Het architectonisch werk van A.J. Kropholler

Page 1

Herman van Bergeijk Het architectonisch werk van A.J. Kropholler (1881–1973)

DE ZWAARTE VAN DE MATERIE nai010 uitgevers



Herman van Bergeijk

De zwaarte van de materie Het architectonisch werk van A.J. Kropholler (1881–1973)

naio1o uitgevers


Ik draag dit boek op aan mijn schatjes, die allen ver weg zijn.


Inhoud

Voorwoord Inleiding De Kropholler-receptie Beknopte levensloop Kantoren, winkels, woonhuizen en woningbouw Raadhuizen, scholen en andere openbare gebouwen Kerken en andere religieuze bouwwerken Kropholler als schrijver Medewerkers en architectuurvrienden van Kropholler GeĂŻllustreerde lijst van werken Noten Literatuur Illustratieverantwoording Register Colofon

7 11 19 25 43 55 79 91 113 123 319 329 337 338 340



Voorwoord

De architect A.J. Kropholler wordt in de Nederlandse architectuurgeschiedenis beschouwd als een geïsoleerd fenomeen dat niet echt de moeite van het bestuderen waard is. Hij geldt als on- of antimodern en het lijkt of hij zijn leven lang tegen de stroom heeft moeten opzwemmen. Als kerk- of raadhuisbouwer geniet hij enige bekendheid, maar hij zal niet zo gauw betiteld worden als iemand die heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de moderne, zich aan maatschappelijke en technische veranderingen aanpassende architectuur van de twintigste eeuw. Een beperkte kijk op het begrip ‘moderniteit’ is daar debet aan en deze studie naar het werk van Kropholler poogt dat beeld te corrigeren. Krophollers architectuur verdient niet alleen meer bekendheid, maar ook meer inzicht in haar specifieke kwaliteiten Een studie naar het werk van een avant-gardistisch architect als Jan Duiker kan gemakkelijker op goedkeuring of begrip rekenen dan een onderzoek naar het werk van Kropholler. Allerlei drogbeelden en beperkte inzichten komen dan naar voren. Reeds in 1926 merkte de rooms-katholieke en wat kunst betreft behoudende Jan Engelman terecht op dat de ‘“moderne” architectuur […] anno 1926 bij geen denkend en onbevroren mensch meer een streep vóór [mag] hebben, omdat zij modern is’.1 Niet iedereen is daarvan overtuigd. Duiker zou wetenschap en bouwkunst met elkaar in overeenstemming hebben gebracht en zou zijn tijd dus directer hebben vertaald in zijn gebouwen dan Kropholler. Bij de een stonden harde feiten voorop, bij de ander moest geloof zekerheid brengen. Beide kanten behoren evenwel tot het moderne leven en vormen de uitersten van een breed spectrum. Metaforisch gesproken kan men zeggen er meer interesse is voor de capriolen en virtuositeit van de aanvaller dan voor de betrouwbaarheid en kunde van de doelverdediger. En daarbij is nog niet eens gesproken over de rol van de andere spelers, de trainers en het veld. Het is verleidelijk het onderzoek daardoor te richten op slechts één kant, waardoor de andere onderbelicht blijft, ondanks het feit dat in het doen en laten van zowel de een als de ander een grote vakbekwaamheid kan worden ontdekt. De laatste decennia zijn er vele ‘andere’ moderne architecten ontdekt, die dan ook dikwijls in de rubriek ‘andere modernen’ worden ondergebracht. Op zich is het lovenswaardig dat men ze aandacht geeft, tegelijkertijd echter is deze wijze van rubriceren desastreus. Het gaat erom te ontdekken en te bespreken hoe de moderniteit zich op verschillende manieren heeft weten te uiten in het werk van totaal verschillende karakters. Mijn wens is dat ook diegenen die niet van het werk van Kropholler houden 7


10


Inleiding

Bij Kropholler zijn de proporties altijd in orde, wat hij maakt, doorstaat bijzonder goed de tand des tijds, het dondert niet uit elkaar én het blijft mooi. Het blijft mooi, omdat Kropholler de Nederlandse bouwtraditie niet verwerpt maar verwerkt. Kropholler wil dat je onder een dak dat hij heeft getekend kunt wonen of bidden of een gemeente besturen, zoals je aan een bureau van hem kunt werken zonder dat je iedere minuut in rug en benen pijnlijk herinnerd wordt aan de grenzeloze eigendunk van de ontwerper. Geert van Istendael 5 Van Kropholler werd gezegd dat hij gevlucht is uit de twintigste eeuw, dat hij in een Oud-Hollandse stijl bouwde, met zadel- en schilddaken, met top- en trapgevels. Daar klopt geen ene moer van. Zijn trapgevels, van Waalwijk tot Wateringen, zijn altijd twintigste-eeuws, onmiskenbaar en onmiddellijk herkenbaar als dusdanig. Geert van Istendael 6

Met deze passages uit zijn boek over Nederland steekt de Vlaamse schrijver Geert van Istendael zijn achting voor de Nederlandse architect A.J. Kropholler (18811973) niet onder stoelen of banken. Dat is opmerkelijk, omdat de architect vanwege zijn gevoel voor traditie in eigen land vaak bloot heeft gestaan aan scherpe kritiek. Nog steeds kunnen over weinig architecten uit het verleden de gemoederen zo hoog oplopen als over Kropholler. Terwijl de een zijn werk totaal zal afkeuren, kan de ander niet nalaten ermee te dwepen. Tussen tegenstanders en aanhangers blijkt een klare scheidslijn te bestaan, die door beide kampen ook steeds weer wordt aangedikt. De dikke bakstenen muren en grote scharnieren van Kropholler lijken zich niet te kunnen verstaan met de dunne, ijle sponningen en het glas van het modernisme. Kropholler blaast ogenschijnlijk sommige elementen moedwillig tot buitengewone, soms karikaturale proporties op. Een zwaar raadhuis zoals hij in Waalwijk bouwde, staat diametraal tegenover de functionalistische Van Nellefabriek van Brinkman & Van der Vlugt in Rotterdam, waar koloniale grondstoffen werden verwerkt tot thee, tabak en koffie. Het lijken onoverbrugbare tegenstellingen. Zo keek ook Willem Kromhout ernaar toen hij in 1935 zijn indrukken van een jubileumtentoonstelling van Architectura et Amicitia over de Nederlandse bouwkunst gaf. Hij schreef: ‘[…] in de zaal met interieur-foto’s der kunstnijverheidsafdeeling ontdekte ik Buijs’ “Volharding” te Hage [een destijds spraakmakend gebouw 11


54


Raadhuizen, scholen en andere openbare gebouwen

Voor wie meent dat de ontwerpen van een architect steeds weer anders moeten zijn en zich moeten voegen naar de laatste mode of die juist moeten inluiden, zijn de raadhuizen van Kropholler geen voorbeelden van een sprankelende mentaliteit. Integendeel, het zijn steeds kleine variaties op een thema dat elke keer weer op dezelfde wijze wordt benaderd. Slechts af en toe week hij af van het compacte type dat hij als het meest geschikte had gekozen. Dit type heeft voorgangers in zowel de verre als recente geschiedenis. We vinden het in kastelen en andere oude bouwwerken in Nederland en Noord-Duitsland, maar ook in modernere gebouwen, zoals de Böttcherstraße in Bremen. Als we kijken naar het oude raadhuis van het West-Friese Spanbroek uit 1598, dan zien we eigenlijk al een basismodel waarop veel van de raadhuizen van Kropholler zijn terug te voeren.100 De zware trapgevel van dit kleine bakstenen bouwwerk, zonder veel opsmuk, zou door Kropholler talloze keren worden nagebootst. Hij historiseerde evenwel niet door het voorbeeld klakkeloos over te nemen, maar overdreef door de grootte ervan aan te passen en de gevel met ‘opgeblazen details’, zoals ankers, te bezetten. Op deze wijze maakte hij de belangrijkste kenmerken van een bepaald gebouw gemakkelijker ‘afleesbaar’. Hij was niet de enige die dat deed. Hetzelfde zien we bij de gebouwen met trapgevels van Emil Fahrenkamp in Bremen, eveneens uit de twintigste eeuw, die overigens wel een modernere uitstraling hebben dan die van Kropholler. Fahrenkamp verbond verschillende gebouwen met elkaar door een brugconstructie, zoals Kropholler in Alkmaar zou voorstellen. Ook in Denemarken werden zware trapgevels en zichtbaar baksteenmetselwerk veelvuldig toegepast, bij voorkeur bij kerken. Die traditie was daar nooit echt verloren gegaan, maar werd door architecten als P.V. Jensen-Klint en zijn zoon Kaare Klint nieuw leven ingeblazen. Jensen-Klint, bekend van de Grundtvigkerk in Kopenhagen, beweerde trots met betrekking tot de Annakerk, in dezelfde stad: ‘My efforts in terms of church building are here as well as elsewhere a pursuit in finding a close correlation to the old Danish masonry churches.’101 Klint bouwde rondom de Grundtvigkerk een wijk die door het gebruikte bouwmateriaal en de vormgeving een grote mate van esthetische eenheid uitstraalt. Kropholler zou zich vaak beroepen op zijn Deense afstamming.

Raadhuis Grouw

55



Geïllustreerde lijst van werken

Thus the science of nations is to be accumulative from father to son: each learning a little more and a little more; each receiving all that was known, and adding its own gain: the history and poetry of nations are to be accumulative; each generation treasuring the history and the songs of its ancestors, adding its own history and its own songs: and the art of nations is to be accumulative, just as science and history are: the work of living men not superseding, but building itself upon the work of the past. John Ruskin222 Het is een ongedocumenteerd feit dat Kropholler schoon schip heeft gemaakt en heeft bepaald wat er van zijn hand bewaard moest blijven. Na de oorlog heeft hij een groot deel van zijn archief van tekeningen, correspondentie en andere documenten vernietigd. Er is daardoor relatief weinig archiefmateriaal overgebleven. Een deel van de tekeningen is uiteindelijk in Het Nieuwe Instituut (HNI) terechtgekomen, maar het betreft vooral tekeningen die relatief laat in het ontwerpproces zijn ontstaan. Daardoor kunnen we het verloop van dit proces niet goed achterhalen en dus ook niet of zich veel veranderingen hebben voorgedaan. Detail- en bouwtekeningen, brieven, schetsen en schetsboeken zijn er niet of nauwelijks. Er staan meestal geen data op de tekeningen en slechts weinige kunnen worden beschouwd als eerste schetsen of voorstudies. Soms ontbreken tekeningen van een project geheel, maar is elders wel documentatie te vinden. Tekeningen en vooral foto’s trof ik soms aan in de archieven van Krophollers medewerkers en daarnaast bieden gemeentearchieven enig materiaal. Het blijft echter moeilijk de bouwprocessen en de omgang met opdrachtgevers minutieus te reconstrueren; vooral over de eerste aanzetten en de besprekingen daarover blijven we meestal in het ongewisse. Voorts is het opvallend dat de tekeningen in de archieven weinig kleur vertonen. Fraaie perspectieftekeningen, bedoeld om de opdrachtgever te verleiden, zijn nauwelijks te vinden. Kropholler hoefde zulke tekeningen wellicht niet te maken, omdat hij steeds kon bogen op zijn reputatie, vooral in katholieke kringen. Het is eveneens opmerkelijk dat Kropholler geen lange toelichtingen schreef bij zijn ontwerpen. Die zijn althans, als hij dat wel deed, niet bewaard gebleven: noch in zíjn archief, noch in de archieven van de instellingen waarvoor hij bouwde. Van een architect die werkte in de traditie van Berlage zouden we hebben verwacht dat hij de oplossingen die zijn bouwtekeningen lieten zien ook in woorden zou hebben beredeneerd. Gelukkig zegt Kropholler wel veel over zijn bouw123


het architectonisch werk van a.j. kropholler (1881–1973)

kunst in de artikelen en boeken die hij schreef. Zelfs een boek als Bouwkunst in de 20ste eeuw uit 1953 was in feite niets anders dan een rechtvaardiging van zijn werk. Om bovenstaande euvels enigszins te compenseren, heb ik me bij het samenstellen van de oeuvrelijst vooral gericht op de berichtgeving over de bouwwerken van Kropholler in de nationale en lokale kranten en tijdschriften. De kranten die hieraan de meeste aandacht schonken, waren rooms-katholieke dagbladen als Het Centrum, De Tijd en De Maasbode. Van de vakbladen had het R.K. Bouwblad het meest oog voor Kropholler. In het Bouwkundig Weekblad (Architectura) werd na verloop van tijd nauwelijks nog aandacht geschonken aan zijn werk. Door me te richten op de receptie ervan door tijdgenoten, wil ik enigszins de authenticiteit bewaren van de tijd waarin het is ontstaan. Ook laat ik hiermee zien dat het ooit vaak werd besproken en een zekere actualiteit bezat, die voor velen thans niet meer herkenbaar is. Het werk van Kropholler wordt niet meer als modern ervaren, maar was het toentertijd wel. Misschien zal dat in de toekomst veranderen. Dat door deze wijze van presenteren soms verdubbelingen zijn ontstaan, heb ik geaccepteerd. De oeuvrelijst omvat alleen de bouwkundige objecten die Kropholler heeft ontworpen. Grafmonumenten, zoals dat voor Jan Toorop op de begraafplaats Sint Petrus Banden in Den Haag (1929) of die op de rooms-katholieke begraafplaats aan het Mariaplein in Vught, zijn voor zover het geen afzonderlijke bouwwerken betreft niet opgenomen. Ook gedenktekens, zoals de granieten gedenkzuil voor Pieter Bruegel in Breugel (1926) en het oorlogsmonument voor zeven gevallen soldaten op de rooms-katholieke begraafplaats in Boxmeer (1941), blijven buiten beschouwing of worden hoogstens terloops genoemd. In strikte zin gaat het niet om architectonische objecten. Meubels, kerkobjecten en dergelijke zijn ook niet beschreven en verdienen een eigen studie.223 De meeste monumentale bouwwerken van Kropholler zijn rijksmonument. Op het internet zijn gedetailleerde beschrijvingen van deze gebouwen te vinden (zie o.a.: Graf van Jan Toorop www.reliwiki.nl). De beschrijvingen van het werk dat samen met J.F. Staal werd ontworpen, zijn kort gehouden. Verwezen kan worden naar het boek van Hans W. Bakx over J.F. Staal.

124


geĂŻllustreerde lijst van werken

Pakhuis Fa. Wijers (met J.F. Staal), Nieuwezijds Voorburgwal 7-9-9a, Amsterdam, 1902 (afgebroken in 1984)

1

Voor J.P. Wijers maakten Kropholler en Staal in 1902 verschillende ontwerpen voor verbouwingen van een pakhuis van vijf verdiepingen. Het is onbekend of ze ook de architecten zijn van een van de andere bouwdelen van dit gebouwencomplex van Wijers, groothandel in woningtextiel. In 1902 moesten verschillende panden worden afgebroken om de bouw te verwerkelijken. Voor de bouw was f 60.000 uitgetrokken. Het rijk geornamenteerde gebouw werd in de jaren zeventig gekraakt en in 1984 ontruimd en afgebroken. In het Stadsarchief Amsterdam bevinden zich enkele bouwtekeningen, gedateerd oktober 1902. Deze maken duidelijk dat het vooral een verbouwing van de achterkant van het ensemble betrof, waarbij het trappenhuis grondig werd gewijzigd. archief: hni, stax a50.7, pf14.2

125


het architectonisch werk van a.j. kropholler (1881–1973)

18 Woonhuizen (met J.F. Staal),

Emmalaan 8-10, Amsterdam, 1905 Zie onder 17. archief: hni, stax 32 19 Verbouwing van een pand (met J.F. Staal),

Nieuwezijds Voorburgwal-Spuistraat, Amsterdam, 1906

boven waren als toonzalen ingericht. Op zolder was een reparatiewerkplaats. Een afbeelding van dit grotendeels symmetrisch georganiseerde gebouw, dat sterk is geĂŻnspireerd door het werk van Berlage, is in 1907 te vinden in een artikel in De Amsterdammer over de architecten. Minder berlagiaans was dat het pand was opgetrokken in witte verblendsteen.

archief: hni, stax 50

archief: hni, stax 33; StAA t58 21 Kantoorgebouw voor de boekbinder

E.P. van Bommel (met J.F. Staal), Kerkstraat 58-60, Amsterdam, ca. 1906-1910 Wellicht ging het om een verbouwing en het maken van een nieuwe gevel, die een opengewerkte borstwering had en daardoor een streng, bijna kasteelachtig uiterlijk kreeg. De naam van het bedrijf maakte deel uit van het ontwerp en bevond zich oorspronkelijk onder de onderste ramenreeks. Merkwaardig zijn de drie lancetvensters op de begane grond naast de grote ronde ingangsboog. De andere vensters zijn allemaal rechthoekig. Het gebouwtje is waarschijnlijk plat afgedekt. Een afbeelding van het ontwerp van deze boekbinderij van Elias P. van Bommel werd in 1907 in De Amsterdammer gepubliceerd.

20

20 Magazijngebouw voor Piano- en Orgelhandel C. Kettner (met J.F. Staal), Heiligenweg 21-25, Amsterdam, 1906

In juni 1906 werd dit gebouw aanbesteed aan de aannemer C.P. Kruize in Amsterdam. De gevel kende twee tuitgevels. Op de begane grond was achter de drie grote bogen in de gevel een ontvangstruimte met daarachter een kantoorruimte. De verdiepingen daar136

21



het architectonisch werk van a.j. kropholler (1881–1973)

Eerder, op 1 januari 1913, had dezelfde krant geschreven:

40 Landhuizen Sint Jan, Burgemeester Van Nispen van Sevenaerstraat 33 en 35, Laren, 1911

Nadert men te voet of per tram langs den West-Duinweg, den z.g. Nieuwen Scheveningschen weg, dan ziet men het frisch roode dak reeds van verre tegen het brutaal banale silhouet van het Circus afsteken. Daar ligt het hulpkerkje n.l. vlak achter, Niet veel meer dan een groote, moderne schuur lijkt het, maar met zijn gouden kruis en zijn klein klokkentorentje verraadt het onmiddellijk zijn waren aard.

Volgens Jan Gratama waren deze huizen voorbeelden van ‘beginsel-volle primitiefgezonde architectuur met al het elementaire en groote van dien’. Hij vond dat het niet een namaken van architectuur uit de Hollandse renaissance was, maar veelmeer het volgen van het ‘logische, constructieve van de Hollandsche Vroeg-Renaissance, (eigenlijk nog Gothiek) verwant aan onze moderne begrippen’. Hoewel de huizen werd geafficheerd als landhuizen, hadden ze weinig landelijke kenmerken, zoals een rieten dak en dergelijke. Terecht stelt Gratama daarom de vraag of ze wel landelijk genoeg zijn.

De indruk van het interieur wordt echter geprezen. In de jaren twintig werd de kerk uiteindelijk door C.M. van Moorsel gebouwd en de noodkerk afgebroken. De kerk was geïnspireerd door de ontwerpen van Kropholler. In 1925 publiceerde Kropholler een artikel waarin ook de Lieve Vrouwe van Lourdeskerk in Scheveningen ter sprake kwam. Hij schreef: ‘Van Moorsel’s werk staat […] op stevige basis en zal m.i. tot datgene blijven behooren, wat waarde houdt en mooi gevonden zal blijven worden, als zeer veel, wat in onzen tijd hemelhoog geprezen wordt, straks om zijn fantastisch, maar intrinsiek vooze ééndags-aantrekkelijkheid aan de vergetelheid zal zijn prijsgegeven.’ In 1965 schreef Kropholler nog een klein artikel over de bouwgeschiedenis en zijn moeilijkheden met de schoonheidscommissie. archief: hni, krop 5; hga, 0760-01 Parochie van O.L.V. van Lourdes te Scheveningen Literatuur: A.J. Kropholler, ‘De kerk van O.L. Vrouw van Lourdes te Scheveningen’, in: Van onzen tijd, 1911/1912, nr. 42, pp. 673-674; A.J. Kropholler, ‘De Scheveningse kerkbouw voltooid’, in: Baksteen, 1965, nr. 5, pp. 16-19

156

archief: hni, krop s13 Literatuur: J.[an] G.[ratama], ‘Toren te Velp (N.B.) en twee landhuizen te Laren’, in: Bouwkundig Weekblad, 1911, nr. 28, pp. 333-334


geĂŻllustreerde lijst van werken

157




Colofon

Tekst: Herman van Bergeijk Tekstredactie: Ernst van Raaij Register: Leo Reijnen, Taal & Teken Beeldredactie: Herman van Bergeijk Fotografie: Adrian Täckman Vormgeving: Huug Schipper, Studio Tint Druk: Wilco Art Books Papier: Schleipen Fly 05, 115 gr Uitgever: Marcel Witvoet, nai010 uitgevers Deze publicatie kwam mede tot stand dankzij een bijdrage van: het door het Prins Bernhard Cultuurfonds beheerde het Ten Hagen Fonds TU Delft Faculteit Bouwkunde M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting Stichting ‘De Gijselaar-Hintzenfonds’ Jaap Harten Fonds De Frans Mortelmans Stichting Vereniging Vrienden Nieuwe Kunst 1900 © 2020 Herman van Bergeijk, nai010 uitgevers, Rotterdam. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl).

Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © 2020, c/o Pictoright Amsterdam Niet alle rechthebbenden van de gebruikte illustraties konden worden achterhaald. Belanghebbenden wordt verzocht contact op te nemen met nai010 uitgevers, Korte Hoogstraat 31, 3011 GK Rotterdam. info@nai010.com nai010 uitgevers is een internationaal georiënteerde uitgever, gespecialiseerd in het ontwikkelen, produceren en distribueren van boeken op het gebied van architectuur, stedenbouw, kunst en design. www.nai010.com

isbn 978-94-6208-519-0 nur 648 Het architectonisch werk van A.J. Kropholler (1881–1973) is ook verkrijgbaar als e-boek: isbn 978-94-6208-624-1

DE FRANS

MORTELMANS STICHTING



‘De welhaast karikaturale uitvergroting van traditionele vormen en het even zorgvuldige als radicale gebruik van baksteen maken Krophollers ‘Ons bouwen is in alle opzichten intrigerende oeuvre aktueler dan bepaald ooit.’ door de erfenis van de oorlog de infrastructuur als industriële doelen keihard [Dick vanwaarin Gameren, zowel decaan Faculteit Bouwkunde, TU Delft] waren geraakt. ... Bij mooie gebouwen alleen kon het niet blijven, Baksteen is het bouwmateriaal uitstek dat deallure identiteit we moesten de stad een bij centrum van en sfeer teruggeven.’ van de Nederlandse architectuur heeft bepaald. Er zijn weinig Herman Kraaijvanger architecten die baksteen zo prominent op de kaart hebben gezet als A.J. Kropholler (1881–1973) met gebouwen als het architecten Evert (1899-1978) en de Herman (1903-1981) Kraaijvanger hebben na VanDeAbbemuseum, de huidige Willem Kooning Academie Wereldoorlog met meer dan dertig gebouwen een grote rol gespeeld in en de hetTweede raadhuis van Waalwijk. de wederopbouw van Rotterdam. Tezamen met architecten als Van den Broek & NaBakema, decennialange belangstelling het werk vanzijdehet verwoeste centrum een Maaskant & Van Tijenvoor en Elffers gaven Nederlandse modernisten lijkt er een kentering te zijnhet aangebroken nieuw gezicht. Markante gebouwen als de Doelen, Holbeinhuis, het Stationsnu postkantoor, wordt ingezien dat ook het als traditioneel bestempelde werk Vroom & Dreesmann, Peek & Cloppenburg en Jungerhans markeren vannog eensteeds architect als Kropholler tot het nationale erfgoed behoort. het profiel van het Rotterdamse centrum. Ook buiten de Rotterdamse Ditgrenzen boek belicht het oeuvre van de rooms-katholieke enin Nijmegen, Den ontwierpen zij beeldbepalende vestigingen architect van V & D plaatst het in zijn context. Haag en Groningen, het hoofdkantoor van de Boerenleenbank in Eindhoven, het kantoor van de Volkskrant in Amsterdam en het stadskantoor van Schiedam. Monumentaliteit, identiteit en vakmanschap zijn woorden die bij het zien van zijn werk opkomen. Het boek richt zich niet alleen tot architecten, In dit gaat die kunstarchitectuurhistoricus Ida Jager op zoek naar de maar totboek iedereen eenen oog heeft voor de gebouwde omgeving. bouwende broers en hun wereld. Zij beschrijft in een persoonlijke en heldere stijl de totstandkoming van universitair hun belangrijkste ontwerpen en schetst daarnaast onder Herman van Bergeijk was hoofddocent architectuurgeschiedenis de stedelijke bestuurlijke mores, elite en het veranderende aanmeer de Technische Universiteit Delft en isde nukatholieke visiting hoogleraar westerse aanzien van de stad. Het resultaat is eenofbetrokken portret van het architectenarchitectuurgeschiedenis aan het Institute Technology in Harbin. duo, maar ook een sfeertekening van het naoorlogse Rotterdam.

‘Baksteen staat op een keerpunt. We moeten het actualiseren óf het zal verdwijnen uit onze bouwcultuur. Het is een onomkeerbaar moment waarin achterom even belangrijk is als vooruit kijken.’ [Jan Peter Wingender, architect Offıce Winhov]

www.nai010.com

nai010 uitgevers, Rotterdam • www.nai010.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.