Nc Magazine, Najaar 2024

Page 1


HET DIRECTE LIJNTJE MET DE OORLOG

Miel Andriesse was een baby van een jaar toen zijn Joodse ouders hem onderbrachten op een onderduikadres om zo het leven van hun zoon veilig te stellen voor de nazi’s. Hij zou zijn ouders nooit meer zien: in november 1943 werden zij op hun onderduikadres gearresteerd. Nathan Andriesse en Clara Andriesse-Haagens werden op 31 januari 1944 in de gaskamers van vernietigingskamp Auschwitz vermoord. Sinds 2008 geeft Miel gastlessen op scholen over de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog.

Door zijn verhaal te vertellen aan nieuwe generaties, brengt hij de geschiedenis weer tot leven. Voor hen is hij het directe lijntje met de oorlog dat hen dichter bij dit verleden brengt. Iets wat met het wegvallen van directe ooggetuigen en overlevenden van de oorlog de komende decennia steeds minder zal voorkomen.

Het komende herdenkingsjaar is daarin, naar de woorden van de voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei Wim van de Donk, dan ook een ‘kantelmoment’. Een nieuwe generatie zal de traditie op een dag moeten dragen, zonder de oorlog te hebben meegemaakt, aan de hand van verhalen die uit de tweede, derde of soms al vierde hand komen. Daarin is het herdenken en blijven doorvertellen van hun verhalen van groot belang, een belangrijke taak die onder meer organisatoren van lokale herdenkingen onvermoeibaar blijven vervullen (p.54).

Herdenken heeft deels te maken met herinneringen en ervaringen. Maar ook met gedeelde kennis over het soms weinig mooie verleden. Met een bewustzijn over de samenleving, hoe deze is ontstaan en het zoeken naar antwoorden op de vraag welke lessen er zijn te trekken voor de toekomst, zonder elkaar daarin vandaag de dag te veroordelen. De eerlijke, kwetsbare verhalen van betrokkenen die hun kijk op de openbaarmaking van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging delen, zijn daar een mooi voorbeeld van (p.30).

We leven inmiddels 80 jaar in een vrije democratie. Een waarin iedereen mag meedenken en meebeslissen, waarbij we inzien dat dit niet alleen een recht is maar ook verantwoordelijkheden met zich meebrengt: voor onszelf, voor de ander en voor het in stand houden van de democratische rechtsstaat. Elkaar daarin vinden, en elkaar niet kwijtraken is daarvoor binnen het huidige (wereld)politieke klimaat belangrijker dan ooit. Een boodschap die Boaz en Selma met hun initiatief ‘Deel de Duif’ onderstrepen, en die het fundament legde voor de campagne ‘80 jaar vrijheid’, waar ook Miel Andriesse deel van uitmaakt (p. 39).

Deze speciale editie van NC Magazine bevat 80 pagina’s: voor elk jaar dat we sinds de Tweede Wereldoorlog in vrijheid leven één. Want zoals vrijheid nooit af zal zijn, is herdenken nooit slechts een eerbetoon: het vereist een voortdurende inspanning. En juist daarom vieren we de vrijheid niet alleen, maar samen. Want vrijheid deel je met elkaar.

C olofon

Jaargang 14, nr. 26, najaar 2024

Hoofdredactie: Eefje van den Akker

Eindredactie: Joyce van Galen Last

Technische eindredactie: Sophie van den Bergh Beeldredactie: Rutger van Krieken

Art direction & vormgeving: Remco Tonino

Redactieadres: Nieuwe Prinsengracht 89, 1018 VR Amsterdam

Tel: 020-7183500

Aan dit nummer werkten mee:

Yasmina Aboutaleb, Alex Bakker, Martijn Beekman, Sophie van den Bergh, Daphne van Breemen, Uitgeverij Boom, René van Heijningen, Onno Hoes, Iris van Huis, Linda Huijsmans, Ben Houdijk, Ruud Janssen, Kunstbende, Ilvy Njiokiktjien, Leonard Ornstein, Larissa Pans, Emile Roemer, Anita van Stel, Paul Tolenaar, Vfonds, Frank van Vree, Wietse Visser, Timo Waarsenburg, Dorine van der Wind.

Drukkerij: Drukkerij Roelofs

Copyright 2024 Nationaal Comité 4 en 5 mei. Overname van artikelen en informatie uit dit magazine is toegestaan voor nietcommercieel gebruik met vermelding van de auteur en de bron.

HERDENKEN

Witte voertuig-anjer hedendaagse waardering voor veteranen

Babiche Keuls blikt terug op de Nationale Herdenking 15 augustus 1945

VIEREN

Bevrijdingsfestivals verenigen zich in stichting

Jet van Nieuwkerk kookt de Vrijheidssoep

De ingrediënten voor een geslaagde Vrijheidsmaaltijd

HERDENKEN EN VIEREN

2024 in beeld

Bestuurscolumn Onno Hoes: bouw een muur van solidariteit

Vrijwilligers: onmisbare schakels

HERINNEREN

Maczek Memorial Breda belicht de verhalen van Poolse strijders

Tweegesprek: Jessica Durlacher en Lale Gül

De openbaarmaking van beladen dossiers: betrokkenen aan het woord

80 JAAR VRIJHEID

Een onderbelichte geschiedenis: de zwarte bevrijders van Limburg

Van Auschwitz naar de Holocaust

Royal Canadian Dragoons voor altijd verbonden met Leeuwarden

In Duitsland stopte de oorlog in Wageningen begon de vrijheidsviering

Nieuwe generaties herdenken op erebegraafplaatsen in Indonesië

EDUCATIE

4.000 oorlogsmonumenten in 40 jaar Adopteer een monument

ONDERZOEK

Oorlog en vrijheid: doorwerking van herinneringen van Sinti en Roma

Een nieuwe vondst uit het archief

INSPIRATIE

De keuze van: de inspiratie van medewerkers van het Nationaal Comité 4 en 5 mei

Campagne 80 jaar vrijheid

NC Kijkt mee: Nationaal Monument Oranjehotel

Voorpublicatie 80 jaar herinneren, herdenken en vieren Cover Boaz en Selma

Foto Robin de Puy

‘ De Bevrijdingsfestivals zijn

De Bevrijdingsfestivals gaan nauwer samenwerken om toekomstbestendig te worden. Dat is hard nodig. “Zonder extra financiële steun houden de festivals het op termijn niet vol”, aldus Hans Laroes van Bevrijdingsfestival Zwolle.

elkaar tot grote steun’

“Voor de Bevrijdingsfestivals was 2023, qua weer, een rampjaar”, zegt Hans Laroes, bestuurslid van het Bevrijdingsfestival in Zwolle. “Het regende en stormde zo veel dat Bevrijdingsfestivals tijdelijk werden stilgelegd. Dat is hier ook gebeurd, de hele middag; de hele programmering verviel en alle bezoekers waren weg.”

De festivals bleven achter in de blubber, met grote kosten en zonder de nodige inkomsten om die te dekken. Financieel hebben de Bevrijdingsfestivals het al langer moeilijk. De kosten voor onder meer de artiesten, podiumverhuur en de beveiliging zijn sinds de coronapandemie flink gestegen. De gratis Bevrijdingsfestivals willen en kunnen, anders dan andere festivals, deze kostenstijging niet aan de bezoekers doorberekenen. “Het is belangrijk dat de festivals vrij toegankelijk zijn. We willen laagdrempelig zijn voor jong en oud en alle lagen van de bevolking”, zegt directeur van het Utrechtse Bevrijdingsfestival Manja Kerstholt. “Onze belangrijkste doelgroep zijn jongeren, maar ons publiek bestaat uit allerlei soorten mensen. In de loop van de middag komen er veelal ook gezinnen met kleine kinderen, voor wie het vaak hun eerste festivalervaring is.”

Samenwerking

De veertien Bevrijdingsfestivals gaan daarom nauwer samenwerken. Met de oprichting van een koepelorganisatie, Stichting Bevrijdingsfestivals Nederland, hopen de gratis festivals – die van oudsher zelfstandig zijn – vooral gezamenlijk meer financiering te kunnen regelen. “Zo hebben financiers voortaan een duidelijk aanspreekpunt en hebben we een betere onderhandelingspositie bij het binnenhalen van sponsordeals met bedrijven”, vertelt Jarrel Beets, bestuursvoorzitter van Bevrijdingsfestival Utrecht. Samenwerken doen de festivals al jaren op tal van terreinen, met name inhoudelijk. Bijvoorbeeld met een gezamenlijk thema en door het delen van de Ambassadeurs van de Vrijheid en artiesten. De inhoudelijke samenwerking zal door de koepelorganisatie in de toekomst nog makkelijker worden en verder worden uitgebreid, denkt ook bestuurslid van het Nationaal Comité 4 en 5 mei Nikki Sterkenburg.

Redding

In 2024 werden de Bevrijdingsfestivals gered, mede dankzij een eenmalige subsidie van een miljoen van de Rijksoverheid. “Zonder die steun hadden vijf à zes festivals moeten stoppen,” zegt Laroes, “want door de coronajaren hadden de festivals geen reserves meer.” Die Rijksbijdrage zou structureel moeten worden, vinden de Bevrijdingsfestivals, die ook van gemeenten en provincies subsidies ontvangen.

Volgens Manja Kerstholt is er vijf miljoen euro nodig; vijf euro per bezoeker. “Voor de Rijksoverheid peanuts, natuurlijk”, zegt Laroes, die namens de festivalstichting hierover gesprekken voert met

verschillende ministeries. Of dat geld er komt, is onzeker. “Uit een adviesrapport, dat het adviesbureau Deloitte kosteloos voor ons maakte, blijkt dat de Bevrijdingsfestivals al met heel weinig middelen worden georganiseerd. Dat kan niet nog efficiënter of goedkoper”, zegt Laroes. Kortom: als er niet bezuinigd kan worden, moet er dus geld bij. “Zonder extra financiële steun houden de festivals het op termijn niet vol”, aldus Laroes.

Solidariteit

Aan de onderlinge solidariteit van de Bevrijdingsfestivals hoeft het niet te liggen. Die is groot, ziet Nikki Sterkenburg, die namens het Nationaal Comité 4 en 5 mei als voorzitter van de klankbordgroep Toekomst van vieren veel contact met ze heeft. “Over de verdeelsleutel van de Rijksbijdrage was iedereen er in 2023 snel uit. Dat is zonder veel discussie gegaan”, vertelt het bestuurslid. “Ik vind het ook mooi om te zien hoe de emoties over de tegenslagen onderling werden gedeeld. Die steun is dus niet alleen organisatorisch, ze zijn elkaar ook mentaal heel erg tot steun.”

De bezoekers zelf, voorspelt festivaldirecteur Kerstholt, zullen waarschijnlijk weinig merken van de nauwere samenwerking van de veertien Bevrijdingsfestivals, die hopen nog vele jaren mee te kunnen gaan. <

De veertien Bevrijdingsfestivals , waar Nederlanders samen de vrijheid vieren, zijn al meer dan dertig jaar een begrip in Nederland. De festivals zijn zelf verantwoordelijk voor de organisatie en de line-up, maar worden gecoördineerd door het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Zo delen de Bevrijdingsfestivals de Ambassadeurs van de Vrijheid; in 2024 waren dat Wende, Son Mieux, Claude en Flemming.

Door wie en door wat worden mensen geïnspireerd? In deze serie vertellen medewerkers van het Nationaal Comité 4 en 5 mei over een verhaal, boek, film, podcast of bijvoorbeeld voorstelling die hen inspireerde in hun werk of dagelijks leven.

De keuze van…

‘Plekken als deze maken de gevolgen van verdeeldheid en conflict heel tastbaar’

Laura Dekker (Educatie)

‘Mijn interesse in de Tweede Wereldoorlog begon met De Vos van de Biesbosch’ Rutger van Krieken (Communicatie)

‘De video’s van de kransleggers laten me even stilstaan’ Thomas Kocabaş (Herdenken en vieren)

“Altijd als ik in mijn favoriete stad Berlijn ben, loop ik even langs de Gedenkstätte Berliner Mauer aan de Bernauer Straße. Hier vind je een lang stuk Berlijnse muur dat nog grotendeels in originele staat verkeert. Er staat een oude wachttoren en je ziet de ‘zone des doods’ nog liggen. De straat is bekend vanwege de vele tunnels die er werden gegraven en de duizenden mensen die er vanuit Oost-Berlijn naar het Westen vluchtten. Er staat een monument ter herinnering aan de bijna 200 mensen die hierbij omkwamen.

Plekken als deze vertellen het verhaal van gescheiden families, vrienden en gemeenschappen – het maakt de gevolgen van verdeeldheid en conflict heel tastbaar. Op dat soort plekken weet ik weer precies waarom mijn werk bij het comité zo belangrijk is.”

“Ik moet denken aan een kinderboekenreeks uit de jaren negentig: De Vos van de Biesbosch van Ad van Gils. Het gaat over een verzetsgroep in de Tweede Wereldoorlog en speelt zich af in de Biesbosch. Daar in de buurt ben ik zelf opgegroeid. Ik was een jaar of tien en al fan van de voetbalreeks Snelle Jelle van dezelfde schrijver. Toen ik zag dat hij een nieuw boek had geschreven, dacht ik: oh, dat is een goede schrijver, dan moet ik De Vos van de Biesbosch ook lezen! Het was een heel spannend boek en ik was meteen om. De andere twee delen verslond ik ook, ze lazen echt als een trein. Zo is mijn interesse in de Tweede Wereldoorlog begonnen. Daarna ben ik nooit meer opgehouden daarover te lezen.”

“De verhalen van de eerste generatie slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogen daarna inspireren mij elke dag weer. Op 4 mei leggen (klein)kinderen namens overlevenden een krans voor verschillende groepen slachtoffers tijdens de Nationale Herdenking op de Dam in Amsterdam. In korte video’s vertellen zij voor wie zij een krans leggen en wat hun persoonlijke verhaal of dat van een familielid is. Die fragmenten maken elke keer veel indruk op me. Ze zorgen ervoor dat ik even stilsta en nadenk over wat deze mensen hebben meegemaakt. Dan weet je weer voor wie je de Nationale Herdenking, de Nationale Herdenking 15 augustus 1945 en de Nationale Holocaust Herdenking organiseert. Natuurlijk, ik doe het voor Nederland, voor ons allemaal, maar vooral voor de eerste generatie slachtoffers en hun naasten.”

door Daphne van Breemen

23 maart

30

15 augustus

12 september

2024 in beeld

12 januari

januari

10 Januari

Op woensdag 10 januari werd het eerste exemplaar van 4FREE, lesgeven over de Holocaust aan het onderwijs gepresenteerd. Doel van het magazine is docenten hulp te bieden bij het lesgeven over de Holocaust. Bij 4.000 docenten

geschiedenis belandde het magazine op de mat. Wim van de Donk, voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, reikte het eerste exemplaar uit aan Matthijs Braat, docent geschiedenis aan het Lorentz Casimir Lyceum in Eindhoven.

12 januari

Vrijdag 12 januari werd de wisseltentoonstelling ‘Gedwongen’ geopend in het museum van Nationaal Monument Kamp Amersfoort. De tentoonstelling vertelt over een onderdeel

van de Tweede Wereldoorlog in Nederland dat lang onderbelicht is gebleven: de Arbeitseinsatz. Aan de hand van mémoires, persoonlijke voorwerpen en audiofragmenten vertellen

30 januari

Deze zondag vond de jaarlijkse Nationale Holocaust Herdenking plaats bij het Spiegelmonument ‘Nooit Meer Auschwitz’ in het Wertheimpark in Amsterdam. Het was 79 jaar geleden dat concentratieen vernietigingskamp Auschwitz, hét internationale symbool van de Holocaust, werd bevrijd.

4 mei

Tijdens de herdenkingsbijeenkomst in De Nieuwe Kerk sprak Dido Michielsen de 4 mei-voordracht De verloren oorlog uit. Aansluitend legden de koning en de koningin tijdens de herdenkingsplechtigheid op de Dam de eerste krans bij het Nationaal Monument. Daarop gevolgd werd door alle

aanwezigen op de Dam de twee minuten stilte in acht genomen. De 15-jarige Marijn Spruit sprak na het Wilhelmus over haar opa en oma. Zij leerden elkaar kennen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Burgemeester Femke Halsema verzorgde dit jaar de toespraak op de Dam.

23 maart

Vandaag vond in de Jaarbeurs in Utrecht de kick-off van 80 jaar vrijheid plaats. Op deze dag vond in de Jaarbeurs in Utrecht de kick-off van 80 jaar vrijheid plaats. In aanwezigheid van meer dan 500 organisatoren en betrokkenen werd gesproken over herdenken en vieren in het komende lustrumjaar.

5 mei Bevrijdingsdag begon dit jaar in de provincie Limburg waar Lilian Gonçalves – Ho Kang You de 5 mei lezing Vrijheid is de rechtsstaat gaf. Aansluitend ontstak demissionair minister-president Mark Rutte het Bevrijdingsvuur op Bevrijdingsfestival Limburg. Dat was het startsein voor de 14 Bevrijdingsfestivals waar de Ambassadeurs van de Vrijheid Claude, Son Mieux, Flemming en Wende optraden. Naast de festivals

trokken ook de meer dan 700 Vrijheidsmaaltijden veel enthousiaste bezoekers. In het hele land werden maaltijden georganiseerd, ook in de Caribische gebiedsdelen van het koninkrijk genoten mensen van de Vrijheidssoep. Deze werd dit jaar bedacht door chef Nick Toet. Traditiegetrouw werd Bevrijdingsdag afgesloten met het 5 mei-concert op de Amstel, in aanwezigheid van het koninklijk paar en de minister-president.

12 september

Op 12 september werd in het ZuidLimburgse Mesch het begin van de bevrijding van Nederland herdacht, dit jaar 80 jaar geleden. Bij de ceremonie in het dorp waren, in het bijzijn van koning

Willem-Alexander en koningin Máxima, optredens en werden verhalen verteld over hoe de bevrijding van Nederland begon. De ceremonie in Mesch was tevens de start van de nationale viering van 80 jaar vrijheid.

15 augustus

Op donderdag 15 augustus 2024 vond in Den Haag de Nationale Herdenking 15 augustus 1945 plaats en werd er stilgestaan bij het officiële einde van de

Tweede Wereldoorlog in het Koninkrijk der Nederlanden. Ook werden alle slachtoffers van de oorlog tegen Japan en de Japanse bezetting van voormalig Nederlands-Indië herdacht. <

De zwarte bevrijders van Limburg: strijders

voor een vrijheid die ze zelf niet hadden

Op 12 september 1944 bevrijdden geallieerde troepen het eerste dorp van Nederland: het Limburgse Mesch. Maar onder de troepeninzet in die regio bevond zich een groep van Afro-Amerikaanse militairen die net als in de Amerikaanse maatschappij gescheiden werden van witte Amerikanen. Hun inzet en verhalen bleven lang ondergeschoven in de geschiedenis, wat was hun rol?

De eindeloze rijen spierwitte kruizen, strak in het gelid, vormen het iconische beeld van de Amerikaanse Begraafplaats bij het dorpje Margraten . Dit is de plek waar vele duizenden Amerikaanse soldaten, gesneuveld bij de bevrijding van West-Europa, hun laatste rustplek hebben gevonden. Toch kennen maar weinig mensen het verhaal achter de aanleg van deze bekende oorlogsbegraafplaats: in het najaar van 1944 werden zwarte soldaten als grafdelvers ingezet – zonder graafmachines, alles met hand en schop. In deze tijd was het Amerikaanse leger officieel gesegregeerd; men wilde witte en zwarte militairen gescheiden houden, net als in grote delen van de maatschappij. Ook werden zwarte militairen over het algemeen uitgesloten van deelname aan gevechtshandelingen, vanuit het vooroordeel dat ze geen goede soldaten zouden zijn. Hun bijdrage bleef dan ook grotendeels beperkt tot een plek in de ondersteunende troepen.

Logistieke depots

Van oktober 1944 tot het voorjaar van 1945 waren in het zuiden van Limburg een aantal logistieke depots van het 9e Amerikaanse leger ingericht. Deze werden gebruikt voor opslag van voedsel en materieel, onderhoud, vervoer en communicatie. Vrachtwagens reden af en aan, en de garages, voorraadtenten, keukens, bakkerijen en wasserettes werden voor een groot deel door Afro-Amerikaanse militairen gerund. Van groot belang voor de oorlogsvoering, maar letterlijk niet op de frontpositie en daarmee is de inzet

van deze militairen lange tijd een blinde vlek in de geschiedvertelling geweest, legt projectleider en historicus Sebastiaan Vonk van de stichting Black Liberators in the Netherlands uit: “Een deel van de in totaal 1,2 miljoen Afro-Amerikaanse soldaten in het leger van de Verenigde Staten was in Nederland gestationeerd, vooral in Limburg, maar ook in Gelderland en Noord-Brabant. Onze stichting wil het beeld van hun aanwezigheid in deze provincies zo volledig mogelijk krijgen, dus waar ze precies waren, wat ze deden, welke taken ze verrichtten, welke contacten met de lokale bevolking ze onderhielden. Wij werken door op de belangrijke oral history-projecten, die grondlegger Mieke Kirkels enige jaren geleden heeft geleid. Zij wist nog getuigenissen uit de eerste hand vast te leggen, dus van de dorpsbewoners en zwarte soldaten zelf, én van de kinderen van toen, die uit contact tussen beide groepen op de wereld zijn gekomen.”

Wiggins Park

Een van de grafdelvers van Margraten was Jefferson Wiggins, die op 16-jarige leeftijd dienst nam in het leger. Wiggins was afkomstig uit Alabama, waar de constante aanwezigheid van racisme het dagelijks leven bepaalde, zoals in de meeste zuidelijke staten van de Verenigde Staten. Nadat in juli 1944 de geallieerde opmars in gang gezet was, werd de zwarte compagnie achter de rest van de troepen aangestuurd. Zo kwam Wiggins met zijn zwarte compagnie, geleid door witte officieren, in het najaar van 1944 in Zuid-Limburg om daar de akkers van Margraten te veranderen in een reusachtige begraafplaats. Het grove en zware graafwerk was voor hun rekening. Witte eenheden verzorgden later de registratie en identificatie van de gesneuvelde soldaten.

Pas vijfenzestig jaar later zou Wiggins weer voet zetten op deze begraafplaats om tijdens de herdenking in Margraten zijn herin-

neringen te delen met het publiek. Niet alleen zijn ervaringen waren voor velen onbekend, ook verbaasde hij zich erover hoe weinig mensen wisten van het institutionele racisme dat het Amerikaanse leger ten tijde van de Tweede Wereldoorlog verdeeld had. Voor Wiggins werd dat zijn drijfveer om erkenning te vragen voor de Afro-Amerikaanse soldaten en hun betekenis voor de bevrijding van Europa, iets wat hij tot zijn dood in 2013 bleef doen. Dat bleef niet onopgemerkt. Vorig jaar werd tijdens Memorial Day, de Amerikaanse dodenherdenking op de laatste maandag in mei, in Margraten het Wiggins Park als eerbetoon aan de zwarte bevrijders onthuld.

Het 784e tankbataljon bij Venlo

Ondanks het feit dat de legerleiding vasthield aan de opvatting dat zwarte militairen niet geschikt waren voor het slagveld, zijn er toch uitzonderingen geweest, stelt Vonk: “Het beeld is niet honderd procent eenduidig. De Amerikaanse regering wilde een evenredige afspiegeling van de gehele mannelijke bevolking in het leger terugzien. Die moesten dan idealiter ook nog gelijk verdeeld zijn over alle krijgsmachtdelen. Beide doelstellingen bleken lastig te halen. In combinatie met het commentaar op de vele ondersteunende rollen waarin ze belandden, werd besloten uiteindelijk toch zwarte infanteriedivisies op te richten. Zo zijn er drie tankbataljons van zwarte soldaten geformeerd: het 758e, 761e en 784e.”

Die laatste divisie zou nou net een actieve rol in Limburg gaan spelen. De geallieerde opmars stokte in het najaar van 1944; het duurde tot de lente voordat de troepen de rest van Nederland konden bevrijden. Het 784e tankbataljon hielp begin maart 1945 de 35e infanteriedivisie met de bevrijding van Venlo. Zo hebben iets meer dan 700 Afro-Amerikaanse militairen in Nederland gevochten. Geen van hen is gesneuveld tijdens de bevrijding van Venlo.

De bemanning van een tank in het 784e tankbataljon krijgt nieuwe orders. National Archives and Records Administration
Soldaten van het 784e tankbataljon wachten op nieuwe orders en onderhouden hun voertuigen. National Archives and Records Administration

Wel zijn mannen van het 784e tankbataljon op latere momenten bij gevechten gedood. Ook zij liggen in Margraten begraven. Toen het tekort aan militairen gedurende de laatste maanden van de oorlog begon aan te houden, werd er vanuit de Amerikaanse top overgegaan tot een vergaande stap: onder de zwarte ondersteunende afdelingen werd een oproep verspreid om over te stappen naar de infanterie, om naar het front te gaan. Ongeveer 5000 mannen meldden zich, van wie uiteindelijk de helft als zwarte pelotons bij witte eenheden is geplaatst. Vonk: “Dit is historisch gezien zeker opmerkelijk, want hier is de facto de segregatie in het leger doorbroken. Uiteindelijk is vanaf 1948 door president Truman begonnen met de echte desegregatie in het leger.”

Paratrooper Woodland

Bernard Woodland zorgde er zélf voor dat hij als Afro-Amerikaanse man in een witte gevechtseenheid kwam. Vanwege zijn gemengde afkomst had hij een lichte huid, maar toch kreeg hij het label colored. Toen hij in 1942 werd opgeroepen voor het leger voelde hij dan ook weinig voor een positie bij de ondersteunende troepen. Hij vervalste zijn papieren en kwam terecht bij de (witte) 82e Airborne Divisie. Als paratrooper werd hij ingezet bij Operation Market Garden. Een dag na de Waaloversteek van 20 september 1944 raakte hij zwaar gewond tijdens het verdedigen van het bruggenhoofd aan de kant van Lent. Hij werd vervoerd naar een militair hospitaal in België, waar hij vier dagen later overleed. Zijn naam staat op een herdenkingsmonument aan de Waaloever, tezamen met die van 47 gevallen kameraden. Woodlands broer Donald volgde zijn voorbeeld: ook hij vervalste zijn papieren om te mogen vechten. Hij overleefde de oorlog wel. Hun verhalen zijn uitzonderlijk. Niet alle zwarte mannen voelden in die jaren de motivatie om het Amerikaanse leger te dienen. Sebastiaan Vonk: “Dit was echt een onderwerp van discussie. Waarom vechten voor

Assimilering van Native Americans

Een andere etnische groep in het leger van de VS waren de Native Americans. Naar schatting vochten 45.000 inheemse Amerikaanse soldaten mee in de Tweede Wereldoorlog. Opmerkelijk genoeg gebeurde bij hen min of meer het omgekeerde als bij de zwarte soldaten: zij werden juist gedwongen te assimileren in de witte structuur en hun eigen cultuur zoveel mogelijk op te geven, alleen al door een Westerse achternaam aan te nemen. Dit maakt archiefonderzoek naar hun verhalen lastig. Desondanks zal volgend jaar in het Vrijheidsmuseum in Groesbeek een wisselexpositie te zien zijn over hun verhalen, samengesteld door Amerikaniste dr. Mathilde Roza.

jouw land, hetzelfde land dat jou buitenspel laat staan? Waarom zou je strijden voor vrijheden die je zelf niet hebt? Voorstanders verkondigden echter het standpunt dat dit juist de kans was om aan te tonen dat zwarte Amerikanen ‘good American citizens’ waren, en dat dit van groot belang was in de emancipatie. In de zwarte media werd dit de double victory campaign genoemd: strijden voor vrijheid overzees en voor vrijheid thuis.”

Een ander plaatje

De stichting Black Liberators in the Netherlands heeft 80 jaar na de bevrijding nog altijd een duidelijk doel: het beeld van de zwarte bevrijders in ons geheugen griffen. Vonk: “Iedereen is bekend met het beeld van een witte soldaat in combat action als het gaat om de bevrijding. Het zou mooi zijn als musea en media eens kiezen voor een ander plaatje. In de representatie van geallieerde militairen kun je namelijk ook het belang van de ondersteunende troepen en de opoffering van de zwarte militairen in beeld brengen. Dan maak je de onderbelichte schakels van de logistiek zichtbaar. Want zonder ondersteunende troepen kun je onmogelijk een oorlog winnen.” Om deze gedachte kracht bij te zetten zet de stichting zich nog altijd in voor het realiseren van een monument dat de rol van zwarte soldaten bij de bevrijding van Europa onder de aandacht brengt. De locatie hiervoor? Vonk: “Dat weten we nog niet precies. Een logische keuze zou het gebied zijn waar de depots waren gevestigd, dus in de buurt van Maastricht, Heerlen, Valkenburg, gezien de hoeveelheid militairen die daar waren gestationeerd. Overigens willen we als stichting tegelijk een academisch promotieonderzoek initiëren. Zo’n PhD kan het onderzoek in één klap op een hoger niveau brengen en ook de totstandkoming van een monument van voldoende onderbouwing voorzien. Dit bijzondere oorlogsverhaal verdient meer verdiepend onderzoek.” <

De oorlogscorrespondent Ted Stanford van The Pittsburgh Courier interviewt s ergeant-majoor Morris O. Harris; een tankcommandant van het 784e Tankbataljon. National Archives and Records Administration
‘Ik heb altijd geloofd in de verbindende kracht van eten’

Het is alweer de zesde editie van de Vrijheidssoep, maar nog nooit eerder werd die door een grootouder en kleinkind gemaakt. Chef Jet van Nieuwkerk, bekend van Tip van Jet en haar (kook)boeken, en haar oma Jeanne van Munster (90) hebben de eer. “In haar keukentje heb ik leren koken.”

door Daphne van Breemen foto’s Ruud Janssen

Het keukentje van oma dus. Maar wel een “heel bijzonder keukentje”, licht Jet van Nieuwkerk (35) toe. “Het is heel klein met heel weinig werkruimte, maar het heeft alles. Overal staan potjes, blikjes en kruiden, aan de muur hangen pannen. Oma weet precies waar alles staat.” Zolang ze zich kan herinneren, zit Jet aan oma’s tafel terwijl oma achter haar fornuis staat. “Ze wil niet van dat gevaarte af, wat mijn moeder en ik maar niks vinden. Het is een oud fornuis dat je nog met lucifers in de hoekjes moet aansteken.” Maar Jeanne is er te veel aan gehecht. Het gaat toch prima zo?

Grootse gerechten

Want zo klein als het keukentje is, zo groots zijn de gerechten die oma er kookt én bakt. Jeannes boterkoek is inmiddels een klassieker: “Mijn vrienden, familie, iedereen houdt ervan”, vertelt Jet. Oma’s pruimentaart en perentaart, ook zo lekker. Of oma’s cake, favoriet bij Jets vierjarige

zoontje. “Elke keer als Frenkie haar ziet, vraagt hij of ze weer cake heeft gebakken.”

Soep van niks

Jeanne woont al veertig jaar in haar huis in Amsterdam en al die tijd bleef haar keukentje hetzelfde. “Oma woont op vierhoog aan de Leliegracht, midden in de Jordaan. Ze moet acht trappen naar beneden als ze boodschappen gaat doen, daarna ook die acht trappen weer op, maar dat deert haar niet.” Een brug verder, aan de Bloemgracht, stond het ouderlijk huis van Jet. “Dus toen ik jong was, was ik altijd bij oma te vinden. Ik ben half door haar opgevoed. In haar keukentje heb ik leren koken, op een kruk naast haar.” Een van de eerste dingen die Jet van haar oma leerde maken, was soep. Nog op de ouderwetse manier met een roerzeef, herinnert ze zich. “We maakten altijd ‘soep van niks’, zo noemden we dat. We stopten er allemaal restjes in en die mocht ik dan door de zeef roeren.

Als oma dan zei: ‘Stop, terug!’, moest ik de zeef terugdraaien. De soep was altijd heerlijk.”

Troost aan tafel

Toen het Nationaal Comité 4 en 5 mei Jet vroeg de Vrijheidssoep van 2025 te maken, was ze vereerd. “Koken zit me echt in het bloed, dus ik vind het heel vet dat ik voor deze editie het recept mag maken.” Want waar het online soms lastig kan zijn om je uit te spreken – ‘Ik wil niemand voor het hoofd stoten’ – gaat dat aan de eettafel makkelijker. “Ik heb altijd geloofd in de verbindende kracht van eten. Aan tafel delen we verhalen en vinden we troost in elkaars gezelschap. Het spreekt me enorm aan om met de Vrijheidssoep een maaltijd te creëren waarbij we samen stil kunnen staan bij het belang van vrijheid.”

Vrijheidssoep

Jet wist meteen dat ze oma’s hulp kon

OVER JET

Jet van Nieuwkerk schreef meerdere boeken over koken, eten en een gezonde leefstijl. Daarnaast presenteerde ze verschillende programma’s bij televisiezender 24Kitchen . Op Instagram deelt ze tips onder de naam Tip van Jet .

gebruiken. “Zij is altijd aan het koken. Oma vindt het leuk om voor anderen iets lekkers te maken en hen zo te verbinden. Die liefde heb ik van haar overgenomen.” Gelukkig hoefde oma geen seconde te twijfelen. “Op alles wat ik samen met haar wil doen, zegt ze ja”, lacht Jet. Als het aan Jeanne lag zou hun Vrijheidssoep ook een ‘soep van niks’ worden. “Oma zei dat het een sobere soep moest worden, zoals het eten tijdens de Tweede Wereldoorlog was.”

Maar kleindochter Jet wist oma ervan te overtuigen voor een goedgevulde soep te gaan. En oma mag dan negentig zijn, maar de ingrediënten werden gewoon via Whatsapp bepaald. “Tomaten, prei, courgette, boerenkool, witte boontjes en kruiden, die vindt oma heel belangrijk.” Zo kwamen ze na een tijdje heen-en-weer geapp tot een minestrone en was hun Vrijheidssoep geboren. Hoe kon het eigenlijk

ook anders: elke familieverjaardag staat er minestrone op het menu. Niet alleen de perfecte soep voor feestjes, maar ook om kliekjes op te maken, verzekert Jet. “Heb je in de koelkast nog een broccoli of bloemkool liggen, doe ‘m er dan absoluut bij. Oud brood over? Daar maak je croutons van! Ook heerlijk erbij: zelfgemaakte pesto.”

Tweede Wereldoorlog

De Vrijheidssoep moet het gesprek over vrijheid op gang brengen tijdens de Vrijheidsmaaltijden op 5 mei. “Ik probeer me weleens in te denken hoe het is om niet vrij te zijn. Helemaal als ik daarover met oma praat.” Want Jeanne weet door haar oorlogservaringen hoe het is om je vrijheden in te moeten leveren. “Hoe ouder oma wordt, hoe moeilijker ze het vindt om daarover te praten”, merkt Jet.

Bijvoorbeeld over die dag dat haar oma bij een Joods vriendinnetje speelde toen er een inval was. “Ze verstopten zich in de kast en hebben daar een dag gezeten. Uiteindelijk gingen de invallers weg, zonder dat de familie werd gevonden.” Een ander verhaal gaat over de Joodse onderduikers die Jeannes ouders – Jets overgrootouders – in huis hadden en het grote geheim dat haar oma als kind dus met zich meedroeg. “Mede door de gesprekken met oma realiseer ik mij dat vrijheid iets is om elke dag opnieuw te koesteren, te beschermen en te vieren.” <

‘Heel Nederland zou de Poolse bijdrage

aan onze bevrijding moeten kennen’

Dat Poolse strijders een belangrijke bijdrage aan de bevrijding van Nederland leverden, bleef na de Tweede Wereldoorlog onderbelicht. Daarom zet het Maczek Memorial Breda zich in voor de erkenning en herdenking van de Eerste Poolse Pantserdivisie.

Als Roel Noga (69) aan komt fietsen, is de gemeentelijke plantsoenendienst net klaar met het onderhoud van het Pools Militair Ereveld in Breda. Het gazon ligt er strak bij en steekt fel af tegen het grote, witte monument en de witte zerken van de graven van ruim 160 Poolse militairen. De bloemen, rode en witte rozen, lijken nog maar net bij de graven neergelegd.

Noga parkeert zijn fiets bij het aangrenzende Maczek Memorial Breda, waar hij als vrijwilliger bedrijfsleider is en rondleidingen geeft. Het memorial –zwart, rechthoekig, veel glas – opende in 2020. Hier wordt de belangrijke maar vaak vergeten bijdrage die Poolse strijders leverden aan de bevrijding van grote delen van België en Nederland geëerd en herdacht. Er is speciale aandacht voor Stanislaw Maczek, commandant van de Eerste Poolse Pantserdivisie, die in 1944 en 1945 door Europa trok. Breda werd door hen op 29 oktober 1944 bevrijd, zonder burgerslachtoffers te maken.

De persoonlijke verhalen van zes Poolse militairen worden in een interactieve expositie uitgelicht. Een multimediawand toont de route die ze door Europa aflegden om zich bij de geallieerden aan te sluiten. Daarnaast is er een informatie- en documentatiecentrum, een auditorium, een bezinningsruimte en een collectie militaire voorwerpen uit de Tweede Wereldoorlog, waaronder het uniform van generaal Maczek.

Stanislaw Maczek

“Maczek is in Nederland niet bekend, maar in Polen is hij een beroemd figuur”, vertelt Noga, terwijl hij wijst op de vele Poolse bijdragen in het gastenboek. Dat Breda nagenoeg ongeschonden uit de strijd kwam, komt mede door Maczeks persoonlijke inzet. Zo is er het verhaal over een tank die op de toren van de grote kerk in Breda schoot, omdat zijn soldaten dachten dat er een Duitse wachtpost zat. “Maczek greep in op de radio, en zei: ‘Wie schiet er in hemelsnaam op de grote kerk?’”

“Het was zijn beleid om, anders dan de Britten en de Amerikanen, niet eerst artillerie te gebruiken, maar soldaten”, vertelt Noga. “Dat heeft waarschijnlijk wel iets meer soldaten het leven gekost, maar geen burgers en ook gebouwen bleven ongeschonden. Daarom is Breda hem zo vreselijk dankbaar.” Maczek werd na de oorlog ereburger van Breda, net als de rest van de divisie.

Een Poolse jongen

Noga’s vader, Bronislaw Noga, was een van de jonge mannen die bij de Eerste Poolse Pantserdivisie zaten. Daar belandde hij als 21-jarige, geboren in het onder het Duitse Keizerrijk vallende West-Pruisen, opmerkelijk genoeg door eerst als krijgsgevangene in het leger van de nazi’s te dienen. Hij belandde in Normandië en vocht op D-day. “Daar bij Omaha Beach moet hij vreselijke dingen hebben meegemaakt, maar hij

Generaal Stanislaw Wladyslaw

Maczek (18921994) overleed op 102-jarige leeftijd in Schotland. Het was zijn nadrukkelijke wens om tussen zijn soldaten begraven te worden op het Pools Militaire Ereveld aan de Ettensebaan in Breda.

sprak er nooit over.” Bronislaw Noga liep over naar de geallieerden en voegde zich bij Maczeks troepen. Noga reconstrueerde deze geschiedenis door archiefonderzoek, en door de verhalen van zijn moeder, Tiny Vos, die ze kort voor haar dood opschreef. Onder meer over de ontmoeting met haar Poolse man die een familievriend was; na de bevrijding bleven de Polen vijf maanden in Breda en omgeving om de frontlijn langs de maas te bewaken, daardoor ontstond een hechte band tussen de Polen en de Bredanaars.

Vrijheid

‘ Dat Breda na genoeg ongeschonden bleef, is dankzij generaal Maczek’

“Heel Nederland zou deze geschiedenis moeten kennen. De Canadese en Amerikaanse bijdrage aan onze bevrijding is bekend, maar de Polen worden vaak vergeten”, zegt Noga. “Het verhaal over de vrijheid is vreselijk belangrijk voor schoolkinderen. We ontvangen gemiddeld drie schoolklassen per week met wie we bespreken wat het betekent om vrij te zijn. De leerlingen gaan altijd onder de indruk naar huis. We moeten nooit vergeten dat vrijheid niet vanzelfsprekend is en dat we ervoor moeten knokken.” <

‘ Mijn vaders gezicht, zijn ogen, met dat gigantische v erdriet. Dat is mijn 4 mei’

NC Magazine publiceert elk nummer een gesprek tussen twee mensen van verschillende generaties. Een dubbelinterview met schrijvers Jessica Durlacher (1961) en Lale Gül (1997) over de prijs van vrijheid en over de afnemende artistieke en literaire vrijheid in Nederland.

door Leonard Ornstein en Larissa Pans foto’s Paul Tolenaar

Het dagboek van Anne Frank vindt schrijver Lale Gül ‘een van de mooiste boeken die ze ooit heeft gelezen’. Het was een al herkenning. “Ik identificeerde me enorm met haar. Ook al zat ik natuurlijk niet letterlijk vast in een achterhuis, ik begreep haar gevoel van opgesloten zijn zo goed.” Schrijver Jessica Durlacher bezag in haar jeugd dat beroemde oorlogsdagboek juist met enig wantrouwen. Want haar vader, de Joodse Gerhard Durlacher, overlever van verschillende concentratiekampen, peperde haar en haar zussen in dat het dagboek niet het ‘echte werk’ was. “Mijn vader wilde niet eens dat we het lazen. Hij vond het eigenlijk – ja, het klinkt debiel – te luxueus. Haar dagboek was in zijn ogen niet de oorlog, want dat waren de concentratiekampen. Ik vond het dagboek ontzettend deprimerend, heel zwaar om te lezen. Elke zin doet pijn omdat je weet wat er daarna met haar gebeurde. Dan lees je hoe Anne en haar mede-onderduikers elke dag trouw zitten te lezen en te studeren, ze organiseren zelfs een Sinterklaasfeestje. Ze maken er zo intens het beste van, en opeens stopt alles.”

We zitten met drie schrijvers – Lale Gül, Jessica Durlacher en haar echtgenoot Leon de Winter die even is aangeschoven – in de duinachtige tuin. Uitzicht op hun romantische villa met houten details uit 1907. Het idee was om het ‘oorlogsgesprek’ tussen Durlacher en Gül te houden in een besloten bovenzaaltje van een grand café ergens in de randstad, maar toen de medewerkster hoorde dat de geïnterviewde een

bedreigde schrijver is, was er plots geen ruimte meer beschikbaar. Durlacher biedt haar huis aan – volop privacy – en zo zitten we in haar Bloemendaalse achtertuin. Het schrijversechtpaar bewoont dit huis waar ooit de literaire uitgeverij C.A. Mees in zat. Boven in de zolderkamer schreef Henriëtte Roland Holst haar gedichten, op de begane grond zijn nog de overblijfselen te zien van een boekenlift. Genoeg literaire vibes dus voor een gesprek over de erfenis van de Tweede Wereldoorlog en over deze tijd, waarin de randen van de vrijheid van meningsuiting al snel in zicht komen.

Durlacher en Gül hebben elkaar één keer eerder ontmoet, in 2021 in het Amsterdamse debatcentrum De Balie. Beide schrijvers hadden net een boek uit, Durlacher De stem, Gül haar debuut Ik ga leven Een rommelige avond was het, memoreert Durlacher, met een samengeraapt zooitje als panel, en het evenement was ook nog eens in coronatijd, dus geen publiek. Na afloop spoedde iedereen zich naar huis.

Durlacher tegen Gül: “Jij was echt in een angstige situatie toen, hè?”

Gül: “Als ik die beelden terugzie, zie ik wel dat ik niet goed in mijn vel zat. Mijn familie was woest, ik kreeg van alle kanten bedreigingen. Het was chaos in mijn hoofd.”

Durlacher: “En naborrelen was er niet bij, we zaten in een lockdown en we waren allemaal als de dood om weer corona te krijgen.”

Drie jaar geleden veranderde het leven van de jonge Turks-Nederlandse Gül

totaal. Haar debuut Ik ga leven maakte veel los. Het bijzondere inkijkje dat ze de lezer bood in het leven van het orthodox-islamitische gezin waarin ze in Amsterdam-West opgroeide, is hard en soms met galgenhumor geschreven. Haar ouders, ‘mijn verwekkers’, spaart ze niet, vol woede schreef ze over alle ge- en verboden waaraan een goed, islamitisch meisje moet voldoen, en zij dus ook. Hoofddoek verplicht, make-up verboden, niet uitgaan, geen vriendje, geen feestjes, het bezoek thuis verzorgen, meehelpen in het huishouden, vader en broers zijn de baas, enzovoort. Ze kreeg na publicatie veel bijval, maar ontving ook talloze doodsbedreigingen. En ze werd na publicatie verketterd door haar omgeving: ze werd letterlijk de straat op gegooid door haar woedende familie na haar eerste media-optreden bij Op1 in februari 2021. Midden in de nacht belde ze burgemeester Femke Halsema, die ze net had leren kennen, en zij regelde voor Gül onmiddellijk een plek in een schrijvershuis, eigenlijk bestemd voor buitenlandse bedreigde schrijvers. Güls tweede boek, Ik ben vrij, is recent uitgekomen. De binnenkant ervan is gelardeerd met een selectie van de socialmedia-derrie die ze ontving: ‘jij gaat eindigen als petertje, let maar op.’ ‘Ga geen leugens vertellen. Vroeg of laat je bent de Sjaak’.

Vanochtend ontving ze er weer één, een doodsbedreiging. Ze vertelt het vrij laconiek. “Het doet me niks meer. Ik heb op een gegeven moment dat luikje dicht gedaan.” Gül wil zich niet meer gek laten

maken door anoniempjes die haar doodsangst pogen aan te jagen. De twintiger raakte na haar coming-out als moslimaafvallige in een flinke depressie. Haar boek werd een bestseller, maar haar familie had haar doodverklaard, ze durfde de straat niet meer op en ze miste haar 13-jarige zusje Defne, met wie de banden eveneens waren verbroken. Ze ging in therapie bij een psychiater om uit de misère te komen.

Je hebt een hoge prijs betaald voor je vrijheid.

“Dat is zo. Toen mijn boek net uit was deden de doodsbedreigingen me nog veel. Ik was niet gewend aan ‘t herkend worden op straat, uitgescholden en bespuugd worden.” Sadder and wiser is ze geworden, en Gül heeft inmiddels haar voorzorgsmaatregelen getroffen. Ze gaat standaard de straat op met pet, hoed of zonnebril. “Met het openbaar vervoer durf ik niet meer te reizen. Ik ga óf met een taxi óf een bekende haalt me op. Ik ben vanuit Amsterdam verhuisd naar een kleinere stad. Ik ga nooit ergens alleen naartoe. En bij publieke gelegenheden, zoals een lezing, zorg ik dat er beveiliging aanwezig is.” Ze oogt desondanks vrolijk en ontspannen. “Ik ben weer happy. Ik ben omringd door leuke mensen en ik ben blij dat ik redelijk snel uit die depressie ben gekomen.”

Jullie zijn allebei in Amsterdam opgegroeid, Lale in onvrijheid, Jessica in vrijheid...

Durlacher: “Ja, ik was vrij… heel vrij vergeleken met Lale. Maar iedereen heeft

zijn eigen onvrijheden. Mijn onvrijheid had met het verleden te maken. Altijd speelde er iets véél groters en véél belangrijkers op de achtergrond dan ons leven – dat van mijn zussen en van mij – en dat was de Holocaust en wat die met mijn vader had gedaan. Mijn vader had drie concentratiekampen overleefd, zijn ouders waren vermoord. Daar werd nooit over gesproken. Maar het was in zekere zin toch mijn gevangenis. Leuke, lichtzinnige zaken, zoals plezier hebben, flirten, je te buiten gaan aan drank en jongens kon eigenlijk niet, daar kleefde de smaak aan van verraad. Verraad aan de gruwelen uit mijn vaders jeugd, aan zijn pijn. Lol was niet waardig.”

Gül: “Een soort eeuwige grafstemming?”

op?’ Haha. Om gek van te worden. Of als ik laat naar een feest wilde: scènes – of ik soms gek geworden was, of ik hem een hartaanval wilde geven. Ik moest strijd voeren tegen een morele rem op jong zijn, plezier hebben. Een strijd die ik niet echt aankon, of durfde te voeren, toen ik nog thuis woonde. Ik hield daarvoor ook gewoon te veel van mijn vader. Pas toen ik uit huis was, raakte ik verlaat in de puberteit.” Gül knikt instemmend, zo ging het ook bij haar.

‘ Elke zin doet pijn omdat je weet wat er

daarna met haar gebeurde’

Durlacher, schiet in de lach: “Nee, dat niet. Er waren ook wel veel grapjes en gezelligheid. Maar tegelijkertijd was er altijd ook een soort gedemptheid – een ernst die alles overheerste.” Tegen Gül: “Het is niet zoals bij jou. Ik hoefde me niet te onderwerpen of een hoofddoek te dragen. Mijn hoofddoek werd intern opgelegd. Als ik wilde uitgaan en ik had mascara op, zei mijn vader: ‘Heb je weer die massacra

Het bekendste boek van Gerhard Durlacher is Strepen aan de hemel, dat in 1985 verscheen. Zijn dochter las het eerder. “Het is een boek bestaande uit verhalen over zijn kampervaringen, hij had ze al eerder naar me gestuurd. Ik studeerde Nederlands, dus hij wilde weten wat ik ervan vond, omdat ik meer van literatuur zou weten dan hij. Achteraf denk ik: omdat hij me zo zijn verhaal kon vertellen. Was ik heel streng bezig met of ik een zin wel mooi vond of ik sloopte ijverig alle adjectieven eruit.”

De een in de zestig, gelouterd schrijver, met Joodse roots; de ander: twintiger, stammend uit een familie van Turkse gastarbeiders. Gül spreekt vrijuit en vol vuur, Durlacher is terughoudender in haar uitingen. Ze weten met hun uitgesproken opinies hun weg te vinden in kranten en tijdschriften. Beide vrouwen weten wat het is om een standpunt te verkondigen dat weerstand oproept. Of het nu een pro-Israël-artikel of een kritische hoofddoekjescolumn is. De tijd van nu ademt

aan alle kanten begrenzing uit, zeggen zij. Dat roept de vraag op: Is Nederland een vrij land?

Gül: “Ja, dit is een vrij land. Een Iraanse of Chinese schrijver vindt Nederland een paradijs. En nee, het is hier ook onvrij, omdat je veel dingen niet meer kunt zeggen. Mensen zijn snel gechoqueerd. De intellectuele vrijheid van kunstenaars, schrijvers en cabaretiers is momenteel klein. Laten we vooral geen grappen maken over alles wat gevoelig ligt. De huidige generatie cabaretiers beperkt zichzelf. Het gaat nooit over minderheden of over de islam, verboden onderwerpen. Een cabaretier als Youp van ’t Hek had daar schijt aan. En een columnist als Theo van Gogh is ook nooit meer opgestaan.”

Durlacher: “Nederland is een vrij land, maar net als in de Verenigde Staten lopen er hier ook scherpe lijnen tussen wat wel en niet kan. Er is een nieuwe soort moraliteitspolitie ontstaan die vrij militant voorschrijft wat ‘we’ moeten vinden. Bij veel artiesten zit een voorzichtige kleine mini-me op de schouder, zo’n sciencefiction geheim agent, een extra hoofdje dat meekijkt of iets wel kan.”

Gül: “De nieuwe religie is dat alles veilig moet zijn, je moet vooral niet op tenen gaan staan. Superwoke.”

We snijden een gevoelig onderwerp aan: de situatie in Israël. Onlangs is het beeldje van Anne Frank beklad met rode verf met de tekst ‘Free Gaza’, schrijver Herman Brusselmans schreef in Humo dat hij ‘iedere Jood een puntig mes door de keel

wil rammen’, de 18 Stolpersteine in Venlo konden in november 2023 niet worden onthuld vanwege ‘toegenomen animositeit’ jegens de Joodse gemeenschap vanwege de Gaza-oorlog. Wordt de nagedachtenis aan de Holocaust besmeurd door de aanslag op 7 oktober 2023 in Israël door Hamas en de daaropvolgende oorlog in Gaza?

Durlachter (fel): “Ja, terwijl het geen ene reet met elkaar te maken heeft. Het is heel erg dat het met elkaar verbonden wordt. Een smakeloze connectie. Houd het uit elkaar.” Gül: “Maar niemand houdt het uit elkaar. Ik ken het pro-Palestijnse kamp goed. Die mensen zeggen over Joden: ‘Ze hebben zelf een genocide overleefd en nu zijn ze de genocideplegers.’ Mij wordt gevraagd door mijn allochtone achterban: ‘Lale, wanneer ga jij nou eens schrijven over Palestina?’ Zij verwijten mij dat ik overal een grote bek over heb, behalve over Gaza. Het lastige is: ik zie de complexiteit van het conflict. Ik begrijp beide kanten. Het gaat mijn hele jeugd al over Israël, ik ben momenteel gewoon Israëlmoe. Ook al ben ik columnist, ik ga daar lekker niet over schrijven.”

atheïst Lale Gül en haar familie en de Turks-Nederlandse gemeenschap? Ze kijkt bedenkelijk. “Ik durf niet te hopen dat mijn familie me zal vergeven. Over de Turkse gemeenschap ben ik positiever. Dat is een diverse gemeenschap. De een zal inzien dat ik een punt heb en me geleidelijk omarmen, de ander kan mijn bloed wel drinken. Het bestaat naast elkaar.”

Of in Israël? Durlacher: “Men wijst wel eens naar de vrede die ontstond met Duitsland na de Tweede Wereldoorlog, als hoopvol gegeven wanneer het over het grote conflict tussen Israël en de Palestijnen gaat. Maar ik denk dat een ideologie buigzamer is dan een geloof. Religie (lees: islamisme) is zó sterk. Iran en zijn aanhangers haten Israël om het verschil in religie – zie dat maar eens te veranderen.”< ‘ Er is e en nieuwe soort moraliteitspolitie ontstaan die vrij militant voorschrijft wat ‘we’ moeten vinden’

Dan maar vrede op microniveau: zal het ooit tot een verzoening komen tussen vrijdenker en

Tweede Wereldoorlog

Lale Gül: “Ik hoorde er voor het eerst over tijdens een geschiedenisles, ik zag het als een hoofdstuk dat ik moest leren. Thuis werd er nooit over gesproken. Vanaf mijn zesde zat ik op de conservatieve weekendschool van Milli Görüs. Daar kreeg ik de Turkse geschiedenis mee, maar op een heel gekleurde manier. Het Ottomaanse rijk was ‘fantastisch en machtig’, van Atatürk waren ze geen fan. Joden, dat waren onze vijanden en ooit zou er weer een oorlog tussen de volkeren komen. Op een gegeven moment verkocht de moskee ansichtkaarten met daarop bebloede, Palestijnse kinderen. Aanvankelijk nam ik alles klakkeloos aan, op mijn achttiende jaar vielen de schellen me van de ogen. Wat een bullshit, dacht ik.”

Jessica Durlacher: “Thuis werd er nooit over de oorlog gesproken, ik wist wel dat er ‘iets’ was met mijn vader. Mijn moeder zei op een gegeven moment: ‘Je vader heeft in de gevangenis gezeten. Heel lang.’ Wat had hij dan gedaan?, dacht ik. Ik voelde alles wat mijn vader voelde. Ik identificeerde me heel erg met hem. Als de sirene afging op de eerste maandag van de maand, kromp mijn vader ineen. Ik lag dan panisch onder het bed. Ik was sowieso heel vaak bang.”

2 minuten stilte

Durlacher: “Ik denk aan alle andere 4 meiherdenkingen die ik heb meegemaakt. Elke 4 mei voel ik het grote, zware verdriet dat over de dag hangt. Je wil je er mee identificeren, maar je weet toch niet helemaal waarmee dan; het is moeilijk kiezen

tussen alle dingen die je erover weet. Dat is de jaarlijkse wanhoop: ik wil en móet nu iets voelen, en het moet diep en waarachtig zijn. En dan denk ik dus aan mijn vaders gezicht op 4 mei, zijn ogen, met dat gigantische verdriet. Dat is mijn 4 mei.”

Gül: “Op school werd erover verteld en leerde ik dat 4 mei ging over álle doden en álle oorlogen. Ik dacht dus ook niet aan de Tweede Wereldoorlog of aan de Holocaust, maar probeerde me in te beelden hoe het zou zijn als hier oorlog was en ik geen eten had. Herdenken deed ik thuis in mijn eentje, mijn ouders waren daar niet mee bezig.”

Herdenken

Durlacher: “Is nodig. En goed. Omdat er daarmee ook een opening is om kennis en gevoel te delen. En mensen leren zich zo te verplaatsen in anderen. Ze zien anderen dan als dichtbij, en niet als ver weg, en kunnen zich voorstellen hoe het is om te lijden en in oorlog te leven. De vraag is altijd: hoe krijg je mensen empathisch? Het vergt veel creativiteit om mensen te raken, te emotioneren en te doen nadenken over de realiteit van anderen. Als dat niet meer lukt, dan stopt het.“

Gül: “Ik vind 4 en 5 mei bijzondere dagen, houd dat intact. Ik ben op Dodenherdenking ’s avonds thuis en ik kijk televisie. Ik heb veel bewondering voor de verzetsmensen. Zij hadden de moed om tegen de meute in te gaan, om zich te verzetten tegen de heersende gedachtes. Iedereen die zichzelf uitdaagt om anders te zijn dan de rest vind ik stuk voor stuk een held.”

OVER DE GEÏNTERVIEWDEN

Jessica Durlacher (1961) is schrijver en schreef vele romans, onder meer De dochter, Het geweten en De stem . Haar meest recente novelle is Baby (2022). Ze schreef ook artikelen, columns en kritieken voor de Volkskrant, Vrij Nederland en HP/De Tijd , en recent voor De Groene Amsterdammer . Durlacher groeide op als dochter van Holocaustoverlevende Gerhard Durlacher. Zij is getrouwd met schrijver Leon de Winter. Samen hebben zij twee kinderen: Moos en Solomonica. Ze bewerkte met De Winter in 2014 het dagboek van Anne Frank tot het toneelstuk ANNE . Durlacher was winnaar van de Opzij Literatuurprijs, de Debutantenprijs en het Gouden Ezelsoor. Zij woont met De Winter in Bloemendaal.

Lale Gül (1997) is schrijver en debuteerde met het geruchtmakende Ik ga leven , over haar streng-islamitische opvoeding in Amsterdam Nieuw-West. Ze werd ernstig bedreigd na verschijning van het boek, en haar familie heeft de banden verbroken met haar. Haar debuut leverde haar de NS Publieksprijs 2021 op en wordt verfilmd. Gül schreef dit jaar het vervolg Ik ben vrij . Ze was in 2022 de winnaar van de Pim Fortuyn Prijs. Dit najaar geeft ze theatercolleges.

Van Auschwitz naar de Holocaust: 80 jaar herdenken

Op 27 januari 2025 is het 80 jaar geleden dat vernietigingskamp Auschwitz door het Russische Rode Leger werd bevrijd. Frank van Vree is em. hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en oud-directeur van het NIOD. In 2024 verscheen van zijn hand Nederland en de herinnering aan de Jodenvervolging 1945-2024. Van Vree reflecteert op de betekenis van Auschwitz binnen de herinneringscultuur, 80 jaar na de bevrijding.

Al kort na de Tweede Wereldoorlog kreeg Auschwitz een iconische betekenis, niet alleen als bewijs van het barbaarse karakter van het nationaalsocialisme, maar ook als symbool van het kwaad waartoe de mens in staat is. Auschwitz, en dan met name het vernietigingskamp, belichaamde het dieptepunt van de westerse cultuur, die voor eeuwig was geschonden. Deze bijzondere betekenis zou Auschwitz houden tot de dag van vandaag, maar de context waarbinnen de herinneringen aan het kamp voortleven, is sinds de jaren tachtig grondig veranderd.

Eerste jaren

Dat juist Auschwitz zo snel een centrale plaats kreeg in de Europese herinneringscultuur had een aantal oorzaken. In de eerste plaats was Auschwitz, anders dan bijvoorbeeld Treblinka of Sobibór, meer dan alleen een dodenkamp. Naast het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau waren er twee ‘gewone’ concentratiekampen, waar naar schatting ook tweehonderdduizend niet-Joodse gevangenen zaten. De helft van hen zou de oorlog overleven, evenals ongeveer honderdduizend van de 1,1 miljoen Joodse gedeporteerden. Daarmee was het aantal overlevenden van Auschwitz niet alleen veel groter dan van andere kampen, maar ook diverser als het gaat om hun achtergrond en herkomst. Precies dat had een grote impact op de herdenkingscultuur: de herinneringen aan Auschwitz hadden van het begin af aan een brede basis, zowel in Joodse als niet-Joodse kringen in

uiteenlopende landen, te beginnen Polen, Frankrijk, Tsjechië en Joegoslavië. Een paar voorbeelden. In Polen werden nauwelijks een jaar na de bevrijding van het kamp de eerste stappen gezet om tot een gedenkplaats en een museum te komen. In 1947 werd op het voormalige kampterrein zelfs een speelfilm gedraaid, Ostatni etap (De laatste halte). De regisseur, de Poolse cineaste Wanda Jakubowska, was zelf gevangene geweest, evenals vele van de honderden figuranten. De film zou internationaal goed worden ontvangen. Ook in de nog steeds indrukwekkende Franse film Nuit et Brouillard (Nacht und Nebel) van Alain Resnais uit 1955, een van de eerste en meest invloedrijke documentaires over de nazistische kampen, speelde Auschwitz een centrale rol.

Anders dan nu stond in deze vroege herinneringscultuur rond Auschwitz de Jodenvervolging als zodanig niet centraal. Terwijl de slachtoffers – Joods en niet-Joods – op de eerste officiële plaquettes en monumenten in het kamp werden herdacht naar land van herkomst, ging het in de film Ostatni etap, bijvoorbeeld, in de eerste plaats om de solidariteit tussen vrouwelijke gevangenen –Joods en niet-Joods, Pools en niet-Pools. Nuit et Brouillard stond in het teken van dood en vernietiging, zonder dat de Jodenvervolging expliciet werd benoemd, hoewel de film er geen twijfel over liet bestaan dat veel slachtoffers Joods waren.

Deze tendens om geen scherp onderscheid te maken tussen slachtoffers van de Jodenvervolging en andere slachtoffers van de nazistische terreur, zowel in West- als Oost-Europa, is later vaak

uitgelegd als een vorm van collectieve ontkenning of zelfs antisemitisme. Dat is echter te simpel. Het is waar dat de aandacht voor de nazistische massamoord na 1946 overal in Europa snel verdween, maar los daarvan waren velen er oprecht van overtuigd dat zo’n scheiding tussen Joodse en niet-Joodse burgers verkeerd zou zijn: zij was immers bedacht en opgelegd door de nazi’s. Zo’n scheiding stond niet alleen op gespannen voet met de idee van nationale eenheid maar ook – ter linkerzijde – met de idee van internationale solidariteit.

Die gedachtegang lag ook aan de basis van wat later het Nederlands Auschwitz Comité zou worden. Zo keerde een van de belangrijkste gangmakers daarvan, de Joodse schrijver Sam Goudsmit, zich in 1952 ongemeen scherp tegen alle pogingen om Auschwitz te maken tot wat hij een ‘exclusief joods-orthodoxe aangelegenheid’ noemde. In Auschwitz, zo betoogde hij, waren behalve Joden ook Jehova’s getuigen, zigeuners, Polen, Russen en politieke gevangenen omgebracht. Een herdenking zou derhalve een algemeen karakter moeten hebben, als aanklacht en als waarschuwing. Dat het comité in deze jaren sterk links en voor een belangrijk deel communistisch georiënteerd was, speelde in deze opstelling een belangrijke rol.

Ommekeer

Pas vanaf het midden van de jaren zestig kwam het accent in de herdenking van Auschwitz geleidelijk expliciet te liggen op de

antisemitische vernietigingspolitiek. In Nederland gebeurde dat vroeger dan in de meeste andere landen, waarbij de publicatie van Ondergang van Jacques Presser in 1965 een definitief keerpunt vormde. In dit tweedelige werk gaf Presser niet alleen een indringend beeld van de Jodenvervolging, maar ook van de meewerkende houding en passiviteit van veel Nederlandse instanties. Ondergang sloeg in als een bom en vormde het begin van een lang proces van erkenning. Zo verrezen er nieuwe monumenten en kregen vervolgingsslachtoffers in 1972 recht op financiële ondersteuning. Daarbij was in Nederland ook al vroeg aandacht voor andere systematisch vervolgde groepen, te beginnen met Roma en Sinti.

In de meeste andere landen verliep de erkenning van het uitzonderlijke karakter van de nazistische vervolgingspolitiek langzamer. Een onmiskenbare mijlpaal daarin was de wereldwijde uitzending van de vierdelige Amerikaanse televisieserie Holocaust in 1978-1979, die door honderden miljoenen mensen in Europa en Noord-Amerika werd gezien. Vooral in de VS en Duitsland maakte de serie grote indruk – en dat is nog zachtjes uitgedrukt. Men zou, enigszins versimpeld, kunnen zeggen dat er rechtstreekse lijnen lopen van de televisieserie Holocaust naar het toonaangevende United States Holocaust Memorial Museum (1993) en het Denkmal für die ermordeten Juden Europas in Berlijn (2005), vaker aangeduid als het Duitse Holocaustmonument.

Links:
Cover van het Poolse magazine Film met een scene uit
Ostatni etap Wikimedia Commons
Onder: Scenes uit Ostatni etap Wikimedia Commons

Links:

Kranslegging voor Auschwitz-slachtoffers bij het “oude” Auschwitz-monument op Nieuwe Oosterbegraafplaats te Amsterdam, 1973. W. Punt / Anefo / Nationaal Archief

Rechts:

Jaarlijkse herdenking Nederlands Auschwitz Comite in 1979 op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam, burgemeester Polak (l) legt een krans. Rob Bogaerts / Anefo / Nationaal Archief

Deze voorbeelden zijn niet toevallig gekozen: met de televisieserie deed ook het woord ‘Holocaust’ zijn intrede in de herinneringscultuur. Vóór 1978 was de term in Nederland en de rest van Europa volledig onbekend, maar daarna zou ze in hoog tempo verwante aanduidingen als ‘Jodenvervolging’ en ‘Auschwitz’ in de schaduw stellen. Die verschuiving was niet alleen een kwestie van woorden: ‘de Holocaust’, als begrip, staat ook voor een andere manier van kijken naar de nazistische barbarij. De Holocaust gaat over vervolging en vernietiging op basis van religie, etniciteit en cultuur, over genocide en mensenrechten, gericht tegen Joden, Roma en Sinti, maar evenzeer tegen de Russische krijgsgevangenen, psychiatrische patiënten en andere als minderwaardig beschouwde groepen.

Holocaust-herdenkingscultuur

De onstuitbare opkomst van de term Holocaust weerspiegelde het ontstaan van een nieuwe herinneringscultuur, die sinds de eeuwwisseling leidend is. Deze cultuur heeft een internationaal politiek karakter, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de officiële internationale herdenkingen, onder meer op Holocaust Memorial Day. Maar dat niet alleen: ook de taal, de rituelen en de iconen van deze herinneringscultuur hebben een globaal karakter gekregen, of het nu gaat om namenmonumenten, musea, wetten tegen Holocaust-ontkenning, Stolpersteine, het internationale videoarchief van de Shoah Foundation, Anne Frank of Primo Levi. Ook

Nederland heeft zich de laatste decennia naadloos gevoegd naar deze globale herinneringscultuur, zoals blijkt uit de oprichting van het Nationaal Holocaust Namenmonument en het Nationaal Holocaustmuseum.

Daarmee heeft de herdenking van de bevrijding van Auschwitz een lange weg afgelegd. Ze begon in de jaren vijftig als een samenkomst van overlevenden van het kamp (en hun familie), met ’s middags een korte en beperkte plechtigheid bij de urn met as van slachtoffers op de Amsterdamse begraafplaats De Nieuwe Ooster en ’s avonds een cultureel programma. Vanaf de jaren zeventig verschoof het accent naar de herdenking op de begraafplaats, waar Jan Wolkers in 1977 zijn Spiegelmonument realiseerde.

Met de verschuiving van de nazistische vernietigingspolitiek naar het hart van de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog werden de bijeenkomsten geleidelijk massaler. Ook de aandacht van de media en de politiek nam toe, vooral nadat de plechtigheid, mét het monument, was overgebracht naar het Wertheimpark. Vanaf dat moment kreeg zij een min of meer officiële en nationale status, een ontwikkeling die werd bezegeld met het omdopen, in 2010, van de Auschwitz-herdenking in ‘Nationale Holocaust Herdenking’. Daarmee zijn niet alleen de vorm en de status van de herdenking onherkenbaar veranderd, maar ook de betekenis ervan. <

Bouw een muur van solidariteit

Het is een bijzondere tijd om lid van het Nationaal Comité 4 en 5 mei te zijn. Enerzijds zitten we er allemaal voor het grote belang van het vieren en herdenken, anderzijds doet het wel veel extra’s met mij, zittend op de stoel voor een lid dat specifiek verbonden is met de Joodse gemeenschap. Als Nationaal Comité zijn we van en voor iedereen, althans iedereen die respect heeft voor het verleden en voor elkaars opvattingen over toen en over het perspectief van nu in het kader van toen. Dat we er naar mijn gevoel in slagen om zowel voldoende aandacht voor het grote geheel als voor de actuele situatie te hebben vind ik ook een prestatie van onze medewerkers en de vele externe partners die ons scherp houden.

In de huidige samenleving is antisemitisme opnieuw een pijnlijk vraagstuk waar we niet omheen kunnen. Begrijpen hoe dit ontstaat en in welke context dit plaatsvindt is daarom voor ons van groot belang en past bij de basisopdracht van het comité. Als we het herdenken van wat zich 80 jaar geleden afspeelde serieus nemen, dan moet je ook altijd naar het nu kijken. Oorlog en vervolging komen nooit uit de lucht vallen. Het dient zich aan. Niet met een grote mars, maar met kleine stapjes. En met buren die de ogen en de gordijnen sluiten. En als we dat weten over tóen dan weten we ook wat ons nú te doen staat, willen we althans over twintig jaar niet moeten constateren dat we het niet gezien hebben.

Toen ik de afgelopen jaren meer en meer in de geschiedenis van mijn familie ben gaan wroeten, viel me ook een andere lijn op. Het waren niet alleen kleine stapjes die ook in de Joodse gemeenschap zelf nauwelijks opvielen en serieus genomen werden, het waren

juist de gewone families die slag voor slag de fuik inzwommen. Gewaardeerde ondernemers en ambachtslieden die geassimileerd leken in de Nederlandse samenleving, zeker in de provincies, werden ‘van hogerhand’, steeds meer geïsoleerd behandeld van de rest van die samenleving waarin ‘we’ ons zo thuis waren gaan voelen. Veel Joodse families hebben hun verre roots in Polen of Duitsland en ze kwamen naar een vrijdenkend Nederland. Daar bleven ze enige generaties lang nog het geluk en de handel bij elkaar zoeken, vaak dwars door het land heen omdat de gemeenschappen klein en geïsoleerd waren. Uiteindelijk lieten ze de eigen lijnen wat vieren en werden ze sociaal-maatschappelijk actief in een assimilerende samenleving. Ze bleven altijd een beetje ‘anders’ maar zo lang ze het geheel niet verstoorden was er wederzijds voordeel. Nederland, een land van handel en kooplieden, ook als het de samenleving betreft. Toen en nu.

De Joodse gemeenschap is wereldwijd qua aantal weer terug op het niveau van voor de oorlog, maar in ons land bij lange na nog niet. We zijn niet alleen een land van kooplieden maar ook van boekhouders. Jezelf isoleren of assimileren, als het erop aankomt maakt het dus allemaal niets uit. Dat laten de cijfers van de vervolging en vernietiging zien. Het betekent nog meer dat de hele samenleving van redelijke en rationele mensen de taak heeft een muur van solidariteit te bouwen rond iedere deelgemeenschap van ook redelijke en rationele mensen die zo graag hun dankbaarheid getuigen hier ooit opgevangen te zijn en volwaardig mee te willen doen. We leven in een gaaf land, zei Mark Rutte altijd, laat dat zo blijven. <

door Onno Hoes foto Chris van Houts

Op 1 januari wordt het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging openbaar gemaakt en kunnen deze bijzondere strafdossiers worden ingezien. De openstelling en digitalisering zorgen voor veel discussie. In deze interviewreeks laten we verschillende betrokkenen aan het woord over de mogelijke impact van de openbaarmaking, voor henzelf en hun familiegeschiedenis.

De openbaarmaking van beladen dossiers

door Dorine van der Wind foto’s Ben Houdijk

‘‘

Klinisch psycholoog Jeroen Otten (1961) is de kleinzoon van Henk Feldmeijer, de oprichter en Voorman van de Nederlandse SS. Otten schreef het boek De Oerknal, de hersenen & Henk Feldmeijer.

“Voor mijn boek over mijn familiegeschiedenis ben ik zo’n 25 jaar geleden het archief ingedoken. Destijds had ik toestemming nodig om uit bepaalde publicaties te publiceren, bijvoorbeeld het strafdossier van mijn oma. Tegenwoordig is een zoektocht in het archief veel eenvoudiger. Ik ontdekte een uitgebreide correspondentie van mijn overgrootouders, waarin het goed zichtbaar werd hoe ze mee bewogen met de keuzes van hun zoon. Mijn grootste drijfveer was om te begrijpen waar het vreemde gedrag van mijn vader vandaan kwam. Deze zoektocht gaf meer inzicht in hoe mijn vader door de oorlog beschadigd was.

Ik ben in principe voor openstelling van het archief. Voor familieleden van collaborateurs kan het lastig zijn om de fouten van ouders onder ogen te zien, dat begrijp ik. Omdat het om mijn grootvader ging, keek ik er met wat meer afstand naar. Ten eerste is het voor kinderen belangrijk te beseffen dat je zelf niets verkeerd hebt gedaan. Je kunt het zien als een kans om te begrijpen hoe het echt zit. Vaak voelde je immers al aan dat er iets niet klopt in je familie. Hoewel pijnlijk, geloof ik als psycholoog dat het beter is om de waarheid te kennen. Het traject is misschien makkelijker wanneer je niet alleen op zoek gaat, maar samen met iemand met compassie die je bijstaat.

De discussie over dit archief draait uiteindelijk om transparantie versus privacy. Ik ben bijna altijd voorstander van transparantie. Die had hier al veel eerder kunnen zijn. Maar vlak na de oorlog werd er nog erg in termen van goed en fout gedacht, zonder grijstinten. Dat maakte de discussie lastig. Want wat de psychologie ons leert, is dat ieder mens onder extreme omstandigheden zowel tot goede als tot slechte daden in staat is. Ook in deze tijd van ‘cancelcultuur’ is het een spannende kwestie. Mensen horen één feit en trekken direct vergaande conclusies. Je moet gedrag echter altijd in de juiste context plaatsen. Met de bril van nu is het makkelijk oordelen. Het is essentieel om gebeurtenissen te zien in de tijd waarin ze plaatsvonden. Daarnaast verdienen mensen die hun straf hebben uitgezeten en berouw hebben getoond, een tweede kans.”

‘‘‘‘

Miloe van Beek (1974) schreef het boek Daar praten wij niet over: de erfenis van een oorlogsverleden (Uitgeverij Meulenhoff) over haar oma wier vaders bij de NSB zat. Een boek over hoe verstikkende familiegeheimen generaties lang doorwerken.

“In de discussie rondom het CABR ontstaan al snel twee kampen: de nabestaanden van de slachtoffers willen dat het dossier zo snel mogelijk wordt vrijgegeven, terwijl de nabestaanden van de daders vrezen voor de gevolgen van openbaarmaking. Hoewel ik dat begrijp, deel ik die angst niet. Natuurlijk kan ik er als derde generatie met meer afstand naar kijken, maar ik denk sowieso dat openheid zelden zorgt voor nare reacties. Ook toen mijn boek verscheen, was mijn familie bang dat het voor problemen zou zorgen. Maar ik heb alleen maar hartverwarmende reacties gekregen. Mensen zijn aan het denken gezet en hebben meer inzicht gekregen in hoe iemand tot de keuze voor het nationaalsocialisme komt.

We kunnen veel leren van het verleden, je weet nooit precies wat iemand heeft meegemaakt, hopelijk helpt die kennis om het zware stigma te verlichten. In het archief ligt volgens mij de sleutel om los te komen van de strikte scheidslijnen tussen dader en slachtoffer. We willen allemaal aan de juiste kant van de geschiedenis staan, maar in werkelijkheid is het vaak een grijze zone. Als we meer vanuit nieuwsgierigheid naar elkaar kijken, in plaats van direct te oordelen, zal de schaamte hopelijk ook verdwijnen

Mijn generatie, de (achter)kleinkinderen, wil weg van die twee kampen. Wij zoeken naar een manier om samen naar dit verleden te kijken. We hebben meer gemeen dan dat we verschillen, hoe ongemakkelijk dat ook voelt. Als we elkaar op die manier benaderen, ontstaat ruimte voor een gelijkwaardige dialoog. Dat begint overigens bij een meer neutrale berichtgeving, waarin niet steeds het woord ‘fout’ wordt gebruikt, of zinsnedes als ‘heulen met de vijand.’

In mijn boek beschrijf ik hoe mijn oma worstelde met haar vader, die steeds verder opklom bij de NSB. Mijn verlangen om dit te begrijpen, betekent niet dat ik zijn daden wil goedpraten. Mijn missie is om de schaamte bij nabestaanden van mensen die verkeerde keuzes hebben gemaakt te doorbreken. Anders blijven deze geheimen generaties lang doorwerken. Het was fout, het was verschrikkelijk, maar door het te verzwijgen verdwijnt het niet, ik ben ervan overtuigd dat het ergens later in de familielijn terugkomt.”

‘‘

Chanan Hertzberger is voorzitter van het Centraal Joods Overleg (CJO). Het CJO zit in het Ethisch Beraad dat het Nationaal Archief adviseert bij het online toegankelijk maken.

‘Het is van extreem belang dat de archieven openbaar worden. Als ik naar mijn eigen familiegeschiedenis kijk , zie ik hoe waardevol deze informatie kan zijn. Mijn moeder werd in 1942 geboren en zat tijdens de oorlog ondergedoken. Haar moeder werd gedeporteerd naar Bergen-Belsen, en haar vader werd vermoord in kamp Mauthausen. Voor zijn deportatie werd hij naar Westerbork gebracht met een strafdossier. Ik wil graag weten wat er in dat dossier staat; ik hoop dat ergens te kunnen vinden.

Als het archief volledig openbaar en digitaal toegankelijk wordt, kunnen we meer te weten komen over wat er precies gebeurd is met onze familieleden. Wie heeft ons verraden? Het is onvoorstelbaar wat er is gebeurd. Joden waren gewone Nederlanders; ze betaalden belasting en werkten. En toch stond er opeens een vrachtwagen voor de deur om hen mee te nemen, vaak met hulp van andere Nederlanders, voor een beloning van slechts 7,50 euro. Waarom doen mensen zulke dingen? Het zou bijzonder waardevol zijn als gedragsdeskundigen al deze informatie kunnen analyseren.

Voor Joodse families is de oorlog nog springlevend. Helaas hebben we weinig tastbare herinneringen aan onze familieleden. Hoe meer kennis er beschikbaar is, hoe beter dat is—niet alleen voor ons, maar ook voor educatieve doeleinden. Zeker in deze tijd is dat noodzakelijk, want antisemitisme is helaas weer actueel. We worden als groep weggezet, en we willen waarschuwen dat dit elke groep kan overkomen. We vragen niet om medelijden, maar om gezien te worden als gewone mensen.

Ik vind dat er nu, met de fasering van de openbaarmaking, wel erg veel rekening wordt gehouden met de bezwaren van de nabestaanden van de foute Nederlanders. Natuurlijk is het voor een kleinkind pijnlijk om te ontdekken dat hun grootvader aan de verkeerde kant stond in de oorlog, als dat niet eerder bekend was. Maar wij kijken (klein)kinderen niet aan op het gedrag van hun (groot)ouders—daar kunnen zij niets aan doen. Wij hebben onze grootouders nooit gekend; voor ons is deze informatie nodig voor onze rouwverwerking. Het zal ongetwijfeld zwaar zijn om de verhalen te lezen en te ontdekken wat er precies gebeurd is, want er staan natuurlijk gruwelijke dingen in. Maar ons voornaamste doel is meer kennis te vergaren en zo het leed een plaats te geven.”

Oud-Paroolhoofdredacteur en schrijver Sytze van der Zee (1939) schreef in zijn autobiografische boek

Potgieterlaan 7 over de positie van NSB-kinderen. In de Volkskrant uitte hij in een ingezonden brief zijn zorgen over de digitalisering van het CABR.

“Het is niet zo dat door dit archief mensen opeens te weten komen dat mijn vader fout was in de oorlog. Dat heb ik al in mijn boek beschreven. Mijn broer was destijds bang daarop aangesproken te worden, maar dat is niet gebeurd. Mijn angst zit niet zozeer in de bekendmaking van nieuwe namen, de namen zijn wel bekend, ik denk niet dat er plotseling iets heel onverwachts bovenkomt. Het gaat mij om wat er in die dossiers staat. Er staan niet alleen proces-verbalen in, maar ook bijvoorbeeld een klacht tegen je foute grootmoeder, ingediend door een gevangenisbewaarder, omdat ze bij binnenkomst telkens met ontbloot onderlichaam en gespreide benen lag.

Er staan verschrikkelijke zaken in beschreven, daar moet je selectief mee omgaan. Wanneer die strafdossiers zonder enige restricties openbaar worden gemaakt, is het alsof je een vuilnisbak op iemands huiskamertafel leeg kiepert. Zoek maar uit wat je kunt gebruiken. Ik denk dat het een heel slecht idee is om die dossiers zonder meer vrij te geven. In strafrechtelijke zaken geldt privacy, maar hier zou dan alles zomaar over de schutting worden gegooid. Je mag ook niet zomaar in strafrechtdossiers van mensen kijken; het is heel vreemd dat dat hier wel mag. Het lijkt mij heel onwenselijk als we zomaar informatie over andermans familieleden gaan opzoeken.

Ik denk wel dat het archief nuttige informatie bevat over hoe mensen zich laten meeslepen door het kwade, als willoze werktuigen. Mensen worden erin gezogen, en als je eenmaal een pad was ingeslagen was het moeilijk om te keren. Maar ik zou pleiten voor voorzichtigheid en voor enig toezicht van iemand die dingen uitzoekt, beschrijft en analyseert. Ik heb vaak voor mijn onderzoek in het Nationaal Archief gezeten en dan kwam er iemand bij je zitten om te helpen. Dat zou fijn zijn om mensen te beschermen tegen alle schokkende informatie die erin staat. Dat is beter dan wanneer je alleen thuis zit en dat over je heen krijgt.

Er wordt wel gezegd dat de kinderen van foute ouders op die manier worden ontzien en dat Joden het recht hebben te weten wie hun familie heeft verraden. Maar de meesten van die kinderen hebben al hun hele leven ingepeperd gekregen dat hun ouders of grootouders fout waren. Bij het verraad kun je niet op een knop drukken en dan komt er een naam uitgerold. In veel gevallen is naam bekend, maar in de overgrote meerderheid is die niet meer te achterhalen, is mijn ervaring.”

‘‘

‘‘‘‘

Margo Weerts is directeur van Joods Maatschappelijk Werk (JMW), dat advies, hulp en ondersteuning biedt aan iedereen met een Joodse achtergrond. Zij vertegenwoordigt JMW in het Ethisch Beraad, dat het Nationaal Archief adviseert over de online toegankelijkheid van het archief.

“Bij onze organisatie zien we de belangstelling toenemen nu 1 januari nadert. We bereiden ons zorgvuldig voor en brengen in kaart welke ondersteuning en begeleiding nodig is. Uit een flitspeiling onder de lezers van onze nieuwsbrief blijkt dat 60% van plan is het archief te raadplegen, 24% niet, en de rest twijfelt nog. De oudste deelnemer is geboren in 1929, de jongste in 1993. De reacties zijn zeer divers. Sommigen uit de eerste generatie zeggen bijvoorbeeld: ‘Ik ben al zo oud, ik laat het rusten.’ Anderen menen: ‘Dit had veel eerder moeten gebeuren.’

Momenteel kun je alleen zoeken op de naam van de dader. Als het archief eenmaal gedigitaliseerd is, wordt het makkelijker om met andere zoektermen te werken en verbindingen te leggen tussen verschillende archieven. Ik verwacht dat mensen zo meer te weten kunnen komen over hun familiegeschiedenis. Het archief bevat niet alleen justitiële dossiers, maar ook getuigenissen, dagboeken en foto’s. Het gaat dus verder dan enkel ontdekken wie je grootouders heeft verraden; het biedt ook meer inzicht in hun leven en persoonlijkheid. Sommige mensen hebben niets van vroeger en kunnen hiermee hun familiegeschiedenis reconstrueren.

Onderzoekers zullen daarnaast geïnteresseerd zijn in de vraag hoe antisemitisme zo wijdverbreid kon worden in Nederland. In een tijd waarin antisemitisme weer oplaait, is het essentieel om deze kennis beschikbaar te maken. Uiteraard houden we ook rekening met ethische bezwaren van nabestaanden van collaborateurs. Daarom is het archief niet vindbaar via Google en komt er context bij. Het projectteam ‘Oorlog voor de Rechter’ heeft hier met grote zorgvuldigheid aan gewerkt en geluisterd naar het advies van het Ethisch Beraad.

Onze maatschappelijk werkers staan klaar om mensen op te vangen. Wij zijn gespecialiseerd in het begeleiden van mensen met trauma’s en hebben veel kennis van intergenerationeel trauma. Na de gebeurtenissen van 7 oktober zien we dat veel Joodse mensen een terugval hebben gehad. Wij helpen hen omgaan met gevoelens van angst en woede. Ons advies is om niet ’s avonds alleen naar informatie te zoeken, maar zorg te dragen dat er een vriend(in) bij je is. Want je leest misschien vreselijke dingen. En we blijven monitoren welke hulp er nodig is, ook na 1 januari.”

‘‘

Wat is het CABR?

In het Centraal Archief Bijzondere Rechtpleging (CABR) bevinden zich dossiers van personen die verdacht werden van collaboratie met de Duitse bezetter in de Tweede Wereldoorlog. Het archief, in beheer van het Nationaal Archief, omvat bijna vier kilometer aan papier en 30 miljoen documenten: persoonlijke foto’s, dagboeken, brieven en verklaringen. Vanaf 1 januari 2025 moeten de dossiers volgens de Archiefwet beschikbaar zijn en volledig worden ingezien. Het archief wordt volledig gedigitaliseerd en komt vanaf 1 januari 2025 gefaseerd online. Op de website Oorlogvoorderechter kan iedereen zoeken. Dit alles gebeurt met de nodige voorzichtigheid, ook op advies van het Ethisch beraad, hierin zitten zowel nabestaanden van ‘foute’ Nederlanders als familieleden van slachtoffers en verzetsdeelnemers. Het archief komt gefaseerd online en met de nodige context, ook is het niet op google vindbaar.

Dik de Boef (1940), voorzitter van het internationaal Sachsenhausen Comité en van het Centraal Orgaan Voormalig Verzet en Slachtoffers (COVVS), vertegenwoordigt het COVVS in het Ethisch Beraad, dat het Nationaal Archief adviseert over de online toegankelijkheid van de archieven.

“De openbaarmaking van het CABR is uitermate complex. Het gaat niet alleen om de kinderen van collaborateurs, maar ook om de kinderen van verzetsstrijders. Historisch gezien zijn deze twee groepen elkaars tegenpolen, maar nu delen ze een gezamenlijk belang. Beide groepen hopen antwoorden te vinden in het archief. Wat hen bindt, is het zwijgen van hun families.

Ik denk dat er meer kennis moet komen over deze periode. Als je de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog bestudeert, hoort dit deel er echt bij. Maar de digitale openbaarmaking moet zorgvuldig en met de juiste context plaatsvinden. Dat hebben we geadviseerd als Ethisch beraad, het moet niet zomaar online komen. Als het zorgvuldig en met context gebeurt, heb ik vertrouwen in het proces. Er moet bescherming zijn voor de kinderen van collaborateurs, want het kan een zware last voor hen zijn. Het is immers duidelijk dat kinderen niet verantwoordelijk zijn voor de verkeerde keuzes van hun ouders.

Ik streef altijd naar verbinding en wil beide groepen betrekken. Zo ben ik door mijn ouders opgevoed: je mag mensen niet wegzetten als groep, alleen zo kan er een menswaardige samenleving ontstaan. Zij brachten ons groot met het gezegde ‘dat Duitsers het eerst Duitsers opgesloten hebben in de concentratiekampen: communisten en sociaaldemocraten.’ Verder spraken zij nauwelijks over de oorlog. Lange tijd dacht ik dat het hun oorlog was, omdat ik toen nog een kind was. Tot ik op mijn 46e volledig vastliep en therapie nodig had. Ik was drie jaar oud toen ons huis in Arnhem werd gebombardeerd; ik ben pas na een halve dag onder het puin vandaan gehaald.

Zoiets werkt door in je leven. Ik heb nog beelden van die dag. De therapie was loodzwaar, maar het heeft geholpen. Daarna ben ik me gaan inzetten voor het COVVS en geef ik gastlessen op scholen. Om zo een bijdrage te leveren aan een betere wereld. Want mijn boodschap in mijn lessen is dat mensen altijd een keuze hebben tussen goed en fout. Daarom ben ik ook op de foto gegaan bij de Dokwerker, ter nagedachtenis aan de Februaristaking van 1941, toen de bevolking onder zware omstandigheden koos voor solidariteit met hun medemensen.” <

In 2024 en 2025 vieren we 80 jaar vrijheid! Laat zien wat vrijheid voor jou betekent. Maak een vrijheidskunstwerk en upload jouw creatie.

De Engelsen eren hun veteranen met een poppy, een klaproos. Hoe kan ik van het Nederlandse symbool, de witte anjer, net zo’n breed gedragen teken maken? Die vraag hield veteraan Hans van Haalen lange tijd bezig. Dit jaar liet hij een kunststof witte anjer maken die alle Nederlanders op hun auto kunnen bevestigen.

Witte voertuig-anjer geeft boost aan waardering voor veteranen

Hans van Haalen (66) was 25 jaar cavalerist en werkte 22 jaar bij de politie. Als opperwachtmeester bij het 11e tankbataljon maakte hij een uitwisseling met Engelse collega’s mee. Later werd hij benoemd tot life member van de Royal Tank Vets. In 1998 werd Van Haalen uitgezonden naar Šišava in Bosnië. In deze SFOR3-missie had hij nauw contact met Engelse militairen. Ook nu nog is hij bevriend met Engelse veteranen. “Tijdens mijn vakantie in Cornwall telde ik op elke tiende auto een poppy. Rond 11 november, Remembrance Day, draagt iedereen – van de slager tot de Prime Minister – er een. De poppy is een herdenkingsbloem voor alle Engelse militairen die vanaf de Eerste Wereldoorlog zijn omgekomen. In Engeland ontstond mijn idee voor de witte voertuig-anjer.”

Van Haalen kwam in contact met een technisch tekenaar

en een spuitgietbedrijf. Hij overtuigde zijn vrouw en investeerde 15.000 euro. In het lichtgele hart van de anjer voegde hij het veteranenteken toe. Vanaf april ging het lopen: “Ik ging naar evenementen voor veteranen en de media wisten me ineens te vinden. Na een artikel in De Telegraaf ‘ontplofte’ de webshop.” Bij de Veteranendag in juni reden voertuigen met zijn anjer rond. “Ik kreeg het verzoek er persoonlijk tien te bezorgen bij Gijs Tuinman, de staatssecretaris van Defensie. Bijkomend bijzonder is dat de anjers overal tot mooie gesprekken leiden.

Het gaat mij niet om de verdiensten. Er zijn in Nederland 105.000 veteranen. Als die allemaal met een anjer op hun auto of motorfiets gaan rijden, volgen de Nederlandse burgers ook. Mijn doel is dat de waardering voor de veteranen daarmee een boost krijgt. De veteranen in oor-

logs- en vredesmissies brachten grote offers. Ze verloren kameraden in gebieden waar je niet op vakantie wilt, en dat allemaal voor onze vrede en vrijheid.”

De witte anjer: symbool van de ‘goede’ Nederlander

De witte anjer is bij de oudere generatie vooral bekend door wijlen Prins Bernhard, die dagelijks een witte anjer in zijn knoopsgat droeg. De betekenis van de witte anjer heeft echter een andere oorsprong. Op 29 juni 1940, anderhalve maand na het begin van de Duitse bezetting, was Prins Bernhard jarig. De Nederlandse bevolking greep deze eerste koninklijke verjaardag in oorlogstijd aan om grote onvrede te uiten. Door overal de vlag uit te hangen, het Wilhelmus te zingen en bij standbeelden van het Koninklijk Huis bloemen te leggen, lieten de burgers hun loyaliteit aan het koningshuis

zien. Deze actie was de eerste collectieve uiting van verzet tegen de Duitse bezetting. Direct volgde een aantal drastische maatregelen: vlaggen, Koninginnedag vieren, portretten van de koningin en het volkslied zingen werden verboden. Vanaf dat moment gingen burgers uit stil protest witte anjers dragen en werd de bloem het symbool van de ‘goede’ Nederlander. Nu is de witte anjer verbonden met Veteranendag. In 2005 liepen UNIFIL-veteranen tijdens het defilé in Wageningen voor het eerst met een witte anjer op de borst. Vanaf 2007 zette de Stichting Anjer Veteranendag zich in om de witte anjer op Veteranendag te laten fungeren als symbool van waardering en erkenning van alle Nederlanders voor hun oorlogs- en vredesmissieveteranen. Het Nationaal Comité Veteranendag heeft dit in 2018 op zich genomen. <

door Anita van Stel foto Hans van Haalen
Hans van Haalen met Gijs Tuinman, staatssecretaris van Defensie.

80 jaar vrijheid wordt mede mogelijk gemaakt door Boaz, Selma, Alma, Miel, Mehrzad, Lars, Robin, Lalla, Layla en jou.

Deze campagne laat mensen zien die zich op verschillende manieren inzetten om onze vrijheid mogelijk te maken. Vrijheid is de verantwoordelijkheid van ons allemaal.

Wat doe jij voor vrijheid? Vrijheid.nl

tekst Linda Huijsmans en Dorine van der Wind foto’s Robin de Puy

Ik zie dezelfde signalen in Nederland die wij 35 jaar geleden in voormalig Joegoslavië zagen.

De Bosnisch-Nederlandse Alma Mustafić (1981) overleefde de genocide in Bosnië in 1995 en vluchtte naar Nederland. Nu zet zij zich in voor vrede door de kennis over oorlog en genocide te vergroten.

“Veel van mijn leerlingen aan de Hogeschool Utrecht hebben nog nooit van Srebrenica gehoord. Wanneer ik hen vertel dat daar bijna dertig jaar geleden de grootste genocide in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog plaats vond, schrikken ze. Mijn missie is om die kennis te verspreiden in de hoop dat we met die kennis een volgende genocide kunnen voorkomen.

Ik zie dezelfde signalen in Nederland die wij 35 jaar geleden in voormalig Joegoslavië zagen. Toen werden deze tekens niet serieus genomen. Door recentere oorlogen en genocides in ons collectieve geheugen te verankeren, kunnen we beter begrijpen welke gevaren ons bedreigen. We moeten leren deze tijdig te herkennen en daar effectief tegen op te treden. Een genocide gebeurt niet plotseling; het is een proces. Het begint altijd onschuldig, met wij-zij-denken, via polarisatie tot aan genocide. Als we niet waakzaam zijn, kan de geschiedenis zich herhalen.

Om mijn missie te bereiken zet ik verschillende middelen in. Jarenlang heb ik in de rechtszaal gestreden om ons verhaal over Srebrenica kenbaar te maken. Nu staat vast in het Mustafić-arrest dat Nederland medeverantwoordelijk is voor de laatste Europese genocide. Het is pijnlijk voor Nederland om de eigen fouten onder ogen te zien, maar noodzakelijk; een wijze les voor de toekomst. Daarnaast heb ik in de autobiografische theatervoorstelling Gevaarlijke Namen gespeeld en geef ik lessen over dit onderwerp. Ik hoop hiermee het gesprek te openen. Iedereen kan bijdragen aan vrede door zich te verdiepen in de realiteit van genocide.

De media zouden vaker experts en ervaringsdeskundigen aan het woord moeten laten, mensen die uit de eerste hand kunnen vertellen over genocide. In Nederland zijn er talloze mensen zoals ik, die oorlog aan den lijve hebben ondervonden. Laat onze stemmen horen, zodat iedereen ervan kan leren en we onze maatschappij kunnen beschermen. Wij weten hoe verwoestend oorlog is en hoeveel leed dat brengt, ook voor de generaties na ons. Ik zag een multiculturele samenleving uit elkaar vallen, ik wil niet nog een thuis verliezen.”

Als je zelf van vrijheid geniet, heb je de verantwoordelijkheid om die te koesteren en te beschermen.

Layla Alizadah (1993) was vier jaar oud toen ze samen met haar tante Afghanistan ontvluchtte en naar Nederland kwam. Met haar podcast Nedercast hoopt ze te laten zien hoe goed we het in Nederland hebben en dat vrijheid niet vanzelfsprekend is.

“Vrijheid zit voor mij in kleine dingen, zoals naar het strand gaan. De wind door mijn haren voelen, de zon op mijn gezicht, zonder dat ik een hoofddoek of burka hoef te dragen. En de ultieme vrijheid is voor mij mijn podcast maken waarin ik iedereen mag interviewen, ongeacht hun titel, status of geslacht, zonder angst voor censuur. Dit draagt bij aan een open en transparante samenleving, waarin machtsstructuren worden uitgedaagd. Hier in Nederland is het vanzelfsprekend om je stem te laten horen, vrijheid van meningsuiting is een recht waar we allemaal van profiteren. De stem van een Afghaanse vrouw is daar niet eens haar eigen bezit. Voor veel mensen lijkt dat misschien een ver-van-mijnbedshow, maar ik voel hierdoor juist een verantwoordelijkheid om mijn stem te laten horen. Mijn doel is om polarisatie te verkleinen. Daar steek ik al mijn tijd en energie in, naast het runnen van mijn eigen bedrijf. In mijn podcast focus ik op langetermijntrends, en daarin zie ik dat het in Nederland eigenlijk heel goed gaat. Er is geen reden tot paniek, dat wil ik benadrukken.

Laten we kijken hoe we de stabiliteit in ons land kunnen behouden, hoe we kunnen ontdekken wat wij én de ander nodig hebben, en hoe dat samen kan gaan. De eerste stap is beseffen dat we in vrijheid leven. Als je zelf van vrijheid geniet, heb je de verantwoordelijkheid om die te koesteren en te beschermen. Dat begint al met het laten horen van je stem en het kiezen hoe je in het leven wilt staan. Als ik het moeilijk heb of overweldigd raak, denk ik aan alle vrouwen en meisjes die alles zouden geven voor het leven dat ik hier leid. Dat geeft me mijn drive. Ook mijn verleden, hoe zwaar ook, heeft me gevormd. In Nederland heb ik de juiste hulp gekregen en zoveel kansen. Die wil ik benutten.”

Het betrekken van jongeren en jongvolwassenen bij de herdenkingen is een van onze focuspunten.

Lars Bannink (1995) is voorzitter van de Stichting Herdenking Birma-Siam Spoorweg en Pakan Baroe Spoorweg (SHBSS). Zijn grootvader overleefde het loodzware werk aan de Birma-Siam spoorweg en zijn grootmoeder de vrouwenkampen. Ter ere van hen, en alle andere slachtoffers, zet Lars zich in voor de Indiëherdenkingen.

“Al op jonge leeftijd ging ik met mijn grootouders naar Landgoed Bronbeek voor de herdenkingen. In 2017 deelde mijn opa daar zijn verhaal als dwangarbeider aan de Birma-Siam spoorweg. De organisatie betrok jongeren bij de organisatie en vroeg mij om als vrijwilliger te helpen. Dat ben ik elk jaar blijven doen en zo raakte ik steeds meer betrokken bij de hechte groep vrijwilligers. Een paar jaar geleden, op mijn 26e, werd ik gevraagd om voorzitter te worden. Een eervolle taak!

Af en toe voel ik me te jong om zoveel verantwoordelijkheid te dragen, om de tienduizenden slachtoffers te herdenken die omkwamen aan de spoorwegen of zij die voor het leven waren getekend. Maar bovenal is het een grote eer. Het is motiverend om te zien hoeveel van mijn generatiegenoten het stokje overnemen. Wij kunnen het verhaal ook doorvertellen, want het is ook óns verhaal. We doen dit voor onze families, maar ook om de maatschappij te laten weten wat daar is gebeurd. Als derde generatie kijken we met iets meer afstand, zonder de verbinding te verliezen. We voelen de pijn iets minder intens, maar we weten dat die er is. Door de verhalen over de oorlog te blijven delen, zorgen we voor een moment van reflectie.

Het betrekken van jongeren en jongvolwassenen bij de herdenkingen is een van onze focuspunten. Ze zijn bijvoorbeeld een vaste waarde bij de kranslegging, de programmering of bij het aansteken van een grote kaars. Juist deze rituelen zijn belangrijk; ze maken indruk en blijven hangen. Ik geloof dat je als vrijwilliger veel kunt betekenen. Dat kan al door in een buurthuis te luisteren naar het verhaal van een Oekraïense vluchteling. Hoe klein je bijdrage ook is, geven is een prachtig geschenk. Dat ervaar ik zelf ook met dit werk. Ik besef goed dat hoewel wij vrij zijn, dat niet voor iedereen geldt. Pas als iedereen vrij is, kunnen we echt spreken van vrijheid. Door te leven met compassie en een luisterend oor te bieden, kunnen we elke dag een betere wereld creëren.”

Miel Andriesse (1942) heeft al bijna 800 gastlessen gegeven over de Holocaust. Als peuter overleefde hij de oorlog bij een onderduikgezin, maar zijn ouders zijn vermoord in Auschwitz. We moeten die verhalen blijven vertellen, vindt hij. Maar ook aandacht voor actuele situaties mag niet ontbreken.

“De verhalen over de Holocaust en het gruwelijke lot van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn nog steeds relevant. Ik merk dat jongeren over het algemeen geboeid luisteren. Maar de omstandigheden zijn wel anders nu. Mensen zien zoveel leed op tv en sociale media en dan kom ik ook nog eens mijn vreselijke verhaal vertellen. Dat vind ik wel eens moeilijk, maar ik weet ook dat ik het daarom juist moet blijven doen. Er is te weinig kennis. Een groot deel van de mensen, en dat geldt ook voor volwassenen, kent niet het verschil tussen een Jood en een Israëliër. Ik leg uit dat ik als Jood in Nederland niet verantwoordelijk ben voor het beleid van de Israëlische regering. Net zomin dat een willekeurige katholiek verantwoordelijk is voor het misbruik in de kerk of een moslim voor de gruwelijkheden van IS. Als dat kwartje gevallen is, krijg je een heel ander gesprek.

Af en toe geef ik samen met Tanja Wolterbeek een gastles. Haar vader was gestationeerd bij de Nederlandse SD en heeft veel Joden opgepakt. Maar dat is niet haar schuld. Je mag een kind nooit veroordelen om wat zijn ouders hebben gedaan. Dat is de boodschap die wij tijdens die lessen willen uitdragen.

Mijn ouders zaten ondergedoken in de kleedruimte van een tennisvereniging, maar ze zijn verraden en opgepakt. Ze zijn naar kamp Vught gebracht en van daaruit naar Auschwitz vervoerd waar ze zijn vermoord. Ik ben opgegroeid in een Nederlands pleeggezin. De oorlog heeft grote invloed gehad op mijn leven, maar dat geldt ook voor Tanja.

Vrijheid betekent voor mij dat ik mag leven hoe ik wil. We kunnen elkaar de vrijheid geven door iedereen te respecteren zoals die is. Dat gun ik iedereen. Beoordeel die ander, maar veroordeel niet meteen. Wees open minded.”

Mijn ouders zaten ondergedoken in de kleedruimte van een tennisvereniging, maar ze zijn verraden en opgepakt.

De ouders van Mehrzad Joussefi (2007) kennen onderdrukking en onvrijheid uit eigen ervaring; zijn moeder komt uit OostDuitsland, zijn vader uit Iran. Mehrzad wil jongeren in Nederland laten zien dat vrijheid iets is waar we continu aan moeten werken.

“Mijn ouders zeggen weleens tegen mij: jij hebt de hoofdprijs al gewonnen doordat je in Nederland geboren bent. Alle democratische waarborgen die nodig zijn om in vrijheid te leven zijn hier aanwezig. Ik voel de verantwoordelijkheid om die vrijheid te koesteren en te behouden.

In coronatijd, toen we allemaal opgesloten zaten, begon het thema me serieus bezig te houden. Ik maakte een video over wat die thema’s vrede en vrijheid voor mij betekenen. Die stuurde ik naar de kinderherdenking in Madurodam en via hen kwam de video bij het VTeam terecht, de jongerenafdeling van het Vfonds. Dat houdt zich bezig met de thema’s vrijheid en democratie.

Samen met Lars Westra heb ik de Nationale Vfonds Kinderprijs 2023 gewonnen, onder meer voor de podcast over de Tweede Kamerverkiezingen, die we samen gemaakt hebben. Daarin delen we onze kennis over de democratie en bespreken we hoe waardevol die is voor onze vrijheid.

Ik vind dat iedereen in de samenleving verantwoordelijk is om onze vrijheid te beschermen. Om samen te strijden tegen haat. Daarvoor is kennis nodig. We moeten ons verleden kennen om het heden te begrijpen. De verhalen van vroeger moeten verteld blijven worden. Dat is ons geheugen. Als we het verleden gaan vergeten, lopen we het gevaar dat we opnieuw etnische groepen als zondebok gaan aanwijzen. We moeten samen blijven vechten tegen de haat.

De media hebben daar een verantwoordelijkheid in, maar ook scholen en de politiek. Zelf voel ik de verantwoordelijkheid om mensen van mijn generatie kennis en waarden van de democratie bij te brengen. Dat doe ik door deel te nemen aan debatwedstrijden en speeches te houden, zoals bij de Airborne herdenking. Iedereen kan actief worden. Spreek je uit op een manier die bij jou past. Maar neem je verantwoordelijkheid en zorg dat we onze vrijheid koesteren en nooit meer weggeven.”

Ik vind dat iedereen in de samenleving verantwoordelijk is om onze vrijheid te beschermen.

Als klein meisje beloofde Lalla Weiss (1961) haar vader dat ze de wereld zou vertellen wat er in de oorlog met hun mensen gebeurd is. Ze werd activist en woordvoerder en zet zich nog dagelijks in om de verhalen van de Romaen Sintigemeenschap te delen.

“Op het Nationaal Holocaust Namenmonument staan 22 namen van mijn vaders familie en 24 van mijn moeders kant. Toch is dat niet vanzelfsprekend. Het heeft lang geduurd voor de Roma en Sinti als oorlogsslachtoffers werden erkend. Officieel zijn er een half miljoen van onze mensen vermoord, maar lang niet iedereen was gedocumenteerd. Onofficieel gaan de schattingen richting een miljoen. Ik zie het als mijn levenswerk om te vertellen over onze mensen, onze geschiedenis en cultuur. Veel mensen hebben geen idee dat er razzia’s waren op Roma en Sinti. Er is een iconische foto van een meisje met een hoofddoek, dat is vastgelegd toen ze vanuit de trein naar Auschwitz naar buiten keek. Lange tijd werd gedacht dat ze Joods was, maar het blijkt een Sinti-meisje te zijn, zij was tijdens de razzia in Eindhoven opgepakt. Daarmee kregen we voor het eerst een gezicht.

Mijn vader is getraumatiseerd uit de oorlog gekomen en dat trauma heeft hij overgedragen op al zijn kinderen. Toen ik halverwege de veertig was, heeft dat me ingehaald. Ik stortte in. In die tijd heb ik veel gepraat met mijn vriendin, actrice Carla Hardy. Op basis van onze gesprekken en mijn dagboeken hebben we samen een theatervoorstelling gemaakt: Een rugzak vol wantrouwen. Daarmee bereiken we een heel divers publiek en dat helpt om kennis te delen en onderling begrip te kweken.

Erover praten heeft me van die last bevrijd. We zouden allemaal meer met elkaar moeten praten. Dat helpt om vooroordelen te herkennen en de wereld uit te helpen.

Jacques Grishaver, een van de drijvende krachten achter dit Namenmonument is daarin voor mij een schitterend voorbeeld. Tijdens een emotionele reis naar Auschwitz pakte hij me bij de arm en liepen we samen onder die beruchte poort door. ‘Kijk, Lalla’, zei hij, ‘het is ze niet gelukt. Wij zijn er nog. En we lopen ook samen weer naar buiten.’ Dat wederzijdse begrip en die saamhorigheid, daar gaat het om.”

Veel

mensen hebben geen idee dat er razzia’s waren op Roma en Sinti.

Robin Imthorn (1984) maakte als marinier meerdere uitzendingen mee, onder meer naar Afghanistan waar hij traumatische ervaringen opdeed. Nadat hij de diagnose PTSS had gekregen, besloot hij zich in te zetten om het taboe op mentale gezondheid bij zijn collega’s te doorbreken.

“Als marinier heb ik meerdere uitzendingen meegemaakt, maar de periode 2009/2010 in Afghanistan blijft me altijd bij. Tijdens een missie reed een voertuig in mijn konvooi op een bermbom. Zonder na te denken rende ik erheen en voerde levensreddende handelingen uit. Daar was ik voor getraind. Gevoelens schakelde ik uit, want daar was geen tijd voor. Maar eenmaal terug in Nederland, bleek het inschakelen van die emoties niet meer zo makkelijk.

Alles veranderde voor mij toen mijn dochter werd geboren. De paniekaanvallen, nachtmerries en herbelevingen van mijn tijd in Afghanistan begonnen me te achtervolgen. Uiteindelijk kreeg ik de diagnose PTSS. Dit was het begin van een zware strijd, zowel voor mezelf als voor mijn gezin. Het herstelproces was moeizaam, en de eenzaamheid die ik daarbij voelde gun ik niemand.

Ik besloot iets te doen om die eenzaamheid te doorbreken en stuurde een openhartige e-mail naar al mijn collega’s uit Afghanistan. Het voelde enorm kwetsbaar, maar dat was precies wat ik nodig had. Tot mijn verbazing kreeg ik zoveel reacties van mensen die zich herkenden in mijn verhaal. Kwetsbaarheid had ik altijd gezien als zwakte, maar juist die kwetsbaarheid gaf mij kracht en een diepere verbinding met anderen.

Met die kracht besloot ik actie te ondernemen. Ik richtte Five Five Out op en stelde mezelf een uitdagend doel: vijf marathons lopen in vijf dagen. Ik wilde niet het stoere verhaal vertellen, maar juist het échte verhaal. Over mijn paniekaanvallen, nachtmerries en angsten. Door open te zijn, hoopte ik anderen te laten zien dat het oké is om te praten over wat je doormaakt.

Mijn PTSS heb ik leren accepteren, niet als iets wat me zwakker maakt, maar als iets waar ik juist kracht uit put.

Nu deel ik mijn verhaal in de theatershow Vleugel Vrij en in mijn boek Levensvuur. Ik wil laten zien dat herstel en vrijheid mogelijk zijn, zelfs in de donkerste tijden. Kwetsbaarheid is geen teken van zwakte, het is een teken van menselijkheid. Iedereen heeft soms een buddy nodig, en praten kan bevrijdend zijn.”

Mijn PTSS heb ik leren accepteren, niet als iets wat me zwakker maakt, maar als iets waar ik juist kracht uit put.

De Joodse Boaz Cahn (1999) en de islamitische Selma Boulmalf (1998) geven gastlessen over dialoog en verbinding. Samen met twee andere (oud-)studenten zijn ze vlak na 7 oktober de online campagne #Deeldeduif gestart.

Boaz: “We hebben elkaar ontmoet in de ambtswoning van burgemeester Halsema in Amsterdam, waar Joden en moslims waren uitgenodigd om met elkaar in gesprek te gaan. Het gesprek verliep zo prettig dat we anderen wilden inspireren om hetzelfde te doen. In de media lijkt het soms alsof Joden en moslims elkaar haten, wij wilden een tegengeluid laten horen. Zo ontstond de socialmediacampagne #Deeldeduif, met de boodschap: shalom, salaam en vrede.”

Selma: “De campagne werd snel opgepikt door de media, zo zaten we aan tafel bij Humberto Tan. Daarna vroegen leerkrachten ons of we gastlessen wilden geven omdat ze het moeilijk vonden om over dit onderwerp in de klas te praten.”

Boaz: “Gaandeweg hebben wij een programma in elkaar gezet. Naast scholen werden we ook benaderd door universiteiten en bedrijven. De discussie speelt op elk niveau van de samenleving. Onze tip voor een goed gesprek is: zeg niet meteen wat je ergens van vindt, maar deel hoe iets je raakt. Het allerbelangrijkste is: luister echt naar de ander.”

Selma: “Bedenk dat we meer overeenkomsten hebben dan verschillen, ga daarnaar op zoek. Daarnaast is het belangrijk om te benoemen dat de polarisatie en verharding in de hele maatschappij plaatsvinden, niet alleen tussen Joden en moslims. De focus ligt nu op die twee groepen, maar het probleem is breder. Je kan veel doen om de samenleving een beetje beter te maken. Zoals actief worden in de buurt en bijvoorbeeld ouderen helpen. Met een klein beetje kan je al veel bereiken.”

Boaz: “We hadden vooraf ook niet gedacht dat onze actie zo groot zou worden. Het is heel waardevol dat we mensen kunnen inspireren om met elkaar in gesprek te gaan. Zo zorgen we hopelijk voor minder polarisatie en meer verbinding.”

We hadden vooraf ook niet gedacht dat onze actie zo groot zou worden.

bijdrage aan bij Vfonds voor jouw Vrijheidsmaaltijd

Organiseer jij ook een Vrijheidsmaaltijd op 5 mei?

Kijk op Vfonds.nl hoe je eenvoudig een bijdrage kunt aanvragen.

Help mee om deze traditie nog groter te maken. Een bijdrage aanvragen kan vanaf 9 december 2024.

een open gesprek samen eten schuif aan nieuwe ontmoetingen met buren aan tafel

Royal Canadian Dragoons voor altijd verbonden met Leeuwarden ‘Friesland liberated herself’

Op 7 april 1945 landen zo’n 700 Franse parachutisten in Drenthe en het Friese Ooststellingwerf. Hun doel: verwarring zaaien achter de linies om zo de Canadezen en hun Royal Canadian Dragoons, een pantserwagenregiment, kans te bieden om Friesland te bevrijden. Het begin van een bijzondere band tussen dit legeronderdeel en de Friezen.

Na eerst in Italië te hebben gevochten, krijgen de ‘Dragoons’ in het voorjaar van 1945 opdracht om in Nederland te gaan vechten. Het regiment wordt toegevoegd aan het 2e Canadese Korps, onder bevel van generaal Guy Simonds. Nadat er een doorbraak is bereikt over de Vecht bij Ommen krijgen de Dragoons op 10 april het bevel om zo snel mogelijk door te stoten in noordwestelijke richting met als einddoel Leeuwarden.

Verzetshulp

Die veldtocht verloopt behoorlijk voorspoedig. Dat komt deels doordat de gewapende weerstand van de Duitsers in de provincie beperkt is. Maar de snelle opmars van de Canadezen is ook te danken aan de flinke hulp die ze krijgen van talloze verzetsmensen in Friesland. Tijdens de strijd sneuvelen 31 van hen, meer dan het aantal gevallenen aan geallieerde zijde op Friese bodem. Deze onvoorwaardelijke steun maakt zelfs dat de commandant van de Royal Canadian Dragoons, luitenant-kolonel Landell, later verklaart: “Friesland liberated herself”.

Vanaf 10 april kleuren dag na dag nieuwe straten en dorpen oranje door feestvierende, bevrijde Friezen. En op 15 april trekken de Dragoons Leeuwarden binnen. Drie dagen later is het hele vaste land van Friesland ontzet. De Waddeneilanden, waar veel Duitsers

naartoe zijn gevlucht, moeten wat langer wachten op hun bevrijding: Terschelling kan pas op 29 mei bevrijders verwelkomen, Vlieland is twee dagen later aan de beurt en op Ameland kan op 3 juni de vlag uit. Op Schiermonnikoog vetrekken de Duitsers pas op 11 juni.

Liberation girl

Hoewel de Royal Canadian Dragoons al in 1883 zijn opgericht en sindsdien in verschillende oorlogen hebben meegevochten, neemt de bevrijding van Friesland nog altijd een prominente plaats in op hun blazoen. Die warme band blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat in 1959 de dan 14-jarige Janny Jetten, een meisje dat tijdens de bevrijding van Leeuwarden geboren wordt, tijdens een bezoek aan de stad door de Dragoons wordt uitgeroepen tot Liberation girl of Leeuwarden. Uiteraard een symbolisch gebaar. Maar wel een met een serieuze ondertoon: in de navolgende jaren blijven de Dragooons, oud én jong, haar als ‘regimentsmascotte’ opzoeken. Zelfs haar huwelijk wordt bijgewoond door een regimentsafvaardiging. En die band blijkt ook uit de prominente plek

‘ Elk ja ar weer wordt op 15 april in Leeuwarden stilgestaan bij de bevrijding door de Dragoons’

Canadezen rijden Leeuwarden binnen. Canadian Army

die het trotse verslag van de Friese veldtocht nog altijd inneemt op de regimentswebsite.

Leeuwarden Day

“Elk jaar weer wordt op 15 april in Leeuwarden stilgestaan bij de bevrijding door de Dragoons”, vertelt Marre Faber-Sloots, conservator van het Fries Museum. “Met een kleine ceremonie bij het stadhuis, het hijsen van elkaars vlaggen en een toespraak door de burgemeester.” En elk jaar weer komen daar Dragoons op af. “Het aantal veteranen dat daadwerkelijk heeft meegevochten in Friesland is inmiddels heel beperkt. De paar mannen die nog in leven zijn, komen hier niet meer naar toe. Maar Leeuwarden heeft zo’n bijzondere plek ingenomen in dit regiment dat er inmiddels ook Dragoons van latere jaren naar deze stad afreizen om de herdenking bij te wonen. Vooral in jubileumjaren zijn dat er soms tientallen.”

En ook bij de Dragoons zelf wordt elk jaar weer op 15 april stilgestaan bij dit bijzondere wapenfeit uit 1945. “Die dag staat bij het regiment bekend als Leeuwarden Day”, zegt Faber-Sloots. “Ze houden op die dag elk jaar weer een eigen ceremonie om de bevrijding van Leeuwarden te gedenken. In Canada. Of waar ter wereld het regiment op dat moment actief is.” <

Canadese esdoorns

De Canadezen hebben Friesland niet alleen tijdens de oorlog bevrijd. Ze hebben er na de oorlog ook nog een tijdje rondgehangen voordat ze weer gerepatrieerd werden. Hoe ze hun tijd doorbrachten buiten hun militaire werk in vredestijd om valt niet exact te zeggen. Wel is duidelijk dat de legerleiding er alles aan deed om te zorgen dat de Canadese manschappen zich niet zouden verliezen in immoreel gedrag. Zo werd – om te voorkomen dat ze alleen maar achter de lokale dames aan zouden gaan of in plaatselijke kroegen gingen hangen – een gevarieerd vrijetijdsaanbod opgezet. Inclusief een speciale tentoonstelling voor de Canadese manschappen in het Fries Museum te Leeuwarden.

En wellicht dat de Canadezen in dit kader ook nog iets blijvends in de stad hebben nagelaten. Tientallen jaren sierden talloze Canadese esdoorns de wijk Huizum-West in Leeuwarden. Toen die bomen in de jaren negentig ‘op’ bleken en gekapt moesten worden, voerde de Leeuwarder Courant een verontwaardigde buurtbewoner op. Deze man stelde dat die bomen na de bevrijding als eerbetoon aan, dan wel door de Canadezen waren geplant. Een sympathieke bewering waar echter nergens bewijs voor te vinden is. Maar waar of niet, het is in elk geval een verhaal dat onmiskenbaar gevoed is door de bijzondere band die de Friezen voelen met hun Canadese bevrijders.

De locatie voor haar Vrijheidsmaaltijd had ze al: de fabriek waar in 1943 drie arbeiders werden doodgeschoten door de bezetter. Want waar kun je nu beter een Vrijheidsmaaltijd organiseren dan op een plek met een oorlogsverhaal, dacht Leanne Nobel (48) uit Scharmer dit voorjaar. In NC Magazine blikt ze terug.

Vrijheidssoep, een troubadour en bijzonder erfgoed: Leannes ingrediënten voor een geslaagde Vrijheidsmaaltijd

“Afgelopen 5 mei organiseerde ik voor het eerst een Vrijheidsmaaltijd, omdat ik een speciale locatie tot mijn beschikking heb. Elk jaar staat de voormalige aardappelzetmeelfabriek De Woudbloem, in het gelijknamige Groningse dorp, van april tot en met september leeg. Dan zit ik er met mijn stichting Hoop voor Hoog Hammen, die opkomt voor het behoud van Gronings erfgoed in het aardbevingsgebied. Deze plek is niet alleen historisch erfgoed omdat de fabriek uit 1904 stamt, maar ook omdat hier tijdens de Tweede Wereldoorlog het noodlot toesloeg.

Na de April-meistaking in 1943 werden drie fabrieksarbeiders van De Woudbloem

doodgeschoten door de nazi’s, terwijl hun collega’s moesten toekijken. Een represaillemaatregel omdat ze zich tegen de bezetter hadden gekeerd. Je kunt je voorstellen dat dit een heel aangrijpende gebeurtenis was voor het kleine dorp, waarin iedereen voor de fabriek werkte. Dus toen ik afgelopen voorjaar hoorde over de Groningse Vrijheidsmaaltijden, dacht ik: hier moet zeker een Vrijheidsmaaltijd komen! Zo werd ‘De Woudbloem viert de Vrijheid’ geboren.

Ik wist ook meteen wie ik daarvoor moest vragen: troubadour Jan Henk de Groot, met wie ik vorig jaar al een lied maakte over de drie doodgeschoten arbei-

ders. Hij gaf voorafgaand en na afloop van de Vrijheidsmaaltijd een concert. Jan Henk is een echte verhalenverteller en zorgde zo voor een mooie wisselwerking met het publiek. Daarin zaten ook mensen die op de maaltijd waren afgekomen, omdat ze zelf nog hebben meegemaakt wat er op deze plek is gebeurd. Zeer indrukwekkend.

Je kunt wel zeggen dat de Vrijheidsmaaltijd geslaagd was: we hadden plek voor minimaal vijftig mensen, maar er kwamen er zeventig. Eigenlijk wilde ik de Vrijheidssoep van Nick Toet zelf maken, maar toen ik eenmaal de versie uit blik had geproefd, dacht ik: nou, ik wist niet dat er zulke

door Daphne van Breemen foto Leanne Nobel

lekkere soep uit blik bestaat! Ik was niet de enige die dat vond, want de soep werd zeer gewaardeerd. Er stond vers brood op tafel, er waren biologische vleesballetjes voor de liefhebber en ik bracht cake mee, want ik bak graag. Het was echt hartstikke

‘ E en bijzondere gedachte dat je met z’n allen dezelfde soep aan het eten bent’

leuk. Het is een bijzondere gedachte dat er op dat moment verspreid over het land allerlei Vrijheidsmaaltijden plaatsvinden en dat je met z’n allen dezelfde soep aan het eten bent.

Ik vond het echt een genot dat alles zo goed geregeld was. Als organisator van een Vrijheidsmaaltijd krijg je van het Nationaal Comité 4 en 5 mei naast de blikken soep onder meer placemats, gesprekskaartjes en posters. Het enige dat je dan nog nodig hebt zijn vrijwilligers om de tafel te dekken en alles tijdens de Vrijheidsmaaltijd in goede banen te leiden. Vanwege Bevrijdingsdag hadden we rood-wit-blauwe kaarsjes neergezet en gezellige lampjes

opgehangen, toen ontstond er echt magie. Onze gasten vonden het erg leuk om aan te schuiven.

Dus als je me vraagt of ik tips heb voor andere organisatoren, dan zeg ik: je moet het vooral gewoon doen. Alles is tot in de puntjes verzorgd en er zit vanuit het Nationaal Comité 4 en 5 mei, en in mijn geval het Groningse Comité, zo’n goede organisatie omheen, dat is fantastisch. Als je een beetje een leuke plek hebt, is dat eigenlijk al genoeg. Je zet tafels neer, je krijgt al die mooie spullen aangeleverd en je bent klaar. Tot slot: houd het simpel, het gaat echt om de ontmoeting.” <

‘ We zetten steeds wat meer stoelen neer voor de oudere mensen die komen en we investeren in een betere geluidsinstallatie, maar meer veranderen we niet.’

Vrijwilligers: de onmisbare drijfveer achter lokale herdenkingen en vieringen

Op 4 en 5 mei vindt in bijna iedere Nederlandse gemeente een herdenking, dan wel een viering plaats. Maar ook op andere dagen worden oorlogsslachtoffers herdacht. Vrijwilligers vormen een onmisbare schakel in de organisatie van al deze herdenkingen. Wat drijft hen en hoe ervaren zij het organiseren hiervan? Vier lokale organisatoren aan het woord.

‘Ieder jaar staat het hier vol. Dat verandert niet’

Als reactie op de aanslag op een SD’er, werden op 24 oktober 1944 29 willekeurig gekozen gevangenen standrechtelijk geëxecuteerd. Het monument ‘Verzetsgroep’ staat sinds 1954 op de hoek van de Amsterdamse Apollolaan en de Beethovenstraat. De plaquette met alle namen kwam er pas in 2020. Jaarlijks trekt de herdenking duizenden mensen.

Als klein meisje kwam Jet Key, de huidige voorzitter van het het Comité 4 mei herdenking Apollolaan al naar de herdenking bij het monument van Jan Willem Havermans. Haar opa had gevangen gezeten in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans en twee mannen uit zijn cel waren hier zonder enige vorm van proces gefusilleerd. “Het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst was hier om de hoek. De Duitsers waren woedend over de aanslag. Ze hebben huizen in de buurt uitgekamd en daar alle mannen opgepakt. Ook werden twee huizen in brand gestoken.” Bij het monument ‘Verzetsgroep’ wordt niet alleen de moord op deze 29 mannen herdacht. “In deze buurt woonden en wonen nog steeds veel Joodse mensen. Daardoor trok deze herdenking al snel duizenden bezoekers vanuit heel Amsterdam. Op 4 mei zijn ruim vijftig lokale bijeenkomsten verspreid door de stad, maar daarvan is deze een van de grotere.”

Bronzen plaquette

De bijeenkomst in 2020 had een hoogtepunt moeten worden. Niet alleen omdat er toen 75 jaar vrijheid werd gevierd, maar vooral omdat er eindelijk een bronzen plaquette was gekomen met de namen van alle vermoorde mannen. “Maar we konden ze

niet onthullen want er was geen herdenking vanwege corona”, herinnert Jet Key zich. Toch werden de paar mensen die waren komen opdagen verrast door een trompettist die, ergens op een balkon in de buurt, om twee minuten over acht het Wilhelmus begon te spelen. “Dat was een ontroerend moment.” De herdenking van 2021 ging ook niet door, maar er kwamen wel mensen naar de Apollolaan toe. Dat leidde tot een nieuw, onverwacht hoogtepunt. “Er was een verslaggever van de regionale omroep RTV Noord-Holland die op zoek was naar nabestaanden van die 29 gefusilleerden. Dat leidde tot een oproep op Facebook, mailtjes naar contactpersonen van ons comité en hulp van de politie. Zo kwamen we met elkaar tot een indrukwekkende lijst. Op 24 oktober 2021 hebben we de plaquette alsnog onthuld, in aanwezigheid van onder meer een broer van een van de gefusilleerde mannen en een achterkleinkind dat een ontroerend eerbetoon bracht.”

Indrukwekkend genoeg

De voorzitter is niet bang dat de herdenking aan de Apollolaan een stille dood zal sterven. “Ieder jaar staat het hier vol. Dat verandert niet. We herdenken alle mensen die in de concentratiekampen vermoord zijn, de Joden, Sinti en Roma. Militairen en strijders die sneuvelden in het verzet, burgers die op hun eigen manier verzet pleegden en verraden werden, de slachtoffers van terreur en in het bijzonder de 29 gevangenen en alle onschuldige burgers die door het oorlogsgeweld het leven hebben verloren.”

“We zetten steeds wat meer stoelen neer voor de oudere mensen die komen en we investeren in een betere geluidsinstallatie, maar meer veranderen we niet. De ceremonie op zichzelf is indrukwekkend genoeg en dat zal nog wel even zo blijven.”

‘Op 5 mei gaan we met de Texelse veteranen het hele eiland langs en delen we Vrijheidssoep uit’

Het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt in Nederland op 5 mei gevierd. Wat maar weinig mensen weten is dat op Texel de oorlog doorging tot 20 mei 1945. Pas op die dag werd de opstand van Georgiërs tegen de Duitsers officieel door de Canadezen beëindigd. Texel was daarmee het laatste slagveld van Europa.

Hierin zijn diverse groepen uit de Texelse bevolking vertegenwoordigd. “Wij organiseren de activiteiten rondom de herdenking op 4 mei. Maar voor Texel heeft 6 april ook een bijzondere betekenis.” Tot en met 5 april 1945 merkten de Texelaars eigenlijk niet zoveel van de oorlog, legt hij uit. “Behalve Duitsers, zaten er Georgiërs die in dienst waren van het Duitse leger. Toen het einde van de oorlog naderde, waren zij als de dood dat zij, als Sovjetburgers, zouden worden uitgeleverd aan Stalin. De kans dat ze dat zouden overleven was nihil. Ze besloten daarom in de nacht van 5 op 6 april in opstand te komen tegen de Duitsers door ze allemaal te vermoorden. Maar dat plan mislukte deels. De ontsnapte Duitsers sloegen alarm en keerden zich tegen hun eerdere wapenbroeders.” Als wraak pakten ze op 6 april veertien willekeurige Texelaars op. Vier wisten te ontsnappen, de overige tien werden geëxecuteerd. De Duitsers draaiden hun verdedigingswapens landinwaarts en beschoten huizen en boerderijen

Veteraan Martin van Daalen is lid van het Comité 4 en 5 Mei Texel.

We focussen op dilemma’s die in elke oorlog spelen: Wat is goed en wat is fout? Wie help je en wie niet? Er zijn geen juiste of onjuiste antwoorden.

waarvan ze dachten dat er zich Georgiërs verscholen. Ook trokken ze op linie over het eiland om Georgiërs en Texelaars die hen hadden geholpen neer te schieten. Het werd een bloedbad. Pas op 20 mei maakten Canadese troepen vanaf Den Helder de overtocht naar het eiland en werd de strijd beëindigd.

Bloedig einde

Ieder jaar op 4 mei houdt een Georgische delegatie op Texel een ceremonie op een speciale begraafplaats waar al hun landgenoten liggen die bij dit bloedige einde van de oorlog op het eiland zijn omgekomen. ’s Avonds voegen zij zich bij de algemene herdenking en de stille tocht, waarna kransen worden gelegd op de geallieerde begraafplaats. Op 6 april herdenken de Texelaars de vermoorde burgers tijdens een bijeenkomst bij een monument net buiten de poort van de Joost Dourleinkazerne, op de zuidpunt van het eiland. De betrokkenheid bij de herdenking op 4 mei is groot. Wie niet live aanwezig kan zijn, kan de plechtigheid volgen

via ‘Texel kijken en Luisteren’ op YouTube en Facebook.

Stripboek

Maar net als in het hele land, neemt ook onder jongeren op Texel de kennis over en de betrokkenheid bij de Tweede Wereldoorlog af. Dat bracht Martin van Daalen en Stichting Veteranen Texel op het idee een stripboek te laten maken over de Georgische opstand. Dat moet op 6 april 2025 verschijnen en wordt dan samen met een lespakket verspreid onder schooljeugd. “Daarin staan niet de feiten centraal, maar focussen we op dilemma’s die in elke oorlog spelen: wat is goed en wat is fout? Wie help je en wie niet?”, zegt Van Daalen. “Er zijn geen juiste of onjuiste antwoorden, het is de bedoeling dat de scholieren er zelf over gaan nadenken.” Zelf verheugt hij zich het meest op de tour met oude legervoertuigen die ieder jaar een vast onderdeel is op 5 mei. “Daarin gaan we met de Texelse veteranen alle zeven dorpen van het eiland langs en delen we overal gratis Vrijheidssoep uit.”

‘Het is een klein dorp, maar de betrokkenheid is groot’

Het Friese dorp Tjerkwerd, samen met de omliggende buurtschappen goed voor 460 inwoners, beschikt sinds 2014 over een monument op het kerkhof ter nagedachtenis aan de slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog. Jaarlijks organiseert het 4 mei-comité een herdenking bij dit monument.

Heleen Wilts is voorzitter van het 4 mei comité Tjerkwerd. Dit comité bestaat uit vertegenwoordigers van verschillende verenigingen in het dorp: de muziekvereniging, de kerk, de ouderraad van de school, de Oranjevereniging en het dorpsbelang. “Hierdoor is de betrokkenheid breed gedragen en blijft er continuïteit”, zegt Wilts. “Het nadeel is wel dat er soms snelle wisselingen zijn.” Zo’n acht jaar geleden sloot Heleen Wilts zich aan namens de kerk. Naast voorzitter is zij ook ceremoniemeester tijdens de herdenking. “Het is een klein dorp, maar de betrokkenheid is groot. We hebben nooit moeite om vrijwilligers te vinden.”

“Ruim tien jaar geleden nam een groepje (oud-)dorpsbewoners het initiatief om een monument op te richten”, vertelt Wilts. Op het monument staan de namen van vier mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog omkwamen en een bijzondere band

hadden met Tjerkwerd. Een van hen was een Joodse jongen die ondergedoken zat in het dorp, maar werd verraden en na ondervraging door de Duitsers werd doodgeschoten. Daarnaast zijn er twee kopmannen uit het Friese verzet, die waren ondergebracht in het huis van de smid. Zij werden daar ontdekt en gefusilleerd in de buurt van Zwolle. De zoon van de smid was een van de initiatiefnemers van het monument. Al deze verhalen zijn vastgelegd in het boek Opdat wij niet vergeten.

Documentaire

Tjerkwerd kwam ook in beeld in de serie In de ban van Goed en Fout. Hierin vertellen oud-dorpsgenoten Folkert Schukken en Hylke Speerstra over hun ervaringen als kinderen in oorlogstijd in Tjerkwerd. Wilts vertelt: “De serie gaat over schrijver Onno Blom, wiens grootvader in dezelfde Friese verzetsgroep ‘De Duif’

‘ We nodigen sprekers uit die zich persoonlijk verbonden weten met de namen op het monument’

zat als de mannen die op het monument worden herdacht.” Tegelijkertijd was Bloms overgrootvader lid van de NSB. In de serie onderzoekt Blom het verleden van zijn familie, waarin goed en fout samenkomen.

Belangstelling

“Na tien jaar merken we dat de belangstelling wat afneemt”, zegt Wilts. “De groep ouderen die de oorlog bewust heeft meegemaakt, wordt steeds kleiner.” Om die reden betrekt het comité nadrukkelijk de jeugd bij de herdenking. De plaatselijke basisschool, CBS de Reinbôge, heeft het monument geadopteerd. De herdenking begint bij de school, waarna de stoet naar het kerkhof trekt. “We nodigen sprekers uit die zich persoonlijk verbonden weten met de namen op het monument. Leerlingen dragen gedichten voor en leggen een krans bij het monument”, aldus Wilts.

‘80 jaar vrijheid zullen we groots vieren, maar elk jaar herdenken en vieren we uitgebreid’

Stichting 4 en 5 mei Woerden is verantwoordelijk voor zowel de herdenkingen op 4 mei als het bevrijdingsfestival op 5 mei. Daarnaast organiseert de stichting de lokale herdenking op 15 augustus. Ook herdenken ze jaarlijks, tijdens Jom Hasjoa, de weggevoerde en omgebrachte Joodse Woerdenaren tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Jan van Es, voorzitter van Stichting 4 en 5 mei Woerden, vertelt dat er op 4 mei zelfs twee herdenkingen plaatsvinden in Woerden. Vlak na de oorlog werd een monument opgericht ter nagedachtenis aan alle lokale slachtoffers, zonder namen. “Het idee was dat iedereen gelijk is, dus er mochten geen individuen worden genoemd. Er werd ook geen onderscheid gemaakt tussen militairen en burgers”, legt Van Es uit. Na verloop van tijd ontstond er echter een groep inwoners die wél een monument met namen wilden. Zij realiseerden een eigen gedenkplaats op de Algemene Begraafplaats, wat jarenlang leidde tot twee aparte herdenkingen op 4 mei.

Zo’n vijftien jaar geleden zijn de verschillende stichtingen – er was er ook een voor het Joodse monument – opgegaan in Stichting 4 en 5 mei Woerden. De huidige ceremonie begint bij de monumenten voor de Woerdense oorlogsslachtoffers op de Algemene Begraafplaats, gevolgd door de Dodenherdenking bij monument De Naald. Verschillende groepen, waaronder vetera-

‘ Op e en middelbare school werken leerlingen aan een bijzonder project: ze interviewen en fotograferen mensen met een verhaal over oorlog en vrijheid’

nen en Molukkers, leggen kransen bij De Naald. “Woerden kent een grote Molukse gemeenschap”, vertelt Van Es. Bij beide monumenten zijn toespraken. De burgemeester spreekt bij De Naald, terwijl bij het andere monument de namen van de slachtoffers worden genoemd en over hen wordt verteld.

Meer herdenkingen

Sinds 2020 is er ook een herdenking op 15 augustus, hier worden alle slachtoffers van de oorlog tegen Japan en de Japanse bezetting van voormalig Nederlands-Indië herdacht. “We vragen de Molukse stichting Sinar Maluku elk jaar om een bijdrage in de vorm van een zanger of spreker.” Daarnaast organiseert de stichting jaarlijks Jom Hasjoa, de herdenking van de zes miljoen Joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s werden vermoord. In Woerden is hiervoor een speciaal monument opgericht. “In het verlengde hiervan zijn we ook begonnen met het leggen van Stolpersteine”, voegt Van Es toe. Deze struikelstenen worden ge-

plaatst bij de laatste bekende verblijfplaats van weggevoerde Joden en andere slachtoffers, om hen blijvend te herinneren.

Educatie en jongerenprojecten

De stichting zet zich eveneens in om de jongere generaties hierbij te betrekken. Zo lopen er diverse educatieve projecten op scholen. “Op een middelbare school werken leerlingen van 5 havo aan een bijzonder project: ze interviewen en fotograferen mensen met een verhaal over oorlog en vrijheid, in de breedste zin. Denk aan vluchtelingen of veteranen”, vertelt Van Es. Elk jaar resulteert dit in een boekje en een tentoonstelling. Daarnaast organiseren ze jaarlijks, onder de vlag van Theater Na de Dam, een theatervoorstelling waarin jongeren uit Woerden spelen. En bij het bevrijdingsfestival op 5 mei ligt de focus op lokale betrokkenheid met een breed cultureel programma, inclusief gedichten, dans en optredens van bands. Van Es besluit: “80 jaar vrijheid zullen we groots vieren, maar elk jaar herdenken en vieren we uitgebreid.”<

Het is een populair misverstand dat de Duitsers in Hotel de Wereld in Wageningen op 5 mei 1945 de capitulatie tekenden. Desondanks is Wageningen de stad waar de huidige viering van onze bevrijding haar vorm en betekenis kreeg. Wat is het verhaal van de mythe van Wageningen?

In Duitsland

stopte de oorlog, Wageningen startpunt vrijheidsviering

Op 4 mei 1945 ondertekende de Duitse Generaladmiral HansGeorg von Friedeburg op de Lüneburger Heide in Duitsland de onvoorwaardelijke overgave van de Duitse strijdkrachten in Nederland, Noordwest-Duitsland en Denemarken. De overgave werd van kracht op 5 mei 1945 om 08.00 uur. Die dag ontbood de Canadese generaal Charles Foulkes de Duitse generaal Johannes Blaskowitz in Hotel de Wereld om de invulling van die overgave in Nederland te bespreken. Een dag later werd die uitwerkingsovereenkomst, eveneens in Wageningen, getekend.

Symbolisch

“Dat gebeurde in het bijzijn van prins Bernhard”, weet Tanja Haseloop-Amsing, die behalve burgemeester van Oldebroek ook voorzitter is van de stichting Wageningen ’45. Hoewel de prins noch bij de onderhandelingen, noch bij de ondertekening enige formele rol had, had zijn aanwezigheid wel een symbolische betekenis voor Nederlanders in die belangrijke gebeurtenis. “En daarmee is eigenlijk de basis gelegd voor de rol die Wageningen in de jaren daarna heeft gespeeld in de viering van onze bevrijding.”

Want zo algemeen bekend als ‘5 mei’ tegenwoordig is als Bevrijdingsdag, zo zoekend waren de Nederlanders in de eerste jaren na de oorlog naar een geschikte dag en een passende wijze om de vijf oorlogsjaren, haar slachtoffers en de bevrijding door de geallieerden te herdenken. Haseloop-Amsing: “Twee maanden na de bevrijding, op 9 juli 1945, onthulden generaal Foulkes en prins Bernhard in bijzijn van Canadese militairen en Binnenlandse

Strijdkrachten een plaquette op de gevel van Hotel de Wereld. Het was eigenlijk het eerste moment van collectieve herdenking. En de eerste plek waar de bevrijding een tastbare plek kreeg. Maar er bestonden toen nog geen ideeën om die bevrijding georganiseerd, of zelfs jaarlijks, te herdenken.”

Zesdaagse werkweek

Toch leefde die behoefte onder de bevolking wel. Na de bevrijding werd her en der in het land gezocht naar een geschikte dag om jaarlijks stil te kunnen staan bij de bevrijding van ons land. Verschillende data passeerden de revue: de verjaardag van koningin Wilhelmina op 31 augustus, 5 mei, de dag waarop de Duitsers capituleerden. En vanaf 1948 ook 30 april: de verjaardag van koningin Juliana. “Maar Nederland kende in die tijd nog een zesdaagse werkweek”, vertelt Haseloop-Amsing. “Een vrije dag voor het vieren van de bevrijding was uit den boze en de zondagsrust was in die tijd nog heilig. Daarbij vond de Nederlandse overheid dat er na vijf jaar oorlog vooral hard gewerkt moest worden aan de wederopbouw van ons land. Vooruitkijken, was belangrijker dan terugblikken. Een jaarlijkse viering van de bevrijding werd dan ook niet nodig geacht.”

Sober

Dat beeld veranderde pas in 1955. Omdat het toen tien jaar geleden was dat ons land werd bevrijd, besloot de regering voor het eerst tot een nationale viering van de bevrijding. Dit vond plaats in

Wageningen, de stad die het meest fysiek verbonden was geraakt met het beëindigen van de oorlog in Nederland. En de plek waar er al jaarlijks werd stilgestaan bij de bevrijding van Nederland. Voor deze eerste nationale herdenking, reisden onder meer de hele regering van minister-president Willem Drees, koningin Juliana en prins Bernhard op 5 mei 1955 naar Wageningen af. Ook vond er een defilé plaats met veel binnen- en buitenlandse WOIIveteranen. Waar Wageningen deze eerste nationale viering van de bevrijding vooral als een start zag van een jaarlijks terugkerende gebeurtenis, besloot de regering dat eens per vijf jaar genoeg was. Wel vroeg de regering of gemeenten en bedrijven hun personeel voortaan op 5 mei een half dagje vrij wilden geven.

Nationale feestdag

Op dat moment gooit Wageningen met historisch besef en vooruitziende blik zijn bestuurlijke kont tegen de krib. Het college van burgemeester en wethouders van Wageningen vindt dat 5 mei voortaan een nationale feestdag zou moeten zijn. En als dat landelijk niet voor elkaar te krijgen is, dan maar alleen in Wageningen. In de navolgende decennia verandert de kijk op hoe herdacht wordt en ook op hoe we onze vrijheid vieren: in de jaren zestig en zeventig neemt het animo voor herdenken af. Veel steden en dorpen waren op andere data dan 5 mei bevrijd en stonden daar op hun eigen moment bij stil. Alleen in lustrumjaren werd extra uitgepakt. Tegelijkertijd hebben deze turbulente jaren zestig en zeventig wel invloed gehad op hoe herdacht werd: er waren veel protestacties en

Linker pagina boven: Prins Bernhard (rechtsonder met sigaret) kijkt toe hoe luitenant-generaal

Charles Foulkes (rechts) de uitwerking van de overgave met generaal Johannes Blaskowitz (links) bespreekt. Canadian Army

Linker pagina onder: Veldmaarschalk

Sir Bernard Montgomery tekent de onvoorwaardelijke overgave van de Duitse strijdkrachten in zijn hoofdkwartier op de Lüneburger Heide. Imperial War Museum

De aankomst van het gehele koninklijke gezin, generaal Foulkes en minister van Oorlog C. Staf op de Nationale Herdenking in Wageningen, 5 mei 1955. Anefo / Nationaal Archief

alternatieve herdenkingen. Ook groeit het besef dat er ruimte moet zijn voor het herdenken van de slachtoffers én voor het vieren van de vrijheid. Op twee verschillende momenten: 4 en 5 mei.

In 1968 besluit de regering dat voortaan elk jaar op 4 mei de Nationale Herdenking wordt gehouden om de slachtoffers te gedenken. Pas in 1990 wordt 5 mei als nationale feestdag aangemerkt om de bevrijding te vieren. Haseloop-Amsing: “In Wageningen is de herdenking van de capitulatie en de viering van onze vrijheid dan echter al vele jaren goed gebruik.Het Bevrijdingsfestival zoals we dat nu kennen, begon hier in de late jaren veertig al met festiviteiten.”

Sindsdien heeft de stad altijd gepoogd voorop te lopen om aan te sluiten bij de tijdgeest en maatschappelijke beleving. “En dat doen we nog steeds”, zegt Haseloop-Amsing. “Met 80 jaar vrijheid in aantocht zetten we nadrukkelijk in op verbreding van het thema met het Vrijheidsdefilé waar nu ook geüniformeerde NAVO-partners aan meedoen. Internationale militaire samenwerking zorgde destijds voor onze bevrijding. En internationale militaire samenwerking zorgt er tot op de dag van vandaag voor dat we die vrijheid hebben kunnen behouden in ons deel van de wereld. Afgelopen jaar waren de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Noorwegen en België al bij dit vernieuwde defilé. En voor komend jaar weten we in ieder geval dat ook Canada én Duitsland zullen deelnemen. Dat biedt hoop, in 80 jaar kan de vijand van toen een trouwe bondgenoot in het nu én in de toekomst worden.” <

NC kijkt mee met Anke van der Laan, directeur van het Nationaal Monument Oranjehotel

Van de kunstwereld naar

Anke van der Laan verruilde zeven jaar geleden de kunstwereld voor het voormalige Oranjehotel in Scheveningen. Aan haar als directeur de eer om er een museum van te maken. Hoe gaat het nu?

NC Magazine liep een dag met haar mee.

door Daphne van Breemen foto’s Nationaal Monument Oranjehotel

het herinneringsveld

Het zijn drukke tijden voor het Nationaal Monument (NM) Oranjehotel in Scheveningen, de plek waar tijdens de Tweede Wereldoorlog 25.000 gevangenen zaten, onder wie vele verzetsmensen, maar ook Joden, communisten, Jehova’s getuigen en zwarthandelaren. Het is nu eind augustus en de jaarlijkse septemberherdenking komt eraan en eind oktober moet de nieuwe tijdelijke expositie open. Maar eerst staat er op 16 september nog een andere opening gepland, dan opent de nieuwe cellengang ‘Oranjehotel Junior’, een educatief programma bedoeld voor kinderen en jongeren van 10 tot 16 jaar.

Van wc’s tot werkboekjes

De voormalige cellengang die daarvoor in gebruik is genomen, is helemaal klaar: alle cellen zijn ingericht, de techniek geïnstalleerd en het educatieprogramma is af. Toch moet er nog iets gebeuren, blijkt deze dinsdagochtend in de wekelijkse vergadering met het hele team: de werkboekjes moeten nog worden gedrukt, vertelt educator Camiel van Zilfhout. Directeur Anke van der Laan noteert het allemaal op haar to-do-lijstje, die naarmate de vergadering vordert alsmaar langer wordt. En dan zijn er altijd van die dingen die je er eigenlijk niet bij kunt hebben. Zo blijken enkele wc’s niet goed door te lopen. Van der Laan lacht: “Ja, het gaat hier van hoog naar laag hoor!” Hans Gramberg, medewerker Marketing en Communicatie, heeft gelukkig alleen maar leuke dingen te melden: Oranjehotel Junior mag dan nog niet eens officieel geopend zijn, maar is al wel genomineerd voor de Museumkids Award van de Museumvereniging. Ook goed nieuws: de NOS wil langskomen om te filmen in de cellengang

voor de jeugd. “Dat zou mooi zijn, zeg. Ik hoop zó dat het gaat lukken”, verheugt Van der Laan zich alvast.

Ideeën over opbouw

Ze is nu bijna zeven jaar directeur van het NM Oranjehotel. Dat ze op deze plek met zo’n beladen geschiedenis terecht zou komen stond allerminst vast. Van der Laan werkte hiervoor 33 jaar in de kunstwereld, met name in kunstmusea. Toen ze in 2017 door het bestuur van het Oranjehotel werd gevraagd of het niet wat voor haar zou zijn om van de voormalige gevangenis een museum en herinneringscentrum te maken, was ze verrast. “Ik dacht: huh, de Tweede Wereldoorlog?! Maar ik ben toch op gesprek gegaan en ik had eigenlijk meteen allerlei ideeën over wat ik dan zou doen.” Van der Laan kreeg de baan. “Ik vond het geweldig dat ik al mijn ervaring uit museumland ineens in zo’n nieuw te ontwikkelen museum kon stoppen. Het is mooi om iets op te bouwen.”

Verrijking van het leven

Zeven jaar later voelt ze zich nog steeds helemaal thuis in het herinneringsveld. “Ik wil de kunstwereld niet afvallen, maar het is juist zo bijzonder om met de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog bezig te zijn. Al die verhalen, ze staan zoveel meer bij het leven. Er komen emoties bij kijken die iedereen herkent: angst en hoop bijvoorbeeld. In de hedendaagse beeldende kunst natuurlijk ook, maar daar is de afstand tot het publiek veel groter. Het is moeilijker om je in een kunstwerk te verplaatsen.” In het NM Oranjehotel kun je bezoekers, legt Van der Laan uit, echt raken. De mensen zijn onder de indruk

omdat ze zich in de verhalen van de vroegere gevangenen kunnen verplaatsen. “Er komen hier ook regelmatig familieleden van voormalige gevangenen naartoe. Ons diverse publiek en alle verhalen zijn een ontzettende verrijking van mijn leven.”

Hoopgevend

Maar het zijn niet alleen de bezoekers en familieleden die worden geraakt door de verhalen uit het Oranjehotel, ook Van der Laan zelf wordt soms even stil van sommige gebeurtenissen. “De verschrikkelijke verhoren bijvoorbeeld, die konden soms wel 36 uur duren. Dat is aangrijpend.” Andere verhalen vindt ze juist hoopgevend. Ze vertelt over de gevangenen die een piepkleine cel met elkaar moesten delen, maar er gezamenlijk toch wat van probeerden te maken. “Ze zongen liederen, vertelden elkaar verhalen en liepen met de ogen dicht stap-stap-stap door de cel, zich inbeeldend dat ze een wandeling van vroeger maakten. Ik vind het indrukwekkend hoe mensen toch een invulling wisten te geven aan de complete leegte.”

Waardevol voor kinderen

Toch moet ze toegeven dat die beladenheid voor haarzelf steeds meer op de achtergrond raakt. “Het besef is er natuurlijk altijd, maar dit is gewoon mijn werkplek. Ik ben vaak druk met subsidieaanvragen, begrotingen en de andere dingen die ik aan mijn hoofd heb.” Voor nu is het belangrijkste dat Oranjehotel Junior goed gaat lopen, zegt ze. “Dat kinderen en jongeren het een waardevol bezoek vinden.” Wie twee dagen later naar het NOS Journaal keek, heeft gezien dat de eerste stap al is gezet: Oranjehotel Junior had zijn televisiepremière. Missie geslaagd. <

In Europa zijn naar ruwe schatting een half miljoen Sinti en Roma vermoord gedurende de Tweede Wereldoorlog. Toch is er lange tijd weinig aandacht geweest voor deze geschiedenis. Hoe werkt de oorlog door tot in de derde generatie? En hoe denken Roma- en Sintifamilies over herdenken in de toekomst?door Iris van Huis foto Martijn Beekman

Oorlog en vrijheid in drie generaties: de doorwerking van herinneringen van Sinti en Roma

Binnen het meerjarige onderzoek ‘Oorlog en vrijheid in drie generaties’ van het Nationaal Comité 4 en 5 mei , is de derde deelstudie toegespitst op de ervaringen van Sinti en Roma. Voor dit onderzoek is de doorwerking van herinneringen in drie generaties geanalyseerd. Tot in de derde generatie hebben getroffen Sinti- en Romafamilies nachtmerries over de Tweede Wereldoorlog. Er is angst voor herhaling en mensen voelen zich regelmatig een buitenstaander binnen de Nederlandse samenleving. De derde generatie wil dat daar verandering in komt.

Zwaarte

Geïnterviewden van de tweede en derde generatie vertellen dat er binnen families vaak werd gezwegen. Ze wisten tijdens hun jeugd dat er vervolging had plaatsgevonden, maar ervoeren dat er weinig met woorden uitdrukking gegeven werd aan trauma, verlies en verdriet. Zo vertelt kleindochter Olivia dat er een ‘zwaarte’ binnen de familie was, maar dat ze nauwelijks weet wat er zich binnen

Loewana Weiss met haar voordracht ‘Mijn pappo’ (mijn opa) tijdens de Nationale Herdenking op de Dam in 2023

haar familie heeft afgespeeld. Een uitzondering is kleinzoon Johnny. Hij bracht veel tijd door met zijn oma, die op hoge leeftijd juist veel begon te vertellen. Hij hoorde vanaf zijn zevende jaar tot in detail over wat zijn oma in Auschwitz-Birkenau had meegemaakt, met eigen nachtmerries tot gevolg. Wat niet verteld werd, kon echter evengoed gevolgen hebben. Het trauma van de eerste generatie ging over op de tweede en derde generatie, door het doorgeven van ‘zwaarte’, verdriet en wantrouwen.

Wat men wel wist over de Tweede Wereldoorlog zorgde voor wantrouwen tegen de buitenwereld. De actieve bijdrage van Nederlandse politiebeambten aan de vervolging lag daaraan ten grondslag. Binnen de families ging men het liefst met elkaar om en waarschuwden ouders kinderen om bij elkaar te blijven. Het gebrek aan aandacht voor de vervolging op school en negatieve reacties wanneer men er zelf aandacht voor vroeg droegen ook bij aan het gevoel een onbegrepen buitenstaander te zijn. Net als eigen ervaringen met racisme.

Strijdbaar

Er zijn ook ontwikkelingen in hoe men zich tot de Tweede Wereldoorlog en de bredere samenleving verhoudt. Dochter Mara werd als jong meisje met haar broers en zussen gedrild als soldaat, zodat ze zich zouden kunnen verdedigen bij herhaling van vervolging. Haar vader zorgde ervoor dat de familie wapens had en strijdbaar was. Sinds de jaren negentig zet Mara zich met vergelijkbare strijdbaarheid in voor erkenning en voor de positie van Sinti en Roma. Haar eigen dochter Diana zet zich, gestimuleerd door haar moeder, in voor haar eigen ontwikkeling en ziet dat als een vorm van vrijheid in een gemeenschap waarbij onderwijs vooral voor vrouwen niet altijd op de eerste plek komt. Olivia, zelf Roma en kleinkind van oorlogsgetroffenen in voormalig Joegoslavië, zet zich ook in voor educatie over Sinti en Roma door middel van theater. Zij vindt het tegelijk soms lastig om haar Roma-identiteit uit te dragen, vanwege het stigma dat nog altijd invloed heeft op de Sinti- en Roma-identiteit.

Moed en vindingrijkheid

Onder de geïnterviewden binnen de derde generatie – weliswaar uit families die al meer naar buiten treden – is er een sterke wens

‘ Aandacht voor veranderingen en diversiteit binnen de gemeenschappen is daarbij essentieel’

voor meer aandacht voor herinnering, maar dan met minder angst en wantrouwen. Een aanbeveling in het onderzoek is dan ook om herinneringen door te geven, zonder ze te verbloemen, maar om daarbij ook aandacht te hebben voor positieve verhalen. Verhalen van moed en vindingrijkheid – in dit onderzoek vooral door de eerste generatie verteld – bieden daartoe aanknopingspunten. De eerste generatie vertelt hoe familieleden en kennissen elkaar hielpen overleven. Zo vertelt Theo hoe hij de Duitse bezetter te slim af was door zich bij een razzia in een bioscoop voor te doen als lid van de Hitlerjugend. Hij stuurde Sinti-bezoekers de bioscoop uit en liet ze zo vluchten. Aandacht voor positieve kanten van de Sinti- en Roma-cultuur zou ook helpen met een positiever zelfbeeld. Bij de aandacht voor positieve verhalen moet echter wel gewaakt worden voor romantisering en essentialisme – het vastpinnen van een cultuur als iets onveranderlijks en allesbepalends. Aandacht voor veranderingen en diversiteit binnen de gemeenschappen is daarbij essentieel. Ook is het van belang om mensen uit de Sinti- en Roma-gemeenschappen actief te betrekken bij educatie, of nog beter: om door Sinti en Roma zelf geïnitieerde educatie- en herdenkingsprogramma’s te faciliteren.

Ten slotte is er voor Sinti- en Roma-gemeenschappen die na de jaren zeventig naar Nederland zijn gekomen relatief weinig aandacht. Bij educatie en bij vervolgonderzoek moet er meer aandacht zijn voor hun herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. <

Meer weten over dit onderzoek? Kijk dan op 4en5mei.nl/driegeneraties. Daar vindt u ook de rapporten van de eerdere deelstudies.

Iris van Huis is zelfstandig onderzoeker en is auteur van het onderzoek ‘Sinti en Roma tijdens de Tweede Wereldoorlog: de doorwerking van herinnering aan oorlog en vrijheid in drie generaties’. Ze is ook auteur van de deelstudie ‘Dwangarbeid tijdens de Tweede Wereldoorlog: herinneringen in drie generaties’ (2022).

4.000 oorlogsmonumenten in 40 jaar Adopteer een monument : hoe de geschiedenis voor kinderen gaat leven

Het lesprogramma Adopteer een monument bestaat 40 jaar. Daarom wil het Nationaal Comité 4 en 5 mei dit schooljaar met zoveel mogelijk kinderen herdenken.

door Daphne van Breemen foto’s Wietse Visser

Overal in Nederland staan oorlogsmonumenten, het zijn er inmiddels meer dan 4.000. Maar waarom zijn ze er? Als je dat aan kinderen vraagt, krijg je verschillende antwoorden. Van: “Heel veel mensen zijn op die plekken doodgeschoten en daar moeten we gewoon aan blijven denken” tot: “We willen daarmee een soort van sorry tegen de mensen zeggen of laten weten dat we aan ze denken”, zo is te horen in de nieuwe campagnevideo waarin scholen worden opgeroepen mee te doen aan Adopteer een monument

Hoe het begon

Met eerdergenoemde en andere vragen gaan kinderen aan de slag in het lesprogramma Adopteer een monument van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Het onderwijsproject is speciaal gemaakt voor groep 7 en 8 van de basisschool en voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Het bestaat al sinds 1985 en is een initiatief van Stichting Februari 1941. Die zette het project sinds de oprichting zo’n twintig jaar voort. In 2004 werd Adopteer een monument ondergebracht bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei, vanwege de omvang die het educatieprogramma inmiddels had bereikt. Momenteel doen er zo’n 1.760 scholen – en in enkele gevallen ook pabo’s, jeugdorganisaties en scoutingverenigin-

gen – mee en zijn er 2.194 monumenten geadopteerd. Sommige scholen adopteren meerdere monumenten en sommige monumenten worden door meerdere scholen geadopteerd. Deelname is geheel kosteloos.

Verhalen levend houden

wordt de lokale oorlogsgeschiedenis voor leerlingen ineens behapbaar.

Eigenaarschap

‘Aan de ernst waarmee leerlingen voor hun monument staan, zie je dat ze er eigenaarschap voor voelen’

Maar hoe werkt dat dan, adopteren? De klas kiest een monument in de eigen buurt en onderzoekt het verhaal erachter met behulp van eigen werkboekjes. Die zijn er voor zowel het basis- als voortgezet onderwijs, hetzelfde geldt voor de docentenhandleidingen. Vervolgens organiseren de leerlingen een herdenking bij het monument. Daarvoor kan de leraar een herdenkingspakket aanvragen, waarin een bloemenbon, twee rouwlinten en genoeg vrijheid-pins zitten. Door een monument te adopteren leren de leerlingen wat herdenken is, ontdekken ze de verhalen uit het verleden en voelen ze hoe belangrijk het is om deze levend te houden. Zo

Dat ziet Hester Wynia, projectleider van Adopteer een monument, ook. Ze woonde al verschillende lessen bij op scholen. “Ik vind het bijzonder om te zien wat zo’n herdenking losmaakt bij de leerlingen. Oorlog, vrijheid en herdenken zijn grote onderwerpen, maar kinderen zijn er echt al mee bezig en kunnen verrassend serieus uit de hoek komen”, vertelt ze. “Laatst was ik bij een les aanwezig waarin een leerling spontaan vertelde over zijn overgrootopa die onderduikers op zolder had gehad. Vorig jaar vond de familie op zolder nog een kist met allerlei voorwerpen uit die tijd. Die jongen neemt de kist binnenkort mee naar de klas en gaat er een spreekbeurt over geven.” Maar een kind hoeft natuurlijk niet per se een persoonlijk familieverhaal uit de oorlog te hebben om zich betrokken te voelen bij het thema, legt Wynia uit. “Aan de ernst waarmee leerlingen tijdens hun herdenking voor hun monument staan, zie je dat ze er eigenaarschap voor voelen: ze zijn er trots op dat zij het verhaal levend houden. Iedere herdenking is anders, het is mooi om te zien hoe de klas oude tradities en nieuwe rituelen combineert. Herdenken is echt niet alleen iets voor volwassenen!” <

Tachtig jaar herinneren, herdenken en vieren

In 2025 is het tachtig jaar geleden dat Nederland werd bevrijd van nazi-Duitsland en de Tweede Wereldoorlog hier ten einde kwam. Sinds 1945 is een unieke traditie van herdenken en vieren ontstaan.

In de bundel 80 jaar herinneren, herdenken en vieren lichten vooraanstaande historici, creatieve denkers en literaire auteurs belangrijke momenten uit de herdenkingsgeschiedenis uit, die ons denken over herinnering en het stilstaan bij onze vrijheid blijvend hebben veranderd.

Met bijdragen van onder meer Emile Roemer, Philip Freriks, Robin Block, Lotte Jensen, Kim Putters, Hinke Piersma, Bart Wallet en David Wertheim, onder redactie van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. De bijdrage van Emile Roemer is een voorpublicatie uit de bundel die verkrijgbaar is vanaf voorjaar 2025.

De bemanning van een Amerikaanse gevechtswagen wordt enthousiast ontvangen door de Paters Dominicanen van Rijckholt. De bevrijding van Eijsden-Margraten in september 1944

Start 80 Jaar Vrijheid, Mesch 12 september 2024

Die ene brug die te ver was; die afgrijselijke hongerwinter; én een zuiden dat al bevrijd is.

Dát is wat ik op school leerde over de bevrijding.

Maar zoom je in op dat zuiden, dan ontvouwt zich een ander verhaal... Dan zie je provincies die níet in een vloek en een zucht waren bevrijd, maar min of meer hun eigen Normandië beleefden.

Zo moest het hier in Limburg zés maanden duren voordat overál de vlag uit kon...

Zes hele lange maanden, waarin voor vele Limburgers, de bevrijding zo veel zwaarder was, dan de bezetting ooit was geweest.

Want dát is wat de lokale verhalen ons vertellen

Zoals het verhaal over duizenden vluchtelingen die in het Midden-Limburgse Montfort, een veilige haven zoeken maar er de hel vinden.

De hel als dit boerendorp in januari 1945 compleet wordt platgegooid en 200 slachtoffers hun einde vinden in een massagraf.

Of het verhaal van de gedwongen evacuatie, waarbij tienduizenden Limburgers na een barre voettocht door de sneeuw en een levensgevaarlijke treinreis door Duitsland, zichzelf terugvinden in Friesland, waar gelukkig vooral ‘bedden staan om in thuis te komen’.

En het verhaal van Venlo, waar de geallieerden kéér op kéér proberen de bruggen plat te gooien.

En élke inwoner die na wéér een poging

trillend uit zijn kelder kruipt, enkel hoopt dat ze nu écht geraakt zijn en de bommen nu eindelijk stoppen met vallen...

Het zijn slechts drie willekeurige verhalen, die ik vertel omdat al die individuele verhalen samen een ‘meer eerlijke, betere en meer volledige’ geschiedenis van onze bevrijding vertellen... van Mesch tot en met Market Garden ... tot het laatste stukje bevrijd Nederland – Schiermonnikoog – op 11 juni 1945 tot en met Nederlands-Indië op 15 augustus 1945...

Ik vertel ze ook omdat ze ongelooflijk lijken op de verhalen van vandaag.

Verhalen die ver weg lijken aan de rand van Europa en MiddenOosten, maar een stuk dichterbij komen als ze zich óók hebben afgespeeld in je eigen straat, wijk of streek...

Maar bovenal vertel ik ze omdat ze leren hoe gruwelijk veel ‘onze vrijheid’ heeft gekost; gruwelijk veel verdriet, pijn en levens... van burgers en van de vele, vele bevrijders...

Niet voor niets staat in Kerkrade een vredesmonument met de woorden:

‘Opdat we de vrijheid waard blijven, 5 mei 1945’

En dan gaat het níet over de vrijheid die wij van na de oorlog – ouder en jonger –al ons hele leven gewoon zijn.

Een vrijheid die we ons zó eigen hebben gemaakt, dat we neigen te denken dat die enkel en alleen voor onszelf geldt; en níet voor de ander...

Nee, het gaat over de zwaarbevochten vrijheid waar anderen tóen hun leven voor waagden en gaven...

En dan hebben we in de wereld van vandaag, eigenlijk maar één enkele opdracht:

Díé vrijheid werkelijk waard blijven.

door Emile Roemer

René van Heijningen is Informatie- en Collectiespecialist bij het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust-, en Genocidestudies (NIOD). Hier houdt hij zich bezig met toegepast onderzoek, dienstverlening in de studiezaal en het beheer van de Erelijst van Gevallenen 1940-1945. Voor NC Magazine licht hij markante bronnen uit die hij tegenkomt in zijn werk.

In gesprek met ‘De gier uit de Alpen’

Het is een indringende en belangwekkende historische bron: de verslagen van gesprekken die medewerkers van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) , de voorloper van het NIOD, na de oorlog met Duitse en Nederlandse oorlogsmisdadigers voerden. Terwijl die hun straf uitzaten of nog in afwachting waren van hun vonnis, werden zij in hun cel ondervraagd over hun handelen tijdens de bezettingstijd. Voor het RIOD was het een uitgelezen kans om gegevens afkomstig uit de eerste hand te verzamelen. De geïnterviewden hadden niet alleen de Duitse bezetting van nabij meegemaakt; zij hadden er vaak zelf in belangrijke mate vorm aan gegeven.

Natuurlijk, Arthur Seyss-Inquart, Hitlers vertegenwoordiger in Nederland, schitterde door afwezigheid – hij zat vast in Neurenberg en werd na zijn proces in oktober 1946 opgehangen. Er zaten echter nog genoeg andere ‘kopstukken’ in Nederlandse cellen, die aan de tand konden worden gevoeld. Nu is ‘aan de tand voelen’ wellicht niet de juiste uitdrukking. De gevangenen werden ondervraagd vanuit het oogpunt van de geschiedschrijving en niet ten behoeve van hun strafproces. In deze gesprekken stond er minder voor hen op het spel en het was de vraag of ze wilden meewerken.

Gemengde gevoelens

Loe de Jong, chef van het RIOD, was er in ieder geval niet gerust op toen hij zich samen met professor Nico Posthumus, de bestuursvoorzitter van het RIOD, op 23 januari 1947 aan de poort van de Arnhemse koepelgevangenis meldde. Op het programma stond het eerste onderhoud met Hanns Albin Rauter, de hoogste baas van de SS en de Duitse politie in Nederland tijdens de bezetting. Met gemengde gevoelens had De Jong ernaar uitgeke-

ken. Enerzijds was er de spanning om de man te ontmoeten die verantwoordelijkheid droeg voor de dood van meer dan honderdduizend in Nederland woonachtige Joden onder wie zijn eigen familie, anderzijds toch ook enige voldoening om Rauter in een cel te zien zitten: “Als mijn vader en moeder dat eens hadden mogen beleven….”, schreef de oud-medewerker van Radio Oranje. En dan was er natuurlijk de vraag of ze de gevreesde Rauter wel de baas zouden kunnen. Hoe zou het gesprek verlopen? Zouden zij elk woord er bij hem uit moeten trekken?

Vogelverschrikker

Van de eens zo imponerende figuur van de Höhere SS- und Polizeiführer was niet veel meer over. “Wat is die man afgrijselijk mager en vervallen! Net een vogelverschrikker!”, noteerde De Jong als eerste indruk om hem vervolgens als volgt te beschrijven: “Een hoog, breed, goedgevormd voorhoofd, (…) lange haviksneus met een geprononceerde rode punt – van de kou neem ik aan –(…) grote bruine ogen (…). Lange armen, lange vingers. Van het geheel ging nog kracht uit. Toch een vervallen grootheid. In de loop van het gesprek deed Rauter me steeds meer denken aan een oude gier, die op een rotspunt zit, met ingetrokken, brede vleugels en de scherpe kop met felle bek naar voren. Een gier uit de Alpen, verzeild geraakt in Nederland…” Het onderhoud bleek mee te vallen. Rauter had er zin in en sprak voluit. Het idee was overigens hem zoveel mogelijk aan het woord te laten. Hij mocht alles vertellen wat hij zich maar herinnerde. Dat hij daarbij bewust of onbewust een onjuist beeld van de gebeurtenissen gaf maakte De Jong en Posthumus niet uit –Rauter werd niet in de rede gevallen. ‘Vertrouwen opbouwen’ was

het parool. Pas na enkele gesprekken waagden De Jong en Posthumus een iets kritischere opstelling en durfden zij zaken aan te kaarten die hun ‘gastheer’ onwelgevallig waren (zoals bijvoorbeeld het leveren van kritiek op Hitler).

Nuttig maar taai

Niet alle gesprekken met Rauter verliepen zo soepel als het eerste – er zouden er in 1947 nog negen volgen. De voormalige chef van de Duitse politie was niet altijd een bereidwillige gesprekspartner. Het zal voor hem wennen zijn geweest dat hij niet langer degene was die de vragen stelde; hij moest ze nu beantwoorden. De Jong en Posthumus probeerden Rauter soms aan het praten te krijgen door voor hem onbekende en daardoor verrassende informatie mee te delen. Ging het over de Duitse politie en de SS, dan had Rauter geen zetje nodig. Onvermoeibaar kon hij over deze onderwerpen uitweiden. De Jong had het er soms moeilijk mee. “Nut-

tig, maar taai”, oordeelde hij over een dergelijk college nadat hij in de benauwde cel eventjes in slaap was gedommeld. “Niet meer dan een paar seconden natuurlijk, maar het verschijnsel heeft zich voorgedaan. Ik hoop dat hij [Rauter] het niet gemerkt heeft.” Naarmate het aantal gesprekken toenam, raakten de deelnemers meer met elkaar vertrouwd. Rauter speelde minder de rol van officier en toonde zich menselijker. “Er is een goed contact tussen ons drieën,” merkte De Jong na zes gesprekken op, “gebaseerd op onze intense interesse voor ieder woord dat hij zegt.” En na acht gesprekken: “We waren goede bekenden voor hem geworden. Het gesprek was levendig.” Dat Rauter De Jong langer kende dan beiden vermoedden bleek tijdens hun tiende ontmoeting toen zich het volgende opmerkelijke gesprek ontspon:

Rauter: “De Jong’s gibt es sehr viele in Holland, nicht?”

De Jong: “Ja, De Vries kommt am meisten vor, De Jong ist der Nächste, ich bin sehr stolz darauf.”

Rauter: “Es hat in Londen auch immer ein De Jong über den Rundfunk gesprochen, ist er verwandt mit Ihnen, vielleicht ein Bruder von Ihnen?”

De Jong: “Wie wissen Sie dass?”

Rauter: “Ich war doch sehr genau im Bilde was die Englandsachen betraf. Ich wusste doch verschiedene Namen von Leuten, die herübergegangen waren. Es hat ein De Jong immer über den Oraniensender gesprochen.”

De Jong: “Das bin ich.”

Rauter: “Ach das waren Sie selbst? Wann sind Sie herübergegangen? Nach dem Anfang?”

De Jong: “Ja, im Mai.”

Rauter: “Dann sprechen Sie natürlich sehr gut English.”

De Jong: “Ja. Ich habe aber nie meinen Namen genannt.”

Rauter: “Ich wusste das Sie drüben waren, also ein De Jong, ich wusste aber nicht dass Sie es waren.” <

Hanns Albin Rauter tijdens zijn proces voor de Nederlandse rechter.
Loe de Jong spreekt voor Radio Oranje in Londen.

Erebegraafplaatsen in Indonesië

‘ Ik v erwacht dat deze herdenkingen steeds iets groter worden’

Victor Emanuel Lugten werd op 17 november 1910 geboren in Buitenzorg, Indonesië. Hij werkte bij de douane in Jakarta. In 1944 werd hij opgepakt en gevangen gezet in de Tjipinang-gevangenis waar hij op 34-jarige leeftijd op 17 mei 1945 stierf aan dysenterie en depressie. Hij werd begraven op Ereveld Menteng Pulo in Jakarta. Daar legden zijn nabestaanden Barbara, Ebele, Mhairu en Sil dit jaar voor het eerst, op 15 augustus, een Melati-krans voor hun groot- en overgrootvader.

door Anita van Stel

Van 22 naar 7

Ooit telde Indonesië 22 Nederlandse erevelden, die eind jaren veertig geïnaugureerd werden. Een aantal dat in de jaren zestig vanwege ruimte en de kostbaarheid van het onderhoud op verzoek van de Indonesische overheid werd teruggebracht naar zeven, verspreid over het land. Slachtoffers werden herbegraven op een van deze zeven erevelden. In totaal tellen de erevelden 25.000 graven van Nederlandse en Nederlands-Indische oorlogsslachtoffers: mannen, vrouwen en kinderen, zowel burgers als militairen.

Open voor publiek

De Oorlogsgravenstichting (OGS) Indonesië, onderdeel van de gelijknamige organisatie in Nederland, is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de zeven erevelden. Sinds 2022 is Eveline de Vink directeur van de OGS Indonesië. Ze vertelt dat de OGS Indonesië in het afgelopen decennium is veranderd van een onderhouds- in een erfgoedorganisatie. De Vink: “We gingen pas vijftien jaar geleden open voor het publiek. Dat betekende ook dat we er andere taken bij kregen, bijvoorbeeld het informeren van bezoekers.”

Drie data

Al sinds eind jaren veertig vinden op de erevelden in Indonesië herdenkingen plaats, op 4 mei, 15 augustus en 27 februari. Die laatste herdenking is in Surabaya voor de slachtoffers van de Slag in de Javazee in 1942. De Vink legt uit dat de OGS op de erevelden gastheer is voor de herdenkingen, maar dat de verantwoordelijkheid voor de herdenkingen in handen is van Defensieattaché Norbert Moerkens. “Hij heeft samen met zijn team naast Indonesië ook Brunei, Singapore, Thailand en Maleisië onder zijn hoede.”

Bewustzijn

De Vink en Moerkens vinden elkaar in de overtuiging dat de herdenkingen onverminderd belangrijk zijn, uit respect voor de slachtoffers, maar vooral ook om bij huidige generaties bewustzijn over de fouten in het verleden te creëren. De Vink vertelt dat de grootste herdenking die van Menteng Pulo op 15 augustus is, met dit jaar tweehonderd aanwezigen en prominente genodigden: “Sinds twee jaar is de voertaal Engels. Defensieattachés van de geallieerde bondgenoten in de Tweede Wereldoorlog, Australië, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Canada, Nieuw-Zeeland, Pakistan en India legden kransen. Uniek was de aanwezigheid van officiële delegaties van het ministerie van Defensie van Indonesië, en van het leger, in Indonesië twee aparte entiteiten.

Melati-krans

Ook voor de familie van Victor Emanuel Lugten was 15 augustus 2024 een extra bijzondere dag. Zijn kleindochter Barbara is –met haar echtgenoot Ebele en kinderen Mhairu en Sil – altijd aanwezig bij de Nationale Herdenking bij het Indisch Monument

Victor Emanuel Lugten

in Den Haag. Maar dit jaar besloten zij voor het eerst Indonesië te bezoeken en speciaal op 15 augustus bloemen te leggen bij zijn graf. Ze waren zich er niet bewust van dat er die dag ook herdenkingen in Indonesië zouden plaatsvinden. En zo kon het gebeuren dat zij niet alleen het graf bezochten van hun groot- en overgrootvader, maar ook in de gelegenheid waren om namens de Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945 op Ereveld Menteng Pulo de speciale ‘Melati-krans’ te leggen: een krans met 1.000 vilten bloemen, elk gemaakt door nabestaanden van oorlogsslachtoffers en andere direct betrokkenen in Nederland, die voor de herdenking speciaal de overtocht maakte naar Jakarta.

Verhalen vertellen

Moerkens heeft geïntroduceerd dat elk jaar op 15 augustus –naast de vaste herdenkingen op Menteng Pulo en Kembang Kuning – bij toerbeurt ook op andere erevelden herdenkingen plaatsvinden. Deze keer op Candi en Kalibanteng. De Vink: “Op die erevelden waren nog nooit eerder grote herdenkingen. De herdenking op Kalibanteng was heel bijzonder, omdat studenten van een universiteit in Semarang op hun initiatief verschillende bijdragen hadden geleverd en de commandant van de naastgelegen helikopterbasis aanwezig was. In het algemeen zien we een toenemende belangstelling van de jonge Indonesische bevolking voor de geschiedenis. Er is ook steeds meer wederzijds begrip van Indonesiërs en nazaten van Nederlandse oorlogsslachtoffers. Aan beide zijden zijn er trauma’s, maar eveneens is er bereidheid de handen ineen te slaan. Het is belangrijk dat de eerste en tweede generatie de verhalen blijven vertellen. De derde en vierde generatie hebben de opdracht om naar die verhalen te luisteren, zonder te oordelen.”

15 augustus 2025

Volgend jaar is het tachtig jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog eindigde. Ook dan zijn er op 15 augustus weer herdenkingen

op Menteng Pulo en Kembang Kuning, en voor het eerst ook op Leuwigajah en Pandu. De Vink: “Ik verwacht dat deze herdenkingen weer iets groter worden, met meer officiële delegaties en internationale jeugd.” <

Overige erebegraafplaatsen in Indonesië

Menteng Pulo , in het hart van Jakarta, omringd door wolkenkrabbers, bekendste Nederlandse ereveld met de Simultaankerk en het Columbarium, 4000 oorlogsslachtoffers; 1947.

Ancol , aan de kust van Jakarta, rustplaats van 2000 mensen die tijdens WO2 geëxecuteerd werden, ongeveer 200 op dezelfde plaats, onder ‘de Hemelboom’; 1946

Pandu , bij de algemene begraafplaats van Bandung, 4000 graven van burgers die omkwamen in Japanse interneringskampen en van KNIL-militairen; 1948.

Leuwigajah , in Cimahi, grootste Nederlandse ereveld met 5200 graven, ook van militairen die na de Tweede Wereldoorlog sneuvelden, met een monument dat herinnert aan het bombardement op gevangenenschip Junyo Maru (5600 slachtoffers); 1949.

Kalibanteng , in het hart van Semarang, 3000 graven van burgers, in meerderheid vrouwen en kinderen die overleden in Japanse interneringskampen van Centraal-Java; 1949.

Candi , tegen een heuvel in Semarang, het enige ereveld dat bestemd werd als rustplaats van 1100 militairen. Velen sneuvelden tijdens de Indonesische nationale revolutie; 1947.

Kembang Kuning , midden in Surabaya, dit ereveld staat bekend als ‘marine-oorlogsbegraafplaats’, met 5000 namen en het monument voor de 915 slachtoffers van de Slag in de Javazee; 1947.

Herdenking 15 augustus 2024 op Ereveld Menteng Pulo
‘Wees als derde generatie nieuwsgierig naar wat je voorouders is overkomen’

Babiche Keuls bracht samen met haar oma, schrijver Yvonne Keuls, ‘De 1000 van Amahei’ tot leven tijdens de Nationale Herdenking 15 augustus 1945. Een gesprek over twintigers die ontdekken dat hun grootouders de laatste directe toegangsbron zijn tot het leven in het oude Indië en de Japanse interneringskampen. “Als we het doorvragen nu niet doen, zijn we te laat.”

door Larissa Pans foto’s Ilvy Njiokiktjien

“Onder mijn leeftijdsgenoten is er meer interesse gekomen in wat hun voorouders hebben meegemaakt. Net op tijd is het besef gekomen dat wij nog een opa of oma hebben die ons over hun oorlogservaringen kunnen vertellen”, zegt Babiche Keuls (28). “Als we het doorvragen nu niet doen, zijn we te laat.” Haar grootouders van moederskant, Yvonne en Rob Keuls, vertelden aan hun kleinkinderen over hoe het was om kind te zijn in de Tweede Wereldoorlog. “Mijn oma sprak over hoe haar vader Samuel Bamberg, Joods, heel ziek was toen hij bij de razzia van 21 november 1944 thuis werd opgehaald en in een deportatiewagen werd gegooid. Hij had tbc en kreeg longbloedingen in die vrachtwagen. Toen hebben de nazi’s hem eruit gehaald, uit angst voor besmettingsgevaar. Eenmaal thuis nam hij pillen waarmee hij een einde aan zijn leven maakte. Hij zou alleen maar zieker worden en schreef in zijn afscheidsbrief dat hij niet het eten van zijn kinderen wilde opeten. Hij wilde zijn gezin niet tot last zijn. Mijn oma was toen 12 jaar, haar moeder was een Javaanse vrouw die totaal de weg niet kende in Nederland. Mijn oma vertelde dat haar oudere broers ondergedoken zaten en dat zij in de hongerwinter in haar eentje met een slee naar boeren trok om bloembollen te halen. Dat moet een verschrikkelijke tijd zijn geweest. Die Joodse kant van haar ken ik niet zo goed, het ging altijd meer over haar Indische verleden.”

Daarvan lichtten eerste en derde generatie-Keuls een tipje op bij de herdenking op 15 augustus. Vlekkeloos brachten oma Yvonne (92 jaar, geboren in Batavia, nu Jakarta) en kleindochter Babiche het verleden tot leven. Het is de geschiedenis van Babiches overgrootvader Aat Keuls, die behoorde tot ‘De 1000 van Amahei’. Op een dag werd een groep dwangarbeiders geselecteerd om een vliegbasis voor de Japanners aan te leggen in het Molukse Amahei. ‘De 1000 van Amahei’, dat waren Aat en de 999 andere krijgsgevangenen. De tocht van zes dagen zonder eten en drinken op zee en de slavenarbeid die ze daarna moesten verrichten kwamen tot leven. Geen beeld waar een soft-focuslensje overheen zit, Yvonne Keuls verhaalde van de afranselingen en hoe enkelen die probeerden te ontsnappen daarna gestraft werden. Voor het oog van hun medegevangenen werden zij zwaar mishandeld om daarna, toen ze op de grond lagen, door de Japanse bewakers met hun bajonetten te worden afgemaakt. Zij had dit verhaal veelvuldig gehoord van haar schoonvader Aat, die het telkens móest ver-

tellen. Een overlevering in al zijn rauwheid. Babiche: “We wilden het op die nietsontziende manier vertellen, anders zien mensen de ernst niet in. En dan nog hebben we allerlei gruwelijke details weggelaten.”

Ze stond eerder voor een groot publiek: in 2013 gaf Babiche (toen nog middelbare scholier) op de Nationale Herdenking 15 augustus 1945 het ‘oorlogsverhaal’ van haar opa Rob door, de zoon van Aat. Hij moest met zijn tweelingbroer vanuit het Japanse interneringskamp waar hij met zijn moeder zat, op zijn dertiende jaar met zijn broer naar het jongenskamp Muntilan. Oma en kleindochter vertelden hoe familieleden die de oorlog hadden meegemaakt, werden ingedeeld in ‘zwijgers’ of ‘vertellers’. Aat en Rob behoorden tot de vertellers. Babiche: “Mijn opa gaf de geschiedenis van zijn vader weer door. Hij vertelde me hoe zwaar en vernederend het was om krijgsgevangene te zijn geweest van de Japanners. Ik voelde een verplichting, in de goede zin van het woord, om op de herdenking van dit jaar over Aat en zijn lotgenoten te vertellen. Ik vond dat ik ervoor moest zorgen dat zijn verhaal niet verloren gaat.” Ze kreeg honderden reacties na de herdenking. “Zoveel berichten op sociale media, appjes, emails. Onbekenden bedankten me voor het doorvertellen van deze geschiedenis. Na afloop van de herdenking kwam er een oude man op ons af en hij zei tegen mijn oma en mij: ‘Mijn vader was één van de duizend van Amahei.’ Waarschijnlijk heeft mijn overgrootvader zijn vader weer gekend, die kans is best reëel. Dat is toch bijzonder?”

De opkomst was hoog, op die zonovergoten augustusavond, rondom het Indisch Monument in Den Haag. Er waren ook opvallend veel ‘jongeren’ – twintigers en dertigers – in het publiek. Vlak voor ze op moest om hun toespraak te houden was Babiche opeens ‘hartstikke zenuwachtig’. “Mijn oma was super relaxed, zij is het wel gewend om te spreken in het openbaar. Ik zei dat ik zo zenuwachtig was en zij zei: ‘Als je hier zenuwachtig van wordt, kun je beter naar huis gaan.’ Babiche, lachend: “Oftewel, stel je niet aan. Ja, zo is mijn oma. Ze kan hard zijn, maar ik ben ook hard tegen haar. We kennen elkaar zo goed. Ze is zo’n powervrouw.” Hand in hand kwamen ze op. “Dat was niet ingestudeerd ofzo. Het was ook praktisch, mijn oma loopt niet zo stabiel”, Babiche in een zwarte jurk, haar oma in een mooie blouse met witte ruches. Na afloop wisselden de twee een trots lachje uit. “Mijn oma en ik

deden de toespraak voor opa, dat gaf kracht.” Hij overleed dit jaar, Yvonnes man Rob Keuls. Babiche eindigde haar toespraak met de oproep ‘Vertel het door’: “Wees als derde generatie nieuwsgierig naar wat je voorouders is overkomen. Het is zo bijzonder als je nog iemand kent die de oorlog heeft meegemaakt. Opa wist als geen ander dat ik het belangrijk vond, dat ik het zou doorvertellen aan mijn vriendinnen. Als opa weer eens vertelde over zijn kampervaringen, zei oma weleens: ‘Rob, het is mooi geweest. We hebben nu een goed leven. Wat geweest is, is geweest.’ Toen opa ziek werd, zijn mijn zus en ik met hem uit eten gegaan en hebben hem geïnterviewd. Hij vertelde uitgebreid over zijn jeugd en over zijn jaren in de kampen, want na de oorlog zat hij ook nog in een Bersiapkamp. Wij hebben dat interview opgenomen op onze telefoons, ik ben zo blij dat we dat gedaan hebben. Als ik kinderen krijg, moeten zij ook weten wat hun verleden is en een beetje van de Indische cultuur meekrijgen. Ik vind dat bij het overdragen van je familiegeschiedenis ook hoort dat je weet wat je voorouders is overkomen. Het zal lastiger zijn om die oorlogsverhalen over te brengen op een vierde generatie, want ik heb de emotionele lading erbij gekregen van mijn grootouders. Ik zag hun pijn en verdriet. Maar aan de andere kant: het is niet zo dat oorlog is verdwenen uit de wereld. Nu zijn er ook weer onschuldige mensen kanonnenvoer of schietschijf, dus zo onvoorstelbaar is het allemaal niet.”

Babiche groeide op in Den Haag met haar ouders en haar drie jaar oudere zus. Met om haar heen een kring van familieleden, die allemaal vlakbij woonden: grootouders, haar oom en tante, haar neven. Een hechte familie die de band met Indonesië koestert. Babiche vertelt dat ze altijd wel geïnteresseerd is geweest in haar roots: “Ik ben Javaans, Joods, Frans en Nederlands, maar als ik terugdenk aan mijn jeugd voel ik me vooral Indonesisch. Die Indische cultuur is altijd heel aanwezig, zoveel warmte. We gingen jaarlijks met de hele familie naar de Pasar Malam (nu de Tong Tong Fair) en elke maandag aten we allemaal bij mijn opa en oma, Yvonne en Rob. Dat was altijd een Indische maaltijd, iedereen was welkom. Als ik zei dat iets pedis (Maleis voor ‘pittig gekruid’) was, kenden mijn vriendinnen dat woord niet. Voor mij zo vanzelfsprekend.” De Indonesische gastvrijheid en hartelijkheid, de familiecultuur, dat is wat Keuls kenmerkend vindt aan haar half-Javaanse oma. “We hebben een sleutel van haar huis,

bijna alle kleinkinderen hebben weleens een tijdje bij haar gewoond. Mijn zus is haar lampenkappenbedrijf op mijn oma’s zolder begonnen. Dat was haar werkkamer, maar dan verplaatste ze zo al haar spullen weer naar beneden en mochten wij er wonen.” Wie tiener was in de jaren tachtig en negentig heeft zeker wel een boek van Yvonne Keuls gelezen. Sociaal bewogen jeugdliteratuur, waar een tienermeisje een heroïnehoertje kon zijn (Het verrotte leven van Floortje Bloem), een moeder worstelt met haar drugsverslaafde zoon (De moeder van David S.). De hoofdpersonen uit haar boeken waren geïnspireerd op de ervaringen die Keuls opdeed als mede-oprichter van het kinderopvanghuis Jongeren Opvang Sentrum. Niet alleen kinderboeken, maar ook literatuur voor volwassenen staan op het repetoire van Keuls, onder andere Mevrouw mijn moeder, Indische tantes. Keuls maakte zich er ook hard voor dat een van de eerste ‘kampdagboeken’ uit Indonesië in Nederland uitkwam: Mammie, ik ga dood (1975) van de Nederlandse Margaretha Ferguson. “Ze heeft hard moeten vechten om te worden wie ze is”, zegt Babiche over haar oma. “Ik heb een deel van haar boeken gelezen, maar niet allemaal. Soms denk ik: ik kan een nieuw boek kopen, maar ik kan ook gewoon een boek van mijn oma pakken en dat lezen. Ja, dat maakt me wel ontzettend trots.”

Aan het eind van het gesprek zegt ze opeens: “Ik moet toch meer te weten komen over die Samuel Bamberg en de Joodse kant van mijn familie. Tijd om mijn oma uit te horen. Zij heeft tenslotte ook niet het eeuwige leven.” <

JAPANSE KRIJGSGEVANGENEN

Yvonne en Babiche Keuls brachten met hun toespraak de krijgsgevangenen in herinnering die de Japanners maakten in het voormalig Nederlands-Indië in de Tweede Wereldoorlog, onder wie Aat Keuls, de schoonvader van Yvonne en de overgrootvader van Babiche. Deze gevangenen moesten onder barre omstandigheden zwaar werk verrichten en waren gescheiden van hun vrouw en kinderen. In totaal zijn 175.000 krijgsgevangenen in Indonesië door de Japanners verscheept naar Borneo, Sumatra en de Molukken. Daar zaten de 1.000 krijgsgevangenen van Amahei bij. 26.000 van de totale groep krijgsgevangenen verdronken of stierven door slavenarbeid. Degenen die het wel overleefden, waren vaak getraumatiseerd en hadden een zwakke gezondheid gekregen door de slavenarbeid die zij hadden doorstaan.

Kunstbende x Bevrijdingsfestivals zoeken creatief talent

Wat betekent vrijheid voor jou? Op 5 mei 2025 staan we op alle Bevrijdingsfestivals stil bij 80 jaar vrijheid, het is dan 80 jaar geleden dat Nederland werd bevrijd. Om dat te vieren, roepen de Kunstbende en de Bevrijdingsfestivals jou op een artwork te maken voor alle 14 Bevrijdingsfestivals. Of je dat nou digitaal doet, met verf, potlood, fotografie of welke vorm dan ook: it’s up to you! Laat zien wat vrijheid voor jou betekent. Elk bevrijdingsfestival kiest één winnaar die doorgaat naar een landelijke workshopdag. De 14 winnaars gaan met een bekend reclamebureau aan de slag om samen tot één beeld te komen dat overal in Nederland als hét artwork voor de Bevrijdingsfestivals te zien zal zijn. Zo zie je jouw ontwerp terug op meer dan 5000 t-shirts en hangt het in bushokjes door heel Nederland. Iedereen tussen de 12 en 19 jaar kan meedoen. Stuur je ontwerp in vóór 6 januari via vrijheid.nl/artwork. Daar vind je ook de spelregels.

Campagne ‘Leer over de Holocaust’ van start

De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) lanceert in januari 2025 de campagne ‘Leer over de Holocaust’, in samenwerking met verschillende herinneringscentra, musea en Joodse organisaties. Op 27 januari 2025 herdenken we wereldwijd de slachtoffers van de Holocaust. Het is dan 80 jaar geleden dat concentratiekamp Auschwitz werd bevrijd. De website www.leeroverdeholocaust. nl laat zien waar je in de maand januari door het hele land, kunt leren of stilstaan bij de Holocaust, bijvoorbeeld tijdens een herdenking, museumbezoek of ander evenement. Zo houden we samen de herinnering aan de Holocaust levend. De campagne van de NCAB is in het bijzonder gericht op het onderwijs. Om ervoor te zorgen dat elke leerling in Nederland les krijgt over de Holocaust biedt www. leeroverdeholocaust.nl een uitgebreide verzameling van lesmateriaal en tips die docenten helpen in de voorbereiding van lessen over de Holocaust.

Nationaal Comité verwelkomt nieuwe bestuursleden

Met ingang van 1 juni 2024 is Carla van der Weerdt benoemd tot penningmeester en Rocky Tuhuteru benoemd tot bestuurslid van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Beiden zijn bij Koninklijk Besluit benoemd, op voordracht van het Nationaal Comité en met instemming van de minister-president en de staatssecretaris van VWS. De functies zijn onbezoldigd en gelden voor een periode van zes jaar. Met deze benoemingen is het Nationaal Comité weer op volle sterkte na het afscheid van bestuurslid Liane van der Linden en penningmeester Petra van Zuijlen. Carla van der Weerdt-Norder (1964) heeft diverse functies bekleed in het bankwezen, onder meer bij ABN AMRO Bank en Triodos Bank waar zij werkte als Chief Risk Officer en deel uitmaakte van de raad van bestuur. Momenteel is ze voorzitter van de raad van commissarissen van zorgverzekeraar DSW en lid van de raad van toezicht bij de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Rocky Tuhuteru (1959) maakte jarenlang radio – en televisieprogramma’s voor de KRO en de NOS. Zo presenteerde hij onder meer NOS Langs de Lijn en Ontbijt TV. Ook is hij communicatiespecialist en strategisch adviseur van Stichting Pelita, de welzijnsorganisatie die zich inzet voor mensen met een achtergrond in voormalig Nederlands-Indië.

Vrijheid is de verantwoordelijkheid van ons allemaal.

Wat doe jij voor vrijheid? Vrijheid.nl

80 jaar vrijheid wordt mede mogelijk gemaakt door Boaz, Selma, Alma, Miel, Merhzad, Lars, Robin, Lalla, Layla en jou.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.