![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319082137-5a5f791b864187a25bacb66ac5135e97/v1/58d442a86ed08920c41ddf14e8a8e538.jpg?width=720&quality=85%2C50)
10 minute read
Het Bowet-getijdeboek
het bowet-getijdenboek een meesterwerk van de pre-eyckiaanse boekverluchting keert terug naar brugge
In het najaar van 2013 werd in Londen een luxueus gedecoreerd handschrift geveild dat in Brugge werd vervaardigd in de periode voorafgaande aan Jan van Eyck. Het zogenaamde Bowet-Getijdenboek is versierd met zestien miniaturen, dertien verluchte initialen en prachtige randversieringen. Na een tip van het Groeningemuseum en de KULeuven slaagde de Koning Boudewijnstichting erin om het getijdenboek aan te kopen en zo aan het nationale patrimonium toe te voegen.* Dankzij de generositeit en inzet van de stichting keert dit mooie handschrift na bijna 600 jaar terug naar Brugge. Nog dit jaar is het Bowet-Getijdenboek voor het eerst te bewonderen in het Groeningemuseum. Daarna wordt het als bruikleen toegevoegd aan het historisch fonds van de Brugse Openbare Bibliotheek. Door Till -Holger BORCHERT
Advertisement
1 Meester van de lange figuren, Kruisiging. Miniatuur uit het Bowet Getijdenboek, Brugge c. 1415/20, fol. 32v -33 r Koning Boudewijnstichting In de vroege 15de eeuw was Brugge al een beduidend artistiek centrum waar scriptoren, bordurenschilders en miniaturisten samen verluchte handschriften produceerden voor een internationaal clienteel. Het Bowet-Getijdenboek is zonder meer een topstuk van de Brugse boekverluchting uit die tijd. Het handschrift en de daarin opgenomen miniatuurschilderijen getuigen van het buitengewoon hoge niveau van de artistieke productie in Brugge in de jaren na 1400. De miniaturen werpen licht op een van de meest prangende en complexe kwesties van de kunstgeschiedenis van de Lage Landen: hoe zag de kunst in Brugge en andere artistieke centra in Vlaanderen eruit vóór Hubert en Jan van Eyck er aan de slag gingen? Wie waren de voorlopers van deze vermaarde gebroeders wiens monumentale altaarstuk van het Lam Gods vol is van verassende artistieke innovaties? En hoe is de verhouding tot de oudere kunstproductie? Door het gebrek aan monumentale muurschilderijen en de opmerkelijke schaarsheid van bewaarde paneelschilderkunst uit de vroege 15de eeuw, lag de onderzoeksfocus traditioneel op ver
luchte handschriften. Pas recentelijk is ook de pre-Eyckiaanse paneelschilderkunst systematisch onderzocht, onder meer door Cyriel Stroo en zijn team van het KIK-IRPA.
De lokale voorlopers van de Vlaamse Primitieven stonden lange tijd in de schaduw van de internationale gotiek en de geraffineerde hofkunst uit Parijs. In 1904 – amper twee jaar na de tentoonstelling Les Primitifs Flamand in Brugge – publiceerde de Oostenrijkse kunsthistoricus Max Dvorak zijn studie ‘Het raadsel van de gebroeders van Eyck’. Toen al wees Dvorak op de invloed van de Frans-Vlaamse miniatuurkunst uit de periode rond 1400 op het nieuwe realisme van de paneelschilderkunst van Jan en Hubert van Eyck. Met name in de miniaturen van de gebroeders Limburg en Jacquemart de Hesdin en in de sculpturen van André Beauneveu en Claus Sluter ontwaarde Dvorak een voortraject van het Eckiaanse illusionisme en naturalisme, van de innovaties in de weergave van landschappen en figuren. Dvorak verwijst ook naar een spectaculaire groep van miniaturen in het Turijn-Milaan-Getijdenboek. In 1902 publiceerde de Franse historicus Paul Durrieu een studie over dit handschrift met zwart-wit foto’s van de miniaturen, die hij – gedeeltelijk – als vroege werken van Jan en Hubert van Eyck beschouwde. Ook Georges Hulin de Loo, die in 1911 een uitgebreide studie over het TurijnMilaan-Getijdenboek publiceerde, schreef enkele miniaturen toe aan Jan en Hubert van Eyck. Dit was de geboorte van de omstreden these dat Jan en Hubert van Eyck vóór het Lam Gods als miniatuurschilders werkzaam waren en dat de artistieke voorlopers van het Lam Gods in de miniatuurkunst moeten gezocht worden.
Een van de belangrijkste critici van deze – tot op vandaag toe – controversiële hypothese was de Leuvense kunsthistoricus en handschriftenexpert Maurits Smeyers. Smeyers was ervan overtuigd dat de vernieuwende wijze van weergave van ruimte, figuren en licht in de “Eyckiaanse” miniaturen van het Turijn-MilaanGetijdenboek fundamenteel verschilt van de paneelschilderijen van Jan van Eyck. Volgens hem zijn ze afkomstig van een andere meester die het Lam Gods en andere schilderijen van
Jan van Eyck grondig had bestudeerd. Hij incorporeerde namelijk typisch Eyckiaanse motieven in zijn miniaturen.
Belangrijker nog was het feit, dat het onderzoek van Professor Smeyers zich ook richtte op de productie van Vlaamse miniaturen uit de periode van vóór Van Eyck. Als een van de eerste kunsthistorici demonstreerde hij dat de taal van de artistieke innovaties van de gebroeders van Eyck niet exclusief in de Frans-Vlaamse hofkunst aanwezig waren, maar vooral ook in
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319082137-5a5f791b864187a25bacb66ac5135e97/v1/4f1cc510b164978f9b78f56c9d55ec4f.jpg?width=720&quality=85%2C50)
1 de lokale kunstproductie in Brugge en andere Vlaamse steden. In de catalogus van de grote overzichtstentoonstelling Vlaamse Miniaturen vóór Van Eyck, die Smeyers in 1993 in Leuven organiseerde, schreef hij dan ook: “De term ars nova, die tevoren gebruikt werd om het nieuwe bij kunstenaars als de Meester van Flémalle en Van Eyck aan te duiden, geldt in feite reeds voor de Vlaamse Kunst uit de voorafgaande periode. De vroege miniatuurkunst bezit (...) een profetisch karakter en in die zin kan de term preEyckiaans realisme toegepast worden”. Het Bowet-Getijdenboek is een bijzonder mooi voorbeeld van het vroege realisme in de Vlaamse kunst en getuigt van de zeer hoge kwaliteit van de Brugse boekverluchting. Dit verklaart meteen waarom de productie van de Brugse illuminatoren ook buiten Vlaanderen in groot aanzien stond. Veel vroeg 15de-eeuwse handschriften uit Brugge werden vervaardigd voor Engelse opdrachtgevers. Dat is ook het geval met het Bowet-Getijdenboek. In de kalender en de litanei zijn specifiek Engelse heiligen opgenomen, zoals bijvoorbeeld Thomas Beckett. Ook de volgorde van de gebeden, zoals de getijden van de Maagd en de getijden van de doden, zijn typisch voor Engeland, meer bepaald voor het Zuid-Engelse bisdom van Salisbury. In de late 15de-eeuw bevond het getijdenboek zich in handen van de familie Bowet, die mogelijk gerelateerd was met Henry Bowet, tussen 1407 en 1423 aartsbisschop van York. Wie de opdrachtgever van dit prachtig gedecoreerde getijdenboek was, kon tot nu toe niet worden achterhaald.
De zestien miniaturen nemen telkens een volle pagina in beslag en worden door een illusionistisch geschilderd kader omlijst, aan de drie zijden versierd door ornamentale randdecoraties. De miniaturist staat dichtbij de zogenaamde Meester van de Beaufortheiligen, die genoemd is naar een Brugs handschrift in de British Library dat ooit verkeerdelijk met Henry Beaufort, hertog van Somerset, in verband werd gebracht, en die actief was in de eerste twee decennia van de 15de eeuw. Ook zijn er overeenkomsten met de wat latere groep van verluchte handschriften, die door Maurits Smeyers aan de zogenaamde Brugse Goudrankenmeesters werden toegeschreven. Deze meesters produceerden nog in de jaren 1430/40 boeken.
De figurenstijl van de miniaturist van het BowetGetijdenboek is vrij specifiek en is gekenmerkt door lange, dunne figuren. De anonieme meester dankt hieraan zijn naam: Meester van de lange figuren. In Engelse verzamelingen zijn nog enkele andere handschriften van deze
2 3
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319082137-5a5f791b864187a25bacb66ac5135e97/v1/0b213b4b4dd7e1dd8bf5a1f37ccc779a.jpg?width=720&quality=85%2C50)
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319082137-5a5f791b864187a25bacb66ac5135e97/v1/f21760330c1a6a735689e9a1eb0659f3.jpg?width=720&quality=85%2C50)
1 Meester van de lange figuren, Annunciatie. Miniatuur uit het Bowet Getijdenboek, Brugge c. 1415/20, fol. 15v Koning Boudewijnstichting
2 Meester van de lange figuren, Dodenmis. Miniatuur uit het Bowet Getijdenboek, Brugge c. 1415/20, fol. 66v Koning Boudewijnstichting
3 Meester van de lange figuren, Het laatste oordeel. Miniatuur uit het Bowet Getijdenboek, Brugge c. 1415/20, fol. 51v Koning Boudewijnstichting meester aanwezig. Indrukwekkend is het illusionisme van de geschilderde lijsten, het subtiele kleurengamma van de miniaturen en het geavanceerde gevoel voor ruimte. Mooie voorbeelden zijn het tafereel van de Annunciatie aan de maagd, waarbij de ruimte door lichte kleurveranderingen in het houten plafond wordt gesuggereerd of de illustratie van de dodenmis met diagonaal verlopende vloertegels en een subtiel geplaatste schaduw, die de diepte van de ruimte aanduidt. De miniatuur met het laatste oordeel toont Maria en Sint-Jan de Doper knielend onderaan de figuur van Christus, wiens regenboog eveneens een donkere schaduw op de grond werpt.
Het Bowet-Getijdenboek is omstreeks 1415 te dateren en is een belangrijke aanvulling ten opzichte van de vier pre-Eyckiaanse handschriften die in Brugge worden bewaard: in het Grootseminarie en in het Rijksarchief.
* Onze dank gaat ook uit naar onze stageaire Valerie Gersen voor haar hulp bij het samenstellen van het aankoopdossier.
christian boltanski, les registres du grand-hornu een monumentale installatie uit het mac’s te gast op de zolders van het sint-janshospitaal
De meeste bezoekers zullen het Sint-Janshospitaal als eerste associëren met het ensemble werken van Hans Memling, de indrukwekkende laatmiddeleeuwse ziekenzalen, de monumentale zolders en het verhaal van eeuwenlange zorg voor lichaam en ziel. Regelmatige bezoekers weten dat wij bij tijd en wijle ook accenten geven door middel van het presenteren van eigentijdse kunst op de zolders. Uitgangspunt is hierbij dat de zolder niet zo maar een tentoonstellingslocatie is, maar een integraal onderdeel van het hospitaal waar het getoonde op een of andere manier een verband weet te leggen met wat in de ziekenzalen te zien is. De dubbelpresentatie Tranen van Liefde was daarvan een mooi voorbeeld. Toen waren de pleurantes uit Dijon beneden te zien terwijl op zolder eigentijdse werken verbinding maakten met het thema afscheid en verdriet. De selectie werd gemaakt door Laurent Busine. Door Manfred Sellink
Christian Boltanski, Les régistres du GrandHornu, installatie, 1997 Collectie Musée des Arts Contemporains au Grand-Hornu, eigendom van de Federatie Wallonië-Brussel Vanaf eind juni werkt het Hospitaalmuseum opnieuw samen met het door Laurent Busine geleide MAC’s in Grand Hornu - hét museum voor eigentijdse kunst in Franstalig België. Een van de kroonjuwelen komt naar Brugge: Les registres du Grand-Hornu van Christian Boltanski. Deze in 1944 in Parijs geboren kunstenaar van gemengd Joods-Russisch en Corsicaanse afkomst is schilder, conceptueel kunstenaar, fotograaf en filmmaker met indrukwekkend palmares. Hij woont en werkt in zijn geboortestad en is daar verbonden aan de Ecole Nationale Supérieure des Beaux-Arts. Boltanski heeft met name een reputatie hoog te houden als een kunstenaar die in zijn installaties werkt met pijnlijke en complexe gebeurtenissen uit het min of meer recente verleden, zoals de Shoah.
In 1997 vroeg Laurent Busine Boltanski een werk te maken voor het dan nog in aanbouw zijnde MAC’s, een museum dat gelegen is op een indrukwekkende, inmiddels als UNESCO werelderfgoed erkende historische site: GrandHornu, lange tijd het kloppend hart van de mijnbouw in Borinage. Na de sluiting van de mijnen in 1954 raakte de site - een van de belangrijkste vroege voorbeelden van industriële stedenbouw - in verval. Vanaf de jaren ’80 begon een lang
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319082137-5a5f791b864187a25bacb66ac5135e97/v1/e9298a9bc0b9bbe0ed9ec6b1db94ae9f.jpg?width=720&quality=85%2C50)
proces van restauratie en herwaardering. De ambitie was een culturele bestemming in een omgeving die is getekend door de opkomst, bloei, verval en het geheel verdwijnen van de steenkoolwinning. Christian Boltanski raakte gefascineerd door de geschiedenis van GrandHornu, en in het bijzonder van de vele duizenden arbeiders en arbeidsters die daar gewerkt en gewoond hebben. De fabriek lag immers centraal in een speciaal voor de mijnwerkers en fabrieksarbeiders ontworpen en nu nog bestaande woonwijk.
In de archieven van Grand-Hornu worden duizenden ‘livrets de travail’ - werkboekjes - bewaard van arbeiders die er gewerkt hebben, al dan niet met foto’s van de betrokkenen. Op een ruime drieduizend verweerde metalen koekblikken bracht Boltanski een etiket aan met de naam van steeds één arbeider, vaak ook met de bijbehorende foto uit de werkboekjes - mannen, vrouwen, vaak kinderen en jong volwassenen nog. Gemonteerd en opgesteld als een monumentale wand van tientallen meters lengte, krijgt het verleden van de mijnwerkersgemeenschap een gezicht. De poëtische en vervreemdende monumentaliteit van de installatie heeft meerdere betekenislagen. Het is een collectief eerbetoon aan individuele mijnwerkers. De etiketten op de verweerde koekdozen - wie heeft in dergelijke dozen niet dierbare souvenirs en persoonlijke herinneringen bewaard - geven de suggestie van een leven dat achter de naam en de foto schuil gaat en geven ieder blik iets persoonlijks, iets intiems. Het werk doet mijmeren over wie ze waren, hoe ze leefden, wat hun dromen, idealen en verwachtingen waren. De foto’s hebben echter ook iets bedrieglijks.
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319082137-5a5f791b864187a25bacb66ac5135e97/v1/ada638ba4ab9a14e02604eb398dba307.jpg?width=720&quality=85%2C50)
De geportretteerden zijn jong, mooi en op hun paasbest afgebeeld. Wie de geschiedenis van de mijnbouw in de 19de en vroege 20ste eeuw kent, beseft dat dit contrasteert met de rauwe werkelijkheid : zwaar en fysiek slopend werk, slechte arbeidsomstandigheden, kinderarbeid, werkongevallen, armoede, lage levensverwachting etc.
Les registres du Grand-Hornu gaat over geheugen en geschiedenis. Het roept herinneringen op van een beladen historische site, herinneringen die met het levenslot van duizenden mensen samenhangen. Hoewel de geschiedenis een totaal andere is, past het werk van Christian Boltanski in opzet, inhoud en betekenis uitstekend als bruikleen in die andere lieu de mémoire, het middeleeuwse Sint-Janshospitaal.