68 minute read
Inleiding
“Snel geld nodig voor renovaties” en “Miljoenen voor Monumenten” luidden de koppen in de kranten naar aanleiding van de gebeurtenis in mei 2003 waarbij het Nationaal Restauratiefonds (NRF) een lening van 2 miljoen dollar ter beschikking stelde aan het Monumentenfonds Curaçao voor de restauratie van de monumenten op Curaçao. Het NRF heeft het initiatief tot de lening genomen omdat het zich grote zorgen maakt over de toestand van de monumenten op de Nederlandse Antillen. Waardevolle monumenten dreigen in verval te raken door gebrek aan financiering en het NRF is van mening dat hierin een verantwoordelijkheid ligt bij zowel de Antilliaanse als Nederlandse overheid. Door voortschrijdend verval zal de restauratieachterstand alleen maar groeien en daardoor zullen de restauratiekosten explosief stijgen. Zo leert de ervaring in Nederland, waar gedurende de jaren ’80 ook flink op monumentenzorg werd bezuinigd waardoorde restauratieachterstand midden jaren’90 opliep tot maar liefst 0,66 miljard euro. Naast het verstrekken van de lening in 2003 wil het NRF op een bredere manier haar zorg kenbaar maken. Niet alleen op Curaçao is er een probleem ten aanzien van het herstel en onderhoud van de monumenten, ook op de andere vier eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten dreigt het verval. Daarom heeft het NRF nu het initiatief genomen om de situatie ten aanzien van de monumenten op de vijf eilanden in kaart te brengen.
Uit het onderzoek naar de stand van zaken met betrekking tot de monumentenzorg op de eilanden blijkt dat de situatie per eiland zeer verschillend is. Niet ieder eiland beschikt over een monumentenbeleid en de vaststelling of uitvoering ervan bevindt zich per eiland in verschillende fases. Het gebrek aan financiering wordt echter door alle eilanden als het grootste probleem ervaren. Ook is het duidelijk dat op elk eiland de zorg rond de monumenten groot is en de tijd dringt. Het behouden van het architectonisch en stedenbouwkundig erfgoed is een acuut probleem, zeker als er niet binnen afzienbare tijd geld beschikbaar komt, anders blijft er niet veel meer over. Een steeds terugkerend aandachtspunt is het onderhoud en beheer van de monumenten. De zorgen kunnen voor een groot deel worden weggenomen door in ieder geval de financiering voor monumentenzorg structureel goed te regelen en te zorgen dat het bij de juiste instellingen terecht komt. Voorwaarde is wel dat op de eilanden het monumentenbeleid en de wetgeving goed wordt opgezet.
Advertisement
Het effect van de zorg voor monumenten op de Antillen gaat veel verder dan het behoud van het historische erfgoed. Op de meeste eilanden spelen de monumenten een belangrijke rol in de toeristenindustrie en dus in de economische ontwikkeling van het eiland. De monumenten fungeren als trekpleister voor de toeristen, maar ook als onderkomen voor toeristische functies, zoals hotels, horeca, duikscholen, informatiecentra, etc. Monumenten worden door de toeristenindustrie als één van de belangrijkste trekpleisters benoemd. Monumentenzorg bepaalt echter ook de woonsituatie van vele bewoners op de eilanden en levert een bijdrage aan de stadsvernieuwing. Bij een integrale aanpak is monumentenzorg van invloed op de bestrijding van armoede en criminaliteit.
De situatie op dit moment is zeer alarmerend en belangrijke monumenten dreigen verloren te gaan. De complexe politieke omstandigheden op de Antillen zorgen ervoor dat restauraties worden uitgesteld omdat het herstel van de monumenten niet tot de prioriteiten van de overheden behoort. De Antilliaanse en Nederlandse overheid moeten echter beseffen dat monumentenzorg bij uitstek niet een politiek onderwerp is. Het erfgoed op de Nederlandse Antillen is gemeenschappelijk bezit dat op een overzichtelijke manier aangepakt kan worden. Door monumentenzorg uit de politieke discussie rond de Nederlandse Antillen te halen en hiervoor financiering op gang te brengen wordt belangrijk cultureel erfgoed behouden. Bovendien wordt op een positieve manier bijgedragen aan het herstel van de huidige situatie op de eilanden door het creëren van een betere woonomgeving en een verbetering van de economie. Het herstel vraagt echter wel om een betrouwbare stroom geld over een langere periode.
J.M. Saleh Voorzitter Stichting Monumentenzorg Curaçao
De Nederlandse overheid heeft in het begin van de jaren ’90 een forse input geleverd in het opzetten van een goede infrastructuur van organisaties die het monumentenbeleid kunnen onderhouden en uitvoeren. Ten aanzien van het functioneren van het Monumentenfonds Curaçao is in 1999 een evaluatie uitgevoerd. Bij de start van het fonds in 1993 is een tienjarig programma afgesproken, een positieve evaluatie na de eerste vijf jaar zou een voorzetting van de structurele financiering opleveren. Ondanks het feit dat de evaluatie positief is uitgevallen, is de Nederlandse overheid haar verplichtingen niet nagekomen. Het is zeer betreurenswaardig dat vanaf 1997 de financiële steun vanuit Nederland voor een groot deel is stopgezet. Het gevolg is dat het verval van de monumenten op de eilanden groter is geworden. Eigenlijk kan alleen maar geconstateerd worden dat het voor veel monumenten al bijna te laat is. Snel ingrijpen is noodzakelijk om groter leed en, door voortschrijdend verval, explosief stijgende restauratiekosten te voorkomen.
In deze publicatie wordt een overzicht gegeven van de huidige situatie op de vijf eilanden van de Nederlandse Antillen. In aparte hoofdstukken wordt per eiland de stand van zaken van de monumentenzorg beschreven en geïllustreerd. Na een korte beschrijving van het eiland wordt het beleid ten aanzien van de zorg rond monumenten uitgelegd. In de paragrafen ‘monumentenpraktijk’ wordt een overzicht gegeven van de situatie die is aangetroffen op de eilanden. De problemen en kansen worden beschreven en met voorbeelden toegelicht. De hoofdstukken over de eilanden eindigen met een samenvatting en conclusies ten aanzien van het beleid en de praktijk. In ‘Financiële consequenties’ wordt aangegeven welke financiële middelen nodig zijn voor de restauratie van de monumenten.
De publicatie laat zien dat een grote hoeveelheid monumentwaardige architectuur en stedenbouw op de Nederlandse Antillen belangrijk cultureel erfgoed vormt binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Het behoud van de monumenten betekent niet alleen behoud van dit erfgoed, maar ook een stimulans voor en herstel van de economische en sociale omstandigheden op de eilanden. De eilanden kunnen dit echter niet alleen voor elkaar krijgen. Zowel de Antilliaanse als de Nederlandse overheid dienen hun verantwoordelijkheid hiervoor te nemen en te zorgen voor een structurele oplossing.
C.M.L. Manuel Hoofd Monumentenbureau, Dienst Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting
Bonaire
Inwoners 10.791 Oppervlakte
288 km 2
Bevolking afkomstig uit Bonaire, Curaçao, Nederland, Dominicaanse Republiek, Colombia Taal 74.4 % Papiamento, 8.8 % Nederlands, 11.8 % Spaans, 5 % overige talen Hoofdstad Kralendijk Aantal geïnventariseerde monumenten 71 Aantal aangewezen monumenten 0 Monumentenwetgeving Nee
Breedtegraden 17 ˚ 59 Lengtegraden 68 ˚ 28
Bonaire
Bonaire maakt met Curaçao deel uit van de twee Benedenwindse Eilanden van de Nederlandse Antillen. Met haar 11.000 inwoners verdeeld over 288 km2 is de bevolkingsdichtheid op het kleine eiland zeer dun. Het contrast tussen het eiland Curaçao en Bonaire kan wellicht niet scherper. Waar zich op Curaçao, als administratief, economisch en cultureel middelpunt van de Antillen, een drukte aan mensen en verkeer manifesteert, zo rustig en sereen is het op Bonaire. Het eiland kent twee uitgesproken landschappelijke karakteristieken. Het zuidelijke deel van het eiland wordt bepaald door de zoutwinning waar zich een groot aantal zoutbergen en zoutmeren als oogverblindende sneeuwvlaktes presenteren. Het noordelijke deel kent daarentegen meer hoogteverschillen en kan beschreven worden als een grillig en ongerept natuurgebied.
Geschiedenis De overdaad aan ongecultiveerde natuur kent haar oorsprong in de geschiedenis van Bonaire, dat lang niet zo’n belangrijke positie inneemt in de handelsgeschiedenis als de overige Antillen. Het hele eiland werd tot 1791 als één plantage beschouwd die toebehoorde aan de West Indische Compagnie. Particulier landeigendom was tot en met de afschaffing van de slavernij in 1863 strikt verboden en het was bovendien in die periode niet mogelijk voor buitenstaanders het eiland te bezoeken. Daarnaast liet het klimaat de groei van vruchtbare gewassen zoals rietsuiker, koffie en tabak niet of nauwelijks toe, waardoor de natuur enerzijds onaangetast bleef maar anderzijds Bonaire economisch afsneed van de rest van haar buureilanden. Het enige succesvolle landbouwproduct dat op de uitgestrekte plantagevelden werd verbouwd was sorghum (een soort gierst) en aloë dat voor cosmetische en medicinale doeleinden werd ingezet. De zoutwinning, die werd onttrokken aan de zoutpannen, vormde lange tijd de economische aorta van het eiland en was in de periode van 1685 tot 1713 ook de hoofdoorzaak voor de invoer van slaven op het eiland. Slaven en ezels waren nodig om het zout uit de zoutpannen te winnen. De reeksen bijzondere – slechts tot aan de schouder reikende – slavenhuisjes aan de stranden van de Witte en Oranje Pan vormen één van de beeldende en zeer indrukwekkende overblijfselen van deze geschiedenis. In de nabijheid van de zoutpannen bevinden zich bovendien een aantal bakens en vuurtorens die herinneren aan de voormalige zeevaart. De komst van olieconcerns als Shell en Esso naar het Caribische gebied in het begin van de 20e eeuw betekende een nieuw type werkgelegenheid voor de Bonairiaanse bevolking. Tegenwoordig werken Bonairianen, na de sluiting van de oliewinning in de jaren ‘50 van de vorige eeuw, onder andere bij de overheid en in de dienstensector. Recentelijk is daar de toeristische industrie bijgekomen waar veel Bonairianen meer en meer hun bestaan in vinden. Een groot duikerspubliek bezoekt het eiland jaarlijks om haar bijzondere onderwaterwereld, dat zich door de overdaad aan nog onaangetaste koralen tot één van de mooiste van de wereld mag rekenen. Niet voor niets afficheert het eiland zich als Divers Paradise. De aanwijzing van dit onderwatergebied als werelderfgoed, als gevolg van de UNESCO-aanvraag die op dit moment in voorbereiding is, zou deze status nog meer kracht kunnen bijzetten.
Architectuur Wat Bonaire onderscheidt van de overige eilanden in het Caribische gebied is het bijzondere spel tussen natuur en mens dat zich van oudsher afspeelt op het eiland. Het is opmerkelijk hoe de natuur op zo’n dominante wijze geworteld is in het dagelijks leven van de mens. Dit spel is bovendien duidelijk afleesbaar in de manier waarop Bonairianen wonen. Er is haast geen sprake van verstedelijking op het eiland. De hoofdstad Kralendijk is de enige plek op het eiland waar aaneengeschakelde bebouwing te vinden is. Zowel in de hoofdstad als in Rincon, de tweede grote nederzetting op het eiland, treft men bovendien een aantal bijzondere op zichzelf staande historische en monumentwaardige gebouwen die de cultuurgeschiedenis van het eiland representeren. Voorbeelden zijn Fort Oranje, dat de eerste stenen constructie was op het eiland, maar ook het Passangrahan, het Slavenhospitaal en verschillende scholen en kerken. Daarnaast zijn er vooral in het noorden van het eiland een aantal plantagehuizente vinden. In 1868 werd het eiland in percelen opgedeeld en verkocht aan particulieren die daarop plantages vestigden. Uit deze periode zijn nog een aantal plantagehuizen, zoals Onima en Karpata terug te vinden.
Naast Kralendijk en Rincon bevinden zich op het eiland een aantal woongebieden zoals Antriol, Nort di Saliña, Tera Kòrá en Nikiboko die te beschouwen zijn als een soort bebouwde kom. Daar staan op ruime afstand van elkaar typisch 19e en 20e eeuwse Bonairiaanse stenen huizen, die onder andere opvallen door hun eenvoud en rijke kleur. Dit zijn veelal varianten op het traditionele Bonairiaanse woonhuis, de zogenaamde Kas di Bara (huis van leem). Deze woonhuizen worden gekenmerkt door hun eenvoudige rechthoekige plattegrond onder een laag zadeldak en in vele gevallen een gaanderij (hadrei) aan de vooren achterzijde van het huis. Wat de huizen van historisch belang maakt is dat dit type een mix is van een Indiaanse ramada (een lange rechthoekige overkapte constructie) en de Afrikaanse hut. Daarnaast is de bouw- en met name de gebruiksgeschiedenis van de huizen overduidelijk zichtbaar aan het exterieur. Dit omdat er gedurende de jaren diverse aanbouwen zoals opslagruimtes en regenbakken zijn vastgemaakt aan weerszijden van de hoofdruimte. Deze zijn vaak niet groter dan twee vierkante meter. De huizen zijn bovendien herkenbaar vanwege de externe keuken die vrijwel altijd aan de zijkant van het huis is geplaatst en eigenlijk niet meer is dan een stenen oven met daarboven een hoge opvallende schoorsteen. De huizen zijn opgetrokken uit gestapelde koralen en een kalksubstantie die als een soort lijm werkt. Een pleisterlaag dekt de constructie af en het geheel wordt in een felle kleur geschilderd.
Ondanks het feit dat echte stedelijke concentraties ontbreken op Bonaire bestaat er onder de bevolking de behoefte zich terug te trekken in de vrije natuur. Deze eigenzinnige Bonairiaanse lifestyle uit zich in een bijzonder bebouwingstype. Vrijwel elke Bonairiaan beschikt van oudsher naast een stenen woonhuis in het dorp over een kunuku, een afgelegen stuk grond in de vrije natuur met daarop een eenvoudig (houten) hutje. Deze zijn off the road opgesteld in het noordelijke en middenoostelijke deel van het eiland waar zich naast de plantagevelden ook een groot natuurpark (Washington Slagbaai Park) bevindt. Daar trekt men op vrije momenten heen om in alle eenzaamheid te genieten van de omgeving. Van oudsher werden deze stukken grond voornamelijk gebruikt voor kleinschalige landbouw en veeteelt maar deze functie heeft het nu zelden meer.
Slavenhutjes Boulevard, Kralendijk
MONUMENTENBELEID
Huidig beleid Er kan geconcludeerd worden dat, in tegenstelling tot de algemene opvatting die regelmatig wordt geuit, Bonaire wel een aanzienlijk aanbod aan gebouwen heeft die qua type de rijke natuur- en cultuurhistorie van Bonaire reflecteren. De schaarse maar ook karakteristieke bebouwing van onder andere de woonhuizen en kunukuhuizen op het eiland zijn een directe weerspiegeling van de bijzondere relatie die de mens in de loop der geschiedenis op Bonaire is aangegaan met de natuur. Dit wordt ook onderschreven door de lokale overheid die momenteel bezig is met een officiële bescherming van het gebied rond de tweede grote nederzetting Rincon, naar aanleiding van het verschijnen van het rapport ‘Landschapspark Rincon. Nieuwe mogelijkheden voor inwoner, recreant en natuur’ in 2000. Dit was een verdere uitwerking van een eerder beleidsvoornemen uit het ‘Natuurbeleidsplan Bonaire 1999-2004’. In dit rapport werd ervoor gepleit om het hele gebied rondom nederzetting Rincon vanuit cultuurhistorische overwegingen aan te wijzen als beschermd gebied en vervolgens te bestemmen als landschapspark. Daarnaast werd het aanbevolen dit landschapspark in te zetten als toeristische site. Een ontwikkelingsplan en bijbehorende wetgeving zijn op dit moment in voorbereiding.
In het algemeen kent de historische bebouwing van Bonaire echter geen beschermde status omdat er op het eiland geen officieel vastgestelde monumentenwetgeving- en beleid bestaat. De intentie is er wel maar vanwege het gebrek aan tijd als gevolg van onderbezetting en aan financiële middelen, bevindt dit proces zich nog in een zeer prematuur stadium.
Passangrahan, Kralendijk
Voordat men toekomt aan het opzetten van een monumentenbeleid en de bijbehorende wetgeving staat een inventarisatie van de monumenten voor de komende periode op de agenda. Dit is van groot belang omdat aan de hand van deze inventarisatie een plan van aanpak op lange termijn vastgesteld kan worden. Een recente schatting gedaan door de Dienst Ruimtelijke Ordening en Beheer komt uit op 71 potentiële monumenten, waarvan 23 de hoogste prioriteit hebben. De totale restauratiebehoefte wordt op basis hiervan geschat op 7 miljoen euro. Er zijn in het verleden een tweetal inventarisaties opgesteld door onder andere architectenbureau Plan D2 (1988) en in een later stadium door een groep studenten (1999). Deze zijn inmiddels sterk verouderd en nodig aan herziening toe. Een deel van de objecten is bovendien al verloren gegaan. De studenten kwamen uit op 637 objecten die in meer of mindere mate monumentwaardig waren. Dit is een zeer ruim genomen groslijst die niet impliceert dat alle 637 objecten ook echt een monumentenstatus kunnen krijgen. Architectenbureau Plan D2 zoomde eerder grondiger in aan de hand van een aantal selectiecriteria en kwam in totaal uit op 72 monumentwaardige objecten, die ook werkelijk te herstellen waren. Bovendien werden in dit rapport gedetailleerde aanbevelingen gedaan over beleid, wijze van financiering, beheer en behoud van monumenten op het eiland.
Ondanks het gebrek aan een officieel monumentenbeleid zijn in het verleden al wel enkele beeldbepalende gebouwen gerestaureerd. Deze bevinden zich met name in het centrum van Kralendijk. Voorbeelden hiervan zijn het voormalige
verdedigingswerk Fort Oranje, het Justitiegebouw en het Passangrahan waarin verschillende overheidsdiensten zijn ondergebracht. Deze restauraties zijn tot stand gekomen door middel van financiering door het Eilandgebied en de EDF (European Development Fund) en diverse lokale fondsen als de OKSNA (Organisatie voor Kulturele Samenwerking Nederlandse Antillen) en de Landsloterij Nederlandse Antillen.
Organisatiestructuur Voor het opzetten en uitvoeren van het monumentenbeleid is de Dienst Ruimtelijke Ordening en Beheer recentelijk verantwoordelijk gesteld door het eilandsbestuur. In het verlengde hiervan heeft de dienst een eerste aanzet gedaan om een uitgebreidere organisatiestructuur op te zetten door een monumentenwerkgroep samen te stellen. Deze bestaat uit een aantal ambtenaren en specialisten. De werkgroep heeft het brainstormen en het adviseren over het opzetten van een monumentenbeleid als doel. Doordat de monumentenwerkgroep geen officiële status heeft, staat of valt het slagen ervan bij de inzet van deze groep vrijwilligers. Doordat de leden op volontaire basis bijeenkomen is een frequent aantal bijeenkomsten vaak onmogelijk gebleken.
Naast de dienst en de monumentenwerkgroep zijn er nog twee partijen die zich bezig houden met het culturele erfgoed en met name de monumenten van Bonaire. Er opereren momenteel twee stichtingen Monumentenzorg op het eiland waarvan er één recentelijk is opgericht en de andere een slapend bestaan leidt. Beide stichtingen zijn opgericht vanuit een gevoel van ontevredenheid over het verlies van bijzondere Bonairiaanse gebouwen. Het gezamenlijke streven is om deze twee stichtingen op te laten gaan in één stichting, dat als
Een van de belangrijkste bouwkundige bedreigingen voor monumenten op de Benedenwindse Eilanden is ‘muurkanker’. De muurconstructies zijn van oudsher opgetrokken uit gestapelde koraaldelen, die aan elkaar gehecht zijn door kalkzandsteen en afgedekt worden door een pleisterlaag. Door gebrek aan regelmatig onderhoud ontstaan er kleine breuken in deze pleisterlaag waardoor zeewind doordringt in de poreuze muurconstructie, waarin ook zilt zand is gebruikt. De werking van het zout verpulvert de lijmsubstantie waardoor (grote) stukken koraal loslaten en de muur inzakt. Regenbuien versnellen dit proces. Veel panden zijn hierdoor in het verleden letterlijk in stof opgegaan. Regelmatig onderhoud in de vorm van een verfbeurt is de meest eenvoudige oplossing voor dit probleem.
officieel aanspreekpunt rond de monumentenzorg kan gaan fungeren. Hiermee moet voorkomen worden dat er meerdere afzonderlijke instellingen opereren met een zelfde doelstelling. Beide partijen zijn momenteel in gesprek over hoe deze stichting er in de toekomst uit zou kunnen komen te zien.
Plannen voor de toekomst De Dienst Ruimtelijke Ordening en Beheer is tot nog toe slechts toegekomen aan het inventariseren van de twee verouderde monumenteninventarisatielijsten. Het is nodig dat hiervoor personen worden vrijgemaakt die full time kunnen werken aan het bij elkaar voegen, vergelijken en herzien van de twee inventarisaties. Wanneer hier op korte termijn voldoende financiering voor gevonden wordt zal dit project omstreeks zes maanden in beslag nemen. In het verlengde hiervan zal in de toekomst nadruk komen te liggen op het opzetten van een monumentenbeleid. Leidraad hierin zijn de beleidsplannen die eerder in Curaçao zijn opgesteld. Het toekomstige monumentenbeleid zal overigens een veel pragmatischer en kleinschaliger karakter krijgen dan op Curaçao. Aan de hand van de uiteindelijke monumentenlijst zullen een aantal belangrijke historische en beeldbepalende panden gekozen worden die gerestaureerd kunnen worden.
“ Het centrum van Kralendijk wordt gedomineerd door
‘tourism-architecture’, architectuur zonder historische basis.”
J.B. Haviser Landsarcheoloog Nederlandse Antillen
Woning te koop, Kralendijk Nieuwbouw gebaseerd op de Bonairiaanse bouwtraditie Nieuwbouw aan de kust, Kralendijk
MONUMENTENPRAKTIJK
Ondanks het feit dat al veel bijzondere bebouwing is gerestaureerd zijn er in de praktijk een aantal factoren te noemen waarom veel gebouwen versneld bedreigd worden en er een noodzaak bestaat zo snel mogelijk in te grijpen. Met name de gewone woonhuizen, maar ook de grotere landhuizen, dreigen door de deplorabele bouwkundige staat waarin ze zich bevinden, voorgoed verloren te gaan. De problematiek is in dit opzicht wél vergelijkbaar met Curaçao, waar men door dezelfde bouwwijze en hetzelfde klimaat te kampen heeft met soortgelijke situaties. De constructie van de huizen is uiterst poreus hoewel ze op het eerste gezicht zeer solide ogen. Dit heeft te maken met de zoute zeewind en de regen die doordringt in de muurconstructie. In de volksmond staat dit bouwkundige probleem bekend als ‘muurkanker’. Het begint als een kleine tumor in de afdekkende pleisterlaag van het pand en zaait zich vervolgens, vaak versneld door een stevige regenbui, uit over de rest van de constructie, waardoor het object letterlijk als een kaartenhuis in elkaar zakt. Hierdoor is een groot deel van dit type huizen al opgegaan in stof. Dit scenario zal ook plaatsvinden bij het nog bestaande deel als er niet tijdig wordt ingegrepen. Dit alles kan voorkomen worden door regelmatig onderhoud te plegen, hetgeen een relatief eenvoudige ingreep is: één keer per jaar de muren verven is voldoende. Geld voor onderhoud ontbreekt en dus storten ze in. Naast het gebrek aan regelmatig onderhoud gebeurt het vaak dat gebouwen achtergelaten worden omdat eigenaren emigreren naar het buitenland en niet meer traceerbaar zijn of komen te overlijden. Met name dit laatste geval levert problemen op. Vaak kunnen de erven van de overledene het er niet over eens worden wat er met het huis moet gebeuren of de kosten ervoor nauwelijks opbrengen waardoor het versneld verloedert. De overheid kijkt toe met haar handen op de rug gebonden. Er is geen onteigeningsinstrument dat dergelijke situaties kan voorkomen.
Naast dit soort praktische factoren bestaan er ook lange termijn factoren die minder eenvoudig zijn op te lossen. De woonhuizen voldoen in veel gevallen niet aan de huidige eisen van de tijd omdat er niet voldoende ruimte beschikbaar is voor wasmachines, airconditioninginstallaties en andere ‘moderne’ apparatuur. Huiseigenaren zijn hierdoor al snel geneigd hun oude huis te verruilen (lees: slopen) voor een betonnen nieuwbouwhuis, dat van alle gemakken is voorzien. In enkele gevallen worden deze nieuwe huizen gekopieerd van het oorspronkelijke type, dat door sommigen als een compliment aan de Bonairiaanse geschiedenis wordt gezien. Bij het overgrote deel is dit echter niet het geval. Het Eilandgebied zou een actieve rol kunnen spelen in het voorkomen van de bouw van generieke nieuwbouwarchitectuur op het eiland door de bevolking te wijzen op de waarde van hun huis die een afgeleide is van hun eigen eilandgeschiedenis. Monumentenwetgeving zal hier in de toekomst een grote rol in spelen doordat panden wettelijk een beschermde status krijgen. Uitbreiding van het pand met respect voor het oorspronkelijke moet aantrekkelijker worden dan sloop gevolgd door nieuwbouw. Deze mentaliteitsverandering zal niet makkelijk zijn. Reeds geslaagde restauratieprojecten kunnen een rol spelen als voorbeeld in deze campagne. Minstens zo dreigend voor de gebouwen is de rol van (buitenlandse) projectontwikkelaars. Met name panden die op zogenaamde potentiële economische
Traditioneel woonhuis ingericht als winkel Museum en overheidsdienst gehuisvest in een woonhuis Woonhuis ingericht als eetgelegenheid
locaties (aan zee of in het centrum) staan zijn het meest risicovol. Kralendijk is hier een goed voorbeeld van. Daar zijn veel authentieke woonhuizen gesloopt voor toeristische doeleinden. Met name buitenlandse investeerders kopen huizen op met als doel deze te slopen en de grond voor commerciële doeleinden te bestemmen. Vaak worden appartementencomplexen gebouwd in een historiserende stijl die echter niet refereert aan de Bonairiaanse geschiedenis. Trapgevels zijn als losstaand element en zonder enige bouwkundige functie voor een betonnen gebouw geplaatst zodat de nietsvermoedende toerist de indruk krijgt zich in een authentiek dorp te begeven. Het centrum van Kralendijk is hierdoor verworden tot een zielloos decor van gevels die nergens naar leiden. Een verwijzing met pretparken als Disney World en Universal Studios is hier op zijn plaats. Het centrum van Bonaire heeft hierdoor haar specifieke karakter verloren. Dit proces van teloorgang wordt door velen met argusogen bekeken. Er is geen instrument of organisatie die dit tegen kan gaan. Gebouwen die te koop staan zijn gedoemd verloren te gaan. De aanwijzing van panden tot monument kan dit proces voorkomen.
CONC LU SIE
Monumentenzorg op Bonaire zou niet alleen kunnen betekenen dat een groot deel van de authentieke historische gebouwen bewaard blijft en men hierdoor een deel van de Bonairiaanse geschiedenis behoudt. Het effect zal veel verder kunnen reiken dan dat. Ten eerste zouden monumentwaardige panden die nu leegstaan ingezet kunnen worden voor de revitalisering van woongebieden. Met name in eerder genoemde nederzettingen als Nikiboko en Antriol staan veel woonhuizen leeg en verpauperen daardoor onherroepelijk, hetgeen zijn weerslag heeft op de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van het straatbeeld en in het verlengde hiervan al snel van een heel woongebied. Wanneer deze opgeknapt worden en aangepast aan de huidige moderne woonmaatstaven kunnen deze opnieuw aangeboden worden op de woningmarkt en een positieve uitstraling hebben naar de omgeving. Bovendien zouden monumenten een vernieuwende rol kunnen spelen in het (sociale) woningbouwvraagstuk. Er is al geconstateerd dat er meer vraag is naar kleine twee- of eenpersoons woningen door een groeiende groep alleenstaanden en samenwonenden. Het traditionele Bonairiaanse woonhuis leent zich hier uitstekend voor. In nauwe samenwerking met een instelling als de Fundashon Cas Bonairiano, het equivalent van de Nederlandse woningbouwcorporatie op het eiland, heeft dit een kans van slagen.
Ten tweede zouden monumenten bij kunnen dragen aan de economische vooruitgang van het eiland waarin toerisme een belangrijk aandeel heeft. De Bonairiaanse bevolking raakt meer en meer financieel afhankelijk van de stroom toeristen afkomstig uit Nederland, Verenigde Staten en Aruba. Elk vliegtuig dat Flamingo International Airport aandoet betekent werk en geld voor het eiland. Monumenten kunnen gebruikt worden voor toeristische of toeristisch-gelieerde doeleinden, waardoor zowel de historische bebouwing beschermd wordt als de verdere ontwikkeling van toerisme gestimuleerd wordt. Dat kan relatief eenvoudig door bijvoorbeeld leegstaande woonhuizen in te richten als restaurant of bar, zoals al enkele keren is gebeurd in het centrum van Kralendijk. Ook grote Bonairiaanse woonhuizen met meerdere woonlagen in het centrum lenen zich uitstekend voor toeristische doeleinden. Bed en Breakfasthotel Friar’s Inn is gesitueerd in zo’n woonhuis en wordt druk bezocht door duiktoeristen vanwege
Muziekschool, Kralendijk Landhuis Karpata
haar gunstige ligging in het uitgaanscentrum en aan het water. Het inzetten van historische bebouwing voor toeristische doeleinden is overigens niet nieuw op Bonaire. Na de Tweede Wereldoorlog werd een voormalige interneringskamp uit de Tweede Wereldoorlog ingericht als hotel, waarmee een aanvang werd gemaakt voor het toerisme. In het verlengde hiervan is ook buiten Kralendijk een aantal succesvolle grootschalige voorbeelden te noemen waar dit principe recentelijk is toegepast. Magazina di Rei (1810 –1824) was een voormalig pakhuis dat tegenwoordig, op initiatief van een speciaal hiervoor opgerichte stichting (Fundashon Magazina di Rei) ingericht is als een evenementen- en festiviteitenlocatie. Daarnaast is er op het bijbehorende terrein een openluchtmuseum en botanische tuin gemaakt. Hierin worden replica’s van diverse typen kunukuhuizen op ware grootte aan het publiek gepresenteerd. Met name toeristen van cruiseschepen bezoeken dit openluchtmuseum. Ook de Bonairiaanse jeugd wordt regelmatig rondgeleid door de tuinen waardoor er ook een educatieve functie is ontstaan. Een dergelijke functie kan ook gegeven worden aan landhuizen. Plantagehuis Karpata werd in 1980 met behulp van Nederlandse financiering gerestaureerd en uitgebreid als ecologisch instituut. Door haar geïsoleerde positie in de plantagevelden heeft het deze functie niet kunnen behouden en staat het nu leeg. Doordat het gelegen is bij een veelbezochte duiklocatie kan een toeristische functie in de vorm van een duikschool, hotel of restaurant leiden tot het behoud van het gebouw maar ook inkomen voor het eiland genereren.
Toeristen komen nu met name af op Bonaire als duiklocatie maar daarnaast leent het eiland zich ook voor een andersoortig toerisme. Dit blijkt uit het feit dat een groeiende groep eco- en cultuurtoeristen het eiland bezoekt vanwege
Landhuis Karpata
het grote aanbod aan natuurparken en archeologische sites, zoals bijvoorbeeld in de omgeving van Boka Onima waar duizend jaar oude inscripties van Caquetio-indianen te vinden zijn. Bescherming van deze plekken/gebieden en de kunukuhuizen die zich verspreid over het landschap bevinden, maakt Bonaire ook op langere termijn een aantrekkelijke bestemming voor dit soort toerisme.
SAMENVATTEND
Op Bonaire is in tegenstelling tot de algemene opinie een interessant aanbod aan monumentwaardige panden in de vorm van woonhuizen, plantagehuizen, bijzondere gebouwen en kunukuhuizen. De belangrijkste context waarbinnen deze beschouwd kunnen worden is de overweldigende aanwezigheid van ongerepte natuur die van oudsher een belangrijke stempel drukt op het eiland. Afgezien van enkele reeds gerestaureerde voorbeelden worden de gebouwen ernstig bedreigd door een aantal factoren. Ten eerste bevinden veel monumenten zich, vanwege de lokale bouwconstructie, in een deplorabele bouwtechnische staat. Regelmatig onderhoud zou een relatief eenvoudige oplossing kunnen bieden. Daarnaast speelt de invloed van (buitenlandse) projectontwikkelaars een complexe rol. Monumenten worden door hen aangekocht vanwege de economisch gunstige ligging. De oorspronkelijke historische bebouwing moet wijken voor fastfoodgiganten zoals Kentucky Fried Chicken of voor opzichtige strandtenten voor toeristen. Deze generieke ‘badplaatsenarchitectuur’ neemt langzamerhand het beeld langs de boulevard over. Met name in Kralendijk is dit proces op een zichtbaar pijnlijke wijze gaande.
Magazina di Rei
Verantwoordelijk voor het opzetten en de uitvoering van een monumentenbeleid is de Dienst Ruimtelijke Ordening en Beheer van het Eilandgebied. Dit bevindt zich als gevolg van een gebrek aan tijd en financiën nog in een prematuur stadium. Op de agenda staat momenteel het herzien van de verouderde monumenteninventarisaties, waarna een financiële schatting en bijbehorende wetgeving kan worden vastgesteld. De dienst wordt hierin bijgestaan door twee stichtingen monumentenzorg, die in de toekomst bij voorkeur worden samengevoegd tot één orgaan. Het is noodzakelijk dat er snel een monumentenwetgeving wordt vastgesteld zodat er geanticipeerd kan worden op vroegtijdige verpaupering en moedwillige afbraak van historische bebouwing. Ondanks het gebrek aan wetgeving zijn er in het verleden al een aantal belangrijke beeldbepalende panden succesvol gerestaureerd en hebben deze een nieuwe functie gekregen. Deze voorbeeldprojecten kunnen een leidinggevende rol spelen in het inzetten van monumenten voor toeristische of toeristisch gelieerde doeleinden. Met name in Kralendijk en Rincon lenen veel gebouwen zich voor een dergelijk doeleinde. Tenslotte kan monumentenzorg gekoppeld worden aan de revitalisering van woongebieden. Leegstaande en verloederde woonhuizen hebben een negatief effect op de leefbaarheid van een woonwijk. Door deze op te knappen en aan te passen aan de huidige woonmaatstaven kunnen zij weer meespelen op de woningmarkt, met de opwaardering van een woongebied als belangrijk neveneffect.
“Het samenspel tussen natuur en mens geldt op
Bonaire meer dan op de andere eilanden.”
Overheidsgebouw, Kralendijk
Curaçao
WEERSPIEGELING VAN EEN RIJK VERLEDEN
Inwoners 130.627 Oppervlakte
444 km 2
Bevolking afkomstig uit Curaçao, Nederland, Dominicaanse Republiek, Colombia, Bonaire Taal 81.2 % Papiamento, 8.0 % Nederlands, 4.0 % Spaans, 6.8 % overige talen Hoofdstad Willemstad
Aantal geïnventariseerde monumenten circa 1.400
Breedtegraden 12 ˚ 10 Lengtegraden 68 ˚ 93
Curaçao
WEERSPIEGELING VAN EEN RIJK VERLEDEN
Curaçao is als grootste eiland (444 km2) van de Nederlandse Antillen van oudsher het economische en bestuurlijke centrum. Dit heeft vanuit de historie met name te maken met de gunstige ligging van het eiland ten opzichte van het Zuid Amerikaanse continent en de aanwezigheid van een natuurlijke grote haven, de Sint Annabaai met het achtergelegen Schottegat. Curaçao heeft ruim 130.000 inwoners, waarvan het merendeel in de hoofdstad Willemstad woont. Het westelijk deel van het eiland, Bandábou, is heuvelachtig en heeft een landelijke sfeer. Dit gedeelte wordt bepaald door de Christoffelberg in het midden en veel mooie baaien met witte stranden aan de kust. Het oostelijk deel, Bandáriba, is meer verstedelijkt en vlakker. Willemstad ligt in het midden van het eiland aan de monding van de Sint Annabaai en rond het Schottegat. De bruisende drukke stad met het bekende kleurrijke waterfront staat bekend om zijn vele monumenten die de diversiteit van de culturen op het eiland tonen.
Geschiedenis Een eskader Hollandse schepen van de West Indische Compagnie heeft in 1634 Curaçao veroverd op de Spanjaarden. De kleine Spaanse bezetting en het grootste deel van de oorspronkelijke bewoners, de Caquetios indianen, werden van het eiland gezet en het eiland werd in de navolgende periode het centrum van de slavenhandel in West-Indie. Curaçao kende in de 18e en de 19e eeuw afwisselend bloeiperiodes en perioden waarin het zich nauwelijks in haar eigen behoeften kon voorzien, meestal bepaald door externe factoren als oorlogen en ontwikkelingen in Nederland. In het eerste decennium van de 20e eeuw verlieten veel bewoners het eiland door de grote droogte periodes. Landbouw, veeteelt en zoutwinning verloor in die periode haar betekenis voor het eiland.
Willemstad was tot aan het begin van de 19e eeuw de enige stedelijke nederzetting op het eiland. Een netwerk van plantages en resten van Spaanse nederzettingen bepaalden de bebouwing op de rest van het eiland. De plantages waarvan de eersten in de loop van de 17e eeuw werden gesticht produceerden maïs, verfhout, suiker, tabak en indigo. De centra van de plantages, de landhuizen, liggen verspreid over het eiland, meestal op de hoger gelegen plaatsen, gunstig op de wind en van verre zichtbaar. Naast de landhuizen bevonden zich op de plantage de eenvoudige onderkomens voor de slaven, bekend als de slavenhut of kas di yerba. Tot ver in de 20e eeuw werden deze hutten van gepleisterd koraalsteen gebruikt als onderkomen op het platteland, de kunuku. De zogenaamde kerkdorpen zijn ontstaan na de komst van monseigneur Niewindt op het eiland in 1842. Van oorsprong waren deze nederzettingen bedoeld om aan de bewoners onderwijs en godsdienst over te brengen. Voorbeelden zijn Barber, Westpunt en Sint Willibrord op Bandábou, Santa Maria in het middengebied en Santa Rosa en Montagne op Bandáriba. Verder zijn op het eiland een aantal woongemeenschappen ontstaan in de 19e eeuw, zonder dorpskern, waar gelijkgestemden zich gezamenlijk gingen vestigen, zoals Lagun en San Pedro op Bandábou.
Naar aanleiding van de vondst van een belangrijk olieveld in Venezuela werd in 1915 door de Koninklijke Shell groep besloten een olieraffinaderij op Curaçao
Huis op Bandábou Woonhuis, Scharloo Abou
te bouwen. Dit betekende een belangrijke economische impuls voor het eiland, die veel werkgelegenheid opleverde en een uitbreiding van Willemstad veroorzaakte. Voor de werknemers en de directie van de raffinaderij werden in de periode van 1915 tot 1970 verschillende zogenaamde oliedorpen aangelegd. In 1985 trok Shell zich van het eiland terug.
Architectuur Vooral in de binnenstad van Willemstad is de rijke geschiedenis die het eiland heeft doorgemaakt zichtbaar geworden. De verschillende architectuuruitingen in de wijken Punda, Otrobanda, Pietermaai en Scharloo geven de samensmelting van de diverse culturen op het eiland weer. Het oudste deel van Willemstad is Punda op de oostelijke oever van de haveningang, waar de Hollanders zich in 1634 het eerst vestigden. Ten noorden van het Fort Amsterdam op ‘de Punt’ ontstond een ommuurd stadsdeel met een gridpatroon dat al snel dichtgroeide, waardoor men zijn toevlucht nam naar gebieden buiten de muren, zoals Pietermaai, een lintvormig woongebied langs de kust met statige kleurrijke huizen van scheepsofficieren, hoge ambtenaren en rijke kooplieden. Aan het begin van de 18e eeuw maakte men de stap naar de overzijde van de baai, Otrobanda. Oorspronkelijk ruim van opzet omdat het niet zoals Punda is ingeklemd door stadsmuren, ontstond een stadsdeel met een meer volks karakter dat wordt bepaald door een wirwar van stegen, afgewisseld met de ‘koralen’, omsloten complexen met een hoofdhuis, bijgebouwen en bediendewoningen. Scharloo, de vierde wijk die de tegenwoordige binnenstad van Willemstad bepaalt, is in de tweede helft van de 19e eeuw ontstaan aan de noordzijde van het Waaigat. Joodse kooplieden bouwden buiten het oude Punda grote vrijstaande woningen op ruime erven.
Kunukuhuis
Het belang van de historische waarde van Willemstad heeft er toe geleid dat in 1997 de binnenstad is geplaatst op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. De kleurrijke en unieke architectuur is inmiddels het visitekaartje van het eiland geworden.
Sinds midden jaren '90 stagneert de economie, waardoor grote werkloosheid is ontstaan en veel inwoners naar Nederland emigreren. De problemen manifesteren zich ook in de stad. Het verval in de binnenstad is mede door ontvolking en gebrek aan financiering groot en heeft onder andere de aanwezigheid van vele chollers (drugsverslaafden) tot gevolg. Door de aanwezigheid van zout in de oorspronkelijke materialen zijn de panden ook uiterlijk snel aangetast en het klimaat met de zoute zeewind en de regen verergert dit met de dag. Mede door de beperking van de overheid op de financiering voor monumentenzorg, maakt dat er een zorgelijke situatie op het eiland is ontstaan ten aanzien van de rijke architectonische erfenis.
“Richt je in eerste instantie op Willemstad als geheel.
Maak eerst Willemstad Werelderfgoedstad af.”
M.A. Newton Stichting Monumentenfonds Curaçao
MONUMENTENBELEID
Huidig beleid In 1954 is met de oprichting van Stichting Monumentenzorg Curaçao een start gemaakt met de zorg rond de bescherming en het behoud van monumenten op het eiland. Dit werd op dat moment niet onderbouwd met een monumentenwetgeving, zodat er van overheidswege geen instrumenten waren om waardevolle objecten en gebieden een beschermde status te verlenen. Het ‘Monumentenplan’ dat in 1990 werd vastgesteld voorziet daar wel in. Naast het behoud en herstel van zoveel mogelijk cultuurhistorisch waardevolle panden heeft het plan het behoud van de stedenbouwkundige structuren in de binnenstad als doelstelling. De overheid moet volgens dit plan vooral initiërend, stimulerend en controlerend optreden, terwijl de uitvoering aan bestaande en op te richten organisaties zou moeten worden overgelaten. In 2001 is het ‘Monumentenplan’ door de Stichting Monumentenfonds Curaçao en de DROV geëvalueerd en geactualiseerd. Dit heeft geresulteerd in het ‘Plan di Monumento 2000+’ dat een actualisering en bijstelling van het beleid vormt voor de toekomst. Dit plan sluit aan op het ‘Stedelijk Ontwikkelingsplan Binnenstad Willemstad 2001-2005’ en het ‘Multi Year Economic Program Curaçao 20012005’. De Curaçaose overheid onderschreef hiermee in 2001 dat de monumenten bijdragen aan de duurzame economische ontwikkelingen. Het monumentenbeleid is echter afhankelijk van het politieke kader van het moment en prioriteiten kunnen verschuiven. Belangrijk is dat de overheid het belang van monumentenzorg blijft beseffen. Anno 2004 kan geconstateerd worden dat de werkwijze en organisatie volgens plan verloopt. Omdat de financiële stroom vanuit Nederland is gestagneerd, stagneert echter ook de uitvoering van de plannen.
Organisatiestructuur Naar aanleiding van het Monumentenplan zijn verschillende nieuwe organisaties opgericht. Het Monumentenbureau van de Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling en Volkshuisvesting moet zorgen voor de voorbereiding en uitvoering van het Monumentenplan. De Monumentenraad Curaçao geeft het bestuurscollege gevraagd en ongevraagd advies over het beleid en wetgeving ten aanzien van de monumenten en stads- en dorpsgezichten. De Stichting Monumentenfonds Curaçao vervult de loketfunctie voor alle aanvragers voor monumentensubsidie en draagt zorg voor de subsidies en leningen die worden verstrekt voor de kosten van onderhoud en herstel van de monumenten. N.V. Stadsherstel is een vennootschap dat monumenten verwerft, restaureert en exploiteert met behulp van subsidieregelingen. Het Secretariaat Stadsvernieuwing coördineert het gehele beleid van stadsvernieuwing en zorgt voor de inhoudelijke afstemming van de plannen in de binnenstad, waarbij monumentenzorg een grote bijdrage levert aan het herstel van de binnenstad. Stichting Monumentenzorg Curaçao verwerft, restaureert en exploiteert als particuliere instelling monumenten. Tenslotte zijn de woningbouwstichting Fundashon Kas Popular en de belangenorganisatie Fundashon Pro Monumento actief binnen het monumentenbeleid. Door de lange geschiedenis van monumentenzorg is deze organisatiestructuur van overheidsorganisaties en particuliere instellingen enigszins complex geworden. Afspraken tussen de verschillende partijen hebben ervoor gezorgd dat er een situatie is ontstaan waarbij alle organisaties naar tevredenheid handelen en de gezamenlijke doelstelling om het belangrijke erfgoed te bewaren en te onderhouden kunnen worden verwezenlijkt.
Curaçao Saba
Dit vergevorderde beleid en de lange ervaring met monumentenzorg is uniek voor de Nederlandse Antillen. Op zich niet zo verwonderlijk, want nergens in het Caribische gebied zijn zoveel monumenten als op Curaçao. De getallen spreken voor zich. Inmiddels zijn 746 panden in de binnenstad aangewezen tot beschermd monument. Verder hebben tot nu toe 65 landhuizen en acht archeologische monumenten een beschermde status, net als vijf forten in de buitengebieden. Het gebouwencomplex Plantersrust en de vuurtoren op Klein Curaçao staan eveneens op de monumentenlijst. Een inventarisatie van de stenen woonhuizen en de kunukuhuizen is van start gegaan en heeft alleen op Bandábou al een aantal van 355 opgeleverd. Van de kerken en religieuze bouwwerken is een eerste inventarisatie voltooid. Maar het eiland biedt nog veel meer aan waardevol architectonisch en stedenbouwkundig erfgoed. Op het moment vallen bijvoorbeeld de houten woningen en de ‘jonge monumenten’ (jonger dan 50 jaar) buiten het huidige beleid. Maar ook deze objecten verdienen aandacht en bescherming. De houten woningen worden continu bedreigd door sloop maar worden in veel gevallen nog wel bewoond en maken een direct onderdeel uit van de hedendaagse samenleving. Ook zijn er mooie voorbeelden van architectuur van de Moderne Beweging op Curaçao te vinden, zoals het Mgr. P.I. Verrietinstituut van G.Th. Rietveld en het theater Cinelandia van P.A. van Stuivenberg.
Al met al heeft de restauratieopgave op Curaçao een zeer grote omvang. De restauratiekosten die zijn bepaald voor de komende 15 jaar voor de totale opgave, dat wil zeggen de actiegebieden in de binnenstad, de overige gebieden in de binnenstad en het buitengebied komt uit op bijna 80 miljoen euro. De Nederlandse overheid heeft in het begin van de jaren ’90 een forse input
Vier van de vijf Antilliaanse eilanden hebben een aanvraag ingediend voor een nominatie op de Wereld Erfgoed Lijst van UNESCO. In 1997 werd Curaçao al beloond met de plaatsing van historisch Willemstad op de prestigieuze lijst. Het doel van UNESCO is om locaties van unieke universele waarde op het gebied van cultuur of natuur te beschermen. Hiertoe ontvangen de verkozen landen financiële en inhoudelijke bijstand en wordt het gebied bovendien wettelijk beschermd. Bonaire heeft een aanvraag ingediend voor haar onderwaterwereld, Sint Eustatius voor historisch Oranjestad en Saba voor het gehele eiland. Curaçao is bezig met een tweede aanvraag voor het westelijke deel van het eiland. Uiteindelijke plaatsing op de lijst betekent grote internationale erkenning.
geleverd in het opzetten van de infrastructuur voor de monumentenzorg en het opgang brengen van het restauratieproces. Ten aanzien van het functioneren van het Monumentenfonds binnen het Monumentenplan is in 1999 een evaluatie uitgevoerd. Bij de start van het fonds in 1993 is een tienjarig programma afgesproken. Bij een positieve evaluatie na de eerste vijf jaar zou de structurele financiering voortgezet worden. Ondanks het feit dat de evaluatie positief is uitgevallen, is de Nederlandse overheid haar verplichtingen niet nagekomen. Vanaf 1997 is de financiële steun vanuit Nederland gedeeltelijk stopgezet. Geld voor monumentenzorg is tegenwoordig opgenomen in een programma voor duurzame economische ontwikkeling en wordt per project bekeken. Alleen als de Antilliaanse regering en de eilandsbesturen binnen het krappe budget monumentenzorg als prioriteit stellen wordt hiervoor geld vrijgemaakt. Dit heeft tot gevolg dat de organisaties met horten en stoten geld ontvangen. Het restauratieproces dreigt door deze handelswijze tot stilstand te komen, terwijl het verval door de slechte economische ontwikkelingen op het eiland alleen maar groter wordt.
“De zorg is dat het verval van de monumenten sneller verloopt dan de stichting kan bijbenen.
Dit is in principe kapitaalvernietiging met de totale vernietiging van het gebouw als gevolg.”
E. Voges Voormalig voorzitter Stichting Monumentenzorg Curaçao
Pietermaai Smal Pietermaai Smal
MONUMENTENPRAKTIJK
In de afgelopen jaren is er veel bereikt. Veel geslaagde voorbeelden van mooie restauraties binnen en buiten Willemstad zijn te noemen. Zo is de revitalisatie van Punda en Otrobanda ondenkbaar zonder het herstel van de monumenten in deze wijken. Gezien de grote restauratieopgave zijn de betrokken instanties het er over eens dat in eerste instantie Willemstad afgemaakt moet worden, zodat het project ‘Willemstad Werelderfgoedstad’ wordt voltooid. Dit wil overigens niet zeggen dat er geen aandacht is voor objecten in de buitengebieden (buiten de historische binnenstad). Door de grote hoeveelheid aan monumenten en het gebrek aan financiering is het noodzakelijk de restauratie van de monumenten gebiedsgewijs aan te pakken. Daarom zijn er drie monumentenactiegebieden benoemd: Pietermaai Smal, Scharloo Abou en het Koralengebied.
Monumenten Goed Matig Slecht Aantal
Binnenstad Actiegebieden Pietermaai Smal Scharloo Abou Koralengebied Binnenstad Niet-Actiegebieden Binnenstad Niet AG Buitengebieden Landhuizen
Overig Buitengebied Totaal 21
10
6
344
50
pm 431 3
5
10
238 29
23
20
37 53
38
36
619
8
pm 7
pm 65
pm
264 116 811
Pietermaai Smal
Willemstad Werelderfgoedstad
Beschermde monumenten in actiegebieden
H.S. George Directeur Stichting Monumentenfonds Curaçao
Pietermaai Smal, stagiairewoning Pietermaai Smal
Pietermaai Smal is een bijzonder gebied met een woonfunctie langs de kust ten oosten van de binnenstad van Willemstad. Het gebied lijkt gezien de locatie veel potentie te hebben, maar het biedt een troosteloze aanblik waarin zeer waardevolle panden staan die door gebrek aan onderhoud in een vervallen toestand verkeren. De drugsverslaafden, de zogenaamde chollers, overnachten in de verlaten woningen en vormen een bedreiging voor de panden door onder andere hun drugsgebruik waarbij vuur wordt gebruikt en soms delen van woningen vlam vatten. Onverdeeld eigendom is een andere bedreiging voor de panden, waardoor eigenaren moeilijk te traceren zijn. De eigenaren die wel bekend zijn hebben de panden verwaarloosd en vinden het nu te riskant om geld te investeren in een gebied, waarvan de toekomst er niet echt florissant uitziet. De overheid kan de eigenaren aanspreken op hun verantwoordelijkheid door middel van een aanschrijvingsbeleid en een onteigeningsprocedure. Zij treedt echter niet hard op, waardoor dit instrument onvoldoende wordt ingezet. Een derde bedreiging vormt het zoute zeeklimaat dat muurkanker veroorzaakt. De muren bestaan uit koraal vermengd met kalkzandsteen met een geverfde pleisterlaag. Wanneer een gat in de muur of goot ontstaat door bijvoorbeeld gebrek aan onderhoud spoelt de regen de kalkzandsteen weg, waardoor de muur instort. Een jaarlijkse verfbeurt zou dit tegen kunnen gaan.
Belangrijk in de aanpak van een dergelijk gebied is te zorgen voor een ommekeer. Weinig bewoners durven het aan om te gaan wonen op een plek die kwetsbaar is en waar criminaliteit af en toe de kop op steekt. Een nieuwe doelgroep waarvan men verwacht dat die in Pietermaai Smal wil gaan wonen, is de steeds groter wordende groep stagiaires uit Nederland. Verwacht wordt dat zij bereid
Pietermaai Smal, restauratie pand
zullen zijn voor een korte periode relatief meer geld te besteden aan woonruimte. Twee groepen ontwikkelaars zijn hierop in gesprongen en er wordt op het moment op een paar plekken hard gewerkt aan het restaureren van panden. Het stagebureau met een aantal appartementen is af en wordt actief gebruikt. Voor de ouders van de stagiaires die op bezoek komen wordt een ‘low budget’ hotel ontwikkeld. Het Monumentenfonds werkt hier actief aan mee en verstrekt de leningen, ondanks het feit dat ook zij zich soms geremd voelen om dergelijke ‘riskante’ leningen te verstrekken. Langs de kust in Pietermaai Smal zijn veel open gaten in de bebouwing. Door verval en sloop zijn de panden hier verdwenen. De panden maakten hier onderdeel uit van een bijzondere historische structuur, een beschermd stadsgezicht. Voor beschermde stadsgezichten is nog geen beleid op Curaçao. Dat wil onder andere zeggen dat voor onderhoud van niet monumentwaardige panden in een belangrijke historische structuur geen geld is gereserveerd. Dit heeft tot gevolg dat deze structuur verloren gaat, terwijl in veel gevallen een stedelijk ensemble belangrijker kan zijn dan een individueel monumentaal object. Voor de nieuwbouw op de open plekken worden regels gesteld in het Eilandelijk Ontwikkelingsplan en de monumenteneilandsverordening, maar daarin worden geen uitspraken gedaan over esthetiek. Een welstandscommissie die een strengere toetsing kan plegen is noodzakelijk maar afwezig.
Scharloo Abou is het westelijke deel van de wijk Scharloo dat grenst aan het Waaigat. Het gebied onderscheidt zich qua bebouwing in een zuidelijk deel met een aantal grote monumentale panden en een noordelijk hoger gelegen deel met veel houten woningen, genaamd Fleur de Marie. Stichting Monumentenzorg heeft door de restauratie van het Maritiem Museum en Villa Maria een belangrijke
Scharloo Abou Scharloo Abou
impuls gegeven aan het gebied. De villa die oorspronkelijk een woonfunctie had wordt nu gebruikt als locatie voor evenementen, bijeenkomsten en feesten. Beide zijn goede voorbeelden van nieuwe functies die aan monumenten worden gegeven waardoor de panden behouden blijven en daardoor onderdeel zijn van de hedendaagse maatschappij. Men merkt wel dat het van belang is ook de rest van het gebied op te waarderen. Vaak wordt uitgeweken naar andere locaties omdat de villa zich nu nog als een eiland bevindt in een gebied dat ontoegankelijk is door de slechte staat waarin de gebouwen en woningen zich bevinden. Het gebied heeft veel potentie, hoger gelegen en aan de rand van de binnenstad, waardoor ook speculatieoverwegingen een bedreiging vormen. De armoede en criminaliteit zijn nu echter groot. De houten volkswoningen in het gebied vallen nog niet onder de monumentenwetgeving, maar zijn wel van bijzondere historische waarde en worden tot op de dag van vandaag bewoond.
De bebouwing in het Koralengebied op Otrobanda wordt bepaald door de historische koraalstructuren, een groot stadshuis vrijstaand op een terrein dat wordt omheind door een muur, waarin in sommige gevallen kleine woningen zijn opgenomen. Het gebied maakt een totaal verlaten en vervallen indruk. Prachtige huizen zie je voor je ogen haast instorten en worden overwoekerd door vuil en begroeiing. Het gebied wordt bewoond, maar armoede en criminaliteit voeren de boventoon. Door gebrek aan ruimtelijke ordening en onderhoud functioneert het gebied niet meer als een stadswijk, maar als een vergaarbak van problemen. Bij voldoende financiering kan monumentenzorg een rol spelen bij het revitaliseren van deze wijk. De grote woonhuizen bijvoorbeeld lenen zich zeer goed voor nieuwe functies. Een opgeknapt monument met een nieuwe functie kan een stimulerende werking hebben op de stadsvernieuwing. Er bestaat nu echter
Interieur Casa Blanca
de kip en het ei situatie waarbij men (ook de overheid) niet wil investeren alvorens een nieuwe functie bekend is voor een pand. Ook een nieuwe beheerder of eigenaar is niet zomaar bereid een nieuwe functie te gaan ontwikkelen in een vervallen gebouw in een moeilijk gebied. Dan moet eerst het pand opgeknapt worden. Deze situatie kan alleen worden doorbroken door te kunnen beschikken over meer geld.
In Otrobanda zijn een paar exemplarische voorbeelden van particuliere instellingen te noemen die kunnen bijdragen aan de revitalisering van dit soort actiegebieden. Stichting Monumentenzorg heeft ter behoud van een paar panden financiering geregeld door een nieuwe functie aan een gebouw toe te kennen. Een voorbeeld hiervan is het eveneens in Otrobanda gelegen Casa Blanca, waarin het Bureau Bevolking is ondergebracht. In het monument wordt nu getrouwd en worden alle andere burgerzaken geregeld. Het interieur van het pand is hiervoor grondig gewijzigd en over de schoonheid van de aanpassingen kan getwist worden, maar feit is dat een prachtig gebouw is gered van de sloop.
Een project in Otrobanda dat in deze context zeker genoemd moet worden, maar waar de meningen over uiteen kunnen lopen is Kura Hulanda, een hotel en museum in het IJzerstraatgebied. Een groot deel van de wijk is hotel geworden, de woningen zijn hotelkamers/suites en de openbare ruimte is comfortabel ingericht als ware het de gangen en lobby van het hotel. Er is zelfs een zwembad aangelegd. De discussie rond dit project spitst zich toe op het behoud van de authenticiteit en de toegankelijkheid van het gebied. De wijk bevond zich voor de komst van het hotel in deplorabele toestand. N.V. Stadsherstel was net gestart met de restauratie van een aantal panden, zoals
Koralengebied
Koralengebied Maritiem Museum en Villa Maria Kura Hulanda
Huize Bellevue, in het hart van de wijk, maar er moest nog veel gebeuren. De komst van het hotel heeft ervoor gezorgd dat veel panden zijn opgeknapt en dat er een schoon en geordend gebied is ontstaan. Dit heeft echter wel als consequentie gehad dat een aantal van de oorspronkelijk bewoners moesten uitwijken. Daar kan tegenin gebracht worden dat de monumenten een nieuwe functie hebben gekregen en behouden zijn gebleven. Tevens biedt het project werkgelegenheid. Of het de bedoeling is dat een stadswijk verandert in een semi-openbaar gebied is maar de vraag. Het blijft van groot belang dat de overheid toezicht houdt op de bestemming van gebieden in een stad en daaraan vast blijft houden en zorgvuldig nadenkt over de nieuwe bestemming van monumenten. Het zorgen voor het behoud (c.q. financiering) van monumenten mag geen excuus zijn om maar iedere willekeurige invulling te geven aan een waardevol gebied of pand.
Het afmaken van ‘Willemstad Werelderfgoedstad’ en de focus op de monumentenactiegebieden sluit niet uit dat de aandacht van de monumentenorganisaties zich ook richt op het andere belangrijke architectonische erfgoed op Curaçao. Zo is bijvoorbeeld het Landhuis Savonet bij het Christoffelpark op Bandábou een punt van grote zorg. Het landhuis had als openluchtmuseum annex natuurpark kunnen fungeren. De bestemming en het beheer was geregeld, maar omdat geen geld beschikbaar werd gesteld is het landhuis aan zijn lot overgelaten. In korte tijd is het in een zodanige vervallen toestand geraakt dat er snel ingegrepen moet worden om het te redden. Door gebrek aan noodherstel heeft het klimaat vrijspel en spoelt er met elke regenbui een stuk muur of dak weg. Samen met andere plantages op Bandábou leent het landhuis zich bijzonder goed om ingezet te worden als toeristisch product. Door hun authenticiteit kunnen ze een rol spelen bij het (cultuur-)toerisme. Hun unieke en karakteristieke structuren vertellen veel over de geschiedenis van het eiland. Dat is ook de reden dat er voor het westelijk deel van Curaçao gewerkt wordt aan een tentatieve aanvraag voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.
SAMENVATTEND
Voorop staat dat de zorg voor de monumenten de binnenstad van Willemstad een ander aanzicht heeft gegeven. Het opknappen van de panden en de openbare ruimte in Punda, Scharloo en delen van Otrobanda, zoals het Stegengebied, het IJzerstraatgebied en het herontwikkelde Riffort, heeft een evidente bijdrage geleverd aan de stadsvernieuwing, het toerisme en de economische ontwikkeling van het eiland. De situatie op Curaçao is echter verre van ideaal.
In de ogen van de andere eilanden van de Nederlandse Antillen is Curaçao het voorbeeld wanneer het gaat om monumentenzorg. Door de lange geschiedenis van de monumentenzorg op Curaçao is veel ervaring opgedaan en is een infrastructuur van organisaties aanwezig die de expertise hebben om het beleid te kunnen uitvoeren en controleren. Echter door het gebrek aan financiële middelen blijft er in de praktijk veel liggen. De organisaties zien machteloos toe hoe met de dag meer architectonisch en stedenbouwkundig erfgoed verloren gaat. Veel wijken bevinden zich in een vervallen toestand en de slechte economische omstandigheden op het eiland maken dat er een vicieuze cirkel is ontstaan, die alleen door betere financiering doorbroken lijkt te kunnen worden.
Een structurele financiering is noodzakelijk maar er moet meer gebeuren. De Curaçaose overheid en de inwoners moeten nog meer gaan beseffen hoe belangrijk het behoud van de monumenten is voor het eiland. De Open Monumentendagen worden steeds beter bezocht, maar het feit dat monumenten als income-earners onderdeel zijn van de economische infrastructuur wordt onvoldoende beseft. Educatie op scholen kan bijvoorbeeld helpen de jeugd bewuster te maken van de geschiedenis van het eiland en daarmee van het belang van het behoud van het cultureel erfgoed.
De rol van de monumenten voor het toerisme is groot. De toeristenindustrie noemt de monumenten trekpleister nummer één van het eiland. De cruisetoeristen komen meestal niet veel verder dan de bekende plaatsen in de opgeknapte binnenstad, maar er is ook een andere groep die het eiland bezoekt. Steeds meer toeristen bezoeken bijvoorbeeld het voor een groot deel opgeknapte Stegengebied in Otrobanda. De inwoners krijgen daardoor ook steeds meer het gevoel dat ze in een bijzonder gebied wonen. Verder bieden de cultuur en natuurvan het eiland vele mogelijkheden. Naast de stranden en de mooie onderwaterwereld worden er steeds meer initiatieven opgezet die inspelen op ‘doe-en-cultuur-vakanties’. Hierin kunnen de vele monumenten een rol spelen, hetzij als onderkomen van organisaties, hetzij als voorbeelden van de bijzondere geschiedenis van het eiland.
In economisch opzicht betekent herstel van monumenten ook een bouwstroom die extra werkgelegenheid oplevert. Het beschikbaar stellen van geld voor monumenten en durf om de moeilijke gebieden aan te pakken is nodig, zodat de bouwbedrijven aan de slag kunnen. Wanneer in een gebied een start gemaakt wordt met herstel, kan het effect, al is het in eerste instantie misschien op kleine schaal zichtbaar, een stimulerend effect hebben op andere financiers.
‘Willemstad Werelderfgoedstad’ af maken is het belangrijkste wat er op dit moment moet gaan gebeuren. Volgens de monumentenorganisaties moet men voorzichtig zijn met alleen te focussen op de actiegebieden zoals is omschreven in het ‘Plan di Monumento 2000+’. Eigenlijk moet heel Willemstad worden aangemerkt als actiegebied, waarbij niet alleen de monumenten worden beschermd maar ook een beleid zal worden gaan gevoerd op beschermde stadsgezichten. Tegelijkertijd is een integrale aanpak van het herstel van de binnenstad waaraan alle partijen zijn verbonden noodzakelijk. Monumentenzorg speelt hierin een belangrijke rol, maar bij deze stadsvernieuwing moeten er ook oplossingen worden gevonden voor de sociaal maatschappelijke problemen. Dit is makkelijker gezegd dan gedaan. Het geeft echter wel aan dat financiering van monumentenzorg niet alleen gaat om het behoud van cultureel erfgoed.
Monumentenzorg heeft door het creëren van een betere woonomgeving invloed op armoedebestrijding en criminaliteit. De rol die het kan spelen bij het bestrijden van sociale misstanden is hierdoor groter dan op het eerste gezicht gedacht wordt. Financiering van monumentenzorg betekent een verbetering van de economische situatie van het eiland, door meer werkgelegenheid, betere woningen, maar ook omdat een opgeknapte, goed onderhouden stad meer toerisme aantrekt.
Saba
EEN EEUWENLANG AFGEZONDERD MONUMENT
Inwoners 1.349 Oppervlakte
13 km 2
Bevolking afkomstig uit Saba, Verenigde Staten, Sint Maarten, Dominicaanse Republiek, Curaçao
Taal 88.3 % Engels, 5.3 % Spaans, 1.5 % Nederlands, 4.9 % overige talen Hoofdstad The Bottom Aantal geïnventariseerde monumenten 57 Aantal aangewezen monumenten 0 Monumentenwetgeving Nee
Breedtegraden 17 ˚ 38 Lengtegraden 63 ˚ 13
Saba
EEN EEUWENLANG AFGEZONDERD MONUMENT
Saba is met 13 km2
het kleinste eiland van de Nederlandse Bovenwindse Eilanden. Het eiland vormt de top van een uitgewerkte vulkaan die nog tot 600 meter onder de zeespiegel reikt. De hoogste top van de ‘Mount Scenery’ ligt op 877 meter. Door de steile wanden die ontstaan zijn door landverschuivingen en uitslijting van de zee is het eiland nauwelijks toegankelijk vanaf zee waardoor het eeuwenlang geïsoleerd is gebleven ten opzichte van de rest van de Caribische eilanden. Natuurlijke witte stranden ontbreken op het eiland. Fort Bay was tot aan halverwege de jaren ’50 van de vorige eeuw de enige plek waar men aan land kon gaan. Ook bebouwing op het eiland was door de natuurlijke restricties beperkt. Alleen op de minder steile delen zijn vier nederzettingen herkenbaar, namelijk de hoofdstad The Bottom, Windwardside, Hell’s Gate en St. John’s. In totaal wonen er ongeveer 1.400 mensen op het eiland. Het aantal inwoners is aanzienlijk gegroeid met ongeveer 300 inwoners sinds de komst van de Saba University School of Medicine in 1993, waardoor veel (Amerikaanse) studenten tijdelijk op het eiland verblijven.
Geschiedenis In de 17e eeuw arriveerden de eerste Europese kolonisten op het eiland die daar een nieuw bestaan zochten en de eerste nederzettingen ontwikkelden. Deze kolonisten waren in eerste instantie afkomstig uit Zeeland. Later volgden Engelsen, Schotten en Ieren. Het eiland is vanaf de 17e eeuw tot aan 1816 afwisselend in handen geweest van Frankrijk en Engeland. Pas in 1816 kwam het in handen van Nederland. De aanwezigheid van de Engelsen heeft echter op veel vlakken de grootste invloed gehad op het eiland. Dit is onder andere in de architectuur terug te vinden, maar ook in de Engelse voertaal. Vanwege de uitzonderlijke geografische beperkingen op het eiland was er geen plantagecultuur mogelijk. De begaanbare delen leenden zich slechts voor kleinschalige landbouw in de vorm van koffie en suiker dat alleen voor eigen gebruik bestemd was. De visvangst vormde de belangrijkste bron van inkomsten op het eiland. Ook deze opbrengsten waren alleen voor de lokale markt bedoeld. De ontoegankelijkheid van het eiland liet geen handel met de buureilanden toe. Begin 20e eeuw was er sprake van een grote leegloop. Veel bewoners trokken vanwege de petrochemische industrie op de Benedenwindse Eilanden (voorgoed) naar Aruba of Curaçao.
Afgezien van de geïsoleerdheid van het eiland ten opzichte van de buitenwereld was er op het eiland zelf ook sprake van een zeker isolement. Het grillige landschap en de hoogteverschillen maakten de aanleg van verharde wegen tot aan halverwege de 20e eeuw onmogelijk. Van oudsher werd de zee bijvoorbeeld bereikt door middel van een spectaculaire steile trap, ‘the Ladder’, die bestond uit 524 treden. Overal op het eiland zijn er nog delen van soortgelijke trappen en paden te herkennen. Pas in 1938 werd er begonnen met de bouw van een stenen weg van de zee (Fort Bay) naar The Bottom. Vanaf dat moment vormde deze weg de belangrijkste handelsader van het eiland. Later volgden een aantal andere infrastructurele verbindingen, waaronder de doortrekking van de weg van The Bottom naar Windwardside in 1951, waardoor er een kleinschalig wegennet ontstond.
De afzondering van Saba van de rest van de wereld werd doorbroken in 1963. Het eiland was vanaf dat moment per vliegtuig te bereiken vanuit Sint Maarten door de aanleg van een landingsstrip in het noordoosten. Dit betekende een doorbraak voor de bewoners die tot op dat moment verstoken waren van externe invloeden. Illustrerend is het feit dat Saba ook pas vanaf dat moment kon beschikken over beperkte elektriciteit. De bereikbaarheid is maar relatief omdat de landingsstrip zo kort is dat slechts één type propellervliegtuig met speciaal hiervoor getrainde piloten er kan landen. Negen jaar later werd tenslotte de enige haven op Saba verlengd met een pier waardoor kleine cruiseschepen en middelgrote jachten het eiland konden aandoen. Vanaf dat moment kwam een beperkte stroom toerisme op Saba langzaam op gang, hetgeen een nieuwe bron van inkomsten betekende. Rond 2000 bezochten ongeveer 27.000 toeristen het eiland. Dit zijn voornamelijk dagtoeristen. Doordat Saba tot voor kort verstoken is gebleven van invloeden van buitenaf is de infrastructuur, architectuur, leefstijl, natuur maar ook haar onderwaterwereld eeuwenlang ongewijzigd gebleven en bevindt het zich bovendien in een uitzonderlijke goede staat. Er zal door het eiland op korte termijn een UNESCO aanvraag ingediend worden. Hierin wordt gepleit om het gehele eiland een plek te geven op de Wereld Erfgoedlijst.
Architectuur De architectuur op Saba kan in essentie vergeleken worden met de West-Indische bouwstijl die ook op Sint Maarten en Sint Eustatius voorkomt. Toch is de Sabaanse architectuur op veel fronten uniek voor de Caribische eilanden omdat deze niet losgekoppeld kan worden van haar natuurlijke geografische onderligger. Dit geldt ook voor de historische nederzettingen en padenstructuren. De vier nederzettingen op het eiland worden gedomineerd door de aanwezigheid van de Sabaanse cottages. De huizen zijn vaak erg klein, hetgeen te maken heeft met de beperkte houtaanvoer. Het hout moest tot aan halverwege de jaren ’50 van de vorige eeuw per ezel naar de bouwplaats gebracht worden.
De Sabaanse cottages laten een mengeling van diverse buitenlandse invloeden zien. In hun uiterlijk en plattegrond zijn de cottages een weerspiegeling van de cottages die veel voorkomen in Zuidoost Engeland. De Sabaanse cottage bestaat uit een natuurstenen fundament met daarop een houten constructie, onder een zadeldak. De plattegrond is rechthoekig en bestaat uit een centrale woonruimte met aan weerszijden een slaapkamer en een keuken. Tegelijkertijd zijn er ook Nederlandse invloeden herkenbaar in de huizen, zoals de deuren die zowel boven als onder geopend kunnen worden. Daarnaast zijn er een groot aantal details afkomstig uit de West-Indische bouwtraditie te herkennen, zoals de gingerbread-applicaties en de toepassing van de shingles-techniek, waarbij flexibele dunne latjes over elkaar heen worden gelegd. Wat de cottages echter typisch Sabaans maakt zijn de gedecoreerde interne ventilatiesystemen in de nok van de huizen. Door dit systeem waait de wind door het huis en biedt deze in alle ruimten verkoeling. Beeldbepalend zijn tevens de kleuren van de huizen. De muren zijn vrijwel altijd wit met groene kozijnen, stormdeuren en andere details, onder een rood zadeldak. Vooral de consequente doorzetting van dezelfde soort cottages op het eiland is zeer indrukwekkend. Op alle erven van de cottages vindt men bovendien cisterns en kleine begraafplaatsen. Doordat de bodemgesteldheid geen waterleidingen toelaat maken alle huishoudens al eeuwenlang gebruik van deze cisterns, stenen waterbakken in
Betonnen nieuwbouw, Hell’s Gate
de grond die regenwater opvangen. Het voortdurende gebrek aan bruikbare grond op het eiland heeft er bovendien toe geleid dat men van oudsher familieleden begraaft in de achtertuin. De cottages vormen dan ook een eenheid met de cistern en de begraafplaats.
De cottage is het meest dominante gebouwtype dat voorkomt op het eiland. Dit levert gezien vanuit de verte een indrukwekkende zee van rode daken op. De cottages worden per nederzetting afgewisseld door kerken, scholen en andere utiliteitsgebouwen. Naast de vele cottages zijn ook de kerken van historische en beeldbepalende waarde. Andere beeldbepalende voorbeelden zijn onder andere het Passangrahan-gebouw, dat in de jaren ’70 van de vorige eeuw is gerenoveerd, en Captains Quarters en de Antique Inn, beide in Windwardside gelegen. Rond 1980 is er veel nieuwbouw bijgekomen. Met name in Hell’s Gate en St. John’s. De groeiende stroom toeristen en de komst van de Amerikaanse universiteit was hier met de name de belangrijkste oorzaak van. Deze nieuwbouw in de vorm van appartementen, faculteitsgebouwen en studentenhuizen, wordt in enkele gevallen volgens de oude bouwtraditie uitgevoerd, maar in een aantal gevallen gaat het om logge betonnen constructies met meerdere bouwlagen.
S.W. Johnson Gedeputeerde Eilandgebied Saba
MONUMENTENBELEID
Huidig beleid In 2001 is de Saba World Heritage Comittee opgericht. Dit comité probeert Saba voor te dragen voor de Wereld Erfgoedlijst van UNESCO. In het verlengde hiervan is door Ronald Gill in 2002 het rapport ‘The Island of Saba as a cultural landscape’ opgesteld. Het doel van het rapport was een nominatie van het hele eiland Saba voor de Wereld Erfgoedlijst. Uit het rapport van Gill blijkt dat de wetten en het beleid op Saba er nauwelijks op ingericht zijn om het culturele erfgoed, waar monumenten een groot deel van uit maken, adequaat te beschermen. Het enige beleidsplan dat het eiland enige protectie biedt is het ‘Strategic Development Plan 1998-2002’ waarin gebieden zijn aangewezen die cultureel en landschappelijk van waarde zijn. Dit plan is echter verouderd en moet herzien worden. Daarnaast is er een ‘Building and Housing Ordinance’ waarin één beschermde zone is vastgesteld waarbinnen geen bouwontwikkelingen mogen plaatsvinden. Het gaat hierbij om het gebied dat boven de contourlijn van +550 meter ligt.
Er bestaat op Saba dus geen specifiek monumentenbeleid en een daarbij behorende wetgeving die bijvoorbeeld de vele cottages kunnen beschermen. Wel zijn er in het recente verleden een tweetal monumenteninventarisaties gedaan. Voor zijn rapport voerde Gill in 2002 een monumenteninventarisatie uit, dat een herziene versie is van een inventarisatie die eerder gedaan was in 1988 door C.L. Temminck Groll en F. Brugman voor het rapport ‘Saban monuments. An architectural tour of Saba’. Uit het rapport van 2002 komt naar voren dat er 153 monumentwaardige objecten zijn op het eiland. De meeste zijn gesitueerd in de hoofdstad The Bottom en in Windwardside. De uitgebreide aanbevelingen die Gill heeft gedaan in zijn rapport, zijn voor het Eilandgebied de aanleiding geweest voor het opstarten van onder andere een monumentenbeleid. Dit bevindt zich echter nog in een zeer prematuur stadium. Wel heeft men een grove inventarisatie gedaan naar de actuele situatie waar uit blijkt dat op Saba nog ongeveer 57 monumentwaardige panden zijn. De restauratiebehoefte wordt als gevolg van dat aantal geschat op 4 miljoen euro.
Organisatiestructuur Er is geen speciale overheidsdienst op het eiland die de ontwikkeling van het monumentenbeleid en de toekomstige uitvoering ervan als taak heeft. Een uitvoerend monumentenbureau is nodig, maar is nog niet van de grond gekomen als gevolg van onderbezetting bij het Eilandgebied. Hoe dit uitvoeringsorgaan er uit zal komen te zien is nog een punt van onderzoek en hangt bovendien af van voldoende financiering. Momenteel vallen monumentenzaken onder het Bestuurscollege van het Eilandgebied. Zij wordt hierin ondersteund door een werknemer van de planologische dienst en de voorzitter van de Stichting Monumentenzorg. Geen van de partijen heeft voldoende tijd beschikbaar waardoor er vrijwel geen resultaten geboekt worden. De Stichting Monumentenzorg Saba is in 2002 opgericht uit toenemende zorg over de toestand van de monumenten op het eiland. De stichting heeft het behoud, de restauratie en eventuele exploitatie van de monumenten als doel. Tevens adviseert zij het eilandsbestuur over het te ontwikkelen monumentenbeleid. Deze stichting is nog niet erg actief maar vol goede wil. Zij heeft
Shingles-techniek Natuurstenen fundering Gingerbread applicatie
recentelijk contact gezocht met de Stichting Monumentenzorg Curaçao voor inhoudelijke ondersteuning van haar taken.
Een andere partij is de Own Your Own Home Foundation die zich richt op de ontwikkeling, financiering en beheer van sociale woningbouw op het eiland. Daartoe worden nieuwe woningen gebouwd maar ook leegstaande woningen opgeknapt en ingericht voor dit doeleinde. Een van de nevendoelstellingen van deze stichting is om leegstaande potentiële monumenten in te richten voor sociale woningbouw, waardoor deze een nieuw leven krijgen en bovendien gered worden van vroegtijdig verval.
Plannen voor de toekomst In de toekomst zal het Eilandgebied zich, in nauwe samenwerking met de Stichting Monumentenzorg Saba, gaan richten op het opstarten van een monumentenbeleid dat echter een uitgesproken pragmatisch karakter zal krijgen. Het devies van het bestuurscollege is: redden wat er nog te redden valt. Het rapport van Gill vormt de leidraad voor de ontwikkeling van dit monumentenbeleid. Stichting Monumentenzorg Curaçao heeft aangeboden een deel van de aanbevelingen die Gill doet op zich te nemen. Het gaat hierbij om het opzetten van het Eiland Ontwikkelingsplan, als vervolg op het Strategic Development Plan 1998-2002, en het opzetten van een monumenteneilandsverordening. Ook aan het uiteindelijk aanwijzen van de monumenten en het ontwikkelen van de benodigde monumenteninstanties zal de stichting een bijdrage leveren. De eerste taak die er ligt voor het eiland zelf is het actualiseren van de bestaande monumenteninventarisaties en in het verlengde hiervan een overzicht op te
WEST-INDISCHE ARCHITECTUUR
Het ‘framehouse’ is het meest voorkomende type gebouw dat op alle Bovenwindse Eilanden, vaak in verschillende varianten, terug te vinden is. Dit ‘framehouse’ kenmerkt zich door een eenvoudige rechthoekige plattegrond, soms met meerdere woonlagen. Ze zijn vrijwel altijd opgetrokken uit hout op een natuurstenen of kalkzandstenen fundering. Men gebruikte vooral hout vanwege de hogere bestendigheid tegen orkanen. Soms werden er over de houtconstructie shingles aangebracht: afzonderlijke latjes die over elkaar heen zijn gelegd. De huizen zijn vaak afgewerkt met decoratieve elementen zoals gingerbread, in patronen uitgesneden houtlijsten, aangebracht langs dakranden of balustrades. Deze bouwtraditie wordt West-Indische architectuur genoemd.
stellen van de benodigde financiering. Het is duidelijk dat financiering niet alleen nodig zal zijn voor het uitvoeren van renovaties maar zeker ook voor het organiseren van een goed functionerend monumentenbeleid. Daarnaast worden er gesprekken gevoerd met de twee overige Bovenwindse Eilanden, Sint Eustatius en Sint Maarten, over de mogelijkheden van een samenwerkingsverband omtrent monumentenzorg op de drie eilanden. Dit vanuit de gedachte dat het zonde is om niet te leren van de ervaringen die op Sint Maarten al zijn opgedaan wat betreft het monumentenbeleid.
Curaçao om te helpen bij het uitvoeren van het monumentenbeleid is een grote stap voorwaarts voor Saba.”
R. Wilson Voorzitter Stichting Monumentenzorg Saba
Captains Quarters, Windwardside Verlaten cottage, St. John
MONUMENTENPRAKTIJK
De potentiële monumenten van Saba zijn over het algemeen zeer goed onderhouden. Van de totale woningvoorraad op het eiland is 95 procent in privébezit. De public awareness onder de bevolking is erg groot en men voelt zich geroepen elkaar aan te spreken op het onderhoud van hun huis. Het bouwen van huizen op Saba is van oudsher een zeer moeizaam proces geweest en daarom een gegronde reden voor Sabanen om uitermate zorgvuldig om te gaan met hun woningen. Dit uit zich in regelmatig onderhoud van het verfwerk en verzorging van de erven. Ondanks het feit dat het overgrote deel van het woningbestand er zeer goed uit ziet zijn er toch ook cottages verloren gegaan of ernstig vervallen. Daarnaast zijn er veel grotere objecten die om directe aandacht vragen zoals het ernstig vervallen Captain Quarters in Windwardside.
Er zijn een aantal factoren die het voortbestaan van de monumenten en de stedelijke ensembles van de nederzettingen ernstig bedreigen. Ten eerste is er het gevaar van het onverdeelde eigendom dat geldt voor alle eilanden van de Nederlandse Antillen. Woningen worden of in de steek gelaten door hun eigenaars waardoor ze verloederen of de erven kunnen het geld voor onderhoud niet opbrengen. Door het ontbreken van een aanschrijvingsbeleid als onderdeel van een monumentenbeleid kan het Eilandgebied hier geen actie op ondernemen. Daarnaast speelt het grote probleem van de natuurrampen. In het verleden hebben een aantal orkanen een groot deel van de woningvoorraad doen vervagen. Onder de bevolking wordt nog regelmatig gerefereerd aan de komst George (1998) en Lenny (1999). Deze stormen maken elke keer diepe indruk op de bevolking en ze moet bovendien elke keer opnieuw de moed vinden om met
Onderhoud van gingerbread
de overblijfselen van hun huis een nieuw onderkomen te bouwen. De verzekeringspolissen zijn zo exorbitant hoog dat een groot deel van de bevolking het risico neemt geen verzekering af te sluiten. De angst voor het natuurgeweld is zo groot dat men er, heel begrijpelijk, voor kiest om het traditionele houten huis te vervangen voor een betonnen exemplaar. Hierdoor raakt het stedelijk beeld op Saba ernstig verstoord. Met name in Windwardside en The Bottom is dit proces gaande. In de bouwverordening zijn wel een groot aantal restricties opgenomen voor nieuwbouw maar over esthetiek doet de verordening geen uitspraak. In de praktijk komt het er op neer dat het eilandsbestuur de bevolking aanspreekt op nieuwbouwplannen. De aanwezigheid van de Saba University School of Medicine heeft er voor gezorgd dat er een stroom Amerikaanse studenten tijdelijk op het eiland woont waardoor de vraag naar (nieuwe) woningen en onderwijsonderkomens is gegroeid. Deze nieuwe constructies wijken in schaal af van de oorspronkelijke traditionele laagbouw op het eiland.
CONCLUSIES
In vergelijking tot de overige Antilliaanse eilanden neemt Saba een andere positie in wat betreft de stand van zaken van de monumenten. Over het algemeen worden de monumenten goed onderhouden. Echter een monumentenbeleid kan er toe leiden dat deze gebouwen ook een beschermde status krijgen en daardoor
niet zomaar gesloopt of verkocht kunnen worden ten gunste van nieuwbouw. Doordat de monumenten van Saba deel uit maken van een veel bredere context is het ook belangrijk om in de toekomst aandacht te besteden aan de vaststelling van een Eiland Ontwikkelingsplan. Dit plan zal er toe leiden dat gebieden vanwegehun cultuurhistorische waarde aangewezen kunnen worden als beschermde- of bufferzone, of als gebied waar geen verdere ontwikkeling mag plaats vinden. Hierdoor kunnen typisch Sabaanse elementen zoals de historische infrastructuur, het nederzettingenpatroon en de monumentale objecten bewaard blijven. Daarnaast is het van belang dat de huidige Building and Housing Ordinance aangepast wordt. De verordening doet enkel uitspraak over technische elementen bij het bouwen van een pand. De verordening werkt echter niet als een welstandsinstrument, waardoor men in principe vrij is om te bouwen wat men maar wilt. Tegen het gevaar van natuurrampen kan uiteraard geen enkele beleidsvorm of wet op. Wel zou het een mogelijkheid zijn om monumenteigenaren tegemoet te komen door een deel van de verzekeringskosten te subsidiëren. Hierdoor kan men huiseigenaren in staat stellen om hun huizen met origineel materiaal op te bouwen in plaats van betonnen nieuwbouw, die geen, of nauwelijks een relatie aangaat met de omgeving en bovendien het totaalbeeld van het eiland verstoort.
SAMENVATTEND
Saba als geheel kan bestempeld worden als monument. Dit komt omdat het eiland door haar natuurlijke geografische toestand eeuwenlang afgezonderd was van de buitenwereld. Hierdoor is de natuur ongerept gebleven en zijn veel historische structuren, nederzettingen, paden en gebouwen bewaard gebleven. Saba kan gezien worden als een uniek voorbeeld van een verstedelijkte omgeving die zich op indrukwekkende wijze heeft aangepast aan de krachten van de natuur. De Sabaanse cottages zijn bovendien als type uniek binnen de Caribische architectuur omdat zij alleen binnen deze context gezien kunnen worden.
Er is op Saba als gevolg van onderbezetting en onvoldoende financiën geen monumentenbeleid geregeld die de Sabaanse monumenten van een wettelijke beschermde status voorziet. Plannen hiervoor zijn in aanvang, net zoals plannen die er voor moeten zorgen dat hele zones als beschermd gebied kunnen worden aangewezen. De plannen bevinden zich nog in een zeer prematuur stadium.
Ondanks het feit dat historische panden op Saba veel beter onderhouden worden dan op de overige Antilliaanse eilanden, zijn er toch een aantal oorzaken die het voortbestaan van de monumenten bedreigen en daardoor een verstoring in het totaalbeeld opleveren. Door het gebrek aan beleid kan het Eilandgebied niet adequaat reageren wanneer een pand verlaten wordt en daardoor in verval raakt. Bovendien schuilt er altijd het gevaar van natuurrampen. In het recente verleden hebben een aantal orkanen ernstige schade toegebracht aan het eiland en met name aan de vele houten huizen.
Vaststelling van een monumentenbeleid en bijbehorende wetgeving kan er toe leiden dat historische gebouwen en stedelijke ensembles beschermd blijven, waardoor Saba aantrekkelijk blijft voor haar eigen bevolking maar ook voor het dagtoerisme vanaf de omliggende eilanden.