wolvecamp aanwezig. Wat een absolute vondst van Gerhard Roetgering in deze context is, is het werk van de Belgische eigenzinnige kunstenaar Willem Van Hecke. In Nederland is Van Hecke onbekend, maar in BelgiĂŤ is hij goed vertegenwoordigd in collecties van connaisseurs en musea. Hoewel het museum de Koele Abstractie als tweede kerncollectie heeft gedefinieerd, is het werk van Leo Erb en Walter le Blanc hierin niet vertegenwoordigd. Het is daarom juist interessant om deze kunstenaars te tonen. Door de profilering van het museum en de overeenkomsten in de beide collecties heeft Gerhard Roetgering inmiddels 59 werken aan het museum in langdurig bruikleen gegeven. Later dit jaar zal het bruikleen uitgebreid worden. Door dit royale gebaar zijn de kerncollecties van het museum versterkt. De Raad van Toezicht en de directie van het museum zijn Gerhard en Mariet Roetgering buitengewoon dankbaar voor de schenking en de langdurig bruiklenen. Wij zullen ervoor zorgen dat zo veel mogelijk mensen zullen genieten van deze excellente werken.


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Karl Fred Dahmen (Stolberg, Duitsland, 1917 – Preinersdorf am Chiemsee, Duitsland, 1981)

24


Karl Fred Dahmen

25

Zonder titel 1956 olieverf en collage op canvas 37 x 62 cm

Zonder titel 1960 gemengde techniek op doek 85 x 70 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Wim de Haan (Amsterdam, 1913 – 1967)

Zonder titel 1954 olieverf op jute 100 x 120 cm

26


Wim de Haan

27

Tekens 1954 olieverf op doek 50 x 70 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Zonder titel C5 1955 olieverf op doek 80 x 90 cm

30

Zonder titel 1955 olieverf op doek 60 x 50 cm


Wim de Haan

Zonder titel 1955 olieverf op doek 101 x 90 cm

31


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

46

Bert Kiewiet (Amsterdam, 1918 – Mantinge, 2008)

Badende meisjes 1988 brons 66 en 48 cm hoog


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

50

Gerhard Marcks (Berlijn, Duitsland, 1889 – Burgbrohl, Duitsland, 1981)

Witwe im Wind 4/10 1980 brons 59 cm hoog


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Jaap Nanninga (Winschoten, 1904 – Den Haag, 1962)

Stillness I 1961 gouache 46 x 62 cm

52


Jaap Nanninga

53

Les murs 1959 gouache 49,5 x 64,5 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Le port 1954 olieverf op doek 78 x 95 cm

58


Ja a p Wa g e m a k e r

Maroc 1964 gemengde techniek op paneel 128 x 160 cm

59


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Oued jaune 1960 doek op paneel 74,5 x 74 cm

60


Ja a p Wa g e m a k e r

Les Ardoises 1958 olieverf op doek 84 x 55 cm

61

Matiere Mouvante 1957 olieverf op doek 61 x 45 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

62

T h e o Wo l v e c a m p (Hengelo, 1952 – Amsterdam, 1992)

Zonder titel 1961 olieverf op doek 150 x 90 cm


T h e o Wo l v e c a m p

63

Zonder titel 1957 olieverf op doek 130 x 111 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

TĂŞte triste 1955 olieverf op doek 99 x 69,5 cm

66


T h e o Wo l v e c a m p

Strandvreugde 1953 olieverf op doek 75 x 104 cm

67


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Henk ter Horst (Hengelo, 1917 – 1994)

Zonder titel 1991 gemengde techniek 12 x 12 cm

70


Henk ter Horst

Zonder titel 1993 gemengde techniek 12 x 10,5 cm

71

Zonder titel zonder jaar gemengde techniek 12 x 12 cm

Zonder titel 1993 gemengde techniek 12 x 10,5 cm

Zonder titel zonder jaar gemengde techniek 15 x 10,5 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Zonder titel 1993 gemengde techniek 12,5 x 11 cm

74


Henk ter Horst

Zonder titel 1993 gemengde techniek 19,5 x 15 cm

75


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Piet Ouborg (Dordrecht, 1893 – Den Haag, 1956)

Uit elkander 1950 olieverf op doek 39,5 x 50 cm

82


Piet Ouborg

83

Op zwarte vlek 1930 – 1931 olieverf op paneel 33 x 27,5 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Ontmoeting 1949 gouache 50 x 65 cm

84


Piet Ouborg

Invaart 1948 gouache 49,5 x 64,5 cm

85


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Compositie 1948 olieverf op doek op board 46,5 x 60 cm

10 2


Jan RoĂŤde

Wederzijdse beĂŻnvloeding 1947 olieverf op doek 46 x 60 cm

10 3

Air Breton 1946 olieverf op doek 73 x 92 cm

Compositie 1948 olieverf op doek op board 46 x 55 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Compositie 1948 olieverf op doek 46 x 55 cm

10 4


Jan RoĂŤde

Compositie 1948 olieverf op doek 46 x 55 cm

10 5

Zonder titel 1954 olieverf op doek 74,5 x 90 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Zonder titel 1982 olieverf op doek 41,5 x 29,5 cm

Take 1-2-3-4 1992 olieverf op doek 50 x 60 cm

112

Opus 471 1983 olieverf op doek 23,5 x 30 cm


Robertus Schrijver

Zonder titel zonder jaar olieverf op doek 198 x 142 cm

113


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Serge Charchoune (Bougourouslan, Rusland, 1888 – Villeneuve-Saint-Georges, Frankrijk, 1975)

12 0


Serge Charchoune

121

Triangle et cymbale 1943 olieverf op board 16,5 x 24 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

12 2

Leo Erb (Sankt Ingbert, Duitsland, 1923)

Linienzeichnung 1973 papier 100 x 100 cm


Leo Erb

Linienplastik 1970 hout 70,5 x 32,5 x 5,5 cm

12 3

Linienplastik 1976 hout 54 x 20 x 5 cm

Linienzeichnung 1971 papier 65 x 50 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Linienplastik 1992 hout 90,5 x 14,7 x 11,4 cm

Linienplastik 1991 staal 106,5 x 20 x10 cm

12 4

Linienplastik 1971 hout 20 x 80 x 5 cm


Leo Erb

Linienplastik 1991 hout 112 x 17,2 x 10 cm

Linienbild 2000 hout 70 x 65 cm

Linienbild 1978 papier 52 x 45,5 cm

12 5

Linienplastik 1973 staal 97,5 x 12 x 12,6 cm

Linienplastik 1973 hout 106,5 x 20 x 10 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Wa l t e r L e b l a n c (Antwerpen, België, 1932 – Opzullik, België, 1986)

Torsions twisted strings 1975 gemengde techniek met touw 39,5 x 39,5 cm

12 8


Wa l t e r L e b l a n c

12 9

Torsions twisted strings 1975 gemengde techniek met touw 39,5 x 39,5 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

G e e r v a n Ve l d e (Lisse, 1898 – Cachan, Frankrijk, 1977)

Zonder titel zonder jaar olieverf op doek 65 x 81 cm

13 0


G e e r v a n Ve l d e

131

Zonder titel zonder jaar olieverf op doek 85 x 80 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

13 2

O og om oog FRED WAGEMANS

De eerste kennismaking met een persoon bepaalt vaak of de relatie zich wel- of niet-ontplooit. In dit geval die van een galeriehouder tot een bezoeker van de galerie. Ik was al een jaar bezig met mijn galerie in Beetsterzwaag in Friesland, ver weg van het centrum van de kunstwereld in Nederland en met alle voorspelbare gevolgen vandien: nauwelijks aandacht buiten eigen kring, lege middagen te midden van de mooiste kunst, een illusie die buiten het gezichtsveld bleef van mijn oud-collega’s uit de museumwereld. Vanuit het monumentale pand waar mijn bedrijf was gevestigd had ik uitzicht op de bakker aan de overkant van de straat. Die deed het goed, iedere dag opnieuw. Ongetwijfeld zat ik gebogen over een kritiek op een tentoonstelling van een belangrijk kunstenaar in een vooraanstaand museum in het episch centrum van de beeldende kunst, ver weg van Friesland, toen een voertuig op de stoep stilhield. Vanuit zijn ooghoek had de bestuurder vanachter het stuur van zijn wagen, zo verklaarde hij na binnenkomst, het grote zwart-wit schilderij dat in de zijruimte van de galerie hing, onmiddellijk herkend als een werk van JCJ Vanderheyden. Het betrof Large Checkerboard uit 1990, een schilderij dat in Museum Boijmans van Beuningen had gehangen en ook in de bijhorende tentoonstellingscatalogus is afgebeeld. De compositie is een deformatie van wat ooit een regelmatig raster was, gebaseerd op een foto van een schilderij van opzij genomen. Een typische Vanderheyden dus. Mijn bezoeker, Gerhard Roetgering, had het schilderij vanachter het stuur en uit zijn ooghoek met een gang van dertig kilometer ook van opzij waargenomen. Dit kan alleen met werk van Vanderheyden. De verzameling van schilderijen van JCJ Vanderheyden die Gerhard Roetgering met veel toewijding heeft bijeengebracht is in meer

opzichten uniek. Het zijn vrijwel allemaal kleine formaten, en de ‘blokkenschilderijen’ zijn ver in de meerderheid. Dit stelt de kijker bij uitstek in staat om heel precies de verschillende mogelijkheden, die de kunstenaar in dit thema behandelt, van elkaar te onderscheiden. Voor de meeste mensen bestaat het oeuvre van Vanderheyden uit ‘horizonnen of blokjes’, een enkeling kan daar nog de poorten en kaders aan toe voegen. Blokkenschilderijen, rasters, schaakborden, checkerboards, de vele benamingen geven al iets van de verscheidenheid aan. Ik zou daar nog aan toe willen voegen: monitoren, ladders en chromosomen. Opmerkelijk is dat ieder die ooit bewust naar een schilderij van Vanderheyden heeft gekeken, in het vervolg onmiddellijk een werk als van zijn hand herkent. Dit geldt het sterkst voor de horizonnen met hun helder blauw; maar ook, hoe verschillend ze onderling mogen zijn, voor de blokkenschilderijen. Het werk van JCJ Vanderheyden is verslavend. Heeft men zijn eerste schilderij verworven, in vrijwel alle gevallen denkt men al aan een volgend. Het verzadigingspunt ligt altijd in de verte. Het oog wordt in hoge mate aangetrokken, het wordt uitgedaagd om in elk schilderij het unieke te ervaren. Dit proces speelt zich in de geest van de verslaafde op twee manieren af: ieder schilderij voor zich is een piekervaring, en daarbij komt dan nog de vergelijking met andere schilderijen van de kunstenaar. Hier accumuleert/versnelt de verslavingsroes. Hoe meer schilderijen van Vanderheyden men kent, hoe meer de vergelijking aan snelheid wint. Het is niet zo dat men vooruit gaat, of ergens naar toe. De kunstenaar zelf geeft er de voorkeur aan zijn werken, wanneer deze in een groter aantal worden tentoongesteld in musea, niet te voorzien van een datum op de begeleidende zaalbordjes. Zo kunnen de werken bekeken worden zonder dat


Oog om oog

de kijker belast wordt met chronologie en de hieruit volgende dwangmatige, zich in een enkele richting bewegende, noodzaak van een ontwikkeling. Dit tot wanhoop van de museumstaf die is opgeleid in de traditie dat in een kunstwerk de datum en de signatuur moeten kloppen, en dat de interpretatie van een werk berust op de zekerheid van deze co-ordinaten. JCJ Vanderheyden daarentegen stelt een eigen tijd-ruimte ter beschikking. Niet alleen in tentoonstellingen maar ook in de door hem vormgegeven catalogi en andere drukwerken dringt dit bewustzijn door. Iemand die zijn drukwerken verzamelt is ook een Vanderheyden-verzamelaar. De schilderijen van JCJ Vanderheyden zijn niet planmatig, ze worden niet als reeks uitgezet en vervolgens uitgevoerd. Ze zijn beslist geen variaties binnen een serie. Ieder werk gaat van begin tot einde zijn eigen weg. De kleuren zijn anders, het aantal vlakken is anders, de horizontaal-verticaal verhouding van de vlakken is anders, de ondergrond verschilt, de zijkanten verschillen, de vlakken raken elkaar of niet: het aantal mogelijkheden is onbeperkt. De schilderijen bevinden zich op een snijvlak van bezinning en zinnelijkheid. In interviews en lezingen heeft Vanderheyden gesteld dat hij schildert in de derde persoon. Hij zet zijn hand aan het werk, bestuurd door zijn geest, maar op afstand. Er is bij het maken, en dan vooral bij het afmaken, bij de beslissing een schilderij als af te beschouwen, een grootheid werkzaam die niet identiek is met het individu van de schilder. Het individu, met zijn hoogst persoonlijke emoties en gewaarwordingen, staat eerder in de weg. Vanderheyden schildert ook niet vanuit een gemoedsstemming. Hij ziet het als zijn verantwoordelijkheid om de deur van zijn perceptie te openen en open te houden, om in zijn schilderijen dynamiek en openheid te realiseren die de geest van de kijker activeren. De kijker neemt

13 3

deel in het waarnemings- en beslissingsproces van de schilder, je verhouding tot het werk is actief, je oog is een verlengstuk van je hersenen, je neemt waar. Vanderheyden is geen koele schilder, integendeel. De kleuren kunnen zinderen, het penseel geladen; maar wel gedoseerd, nooit overladen. Het snijvlak van bezinning en zinnelijkheid dient zich aan wanneer we werkelijk veel werk van de schilder hebben gezien. Zoals we dat nu met de verzameling Roetgering kunnen. Dan zien we onomstotelijk een organisme voor ons, niet een bouwwerk, niet een monument, maar een levend en hypersensitief wezen, iets dat is gegroeid en met stevige wortels. Geen verschijning, geen bedenksel, nee een lichaam, een corpus, dat ademt. Nu is ook Vanderheyden’s afkeer van een chronologie te begrijpen, zijn verzet tegen de zogenaamd wetenschappelijke urgentie om de dingen op een rij te zetten, en wel zo dat het klopt. In een levend lichaam is toch alles even oud? De verzameling van schilderijen van JCJ Vanderheyden die Gerhard Roetgering heeft opgebouwd is uniek. De verzamelaar is zich hiervan bewust en toch kan hij niet genoegen nemen met een status quo. Hij is niet bij machte zich neer te leggen bij wat hij al verworven heeft. Er is de voortdurende onrust dat iets ontbreekt, een stuk dat alle andere in een nog krachtiger verband zal brengen. Stad en land worden afgereisd, alle veilingen bezocht, alle tentoonstellingen waar, al is het maar een enkel stuk, nog niet gezien werk wordt aangeboden. Roetgering bezit een fanatieke nieuwsgierigheid, hij wil en kan niets missen, alle werken die zich aanbieden beklopt hij met een ongeÍvenaarde aandacht.


J C J Va n d e r h e y d e n

Vijf maal wit 1998 acryl op doek op paneel 28 x 20 cm

14 5


J C J Va n d e r h e y d e n

Crossing 1999 potlood en temperaverf op hout 21 x 19 cm

147


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

15 8

‘Ik ben voortdurend doende mijzelf af te drukken maar ik kan het origineel niet vinden’1 OTTO EGBERTS

Rechts achter mij hangt een opgespannen grijs vlak aan de muur. De kleur van het geschilderde oppervlak doet mij nog het meest denken aan de muisgrijze huid van de gewone veldmuis. Er is niet veel te zien. Dat zou tenminste de eerste oppervlakkige observatie kunnen zijn. Toch is dit misschien wel het schilderij waar ik de afgelopen tijd het langst naar gekeken heb. Het hing altijd op een vaste plek in mijn atelier: een plek in de hoek waar het strijklicht niet zijn verwoestende werk kan doen. Sommige werken zijn namelijk overgevoelig voor licht dat langs de minuscule oppervlakteverschillen scheert en het geschilderde oppervlak uiteen doet vallen in een baaierd van lichtschilfertjes. De plaats in de hoek had ook tot gevolg dat ik het schilderij, ja laat ik het maar zo noemen, meestal schuin van de zijkant bezag. Soms zie ik graag dingen vanaf de zijkant. Liefst in het voorbijgaan. In de hoop dat zij mij plotseling weer kunnen overrompelen. Alsof ik de echtheid en de werking van de dingen zoals een schilderij op de proef wil stellen. Veel schilderijen, trouwens veel kunstwerken, leiden in alle mogelijke milieus waar zij hun leven slijten, een nogal perifeer bestaan. Soms worden ze opgeslokt door heersend schemerduister, soms is hun voorstelling ten opzichte van hun formaat nogal complex. Niet zelden moeten ze zich staande zien te houden in het leefrumoer dat veel omgevingen kenmerkt. Gelukkig zijn er ook gewijde omgevingen waarin kunstwerken de ermee levenden de mogelijkheid bieden hun blik gaande te houden. Ons bevindend in een omgeving waar kunstwerken zich ophouden zien we meestal eerder een vermoeden van een beeld dan de gescande werkelijkheid van de kunstwerken. Wij weten dat ze er zijn; hebben een vermoeden van de voorstelling maar kijken altijd naar iets dat er op de een of andere manier van overgebleven is. In zekere zin kijken we altijd met een restantblik! Het schilderij dat nu inmiddels ten oosten van mijn computer hangt is vijftig bij vijftig centimeter groot. Of klein, ook goed. Het is nagenoeg vierkant en er hangt een onbenoembare stilte in. Nu maken schilderijen nooit lawaai, dat behoort tot één van hun bijzondere eigenschappen, maar het ene beeld is luidruchtiger dan het andere. In de tijd waarin ik op de academie zat, was er veel luidruchtige kunst. Het zat hem toen vooral in de toets en de kleurenbombast waarmee schilders

hun schilderijen opzetten. Er was veel bravoure te zien op de doeken. Ook nu zijn nogal wat werken luidruchtig, maar nu ligt dat veel eerder in het overbrengen van alle mogelijke boodschappen en stellingnamen. Nogal wat van deze stellingnamen worden, hoe vreemd dit ook klinkt, gedestilleerd uit het ‘Umfeld’ van de kunstenaar. De omgeving biedt blijkbaar een onuitputtelijk reservoir van aanknopingspunten. Ook bij kunststudenten valt iets dergelijks op: reageren op iets is aanvankelijk veel gemakkelijker en voor de hand liggender dan zichzelf in het geding te brengen. Voor dat laatste is natuurlijk ook tijd en concentratie nodig en dat is of lijkt niet altijd voorhanden. Maar er speelt hier nog iets mee. Een rivier heeft een bedding nodig waarin ze kan stromen. Van rivieren die nooit droogvallen ziet men de bedding nooit. En zeker rivieren die net op dreef gekomen zijn, zijn doorgaans nog niet drooggevallen. Deze verlegging van de bron van kunstwerken van binnen naar buiten houdt in dat de kunstenaars dergelijke werken in het openbare kunstdomein positioneren, door het belang van het betreffende werk buiten dat werk zelf te leggen. Dat bleek mij weer eens bij een recent bezoek aan de Art Cologne te Keulen. In de hal waar voornamelijk kunst werd getoond uit de jaren vijftig en zestig bleek dat de gepresenteerde kunstenaars op de een of andere manier een beeldtaal ontwikkeld hadden waarmee zij gedurende hun werkzame leven konden volstaan. Die taal evolueerde wel middels een zekere diversiteit van uitdrukkingsvormen, maar bleef niettemin in behoorlijke mate herkenbaar. De meeste kunstwerken vertoonden een aanzienlijke energetische materialiteit en leken zich daarmee op eigen kracht staande te houden. In de hal van de jongere kunst leek deze innerlijke kracht heel wat diffuser. Niet toevallig stond vlak bij de ingang van de hal een man, vermoedelijk de kunstenaar, die een groep mensen om zich heen verzameld had. Zij keken gezamenlijk naar een installatie waarin een deur de hoofdrol voor zich opeiste. Het was voor zover ik dat kon zien een heel gewone deur. De man praatte aan één stuk door. Vermoedelijk probeerde hij de aanblik van het gewone op te tillen naar het niveau van het ongewone en het bijzondere. Dat op zichzelf is niet zo bijzonder, omdat mensen zoiets van kunstwerken verlangen. Het contrast met een religieuze behoefte is wat dit betreft niet zo groot. Ik moet hier wel bij aantekenen dat ik de indruk heb dat waar in dit land het gewone het gewone blijft, hier tevens de neiging bestaat om in het bijzondere eveneens het gewone


Otto Egberts

Pi-?-33 1998 houtskool op papier op aluminium 49 x 44,5 cm

161

Pi-I-10 1997 houtskool op papier op aluminium 49 x 44,5 cm

buitenstaanders is dat falen veelal niet zo zichtbaar. Zij richten zich meestal op het uiteindelijke beeld. De mislukking, zo’n vitaal onderdeel van het soort werken dat ik nu maak, is mijn terrein. Voor veel mensen is dat falen trouwens te bedreigend voor de gewaande zekerheid van hun blik. Misschien dat ik de serie waar dit werk deel van uitmaakt de titel Advancing Failure meegeef.5 De titel herbergt iets tegenstrijdigs en impliceert een onbestemdheid die inmiddels kenmerkend lijkt voor de manier waarop kunstwerken bij mij tot stand komen. Ik wil bij wijze van spreken een wolk schilderen zonder te weten hoe deze eruit ziet. Een constateren van welke vooruitgang dan ook, wordt hiermee hachelijk. De vraag is overigens of er wel een progressie kan schuilen in de aard van het falen. De vraag is natuurlijk ook of dat woord ‘falen’ wel accuraat is. Want hoe kun je eigenlijk falen als je al tastend in het duister ‘op weg’ gaat? Het is gewoon een weg in het duister, niet veel meer dan dat. Even plausibel lijkt het wellicht om het duister gewoon licht te noemen. Of schemering desnoods. Zit ik nu gevangen in een semantisch spel of is ook hier de taal me weer eens te snel af geweest? Of schuilt hier nog een andere vraag achter? Weven we niet met behulp van de taal een web om ons heen waarin we ons thuis kunnen voelen? Zo kom je al in een paar zinnen bij de grenzen van onze stabiel geachte wereld die zich vooral in het gebruik van de taal te ruste heeft gelegd. In de ondergrond van dat al dan niet mislukte monochroom valt een schemerig oker te ontwaren. Aan de rand van het doek wordt de kleur donkerder en iets koeler. Nou ja, kleur? Het is meer een optische brij die, wat wij kleur noemen, opgeslokt lijkt te hebben. Ik vermeld dat met een reden, want het geeft aan dat wij ook interpreterend kijken. Of juister gezegd: dat we zo praten over het kijken. Als ik ‘opslokken’ zeg dan trekt mijn hele bestaan door dat woord. Met zo’n eenvoudig woord wil ik beweging in de hulpeloze en betekenisarme verschijnselen brengen. Ik wil ze bij wijze van spreken naar mij toe brengen. Alhoewel we ons van die wil nu ook weer niet al te veel moeten voorstellen. Ons leven bestaat uit massa’s kleine verplaatsingen die zich ergens in ons brein verharden en zich dan als onze almachtige zelfstandige wil voordoen. Veel meer dan een verzameling flarden is het echter niet. Al hopen de meesten van ons dat er toch Iets is dat ons drijft. Dat er iets is dat ons zegt van ‘zo en niet anders’. In het bijzondere willen


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

16 8

Pi-?-13 1997 houtskool op papier op aluminium 49 x 44,5 cm

de zinnelijke zelfstandigheid van het materiaal niet zo vertrouwd. Het onzekere wantrouwen in de wereld roept daar misschien eerder de behoefte op aan ‘verhalen’ en een structuur, die de mens weer een rustige plek toebedelen in een onrustige wereld. Ik vermoed dat een belangrijk verschil tussen de werkwijze die zich bij mij openbaart en die welke ik vermoed bij de meeste van de oudere schilders ligt in de geestesgesteldheid die eraan ten grondslag ligt. Veel oudere schilders uit de collectie van Gerhard Roetgering hechtten nog wel geloof aan de generatieve kracht van de vorm, al kwam die door fragmentatie tot stand en al was die vorm nogal eens onderdeel van een bruisende oppervlakte waarin de dynamiek of de structuur de hoofdrol voor zich opeiste. Hun werk, voornamelijk van na de Tweede Wereldoorlog was nog beroerd door een impulsieve vormende kracht terwijl mijn werk alhoewel de uiterlijke schijn soms bedriegt, eerder ontvormende kracht is. Bij hen nog stuwende motoriek. Bij hen nog materie die zich plooit naar de verhitte handen van de schilders. Daar nog leegte, tot bloedens toe bevochten met geschilderde aanwezigheid. Daar nog vitale vergezichten, hoe hermetisch ze ook konden zijn. De illusie van hoopgevende ruimte speelde hier bij de meeste kunstenaars nog een rol, al was het een afnemende. Mijn werk lijkt echter om in de terminologie van de Franse psychoanalyticus Lacan te spreken, zelf de lege ruimte geworden te zijn die ‘mijn verlies aan vertrouwdheid’ teweeggebracht heeft.9 Maar de gebaren zonder welke zelfs ik geen schilderij kan maken, heffen zich gaandeweg op in de onbestendigheid van het oppervlak, en worden, oh ironie, toch weer beeld. Juist als kunstenaar ben ik toch weer aan het fenomeen van een schepping gekluisterd hoe ik dit ook tracht te vermijden. 1 Otto Egberts, Paniek van het onvoltooide. Observaties en punctueringen , Stedelijk Museum Schiedam, BnM uitgevers, Nijmegen 2007. 2 Een millennium dat mogelijk al weer het laatste zal zijn waarin de mens met zijn vervaarlijke opgebruikende vermenigvuldiging de aarde zal domineren. 3 Wilhelm Worringer, Esthetica en Kunst, Een bijdrage tot de stijlpsychologie , 1908, vertaling Jos H.M. Krah, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1965. 4 Anna Blaman, Mijn eigen zelf , Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam, 1963. 5 Voortschrijdende mislukking. 6 Barnett Newman, Philadelphia Museum of Art, 2002. 7 George Steiner, Het verbroken contract , Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 1990. 8 Anna Blaman, Mijn eigen zelf , Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam, 1963. 9 Darian Leader, The New Black: Mourning, Melancholia and Depression , Uitgeverij Hamish Hamilton, 2008.


Otto Egberts

Pi-I-33 1998 houtskool op papier op aluminium 49 x 44,5 cm

16 9

Pi-I-27 1997 houtskool op papier 49 x 44,5 cm

Pi-?-21 1998 houtskool op papier op aluminium 49 x 44,5 cm

Reproduction in heaven 1993 houtskool op papier 46,5 x 43 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Migrating disease 2001 – 2010 olieverf op doek 60 x 60 cm

Defektdeckung 2004 – 2008 olieverf op doek 76 x 75 cm

17 6

Defektdeckung 2008 olieverf op doek 30 x30 cm


Otto Egberts

Defektdeckung 2001 – 2008 olieverf op doek 75 x 75 cm

17 7


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Fritz Pitz (Bocholt, 1923 – 2006)

19 4


Fritz Pitz

Karel Appel 1964 foto 58 x 48 cm

Cesar 1968 foto 55,5 x 46,5 cm

19 5

Zadkine 1958 foto 48 x 58 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

Polikoff 1963 foto 58 x 45 cm

19 6


Fritz Pitz

George Mattieu 1964 foto 58 x 48 cm

19 7

Anton Rooskens 1966 foto 58 x 48 cm


Collectie Gerhard en Mariet Roetgering

19 8

Lijst langdurig bruikleen Stedelijk Museum Schiedam

16

KAREL APPEL

23

102

Zonder titel 1961 olieverf op doek 85 x 70 cm

Geheimzinnig treffen 1948 Oost-Indische inkt op papier 36,2 x 29,5 cm

Compositie 1948 olieverf op doek op board 46 x 55 cm

23

Het verbaasde leven 1947 gouache op papier 43 x 38,5 cm

103

Compositie 1948 olieverf op doek op board 46 x 55 cm

WIM DE HAAN

103

Zonder titel 1954 olieverf op jute 120 x 100 cm

Air Breton 1946 olieverf op doek 73 x 92 cm

103

Zonder titel 1955 olieverf op doek 130 x 122 cm

Zonder titel 1954 olieverf op doek 74,5 x 90 cm

104

Zonder titel 1954 olieverf op doek 60 x 50 cm

105

Zonder titel C5 1955 olieverf op doek 80 x 90 cm

Wederzijdse beïnvloeding 1947 olieverf op doek 46 x 60 cm Zonder titel 1953 olieverf op doek 40 x 40 cm

105

WILLY BOERS 18

19

20

20

21

21

Spel van zwevende elementen 1952 gouache 56 x 76 cm Gespannen verwachting 1948 gouache 47 x 28,6 cm Schaduw van mijmering 1950 olieverf op doek 55,5 x 60,5 cm Omsloten spanning 1948 Oost-Indische inkt op papier 41 x 29,5 cm Ontspanning 1948 gouache 49,7 x 39,6 cm

Eeuwigheidsverlangen 1947 gouache 43,2 x 39,2 cm

22

Cubistische Compositie 1947 gouache 28 x 24 cm

23

23

28

30

30

31

Nachtschaduw 1948 gouache op doek 24,5 x 20 cm

21

23

26

Zonder titel 1948 Oost-Indische inkt op papier 31,5 x 49 cm Gespannen rust 1948 Oost-Indische inkt op papier 89,3 x 79,4 cm Bezonkenheid 1948 Oost-Indische inkt op papier 49,6 x 39,7 cm

Zonder titel 1955 olieverf op doek 101 x 90 cm

Compositie 1948 olieverf op doek 46 x 55 cm

PIET OUBORG JAAP NANNINGA 53

83

Uit elkander 1950 olieverf op doek 39,5 x 50 cm

85

Invaart 1948 gouache 49,5 x 64,5 cm

Les murs 1959 gouache 49,5 x 64,5 cm

JAN ROËDE 82

100

A travers pris 1946 olieverf op doek 113,5 x 87,5 cm

142

Compositie 1948 olieverf op doek 46 x 55 cm

JCJ VANDERHEYDEN 136

101

Compositie 1948 olieverf op doek op board 46,5 x 60 cm

Op zwarte vlek 1930 – 1931 olieverf op paneel 33 x 27,5 cm

Zonder titel 1965 p.t. verf op doek* 65,5 x 110 cm


Lijst langdurig bruikleen

137

137

138

138

140

140

140

Stedelijk Museum Schiedam

Vijfentwintig 1999 p.t. verf op doek* 30 x 20,5 cm Pixels 1998 p.t. verf op doek* 30 x 20,5 cm Studie voor Computer Centrum Apeldoorn 1988 p.t. verf op paneel* 35,2 x 3,5 cm Ontwerp voor computerstudio zonder jaar p.t. verf op paneel* 29,5 x 2,5 cm Crooked space 2001 p.t. verf op doek* 35,5 x 30,5 cm Vliegtuigraam rond 1995 p.t. verf op doek* 16,2 x 31,4 cm Voorstudie SMA 2001 p.t. verf op doek op paneel* 16 x 31 x 10 cm

143

144

144

146

147

148

Voorstudie voor lang groot rood Gemeentemuseum Den Haag 1977 p.t. verf op doek* 66 x 17 cm Checkerboard Red 1994 p.t. verf op paneel* 24 x18 cm Zonder titel 1999 p.t. verf op doek* 21 x 12 cm

19 9

J AAP WAGEMAKER 58

Le port 1954 olieverf op doek 78 x 95 cm

61

Les Ardoises 1958 olieverf op doek 84 x 55 cm

61

Matiere Mouvante 1957 olieverf op doek 61 x 45 cm

Checkerboard rood/groen 1998 p.t. verf op doek* 20,5 x18,5 cm

62

Crossing 1999 potlood en temperaverf op hout 21 x 19 cm

Zonder titel 1961 olieverf op doek 150 x 90 cm

64

Drieluik 1966 p.t. verf op doek op paneel* 40 x 83 cm

Nachtvogels zonder jaar olieverf op doek 130 x 55 cm

65

Vluchtende vogels 1957 olieverf op doek 110 x 220 cm

66

Tête triste 1955 olieverf op doek 99 x 69,5 cm

67

Strandvreugde 1953 olieverf op doek 75 x 104 cm

149

Compound I 1999 – 2004 acryl en tempera op doek

141

Studie voor Large Checkerboard BVB 1989 p.t. verf op doek op paneel* 32,5 x 20 cm

150

Zonder titel 1994 p.t. verf op doek* 25 x 20 cm

141

Ascending Horizon 1980 – 1982 acryl op doek op paneel 16 x 105 cm

151

Curved Black and White 2003 p.t. verf op doek* 40 x 40 cm

142

Checkerboard on monitor 2000 acrylverf op doek 90 x 60 cm

151

Zonder titel zonder jaar acryl op doek 60 x 169,6 cm

6 x 8 1989 p.t. verf op doek op paneel* 30,5 x 25,2 cm

155

Chromosones zonder jaar p.t. verf op doek op paneel* 23 x 15 cm

155

THEO WOLVECAMP

143

143

Airscape 2005 – 2008 p.t. verf op doek* 50 x 75 cm Sky window 2000 acryl op doek 40 x 45 cm * p.t. = polyvinylverf en temperaverf



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.