magazine
kwartaalblad voor ruimtelijk georiĂŤnteerde kunst
1# 2013 | jaargang 16, no 61 | www.beeldenmagazine.nl
Sheela Gowda Antony Gormley Mike Kelley Sculptuur.nl
25.01.2013 19.05.2013
Bertozzi & Casoni Timeless Damian Taylor Developed
Harteveltstraat 1 Den Haag Dinsdag t/m zondag 11.00-17.00 uur www.beeldenaanzee.nl
Mogelijk gemaakt door Stichting van Achterbergh-Domhof, Vapiano, Abellio Foundation, Vrienden en Zakenvrienden van museum Beelden aan Zee, Sculpture Club en BankGiro Loterij
2
Bertozzi & Casoni Regeneration 2012 Polychroom keramiek, 160 x 213 x 190 cm, coll. kunstenaars (Foto: Bernardo Ricci)
Nieuwe vangst Aanwinsten van de laatste vijf jaar
Cor Litjens //
Stadslandschappen
12-4-2013 t/m 15-6-2013 In Architectuurcentrum cASLa
19 april 19.30 uur: lezing door Henk Schuitemaker, landschapsarchitect, toegang gratis. 25 mei 10.00 uur: Silent Sky /Walking Trees met beeldend kunstenaar Rob Sweere. Deelname â‚Ź 10,- // Inschrijven via j.flapper@casla.nl
Open di t/m zaterdag van 12.00 tot 17.00 uur
Weerwaterplein 3 // 1324 EE Almere
//www.casla.nl
Sjoerd Buisman een overzicht 1967 - 2013
30.03 t/m 30.06.2013
Colofon
Redactioneel
Beeldenmagazine wordt uitgegeven door Uitgeverij Smit van 1876 en verschijnt vier maal per jaar Redactie John Blaak Postbus 42621 3006 DC Rotterdam redactie@beeldenmagazine.nl www.beeldenmagazine.nl Tekstcorrector Ineke Soeterik Website www.beeldenmagazine.nl Medewerkers aan dit nummer Piet Augustijn, tentoon stellingsmaker, publicist // Ans van Berkum, kunsthistoricus // Judith van Beukering, kunsthis toricus, kunstmanager // Eleonoor van Beusekom, beel dend kunstenaar, adviseur kunst openbare ruimte // Etienne Boileau, communicatieadviseur, publicist // Peke Hofman, direc teur CBK ‘s-Hertogenbosch // Riet van der Linden, kunsthis toricus, beeldend kunstenaar // Pascalle Mansvelders, kunst historicus, beeldend kunstenaar, curator, publiciste // Antonie den Ridder, beeldend kunstenaar, publicist // Jaap Röell, recensent, kunstondernemer // Beatrijs Schweitzer, beeldend kunstenaar, kunsthistoricus // Jet van der Sluis, neerlandica, kunsthistorica en publiciste // Astrid Tanis, kunstcriticus, kunsttheoreticus // Els Vegter, beeldend kunstenaar, publiciste, blogger // Sya van ’t Vlie, kunsthistoricus, publiciste // Carina van der Walt, Afrika niste en publiciste // Geraart Westerink, kunsthistoricus // Tine van de Weyer, beeldend kunstenaar, publiciste Abonnementen & Adreswijzigingen Jaarabonnement € 35,Losse nummers € 9,25 S.P. Abonneeservice Postbus 105 2400 AC Alphen a/d Rijn 0172-476085 (t) 0172-653307 (f) info@spabonneeservice.nl
12
15
20
Advertenties AM-Creation Désiré Mureau Postbus 612 5900 AP Venlo 06-34492511 info@am-creation.nl Vormgeving Fraipont.nl ISSN 0921-7916 Beeldenmagazine 2#2013 verschijnt in week 27; Sluitingsdatum voor advertenties week 22
Het eufemistische woordgebruik ‘ombuiging’ die onze regering gebruikt voor ‘bezuiniging’ laat me verlangen dat ik naast kunstgeschiedenis ook economie had gestudeerd. De Brusselse 3% norm moet gehaald worden. Naar mijn mening remt bezuiniging de economische groei, daarom zie ik meer in stimulering. Nu gaan door de bezuinigingen veel instellingen dicht en groeit de werkeloosheid schrikbarend. In januari kwamen er 677 mensen per dag op straat te staan. Als dat zo doorzet komt dat aan het eind van het jaar op bijna een kwart miljoen werkelozen uit. Dit komt bovenop het aantal van 571.000 dat in december 2012 geregistreerd stond. De voorgenomen versobering van de WW zorgt ervoor dat de nieuwe ‘ombuigingsslachtoffers’ straks al na een jaar in de bijstand komen. Een alleenstaande in de bijstand krijgt 660,98 euro per maand; ik vrees dat daarmee veel mensen in financiële problemen komen. Als mensen geen geld uitgeven, trekt de economie nooit aan. Mensen met een bijstandsuitkering zijn voor de staatskas verwaarloosbaar voor de inkomstenbelasting, omzetbelasting, wegenbelasting en meer. In de regeringsverklaring wordt de gedachte van werk en inkomen wel benoemd: “Een eerste, belangrijk thema is het brede veld van werk en inkomen, een onderwerp dat raakt aan de basis van ieders leven. Een baan en bestaanszekerheid zijn immers randvoorwaarden om jezelf te kunnen ontplooien en actief mee te kunnen doen in de samenleving.” Dit zijn mooie woorden; het bezuinigingsbeleid echter laat het tegendeel zien. In de culturele sector sloten de afgelopen maanden veel instellingen noodgedwongen hun deuren. Het Centrum Beeldende Kunst Utrecht (CBKU), De Krabbedans in Eindhoven, Centrum Beeldende Kunst Dordrecht, Stichting Kunstruimte 09 in Groningen, NIMK in Amsterdam en Stichting Kunst & Cultuur Overijssel (KCO) zijn begin dit jaar gestopt. De Paviljoens in Almere en Lokaal 01 in Breda zijn met hun laatste tentoonstellingen bezig en sluiten van de zomer hun deuren. Daarnaast zijn er veel culturele instellingen die dit jaar minder geld dan de jaren hiervoor kregen, zoals het Rijksmuseum Twenthe, het Tropenmuseum in Amsterdam, Noorderlicht in Groningen en werden de vergevorderde plannen voor een Jan Cremermuseum in Enschede afgeblazen. Dit is slechts een selectie van de kunstinstellingen die in de problemen kwamen. Banen verdwijnen en het kunstaanbod verschraalt. Naast tentoonstellingspodia verdwijnen tevens documentatie- & informatiecentra en archieven. Verder komen er minder publicaties, lezingen, debatten en educatieve programma’s. Een jarenlang opgebouwd cultureel kapitaal aan ervaring, kennis en netwerken gaat verloren. Ik vraag me soms af of politiek-economen niet lijden aan een vorm van tunnelvisie. Hadden zij maar kunst-, cultuurgeschiedenis of cultuurfilosofie gestudeerd. Het gevolg van hun berekeningen kan leiden tot een ernstige vorm van cultuurarmoede. Mijn geloof in economische analyses daalde recent tot onder een nulpunt. Ondanks de recordverkopen en de winst van 13,1 miljard dollar in één kwartaal bij Apple waren de economische analisten teleurgesteld, waardoor de koers van Apple-aandelen zakte met 10 procent. Dat is toch de wereld op zijn kop. Economische analisten zijn voor mij van de wereld vervreemde personen die naar cijfers en voorspellingen kijken en daarmee de economie manipuleren. Dat heeft niets met de realiteit te maken. Zij creëren economische ficties; zonder oog voor economie overstijgende waarden, zoals schoonheid, gezondheid, cultuur en medemenselijkheid. In Beeldenmagazine zullen wij de komende nummers aandacht blijven besteden aan interessante tentoonstellingen, manifestaties, lezingen, debatten en boeken over ruimtelijk werk, maar bedenk wel dat dit meer ondanks dan dankzij deze en de vorige regering tot stand komt. John Blaak
25
Cover: Sheela Gowda, Zaaloverzicht Open Eye Policy, foto Peter Cox
5
Bronsgieterij Kemner giet voor Studio Job
Studio Job – Tour Eiffel 2012
Bronsgieterij Kemner | Simon Homburgstraat 23 | 5431 CM Cuijk | www.kemner.nl | info@kemner.nl
Ravesteyn Heenvliet
Beeldhouwerscollectief ABK exposeert:
zaterdag 4 mei t/m zondag 26 mei Donderdag t/m zondag tussen 12:00 en 17:00 uur
Claus-Pierre Leinenbach | Lean on | 2009
fotografie: Anna Rudolf
Shaping Senses Kruithuis, Den Bosch 28 april t/m 2 juni 2013 ‘de terugkeer van het ambachtelijke, arbeidsintensief vakmanschap in ruimtelijk beeldend werk’
Yke Prins
Curatoren: Floortje de Boer & Christianne Niesten
www.beeldentuinravesteyn.nl
ABK leden: Wim Bakker | Ike van Cleeff | Ank van Engelen | Jan Paul Hulsenbek | Claus-Pierre Leinenbach | DeirdreMcLoughlin | Martina Otto | Simon Oud | Janine Schimkat Gastexposanten: Natasja Alers | Kees Boevé | Tommy van der Loo | Sven Fritz | Jonathan Gaarthuis | Menno Hiele | Sil Krol | Pablo Ponce | Lorenzo Quintanilla
www.beeldhouwerscollectiefABK.nl
Inhoud
Tips
8 Kunst in Amsterdam
Keith Edmier
Sya van ’t Vlie
10 Mike Kelley Peke Hofman
11 Mark Dion
Pascalle Mansvelders
12 Roger Hiorns & Joseph Beuys Ans van Berkum
14 Female Power Carina van der Walt
15 Sheela Gowda Tine van de Weyer
16 Arte Povera Antonie den Ridder 18 Guido van de Werve Eleonoor van Beusekom
19 Bertozzi & Casoni Piet Augustijn
20 Antony Gormley Riet van der Linden
22 Zwart & Wit
Beatrijs Schweitzer
23 Sculptuur.nl Jaap Röell
24 Cornelius Rogge Judith van Beukering
25 Space Drawings Els Vegter
26 Transformation Carina van der Walt
27 Libia Castro & Ólafur Ólafsson Astrid Tanis
28 Beter, de kunst van gezondheid Astrid Tanis
29 Marien Schouten Tine van de Weyer
30 Gerard Koopman en Frank Bolink Jet van der Sluis
32 Karola Pezarro Geraart Westerink
33 Nathalie Bruys Beatrijs Schweitzer
34 Verzamelaars: Sjoerd Buisman Etienne Boileau
37 Boeken
Astrid Tanis
De Hallen Haarlem presenteert een solotentoonstelling van Keith Edmier. Het is de eerste museale tentoonstelling van deze Amerikaanse beeldhouwer in Nederland. De expositie biedt een overzicht van zijn sculpturen, foto’s en tekeningen vanaf midden jaren tachtig. Voor het eerst worden deze werken, uit overwegend Nederlandse collecties, samen getoond. Hierbij zijn ook speciaal voor de tentoonstelling gemaakte sculpturen te zien. Inspiratiebronnen hiervoor zijn de 17e-eeuwse tulpenmanie en de renaissancistische architectuur van de Vleeshal. 9 maart t/m 26 mei 2013. www.dehallen.nl
Ja Natuurlijk Ja Natuurlijk is een tentoonstelling waarin ruim 80 kunstenaars verrassende partnerschappen laten zien tussen mens, natuur en techniek. Sculpturen, films, installaties, performances en kunstwerken van o.a. Francis Alÿs, Jimmie Durham, Olafur Eliasson, Peter Fend, Fischli & Weiss, Zeger Reyers, Tinkebell, Superflex en Ai Weiwei zijn tot eind augustus 2013 te zien in het Gemeentemuseum Den Haag, het Fotomuseum, in de museumtuinen, het duinbos en daarbuiten. 16 maart t/m 18 augustus 2012. www.ja-natuurlijk.com
DordtYart Op 14 april gaat de tweede editie van DordtYart van start. Installaties, architectonische objecten, lichtkunst en geluidswerken zijn er de komende maanden in de machinehal van de voormalige scheepswerf te zien in Dordrecht. Deelnemende kunstenaars zijn o.a. Pieterjan Ginckels, Dré Wapenaar, Observatorium, Marije Vogelzang en Elodie Hiryczuk & Sjoerd van Oevelen. 14 april t/m 29 september 2013 www.dordtyart.nl
Richard Long Het Museum Kurhaus Kleve brengt een eerbetoon aan een belangrijk aspect van het werk van Richard Long, waar nog nooit op passende wijze aandacht aan is besteed: zijn prenten. De tentoonstelling Richard Long: Prints 1970-2013 brengt voor de eerste keer al het grafische werk van deze belangrijke Engelse kunstenaar samen en biedt zo een panorama van zijn oeuvre. 21 april t/m 30 juni 2013. www.museumkurhaus.de
ARTZUID 2013 De derde editie van de internationale sculptuurroute van Amsterdam gaat dit jaar weer van start. De lanen van Berlage zullen worden ingericht met beelden van internationale topkwaliteit, alsook de Zuidas en de Churchilllaan. De curator van deze editie is Henk van Os. 24 mei t/m 22 september 2013. www.artzuid.com
Russia XL Den Haag Sculptuur en museum Beelden aan Zee presenteren deze zomer hedendaagse Russische beeldhouwkunst. In het museum zijn er ruim honderd objecten, installaties en ander ruimtelijk werk van de belangrijkste Russische kunstenaars van de afgelopen dertig jaar te zien en op het Lange Voorhout staat monumentaal werk. Het wordt de eerste grote overzichtstentoonstelling van hedendaagse Russische sculpturen in Nederland. Het Lange Voorhout, 28 mei t/m 8 september en museum Beelden aan Zee, 28 mei t/m 27 oktober. www.beeldenaanzee.nl Lees meer tentoonstellingstips op onze website www.beeldenmagazine.nl
7
Kunst in Amsterdam Wat is er begin 2013 in de Amsterdamse galeries voor de sculptuurliefhebber te zien? Een tocht langs vijf galeries geeft het antwoord. Door Sya van ‘t Vlie
W139 - The Psychonaut van Sagi Groner
Bij binnenkomst oogt W139 anders dan gewoonlijk als een echte ‘white cube’. Op de grond ligt als een tapijt een wit landschap met torens en boompjes, staan op sokkels langs de korte wanden sculptuurtjes van mannetjes bezig met een ‘balancing act’, en aan de lange wanden hangt een serie maskers. Zowel de mannetjes als de maskers zijn zelfportretten van hun maker, de uit Israel afkomstige Sagi Groner. De betekenis van de term ‘psychonaut’ maakt zijn idee achter deze expositie duidelijk. Psychonaut is een samenstelling van de Griekse woorden ‘psyche’ en ‘nautes’ en betekent ‘navigator van de ziel’. Een psychonaut onderzoekt de eigen psyche Sagi Groner, Masker, door weloverwogen zijn bewustzijn te foto Sya van ’t Vlie verruimen en die verschillende staten van bewustzijn aan te wenden voor creatieve en spirituele doeleinden. Zo dienen de maskers niet zo zeer om zijn identiteit achter te verbergen, maar om zijn eigen innerlijke wereld te veruitwendigen, om die te tonen aan zichzelf en de kijker. Paradoxaal genoeg verbergt het meest op hem lijkende portret juist het meest. Het toont hem zoals hij gekend is, zijn dagelijkse masker. 13 januari t/m 9 februari 2013, www.w139.nl
Galerie Gabriel Rolt – Song of the Roustabouts van Douglas White
Werkend met natte klei ontdekte de Britse Douglas White dat als hij het kneedde, vouwde en liet opdrogen de klei eruit zag als olifantshuid. Wellicht deed hij die ontdekking omdat hij op zijn reizen door Oost Afrika vaak stuitte op kadavers van olifanten. Wat resteerde waren assemblages van botten en stukken uitgedroogde en ingekrompen huid, die hem deden denken aan een ineengezakte tent. Deze ervaring bracht White op het idee voor Song of the Roustabouts, een tent die hij bij Galerie Gabriel Rolt op locatie opbouwde met natte klei, jute, hout, stalen kettingen, en touw. Behalve aan de tenten die jagers opzetten tijdens de jacht op groot wild, doet de tent ook Douglas White, Song denken aan een circustent. De titel van of the Roustabouts, foto deze installatie heeft te maken met deze Sya van ‘t Vlie laatste associatie omdat deze verwijst naar een song uit Walt Disney’s film over het circusolifantje Dumbo uit 1941. In deze film zingt een groep reizende arbeiders over het opzetten en neerhalen van circustenten, waarmee ze de kost verdienen. Hoewel White de natte klei van beelden als Black Elephant Tent en Black Elephant Leg zwart heeft gemaakt, is de associatie met olifantenhuid nog steeds overduidelijk. Verder werkt White in de eerste ook nog eens het door hem gelegde verband tussen huid en tent op kleine schaal uit. 19 januari t/m 23 februari 2013, www.gabrielrolt.com
8
Grimm Gallery – Manufactuur van Atelier Van Lieshout Afgelopen voorjaar presenteerde Atelier van Lieshout de expositie Agricola Novus bij ‘dertien hectare’ in Brabant. Nu gaat Van Lieshout bij de vestiging van de Grimm Gallery in de Amsterdamse Pijp nader in op zijn visie over het jaar 0, de nieuwe tribale wereldorde, duurzaamheid en zelfredzaamheid. Met Manufactuur schept hij een leefruimte waarin land- en handarbeid centraal staan.
Boerderij/Houtzagerij Net als Agricola Novus behoort Manufactuur tot The New Tribal Labyrinth, het project waarin Joep van Lieshout zijn nieuwe toekomstvisie uiteenzet. In het denkbeeldige jaar 0 zijn we georganiseerd in stamverband en zijn de stammen aangewezen op landbouw en industrie om in hun onderhoud te voorzien. (Zie Beelden 2#2012). Van Lieshout heeft galerie Grimm dan ook omgebouwd tot een boerenbedrijf. Bij binnenkomst wordt de kijker begroet door een oude bekende: Cow. Indertijd interpreteerde ik die als altaar met offer, een interpretatie die ook in de Grimm-context past. Doorlopend stuit je op een muur van houten planken met daarin een gat, waardoor je het boerenbedrijf betreedt, bestaand uit boerderij en boerenerf. De boerderij strekt zich uit over de hele breedte van de galerie. Er staat een zitje bestaand uit een bankje en twee stoelen, er is een keukenhoek met stoelen rond een fornuis en een set grote pannen. Maar het grootste deel wordt in beslag genomen door de 17 meter lange zaagmachine Saw Mill. Daardoor ontstaat de suggestie dat de planken waarmee de boerderij is opgebouwd, met deze zaagmachine zijn gezaagd. De zaagmachine wordt in werking gezet door menskracht, met behulp van een tredmolen.
De derde pijler Naast landbouw en industrie is er nog een derde pijler waarop de tribale wereldorde berust: traditie. Hierin is ruimte voor creatieve vrijheid. Binnen deze traditie past de aankleding van de boerderij met houtsneden en sculpturen. De houtsneden zijn veelal van werktuigen en drie van de sculpturen zijn koppen met trechters, de zogenaamde Funnelheads. Doordat je dergelijke kunstwerken niet verwacht in een boerderij, krijgt de ruimte iets van een tentoonstellingsruimte
Galerie Fons Welters – Jacqeline Kennedy Onassis van Jan De Cock
Atelier Van Lieshout, Saw Mill, foto Gert Jan van Rooij
en verandert de boerderij in een modelboerderij. Zo zou een boerderij er uit kunnen zien in het denkbeeldige jaar 0. Van Lieshout benadrukt dit expositie-aspect door de stoelen en het bankje titels te geven, als ware het sculpturen. Zo heet het bankje Waterpas, de blauwe stoel Blue Magic – een verwijzing naar het blauw van Yves Klein? – en de onbeschilderde stoel Naturel. Het toeval heeft bij de laatste bijgedragen aan de decoratie. Het patroon van de boom zorgt voor een prachtig kussen. Het oranje stoeltje in de keuken heet Capri en de titel van het gele stoeltje geeft precies aan wat het is: een ingezakte Pudding. In de tempel van Agricola Novus toonde Van Lieshout al eerder Funnelheads. De trechter staat voor massaconsumptie. Daarom noemde ik ze in mijn bespreking een ‘soort hoedt-u-voor beelden’, niet zozeer om te vereren, maar eerder om zich te bezinnen op de gevolgen van de niet aflatende informatiestroom. Een vierde ‘funnelhead’ staat opgesteld in een kleine aangrenzende ruimte. Van Lieshout heeft hem omgedoopt tot De Barbaar.
Mondriaan en de vrijgezellenmachine Een tweede gat in de achterwand geeft toegang tot een kleine ruimte. Hier staat de grote zwarte sculptuur Tribe. Aan de voorkant is de boerderij open zodat je kunt uitkijken op het boerenerf, dat de rest van de galerieruimte in beslag neemt. Op het erf staan een sculpturale machine, een sculpturaal werktuig en een echte, niet functionele, sculptuur Wervel. De laatste staat voor de creatieve vrijheid. De machine rechts is een soort hamer/stansmachine waarmee de pannen zouden kunnen zijn vervaardigd. Deze machine is te koppelen aan de zaagmachine. Als in dat geval de zaagmachine in werking wordt gezet, gaat ook deze machine aan het hameren en kloppen. Deze machine komt over als een sculptuur, die wordt bepaald door de compositie van horizontale en verticale lijnen. Vandaar de titel Mondriaan. Het werktuig rechts achterin met de titel La Machine Célibataire – een verwijzing naar Marcel Duchamp? –, is een weefgetouw dat precies past tussen de wanden van de transparante kooi waarin hij staat opgesteld. Als wever zit je dus opgesloten, ben je onontkoombaar een verlengstuk van het werktuig. Zo haalt Van Lieshout de romantiek van deze noeste arbeid onderuit. De nieuwe wereldorde is minder idyllisch dan deze modelboerderij wil doen geloven. 30 november 2012 t/m 23 februari 2013, www.grimmgallery.com
Bij Jacqueline Kennedy Onassis denk je niet bepaald aan de opstelling van strak geometrische abstracte houten reliëfs en vrij in de ruimte staande abstracte totemachtige sculpturen. Alleen het roze element, dat in alle werken voorkomt, doet denken aan het roze van het Chanel mantelpakje van de Amerikaanse presidentsvrouw. De Belgische kunstenaar Jan de Cock noemt zijn opstelling een “spaarzaam en versplinterd romantisch landschap”. Waarom heeft De Cock zijn tentoonstellingsproject, dat in 2011 begon met een eerste expositie van zes ‘cahiers’ bij de White-Out Studio in Knokke-Heist en in het voorjaar van 2012 een vervolg kreeg bij de Staatliche Jan De Cock, JKO Romantik, foto Sya van Kunshalle Baden-Baden, vernoemd naar ’t Vlie Jacqueline Kennedy Onassis? Jacqueline Kennedy Onassis was in de jaren zestig een icoon. Ze is de belichaming van de romantische idealen van haar tijd en staat aan het begin van de spektakelcultuur. Haar kledingstijl raakte telkens weer in de mode. Net zoals het modernisme telkens in nieuwe gedaanten als constructivisme en minimalisme weer opduikt in de kunst. Dit landschap van De Cock is zo’n nieuwe gedaante, legt de medewerker van de galerie uit. Hoewel de uitleg niet echt overtuigt, zorgt de mooie samenhang toch voor een boeiende tentoonstelling. 2 februari t/m 9 maart 2013, www.fonswelters.nl
Galerie Ron Mandos – Peter Feiler en Christiaan Zwanikken
Bij Galerie Ron Mandos toont Christiaan Zwanikken kinetische sculpturen. Ze bestaan uit schedels en botten van dieren die hij in het bos heeft gevonden en die hij met behulp van vernuftige mechaniekjes en/of de computer laat bewegen.Aanvankelijk bekruipt je als kijker een unheimisch gevoel. Maar zodra diertjes als Pink Tailed Vulture gaan bewegen krijgen ze iets vertederends of aandoenlijks. Medeexposant is de Duitse Peter Feiler. Zijn tekeningen passen wonderwel in de sfeer van Zwanikkens wereld. Het was de bedoeling dat Zwanikkens laatste werk Boar Suit Exoskeletal samen met een acteur zou optreden bij de opening. Jammer genoeg moest deze performance uitgesteld worden tot later datum. Zwanikken maakt ook installaties waaraan geen skeletten te pas komen. Een voorbeeld is Hydromats dat staat opgesteld in de verduisterde projectieruimte. Op drie standaards staan met water gevulde reservoirs die reageren op de kijker. Als je de reservoirs nadert, begint het water omhoog te borrelen. Er ontstaat een trechtervormige spiraal die schitterend wordt uitgelicht. Christiaan Zwanikken, Pink Tailed Vulture, foto 19 januari t/m 16 februari 2013, www.ronmandos.nl
kunstenaar
9
Mike Kelley, geniaal platvloers. Hoewel je het misschien niet direct verwacht van iemand die zichzelf van het leven heeft beroofd, kun je de overzichtstentoonstelling van Mike Kelley in het Stedelijk Museum Amsterdam met één zin type ren: één grote explosie van energie en vitaliteit. Niet noodzakelijkerwijs oogstrelend of om blij van te worden, eerder hard en ongepolijst. Deze Amerikaanse multimediakunstenaar had in ieder geval geen last van goede smaak. De toeschouwer krijgt een lawine van obsessieve beelden - bijna tweehonderd kunstwerken - over zich heen. Het werk van Kelley daagt uit, irriteert en confronteert. Het resultaat is in ieder geval dat het geheel een mengeling van gevoelens oproept. Met de nodige humor en zelfspot weet Kelley de kijker steeds op het verkeerde been te zetten en stelt hij ook de geaccepteerde museumkunst ter discussie, inclusief zijn eigen werk. Door Peke Hofman
Een zware bevalling. Mike Kelley overleed vorig jaar op 57-jarige leeftijd toen de voorbereidingen van de tentoonstelling in volle gang waren. De eerste grote solo-expositie in het nieuwe Stedelijk Museum in Amsterdam, overigens een initiatief van de vorige directeur Gijs van Tuyl, veranderde in één klap van een momentopname in een retrospectief. Een carrière van 35 jaar wordt zichtbaar in dit grootste overzicht dat ooit bij elkaar is gebracht voor het publiek. Het was voor de huidige directeur Ann Goldstein dan ook geen eenvoudige klus, omdat van Kelley bekend is dat hij zich altijd zeer intensief bezighield met de selectie en presentatie van zijn werk. Toch is Goldstein met hulp van Kelley’s naaste medewerkers erin geslaagd om dit ingewikkelde oeuvre op een bijzondere wijze voor het voetlicht te krijgen. De veelzijdigheid van de kunstenaar valt direct op; sculpturen, tekeningen, wandtapijten, installaties, video’s, registraties van performances, schilderijen en foto’s domineren de volle museumzalen. De onrust en energie van de kunstenaar worden in de volle expositie aan alle kanten voelbaar.
Allesdoener. Het werk van Mike Kelley is dan ook moeilijk te ‘plaatsen’, letterlijk en figuurlijk. Zijn inspiratiebronnen lijken bijna onuitputtelijk. Muziek speelt een belangrijke rol in zijn werk maar ook jeugdherinneringen, volkscultuur, speelgoed, kleuren en materialen. In veel van zijn werken is ook duidelijk sprake van een maatschappelijk engagement. Hij verzet zich tegen de elitaire moraal van bijvoorbeeld de kerk, de kunst en de politiek. Thema’s als kindermishandeling, opgelegde seksuele normen en waarden en overconsumptie komen regelmatig terug in zijn werk zoals in de print Dancing the Quadrille waar hij op cartoonachtige wijze een oude prent verheft tot wc-graffiti. Het typeert zijn drang tot shockeren maar ook om combinaties te zoeken die in beeldende zin verrassend zijn. Dat geldt ook voor één van zijn bekendste kunstwerken: More Love Hours Than Can Ever Be Repaid and The Wages of Sin, een indrukwekkende installatie gedomineerd door een grote wand sculptuur die helemaal volgepropt is met knuffels en poppen. De prachtige titel geeft de richting aan. Verwijzend naar het misbruik van kinderen kan de titel op twee manieren gelezen worden: de
enorme klus die het geweest is om dit werk te maken en de term love hours die ook op een lugubere wijze kan worden opgevat. Dat straalt het werk ook uit; de zachte, kleurrijke textiele poppen zijn zo overdadig in het werk gefrot, dat het ongemakkelijk wordt. De druipkaarsen op de voorgrond krijgen zo ook een vreemde context.
Kitsch ‘Maatschappelijke kitsch’, las ik ergens - wellicht een geuzenterm voor Kelley. Hij doorbreekt inderdaad de grenzen van wat vroeger getypeerd werd als high en low. De samenleving zit nu eenmaal vol met kitsch en hij zet de clichés dankbaar in, maar wel op geheel eigen wijze. Daarbij zijn alle middelen geoorloofd. Van de punkscene tot het museale establishment, Mike Kelley bleef consequent in zijn houding alles te verzamelen wat in combinaties de primaire vragen stelt zoals: ‘wat is mooi?’ of ‘wat is goed?’en dus ‘wat is kunst?’ De bezoeker blijft dus zitten met meer vragen dan antwoorden - en dat is precies wat kunst kan doen: vragen stellen die je anders doen gaan kijken.
Nieuw begin? Het nieuwe Stedelijk Museum heeft grote ambities, en terecht. Het is natuurlijk de vraag of met deze eerste overzichtstentoonstelling de toon gezet is. Het grote internationale imago van weleer - van vernieuwing, experiment en durf - is de laatste twintig jaar flink ingezakt. De vraag of het museum het museum van de twintigste eeuw wordt of een internationaal podium waar eigentijdse ontwikkelingen, nieuwe ontdekkingen en onderzoek centraal staan, is met deze ene tentoonstelling nog lang niet beantwoord maar een hoopvol begin is het zeker. Mike Kelley, Stedelijk Museum, Amsterdam, 15 december 2012 t/m 1 april 2013 www.stedelijk.nl
Mike Kelley, More Love Hours Than Can Ever Be Repaid and The Wages of
10
Sin, foto: courtesy Mike Kelley Foundation for the Arts,
The Macabre Treasury van Mark Dion in Sittard De tentoonstelling The Macabre Treasury van Mark Dion in Museum Het Domein is een absolute ‘must see!’. Want zeker een schatkamer. “In toenemende mate is mijn werk macaber geworden, doorspekt met donker pessimisme”, stelt de kunstenaar in een tekst op de uitnodigingskaart. “Vroeger geloofde ik dat ecologische rampen afgewend konden worden door bewustzijn. Dat als mensen wisten van onderwerpen…ze stappen zouden ondernemen om de problemen een halt toe te roepen”. Die teleurstelling in de mensheid is akelig voelbaar in de tentoonstelling. Maar de liefde van Dion voor de wereld in zijn werk, én die van Het Domein voor de kunst in deze, is alles behalve macaber. Door Pascalle Mansvelders Mark Dion, The Macabre Treasury, foto Pascalle Mansvelders
Eind jaren negentig bracht ik een lange dag door met Armando op de Groote Heide in Venlo, een gebied met een heftig oorlogsverleden. Halverwege een verhaal over de schuld van landschappen, ging hij ineens tekeer over een probleem dat hij voorzag voor de kunst: “Veel jonge kunstenaars weten het belang niet van het hebben van één eigen onderwerp…”. Om te checken of ik wel begreep wat hij bedoelde, maakte ik ter plekke in gedachten een rijtje van kunstenaars die niet echt één eenduidig onderwerp hadden in hun werk. Daartegenover een rijtje, veel korter ja, van kunstenaars die dat wél hadden. In het laatste rijtje bevond zich Mark Dion, waarvan ik in New York een installatie had gezien van de slaapkamer van een jongetje met een tic van dinosaurussen. Een beeld dat me voor ogen kwam bij de laatste Documenta waar Dion in het Ottoneum, Kassels eigen kleine Museum of Natural History, een bibliotheek toonde van meer dan 400 houten ‘boeken’ als een documentatie van lokale bomen. Zo werkt dat inderdaad bij goede kunstenaars; in een variatie van werken, methoden en technieken, jaren en stijlen, herken je steeds één en hetzelfde eigen onderwerp.
Wunderkammer Voor The Macabre Treasury transformeerde Dion een deel van Museum Het Domein tot een reusachtige Wunderkammer. Een rariteitenkabinet, een verzameling musea in een museum. Dion’s onderwerp: De archeologie van het gedrag van de mens voorgesteld in een geheugen-theater van de wereld. Daarmee is de lat erg hoog gelegd maar die wordt door Dion met gemak gehaald. Hier in deze tentoonstelling met – dat moet gezegd – de bijzondere inzet van de mensen van Het Domein. Deze tentoonstelling is de eerste solotentoonstelling van de kunstenaar sinds vijftien jaar in Nederland. Mede daarom koos het museum voor de opzet van een retrospectief. De ruimtes zijn verdeeld in museale kamers met titels als Cabinet of Mystery, Hunting Salon en The Museum of Poison, waarin de kunstenaar zijn onderzoeken samenbrengt en zijn verzamelingen van opgegraven en gevonden objecten per gebied ordent, rubriceert en toont aan het publiek. In kasten, lades, stapels, rijtjes. Vastgelegd met nummers, titels, vindplaatsen, data en tijden genoteerd in schriften. Aangevuld met voorwerpen uit de historische collectie van Het Domein en andere lokale archieven. En verklaard aan de hand van foto’s, schetsen en het schoongepoetste gereedschap dat gebruikt werd om de voorwerpen aan de vindplaats te onttrekken.
Museum als kennisgebied Dion vraagt zich in zijn werk af wat onze kennis bepaalt en hoe we ons beeld van de geschiedenis vormen. Hij toont ons het museum als kennisgebied dat kan wijzen op ons gedrag. En voor het geval dat je dat in je eentje, dwalend door de zalen van Het Domein, niet helemaal duidelijk wordt, lopen er vrijwilligers met je mee, die als onderdeel van een performance de kwetsbaarheid en het belang van de schat nog eens onderstrepen. Met witte stoffen handschoentjes aan trekken ze laatjes voor je open, wijzen ze op genoteerde gegevens, vertellen over vindplaatsen en laten hun eigen verwondering over wat een stad wel niet allemaal weggooit niet achterwege. De ‘mijne’ heette Henny en ze deed het met verve, waarbij ze glom ze van trots en dat was volledig terecht. Voor de tentoonstelling werden door het museum muren getrokken, vloeren gelegd, plafonds aangepast, deuren gemaakt. Iedere ‘kamer’ voorzien van een eigen kleur, belichtingsschema en sfeer. Allemaal op exacte aanwijzingen van de kunstenaar, daarmee Dion in de perfecte staat stellend in zijn werk hier de dimensies van menselijkheid te onderzoeken. Dat had wel wat macabers, ja, maar pessimisme is niet zijn onderwerp. Het is enkel een kleur, een logisch gevolg van zijn waarnemingen. Want nee, het staat er niet goed voor met de wereld. Maar gelukkig hebben we kunstenaars die kiezen voor één onderwerp en bestaan er juweeltjes van musea die dit ondersteunen en ons zo, in al wat macaber is, nog kunnen voorzien van een schat aan troost. Mark Dion, The Macabre Treasury, Museum Het Domein, 20 januari t/m 5 mei 2013, www. hetdomein.nl
Vrijwilliger, foto Pascalle Mansvelders
11
Transformatie?
Beuys en Hiorns; een gezochte combinatie. Natuurlijk is wat we in een tentoonstelling zien vaak maar het topje van een ijsberg als het gaat om het ideeëngoed van een kunstenaar. Daar houd ik rekening mee als ik kijk naar de eerste solo van de Brit Roger Hiorns in Nederland in De Hallen in Haarlem, waar exposities van hedendaagse kunstenaars een historische context worden geboden. Dit om te laten zien hoe kunstwerken door de tijden heen thematisch verbonden blijven. Een waardevolle aanpak. Door Ans van Berkum
Joseph Beuys, Voglie vedere i miei montagne, foto Gert Jan van Rooij
in een Duits veldhospitaal opgelapt. Maar het vilt en het vet vormen intussen wel een hoofdlijn in zijn oeuvre, en houden lading door het mooie verhaal. Herrijzen. Transformeren. Dat is het erfgoed dat we terugzien bij Hiorns.
Geloof Het kan Hiorns krijgt zijn historische reliëf met twee installaties van Joseph Beuys. De Strassenbahnhaltestelle uit 1976 werd geleend van het Kröller Müller Museum. Het lijkt op een verzameling voorwerpen die dringend om een opstelling vragen, zodat we eindelijk kunnen zien waar het om gaat. Voglie vedere miei montagne (verkeerd gespeld Italiaans voor ‘ik wil mijn bergen zien’) dateert van 1971 en komt uit de collectie van het Van Abbe Museum. Vooral dit laatste werk oogt in Haarlem volkomen leeg. Zou dat komen door de afgeschermde ruimte waarin de elementen staan opgesteld? Door het doodse licht? Of reduceert het zich tot niets meer dan een verzameling voorwerpen, omdat dat werk speciaal voor een zaal in het Van Abbe werd gemaakt en op een andere plek zijn magie verliest? Heeft het werk wellicht nooit enige uitstraling gehad? Ook dat moeten we durven overwegen. Misschien hebben wij er als publiek en kunstwereld alles wat het aankleeft aan betekenis en mystiek zelf in gelegd. Misschien wel omdat we betekenis nodig hebben in een wereld van spirituele armoede. Het kan.
Herrijzen Wat Beuys betreft bespeur ik de laatste tijd een beetje een heroriëntatie. De brede appreciatie voor zijn werk lijkt voorbij. Tegelijk met de aan hem gewijde opstelling in het verbouwde Museum Kurhaus Kleef, vraagt men zich af waarom we zijn adoptie van het sjamanisme indertijd zo enthousiast hebben omarmd. Hoe zat het met zijn nationalistische sympathieën en antisemitisme? Zijn verhaal over neerstorten met een vliegtuig op de Krim en gered worden door Tartaarse nomaden die hem in vet en vilt wikkelden, wordt nu beschouwd als een vrucht van zijn fantasie. Hij is gewoon
12
Er zijn in Haarlem twee zalen met zijn werk gevuld. In de eerste zaal staan objecten die de actie van een performer nodig hebben om compleet te worden. Een paar motoren, een roestvrij stalen tafel, een houten tuinbank. Op elk object ligt een wit lapje dat kan worden aangestoken. Dat moet een naakte jongen doen en er dan naar kijken. Ik tref een performer aan, die het vuur ontsteekt en op een van de twee motoren gaat zitten. Hij is niet helemaal gefocust, maar af en toe ontstaat er, in de lange minuten dat het lapje brandt, toch een moment van sacraliteit in de zaal. Door al onze kennis van kunst en onze welwillende concentratie op het werk dat die naam draagt, vormen wij als toeschouwer een essentiële factor in de rituele dans die begint bij de maker, en dan via de museumzaal en de toeschouwer zijn kringloop voltooit. “Wij geloven”, denk ik onwillekeurig als ik sta te kijken. Waarin? In dat hier iets gebeurt, iets dat door deze actie verandert. Hans den Hartog Jager schreef in NRC: “Als toeschouwer wil je er – ondanks een lichte lacherigheid- ook best in geloven, alsof je wordt teruggeworpen op een oerinstinct: vuur, naaktheid, de blik.” Daar raakt hij het spoor. Wat ik zojuist in de zaal heb ervaren heb ik zelf toegevoegd. De transformatie van voorwerp naar kunstwerk is een product van mijn brein; van het brein van de kijker. Zonder mijn geloof geen kunst.
Roger Hiorns, Zonder titel, foto Ans van Berkum
Voortdurend veranderen Roger Hiorns, Zonder titel, foto Gert Jan van Rooij
Net als bij de vethoeken van Beuys is er bij Hiorns werken ook een inherent transformatie proces aanwezig. Er zijn twee hangende stapels potten, die een bewegende vorm van schuim produceren. De witte top ga je vanzelf interpreteren. Ik zie een tere iets gedraaide vrouwentorso, of, van verder af, een stevige fallische vorm. Tegen de wand dansen paren van piepschuim. Daar liggen slordig wat langwerpige filterzakken tegen de plint. Wie associeert die niet met condooms in deze context? Dat het piepschuim met hersenmateriaal is bewerkt is onzichtbaar en overbodig. In het midden van de zaal liggen vormpjes van piepschuim. Dan een magneet in een Turks tapijtje gewikkeld. Cryptisch. Af en toe braakt een apparaatje aan het plafond een paar muntjes uit. Ook bewerkt met hersens. Weer overbodig en cryptisch. Vervolgens twee motoren op ijzeren kasten, bedekt met gekristalliseerd kopersulfaat. Dat is het materiaal waarmee Hiorns in Londen roem verwierf toen hij er de wanden van een leegstaande woning mee had weten te bedekken en mensen zich aan de flonkerende ruimten verlustigden. De kobaltblauwe, schitterende kristallen, betoveren ook mijn blik. Dat dit object zal blijven groeien en veranderen, besef ik zonder dat het iets voor me betekent. Waarom er schoenen en een bouwlamp bij liggen zal misschien ooit worden ontdekt; of is dat weer een van die dingen “waar aan de toeschouwer zijn eigen betekenis mag hechten”? Kun je het helpen dat het cliché waar je overal mee wordt afgescheept hier opplopt? Het werk van een hedendaagse kunstenaar in een tentoonstelling met dat van een voorganger verbinden is een interessant uitgangspunt. Tenslotte is de ontwikkeling van de moderne kunst gebaseerd op actie en reactie. Wellicht wekt de keuze van De Hallen onterecht wantrouwen ten aanzien van Hiorns. We moeten ons dan realiseren dat we er zelf schuldig aan zijn dat we steeds weer vraagtekens moeten plaatsen en onze helden om zien tuimelen. Hiorns bevestigt dat de geboorte van elk kunstwerk een proces is, waarvan wijzelf de touwtjes in handen hebben. Roger Hiorns en Joseph Beuys, De Hallen, Haarlem, 1 december 2012 t/m 24 februari 2013, www.dehallen.nl
13
Shakuntala Kulkarni, Of
Female Power: dromen in het bos Female Power opende op zondag 3 maart in het MMKA met een toespraak van Maaike Meijer, hoogleraar voor genderstudies aan de Universiteit van Maastricht. Het is een groepstentoonstelling met eenentwintig internationale kunstenaressen. Gelijklopend aan deze tentoonstelling zijn er twee presentaties in Amsterdam: Divine Surprise. Het vrouwelijke in God (Bijbels Museum) en Women for all seasons, de vrouw in de oudheid (Allard Pierson). De volledige titel van de tentoonstelling Female Power: Matriarchaat, spiritualiteit en utopie schept een illusie van een wijde intellectuele invalshoek. Daaraan voldoen sommige werken van individuele kunstenaars wel degelijk, maar misschien wilde curator Mirjam Westen te veel laten zien? Ondanks werk van wisselende kwaliteit en een soms nogal eenzijdig perspectief, blijft de kracht van de vrouw centraal staan in deze tentoonstelling. Door Carina van der Walt Het waren de broze harnassen van gevlochten riet van de Indiase Shakuntala Kulkarni die mij op het eerste gezicht het meeste aanspraken. Of Bodies, Armour and Cages bungelden onder warme verlichting boven de parketvloer. Deze grote harnassen zijn van buigzaam, organisch materiaal gemaakt. Elk kostuum geeft bewegingsvrijheid, maar beschermt tegelijkertijd op een subtiele manier de private ruimte van de vrouw in het openbare leven. Ze zijn elegant en doorzichtig. Naast één van deze harnassen liggen tien gevlochten ringen op een sokkel. Ze zien er nietig uit tegen het formaat van het harnas. Vertellen de ringetjes en harnassen hetzelfde verhaal van de vervlechting van vrijheid en gebondenheid?
Droom één Het organische materiaal van Of Bodies, Armour and Cages attendeerde me op de aanwezigheid van droomachtige uitbeeldingen in bosachtige landschappen. In The Rape of Europe herinterpreteert Nandipha Mntambo (Swaziland) het gelijknamige werk van Picasso. De foto toont een donker oerwoud. In de Griekse mythe droomt het jonge Europa dat twee continenten over haar ruziën: aan de ene kant een onbekend continent dat Zeus haar zou geven (Afrika?); aan de andere kant haar geboorteplaats Azië. Europa kan niet meer slapen. Ze wandelt met een groepje vriendinnen naar de kust om bloemen te gaan plukken. Zeus verschijnt in de vorm van een prachtige witte stier, legt zich voor haar voeten neer en neemt haar vervolgens mee naar Kreta. Daar verklaart hij haar zijn liefde. In Mntambo’s versie neemt zij zelf de rollen van de verkrachte Fenicische prinses Europa en de verkrachter Zeus op zich. Het is een fascinerende foto. Ik vroeg Nandipha Mntambo hoe zij deze foto gemaakt heeft. Zij vertelde mij dat zij gebruik maakte van de stijl van Caravaggio, de donkerte in zijn schilderijen. Het is een samengestelde foto waarin verschillende lagen van onder- en overbelichte beelden met computermanipulatie bovenop elkaar gelegd zijn. Zij gebruikt een wijde intellectuele invalshoek. Ze combineert de spiritualiteit van een klassieke Griekse mythe en de Italiaanse schilderkunst met de utopie van Afrika.
14
Bodies, Armour and Cages, foto Marc Pluim
Droom twee De Japanse Miwa Yanagi fotografeert sedert 1999 de serie My Grandmothers en werkt met het concept matriarchaat. Yanagi verbeeldt de verwachtingen van verschillende jonge vrouwen. Hoe zouden ze zichzelf voorstellen als vrouwen van over de vijftig? Tsumugi zag zichzelf als een feeachtige heks in een loverrijk bos. Met gesloten ogen bespeelt ze een traditioneel muziekinstrument, terwijl haar lange grijze haren doorgroeien. Het is een vertederend sprookje. Yanagi ensceneerde het toekomstbeeld van Tsumugi op ingetogen wijze.
Droom drie De video-installatie van de Zuid-Afrikaanse Tracey Rose heeft een andere uitwerking op de kijker: lachen. Toch is het onduidelijk waarom er precies gelachen wordt. The Prelude, the Garden Path is gefilmd met weinig tussenshots en met een bewegende camera zoals in de jaren dertig van de vorige eeuw. Rose doet een performance. Ze is gekleed in rode lakschoenen, een rood broekje en dopjes op haar borsten. Ze heeft een penisvormige hoed op. Haar gezicht is als een dodenmasker geverfd. Achter op haar stuitje is een schietschijf en ze heeft een dun staartje. Ze trippelt angstig als een ratje door een tropische tuin alsof ze op enig moment neergeschoten kan worden. Soms rijdt ze op een ezel of kruipt ze, penis geheven, uit een grot. Zowel het masker als de ezel refereren aan westerse en Afrikaanse dogma’s over geloof. The Prelude, the Garden Path is onderdeel van de serie Lucie’s Fur. Ook Melanie Bonajo heeft een foto waarop twee vrouwen in een bos vrijen. Vermoedelijk is het onderdeel van de serie The Modern Life of the Soul, een werk dat ze samen met Kinga Kielczynska maakte over een extremistische eco-cultus die in de bossen van Polen zou worden nageleefd. De aanslag liet niet lang op zich wachten: op het moment dat ik de titel van deze foto via Google images probeerde te traceren, werd mijn computer gehackt/ behekst! Female Power, MMKA, Arnhem, 3 maart t/m 20 mei 2013 MMKA, Arnhem, www.mmkarnhem.nl
Open Eye Policy Wie de solotentoonstelling Open Eye Policy van Sheela Gowda bezoekt laat zich in eerste instantie het beste verrassen en dwaalt om te beginnen door de oudbouw van het Van Abbemuseum van zaal naar zaal, met open ogen en tegelijkertijd tastenderwijs naar betekenis. In verwondering omdat niets grijpbaar lijkt en gelijktijdig meeslepend verleidelijk. Door Tine van de Weyer
Het meest complete overzicht tot nu toe van het werk van deze veelgeprezen Indiase kunstenaar bestaat uit sculpturen, tekeningen, installaties en fotografie. Een krachtige verzameling werk in de meest uiteenlopende vormen en in al haar facetten op een zeer nauwkeurige en overtuigende manier uitgevoerd. Opgeleid in India en later aan het Royal Art College in Londen als schilder, legt Gowda zich in de jaren tachtig steeds meer toe op ruimtelijk werk. Ze gebruikt er de meest uiteenlopende materialen voor waarbij de recycling van het bestaande de boventoon voert. Het levert ontroerende beelden, sculpturen die hun oorsprong vinden in het dagelijks leven en installaties waarbij de kijker een actor wordt in de installatie die hem of haar omringd. Het is onmogelijk dit werk te kunnen beleven zonder het fysiek te ondergaan, daar is het te tastbaar voor. De ruimtelijkheid ervan, de complexiteit van lijn en kleur, de nadrukkelijke maatvoering maar ook de zo verhulde geheimzinnigheid ervan vragen om betrokkenheid en om intiem en tastbaar deelgenootschap van de kijker.
Deconstructie In de eerste zaal de herinnering aan een bouwwerk, een huis, een shelter. Een onderkomen in een nieuw verband want gedeconstrueerd. Gele en mintgroene balken vormen lijnen en tekens in de ruimte, blauwe klapdeuren staan open als een autonome poort en andere zijn hermetisch gesloten aan een muur bevestigd met ernaast drie roze raamkozijnen waarin gaas, raster en tralies driedubbel de geslotenheid van de wand bevestigen. Een tafel met zijn poten in de lucht net als de ongelukkige kleine houten olifant ernaast. Ontregeling, deconstructie alom. In deze macrokosmos een microwereld van klonen van de balk zo lijkt het: duizenden houtjes bezetten al wat er staat of ligt, vullen uitbundig het ondersteboven tafelblad. Bij nadere beschouwing ziet de nauwkeurige kijker in de ongelijkvormige houtjes echter miniscule figuurtjes die haastig zijn gemaakt, met de hand gesneden massaproductie met een snee en een kerf voor oog of mond of benen, allemaal anders als mensen in een menigte, bomen in een bos. Iedere zaal in het Van Abbemuseum krijgt een eigen identiteit en biedt een verassend samenspel van twee- en driediemensionaal werk. Een intrigerend werk vormt het zaalvullende A blanket and a sky. Indiase stratenmakers bereiden niet alleen letterlijk de weg maar ook de hare voor een krachtige installatie rond het geïmproviseerde onderkomen, de tijdelijke verblijfplaats. Waar in het normale huis de lichaamsmaat van de mens de maat bepaalt is dat in de nomadische stratenmakershut de maat van de teerton. De lege oliedrum opengeknipt, platgewalst, gevouwen tot een stalen doos waarin de stratenmaker zich ‘s avonds opgerold te rusten legt. Een tweede doos er bovenop voor zijn have en verdere goed. Een korenblauw en een kanariegeel dekkleed vormen wandtapijten, een arsenaal aan platgewalste stalen platen langs de muur met voor de opening van een tweede lage shelter een aantal kleine metalen kommen met water. Een intrigerend loflied aan de ongekunsteldheid en het vanzelfsprekende. Het materiaal definieert het huis en niet andersom.
Sheela Gowda, Zaaloverzicht Open Eye Policy, foto Peter Cox
Koemest Het werk van Gowda is echter niet alleen wat het lijkt want bij nadere bestudering blijken er meerdere lagen die zich in eerste instantie schuilhouden achter de pure sculpturale kwaliteit van het werk. Dan lees je een politiek commentaar, proef je bekommernis om de sociaal-economische werkelijkheid. Die interactie met de betekenis komt expliciet tot uitdrukking bij het gebruik van een materiaal als koemest. Geen spoor van exotisme bij dit materiaal dat Gowda vanaf het midden van de jaren negentig tot de dag van vandaag gebruikt. De koemest wordt gerelateerd aan de koe als symbool van de geweldloosheid, als passief vreedzaam wezen, als brandstof, als materiaal voor rituele vieringen, als bouwmateriaal en om er volkskunstbeeldjes of speelgoed van te maken. Koemest is in India levend materiaal dat zijn betekenis in de samenleving op tal van manieren verankerd weet. Terug in de hal van het museum na een eerste verkenning zijn de videofilmpjes zeer verhelderend. Een even zachtaardige als gedecideerde dame in een vestje geeft vanaf verschillende schermen een toelichting op haar eigen werk. In opperste concentratie zien we haar hoog op een ladder in een atelier met het rumoerige India dat van buiten binnendringt bezig aan een van de werken die om de hoek staan opgesteld. Het zien van de video’s vraagt om een volgende rondgang. Het eerdere kijken stapelen met de woorden en de motieven van de kunstenaar en dan nog meer ontdekken van het eerder geziene. Het werk van Sheela Gowda laat zich nauwelijks in woorden vatten en zeker niet in het beperkte aantal dat op deze plaats beschikbaar is. Het devies luidt dan ook: kijken, kijken en nog eens kijken. In een van de videoboodschappen geeft Gowda aan dat ze er een hekel aan heeft om de spijker op zijn kop te slaan. Daarmee moet de bezoeker zich gewapend weten: er zijn talloze verborgen schatten in dit werk die ontdekt willen worden. Sheela Gowda, Open Eye Policy, Van Abbemuseum, Eindhoven, 23 februari t/m 26 mei 2013, www.vanabbemuseum.nl
15
De rijkdom van Arte Povera Arte Povera is in beginsel geen museumkunst. De voor de beweging kenmerkende acties zijn niet te verzamelen. Wat wel in het Kröller-Müller Museum te zien is, is het ‘restmateriaal’, dat in het museum terecht is gekomen, stelt de tentoonstellingsmaker. Met dat statement wordt de criticus bijna terloops het gras voor de voeten weggemaaid. Toch blijven er nog heel wat inhoudelijke vragen over. Door: Antonie den Ridder Giovanni Anselmo, Luciano Fabro, Jannis Kounellis, Mario Merz, Giulio Paolini, Giuseppe Penone, Michelangelo Pistoletto en Gilberto Zorio zijn de hoofdfiguren van deze tentoonstelling. Het museum verwijst naar de rijke en interessante geschiedenis van de getoonde werken. “Stille getuigen van wat eens spraakmakend was” weet het inleidende verhaal te vermelden. Een poëtisch pareltje, dat tevens de zienswijze van de spreker onthult. Al rondlopend door de zalen van het museum ondergaan we volgens die zienswijze niet primair de beeldende zeggingskracht van het kunstwerk maar kijken we terug op iets dat ooit spraakmakend heette te zijn. Hoewel die ervaring met stille getuigen op zich al pijnlijk genoeg zou kunnen zijn, wordt het nog een tikje erger, wanneer we ons realiseren op welke denkbeelden het spraakmakende karakter van de Arte Povera berustte. Zo was er het denkbeeld dat kunst zich zou moeten zuiveren van overtollige ballast om in een staat van puurheid te functioneren, waarbinnen de grenzen tussen kunst en leven opgeheven zouden worden. Het denkbeeld dat kunst een tegenwicht moest vormen tegen het oprukkende consumentisme en de nietsontziende hang naar materiële rijkdom en het denkbeeld dat de Europese kunstenaar op zoek zou moeten gaan naar de wortels van de eigen cultuur. Om zo een tegenwicht te vormen voor de wortelloze Amerikaanse Pop, Minimal en Concept Art, die Europa in de jaren zestig overspoelde. Dit zoeken naar identiteit, de strijd tegen plat materialisme en de opheffing van grenzen tussen kunst en leven vormen doeleinden die ook nu nog niets aan spraakmakendheid verloren hebben.
Tijdgeest Kunstbeschouwers hebben een ambivalente relatie tot wat de tijdgeest genoemd wordt. Enerzijds vormt die achteraf geformuleerde context een verklaring voor wat gebeurd is. Tegelijkertijd biedt de veranderlijkheid van het fenomeen ons de kans het gebeurde te relativeren. Zo verzamelde de Zaaloverzicht: Luciano Fabro, Piede, (voor) en Michelangelo Pistoletto, Venere degli stracci, foto Walter Herfst
16
criticus Germano Celant in 1967 een aantal gelijkgestemde kunstenaars om zich heen, cureerde hij de tentoonstelling Arte povera e IM Spazio en maakte hij het verschijnsel Arte Povera wereldkundig in zijn artikel Arte Povera. Notes for a Guerrilla War. Opvallend was, dat de Arte Povera zich aanvankelijk nadrukkelijk presenteerde als groep en zich manifesteerde als school. In een tijd van voortschrijdende individualisering onder kunstenaars een ietwat merkwaardig verschijnsel. In Nederland waren deze kunstenaars voor het eerst te zien in 1969 op de tentoonstelling Op Losse Schroeven in het Stedelijk Museum Amsterdam. Al vanaf 1970 is er echter steeds minder sprake van een groep en vervolgden de desbetreffende kunstenaars hun individuele carrière. De hernieuwde belangstelling voor Arte Povera in de jaren tachtig bracht ook een subtiele verschuiving van betekenissen met zich mee. Lag aanvankelijk de nadruk op het anarchistische en maatschappijkritische karakter van de kunststroming, in die tweede golf werd vooral de nadruk gelegd op het letterlijke gebruik van ‘arme’ materialen. De geschiedenis volgend stuiten we dus weer op de oeroude ‘vorm en inhoud‘ discussie. Zien we het materiële beeld als het restproduct van een intellectuele ideeënuitwisseling of zien we het idee als een secundaire aandrijfmotor om tot de creatie van een beeld te komen?
Zaaloverzicht: Jannis Kounellis, Senza titolo, (voor), Mario Merz, Tavole con le zampe diventano tavoli, (achter), met op de achtergrond Mario Merz en Giulio Paolini, foto Walter Herfst
Het spel en de spelers Bij Luciano Fabro wiens werk we in de eerste zaal van onze rondwandeling zien, volgt de vorm niet de inhoud maar ontstaat de inhoud uit de vorm. In het werk Ogni ordine è contemporaneo d’ogni altro ordine … (Elke orde bestaat gelijktijdig met elke andere orde …) speelt Fabro met vorm, inhoud en betekenis van de verschillende onderdelen door ze tegen elkaar uit te wisselen of te vervangen door andere. Een zaal verder is het beeld Venere degli stracci (Venus van de vodden) van Michelangelo Pistoletto de absolute blikvanger. Je zou het als een icoon van Arte Povera kunnen aanduiden maar juist door het vele zien van afbeeldingen van het werk wordt de daadwerkelijke beleving van het beeld enigszins geblokkeerd. Krachtiger tot de verbeelding spreken de werken van Gilberto Zorio en Guiseppe Penone. Zorio tracht met zijn door alchemie geïnspireerde sculpturen energetische processen en universele verbanden te verbeelden. Penone’s werk gaat over het verlangen naar de vereniging van mens en natuur. Grootheden die zich in de westerse samenleving steeds verder van elkaar lijken te verwijderen. In de bronzen sculptuur Sentiero is tussen de bladeren het portret van de kunstenaar te zien. Giovanni Anselmo probeert zich in zijn beeldende werk te verhouden tot de Kosmos als geheel. In het werk Oltremare a oriente … (Ultramarijn in het oosten …) verwijst de steen met het kompas naar magnetische kracht, de steen aan de muur naar de zwaartekracht. Waar Anselmo te karakteriseren valt als een sterk conceptueel gericht kunstenaar, is de van oorsprong Griekse kunstenaar Jannis Kounellis aards, literair en theatraal. Zijn cryptische vaagheid wekte soms ook bij medestanders irritatie op en bij gelegenheid werd hij aangeduid als Het Orakel van Delphi. Kounellis verbaast zich erover hoe de mens een gevangene is binnen het eigen denken en de structuren die dit denken genereert. Het werk Senza titolo, waarin cactus-
planten gevat in een metalen keurslijf toch stug doorgroeien, is de metafoor voor de menselijke overlevingsdrang in een context van dwingende regels. Kounellis opereert op de grens van beeldende kunst en theater. Mario Merz is met een drietal werken vertegenwoordigd op de tentoonstelling. Effectief roept hij tegenstellingen op tussen organische processen en de parallelle culturele organisatie ervan. Centraal in het werk van Giulio Paolini staat het kunsttheoretisch onderzoek naar het wezen van de kunst. Hij formuleert het zelf als volgt: “Wat overblijft, is de zuivere aanwezigheid van een werk. Het is het product van een eindeloze reeks van ontdekkingen die de ondoorgrondelijke weg van de kunst bezielen.”
Het genereuze gebaar We zien in het Kröller-Müller Museum een kunstenaarsgroep, bestaande uit zeer onderscheiden karakters met ieder een zeer specifiek interessegebied. Maar wat hen verenigt is een bepaalde mentaliteit, een bereidheid zich met een groot, genereus gebaar te richten op het publiek. De kunstwerken, die vanuit die grondhouding ontstaan, nodigen de toeschouwer uit tot deelname. In de spiegelschilderijen van Pistoletto gebeurt dit op wel erg letterlijke wijze. Maar het is juist dit aspect van de Arte Povera kunst, waardoor de werken zich loszingen van kunsttheoretische kaders en ideologische beperktheden. In feite maakt het museum het zichzelf moeilijk door de nadruk te leggen op de avant-gardistische activiteiten van de kunstenaarsgroep zoals straattheater en ‘azioni’ in leegstaande gebouwen of in informele ruimten van geestverwante galeriehouders. Zeker, wanneer geconstateerd wordt dat dergelijke evenementen niet verzamelbaar zouden zijn. Op basis van de eigen waarneming zou ik zeggen, dat vorm en betekenis van de getoonde werken zodanig verstrengeld zijn, dat we ze onmogelijk als ‘restmateriaal’ kunnen zien. Het lijkt mij evenzeer verdedigbaar de ideologische bagage van deze groep kunstenaars te relativeren met een verwijzing naar het veranderlijke karakter van de tijdgeest en de zuivere aanwezigheid van het werk centraal te stellen in de tentoonstelling. Binnen de expositie heeft Museum Kröller-Müller dat ook gedaan, al zetten de bewoordingen van de inleidende tekst de bezoeker op het verkeerde been
De rijkdom van Arte Povera, Italiaanse avant-garde uit de jaren 70, Kröller-Müller Museum, Otterlo 15 december t/m 7 april 2013, www.kmm.nl
17
Nummer 14 ‘Home’ Guido van der Werve, Number Fourteen, home, video still, courtesy the
Op de piano speelt hij het liefst Chopin en vanwege zijn fascinatie voor Alexander de Grote koos hij ooit voor een studie klassieke archeologie. Componist Frédéric Chopin en veldheer Alexander de Grote zijn jeugdhelden van beeldend kunstenaar Guido van der Werve. In een poëtisch en filmisch videoverslag van 54 minuten neemt de kunstenaar ons mee op een mythische reis. Daarin eert hij zijn helden door zijn bijna bovenmenselijke sportieve prestatie. Al zijn werken dragen een nummer als titel. Nummer 14 ‘Home’ werd genomineerd voor de Canon Tiger Award 2013. Van der Werve won meer prijzen, waar onder de Charlotte Köhler Award in 2012. Zijn werk bevindt zich in collecties als het Stedelijk Museum Amsterdam, De Hallen in Haarlem, de Goetz Sammlung in München, het MoMA in New York en het Hirshhorn Museum in Washington.
artist/Galerie Juliette Jongma
De projectieruimte in het Amsterdamse Stedelijk Museum is zo ingericht dat relaxen én kijken naar kunst daar mogelijk is. Het videowerk Nummer 14 wordt er doorlopend vertoond, zo kom je altijd op een willekeurig moment in het verhaal.
meeslepend leven. Dan volgt er een explosie waardoor de ruiten van de burgermanswoning kapot springen. Vervolgens wordt Van der Werve, aan een hijskraan bungelend, over het dak van zijn ouderlijk huis getild, ver boven zijn buurtgenoten. Even later, op zijn voormalig schoolplein, gaat hij letterlijk in vuur en vlam voor zijn missie, het lijkt een ritueel, een initiatie. De verhaallijn wordt steeds muzikaal gedragen door het orkest dat telkens op cruciale locaties opduikt terwijl het een romantische compositie van Van der Werve zelf speelt: zijn requiem, niet geheel toevallig geschreven op de noten d-e-a-d. De invloed van zijn held Chopin klinkt er in door. De structuur van het Requiem bestaat uit drie delen en twaalf aktes en is identiek aan de structuur van deze film.
Epos
Chopin
Je instapmoment bepaalt hoe je het verhaal oppikt. Er wordt niet gesproken in de film waarin vooral veel landschappelijks voorbij komt. De kunstenaar zelf speelt de hoofdrol. Zijn indrukken en prestaties worden aaneengeregen tot een ware Homerische vertelling, een Epos. In de scènes en taferelen komt de weerslag van zijn overpeinzingen allengs naar voren. De voortdurende vergezichten ondersteunen het vermoeden dat deze heroïsche tocht een bepaald onderliggend doel dient. Buiten de geografische ijkpunten Papendrecht, Parijs en Warschau, blijft andere specifieke informatie buiten beeld. Hoe dichtbij wij ons ook wanen bij Van der Werve, tijdens zijn uitputtende sportieve prestaties, meer tastbaar of werkelijk wordt hij er niet van. Ook de waarneembare nauwgezetheid en precisie waarmee deze hoofdpersoon in beeld wordt gebracht, draagt hier niet aan bij.
Het ontheemde genie zocht middels zijn muziek de weg terug naar zijn vaderland. Slechts 39 jaar was hij toen hij stierf in Parijs. Zijn zuster gaf gehoor aan zijn laatste wens en bracht zijn hart naar Polen. Daar, honderden kilometers verwijderd van zijn lichaam, werd het ingemetseld in een zuil van de Heiligkruiskerk in Warschau. Van der Werve verliet, net als zijn beide helden, het ouderlijk huis toen hij 19 jaar was. Chopin en Alexander de Grote keerden nimmer naar huis terug. Deze laatste was nog maar 32 toen hij, op zijn eindeloze veldtocht, de dood vond in Babylon. In Nummer 14 ‘Home’ verweeft van der Werve, dan zelf 35 jaar, op zijn tocht het lot van zijn beide helden. De kunstenaar volgt Chopins hart met het doel de componist met een handvol van diens geboortegrond te verenigen op Père Lachaise.
Door Eleonoor van Beusekom
Papendrecht Er is een scène waarin wij de kunstenaar zien terugkeren naar Papendrecht, naar de 60er jaren wijk van zijn jeugd. We zien Van der Werve een kleurloos rijtjeshuis binnengaan en volgen hem naar één van de kamers waar een voltallig orkest romantische muziek speelt vol verlangen naar een groots en
Guido van der Werve, Number Fourteen, home, video still, courtesy the artist/Galerie Juliette Jongma
Triatlon Hij legt de afstand van Warschau naar Parijs af als een ‘Triatlon’. Het traject is 1600 kilometer lang en dat is zeven maal de lengte van de ‘Ironman’ (zwemmen, fietsen en hardlopen). De kunstenaar koppelt zijn uitputtende prestatie, zijn noeste overlevingsstrijd aan een geestelijk pad dat in beelden wordt opgetild tot een verlangen naar pijnloze volmaaktheid. Betoverend prachtige beelden van zijn route en prestatie worden afgewisseld door scènes met Griekse zuilen en rudimenten van Alexanders Hellenistisch rijk. In veel opnamen wordt eenzaamheid navoelbaar. Ze doen het verlangen haperen en weten de nietigheid van ons bestaan flink te benadrukken. Op weg naar berusting in de eindigheid, verschaft Nummer 14 door zijn vele lagen een gevoelservaring van de tijd als duur, een tijdsbeleving die veel ruimer is dan de 54 filmminuten. Guido van der Werve, Nummer 14 ‘Home’, Stedelijk Museum Amsterdam, 25 januari t/m 28 april 2013. www.stedelijk.nl www.roofvogel.org
18
Bertozzi & Casoni - Timeless Bertozzi & Casino combineren in hun spectaculaire beelden maatschappijkritische en filosofische thema’s. Door kleur- en materiaalgebruik grenzen hun beelden aan ge schiedenis. Met de techniek die ze eind jaren negentig ontwikkelden, maken ze kera misch werk van groot formaat. De kolossale beelden van het kunstenaarsduo zijn over weldigend en zetten aan tot nadenken over leven en dood, natuur en cultuur, kunst en ambacht. In museum Beelden aan Zee is te zien wat ze met keramiek doen. Door Piet Augustijn Keramische kunst is, ondanks dat zij sinds jaar en dag als ‘mindere kunst’ wordt gezien, vanaf het begin van de 20e eeuw in opkomst, mede dankzij het werk van kunstenaars als Picasso, Matisse en Chagall. Vooral de laatste vijftien jaar is klei als kunstenaarsmateriaal nauwelijks ondergeschikt aan andere materialen en ook in Nederland heeft dat al meerdere overtuigende sculpturen van kunstenaars als Hans van der Ham, Gijs Assmann, Hans van Bentem en Anne Wenzel opgeleverd. De firma Bertozzi & Casoni (Giampaolo Bertozzi en Stefano Dan Monte Casoni) verheft de rijke ambachtelijke traditie tot kunst en combineert eeuwenoude technieken met hedendaagse industriële aspiraties. De werken uit de beginjaren zijn klein en gemaakt van handgeschilderde majolica in de kleuren rood, groen en blauw. Ook al lijken de werken nog nauwelijks op de iconografisch complexe en technisch perfecte werken van later, toch zien we vanaf deze periode al de voortekenen van hun voorkeur voor een naturalistische weergave en van een belangrijk thema in hun werk: dat van de restjes, zoals in het bord met vork en voedselresten. In de jaren 90 worden de beelden steeds conceptueler en groter. Werken met keramiek – zeker op die grote formaten – is tijdrovend en kostbaar, het kleinste foutje wordt afgestraft. De grote ommekeer in de artistieke productie van Bertozzi & Casoni komt aan de vooravond van deze eeuw. Ze laten majolica bijna volledig achter zich en beginnen materialen en technieken van industriële oorsprong te gebruiken. Een van de belangrijkste daarvan is het afdrukken van foto’s op keramiek door middel van een techniek waarmee van elke willekeurige digitale tekening of foto een afdruk gemaakt kan worden.
men gebruikte om te reflecteren over de vergankelijkheid van het leven. Het grote aantal details maakt deze compositie overdadig en onwaarschijnlijk. De kluiten aarde hebben verschillende kleuren al naar gelang de veronderstelde vochtigheid van het desbetreffende stukje land en de bloemen zijn niet zomaar op het land gezet maar lijken op natuurlijke wijze ontstaan. Een afschrikwekkend beeld dat door de uitvoering toch weer aantrekkelijk wordt. De glanzende keramiek overstemt het afval, tegenstellingen als dood en leven en aantrekkelijk en afstotend lijken in elkaar over te lopen. De beelden nodigen uit tot aanraken, voelen of het materiaal echt keramiek is. Want in vrijwel alle beelden is niet alles wat het lijkt: leer is keramiek, kussens zijn van keramiek, de grasmaaier is van keramiek, vlinders, bloemen, afval: alles is keramiek. De beelden van Bertozzi & Casoni zijn zo overdadig, zo kitscherig en zo barok, dat het onmogelijk is ze in hun geheel te bevatten. Telkens ontdek je nieuwe details, verbaas je je over ‘onmogelijke’ elementen. Ondanks die overdadige weelderigheid, pronkzucht bijna, wordt je blik getroffen door die diepere laag. De laag van verval, verderf, afval, bloed, gebroken en afgedankte materialen. De objecten die ons dagelijks leven beheersen, worden vastgelegd op het moment waarop ze vuilnis geworden zijn. De materiële of culturele resten worden het onderwerp van de zogenaamde ‘bespiegelingen over het heden’. Het object wordt door zijn reproductie in keramiek van de vergankelijkheid gered en tot kunst verheven: de ironie van de artistieke creatie wil dat een mandje met afval (Cestino della discordia) ons met honderden jaren kan overleven. De beelden van Bertozzi & Casoni zijn origineel, theatraal, uitbundig, multi-interpretabel, esthetisch. Ze zijn tijdloos, van de keuze van de materialen tot de onderwerpen van die beelden. Bertozzi & Casoni, Timeless, museum Beelden aan Zee, Scheveningen, 25 januari t/m 19 mei 2013 www.beeldenaanzee.nl
Nieuwe fase Scegli il Paradiso / Kies de hemel is in 1997 het eerste werk uit die nieuwe fase. Een madonna maait sereen een bloemenperkje terwijl een kind bij haar voeten speelt. De verschillende onderdelen van deze compositie gaan terug op klassiek religieuze iconografie. De madonna draagt een blauwe sluier, het blonde kind heeft de lichamelijke trekken van het kindeke Jezus, en de lelies zijn de bloemen die traditioneel met de Maagd verbonden worden. Een ontwrichtend element is de grasmaaier, een werktuig dat toebehoort aan het moderne plattelandsleven. Het is een rank beeld dat gedetailleerd is uitgevoerd en waarbij je in devotie zo zou neerknielen. De grasmaaier zet je met beide benen op de grond. Meer dan 10 jaar later ontstaat de Madonna scheletrita / Geraamtemadonna. De weergave van de Maagd is vereenvoudigd om de suggestie van vanitas te wekken, een geliefd thema uit de barok dat
Bertozzi & Casoni, Scegli il Paradiso
19
Antony Gormley Het Middelheimmuseum in Antwerpen, heeft een ingrijpende facelift ondergaan. Het grondgebied van het beeldenpark is uitgebreid en de collectie werd na een flinke onderhoudsbeurt, geactualiseerd met nieuwe aanwinsten. De meest recente aanwinst is Firmament III van de Brit Antony Gormley. Om dit heugelijke feit onder de aandacht te brengen, is in het nieuwe tentoonstellingspaviljoen Het Huis op de Hortiflora een tentoonstelling van een reeks veelvlakkig (polyhedra) beeldhouwwerken van Gormley ingericht. Door Riet van der Linden Antony Gormley is een talent van wereldformaat, die net als zijn landgenoot Anish Kapoor, graag mag imponeren met beelden en installaties van kolossale afmetingen. Een groot verschil: Kapoor houdt er niet van om zijn werk toe te lichten (bij zijn giga installatie Leviathan in het Grand Palais in Parijs schreef hij op een schoolbord “I have nothing to say”). Gormley daarentegen geeft graag tekst en uitleg, getuige de tientallen video’s op het net waarin hij werk toelicht. Spreekt zijn werk te weinig voor zichzelf, zoals boze tongen beweren? In zijn artist-talk van 23 februari jl. voor een volle zaal in Antwerpen kwam hij slecht uit de verf. Te veel kwantummechanica en ‘zwarte gaten’, aangelengd met maatschappelijke betrokkenheid en spiritualiteit. Aan zijn eigenlijke onderwerp: Firmament III en zijn tentoonstelling van een serie polyhedra beeldhouwwerken, kwam hij nauwelijks toe.
Antony Gormley, Abstract, foto Joris Casaer
20
Firmament III wordt beschreven als een grillige netstructuur rond een leegte in de vorm van een mensfiguur, maar dan tienmaal uitvergroot. De installatie bestaat uit een transparante, geometrische constructie van aluminium(?) die herinnert aan het Brusselse Atomium. Gormley is zich steeds meer gaan verdiepen in complexe natuurkundige fenomenen waarin celstructuren en DNA een rol spelen. Firmament is - evenals zijn serie polyhedra sculpturen - gebaseerd op de ‘bubble matrix’: een willekeurige maar consistente geometrie die in de natuur wordt aangetroffen. Maar de polyhedra beeldhouwwerken in Het Huis zijn veel ‘menselijker’. Het zijn geabstraheerde menselijke figuren op ware grootte, samengesteld uit celvormige blokjes cortenstaal. Een van de figuren ligt languit op de grond naast een lege sokkel, alsof Gormley wil zeggen dat het individu er niet langer toe doet. Dat hij letterlijk van zijn voetstuk is gevallen.
Participatie in plaats van representatie Antony Gormley beleefde zijn grote doorbraak met Angel of the North, een ‘richtingaanwijzer’ in een weids, vlak landschap bij Newcastle dat de horizon domineert. De Engel doet denken aan een hedendaagse variant van een totempaal die door zijn reusachtige formaat uitgroeide tot toeristische attractie. Gormley is een veelvuldig gelauwerd kunstenaar. Na zijn studie antropologie, kunstgeschiedenis en archeologie vertrok hij naar India vanwaar hij als een soort oosterse wijze terugkeerde naar LonAntony Gormley, Firmament III, foto Joris Casaer
den om een kunstopleiding te gaan volgen. Zijn wetenschappelijke achtergrond, evenals zijn belangstelling voor het boeddhisme, zijn duidelijk van grote invloed op zijn artistieke visie en ontwikkeling. Gormley wordt gezien als de man die de menselijke figuur in de beeldhouwkunst nieuwe inhoud heeft gegeven. Maar zijn benadering van het menselijk lichaam is – anders dan je van een beeldhouwer zou verwachten - van immateriële aard. Zijn mensfiguren, vaak gemodelleerd op zijn eigen lichaam, zijn geen dragers van de macht van Kerk en Staat (representatie) zoals bij illustere voorgangers als Michelangelo of Bernini, maar ‘anoniem’. De zeggingskracht van de mensfiguur in het oeuvre van Gormley komt tot stand in interactie met zowel hun omgeving als de toeschouwer (participatie).
Sneeuw Het is allemaal begonnen met een afdruk van zijn lichaam in de sneeuw. Gormley liet zich languit achterover vallen, stond op en wandelde weg. Die achtergelaten sporen – die zowel aan- als afwezigheid suggereren, zowel stilstand als beweging en verandering in tijd en ruimte – fungeerde als katalysator om de menselijke figuur in een nieuw licht te zien. Het is een goed verhaal, niet van een spontane actie met verstrekkende gevolgen, maar van een georkestreerde performance. Want Gormley maakte er mooie foto’s van. Met behulp van gipsmallen maakte Gormley zijn eigen lichaam tot model voor zijn beelden. Ruw afgewerkte, vaak sterk uitvergrote evenbeelden in lood of staal, geplaatst hoog op de daken van torenflats in een miljoenenstad als Sao Paolo bijvoorbeeld (Event Horizon). De beelden fungeerden hier als een soort uitkijkposten die tuurden naar de onzichtbaar geworden horizon. ‘Wie zijn wij, waar horen we thuis als de menselijke natuur nauwelijks meer bestaat en de mens enkel een product is van zijn stedelijke omgeving?’ Eind jaren tachtig, na een zware inzinking, komt het inzicht dat hij zijn publiek direct bij zijn artistieke proces moet betrekken. Het collectieve lichaam neemt de plaats in van het subjectieve lichaam. Meest letterlijke voorbeeld is Domain Field, een samenwerkingsproject in de Baltic Art Factory. De lichamen van bijna 700 mensen werden ter plaatse afgedrukt in gips en vervolgens met behulp van een computerprogramma gereconstrueerd met aan elkaar gelaste staafjes metaal, gerelateerd aan energievelden. Gormley noemt dit ‘objective mapping’ (op objectieve wijze vastleggen) van ‘persoonlijke ruimte’. Dit project resulteerde in de opstelling van een indrukwekkend leger van astrale lichamen ontdaan van de huid, waarvan niet de skeletten maar het neurale netwerk wordt bloot ge-
legd. Een soort ‘powerstation’. Kunst moet niet bevestigen maar ontregelen en de toeschouwer dwingen om anders te kijken, meent Gormley. Beter gezegd: om te ‘ervaren’ in plaats van te kijken. Het lichaam zelf is, net als het universum, onbekend terrein; een klein ecosysteem dat we nauwelijks kennen. Het lichaam wordt bijvoorbeeld niet begrensd door de huid maar gaat een (moleculaire?) verbinding aan met zijn omgeving. Architectuur beschouwt Gormley als een tweede huid, letterlijk verbeeld in mensfiguren in de vorm van aan elkaar gekoppelde kubussen. Hij bouwde ook ‘laboratoria’ (instruments) om het lichamelijk besef bij het publiek te verhogen. De ruimte waarin wij ons bevinden – ook de donkere ruimte van ons eigen lichaam - boezemt ons per definitie angst in. Dat gevoel van kwetsbaarheid ervaren, vormt het uitgangspunt van Hatch (openbreken), een bouwwerk in de vorm van een grote witte kubus. De bezoeker voelt zich in de schaars verlichte ruimte bedreigd door telescopen - die als lansen de ruimte binnendringen - waardoor je van binnen naar buiten kunt kijken en vice versa. Kijken en bekeken worden, levert een ongemakkelijke fysieke ervaring op. Maar hoe nu verder? Zal Gormley zich verliezen in de oneindige ruimte van het niets? De fysieke afdruk in de sneeuw lijkt verder weg dan ooit. Antony Gormley, Firmament and Other Matters, Middelheimmuseum, Antwerpen, 23 februari t/m 5 mei 2013, www.middelheimmuseum.be
21
De nuances van Zwart & Wit
Zwart & Wit / Black & White vormt de afscheidstentoonstelling van Piet Augustijn als conservator hedendaagse kunst van het Gorcums Museum. Hoewel gewijd aan hedendaagse kunstenaars bij wie de kleuren zwart en of wit een belangrijke rol spelen in hun werk, vertelt deze tentoonstelling natuurlijk ook iets over de samensteller zelf. Dat mag ook wel, na 18 jaar beeldbepalend te zijn geweest voor het culturele leven in het eens zo roemruchte Gorcum. Door Beatrijs Schweitzer
Piet Augustijn te midden van Zwart & Wit, foto Beatrijs Schweitzer
In het trappenhuis, bij binnenkomst, kan de bezoeker zijn eigen zelfportret ontwaren in de glanzend zwarte, glazen spiegel van Bernard Heesen; in kleur. Een cadeautje, want deze nuancering blijkt voor Piet Augustijn minstens zo belangrijk als het uitgangspunt zelf. Zwart en Wit; associaties en interpretaties te over natuurlijk en je zou er moeiteloos tien zalen mee kunnen vullen. Maar in de beperking toont zich de meester. Het thema komt bepaald niet zomaar uit de lucht vallen. Het was niet alleen van gewichtig belang in de late jaren ’60 waarin Gorcum met figuren als Ad Dekkers en Ad de Keijzer op de kaart van vernieuwing en experiment werd gezet maar het discours daaromheen was tegelijk het kader waardoor de jonge Piet Augustijn (Dalem, 1948) gegrepen werd door de hedendaagse kunst. Zijn betrokkenheid zou niet meer stoppen maar wel groeien. Een aantal kunstwerken uit die spraakmakende jaren, uit de conceptuele en geometrisch-abstracte hoek, vormt dan ook ‘de prelude naar een waaier van hedendaagse kunstenaars die eveneens in zwart en wit werken’. Werk van Ad Dekkers, Ewerdt Hilgemann, Peter Struycken, Armando en Jan Schoonhoven, neemt letterlijk een centrale plaats in van waaruit de tentoonstelling met een sprong in de tijd uitwaaiert. Het is dus geen overzicht van 45 jaar zwart /wit kunst. Wel toont deze expositie dat elke kunstenaars weer zijn eigen betekenis aan de kleuren geeft.
Conservator Augustijn ontwikkelde zich autonoom in de kunstwereld. Aanvankelijk bezocht hij, naast zijn werk als onderwijzer, exposities als verslaggever voor regionale kranten. Diverse atelierbezoeken vergroten zijn betrokkenheid bij de kunst. In 1995 wordt hij gevraagd als conservator hedendaagse kunst voor het nieuwe Gorcums Museum. Daarnaast blijft hij intensief schrijven over kunst. Pas wanneer hij het idee krijgt genoeg gezien en gelezen te hebben om met recht een mening over iets te kunnen geven, groeit zijn schrijfstijl geleidelijk van meer beschrijvend, naar opiniërend. Zijn eigen smaak begint zich te verdiepen, wordt gevoeliger en zijn
22
belangstelling verbreedt zich. Als tentoonstellingsmaker durft hij meer en meer op zijn eigen intuïtie af te gaan, zijn eigen voorkeuren én het gevoel te laten spreken. Dat is in Gorcum goed te zien.
Tentoonstelling De Indringende en verontrustende mensfiguren van Sylvia B. (Zie Beelden 4#2012) en Mariëtte van der Ven vormen uitersten in het gebruik van realistische vormtaal, waar de wonderlijke groeisels van Barbara Nanning of de grote houtskool tekeningen van Raquel Maulwurf en Carlijn Mens suggestiever zijn. Dat de abstractie een hoge mate van subtiliteit in zich kan dragen toont het werk van Alexandra Roozen: strakke lijnen krijgen door het gebruik van een tekenstift op een boormachine tegelijkertijd een extreme beweeglijkheid. Verstild zijn ook de assemblages van Fred Bontje. Een groot contrast daarmee wordt gevormd door de gelaagde ‘De Stijl’-verwerking van Marc Bijl. Augustijn filosofeert in zijn inleiding van de catalogus over de persoonlijke voorkeuren van uiteenlopende kunstenaars om zwart dan wel wit te gebruiken. Is zwart de kleur van de stilte, of juist wit? Juist dat persoonlijke, de gradaties en nuanceringen heeft hij met deze tentoonstelling willen benadrukken. Hij legt een parallel met maatschappelijke zaken, tegengestelde meningen en de zinloosheid van zwart-wit denken om te besluiten met de constatering: “de maatschappij zou beter moeten kijken naar de kunst.”
Activiteiten Meer dan 60 tentoonstellingen stelde Augustijn samen en parallel daaraan heeft hij evenveel publicaties op zijn naam staan, alles met opmerkelijke toewijding aan de kunstenaars. Hij schrijft niet alleen voor Beeldenmagazine maar is tevens hoofdredacteur van Keramiek en eindredacteur van Fjoezz. Zijn grote overzicht over hedendaagse keramiek uit 2008 geldt als een standaardwerk. We zien deze materialen ook opvallend vertegenwoordigd in Zwart & Wit. Zelf noemt hij juist die combinatie en wisselwerking zo vruchtbaar. Dan nog blijft het een onwaarschijnlijke productie aan werk. De tentoonstelling in Gorcum is ingetogen, aangenaam rustig en toont tegelijkertijd een breed panorama van hedendaagse kunst. Maar de ironie wil dat deze tentoonstelling, gebaseerd op het belangrijke kunstverleden van de stad, uitgerekend een pijnlijk moment van gruwelijke bezuiniging markeert. Voor Piet Augustijn, door zijn achterblijvende collega Rob Krezner met recht een kleurrijke figuur genoemd, wordt géén opvolger aangesteld. Laten we hopen dat na Zwart en Wit de toekomst voor Gorcum kunststad toch niet al te grauw zal zijn.
Zwart & Wit/ Black & White, Gorcums Museum, 9 februari t/m 19 mei 2013, www.gorcumsmuseum.nl
Sculptuur.nl Tanya Rumpff – maakt, worden toegelicht. Daar ontbrak het echter aan.
Spannende ontmoeting? De uitnodigingskaart beloofde ”… een spannende ontmoeting van opeenvolgende generaties beeldhouwers”. Andere exposities met dezelfde opzet hebben aangetoond dat dat inderdaad het geval kan zijn als het getoonde werk van de ‘oude’ meesters leidend is ten opzichte van of juist een confrontatie aangaat met dat van jonge, veelbelovende kunstenaars. Neem de combinatie Sjoerd Buisman en Alet Pilon (1949). Van Pilon stonden er drie grote, in paardendekens gehulde vormen van mensen en dieren uit de serie Not me en Don’t worry. Superrealistische uitbeeldingen van macht en onmacht. Werken die reden zijn om je wel degelijk ergens heel erg veel zorgen over te maken. De confrontatie met het werk van Sjoerd Buisman die o.a. twee grote beelden uit de recente serie Fractaal toonde, liggende objecten van gelast staal waarin scherp afgezaagde takken zijn te herkennen als symbool van afgebroken leven, werd echter uit de weg gegaan. Dat ondanks het feit dat beide kunstenaars, elk op geheel eigen wijze, vormgeven aan het thema van leven en dood.
Tijl Orlando Frijns, Grey-green construction, foto kunstenaar
Onder de weidse titel Sculptuur.nl was tot begin maart van dit jaar een expositie te zien in de Korenbeurs te Schiedam. Een goed en lovenswaardig initiatief waarbij op de uitvoering echter wel kritische kanttekeningen zijn te plaatsen. Door Jaap Röell Het Rijksmonument De Korenbeurs aan de Lange Haven is vorig jaar zomer heropend als kunst- en cultuurcentrum voor stad en regio. Een prachtige locatie voor het tonen van kleine en grote beelden, objecten en installaties. Sculptuur.nl deed dat door drie ‘grand old men’ zoals op de uitnodigingskaart stond, te vragen elk twee minder bekende en zo mogelijk jonge beeldende kunstenaars mee te nemen naar de Korenbeurs. Die ‘grand old men’ waren Sjoerd Buisman (1948), Jan van Munster (1939) en Cornelis Rogge (1932). Zij nodigden Tamara Dees en Tijl Orlando Frijns, Alet Pilon en Egied Simons, Anne-Marie van Sprang en Karin Agink uit om deel te nemen aan Sculptuur.nl
Presentatie Van deze kunstenaars behoort eigenlijk alleen Frijns (1987) tot de categorie jong en minder bekend. Hij is in 2010 afgestudeerd aan de St. Joostacademie in Breda. Van hem waren o.a. een paar werken uit de serie Cutting te zien, gebogen en samengestelde witte houten constructies die een mooie verwijzing hadden kunnen zijn naar twee lichtobjecten uit de serie Clone (2010) van Van Munster. Dan hadden deze werken wel in de nabijheid van de Clones geplaatst moeten worden. Nu hingen ze er als los zand bij. Het mooiste is natuurlijk als door de presentatie, de geïnteresseerde bezoeker wordt meegenomen in een spannend verhaal over hedendaagse kunst. Om dat te bewerkstelligen heeft het de voorkeur dat bepaalde keuzes die de kunstenaar of de coördinator/curator van de tentoonstelling – in dit geval
Een ander voorbeeld. Cornelis Rogge heeft zijn inmiddels indrukwekkende oeuvre nog eens uitgebreid met nieuw werk; dubbellaags papier waarbij hij uit het voorste vel kleine driehoekjes scheurt en dan met aquarelverf gekleurde vlakjes aanbrengt op het onderste vel. Dit zijn behalve werken op papier, ook werken ‘in’ papier. Hij koos, naast Karin Arink (1967), AnneMarie van Sprang (1960) uit om deel te nemen aan de expositie. Zeg niet dat haar witte porseleinen beeldjes van figuurtjes en objecten klein zijn want ondanks hun beperkte formaat, nemen ze de gehele ruimte in beslag. De man met vlag bijvoorbeeld dirigeert iets wat veel groter is dan hijzelf. Maar is er sprake van een ‘spannende ontmoeting’ met het werk van Rogge? En dan het werk van Tamara Dees (1971). Die bracht o.a. het modelschip La Belle Poule, Frans oorlogsschip dat in 1840 het stoffelijk overschot van Napoleon van het eiland Sint Helena naar Frankrijk terugbracht. Dees liet het zwartgeblakerde schip op zijn kop bevestigen aan een plafondbalk. Wat heeft dit werk met dat van Jan van Munster te maken of ziet hij gewoon een goede kunstenaar in Tamara Dees? Dit laatste is natuurlijk een goed argument maar geen garantie voor een spannende ontmoeting.
Vervolg? Misschien zocht ik iets wat er niet is en had ik gewoon moeten genieten van het werk van elke kunstenaar los van dat van de anderen. Daar zou alle aanleiding toe zijn want er waren juweeltjes te zien. Zoals het werk van Egied Simons, ‘exploded fruit’ uit 2011, zacht zomerfruit geplet en gevat tussen twee glasplaten die waren opgehangen voor witgekalkte ramen waardoor er een mooi diffuus licht doorheen schemerde. Fruit dat van drie naar twee dimensies is teruggebracht. Hoe het ook zij, indien er een Sculptuur.nl II komt, dan wel graag met iets meer aandacht geprogrammeerd.
Sculptuur.nl, Korenbeurs, Schiedam, 8 december 2012 t/m 3 maart 2013 www.korenbeurs-schiedam.nl
23
Cornelius Rogge Het zwart laat zich nooit vangen Cornelius Rogge, Jubileumuitgave Geopende zinkplaat, foto Sophie Theunissen
Cornelius Rogge is het afgelopen jaar tachtig geworden. Ter ere van deze gelegenheid wordt er voor het eerst uitgebreid aandacht besteed aan zijn tweedimensionale werk, in de vorm van een boek (Notities voor onderweg/50 jaar ruimtelijk denken in papier) en exposities. Het Drawing Centre Diepenheim heeft een grote overzichtstentoonstelling gemaakt en in Galerie JansenKooij in Warnsveld zijn ook diverse werken op papier te zien naast ruimtelijke werken. Verrassend is de subtiliteit en de kwaliteit van de bladen, werken die jarenlang verborgen bleven binnen de muren van Rogge’s atelier en die in samenhang met zijn sculpturen bovendien iets fascinerends onthullen. Judith van Beukering Uit het overzicht in het Drawing Centre in Diepenheim blijkt al gauw dat Cornelius Rogge geen echte tekenaar is. Er zijn wel enkele pentekeningen uit zijn jonge jaren en een paar vlot opgezette schilderingen, maar het merendeel bestaat uit werken ‘met’ papier. Al vanaf de jaren zestig experimenteert Rogge met collages en verschillende lagen papier die hij bewerkt met scheuren, knippen en vouwen; werken die zich tussen twee dimensies in bevinden. Er zijn bijvoorbeeld meerlagige werken met kleurige verticale banen; verfstreken die doorgetrokken zijn over de gaten in het papier en die terecht zijn gekomen op het blad erachter. Wat deze meerlagige werken gemeen hebben, is de suggestie dat er zich iets achter bevindt. Zij onthullen iets van de laag erachter, waardoor je je als kijker ervan bewust wordt dat het grootste deel juist aan het zicht onttrokken is.
Drager van mysterie
Notities van onderweg / Cornelius Rogge, Drawing Centre Diepenheim, 15 december 2012 t/m 10 maart 2013, www.kunstvereniging.nl Cornelius Rogge > 80 jaar, Galerie JansenKooij, 21 december 2012 t/m 16 februari 2013, www.jansenkooy.nl
24
Rogge noemt zijn werken op papier “stuwingsmateriaal”. Het zijn geen echte studies maar werken die de opmaat vormen tot zijn sculpturen. Soms is de relatie met zijn sculpturen vrij direct te herleiden, wat op zich aardig is als je bekend bent met zijn oeuvre. Wat ik interessanter vind, is het gedeelde thema: in de kunst van Cornelius Rogge is het kunstwerk altijd de drager van ‘mysterie’. Rogge grijpt de grote thema’s van het leven aan, zoals religie, strijd en geweld, de ziel, de dood en het lijden. Deze thema’s worden gedragen door bouwsels als huisaltaren en vervoerd in strijdwagens en zieleschepen. Wat de tekeningen en sculpturen gemeen hebben, is een speelse uitwerking. Dit geeft de kijker alle vrijheid om zijn of haar eigen verhaal erin te ontdekken. Rogge’s tentenproject (1975) was bedoeld om het mysterie te bewaren. Het maakt - in replica - nog steeds onderdeel uit van de beeldentuin in het Kröller-Müller Museum. De huid van de tentvormige sculpturen mocht van Rogge verweren door wind en regen, maar het doek mocht nooit zover vergaan dat het zwart van binnen naar buiten zou ontsnappen.
Ingesnoerd Kunstdrukker en galeriehouder Hans Jansen heeft twee series van etsen en reliëfdrukken in stock die geen opmaat zijn maar een naklank van Rogge’s sculpturen. Rogge maakte een reeks sculpturen waarin hij, voor hem ongebruikelijk, zijn persoonlijke leven centraal stelde en expliciet maakte. Twintig afgietsels van een etalagepop - die hij gezien had als jongeman in Amsterdam en die hij jaren later bij een antiquair terugvond - getuigen van minder vrolijke gebeurtenissen. De huid van deze beelden is ingesnoerd, doorregen en geknoopt. In de grafische werken Ingesnoerd uit 2001, zien we details terug als draden die door het papier lijken te zijn geweven. De zachtgrijze toon van de werken geeft de indruk van ‘vervaging’.
Verzadigd zwart Zowel in het Drawing Centre Diepenheim als bij JansenKooij zijn er recente werken van Rogge. Tekeningen met vierhoekige openingen, waarvan de randen zijn omgevouwen, met een diepzwarte achtergrond. Over de randen van het witte papier zijn grijszwarte vegen te zien. Het zwart lijkt uit het papier te ontsnappen. Geopende Zinkplaat, een multiple die Rogge speciaal voor zijn jubileum maakte, is een variant hierop. Het bestaat uit een bewerkte etsplaat die met vier schroeven bevestigd is op een stuk hout. Het oppervlak heeft allerlei interessante details. Uit de plaat is een vierkant uitgesneden en omgebogen. Onze kinderen die mee waren op onze tocht in de Achterhoek, vonden dit een grappig beeld omdat het lijkt op een mannetje dat zijn tong uit steekt. Je kijkt in het zwarte binnenste van zijn dropmond. Het zwart in de recente werken is niet helemaal verzadigd. Er zijn witte puntjes te zien en oneffenheden; er wordt dus nog licht gereflecteerd, wat bij mij de vraag oproept “waar kijk ik nu eigenlijk naar?” Cornelius Rogge heeft in zijn werken het mysterie, het zwart willen vangen en bewaren, gedeeltelijk onthuld, aan het oppervlak gebracht en nu zelfs laten ontsnappen. Toch wordt er geen sluier opgelicht. Je ziet altijd meer niet dan wel. Ook onthuld blijft het zwart een even groot raadsel.
Space Drawings ontstijgt het platte vlak Kunsthal KAdE trekt de tweedimensionale tekening het ruimtelijke vlak in met de tentoonstelling Space Drawings. Bezoekers wandelen door ruimtelijke installaties van tien kunstenaars en staan oog in oog met tekens in de ruimte. Door Els Vegter “Wat die Chinees doet, is wel grappig maar als ik m’n garagedeuren opentrek, zie ik hetzelfde.” De suppoost doelt op de installatie FITUNFIT van Sui Jiango. Met oude troep heeft hij een Chinese muur gebouwd, althans zo noemen ze het bij KAdE. De bewoners van Amersfoort hebben hem geholpen door spullen aan te leveren. Alles past netjes op en in elkaar. Jiango tekent rechte blokken met spullen van de kringloop. De kunstenaar heeft de vrijheid genomen hier en daar een skistok of een tennisracket te laten uitsteken en de rechthoek te doorbreken. De achterkant valt op door de legendarische tekst van Obama “Yes we can!” In opdracht van de gemeente Amersfoort werkt Jiango momenteel aan een monumentaal beeld voor De Bron in Vathorst. Het kunstwerk in KAdE is een vooruitblik op dat wat nog komen gaat. Veelbelovend en groots.
Beweging en verbeelding Gastcurator Jantine Kremer heeft voor Space Drawings tien kunstenaars geselecteerd. Negen uit Nederland en een Chinees. Het zijn niet speciaal tekenaars. Wel kunstenaars die willen ontsnappen aan het platte vlak door met materiaal buiten de twee dimensies door te gaan in de ruimte. Voor de tiende plek konden kunstenaars werk indienen en meedoen met een competitie. Marije Vermeulen won deze met haar werk Flip flop van gekantelde raamwerken. Fluorkleuren bepalen de lijnen. Met minimale middelen komt ze in een beperkte ruimte tot nieuwe perspectieven volgens de jury. “Ze brengt ermee in herinnering dat de beeldtaal van de tekening sinds Sol LeWitt monumentaal en zonder zichtbaar persoonlijk handschrift kan zijn.” Over Sol LeWitt wordt een video vertoond tijdens de tentoonstellingsperiode. Ronald de Ceuster heeft met roze purschuim een spinnenweb op vloer en muur gespoten. Zijn Lifted floordrawing doet aan een grote tekening met gaten denken. Hij laat zich inspireren door voeglijnen en naden op de vloer. Hij deed dat eerder bij de Biënnale Gelderland 2012 in het MMKA. Karin van Dam is een installatiekunstenaar die grote mobiles op de verdieping heeft hangen. Haar Travelling cities zijn hangende objecten van zwart plastic, wol, hout en draad. Hier en daar zag ik resten van houten Chinese paraplu’s. In 2009 was zij in Japan en maakte daar een aantal studies voor later werk. Deze tekeningen zijn te zien op haar website en zijn kunstwerken op zichzelf. Naast de potloodlijnen op het papier is het een wilde boel van mixed media materialen die de ruimte in steken. Haar intuïtieve manier van werken met materiaal doet denken aan hoe een tekenaar werkt met potlood. De kunstenaar die het thema van de tentoonstelling het meest letterlijk heeft genomen, is Marisa Rappard. Deze jonge kunstenaar heeft haar tekeningen aangekleed met latjes in Wandering Through Unknown Territory. Hiervan heeft ze een ruimtelijke constructie gemaakt. Her en der is een tekening opgeplakt. Het kwam op mij wat simpel over. Het lijnenspel van balpennen op haar tekeningen vond ik wel spannend. Heeft ze deze bewerkelijke pentekeningen speciaal gemaakt voor de tentoonstelling of lagen die al in haar atelier, vroeg ik me af.
Grillige boomstammen Heel ruimtelijk vond ik het werk Grillige boomstammen met de zware boomstammen van Chiel Kuijl. Hij vond dat de steriele omgeving van KAdE wel iets natuurlijks, iets grilligs kon gebruiken. Zijn ingreep Kolonie werkt goed in de ruimte. De boomstammen geven het werk bodem en de ingestoken takken werpen hun lichte lijnenspel en schaduwen op de witte muren waardoor een beeld achter een beeld ontstaat. Het tekenen heeft hij versterkt door met dunne touwen de takken onderling te verbinden. Zijn werk mag je aanraken. Kuijl heeft met tegengewichten een hefboom
Zaaloverzicht: Katharina Galland, Zonder titel (voor), Aam Solleveld, 22 ways, foto Mike Bink
gemaakt waardoor takken en touwen in beweging komen. De schaduwen op de muren spelen mee en de verbindingen tussen de verschillende boomstammen worden duidelijk. Kinderen houden van dit soort werk. Ze zijn verrast en gaan gelijk overal aan trekken en duwen. Het is een kunstwerk dat uitdaagt en tot de verbeelding spreekt. Het andere uiterste is het werk van Aam Solleveld. Strak en streng geometrisch tekent zij met zwart tape op de witte muur van de eerste verdieping zijn 22 ways... Als je er lang naar kijkt, lijkt het geheel te gaan leven. Alsof je de tekening in kunt stappen. Die scherpe zwart wit contrasten doen iets met je evenwicht en beleving. Mooi vond ik de combinatie met het werk Zonder titel van Katharina Galland. Haar grote zwarte paard torent hoog boven alles uit. Het staat op wiebelige houten staken waardoor de associatie met een kindertekening gauw gelegd is. Het knullige is het potloodje dat gebonden aan een lange, gebogen pvc-buis de ruimte in bungelt. Dat bungelende potlood kwam prachtig uit tegen het strenge en sobere werk van Solleveld. Space Drawings, Kunsthal KAdE Amersfoort, 19 januari t/m 14 april 2013 www.kunsthalkade.nl Sui Jiango & Liang Shuo, FITUNFIT, foto Mike Bink
25
Transformation: tussen leven en dood De tentoonstelling Transformation in De Garage in Rotterdam was één van de vijftien tentoonstellingen tijdens de Art Rotterdam Week 2013. Met tien kunstenaars uit binnen- en buitenland en studenten van de TU Delft gaat deze groepstentoonstelling zelfstandig langer door. Kunstenaars verkennen de grens tussen leven en dood. Hun benadering is wetenschappelijk van aard, hun werkwijze technologisch. Door Carina van der Walt
Floris Kaayk, video still uit de film The Origin Of Creatures
Painting and singing finger van Martin uit den Bogaard was direct herkenbaar. Het kunstwerk was onderdeel van jenseits – beyond the body in Düsseldorf. Ik gruwde er toen een beetje van. Zo’n mensenvinger die nog tekens van leven op een computerscherm projecteert, kan intimiderend zijn. Nu kon ik er niet meer omheen. Uit den Bogaard slaagde erin om elektrische impulsen uit dood organisch materiaal om te zetten in heldere computerbeelden. Er komt energie vrij uit het verrottingsproces. Met Painting and singing object gaat uit den Bogaard een stapje verder. Hij gebruikt het embryo van een bruinvis. Dat is zelfs nog ontstellender dan het stukje vinger, omdat het glazen hokje aangeslagen is alsof het embryo niet alleen elektrische impulsen uitstraalt, maar ook transpireert. Wanneer is een mens of een vis dan eindelijk echt dood? Uit den Bogaard wist de grenzen van de dood op te schuiven.
Met de draai van een knop De vele knopjes, schakeltjes, draadjes en een afstandbediening in deze tentoonstelling nodigen de bezoekers uit om de werken te activeren. Draai aan of druk op een knop. Je wilt leven in deze objecten brengen. Wanneer een medewerker alles aanschakelt, gebeurt er plotseling heel veel. Het hart van de mummie in … en het elektrische leven van Stan Wannet begint daverend te kloppen. Zijn blaas wordt luidruchtig geledigd. Iets dat je met een soort vertedering aanziet. Arme mens, die als dode zo graag weer lijkt te willen leven. Een geheel andere uitwerking hebben de elektronisch bewegende ogen van The Seven Ages of Britain Teaser Face. “Hij kijkt je aan!” zei een jonge bezoekster naast me.
Transformation, De Garage, Rotterdam, 26 januari t/m 14 april 2013 www.garagerotterdam.nl
26
De blauwe ogen in het halve hoofd geven je het absurde gevoel dat ze je kunnen volgen en manipuleren. Deze installatie van de Engelse kunstenaar Nathalie Mellors ligt grotesk aan jouw voeten, letterlijk op de vloer. De Uncanny Valley Theory waarmee hij speelt, klopt dus: hoe menselijker een robot oogt, hoe meer hij een reactie van angst, horror of afkeer oproept.
De rol van werk bij leven De blauwe ogen leiden me naar The origin of creatures. Het is een film van Floris Kaayk. Daarin proberen creatuurtjes (die alleen maar bestaan uit armen met handen, benen en voeten) nieuw leven te brengen in een verwoeste stad. De film opent met een uitgestrekte ruïne die onder een dreigende wolkenmassa ligt. Alles is apocalyptisch zwart, grijs en wit. Uit het puin kruipen eerst armen die op zoek gaan naar een oog. Ze vinden snel een losse, blauwe oogbal. Als er ook benen bijkomen, begint de heropbouw van de stad. Ledematen werken samen. Deze samenwerking schept een soort toren van Babel. Maar met even weinig succes. De toren tuimelt in elkaar. Alle creatuurtjes zijn verdwenen. Impliceert leven werk? Impliceert dood dus de afwezigheid van werk? Is dat een fundamenteel onderscheid tussen leven en dood? Kan je zonder werk levend dood verklaard worden? Vragen die deze film bij me opriepen.
Het leven na de dood Het was de minder menselijk ogende robot Sissy (formerly known as Carlos) van Michiel van Overbeek die mijn vertrouwen herstelde. Met een afstandsbediening kan ze zelfstandig lopen, al helt ze met haar lengte van anderhalve meter gevaarlijk over in haar zijwaartse cadans. Van Overbeek was toevallig aanwezig in De Garage en legde me de achtergrond van de houten robot Sissy uit. “Deze wiegende manier van lopen is minstens vijfhonderd jaar oud. Het stamt uit de Semana Santa van de katholieke kerk in Spanje. In de week voor Pasen lopen boetprocessies door de straten. De mensen in deze boetprocessies dragen uren lang op blote voeten zware paso’s. Paso’s zijn enorme constructies van tot 2000 kilo waarop grote passietaferelen uitgebeeld worden of waarop een Mariabeeld geplaatst is. Groepen van maximaal vijftig mannen helpen een paso mee te dragen.” Sissy gaat een gevecht aan met de zwaartekracht, precies zoals de dragers van de paso’s. Het leven aan deze kant van het graf is zwaar, letterlijk heel zwaar voor die dragers tijdens de Semana Santa. De dood is voor hen gewoon een poort. Geen grens. Aan de andere kant gaat het leven lichter door, in stroomstootjes.
Kunst als verplichte kost Via de kunst kun je geschiedenissen achterhalen. Hoe leefden mensen, hoe zagen ze eruit en welke moraal heerste er in een bepaalde tijd. Ook nu zie je veel kunst die over vele decennia of eeuwen iets over onze tijd vertelt. Het kunstenaarsduo Libia Castro en Ólafur Ólafsson zullen zeker opvallen. In TENT in Rotterdam is een overzichtstentoonstelling van hun werk te zien. Zij maken artistieke tijdsdocumenten waarbij vorm, beeld, taal en geluid een symbiose aangaan waar ik me maar moeilijk van los kan maken. Door Astrid Tanis Castro en Ólafsson zijn echte wereldse kunstenaars. Zij heeft een Spaanse achtergrond en hij een IJslandse, ze wonen en werken in Rotterdam en Berlijn. Politiek correcte kunst of sociaal engagement was een tijdje een veel gebezigde term in de kunstwereld. Het nam de vorm aan van een populaire stroming en sociaal geëngageerde kunstenaars schoten als paddenstoelen uit de grond. Velen van hen kwamen van de diverse postacademies. Bij het merendeel twijfelde ik aan de oprechte motieven. Dit kwam omdat hun kunst-elitaire attitude weinig ruimte bood om zich echt te verhouden met de minder bedeelden in onze maatschappij. Bij het kunstenaars duo Castro en Ólafsson heb ik deze achterdocht helemaal niet. Hun werk komt bijzonder echt en oprecht bij me binnen. De titel Asymmetry die de tentoonstelling draagt verwijst naar deze ongelijkheid en maatschappelijke scheefgroei. Het werk Exorcising Ancient Ghost is een audio-installatie uit 2011 die voortkomt uit een onderzoek naar discriminatie in het oude Griekenland waarbij vrouwen en buitenlanders werden buitengesloten. Het was zelfs de Atheners verboden met buitenlanders te trouwen. Uit een grote vaas midden in de zaal lopen draden naar koptelefoons, je hoort door de koptelefoon politieke en filosofische teksten over dit onderwerp. Ze worden voorgelezen door koppels terwijl deze hijgend de liefde bedrijven. Vrouwenhaat en xenofobie is van alle tijden, besef ik. Bijna alle installaties van het duo zijn gericht tegen superioriteitsgevoel van personen, maar ook van hele naties. Ze rekenen af met de Narcistische attitude van dominante culturen.
Libia Castro & Ólafur Ólafsson, ThE riGHt tO RighTWrOnG, foto Job Janssen & Jan Adriaans
Waardering Ik zie een film waarbij een operazangeres met twee muzikanten door de kanalen van Venetië vaart. Zij zingt een tekst die over statenloosheid gaat. Wie bepaalt welk land statenloos is. Komt ooit iemand op het idee Amerika statenloos te verklaren; deze gezongen vraag kwam nooit bij mij op maar zet mij nu aan het denken. Ik vind Amerika een achterlijk land met enorme inkomensverschillen, de doodstraf, de oorlogszucht, het vrije wapenbezit, de uitbuiting van andere landen en ondanks al deze gebreken het misplaatste onbeschaamde superioriteitsgevoel. In 2006 werden via een klokkenluidersite vermoedens bevestigd hoe manipulatief overheden macht verwerven via lobbyisten. In de installatie Lobbyist portretteert het duo lobbyisten, counterlobbyisten en activisten met betrekking tot hun pogingen beslissingen bij de Europese Unie te beïnvloeden. Hjalmar een IJslandse reggaegroep verzorgde de muziek en de Britse actrice Caroline Dalton sprak de teksten in. Het werd een boeiend kunstdocument waarin naar voren komt dat geen een politieke beslissing echt en oprecht is. Verborgen agenda’s, macht en geld sturen politici. Mijn waardering voor deze kunstenaars groeit naarmate ik meer van hun werk zie. Ik luister naar mensen die gevangenissen van binnen zagen omdat zij ervan verdacht werden illegaal hier te zijn. Mensen zitten er ten onrechte omdat alleen al het feit dat je buitenlander bent je verdacht maakt. Na 2500 jaar is de xenofobie nog net zo groot als bij de oude Grieken. Het drama krijgt bij Castro en Ólafsson vorm, kleur en geluid en daardoor kun je er niet omheen. Niets onmenselijks is de mens vreemd, we zijn angstige territoriale dieren.
Mensenrechten Om mensen tegen onrecht te beschermen ontstond een internationaal verdrag van mensenrechten. Dat lijkt een mooie gedachte maar de mensenrechten worden niet voor iedereen gelijk uitgevoerd. Castro en Ólafsson schreven de Partial Declaration of Human Wrongs, een pamflet waarin duidelijk wordt hoe onevenwichtig de verdeling is van mensenrechten. Artikel 1 zegt ‘(…..) Freedom and equality in dignity and rights is heavily dependent on where you are born, who your parents are, and which government is bombing other (and/or your own) people in your name.’ Dit pamflet is een onderdeel van een grotere installatie met neonletters waarin de uitspraak; ‘The Right to Right, the Right to Wrong’ de boventoon voert. Dat er uit slechtheid zulke goede kunst voortkomt, stemt me uiteindelijk toch hoopvol. Eigenlijk zou deze tentoonstelling verplichte kost moeten zijn voor de leden van onze Eerste en Tweede kamer, en natuurlijk voor de rest van Nederland.
Asymmetry, Libia Castro en Ólafur Ólafsson, TENT, Rotterdam, 7 februari t/m 5 mei 2013, www.tentrotterdam.nl
27
Is kunst goed voor je
“Meten is weten” zegt Martijn Engelbregt van EGBG (Engelbregt Gegevens Beheer Groep). Engelbregt presenteert zich als onderzoekend kunstenaar. In het Medisch Centrum Haaglanden onderzoekt hij of kunst bijdraagt aan gezondheid. ‘Alles van waarde is weerloos’ staat in neonletters op een kantoorgebouw naast de Rotterdamse kunstacademie. Kunst heeft economische waarde want er hangt een prijskaartje bij of aan. Tegelijkertijd is zij weerloos als het om intrinsieke waarde gaat. Voorstanders dichten kunst diverse waarden toe, maar tegenstanders noemen kunst waardeloos. Als kunst bewezen gezond maakt kan dat bijdragen aan het opwaarderen van de intrinsieke waarde. Door Astrid Tanis
Beter Consortium is een onderafdeling van EGBG. Een onderzoeksbureau, dat gegevens verzamelt over het gezondheidseffect van kunst. ‘Een helende omgeving heeft een aangetoond positief effect op het herstel van patiënten’, staat op het begeleidende informatieblad. Deze stelling wekt de suggestie dat daar onderzoek naar is gedaan. We leven in een tijdperk dat iets pas als waar wordt erkend als het wetenschappelijk onderzocht is. Mensen met huisdieren genezen sneller; dat is door middel van een onderzoek bewezen. Van muziek wordt je beter, bewees een ander onderzoek. Dit is de eerste keer dat de kunst onderwerp van een soortgelijk onderzoek is. Wetenschap ervaar ik als twijfelachtig, het genereert schijnwaarheden. Waarheid is een ervaring stelde de Franse filosoof Michael Foucault halverwege de 20ste eeuw. De filosoof Gilles Deleuze deed daar enige jaren later nog een schepje bovenop door te stellen dat waarheid een creatie is. Hij doelde hier op wetenschappelijke waarheden waarbij je gegevens langs een paar coördinaten legt en waar vervolgens een waarheid uitrolt. Gebruik je andere coördinaten dan ontstaat een volledig andere waarheid. Wetenschappelijke waarheid is in Deleuzes opinie niets anders dan een wetenschappelijk gecreëerde fictie. Toen ik dit las kreeg ik een echt Foucaultiaanse waarheidservaring. Waarschijnlijk is het mijn eigen creatieve fictionele geest die het werk van Engelbregt in de lijn van deze filosofie plaatst. Beter Consortium zie ik als mooi simulacrum van medisch wetenschappelijke ficties.
Dochter Op een besneeuwde winterdag begeef ik me naar het Medisch Centrum Haaglanden, waar Beter Consortium onderzoek doet. Mijn vitale functies worden gemeten terwijl een man met een witte jas mij in een rolstoel van kunstwerk naar kunstwerk rijdt. Het ziet er wetenschappelijk en gewichtig uit. Ook mag ik naar twee filmpjes kijken. De een schijnt kunst te zijn en de ander een placebo; ik zie geen verschil en ervaar ze allebei als amateuristisch. Ik probeer van de man in het wit los te krijgen welk van de twee het kunstwerk is. Hij wil het wel zeggen nadat mijn gegevens zijn opgeslagen op een computer. Het filmpje waarin ik nog iets van professionaliteit dacht te herkennen blijkt het placebo. Naast dit onderzoek is er tevens een tentoonstelling in het ziekenhuis, verdeeld over drie verdiepingen waar kunstwerken en placebo’s hangen. Ik krijg een formulier waarin ik mijn reactie op de kunstwerken kan opschrijven. Het is een hele zoektocht door gangen en langs wachtkamers. Bij de kunstwerken hangen namen en dat maakt de onderzoeksgegevens twijfelachtig. Ik wandel al
bijna veertig jaar langs de zijlijn van de kunstwereld en herken veel namen. Bij een bekende kunstenaarsnaam weet ik dat het geen placebo betreft en dat beïnvloedt mijn antwoord. Ik lees dat de onderzoeksgegevens in het voorjaar van 2013 openbaar worden en ik besef mij dat door mijn voorkennis een vertekend beeld ontstaat. Mijn dochter vergezelt mij. Zij is een zeer kritisch persoon die snel geïrriteerd raakt als iets haar niet bevalt. Ze ergert zich aan de ondoorzichtigheid van de plattegrond en aan heel veel kunstwerken en placebo’s. Af en toe ziet ze iets moois en raakt ze opgetogen. Ikzelf ben heel anders en ik zoek naar het koren tussen het kaf zonder mij al teveel aan het kaf te ergeren. We vullen braaf de vragen in op het formulier: “Is dit werk goed voor uw gezondheid” en de vraag: “Vindt u dit kunst”. Heimelijk kijk ik naar haar formulier en zie dat kunst haar niet bijster gezond maakt. Mijn eigen blad ziet er positiever uit. Ik heb mij getraind alleen de werken te zien waar ik blij van wordt, bij middelmatig of slechte werken blijf ik neutraal. Zonder te meten ben ik ervan overtuigd dat kunst sommige mensen die daarvoor open staan gezond maakt, en anderen die ervan houden zich te ergeren, ongezond. Meten mag dan weten zijn, maar het biedt geen ruimte aan de individualiteit van de kunstperceptie. Mocht mijn dochter ooit ziek worden dan is een tentoonstelling geen helende omgeving. Maar mijn eigen ziekbed, daar weet ik nog wel wat helende kunstlocaties voor.
Medisch Centrum Haaglanden, 9 november 2012 t/m 8 februari 2013, www.beterconsortium.nl
Beter, de kunst van gezondheid
28
Marien Schouten Zijn het Cerberussen? Poortwachters? Hofhonden van het Gerechtshof? Marien Schouten geeft de twee enorme sculpturen die hij onlangs liet verschijnen in de hal van het majestueuze nieuwe Paleis van Justitie aan het IJdok in Amsterdam meer dan een naam een motto mee: Niet willen weten, niet willen zien. Deze titel ontleent de kunstenaar aan een passage in de roman Doktor Faustus van Thomas Mann, waarin het levensverhaal van de componist Adrian Leverkuhn wordt verteld. Parallel aan het Faust verhaal van Goethe verkoopt de hoofdpersoon zijn ziel aan de duivel in ruil voor 24 jaar geniale scheppingskracht. Door Tine van de Weyer
Adrian Leverkuhn leidt een teruggetrokken leven op een boerenhoeve in het Duitse Thuringen. Hij lijkt niet geïnteresseerd in de prikkels van het alledaagse leven, de stadscultuur of de afleiding geboden door reizen of uitstapjes. Het is een van avonturen gespeend leven. De verteller vergelijkt deze manier van leven met het onopvallende leven van Chopin en deelt daarover mee: “Ook Adrian wilde niets weten, niets zien, eigenlijk niets beleven, tenminste niet in de manifeste, uiterlijke zin van het woord”. Leverkuhn wilde dus niet afgeleid worden om zodoende beter in staat te zijn de ‘innerlijke muziek‘ die hij hoorde op te kunnen tekenen. Leverkuhn prefereert dus een ‘naar binnen luisteren’ boven het waarnemen en verbeelden van de wereld om hem heen.
Aardse wezens Voor Schouten verwijzen de kopachtige sculpturen niet naar bestaande vormen - hoewel ze associaties niet uitsluiten - evenmin symboliseren ze de rechterlijke macht en haar attributen. Eerder zijn het mentale, voor een belangrijk deel onbewuste beelden die door een langdurig proces van herhaling en kleine veranderingen tot hun uiteindelijke ontplooiing komen. Elk van de beelden weegt 2500 kilo, is gemaakt uit klei die bedekt is met een vuilwit glanzend glazuur en is 3.20 meter hoog. Ze staan op 20 meter van elkaar opgesteld, dichtbij de wand waarachter een aantal grotere zittingszalen gesitueerd zijn waarbij (gezien vanaf de voorzijde van het gebouw) de grootste zaal gesitueerd is achter het tweede beeld. Boven de beelden bevinden zich de twee buitenste vides die doorzicht geven naar hoger gelegen etages en waarvandaan de beelden eveneens kunnen worden gezien. Deze pontificale opstelling ten spijt vertonen de beelden geen spoor van hoogmoed. Het zijn aardse wezens die in de strenge orde van het majestueuze gebouw eerder een brute oerkracht aan de orde lijken te willen stellen. Vibraties in tactiliteit in een omgeving van rondom glanzend grijsgeaderd wit marmer, vloeren, wanden, balustrades: alles is ermee bedekt. Contrapunten in een gebouw dat door verhoudingen en materiaalgebruik een weldadige rust en grandeur uitstraalt. Het Huis van de Wetgever is smetteloos en ademt gezag en voornaamheid. Schoutens sculpturen staan op de grens van de poort die toegang geeft tot de zaal waarin Vrouwe Justitia geblinddoekt zich uitspreekt over Goed en Kwaad. Over straf en vergeving. Over vrijheid en gevangenschap. Passage verdeelt het leven. En het moet gezegd: met deze beelden heeft Marien Schouten zichzelf weten te overtreffen. Het uitgangspunt van dit nieuwe werk was in een bescheidener maatvoering en in een andere kleurstelling al gedurende enige jaren bekend en werd onder meer geëxposeerd in De Pont in Tilburg. Getourmenteerde koppen, niet menselijk, dierlijk
Marien Schouten, Niet willen weten, niet willen zien, foto kunstenaar
haast en in alles refererend aan leven, aan aardsheid, gemaakt door mensenhand en niet aangeraakt door machines. Waar de eerder bekende varianten nog op traditionele sokkels stonden zijn deze nu vervangen door een stapeling van elementen die de dragers vormen van de koppen. Offertafels geschraagd door buikige tonnetjes. En hoewel op het oog identiek zijn er subtiele verschillen. Net genoeg om beide beelden een eigen uniciteit te geven en tegelijkertijd onlosmakelijk verbonden als een tweeling met een gradueel verschil van eigenheid.
Streng Zoals gezegd is de placering van de sculpturen in het imposante gebouw specifiek en trefzeker. Beide beelden staan exact op de plek waarbij boven elk van hen een vele verdiepingen tellende vide een luchtschacht vormt van de begane grond naar de hoogste verdiepingen in het gebouw. De twee kolossen verankerd aan de grond als aartsengelen neergelaten van hoog uit de hemel. Dat niet alleen is uitstekend getroffen maar ook hun plek ten opzichte van de achterliggende wand van de zittingszaal want op de millimeter precies, waarbij als referentie de klassieke Egyptische sculpturen bij de mastaba ‘s dienden, zich net losmakend van het gebouw. Of de dynamische interactie die het beeld van Georg Kolbe in het beroemde paviljoen van Mies van der Rohe in Barcelona met zijn bemuurde omgeving aangaat. De strenge wetmatigheid van het architecturale vlak dat de burleske vrijheid van het sculptuur tot podium dient. In die strenge architectonische context krijgt het beeld een ademend leven en vormt het onderscheid van het met mensenhanden geknede en geboetseerde sculptuur zowel een even trefzekere contradictie als ontroerende symbiose met het strakgepolijste kader van de architectuur. De beelden in deze context verwijzen op een volstrekt logische manier naar de schilder/tekenwerken van Schouten uit vroeger jaren waarbij de rasters het format waren waarbinnen de golvende lijnen hun uitweg zochten uit de kadrering, zich bevrijden uit hun keurslijf. Schouten zelf zegt erover: “Binnen de context van het gerechtsgebouw en de rechtsspraak waarbij het gaat om de formele toetsing van het menselijk handelen aan wetten, vertegenwoordigen de beelden datgene dat zich juist onttrekt aan die formele toetsing: de categorie van het onbewuste. Juist in het onbewuste liggen de drijfveren verborgen die verantwoordelijk zijn voor het menselijk handelen”.
29
Speels welkom op de zeebodem Medio december 2012 werd met een gongslag en confettikanonnen het derde en laatste huisje onthuld dat Koopman en Bolink maakten voor de gemeente Noordoostpolder. Hiermee is hun serie entreemo numenten voltooid: op de grote invalswegen, bij de Ketelbrug, vlak voor Lemmer en nu dus ook bij de nieuwe brug bij Rampspol, staan drie monumentale huisjes die elk op hun eigen wijze iets vertellen over de inpoldering van dit destijds nieuwe land. De beelden zijn onmiskenbaar van dezelfde hand en geraffineerd in hun schijnbare eenvoud. Samen vormen de drie monumenten in hun quasi kinder lijke idioom een verhaal dat recht doet aan de geweldige infrastruc turele inspanningen die nodig waren voor het droogleggen van de Zuiderzeebodem. Door Jet van der Sluis
Kunstenaarsduo Gerard Koopman en Frank Bolink hebben, afgezien van hun Twentse wortels, nog veel meer met elkaar gemeen. Ze studeerden allebei architectuur aan de fameuze AKI in Enschede, werkten beide als (binnenhuis)architect en vormgever en gaven in een later stadium ook alle twee les aan de academie waar ze zelf het vak geleerd hebben. Vanaf 1985 werken ze als het duo Koopman en Bolink aan kunsttoepassingen in de openbare ruimte. De kunstenaars delen dezelfde voorliefde voor heldere en sobere proporties en streven naar een grote herkenbaarheid, zonder daarbij in platitudes te vervallen. Ze beschouwen het als een uitdaging om ook mensen zonder kunsthistorische achtergrond op een directe manier aan te spreken met hun beelden. Wat mij het meest frappeert in vrijwel al hun ontwerpen is de luchtigheid ervan. Koopman en Bolink ontwikkelden een eigen stijl en een onnadrukkelijke vorm van visuele humor die bijdraagt aan het goede humeur van ieder die hun werk bekijkt. Koopman omschrijft hun creatieve samenwerking het liefst in termen van het voetbal: “De één zet voor en de ander schopt hem erin, in wisselende combinaties”. Aanvankelijk maakten ze alleen binnen Twente furore met onder andere de Toren voor het Psy chiatrisch Ziekenhuis Twente (1985) en hun Glazen Bos dat in 1992 aan de rondweg van de gemeente Haaksbergen geplaatst werd, maar inmiddels realiseren ze opdrachten in het hele land.
A.D. van Eck Fonds In 1993 ontwierp het duo het eerste Monument Noordoostpolder, bedoeld voor de invalsweg over de Ketelbrug, de A6. Het beeld werd nog in datzelfde jaar in baksteen uitgevoerd en in 1994 onthuld. Opdrachtgever was destijds de organisatie Kunst en Cultuur Noordoostpolder (KCNOP) dat toen kon beschikken over het A.D. van Eckfonds, een groot legaat aan de jonge gemeente Emmeloord, nagelaten door één van de bekendste architecten van de Zuiderzeewerken. De basisvorm van deze tot een
Gerard Koopman en Frank Bolink, Het Ketelhuisje
30
Gerard Koopman en Frank Bolink, foto T.L. van der Sluis
serie uitgegroeide drie monumenten is een archetypisch huisje dat zo plat oogt als een kindertekening door de trapeziumvormige plattegrond die de kunstenaars gebruiken. Vanuit welke hoek je dit eerste bakstenen bouwwerk ook bekijkt, het blijft onmiskenbaar een huis. Uit de schoorsteen wappert een rookpluim gemaakt van aluminium die tegelijkertijd als windvaan fungeert. Op die ‘rook’ stampt een dapper bootje tegen de wind in. De symboliek is in één oogopslag duidelijk en dat is knap, want meer tijd heeft de voorbij zoevende automobilist immers niet. Precies op het niveau van de windvaan stond vroeger het water, waarbij de suggestie van tegenwind staat voor de enorme worsteling die deze waterwerken met zich met meebrachten. Het beeld trok aandacht in binnen- en buitenland en kreeg in de volksmond al gauw de koosnaam Het Ketelhuisje. In 2007 volgde de opdracht voor het tweede monument dat eveneens langs de A6 bij de toegang vanuit Friesland, vlakbij Lemmer moest verrijzen. Ditmaal koos het duo voor een uitvoering in cortènstaal. Je ziet een schip dat vastloopt op het dak van het huis en dat gebeurt precies op de grens met het oude land, waar vroeger de oude zeedijk het water tegenhield. Ook deze speelse schipbreuk laat niets aan duidelijkheid over en dit beeld zonder titel kreeg al snel de bijnaam Het Boothuis.
Creatieve financiering Bij de onthulling van dit beeld in 2010 gaf oud-burgemeester Van Rappard van de gemeente Noordoostpolder al opdracht voor het derde exemplaar dat langs de N50, de toegangsweg vanuit Kampen zou moeten verrijzen. Dat was een tamelijk voorbarige geste, want inmiddels was het Van Eckfonds vrijwel opgesoupeerd en op dat moment waren er geen andere fondsen beschikbaar. De manier waarop dit probleem met vereende krachten is opgelost, verdient een schoonheidsprijs. Bij de aanbesteding van het grootschalige infrastructurele ‘kunstwerk’ ter vervanging van de oude brug bij Rampspol, in opdracht van Rijkswaterstaat, heeft de aannemerscombinatie Infrateam ingestemd met de voorwaarde een substantiële bijdrage te leveren aan de oprichting van dit derde monument. Samen met de gemeente Noordoostpolder hebben deze twee grote spelers gezorgd voor de totstandkoming van het laatste huisje. Het staat inmiddels op een uitgelezen plek: het beeld rijst voor je op, wanneer je van de nieuwe, hoge brug afdaalt naar de zeebodem.
werd veroverd. In eerste instantie wilden de kunstenaars het RVS polijsten om het door hen beoogde effect te maximaliseren, maar daar heeft Rijkswaterstaat een stokje voor gestoken: de ongetwijfeld schitterende reflecties zouden met name bij een laagstaande zon en ’s nachts een gevaar voor de verkeersveiligheid opleveren. Gelukkig is het verhaal dat dit vooralsnog naamloze huisje ‘vertelt’ ook zonder die extra glans zo helder als glas. Overigens circuleren in de plaatselijke berichtgeving en op het internet al namen als Bodemhuis, Waterhuis en Golfhuis. De kunstenaars volgen die ontwikkeling met veel genoegen en zijn ervan overtuigd dat er uiteindelijk via de volksmond en niet te vergeten de sociale media een definitieve naam zal komen bovendrijven, net zoals dat bij de andere beelden is gebeurd. Hoe verschillend in uitvoering deze drie onderscheiden monumenten ook zijn, ze delen een soort innemende helderheid en gewilde naïviteit, waarin je onmiddellijk de speelse signatuur van dit bijzondere kunstenaarsduo herkent. Gerard Koopman en Frank Bolink, Het Boothuis
Uiteraard kozen Koopman en Bolink opnieuw voor de herkenbare basisvorm, maar wederom uitgevoerd in een volstrekt ander materiaal: dit transparant ogende huisje is gemaakt uit roestvast staal en heeft genoeg aan zichzelf, zonder toevoegingen. Ditmaal wordt de grondvorm zelf doorsneden door in de wanden uitgespaarde golven, die zowel de lucht als de verdwenen zee zichtbaar maken. Ook dit monument is een fraai en bovenal ‘leesbaar’ symbool voor de immense ruimte die op de golven
31
Verstild monument waardoor een rommelig gebied ontstaat met verspreide ‘optrekken’, uiteenlopend van maneges en industriehallen tot verbouwde boerderijen. Deze hebben gezelschap gekregen van een proper nieuw wijkje, met huizen die krampachtig proberen te concurreren met de oudere en meestal fraaiere voorbeelden er omheen. Een verloren strijd. In deze planologische potpourri is ook nog plaats gevonden voor een begraafplaats: De Elzenhof. Deze fraai aangelegde dodenakker is nog relatief jong. De aula en bijbehorende bebouwing hebben een ronde vorm. Zij vormen de kern van de Elzenhof en bepalen de opzet ervan, met concentrische ringen met gras en graven die doen denken aan de jaarringen van een boom. Dat berust niet op toeval want de verschillende compartimenten van de begraafplaats worden aangeduid met een boomnaam, die tegelijkertijd de overheersende beplanting in dat veld aangeeft. Nu is dat vooral nog een aardig idee. Als over enige tijd de begroeiing volwassen is, zal dat idee een stemmig en afwisselend beeld opleveren, dat bovendien het zoeken vergemakkelijkt. Op de velden is duidelijk te zien dat de begraafplaats een ruimhartig beleid hanteert betreffende de vormgeving van de gedenktekens voor de overledenen. Dat dit niet altijd gunstig uitpakt is onmiskenbaar. Sommige monumenten zijn zo affreus dat, mocht het nog eens tot een opstanding van de doden komen, een aantal van hen uit pure schaamte zal blijven liggen. Een kwaliteitsimpuls kon dus geen kwaad.
Het ongeboren kind Karola Pezarro, Gedenkplek Elzenhof
Voor een begraafplaats in Harderwijk ontwierp Karola Pezarro een subtiel gedenkteken voor het ongeboren kind. Door Geraart Westerink
Traditie De funeraire traditie in Nederland is tamelijk dun, zeker in vergelijking met andere landen en helemaal waar het de meest recente geschiedenis betreft. In voorgaande eeuwen wilde men nog wel eens flink uitpakken, met brallerige miniatuurtempeltjes, of treurende goden en godinnen met knikkende kniëen. De tweede helft van de twintigste eeuw, een periode van segregatie en ongekende welvaart, gaf echter lange tijd een mager beeld, waarbij een variatie in steen en lettertype, een afwijking van het standaardformaat, of een bijzondere beplanting al een hele stap was. De strenge regels die veel begraafplaatsen/gemeentes hanteren zijn daar natuurlijk voor een deel debet aan. En de volksaard. Nederlanders houden het graag sober. Inmiddels lijkt er al enige tijd een voorzichtige kentering plaats te vinden. Men lijkt bereid (en in staat) meer geld uit te geven terwijl gemeentes/ begraafplaatsen soepeler regels zijn gaan hanteren. Dat biedt kansen voor kunstenaars voor wie, botweg gezegd, de cultus van de dood een stabiele markt vormt. De afgelopen decennia zijn op dit punt veel initiatieven genomen. Daardoor krijgt beeldende kunst steeds vaker de ruimte.
De Elzenhof www.karolapezarro.nl
32
Begraafplaats Elzenhof ligt op de overgang tussen de hogere zandgronden van de Veluwe en de lagere graslanden langs het Veluwemeer, aan de rafelrand van Harderwijk, een snelgroeiende stad, die oude bebouwing opslokt en vermengt met nieuwe,
Die impuls komt van een monument dat moet helpen het verdriet te vertolken van hen die zijn geconfronteerd met een levenloos eindigende zwangerschap en dat tegelijkertijd de herinnering vast moet houden aan de levens die nooit tot wasdom kwamen. Geen eenvoudige taak. Karola Pezarro heeft, in opdracht van de gemeente Harderwijk, daar vorm aan gegeven. Ze heeft getracht een beschermde plek te creëren waar ‘begraven, rituele handelingen en reflectie op een ingetogen manier samenkomen’. Het monument bestaat uit twee delen. Een rechthoekig deel met graven en een ander deel dat ruimte biedt voor overdenking. Daar staat op een grasveldje een (wit bloeiende) honingboom in een cirkel van grind. Er omheen bevindt zich een rond ‘hekje’ dat aan de voorkant open is: als teken van leven of groei. In die opening bevindt zich een klein krukje met een flink aantal poten, waarop bij voorbeeld een bloem kan worden gelegd, of een lampje geplaatst. Het hekje bestaat uit een aantal gevlochten vormen (takken) van aluminium. De metalen groeisels refereren aan de levende boomtakken eromheen. Waar in het hekje nieuwe ‘takken’ ontspruiten zijn hier en daar gekleurde glazen ‘knikkers’ geplaatst, die staan voor de ongrijpbaarheid en de kwetsbaarheid van het leven. Aan het hek hangen enkele ovalen blaadjes van metaal, die rinkelen als het waait. Er kunnen blaadjes worden toegevoegd met een eigen tekst. Het geheel is bescheiden van schaal. Bijna te bescheiden. (Ik moest een paar keer over de begraafplaats lopen om het te vinden). Maar een groter monument zou lomp of pretentieus zijn. Juist de subtiliteit en fijngevoeligheid van het geheel, zonder opgelegd pandoer of al te ronkende symboliek, doet recht aan het doel. Pezarro schiep, in een dienende beeldtaal en in harmonie met de omgeving, een mooie, verstilde plek om te herdenken en te verwerken.
Hoe zou geluid er uit zien? Nathalie Bruys maken, onderzoekend en experimenteel. In 2004 won ze de Charlotte Köhlerprijs. Het jaar daarop kreeg ze de vrije hand in advocatenkantoor Kennedy Van der Laan en wist daar de medewerkers aan het denken te zetten met een groep echte roofvogels (Not Guilty, Nature never goes wrong) in het kantoor. Up in the ear uit 2010, waarin een koptelefoon van ijs stilletjes wegsmelt, bolletjes mos in een plasje water achterlatend, maakt helemáál geen geluid. De koptelefoon symboliseert geluid, maar tevens deze tijd. Ook hier speelt het thema natuur versus cultuur, maar het gaat ook tegelijk over tijd, vergankelijkheid en …stilte.
Nathalie Bruys, Up in the Ear
Bij het winnen van de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs in 2006 prees de jury de wijze waarop zij niet alleen alle uithoeken van de discipline verkende maar deze ook met overtuiging binnen het gebied van de beeldende kunst wist te plaatsen, de onderzoekende en intuïtieve manier van werken vanuit de existentiële vraag: Hoe zou geluid eruit zien? Bruys geeft op deze vraag natuurlijk geen antwoord, integendeel. Bij haar diverse geluidswandelingen beleeft de wandelaar, al luisterend naar een collage van bestaande geluiden, met de computer samengestelde samples en soms stemmen, toch steeds zijn eigen beelden. Zij maakt ons vooral bewust van die extra dimensie die geluid aan onze ruimtelijke ervaring toe kan voegen en wil dit enthousiasme ook ruimhartig delen. Daarvan getuigt ook het virtuele Soundmuseum.fm dat ze in 2008 samen met Katja Stiphout oprichtte. Hier staat werk op van geluidskunstenaars uit de hele wereld. Wie wil kan op haar website de door haar gecomponeerde ringtones downloaden.
Shumannresonatie
Je kunt het niet aanraken, niet zien… althans niét met je ogen. Maar als het over ‘ruimtelijk werk’ gaat lijkt geluid paradoxaal genoeg toch wel het medium bij uitstek om een driedimensionaal effect te creëren. Geluid roept innerlijke beelden op. Nathalie Bruys exploreert deze wonderlijke wereld met grote in tensiteit én onbevangenheid. Door Beatrijs Schweitzer Een laagje sneeuw op een decemberavond tovert het kalige ‘parkje’ naast het gemeentehuis om tot een sprookje wanneer het kunstwerk Earthly Whispers van Nathalie Bruys wordt ‘onthuld’. Het werk is aangekocht door de gemeente Dalfsen en maakt nu onderdeel uit van de beeldenroute Kunstwegen (zie Beelden 3#2012). Er is echter geen beeld te bekennen. Vriendelijke maar ook wonderlijke pingelgeluiden met stiltes er tussenin klinken in eerste instantie zo achteloos dat je twijfelt aan de opzet. Ze lijken als luchtbellen op te stijgen uit de grond; dan weer hier, dan weer daar. Het duurt even eer de wandelaar ontdekt dat het geluid daadwerkelijk op uiteenlopende plaatsen onder het gras vandaan blijkt te komen. Er zijn twaalf speakers ingegraven, waarbij het gras een natuurlijk aards effect geeft, het geheel biedt een vervreemdende ervaring. Earthly Whispers gaat over het fluisteren van de aarde, de geluiden uit haar binnenste. Het heeft een meditatief karakter en beoogt ons weer in contact met de aarde te brengen, terwijl het tevens de spanning tussen cultuur en natuur aan de orde stelt. Het Kröller-Müller Museum kocht een vergelijkbare installatie met dezelfde titel aan, maar op elke plek past Bruys de geluiden weer aan de situatie ter plaatse aan. Vaak brengt zij bij haar werk later ook nog wijzigingen aan; typerend voor haar levendige, intuïtieve manier van werken.
Een nieuwe impuls aan haar werk wordt gevormd door de ontdekking van stemvorken met verschillende resonanties. Afgelopen zomer waren de klanken hiervan te ervaren in het werk Galactic Computer, Portal Machine, een soort capsule op begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam, terwijl de door haar ontworpen Prinses Margriet Award een stemvork bevatte met een persoonlijke op de winnaar afgestemde frequentie. Het meest opmerkelijk is echter de zogenaamde Schumannresonantie, die samenvalt met de resonatie van de aarde en een heilzame werking zou hebben. Niet te horen maar wel te voelen keert hij terug in het werk Earthly Whispers. Bruys hecht aan het idee van de Schumannresonatie, maar weet het ook te relativeren. Haar zoektocht kan haar morgen weer op een heel ander spoor brengen en als ze tijd genoeg had zou ze ook graag een cd met eigen liedjes maken. Het maken van zichtbaar werk zal ze niet loslaten, maar geluid blijft wel de verbindende factor en zoals ze het zelf formuleert: “geluid raakt daar waar beeld niet bij kan.’ www.nathaliebruys.com www.soundmuseum.fm Nathalie Bruys, Onthulling Earthly Whispers in Dalfsen, foto Vincent Nijhof
Nieuwsgierigheid Nathalie Bruys ontdekte op de Rietveldacademie en het Sandberg Instituut geluid als onuitputtelijk medium en past dit buitengewoon breed en intensief toe. Ze ontwikkelt soundscapes, maakt performances, installaties, radiowerk, DJ optredens en video’s, maar maakt ook tekeningen, beelden en kostuums. Speelse titels vormen daarbij niet zelden het uitgangspunt waarbij ze zich vooral gedreven voelt door nieuwsgierigheid en bijna onbekommerd maakt wat ze wil
33
Verzamelaars aan het woord
Sjoerd Buisman
De tentoonstelling De kunst van het verzamelen in de Vishal te Haarlem bleek de privécollectie van beeldhouwer Sjoerd Buisman te bevatten. Veel abstract werk, waarin de nadruk ligt op het proces en materiaalgebruik. Sommige werken verwezen indirect naar de natuur. Een verfijnde, exclusieve verzameling die met veel aandacht over een lange periode bij elkaar is gebracht. Door Etienne Boileau
Buisman’s collectie beslaat vele honderden werken uit de periode 1965 tot heden, waaronder de nodige driedimensionale werken. Veel bekende namen zoals Hilgemann, Dilworth en Zorio. Van Zorio, een belangrijke representant van de Arte Povera, hing er op de tentoonstelling een object dat bestond uit een stel in een koeienvel geslagen spijkers die het woord ‘Odio’ vormen, wat ‘haat’ betekent. Van de Belgische conceptuele kunstenaar Ludwig Vandevelde toonde Buisman een tweetal poëtische damesschoenen van staal en metaalgaas, die eveneens goed in de traditie van de Arte Povera pasten. Overigens is Buisman bij het verzamelen niet per se op namen afgegaan; neem de relatief onbekende kunstenaars Eva-Fiore Kovacovsky en de Haarlemmer Fred Benjamins. Van de laatste stond er een eenvoudige loden hoed op de stenen vloer van de tentoonstellingsruimte. Van Kovacovsky was er een langzaam verkleurend stukje gras te zien, dat systematisch was uitgespreid op een vel wit papier.
Something for Sjoerd Buisman: “Met veel kunstenaars ben ik bevriend en heb ik werk geruild, zoals met Armando met wie ik een atelier deel. Deze twee schilderijen van hem - een zwart en een rood - heb ik in de Vishal als blikvanger opgehangen. Verder laat ik hier naast driedimensionaal werk ook veel werk op papier, collages en enkele foto’s zien. Bezoekers vinden mijn collectie heel divers. Dat klopt, je ziet dat het in mijn verzameling niet alleen om het thema natuur gaat - waar mijn eigen werk om draait -, al speelt dat thema in een aantal werken wel een rol. Zoals in deze grafiettekening met gestileerde rozentakken van Norman Dilworth. Het is zijn reactie op mijn bronzen objecten van rozendoorns. Hij heeft er in grote letters opgeschreven: ‘Something for Sjoerd’. Ook hangen hier de nodige werken op papier van herman de vries, een kunstenaar wiens werk dicht tegen dat van mij aanligt. Een mooi reliëf is dit werkje van Marian Bijlenga, opgebouwd uit stekels van een stekelvarken: mijn laatste aankoop. De kleur van zo’n stekel loopt van licht naar donker en Bijlenga heeft ze in 64 vierkantjes aan elkaar verbonden en naar kleur gerangschikt. Een elegant en fragiel werkje: puur natuur. Hier verderop bij het raam zie je een staketsel van David Nash, gemaakt van in elkaar geschoven boomtakken. Van Nash hangt ook een tekening aan de wand van een dode grove den, waarvan een groot aantal takken zijn uitgevallen met de titel Shedding-Pine. Hij heeft hem gemaakt op het terrein van het Kröller-Müller Museum.”
Constructivisme en materiaalgebruik De breed samengestelde collectie van Buisman bevat naast werk waarin de nadruk ligt op materiaalgebruik ook enkele constructivistische en geometrische werken. Zo hing er een tekening met geometrische vormen van de Haarlemse kunstenaar Fons Brasser en waren er twee stalen objecten van Michael Jacklin. Buisman: “Dit grote in elkaar gevouwen object dat op de grond staat, is van Jacklin. Het heet Building Vocabulary en bestaat uit al-
34
Michael Jacklin, Building Vocabulary, foto G.J. Hoogland
lemaal constructieve elementen van grijs gespoten plaatstaal, die tegen elkaar aan zijn gezet. Je ziet bogen, dwarsverbindingen en rechthoekige vormen, wat een spannende architectonische sculptuur oplevert. In de vensterbank onder het raam staat een sculptuur van Balduin Romberg. Hij heeft het object uit een stuk hout gehakt en er heel precies een stuk staal op laten snijden. Ernaast een tweetal ijzeren objecten van Theo Niermeijer. Ik noem hem een bakker met ijzer; hij maakt zijn beelden razendsnel, alsof hij aan het tekenen is. Van Jan van Munster hangt hier een vroeg conceptueel werk: twee op een paneel bevestigde injectiespuiten met erboven twee eicellen. Ernaast op een ander paneel hangt een glazen bol met sperma en een bevruchtingskastje. Beide werken vormen hier een installatie, ze dateren uit een vroege periode van Van Munster waarin hij veel met bevruchting bezig was. Aan de wand ook een breiwerk van Rob van Koningsbruggen; het werk gaat over patronen die fout lopen doordat je een soort incident laat plaatsvinden. Als je dan verder breidt herhaalt zich dat incident door het hele breiwerk. Verderop staat een werk van Waldo Bien, een Limburgse kunstenaar. Hij heeft hiervoor een walvisbot afgegoten in gietijzer. Vervolgens heeft hij er een ijzeren hoedenrand overheen geschoven. Het geheel ligt op een in gietijzer afgegoten krukje. Op de verhoging vooraan in de ruimte liggen twee objecten van Ulrich Rückriem: een stuk hout en een stalen pijp. Voor dit werk voerde hij een tweetal eenvoudige conceptuele acties uit. Het gevonden stuk hout vulde hij aan met een nieuw stuk hout tot een meter, voor hem een standaardmaat. De stalen pijp ernaast - eveneens een meter lang - sloeg hij plat. Dat hij rond geweest is, kun je zien omdat Rückriem één van de uiteindes van de pijp in originele staat heeft gelaten. Een eenvoudiger sculpturale ingreep in het materiaal dan deze ingrepen lijkt me niet mogelijk.” De kunst van het verzamelen. Keuze uit de collectie van Sjoerd Buisman, De Vishal, Haarlem 15 januari t/m 10 februari 2013, www.devishal.nl
piet berghs
door de spiegel van de tijd deel 1 1975-1995
opening zaterdag 20 april, 15.00 - 17.00 uur deel 2, werken uit de periode 1995-heden, is te zien van 15 sept 3 november 2013.
soest
20 april – 16 juni 2013
www.hazelaar.nl
www.bis71.nl
Beeldende kunstenaar | Rob van den Broek Vormen die technisch niet mogelijk lijken, worden in werkelijkheid gerealiseerd. Zijn beelden tonen zijn liefde voor ambachtelijk werk en ambitie om binnen de figuratieve traditie toch wel iets heel speciaals te realiseren. De schoonheid van zijn beelden herbergt een vleugje mysterie, die niet noodzakelijk helemaal ontleed hoeft te worden. Elegantie en harmonie van verhoudingen geven ons een gevoel van welbehagen.
soest
Zijn werk verraadt kennis van de edele bronsmaterie.
www.hazelaar.nl
Voor het maken van zijn torso’s en hoofden heeft Rob geen voorbeelden nodig. Die heeft hij al letterlijk en figuurlijk in de hand. Rob van den Broek | Heukelom 19 | 5851AA Afferden | Nederland | Tel: 0031485-532207 www.bronsgieterijvandenbroek.nl | www.robvandenbroek.exto.nl info@bronsgieterijvandenbroek.nl | robvandenbroek@exto.nl
sinds 1965 museum en beeldentuin nic jonk www.nicjonk.nl of info@nicjonk.nl "een ontmoeting tussen kunst en natuur" geopend van 20 maart tot 3 december 2012. wo t/m vrij van 11-17 uur, za en zo van 13-17 uur Juli en aug. ook dinsdag geopend van 11 -17 uur. op feestdagen geopend van 13 -17 uur
soest
haviksdijkje 5, 1843 jg grootschermer 0299 671560
www.hazelaar.nl
DordtYart is een internationaal centrum voor de hedendaagse kunst dat gehuisvest is op een voormalige scheepswerf in Dordrecht. In de inspirerende ruimtes van het industriële gebouw kunnen kunstenaars hun werk zowel produceren als exposeren. Het programma van DordtYart legt de nadruk op sculptuur en installatiekunst en is gericht op de ontmoeting tussen kunstenaars, bezoekers en jongeren die werken met leren combineren.
Kunstenaars in Opdracht: Pieterjan Ginckels, Marije Vogelzang, Edwin van der Heide, Elodie Hiryczuk & Sjoerd van Oevelen, Ronald van der Meijs, Observatorium, Leonard van Munster, Roland Schimmel, Geert-Jan Hobijn, Peter Vink, Dré Wapenaar. Artists in Residence: Dario Lazzaretto, Zerrou Abdelaziz, Elise Eeraerts & Roberto Aparicio Ronda, Kate Keara Pelen. Top Floor: Galerie de Expeditie.
www.dordtyart.nl wo t/m zo van 10.00 - 18.00 uur
Vacuümgietwerk
DORDTYART
Maasstraat 11-3313CR Dordrecht
van gedetailleerde of dunwandige sculpturen / penningen Van een aangeleverd wasmodel, moedermodel, of van een 3D CAD model • Wij maken de siliconenmallen onder vacuüm.
©Peter Jansen humanmotions.com
• Wij gieten de wasmodellen onder vacuüm. • Wij maken de gietvormen onder vacuüm. • Wij gieten het brons onder Vacuüm. • Daardoor is ciseleren nauwelijks of niet nodig en is een perfecte reproductie van alle details gewaarborgd.
• Afmetingen: niet groter dan ca. 40 cm RP2 B.V. Gouden Rijder 6 4879 AW Etten-Leur Tel. 076-5089742 Fax. 076-5089743
Real Parts / Rapid Production
rp2@rp2.nl www.rp2.nl
hier ook uw advertentie? bel 06-34492511 of info@am-creation.nl
Boeken Door Astrid Tanis
Joost Zwagerman en Gijsbert van der Wal
Windows of Your Eyes Windows of Your Eyes, kunst in de openbare ruimte, CBK Drenthe 2001-2012 is een boekwerk dat ingaat op de kunst in de openbare ruimte van Drenthe. De zeven hoofdstukken belichten ieder een ander aspect van de kunst in woord en beeld. In het eerste hoofdstuk ‘Schepper Meets blikopener’ zie je hoe een veranderend landschap voor kunstenaars een inspiratiebron kan zijn. Broken Circle/Spiral Hill van Robert Smithson is zonder meer een van de belangwekkendste Land art-kunstwerken die Nederland bezit. Het ligt bij Emmen bij een zandafgraving en stamt uit 1971. Niet echt van de laatste tien jaar, maar omdat het in 2012 aanleiding was voor een Land art-tentoonstelling kon het legitiem in dit boek geschoven worden. Land art blijft boeien, zie ik als ik de afbeeldingen bekijk. Ik mis ruimte om alles te beschrijven wat ik in het boek tegenkom. Ik zie wel dat het de moeite waard is in Drenthe op kunstreis te gaan. Hans van Benthem zette er een mooie kleurrijke sluiswachter neer, ook de zuil van Nicolas Dings maakt indruk, of de haas van Henk Visch. Ik zie in de uitgave boeiende, eigentijdse werken. Echter niets overtreft voor mij het werk van Smithson uit 1971. Ik bedenk mij dat dat pas een kunsttijd was waarin kunstenaar risico’s namen. Ik geniet nog steeds van kunst, maar door dit boek besef ik dat ik toen keek met een passie, die ik nu nog maar af en toe ervaar. Window of Your Eyes, Monica Boekholt e.a., CBK Drenthe 2012, ISBN 987 90 330 0281 6.
In De Wereld Draait Door weet Joost Zwagerman altijd bevlogen over kunst te praten. In zijn boek Kennis is geluk. Nieuwe omzwervingen in de kunst schemert deze bevlogenheid door. In het programma Boeken van Wim Brands van 9 december 2012 komt de kunstcriticus Gijsbert van der Wal aan het woord over zijn boek Wijd open ogen. Stukken over kunst en kijkplezier. Zijn bevlogenheid is minder uitbundig maar zeker aanwezig. Bevlogenheid werkt aanstekelijk. Zwagerman koppelt persoonlijke kunstervaringen aan kennis en opinies van anderen. In zijn essays merk je dat hij behalve naar kunst kijkt ook veel over kunst leest. Hij legt naast zijn ervaring dat wat deskundigen erover schrijven en wat de kunstenaar zelf zegt. Toch staat Zwagermans eigen mening voorop en bepaalt dat de sfeer van de artikelen. Zwagerman heeft iets met Vermeer dat is zeker. Als hij het Brieflezend meisje bij het venster dat hij in de Gemäldegalerie Alte Meister in Dresden ging bekijken beschrijft, staat hij voor het werk als aan de grond genageld. Ik heb zelf het werk nooit in het echt gezien, maar bij zijn beschrijving groeit mijn behoefte te gaan kijken. Hij beschrijft andere kunstwerken die een parodie op dit werk zijn; ze staan niet allemaal in het boek. Jan Banning’s foto van het Marokkaanse meisje dat voor een gesloten venster een aanvraagformulier voor een inburgeringscursus doorleest, ken ik. De werken die niet in het boek staan woekeren mijn kunst-kijkhonger aan en dat zal zeker met Zwagermans’ idolatrie voor kunst te maken hebben. Leuk vond ik het artikel over het vrouwelijk geslachtsorgaan in de kunst en het probleem van de naamgeving hierbij; zeg je kut, kutje of vagina ? De schrijver doet het voorstel de term ‘beaver shot’ te gebruiken wat mij weer tegenstaat. Bij het artikel staat een prachtige afbeelding van een schilderij van Marlene Dumas, Miss Pompadour, waarbij een voorover gebogen naakte vrouw haar geslachtsdelen toont. “Dumas weet van porno poëzie te maken” stelt Zwagerman; en zo is het maar net. Als ik de essays van Zwagerman lees dan denk ik: hier is een literatuurman aan het woord, een man die overal poëzie in ziet, ook in de kunst, muziek en film. Hij kijkt als een kunstenaar en schrijft wat hij ziet op als romancier. Het boek Wijd open ogen van Gijsbert van der Wal heeft een heel andere sfeer. De kunsthistorische achtergrond tempert de persoonlijke beleving. Zijn kijken naar kunst neigt meer naar het kijken van een professional. Ik heb me al vaker afgevraagd of een beroep als kunstcriticus niet eigenlijk iets is dat tussen jou en het kunstwerk in komt te staan. Van ons critici verwachten lezers objectiviteit. Een literaire schrijver kan dit onbeschroomd loslaten en komt daardoor nader tot het werk. In het artikel Onder de gordel geeft Van der Wal ook aandacht aan de genitaliën. Er volgt een opsomming van penissen in de kunst en hoe zij bedekt of onbedekt werden afgebeeld. Verder in het artikel beschrijft hij de vagina’s. Het is boeiend om het artikel van Zwagerman met dat van Van der Wal te vergelijken. Wijd open ogen is een goed geschreven boek maar de schrijver verdwijnt naar de achtergrond, zoals je verwacht bij een kunsthistorisch stuk. Wat al die penissen en vagina’s met hem doen weet ik niet. Bij Zwagerman zie je de schrijver als verteller bij de werken staan, de persoonlijke beleving vermengt zich met kennis. Er zijn artikelen bij Van der Wal waarbij de afstand minder wordt en zijn compassie met kunst meer voelbaar wordt. Eerlijk gezegd houd ik daarvan, schrijvers die zichzelf kwetsbaar opstellen en lak hebben aan journalistieke en kunstwetenschappelijke conventies. Naar mijn mening bestaat objectiviteit sowieso niet in de kunstschrijverij, een beschreven werk is een gezien werk. Kennis en persoonlijke smaak kleuren de beleving. Via de tekst zie je een kunstwerk verschijnen door de ogen en beleving van de ander. In Wijd open ogen citeert Van der Wal de schrijver Gerard Reve in een radio interview in 1987 “Elk boek is een autobiografie, elk gedicht een autobiografisch gedicht en elk schilderij van elke schilder is een zelfportret. Ook een landschap. Alles. Is een zelfportret. Denk ik.” Ik kan niet anders dan Reve’s opinie delen. Zelfs iedere kunstkritiek en elke kunsthistorische tekst is een verkapt zelfportret. Kunstkritische zelfportretten brengen de kunst terug naar de menselijke maat en dat inspireert. Kennis is geluk. Nieuwe omzwervingen in de kunst, Joost Zwagerman, Arbeiderspers, Amsterdam 2012, ISBN 978 90 295 8390 9 Wijd open ogen. Stukken over kunst en kijkplezier, Gijsbert van der Wal, De Bezige Bij, Amsterdam 2012, ISBN 97890234 7314 5
Mapping the landscape Voor Mapping the Landscape werden begin 2012 acht kunstenaar afkomstig uit Nederland of Duitsland uitgenodigd om het stedelijk en landschappelijk gebied in en rondom Venlo in kaart te brengen. Op basis van een verkenningstocht mochten zij een projectvoorstel formuleren. De meeste kunstwerken die hieruit voortvloeiden hadden een tijdelijk karakter. Het buitenproject krijgt ondersteuning door een tentoonstelling in Museum van Bommel van Dam waar iedere kunstenaar een vervolg laat zien op het buitenkunstwerk of project. De catalogus die erbij werd uitgegeven ligt voor me en staat vol mooie foto’s en veel tekst. Ik blader het door en zie al snel dat het soort kunst dat op deze tentoonstelling verscheen veel uitleg nodig heeft. Dat krijgt het ook. De foto’s worden vergezeld van flinke lappen tekst. Achterin zit een CD met opgenomen geluiden van Paul Devens en verhalen van Philippine Hoegen over de grenzen bij Venlo. Ik hoor hoe de burger bezorgd is over de controle bij de grens, gaat dit te ver of is het niet ver genoeg? De meningen zijn verdeeld. De foto over een enorme luchtballon die wordt opgeblazen met verhitte lucht intrigeert me. Het hoort bij het kunstproject van Frank Koolen die met een ballontocht afbeeldingen maakte van gebieden vergelijkbaar met Googlemaps. Met figuranten bezocht hij later de plekken waar zij geïmproviseerde scènes speelden. Ik krijg bij veel projecten het gevoel alsof het nog lang niet af is; een soort ‘work in progress’ gevoel. Mapping the Landscape, Paul Hermans, Saskia van de Wiel e.a., Museum van Bommel van Dam, 2012, ISBN 978 90 78290 28 5
37
Fransje Killaars Fransje Killaars staat op de cover van een groot kleurrijk boek. Binnenin staan teksten over deze internationaal doorbrekende kunstenaar en veel afbeeldingen van zeer kleurrijk werk. Killaars is gefascineerd door de kracht van kleur die zij omzet in textielinstallaties. Zij is een echte textielkunstenaar die zelf haar stoffen en tapijten weeft. Haar werk is zonder meer overweldigend door de grootte en door de compositie. Toch blijf ik een beetje ambigue bij haar werk. Ik weet niet of ik net zo positief ben als Sven Lütticken en Bianca Stigter die lovend over haar schrijven. Ik zie de inzet maar ik krijg de click (nog) niet die me met haar werk zou kunnen verbinden. Fransje Killaars, Sven Lütticken en Bianca Stigter, nai/010 uitgevers, Rotterdam, 2012. ISBN 9789064507922
Stedelijk Museum Amsterdam Stedelijk Museum Amsterdam. Het hart van de tijd is een boek over dit museum vanaf de Tweede Wereldoorlog, toen musea de taak op zich namen hedendaagse kunst te promoten. Het Stedelijk Museum met Willem Sandberg aan de leiding was daarin voorbeeld. Edy de Wilde en Wim Beeren zetten deze traditie voort. Na deze grootheden stonden vervolgens Rudi Fuchs, Gijs van Tuyl en Ann Goldstein aan het roer van dit internationale kunstschip. Momenteel bepalen kunsthandel en verzamelaars wat goed is. Dit neemt niet weg dat het Stedelijk Museum een grote rol gespeeld heeft. Deze geschiedenis staat in dit boek beschreven aan de hand van de kunstkeuzes van de zes directeuren. Sandberg en Beeren zijn voor mij duidelijk de mannen met de meeste visie. Sandberg wordt geassocieerd met Karel Appel die zowel de bar als de foyer beschilderde. Het werk riep indertijd op tot breed maatschappelijk ongenoegen, omdat er grenzen werden overschreden. Meer grootheden zoals Jackson Pollock, Daniël Spoerri en Jean Tingueli zagen zijn museum. Wim Beeren werd bekend met zijn Sonsbeek buiten de perken. Daarna bekleedde hij een directeursfunctie in museum Boymans van Beuningen in Rotterdam. In Rotterdam kun je hem associëren met de Minimal Art en de Arte Povera. In het Stedelijk Museum maakte hij diverse mooie tentoonstellingen maar wat mij het meeste bijbleef was zijn keuze om Jeff Koons naar Nederland te halen. Met deze keus was hij in staat weer een ouderwetse kunstrel te genereren. Rudi Fuchs had zijn sporen al verdiend in het Van Abbemuseum en de Documenta toen hij naar Amsterdam kwam. In het Stedelijk Museum lukte het hem niet dit te overtreffen. Gijs van Tuyl en Ann Goldstein kregen de taak het museum terug op de kaart te brengen. Het lukte van Tuyl vanwege de verbouwingsvertragingen niet en Goldstein is er net aan begonnen. De vraag is op welke kaart van de kunst moet het museum komen. De oude kaart is verjaard en de nieuwe kaart richt zich teveel op nieuwbouw. Achter de uitspraak van Eddy de Wilde “Als je naar een museum gaat, ga je niet naar een gebouw maar naar een collectie” sta ik volledig. Stedelijk Museum Amsterdam – Het hart van de tijd, Jim Lamoree, Uitgeverij Bas Lubberhuizen, Amsterdam, 2012, ISBN 9789059373228
Het disruptieve museum
Maria van Kesteren Om de Vorm. Leven en werk van Maria van Kesteren staat op de voorkant van een vierkant boekje met werk van deze kunstenares die in 1933 geboren werd. Nagenoeg tachtig jaar reken ik uit en dat is een mooie leeftijd om de balans op te maken. In het boekje wordt het leven van deze kunstenaar/ houtdraaister beschreven en haar drijfveren om kunst uit gedraaid hout te maken. Het is niet het materiaal dat haar raakt. De meeste van haar vormen hadden ook van glas of keramiek kunnen zijn. De techniek zorgt voor strakke vormen, bijna minimalistisch. Toch is geen enkel beeld saai. Mooi werk dat zijn weg vond naar menig kunstverzamelaar in Nederland. Om de Vorm. Leven en werk van Maria van Kesteren, Marije van Verbeek, Tim Art Books, Oosterhout, 2012, ISBN 97894-91182-15-0
38
Het disruptieve museum is een boek van Arnoud Odding. Odding is museoloog en kunsthistoricus. In 2004 publiceerde hij samen met Tiziana Nespoli het boek Het gedroomde museum. Het gedroomde museum gaat terug naar de 18e eeuwse wortels van musea als plekken waar kennis geïnterpreteerd werd en waar interpretaties bediscussieerd werden. In 2011 schreef hij dit vervolg. Het disruptieve museum is een netwerkmuseum op zoek naar bestaansrecht. Hij beschrijft dit aan de hand van gesprekken die hij voerde met vijftien vertegenwoordigers van diverse musea. Overheden trekken hun subsidiërende handen af van musea waardoor zij gedwongen worden hun positie te heroverwegen. Je krijgt als lezer een goed beeld van de diversiteit aan opvattingen die de verschillende museumdirecteuren hebben. Sommige directeuren begrijpen de bezuinigingen waaronder de directeur van het wereldmuseum Stanley Bremer, die er niet tegen is om een deel van de collectie te verkopen. Ik zie het al voor me: iedere museumdirecteur gaat de markt op met wat hem niet bevalt en dan gaat de volgende het eventueel weer terugkopen omdat hij de handelingen van zijn voorganger een misser vond. Andere museumdirecteuren kiezen voor minder extreme opties. Zo probeert het museum in Kampen meer mensen naar binnen te lokken door laagdrempeligheid en toegankelijkheid te bewerkstelligen. Voor de ramen hangen afbeeldingen van Kampenaren. Museum Rotterdam gaat de straat op om te kijken wat de mensen willen met het project Muze op straat. Je ervaart in dit boek dat de museumdirecteuren zoekende zijn. Er is nog geen consensus over nieuw beleid. Het lijkt een experimentele overlevingsfase waar ze in zitten. Waren het eerst de ivoren torens en gesloten bastions, nu zoeken ze mensen die zich met het museum willen bemoeien. Het boek is goed geschreven en je merkt hoe men worstelt om te overleven. Wel blijf ik met een tweeslachtig gevoel zitten. Een zich terugtrekkende overheid heeft voordelen, maar ook heel veel nadelen. Ik heb mijn twijfels bij het verkopen van historische werken, misschien kan het heel soms. Daarnaast vraag ik mij af wat te doen bij de volgende bezuinigingsronden, want zoals ik de politiek de laatste decennia ken, komen ze steeds opnieuw met weer nieuwe bezuinigingen in de kunstsector. Het disruptieve museum, Arnoud Odding, O dubbel d, Den Haag, 2011, ISBN 978 90-808484-0-5
Ed van Teeseling Ed van Teeseling. Beeldhouwer is een boek dat het leven en werk omvat van deze kunstenaar. Van Teeseling leefde van 1924 tot 2008. Hij was ruim zestig jaar beeldhouwer. In het boek zie je dat zijn werk door de jaren heen steeds abstracter wordt. Hij maakte vele veranderingen van stijlen en stromingen door in zijn leven. Ik herken invloeden vanuit het impressionisme, van Brancusi, Picasso en meer. Het boeiende van deze generatie kunstenaars is dat zij grote veranderingen zagen en de Tweede Wereldoorlog heeft daar zeker aan bijgedragen. Hierna kon je niet anders dan de door de Duitsers verachte Avant-garde omarmen, als je als kunstenaar wilde meetellen. Dit tekent het oeuvre van Van Teeseling. Ed van Teeseling. Beeldhouwer, Leo Ewals e. a., 99 uitgevers, Haarlem, 2012, ISBN 9789078670278
Hans Bartelet Hans Bartelet. Schepper van schoonheid, is een kunste naarsboek waarin de beeld houwwerken en schilderijen van deze kunstenaar staan. Het is een stevig boek dat duidt op een hoge productie van werken waarin abstractie en figuratie elkaar ontmoeten. De natuur is zijn inspiratiebron, lees ik, en dat zie je in de werken. Soms zie ik een humoristische toets als een buste een bronzen origami bootje op zijn hoofd heeft, en dan weer verwondering over wat de natuur ons biedt. Dit is een boek dat ik graag doorblader en waarbij regelmatig een glimlach op mijn gezicht verschijnt. Dit werk is niet heel pretentieus, maar wel poëtisch van aard. Hans Bartelet. Schepper van schoonheid, Frans Budé, Stichting Hans Bartelet, Maastricht, 2012, ISBN 978 90 78213 00 0
‘Lente’ Psychiatrisch Centrum Rielerenk Deventer
Kleine Overstraat 44, 7411 JM Deventer Telefoon +31(0)570 618447 www.szekeres.nl email: karoly@szekeres.nl
Wilt u een abonnement voor uzelf of als cadeau? Kijk op
www.beeldenmagazine.nl www.adapt3d.nl +31 (0) 40 254 70 26
info@adapt3d.nl
Promotionele, Technische en Monumentale modellen
www.salabronsgieterij.nl
Giet alles voor u in Brons - gratis halen en bezorgen