Bijbel verhalen Ida Jessen en Hanne Bartholin
89
Bijbelverhalen Eerste druk, 2018 ISBN 9789089121578 NUR 224 Ida Jessen Hanne Bartholin Vertaald vanuit het Deens door Edith Koenders. Omslagontwerp Nederlandse editie door Marcel Flier. Vormgeving binnenwerk Gewoon Geertje. De verhalen uit deze bundel zijn afkomstig uit de Deense uitgave Bibelhistorier © Det Danske Bibelselskab, Ida Jessen, Hanne Bartholin, 2016. Nederlandse tekst © 2018 Edith Koenders © 2018 Nederlands Bijbelgenootschap, Haarlem Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Wat doet het Nederlands Bijbelgenootschap? Het Nederlands Bijbelgenootschap brengt de Bijbel dichtbij in binnen- en buitenland. Dat doet het door de Bijbel te vertalen, te verspreiden, het begrip van de Bijbel te bevorderen en door de relevantie van de Bijbel te laten ervaren. Voor meer informatie of om het werk van het Nederlands Bijbelgenootschap te steunen gaat u naar bijbelgenootschap.nl.
Voorwoord bladzijde 9
H E T O U D E T E S TA M E N T
Het begin bladzijde 12
De ark van Noach bladzijde 22
Mozes
bladzijde 30
H E T N I E U W E T E S TA M E N T
Gods Zoon bladzijde 46
Discipelen bladzijde 62
De dood bladzijde 72
11
Voorwoord
E
en eerste kennismaking met verhalen uit de Bijbel kan heel bepalend zijn voor hoe mensen later over het boek gaan denken. Is het betuttelend? Te positief, ‘alles komt goed’? Of wil de schrijver ervan vooral laten zien wat hij weet van alle symboliek, van de geschiedenis, en van hoe Oude en Nieuwe Testament zich tot elkaar verhouden – over de hoofden van de jonge lezers heen? Iemand kan een zo duidelijke missie voor ogen hebben, dat de verhalen hier en daar worden verminkt, om er maar aan te voldoen. Iets wat lezers op een later moment soms toch aanvoelen. De zin om dan naar een ‘echte’ Bijbel te grijpen, is hun dan al ontnomen. Het kan niet meer in vrijheid. En vrijheid is ook al bij het hervertellen zelf belangrijk, zolang ze geen vrijblijvendheid wordt. Dat zie je bij de schrijfster van dit boek: ze wil noch imponeren en gloriëren met vondsten, noch moraliseren. Het lijkt erop alsof ze door niets anders wordt gedreven dan nieuwsgierigheid. Eerbiedige nieuwsgierigheid. Noem het een kunstzinnig, maar daarom nog niet minder precies onderzoek naar alles wat verwondert, ontroert, pijn doet en troost in mensenlevens, in onderlinge relaties – en waar al in de Bijbel zo mooi over werd geschreven. Geen modernisering voor een afgebakende doelgroep: verteller en illustrator zijn te werk gegaan vanuit plezier en liefde. Of ze in het echte leven vrienden zijn, weet ik niet. Dat doet er ook niet toe: de subtiele, kwetsbare, lichte en soms haast streelbare, warme tekeningen passen perfect bij de toon en sfeer in de verhalen. Een pas de deux, een dans. Niet rondom een doelgroep als een gouden kalf, maar rondom een voelbaar mysterie dat te groot is voor de naam God, en tegelijkertijd te broos is om in een nieuwe verpakking in de markt gezet te worden en er zieltjes mee te winnen. Daarmee sneuvelt het maar al te vaak. Maar hier, in deze hervertellingen, ontkiemt het, rustig, en wellicht kan de lezer het tot bloei brengen. Buiten. In de wereld van vandaag. Desanne van Bréderode
13
I
Gods zoon Over een kind dat geboren werd in een stal en over een woedende koning
k krijg een zoon. Hij zal Jezus heten,” zei God tegen de engel Gabriël. “Hij moet me helpen de mensen aardiger te maken.” “Dat klinkt goed,” zei Gabriël. “Ja, dat is een goed idee, toch? En ik denk dat ik me daarna een beetje terugtrek. Vanaf nu zal Jezus met hen spreken. Hij zal ze vast ook beter begrijpen dan ik.” “Wordt hij dan net als Adam van aarde gemaakt?” vroeg Gabriël. “Nee, DAT weet ik nu wel. Nee, dit keer ben ik van plan om een mens om hulp te vragen.” “Zo zo,” zei Gabriël. “Jij moet naar Nazaret gaan,” zei God. “Daar woont een meisje dat Maria heet, ze is lief en verstandig. Vraag haar of ze de moeder wil worden van mijn zoon.” In de stad Nazaret, in een huis in een van de kronkelige steegjes, zat Maria een jurk te naaien en ze dacht aan haar geliefde Jozef, die timmerman was. Over een paar jaar zal hij een huis voor hen bouwen en ooit zullen ze kinderen krijgen. Maar nu nog niet. Ze hoorde iets bij de deur en draaide zich om. Haar adem stokte. Er stond een man. Hij was heel lang. Waarom had hij niet geklopt? Waarom stond hij alleen maar naar haar te kijken? “Ik kom van God,” zei de man. En toen werd Maria pas echt bang. Hij moest gek zijn. Ze was alleen met hem. Haar moeder was boodschappen aan het doen, haar vader was naar zijn werk. De man vulde de hele deuropening, zodat ze niet weg kon. “Je hoeft niet bang te zijn,” zei hij met zachte stem. “Wat wil je?” vroeg ze bevend.
51
“God kent jou,” zei de man. “Hij weet dat je goed, verstandig en lief bent. Hij zegt dat je een zoon zult krijgen die Jezus heet en dat hij de Zoon van de Allerhoogste genoemd zal worden.” “Zoon van de Allerhoogste,” fluisterde Maria. “Bedoel je Jozef?” De man schudde zijn hoofd. “Nee, ik bedoel God.” “Dat begrijp ik niet,” fluisterde Maria. “Je hoeft niet bang te zijn,” zei de engel. “Je zult een kracht voelen. Dat is de heilige Geest. Dan word je zwanger.” “Ja,” fluisterde Maria en op hetzelfde moment voelde ze inderdaad een kracht door zich heen stromen en die was even fel als het witste licht van de zon dat op woestijnzand schijnt. Gabriël ging terug naar God en vertelde hoe het gegaan was en God werd vervuld van vreugde en zachtheid. Nu hoef ik niet langer Heer te zijn, dacht hij. Nu word ik Vader.
“Ik vind dat je beetje dik wordt,” zei Jozef een paar maanden later tegen Maria. “Eet je soms te veel?” “Er is iets wat ik je nog niet verteld heb,” antwoordde Maria. “Ik krijg een kind.” “Je krijgt een kind?” riep Jozef. “Met wie heb je geslapen?” “Met de heilige Geest,” fluisterde Maria. Jozef bleef even staan. “Wat bezielt je,” riep hij toen. “Ben je helemaal gek geworden? Eerst ga je naar bed met een ander en dan lieg je nog harder dan een kameel kan rennen. Dat had ik niet van je verwacht, Maria. Zeg me dan in elk geval wie de vader is.” “Dat is Go-hod,” huilde Maria. Ze huilde en huilde en Jozef, die eerst vond dat het net goed voor haar was, kreeg medelijden. “Ik beloof dat ik tegen niemand zal zeggen dat je gek geworden bent,” zei hij. “Maar ik kan niet met je trouwen, Maria, dat kan ik echt niet.”
52
Die avond voelde zich Jozef verdrietig. Maria was altijd zo lief en goed geweest en nu had ze hem de grootst mogelijke leugen verteld – en verwachtte ze een kind van een ander. Maar hij miste haar toch. “God, geef me kracht,” fluisterde hij. Dat hoorde God en voor de tweede keer stuurde hij Gabriël naar Nazaret. Gabriël kwam aan toen Jozef al sliep en stapte Jozefs dromen binnen: “Er is iets wat je moet weten over Maria,” zei Gabriël. “Ze liegt niet. De zoon die ze draagt, is ECHT Gods zoon.” Jozef werd verward wakker. De droom stond hem nog zo levendig en helder voor ogen. Nu wist hij wat hij moest doen. Zodra het ochtend werd, haastte hij zich naar Maria. “Het spijt me, Maria. Het spijt me dat ik je niet geloofde. Ik zal je nooit meer verlaten.”
Jozefs familie kwam uit Betlehem en in die herfst dat Maria zwanger was, beval de Romeinse keizer Augustus, die Israël bezette, dat de mensen geteld moesten worden in hun geboorteplaats. Daarom moesten Jozef en Maria naar Betlehem. Maria kon niet zo ver lopen, maar Jozef tilde haar op zijn ezel en toen begonnen ze aan de lange reis van Nazaret naar Betlehem. Toen ze in Betlehem aankwamen, was Maria uitgeput en moest ze bijna bevallen. Jozef liep door de stad en vroeg in alle herbergen en hotels naar een kamer, maar alles zat vol. En daar, terwijl de koeien herkauwden en de schapen en de lammeren elkaar besnuffelden, werd Jezus geboren. Buiten de stad hielden een paar herders de wacht bij hun dieren. Ze sliepen half toen er ineens een woest, onrustig licht aan de hemel verscheen. “Help! De aarde vergaat” riepen de herders en ze sprongen overeind. Maar toen ontdekten ze dat het licht een stralende engel was die boven hun hoofd zweefde. “Wees niet bang,” zei de engel tegen hen. “Ik kom jullie vertellen dat er iets heel moois gebeurd is. Vannacht is de zoon van God geboren in een stal in Betlehem.
55
En ineens was de nachtelijke hemel vol engelen, wel duizenden waren er. “Eer aan God in de hoogste hemel,” zongen de engelen. “Vrede, vrede op aarde.” Toen de engelen teruggekeerd waren naar de hemel, haastten de herders zich naar Betlehem en in de stal troffen ze Maria en Jozef aan samen met het jongetje dat in een voederbak lag. De herders vertelden wat de engelen gezegd hadden: Vannacht is Gods zoon geboren. Vrede. Vrede op aarde.
“Dit boek is een waar kunstwerk. Woorden en afbeeldingen versterken elkaar. Ieder verhaal krijgt weer een eigen, poëtische glans, warm, geestig soms, ontroerend en diep menselijk. Of je nu met de bijbel bent opgevoed, of dat dit een eerste kennismaking is, in beide gevallen raakt het boek waar het behoort te raken: in het hart.”
Désanne van Brederode