7 minute read
Verkondig de blijde boodschap
verkondig de blijde boodschap. brugse zendelingen naar de vier windstreken
1 Cornelis Schut, Franciscus Xaverius doopt de Indiërs, 1648 Brugge, Jezuïeten
Advertisement
Binnentreden in het klooster of priester worden was tot vorige eeuw vaak een evidente keuze. Er zijn voorbeelden van Brugse families gekend waarbij meerdere tot zelfs alle kinderen voor de Kerk kozen. Brugge heeft dan ook een rijke missiegeschiedenis. Aangezien ook hier de continuïteit niet meer verzekerd is en de laatste getuigen steeds schaarser worden, is het ontsluiten en bewaren van dit materieel én immaterieel erfgoed voor het nageslacht van belang. De tentoonstelling brengt een kijk op de inzet van enkele Brugse kloostergemeenschappen die actief waren in de missies. Er is een diversiteit van inbreng (evangelisatie, onderwijs, medische zorg) en van een verspreiding naar regio’s. Door BENOIT KERVYN
In 1517 verhief paus Adrianus VI de Brugse dominicaan Jan de Witte (1475-1540) tot eerste bisschop van Santiago de Cuba. Op het einde van zijn leven trok hij zich terug in zijn geboortestad waar hij een residentie liet optrekken aan de Garenmarkt, gekend als het Hof van Cuba. Een andere Bruggeling, die naar de pas ontdekte gebieden trok, was Jan Lucas (+ omstreeks 1625). Hij werd apostolische vicaris en bisschop van Lima (Peru). In de kapel Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie herinnert een fundatiesteen aan deze missionaris. Ook de jezuïeten speelden een grote rol in de wereldevangelisatie. Zij probeerden vanaf de 17de eeuw de Indianen in Zuid-Amerika te beschermen tegen de wreedheden van sommige kolonisten door vaste nederzettingen of ‘reductiones’ op te richten. In één van die ‘reductiones’ was de Brugse jezuïetmissionaris Bartholomeus De Blende (Brugge 1675 – Paraguay 1715) actief en zal er de marteldood kennen. Zijn levensverhaal werd kort na zijn dood gepubliceerd en verspreid over heel Europa. Ook Guido Gezelle wijdde er een artikel aan in ‘Rond de Heerd’. De jezuïeten zullen echter vooral geassocieerd worden met de evangelisatie in het Verre Oosten. Daarnaast gaan hun interesse naar wiskunde, cartografie en astrologie. De periode tussen 1840 en 1960 zou ech
ter de geschiedenis ingaan als dé grote eeuw van de missie-expansie. Dit ging gepaard met de koloniale ambities van de West-Europese grootmachten waarin ook België haar plaats eiste. Naast het zo veel mogelijk bekeren van de inheemse bevolking tot de Rooms-katholieke Kerk, was er eveneens een strijd in die overzeese gebieden tegenover protestantse en anglicaanse predikanten. Toch zouden onze paters en zusters een enorm en verdienstelijk werk leveren inzake onderwijs en ziekenzorg.
Zoals bewaarde foto’s en brieven getuigen, gebeurde dit vaak in onherbergzame gebieden en met heel precaire middelen. Missionering ging hand in hand met koloniseren en het vervangen van de oorspronkelijke volkscultuur door de West-Europese christelijke cultuur. West-Europa exporteerde niet enkel haar geloof, gebruiken, afgewerkte producten enz. maar ook haar architectuur, de neogotische stijl. De Scheutisten, zeer actief in Mongolië, bouwden er tientalen kerken, kloosters en seminaries. De ‘Brugschen stijl’ van de Minnewaterkliniek stond model voor het seminarie van Xiwanzi (1902) terwijl de kerktoren van Balagai duidelijk geïnspireerd was door het Brugse belfort. Geleidelijk aanzag en aanvaarde de Kerk de lokale bevolking als evenwaardige medemensen. Een eerste stap was toen paus Benedictus XV in zijn encycliek Maximum Illud (1919) toeliet dat inheemse priesters tot bisschop werden aangesteld. Met de dekolonisatie en het verlangen naar onafhankelijkheid vanaf de jaren 1950 ging de beweging verder. Eén van de standpunten van het Concilie Vaticaan II (1962-1965) was dat naast de volkstaal voortaan specifieke elementen aan de autochtone cultuur, in de vieringen werden toegestaan. Missionering kostte geld. De inzamelingen gebeurden via offerblokken, speciale omhalingen, het jaarlijks missiefeest, de inzamelingen door missionarissen, de offerblokken op de toonbank van bepaalde buurtwinkels, waarbij ‘een negertje’ als blijk van dank het hoofd knikte wanneer een muntstuk door de gleuf viel. Vlaamse en Engelse jongens konden in het Engelse Seminarie te Brugge vanaf 1859 opgeleid worden om in Engeland missionaris te worden. Het was eveneens de droom van Guido Gezelle om er met een missioneringsopdracht naar toe te trekken. Zijn hiërarchie oordeelde anders en hij werd in 1861 professor in de filosofie en vice-rector van dit Engelse Seminarie. Gezelle hield zijn vele contacten met WestVlaamse missionarissen goed bij. Hun brieven en verslagen liet hij verschijnen in ’t Jaer 30, vaak als spannende vervolgverhalen, dit om een hoger lezersaantal te bereiken. Met zijn bijdragen hoopte Gezelle zijn lezers de glorie en grootheid van de katholieke kerk aan te tonen. Daarnaast legde hij lijsten aan van zowel overleden als nog levende geloofsverkondigers. Zijn interesse voor de linguïstische aspecten van de Scandinavische talen is in die context te situeren. Verder werd Gezelle vanaf 1869 de geestelijke leidsman van het Comité des Dames zélatrices de l’oeuvre des Missions du Pôle Nord. Zij za
melden bij de Brugse ‘beau-monde’ financiële middelen in voor dit specifiek missiewerk.
Omwille van de koloniale band kozen velen voor Congo, toch toont het onderzoek dat onze missiepaters en -zusters over de diverse continenten verspreid waren. Na Congo trok India het grootste aantal Belgische missionarissen aan. In Malabar troffen we vooral de ongeschoeide karmelieten (Ezelstraat) die, eigen aan hun leefregel om in armoede te leven, de lagere kasten opzochten. Naast armen en wezen kregen eveneens de melaatsen aandacht en verzorging. Weeshuizen en scholen werden opgetrokken alsook kerken en seminaries waar Indiërs een priesteropleiding konden volgen en op die manier de fakkel van het christelijk geloof konden doorgeven. Vandaar dat vanaf 1923 de plaatselijke bisschop geen Vlaamse karmeliet meer is maar een inboorling. De ongeschoeide karmelieten bleven in India tot omstreeks 1955. Met hun jarenlange expertise in het onderwijs vertrokken in 1932 de Zusters van de HeiligeJozef (Zilverstraat) naar Kananga (Kasaï). Tweeduizend kinderen waren verspreid over 24 klassen! Te Demba stonden de zusters in voor ziekenzorg en een materniteit. Naast malaria en andere ziektes was ondervoeding een blijvende zorg. De zusters keerden in de beginjaren van 2000 terug naar huis. Door hun ervaring in de ziekenzorg vertrokken enkele Zusters van het Sint-Janshospitaal naar Kisantu (Neder-Congo) en startten er in 1959 een primitief hospitaal. Dankzij hun banden met het thuisfront kon verouderd maar nog bruikbaar operatiemateriaal, bedden en medische apparatuur opgestuurd worden naar Kisantu en kregen Afrikaanse dokters bijscholing in het Brugse AZ Sint-Jan. In 1969 startten ze een verpleegsterschool. Tot in 2009 verbleven Brugse zusters te Kisantu. In 1886 vertrokken enkele zusters uit het Engels klooster (Carmersstraat) naar Haywards Heath (Sussex) om er een klooster te stichten. Deze gemeenschap verblijft sinds 2008 te Kingston near Lewes. Uit Brugge trokken zusters eveneens naar Kaduha (Rwanda) om er zich te ontfermen over ondervoede kinderen en zieken.
1
1 Naaischool met een zuster van het Engels klooster te Kaduha (Rwanda), 1962 Brugge, Engels klooster
2 Ganzenspel in het teken van de missies in Congo, 20ste eeuw Brugge, Volkskundemuseum
3 Spaarpot voor de missies, 20ste eeuw Brugge, zusters van Sint-Jan
Strijd werd geleverd tegen bepaalde stamhoofden opdat ook meisjes recht op onderwijs zouden krijgen. Ondertussen zijn de zusters terug in Brugge maar is er een nieuwe stichting te Rwamagana (2001) met Afrikaanse zusters die de fakkel hebben overgenomen. De in 1901 opgerichte Sint-Andriesabdij (Zevenkerken) is ongetwijfeld de kweekvijver bij uitstek op missionair vlak. De oprichter en eerste abt, Bruggeling Dom Gérard van Caloen, trok eerst naar Brazilië om het monastiek leven nieuw leven in te blazen. Daar slaagde hij in, bij zijn aankomst in 1895 waren er nog 11 monniken, wanneer hij in 1915 Brazilië verlaat waren dat er 261. Vanaf 1910 is eveneens Katanga (Congo) een missiegebied van Zevenkerken terwijl vanaf 1913 Chinese postulanten zich in Sint-Andries aanboden. In 1927 trokken monniken naar Si Shan (China) om in 1944 te verhuizen naar Chengtu waar het ‘Chinees en Westers cultureel onderzoeksinstituut’ tot stand kwam en met als doelstelling de beide culturen beter te leren kennen en waarderen. Door de politieke toestand in 1949 zag de priorij in Chengtu zich genoodzaakt te verhuizen naar Valyermo in California (VS). Deze Saint Andrew’s Abbey is sinds 1965 een zelfstandige abdij met Amerikaanse monniken. Ook in Polen liet Zevenkerken haar sporen na door de vervallen benedictijnenabdij van Tyniec (Krakow), een nationaal monument, te restaureren en nieuw leven in te blazen. In 1952 stichtte Zevenkerken tenslotte een priorij in Siluvaigiri (Madras, India), later verhuisde de gemeenschap naar Asirvanam bij Bangalore. Uit de Priory of Saint Benedict kwam een tweede benedictijnse vestiging voort, de Saint Thomas Benedictine Monastery van Kappadu in Kerala.
26 april - 30 september 2014 Sint-Walburgakerk Dagelijks van 10 tot 13u en van 14 tot 18u (zondagvoormiddag gesloten)
3