![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319084504-cb9bd85f38270287bd439f9e4227cbd7/v1/4f16e198545dd79bc95e0b70d489cd33.jpg?width=720&quality=85%2C50)
9 minute read
Rond den heerd
1
Advertisement
Meester van de Baroncelliportretten, Pinksteren, Brugge, 1480-1490, olieverf op paneel, privé-collectie Foto: Hugo Maertens/Dominique Provoost
Zoals onlangs getoond werd in het Gezellemuseum, tijdens thematentoonstelling Passé Composé, gaat de kerncollectie van het Gruuthusemuseum terug tot de oprichting in 1865 van de Société Archéologique de Bruges (SAB), het Brugs oudheidkundig genootschap (Museumbulletin 2015, 3). In datzelfde jaar verscheen ook het eerste nummer van het tijdschrift Rond den Heerd, opgericht door Guido Gezelle en de bekende Engelse kunsthistoricus James Weale – eveneens stichtende leden van de SAB. Toeval of niet, een relatief ongekend aspect van het verzamelwezen van de SAB, omvatte voorwerpen en elementen die ook sterk betrekking hebben op ‘den heerd’. In dit artikel wordt er ingegaan op de collectie schoorsteenwangen en haardstenen in de Gruuthusecollectie die dit jaar opnieuw onderzocht en geïnventariseerd werd. Door OLIVER KIK
burgerlijke pracht We treffen ze vaak aan op interieurzichten in 15de-eeuwse schilderkunst of miniatuurkunst: een open haard die gestut wordt door twee mooi gebeeldhouwde figuurtjes. Meestal gaat het om de kop of buste van een man en een vrouw. Een mooi voorbeeld hiervan vinden we terug in de Pinkstervoorstelling van de Meester van Barroncelli-portretten (1460-80). Op de achtergrond is de kamer voorzien van een alkoof en een brede schoorsteen met twee decoratieve schoorsteenwangen in de vorm van een man- en vrouwenhoofd. Wellicht gaat het niet om specifieke portretten maar eerder generische kopjes. Deze kopjes waren wellicht het meest voorkomende type, maar daarnaast waren er eveneens schoorsteenwangen met meer specifieke religieuze iconografie (bv. Maria en een engel) of figurengroepen (meestal koppeltjes). Aangezien er nauwelijks oorspronkelijke
15de-eeuwse Brugse interieurs bewaard zijn gebleven, vormen deze decoratieve schoorsteenwangen een voorname bron van informatie voor burgerlijke stedelijke wooncultuur in de Bourgondische Nederlanden. De Gruuthusecollectie telt een honderdtal individuele schoorsteenwangen en is daarmee internationaal één van de belangrijkste collecties op dit gebied. Aangezien de vorsers en verzamelaars van de Société Archéologique helaas nooit notitie maakten van de vindplaats van de stukken, is het vandaag moeilijk tot onmogelijk om de precieze herkomst van deze schoorsteenwangen te bepalen. Dat het alleszins wel zeker gaat om Brugse steenhouwersateliers, is af te leiden uit de stilistische verwantschap met enerzijds sommige exemplaren die zich nog steeds in Brugse woonhuizen bevinden, en anderzijds een stilistisch verband met de consolestenen van het Brugse stadhuis. Wellicht werd dergelijk beeldhouwwerk ook uitbesteed aan dezelfde figuratieve steenhouwers die ook bedrijvig waren op verschillende bouwloodsen, om de gebouwen van consoles, kapitelen of kraagstenen te voorzien.
hoofse koppels en vurige passie Afgaande op de kledij en stilistische uitwerking, zijn de schoorsteenwangen te dateren tussen 1420 en 1480, met andere woorden tijdens de hoogdagen van Brugge onder de Bourgondische hertogen Filips de Goede (1419-1467) en Karel de Stoute (1467-1477). Zoals reeds eerder aangehaald, zijn de meeste bewaarde schoorsteenwangen – ongeveer 60 % - individuele mannenen vrouwenhoofdjes. We treffen in de collectie vaak gestandaardiseerde types aan die duidelijk
1
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319084504-cb9bd85f38270287bd439f9e4227cbd7/v1/aba7776ed00fb0c760bd08f83a959288.jpg?width=720&quality=85%2C50)
1 Anoniem, schoorsteenwang met mannenhoofd met kaproen en pelgrimsinsigne, Brugge, 1400-1470, zandsteen, Gruuthusemuseum, VI.O.0055 Foto: Dominique Provoost
2 Anoniem, schoorsteenwang met man en vrouw, Brugge, 1400-1480, zandsteen, Gruuthusemuseum, VI.O.0047 Foto: Dominique Provoost
3 Anoniem, schoorsteenwang met mannelijke figuur met blaasbalg, Brugge, 1400- 1480, kalksteen, Gruuthusemuseum, VI.O.0149
deel uitmaakten van een serieproductie. Daarnaast werden er ook meer geïndividualiseerde
kopjes geproduceerd, die vaak gekenmerkt worden door een fijnere uitwerking en gevoel
voor artistiek detail. Een mooi voorbeeld hiervan is het hoofd van een man met een modieuze
15de-eeuwse kaproen met bloem op het hoofd; een hoofddeksel dat we bijvoorbeeld ook vinden
in het zgn. zelfportret van Jan Van Eyck (Londen, National Gallery).
Rijker aan iconografie zijn de schoorsteenwangen met meer dan één figuur. Veelal gaat het
hier om verliefde koppeltjes die elkaar innig omhelzen. Dit onderwerp sloot aan bij de popu
lariteit en 15de-eeuwse nabloei van de hoofse liefdeslyriek bij de adel en stedelijke burgerij,
waarvan het Gruuthusehandschrift wellicht het bekendste lokale exponent is. 1 Naast deze hoof
se koppeltjes, zijn er ook complexere thema’s uit de volksmoraal die in de schoorsteenwangen worden aangeboord. Een thema dat herhaaldelijk voorkomt is dat van de zogenaamde ‘Ongelijke Liefde’. Het gaat hier om een oudere man die een jongere dame het hof probeert te maken. Hoewel in de beeldende kunst soms ook de omgekeerde genderverhouding voorkomt (oude spinster versiert jongeling), treffen we op de overgebleven schoorsteenwangen overwegend oude grijsaards en jonge freules aan. De oudere mannen worden steevast afgebeeld met een baard en staan in schril contrast met de modieuze kledij van de jonge vrouw. In sommige gevallen wordt er ook prominent een beurs of muntstukken aangeboden ter illustratie van de gekochte liefde. Een verdere variant op dit thema is de lezende jonge vrouw die wordt afgeleid van haar (wellicht vrome) lectuur voor de geneugten van het wereldse. Zo zien we hoe op één schoorsteenwang een omhooggehouden muntstuk de aandacht trekt van de met hennin uitgedoste lezende vrouw. Deze voorstelling is een voorbode op de geschilderde versie van dit thema dat Quinten Metsijs in 1514 zou schilderen met De Geldwisselaar en zijn Vrouw (Parijs, Louvre). In een ander geval wordt de schoorsteenwang nog heter, wanneer de bebaarde man met zijn hand graait in de diep uitgesne
den decolleté van zijn lezende partner. Uiteraard komt er van lectuur nog slechts weinig terecht. Dergelijke schoorsteenwangen geven een zeldzame inkijk in de populaire moraliserende seculiere iconografie, zoals we die enkel kennen uit de eigentijdse rederijkersliteratuur of populaire prenten van enkele vroege - veelal anonieme - graveurs zoals Meester E.S. of de Meester van het Amsterdams Kabinet. Het is opmerkelijk hoe er in burgerlijke middenklassen gebruik werd gemaakt van enkele thema’s die pas een generatie later hun intrede zouden doen in de schilderkunst dankzij schilders als Quinten en zijn zoon Jan Metsijs, Marinus van Rymerswale
of Jan Sanders van Hemessen. 2 Ook de dit jaar bejubelde Hiëronymus Bosch greep vaak terug
naar dezelfde iconografische traditie. Zo treffen we bij Bosch vaak figuren aan met een blaasbalg, veelal als symbool voor een verkoper van prietpraat die enkel maar lucht verplaatst zonder ooit echt iets zinvols te vertellen. Een dergelijke figuur met blaasbalg komt ook voor op één van de schoorsteenwangen. Uiteraard biedt de nabijheid van de schoorsteen op zich al een
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319084504-cb9bd85f38270287bd439f9e4227cbd7/v1/bcb6515d6ca9ed75d05da63f3a83a997.jpg?width=720&quality=85%2C50)
verklaring voor de blaasbalg, maar in het licht van de rijke iconografische inhoud van andere exemplaren, is een dubbele bodem ook hier niet geheel ondenkbaar. Hoewel het huidige onderzoek naar de schoorsteenwangen in de collectie zich voornamelijk beperkte tot een iconografische verkenning van het materiaal, brengt toekomstig onderzoek mogelijk nog meer nuttige informatie aan het licht. Zo bevatten sommige exemplaren ook resten van polychromie die aan een materiaal-technische studie dienen te worden onderworpen. Ook vergelijkbaar onderzoek van de schouwwangen in de Gruuthusecollectie met andere collecties zou het mogelijk kunnen maken om de sculpturen onder te verdelen in verschillende ateliers en zo meer wetenschappelijke informatie bieden over Brugge als productiecentrum van steensculptuur tijdens de 15de eeuw.
2 3
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319084504-cb9bd85f38270287bd439f9e4227cbd7/v1/441c4ed77ff1517464e9d54ae3216e45.jpg?width=720&quality=85%2C50)
haardstenen Vanaf de vroege 16de eeuw wordt het gebruik
van gebeeldhouwde schoorsteenwangen steeds minder gangbaar of worden zij geleidelijk ver
vangen door schoorstenen die meer aanleunen bij een nieuwe smaak voor antieke architectuur.
Zeker vanaf de publicatie van de geïllustreerde architectuurtraktaten van de Italiaanse architect
Sebastiano Serlio, door de Antwerpse Pieter Coecke van Aelst in 1539, worden schoor
stenen in gegoede burgerlijke milieus steeds vaker uitgedost met krullende voluten, of on
dersteund door klassiek aandoende kariatiden en atlanten. Dergelijke, vaak marmeren, pronk
schouwen waren uiteraard bestemd voor de rijke burgerlijke bovenklasse. Maar zelf voor
de minder begoede gezinnen werd het vanaf de vroege 16de eeuw perfect mogelijk om de
schoorsteen te voorzien van een rijke beeldtaal, door middel van haardstenen. Dit zijn
vuurvaste bakstenen die werden ingebouwd in de schoorsteenwand achter het haardvuur
om het gewone metselwerk tegen overmatige hitte te beschermen. Doorgaans zijn ze dikker
en kleiner dan reguliere bakstenen. Vaak werd het voorvlak van deze steen vlak vóór het bak
proces voorzien van een figuur die er met een houten mal werd ingedrukt. Het ensemble van
haardstenen werd meestal bekroond met een grote deksteen, waar eveneens een wapen
schild of figuren op te zien waren. De Gruuthusecollectie telt ruim 300 van deze
gedecoreerde bakstenen en is daarmee eveneens één van de rijkste collecties op dit gebied. 3
De haardsteen bleef populair in de burgerwoning tot in de 18de eeuw, wanneer de bakstenen exemplaren steeds meer vervangen werden door geglazuurde steentjes. Bovendien maakte de introductie van grote en goedkopere gietijzeren haardplaten, het gebruik van haardstenen overbodig. Toch telt de collectie nog enkele uitzonderlijke 18de-eeuwse exemplaren, gedecoreerd met typische rocailles, spelende putti en krullige arabesken. De productie van haarstenen gebeurde grootschalig in twee productiecentra. Vanaf de vroege 16de eeuw kende de Antwerpse haardsteen – vooral gekenmerkt 1
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319084504-cb9bd85f38270287bd439f9e4227cbd7/v1/9609c29ef356fcd2c3a8ac631c01a7d0.jpg?width=720&quality=85%2C50)
Anoniem, haardsteen met duif op een tak, onbekend, 18de eeuw, gebakken klei (baksteen), Gruuthusemuseum, XXI.O.0382 Foto: Kristel Van Audenaeren
2 Anoniem, haardsteen van het Antwerpse type met David en Goliath, Antwerpen, 17de eeuw, gebakken klei (baksteen), Gruuthusemuseum, XXI.O.0207 Foto: Oliver Kik 1
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319084504-cb9bd85f38270287bd439f9e4227cbd7/v1/2f592c0239e67f89d92403b66e7d3235.jpg?width=720&quality=85%2C50)
In het burgerlijke interieur van de 15de en 16de eeuw vormt de openhaard één van de belangrijkste plekken in het huis. De haard was de spil van het vroegmoderne huishouden: ze voorzag een plek om voedsel te koken, maar werd ook benut bij de kookwas van kledij en uiteraard als bron van warmte en huislijkheid. Ook vandaag staat deze plek nog symbool voor huislijke gezelligheid. Een gedecoreerde schoorsteen met artistieke gebeeldhouwde schoorsteenwangen of een verhalende wand van haardstenen zullen dan ook geen overbodige luxe geweest zijn. Voor de 15de-eeuwse Bruggeling was een beetje televisie avant-la-lettre: het vlammenspel van het opflakkerende haardvuur bracht de minnende paartjes of Bijbelse voorstellingen tot leven tijdens het tijdloze vlammenstaren ‘rond den heerd’.
door een dieprode kleur en een dunne lijst –
een grote opmars. De klei uit de Schelde- en Rupelstreek maakte het mogelijk om gedetail
leerde figuren af te drukken in de steen. Tegelijk ontwikkelde ook het gebied tussen Maas en
Rijn (rondom Luik) zich als belangrijk productiecentrum. 4 Deze is doorgaans geler van kleur en
voorzien van een bredere lijst. Net zoals bij de schoorsteenwangen, bieden de haardstenen een brede waaier aan iconografische variatie. De meest courante versieringen zijn mannen- en vrouwenhoofden in profiel omvat door een medaillon. De vaak diagonale banden rondom de medaillons vormden samen met de aanpalende haardstenen een volledig rasterwerk wanneer zij in ensemble worden geplaatst. Daarnaast zijn er ook stenen met een enkele voorstelling in een brede omlijsting. Dit kan gaan van het Habsburgse wapen van Karel V, tot springende hertjes of zelfs een kameleon. Een derde categorie zijn Bijbelse voorstellingen. Het gaat voornamelijk om oud-testamentaire scenes, zoals David en Goliath waarop rechts de triomferende David met slinger in de hand neerkijkt op een liggende Filistijnse reus. Andere populaire thema’s zijn Judith of de kuise Susanna. Het is opvallend hoe de iconografie hier gelijk lijkt te lopen met deze van de meer prestigieuze schoorstenen zoals we deze aantreffen in schepenhuizen en stadhuizen; denken we hier maar aan de schouw van Lanceloot Blondeel in het Brugse Vrije waar ook Suzanna en de ouderlingen een belangrijk element vormt in het iconografisch programma.
1 J. Koldeweij, I. Geysen & E. Tahon (red.), Liefde en Devotie. Het Gruuthusehandschrift: kunst en literatuur omstreeks 1400, Antwerpen 2013. 2 P. Van Der Coelen & F. Lammertse (red.), De ontdekking van het dagelijks leven van Bosch tot Bruegel, Rotterdam 2015. 3 Ook Antwerpen (MAS/Museum Vleeshuis) telt een uitgebreide collectie haardstenen. Zie hierover: Leon Geyskens, Haardsteen uit Antwerpse bodem. (Rapporten van het stedelijk informatiecentrum archeologie & monumentenzorg, 12), Antwerpen 2015. 4 Hans Lägers, Hertsteen en Cronement. Haardstenen uit de zestiende en zeventiende eeuw, Utrecht 2006.