8 minute read
Tido Visser over Fair Practice in de culturele sector
Fair Practice.
Voor wie de ontwikkelingen in de kunstsector een beetje volgt, weet dat dit een ‘hot topic’ is. En terecht. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat veel artiesten, met name de zzp’ers, zwaar onderbetaald worden. Dat daar iets aan moet gebeuren, zoveel is duidelijk. Een reconstructie van twee jaar lobby, en waar we nu staan als ensemblesector.
Advertisement
Tido Visser, directeur van het Nederlands Kamerkoor, is sinds 1 juli 2018 bestuurslid van de Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (NAPK) en vertegenwoordigt vanuit die hoedanigheid de Nederlandse muziekensembles. Hij is de opvolger van Joost Westerveld, zakelijk directeur van Amsterdam Sinfonietta. Westerveld was al jaren bezig met het op de kaart zetten van eerlijke honorering van musici. Tido is sinds zijn aantreden bij de NAPK betrokken bij het verder vormgeven van deze ambities.
Scheefgroei
De bezuinigingen van het kabinet Rutte I, ingezet in 2011 onder leiding van staatssecretaris van cultuur Halbe Zijlstra, hebben de cultuursector hard geraakt – de ensembles in het bijzonder. De bezuinigingen waren vooral een venijnige greep in de portemonnee van al die mensen die actief zijn in de kunstsector. Want stoppen met spelen, stoppen met maken, stoppen met presenteren, dat was geen optie. Daarvoor ging de liefde voor de kunst te diep. Dus besloot iedereen meer te doen voor minder. Bij het Nederlands Kamerkoor werden de zangers in dienstverband ontslagen, en gingen zij voor het merendeel – gedwongen – verder als zzp’er. Concerttarieven gingen sectorbreed omlaag, en gratis spelen werd schering en inslag. Hetzelfde werk doen voor minder geld is vanuit arbeidsvoorwaardelijk oogpunt geen verstandig besluit. Het heeft geleid tot schrijnende situaties. Mensen die omgerekend voor minder dan het minimumloon topprestaties leveren, voor een publiek dat nauwelijks meer betaalt voor een kaartje dan 5 jaar geleden.
We zijn eraan gewend in Nederland: kunst mag niet te veel kosten aan de voorkant. Maar dat betekent dat je er aan de achterkant iets meer in moet stoppen. Toen onder leiding van Zijlstra het omgekeerde gebeurde, ontstond er een scheefgroei. Hoewel musici met een vast contract – bijvoorbeeld bij orkesten – ook hard werden geraakt, was dat iets minder hard dan bij de ensembles. Maar dat hadden wij als ensemblesector in eerste instantie niet goed in beeld. Het vermoeden dat er iets mis was in de honorering van onze ensemblemusici, dat ontstond voor het eerst in 2014.
Wat is ‘fair practice’? De Fair Practice Code is in het leven geroepen vanuit een urgente behoefte om een gezonde arbeidsmarkt in de culturele en creatieve sector vorm te geven en in stand te houden. Vertegenwoordigers vanuit de hele sector hebben samen een richtlijn gecreëerd, de Fair Practice Code, gestoeld op vijf kernwaarden: solidariteit, diversiteit, duurzaamheid, vertrouwen en transparantie. Een van de meest belangrijke (beoogde) doelen van de Code is om iedereen in de sector, van componist tot musicus en van kunstenaar tot museumdirecteur, onder eerlijke omstandigheden te laten werken tegen een redelijke vergoeding.
Historische context
Veel van de Nederlandse topensembles, zoals Asko|Schönberg of Amsterdam Sinfonietta, zijn ontstaan op initiatief van musici die tevens in dienst waren van Nederlandse orkesten. Musici vonden dat bepaalde delen van het repertoire onderbelicht bleven of hadden het gevoel dat dat repertoire beter moest worden uitgevoerd. En dus richtten ze ensembles op om onderbelicht ensemblerepertoire een podium te bieden en te perfectioneren. Mede gestuwd door nieuwe inzichten op het gebied van de Oude Muziek-praktijk, groeide de speelcultuur in een razend tempo. Op de Nederlandse podia klonk nieuwe en oude ensemblemuziek op een ongelofelijk hoog niveau. Dat werd ook in het buitenland opgepikt.
En omdat het spelniveau zo hoog was, werd de vraag naar Nederlandse ensembles steeds groter, in binnen- en buitenland. En dus kregen veel musici die hun ensemblewerk eerst deelden met een orkestaanstelling, de kans zich voltijds te richten op hun ensemblewerkzaamheden. Maar dat betekende voor hen vaak wel een financiële achteruitgang. Want zo goed als het was geregeld bij de orkesten, zo beroerd ging het er soms aan toe bij de ensembles. Spelen voor een fles wijn, omdat het goed was voor de marketing van het ensemble, was aan de orde van de dag.
Vóór de bezuinigingen was het een en ander verbeterd in de honorering van de ensemblemusici, maar nog lang niet voldoende. Toen daar de bezuinigingen overheen kwamen, ging het mis. De NAPK besloot daarom een onderzoek te doen naar de inkomenspositie van ensemblemusici. Daaruit kwam een wrang beeld naar boven: ensemblemusici verdienden omgerekend zo’n 40% minder dan hun collega’s in de orkesten. Onder erbarmelijke secundaire arbeidsvoorwaarden bovendien. Daar moest iets aan gebeuren, zoveel was duidelijk. Er werd een lobby ingezet, die maar mondjesmaat effect sorteerde. Tot een jaar of twee geleden.
De lobby
Politieke lobby is vaak een kwestie van het eindeloos herhalen van dezelfde boodschap. Tot die boodschap zijn weg vindt in het politieke landschap, lijkt het als roepen in de woestijn. Al sinds 2015 lieten we weten aan wie het maar horen wilde: freelance- en ensemblemusici in Nederland verdienen te weinig. Dat zorgde in eerste instantie voor een vraag. Bij wie ligt de oplossing tot dat probleem eigenlijk? Ensembles vonden dat de overheid daarin een rol hoorde te spelen. Overheden en overheidsfondsen vonden dat de ensembles dat zelf op moesten lossen. Zoals met zoveel dingen, lag de waarheid waarschijnlijk ergens in het midden.
Langzamerhand werd ook de politiek duidelijk: dit is niet meer door de sector zelf op te lossen. Als we ons culturele leven op het hoge niveau willen houden waarop het staat, dan moeten we samen met de sector gaan kijken naar oplossingen. Met een minister bovendien – Ingrid van Engelshoven – die de intrinsieke waarde van kunst vanaf het begin van haar aanstelling onderschreef, was de hoop op een oplossing groter dan ooit. Er zou geld bij komen. En dat gebeurde ook. Tachtig miljoen in totaal. In vergelijking met de kortingen uit 2011 nog steeds geen reparatie, maar wel een stap in de goede richting.
Nieuwe wet voor de zzp’ers
Het probleem werd echter niet kleiner, maar groter. Want naast die geconstateerde inkomensachterstand van musici, en ondanks een injectie van 80 miljoen (waarvan overigens nog niet duidelijk was hoe die verdeeld zou moeten worden), werd een groter probleem zichtbaar. Dat van de kwetsbare positie van de zzp’er in Nederland. Daar moest wat aan gedaan worden. Door alle sectoren heen. Er werd een wet opgetuigd (DBA), die schijnzelfstandigheid moest tegengaan. Omdat in deze nieuwe wet de gezagsverhouding van de musicus als zelfstandig ondernemer ter discussie kwam te staan mag een musicus niet zonder meer zzp’er zijn of blijven. Veel ensembles konden het hoofd boven water houden dankzij het feit dat zij aan zzp’ers geen werkgeverslasten kwijt waren, zoals na de bezuinigingen van 2013 door de politiek aangedragen werd als oplossing. Maar als musici nu – volgens de zich aandienende Wet DBA – alsnog in dienst moeten worden genomen, dan worden de loonkosten vele malen hoger. Zeg maar gerust onbetaalbaar, want deze verhoging vergroot de achterstand alleen maar die de ensemblemusici hadden ten opzichte van hun collega’s met vaste banen in de Nederlandse orkesten.
In juli van dit jaar kwam er een rapport uit van het CBS, de Satellietrekening cultuur en media, waarin het beeld bevestigd werd dat het economische belang van de creatieve en culturele sector (inclusief media) groter is dan vaak wordt gedacht. Met een toegevoegde waarde van €25,5 miljard (3,7 procent) aan het bbp is deze sector iets kleiner dan de bouwnijverheid, maar tweemaal zo groot als de landbouw. De creatieve en culturele sector is bovendien goed voor zo’n 320 duizend banen, 4,5 procent van de totale werkgelegenheid. Ook onderzoekers van TNO kwamen onlangs tot een dergelijke conclusie. In een artikel in het tijdschrift ESB stellen zij dat de creatieve en culturele sector belangrijker is dan gangbare cijfers suggereren.
Werk aan de winkel
Onlangs presenteerde de minister haar plannen voor de verdeling van de 80 miljoen. Er wordt inderdaad geld gereserveerd voor fair practice. Maar lang niet voldoende. Nu – vele Kamerdebatten, overleggen, nulmetingen en sectoradviezen verder – moeten we tot de conclusie komen dat de sector toch weer op zichzelf is aangewezen. Want maken we de rekening op, dan komen we tot de volgende conclusie: er komt 80 miljoen bij, maar de kosten om tot ‘fair practice’ te komen zijn waarschijnlijk niet veel lager. Als de Wet DBA daar nog bovenop komt groeien de werkgeverslasten navenant en staat de muziekensembles in Nederland het water opnieuw aan de lippen.
Er wordt beweerd dat ensembles minder zouden moeten optreden. Immers, als men minder speelt, kan met hetzelfde geld meer per gewerkt uur uitbetaald worden. Maar ensembles hebben in Nederland gemiddeld 600 mensen per concert in de zaal. Er lijkt dus genoeg vraag. Daarnaast zal een ensemble dat minder speelt uiteindelijk kwalitatief achteruitgaan. Als Ajax maar de helft van het seizoen zou trainen en spelen, zouden ze nooit in de Champions League komen. De patronen slijten zo nooit in.
Misschien wordt het tijd dat we onszelf verlossen van het door onszelf in stand gehouden beeld van de idealist. We hebben als cultuursector iets te bieden dat wel degelijk in geld uitgedrukt kan worden. Heel veel geld. En het is van hele grote waarde. Als onze artiesten een concert geven in een uitverkocht Tivoli- Vredenburg zorgt dat voor een enorme stijging van de omzet voor omliggende horeca, de Q-Park, en ook de NS, de Total, de Shell profiteren mee. Maar kunnen wij een factuur sturen aan de Q-Park, Restaurant De Vergulde Gaper, de NS, of de Shell? Nee. Dus regelen we dat met elkaar aan de achterkant. Zo hebben we dat afgesproken. Ondertussen zorgen wij er ook nog voor dat ons land een prettig vestigingsklimaat heeft voor bedrijven, en dat de toerisme-industrie op volle toeren blijft draaien.
Onze musici niet genoeg betalen, dat willen we hoe dan ook niet meer. Dus gaan wij onverdroten voort. Wij worden professioneler en betalen eerlijk voor arbeid. Bijvoorbeeld met het optuigen van een CAO die musici én staf goede arbeidsvoorwaarden moet geven en kan beschermen. Die is nu in ontwikkeling. Een unieke situatie, waarin werkgevers opkomen voor ‘niet in een vakbond georganiseerde werknemers’ en zeggen: wij gaan een regeling treffen waarmee jullie arbeidsvoorwaarden geborgd zijn en jullie behoorlijk betaald kunnen worden. Lossen we het probleem hiermee helemaal op? Nee, zeker niet. Maar het is een stap in de goede richting. Laten we als sector en overheden de koppen nu eens bij elkaar steken, en zorgen voor een masterplan dat ervoor zorgt dat deze helden loon naar werken krijgen. Dan pas kunnen we spreken van ‘fair practice’.