![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319085945-85944c8e2dd80f927eed63b278407ede/v1/aaa9978f623ffa313c49592a1487b16a.jpg?width=720&quality=85%2C50)
8 minute read
Moderne schriftuur
moderne schriftuur. tekst en beeld in de twintigste eeuw
1 Pierre Alechinsky, Les trois jours, 1959, olieverf op doek, Groeningemuseum Foto Dominique Provost
Advertisement
2 Pierre Alechinsky, Platenhoes voor Michel Portal, 1987, kleurlithografie, Groeningemuseum Foto Sarah Bauwens
Zoals we in dit Museumbulletin onder meer naar aanleiding van de collectiepresentatie ‘Allesbehalve alledaags’ (2016/2 – apr-jun) eerder al lieten zien, biedt de verzameling moderne kunst van het Groeningemuseum interessante mogelijkheden op het vlak van wisselende presentaties. In dit nummer bieden we ter gelegenheid van ‘Haute Lecture by Colard Mansion’ een blik op de verzameling twintigste-eeuwse kunst waarin de relatie beeld en tekst belangrijk is. Het valt op hoeveel twintigsteeeuwse kunstenaars op dat vlak actief zijn. Ofwel ontwikkelen ze een eigen schriftuur, ofwel verwerken ze tekst in hun werk, ofwel werken ze samen met schrijvers en dichters. Sommige kunstenaars zijn tegelijk beeldend en literair actief. Door FILIP L. DEMEYER
alechinsky en dotremont Pierre Alechinsky (°1927) is de oudste nog levende kunstenaar die met werk in de collectie van het Groeningemuseum vertegenwoordigd is. Sinds 1981 is het museum in het bezit van het prachtige Les trois jours uit 1959 en een paar jaar terug werd het Prentenkabinet via de collectie Van Hoorebeke uitgebreid met 23 etsen, litho’s en houtgravures uit diverse periodes in zijn oeuvre, gaande van 1946 tot 2002. De abstracte kunst kent na de tweede wereldoorlog een bloei. Er ontwikkelen zich twee stromingen, de geometrische abstractie, voor een groot deel gebaseerd op vormelijke wetmatigheden, en de lyrische abstractie, die zich laat kennen door een zwierige en spontane lijnvoering. De individualiteit van de kunstenaar spreekt. Het werk komt uit het binnenste, net zoals lyrische poëzie “waarin de dichter zijn eigen aandoeningen en gemoedsstemmingen uitspreekt” (Van Dale). Pierre Alechinsky wordt lid van de Jeune Peinture Belge om aansluitend deel te nemen aan de activiteiten van CoBrA, een beweging van beeldende kunstenaars en experimentele dichters. De CoBrA-kunstenaars werken ten dele figuratief maar ze smeren hun verf graag dik. Ze werpen zich op het instinct, dat zorgt voor spon
tane uitspattingen en ze zoeken naar het onbezoedelde dat ze ook in tekeningen van kinderen en geesteszieken terugvinden. Het is net als de Christian Dotremont (1922-1979) is als schrijver nauw betrokken bij het surrealisme. Hij ligt aan de basis van CoBrA en schrijft het manifest zameling van het prentenkabinet via de frontispices in Mon livre d’Ogre uit 1957 en Minuit uit 1960 van Broodthaers.
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319085945-85944c8e2dd80f927eed63b278407ede/v1/aeea65b980151beadf858d417657a3b6.jpg?width=720&quality=85%2C50)
lyrische abstractie en de Jeune Peinture Belge een duidelijke reactie op de oorlog, waarin alles ‘geordnet’ moest zijn en er geen plaats was voor afwijking in gedachten. In de jaren 1950 ontdekt Pierre Alechinsky de Chinese schilderkunst. Hij ziet dat de schilders er veel vrijer zijn als ze schilderen met het doek of papier op de grond. Ook hijzelf zal deze techniek toepassen. Na 1965 laat Alechinsky de olieverf los en schildert met acrylverf (op waterbasis) of inkt op papier. Dat laat een veel vlottere penseelvoering toe. De schilderingen op papier worden nadien samengebracht tot grotere gehelen. Typisch zijn de randtaferelen waarin hij zijn penseel vrijelijk laat dansen, het wordt zijn handelsmerk. Op het einde van de jaren 1950 maakt Alechinsky zijn beste werken op het vlak van olieverf. Over Les trois jours schreef Jaak Fontier (1927-2017) in 1981:“Op treffende wijze verenigt het de meest opvallende kenmerken van Alechinsky’s werk uit de jaren vijftig; de beweging, het ritme, de dynamiek, de levenskracht, de suggestie van natuurkrachten.”
van de groep. Ook Alechinsky is als schrijver actief. En Dotremont gaat schilderen. Hij ontwikkelt schilderijen met logogrammen, verzonnen gedichten in zwarte inkt in een typisch handschrift. Hij werkt samen met Asger Jorn (1914-1973) en Serge Vandercam (1924-2005) aan ‘peintures-mots’. Met Alechinsky maakt Dotremont in 1976 Sept Écritures, een monumentale schildering voor metrostation Anneessens (nu in Delta). Er zitten (voorlopig) geen werken van Christian Dotremont in onze verzameling. Maar die zouden er zeker niet in misstaan. We hebben in het prentenkabinet wel werk van Louis Van Lint (1909-1986), een andere vriend van Alechinsky. Serge Vandercam is nauw bevriend met Christian Dotremont maar hij onderhoudt ook contacten met tal van andere literaire avant-gardisten, zoals Hugo Claus, Joseph Noiret (1927- 2012), Marcel Lecomte (1900-1966) en Marcel Broodthaers (1924-1976). Met Jean Dypréau (1917-1986) werkt hij aan tekstschilderijen. Hij is onrechtstreeks vertegenwoordigd in de ver
raveel en claus Claus en Raveel zijn dit voorjaar respectievelijk tien en vijf jaar overleden. Aan het beeldend werk van Hugo Claus (1929-2008) werd in 2013 in Oostende de tentoonstelling ‘Omdat ik geen beeld ben’ gewijd, met Jef Lambrecht en Phillip Van den Bossche als curatoren. In Bozar Brussel loopt van 28 februari tot 27 mei 2018 een door Marc Didden gecureerde tentoonstelling over Hugo Claus onder de titel ‘Con amore’. Het is een persoonlijke kijk op de auteur, beeldend kunstenaar, filmregisseur en theatermaker. Ook de vriendschapsbanden van Claus met tal van kunstenaars komen aan bod. Hij leert in Brussel Pierre Alechinsky, Karel Appel (1921-2006), Constant (1920-2005), Corneille (1922-2010) en Asger Jorn kennen. Trefpunt is galerie en literair café Taptoe, aan het Oud Korenhuis-plein, waar CoBrA thuis is en Hugo Claus in 1956 voor het eerst tentoonstelt. Van Roger Raveel (1921-2013) toont ‘Con amore’ Man op de rug gezien (1952) uit de Groeningecollectie. Hugo Claus en Raveel wor
den vrienden in de jaren 1940 via kunstschilder Antoon De Clerck (1923-2001), met wie Claus in de jaren 1946-47 een boerderijtje huurde in Sint-Martens-Leerne. Vanaf 1947 ontstaat er een intense briefwisseling tussen Claus en Raveel. Hugo Claus schrijft in 1949 zijn eerste kunstkritische tekst over Roger Raveel. Drie jaar eerder spreekt hij voor het eerst over Raveel in een ‘In memoriam’ bij de dood van de moeder van de kunstenaar. Na een periode van inactiviteit wordt De Clerck samen met Raveel, Raoul De Keyser (1930- 2012), Etienne Elias (1936-2007) en Reinier Lucassen (°1937) een van de drijvende figuren van de Nieuwe Visie. De groep wordt beroemd door de gezamenlijke beschildering van de kelders van het kasteel van Beervelde in 1966- 1967 (nog zonder De Clerck) en via de kunstmanifestatie Dulcia-kunst in Zottegem in 1969. In Zottegem is de groep ook uitgebreid met de dichter Roland Joris (°1936) die een blijvende band met Roger Raveel zal onderhouden. In 1965 is er een tentoonstelling met het werk van Roger Raveel in Galerie Espace in Amsterdam. Antoon De Clerck verzorgt de vormgeving van de catalogus. Hugo Claus schrijft gedichten en bedenkingen bij het werk van Raveel. ‘Pièce de résistance’ van de samenwerking tussen Raveel en Claus is Genesis uit 1966-1968. Roger Raveel maakt een reeks van 33 tekeningen naar het scheppingsverhaal. Hij vraagt zijn vriend Hugo Claus om er gedichten bij te schrijven. De originele tekeningen worden samen met het manuscript van Claus door opdrachtgever Arthur Vandekerckhove in 1989 aan het Groeningemuseum geschonken. Twintig jaar na
Genesis schrijft Claus Een andere keer en hij vraagt aan Raveel om de gedichten te illustreren. Het wordt een bibliofiele uitgave met vijftien houtsneden. Freddy De Vree (1939-2004) schrijft een inleiding. De Vree en Claus zijn vrienden sinds de jaren 1960. Freddy De Vree erft zijn artistieke veelzijdigheid allicht van zijn oom Paul De Vree (1909-1982) die behalve dichter, essayist en criticus ook als beeldend kunstenaar actief is. Hij neemt internationaal het voortouw op het vlak van experimentele en visuele poëzie. Het Brugse prentenkabinet heeft van hem de map zeefdrukken Poesia Visiva uit 1979 met werk dat perfect de sfeer van de late jaren 1960 uitdrukt en daarom te zien was in de tentoonstelling ‘was het nu zestig of zeventig?’ in het Arentshuis in 2013.
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319085945-85944c8e2dd80f927eed63b278407ede/v1/b3f2bb6f82f5c5b5ce31e57482cea3f5.jpg?width=720&quality=85%2C50)
1
magritte, broodthaers en van maele In 1929 tekent en schrijft René Magritte (1898- 1967) Les mots et les images, met een overzicht van zijn beeldtaal waarin woord en illustratie zich met elkaar vermengen. Het Groeningemuseum bezit van hem het magistrale L’attentat uit 1932, na een hele reeks schilderijen met tekst het beginpunt van een nieuwe fase in het rijke oeuvre van de kunstenaar. Marcel Broodthaers, groot bewonderaar van Magritte, stapt als dichter in 1963 over naar de wereld van de beeldende kunst. Hij blijft zijn hele leven begeesterd door het surrealisme en de woordspelletjes van Magritte. In zijn beeldend werk is hij tevens geïnspireerd door dichters als La Fontaine, Mallarmé en Baudelaire. En door zijn hele oeuvre loopt een literaire lijn, met een voorliefde voor het uitgeven van kunstenaarsboekjes. Marcel van Maele (1931-2009) is op het einde van de jaren 1950 bevriend met Broodthaers. Hij maakt een gelijkaardige evolutie mee, beeldende kunst zal een belangrijk deel van zijn werk gaan uitmaken. Al zal hij ook steeds blijven dichten op de klassieke wijze, via gewone gedrukte bundels. We toonden in Groeninge al geregeld Hier en daar, het laatste werk dat de kunstenaar eigenhandig maakte voor hij blind werd. Het venster uit 1982 vormt een perfecte symbiose met het werk van Broodthaers. En het duidt er nogmaals op hoe beeldende kunst en literatuur verweven zijn in de twintigste eeuw. Zelfs de bescheiden collectie moderne kunst van het Groeningemuseum is er getuige van. Magritte, Broodthaers en Van Maele verdienen meer aandacht maar over de diverse aspecten van hun beeldende kunst kan ik misschien een andere keer meer schrijven. 2
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200319085945-85944c8e2dd80f927eed63b278407ede/v1/c0bf9c9793192f05a29081da2b398c15.jpg?width=720&quality=85%2C50)
1 Roger Raveel en Hugo Claus, Genesis, 1966-1968, 33 tekeningen op papier in gemengde technieken, en manuscript, Groeningemuseum, Presentatie in het Arentshuis in de zomer van 2017 naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Raveel en De Keyser. Werk op papier’ Foto Sarah Bauwens
2 Marcel van Maele, Hier en daar, mixed media, langdurige bruikleen verzameling kunstenaar/ Carine Lampens, Groeningemuseum Foto Sarah Bauwens