Twee kranten, twee paleizen - Over de oorsprong van NRC Handelsblad

Page 1

Twee kranten, Over de oorsprong van NRC Handelsblad  pien van der hoeven

twee paleizen



Twee kranten, Over de oorsprong van NRC Handelsblad  pien van der hoeven

twee paleizen

nrc Boeken 2010



Voorwoord Verjaardagen zijn, voor de historicus in  mij, heerlijke momenten om terug te  blikken. Het verhaal van de Nieuwe Rot­ terdamsche Courant, die voor het eerst  verscheen in 1844, en het Algemeen  Handelsblad, dat nog een stuk dieper in  de negentiende eeuw wortelt, leidt de  lezer naar de Witte de Withstraat in Rot­ terdam en de Nieuwezijds Voorburgwal  in Amsterdam. Lang voor er sprake was  van nrc Handelsblad, werd op deze  twee adressen een stevig stuk persge­ schiedenis geschreven. Het is een geschiedenis die zich afspeelt  in dagbladpaleizen, waar destijds  koetshuizen en paardenstallen nodig  waren voor een ‘eigen postdienst’, waar  nu eens ‘ongenaakbare hoofdredacteu­ ren’ de scepter zwaaiden en dan weer  ‘vrolijke chaos’ heerste op de redactie.  Het is ook een geschiedenis die baadt  in liberale beginselen als parlementaire  macht, rechtstreekse verkiezingen,  godsdienstvrijheid, openbaarheid van  bestuur en persvrijheid. Een geschiede­ nis ook van soms  hevige spanningen  tussen het ‘leesbare’ Handelsblad en de  ‘droge, zakelijke’ nrc. Een geschiede­ nis waarin namen opduiken als die van  Johan Huizinga en Hendrik Marsman,  maar ook die van vreselijke plaatsen als  Auschwitz en Sobibor.  De verjaardag van nrc Handelsblad is  voor de journalist in mij een bijzonder  moment. Ik herken de drang naar vrij­

heid van de individuele journalist. Het  prettige gebrek aan hiërarchie op de  redactie. De onaantastbaarheid van de  schrijver van een column. De verknocht­ heid van de mensen aan ‘hun’ krant — al  hebben we al lang geen bedienden meer  met de letters nrc op de glimmende  knopen van hun uniformen. De trots  ook, wanneer je leest dat een Duitse  perswetenschapper al in 1938 beweerde  dat de buitenlandse berichtgeving van  nrc door weinig kranten ter wereld  werd geëvenaard.  Maar de veertigste verjaardag van  deze geweldige krant is voor de hoofd­ redacteur in mij vooral een uitgelezen  gelegenheid om vooruit te kijken. De  liberale beginselen waarop het journa­ listieke bouwwerk van nrc Handels­ blad is gefundeerd, zijn actueler dan  ooit. De taak van deze redactie is urgen­ ter dan ooit. In een maatschappij waarin  steeds meer informatie voorhanden is,  willen wij aan journalistiek doen. In een  samenleving die steeds meer naar de  eigen navel staart, kijken wij graag naar  buiten. In een journalistieke wereld die  de waan van de dag achterna loopt, wil­ len we net iets verder denken. Omdat  we weten dat u, de lezer, dat van ons  verwacht. Peter Vandermeersch Hoofdredacteur

5


6


Witte de Withstraat, Rotterdam Op 5 mei 1874 legde de oude Nijgh de  eerste steen voor het nieuwe onderko­ men van de Nieuwe Rotterdamsche  Courant, de krant die hij dertig jaar  eerder had opgericht. Tien jaar lang had  zijn krant verlies gemaakt, steeds had­ den hij en de andere aandeelhouders de  tekorten moeten aanvullen, maar nu  kon voor de nrc een groot en voornaam  pand gebouwd worden, een dagblad­ paleis. De vaart waarmee het gebouw  verrees, toonde het tempo van econo­ mische groei in het Rotterdam van die  jaren. De stad breidde zich uit. Tuinen  en landerijen maakten plaats voor  rechte straten, die genoemd werden  naar helden uit de tijd van Hollands glo­ rie. Witte de Withstraat was het nieuwe  adres van de nrc. Hier kwam een kran­ tengebouw te staan dat zijns gelijke in  Nederland niet kende. Dertig meter  breed was het, twee verdiepingen hoog  met een souterrain. Het nam de hele  breedte in beslag van het blok tussen de  Eendrachtsstraat en de Boomgaardlaan  — die gelet op de snelle stadsontwik­ keling al gauw ook straat genoemd  zou worden. Het was uitgerust met  de modernste faciliteiten. Er was een  door stoom aangedreven papierlift, die  duizend kilo papier uit het souterrain  naar de drukkerij op de bel­etage kon  hijsen. Er was een elektrisch belsysteem,  waarvan de koperdraden als zenuwen  door het hele gebouw liepen. Er waren

spreekbuizen tussen de kamers van de  hoofdredactie, de directie, de adminis­ tratie en de zetterij. In de drukkerij stonden vier gloed­ nieuwe door stoom aangedreven snel­ persen. Ranke meisjeshanden moesten  daar het papier vliegensvlug per vel in  leggen, totdat drie jaar na de opening  van het gebouw de nrc de eerste rota­ tiepers in Nederland plaatste. Deze Koe­ ning & Bauer werd in 1900 al vervangen  door een Amerikaanse Goss­pers. Aan  de Eendrachtsstraat had de nrc ook  een koetshuis en een paardenstal ten  behoeve van de eigen postwagendienst.  De paardenwagens brachten op gezette  tijden de kranten naar het station en  haalden de post op van het postkantoor  en van het eigen bijkantoor in het cen­ trum. De meest kostbare faciliteit waar  het gebouw over beschikte was waar­ schijnlijk de eigen telegraafverbinding.  Telegrammen hoefden nu niet meer  afgehaald te worden in het Rijkstele­ graafkantoor aan de Blaak en konden  zonder tijdsverlies worden verwerkt.  De oprichter van de nrc, uitgever en  boekhandelaar Henricus Nijgh, had er  altijd veel geld voor over gehad om de  snelste te zijn. Toen er nog geen tele­ graaf was, gebruikte hij postduiven  om andere kranten voor te zijn met het  nieuws. Het oude pand van de nrc aan  de Grote Markt had een speciale duiven­ zolder. Ook het nieuwe gebouw had

f Henricus Nijgh Jr, de kleinzoon van de oprichter, 1933

7


8

een duiventil op het dak, maar van deze  liefhebberij van Nijgh hoefde de krant  het nu niet meer te hebben. Vervlogen  waren de tijden dat de medewerkers  van de nrc hun baas vertwijfeld zagen  toekijken hoe zijn duiven, met het  nieuws nog aan de poten, ergens hoog  en onbereikbaar zaten te tortelen. Was het aan uitgever Nijgh te danken  dat de nrc alle andere kranten over­ troefde wat de snelheid en volledig­ heid van haar berichtgeving betrof, het  was de eerste hoofdredacteur, de jurist  H.H. Tels, die de krant haar politieke  invloed bezorgde. Onder leiding van  Tels stelde de nrc zich ten taak de  Nederlandse publieke geest uit haar

post­Napoleontische lethargie te wek­ ken. Vergroting van de parlementaire  macht, rechtstreekse verkiezingen,  vrijheid van handel en nijverheid,  godsdienstvrijheid, openbaarheid  van bestuur en persvrijheid waren de  liberale idealen waarop Tels in zijn com­ mentaren hamerde, tegen het zere been  van de gevestigde macht. De nrc sprak direct vanaf haar verschij­ ning in 1844 met groot gezag. Maar de  geldschieters van de krant, onder wie  Nijgh zelf, moesten de eerste 25 jaar  genoegen nemen met immateriële divi­ denden: de verzilvering van de liberale  idealen. Pas toen in 1869 de exorbitante  belasting op kranten opgeheven werd,  volgde ook het materiële succes.


Glimmende knopen In 1885 noemde de bibliothecaris R. van  der Meulen in zijn standaardwerk over  de pers de nrc ‘een der beste, zoo niet  het eerste der Nederlandsche dag­ bladen’. Volgens Van der Meulen dankte  de nrc deze reputatie aan de talrijke  correspondenten in bijna al de hoofd­ steden van de wereld en aan de veelzij­ digheid van haar berichtgeving, die niet  alleen de handel, nijverheid, staatkunde  en staatshuishoudkunde betrof, maar  ook de kunst en letterkunde. Veertig  jaar later sloot de journalist mr. L.J.  Plemp van Duiveland, die als oud­ voorzitter van de Nederlandse Journa­ listenkring een vooraanstaande plaats  innam in de Nederlandse dagbladwe­ reld, zich nog geheel en al bij dit oordeel  aan, toen hij in zijn overzichtswerk,  Journalistiek in Nederland, de nrc boven  de andere Nederlandse bladen stelde  wat de betrouwbaarheid en de volledig­ heid van haar berichtgeving betrof. Hoe

onaantastbaar de nrc aan het eind van  de negentiende eeuw al was, wordt ook  duidelijk door wat A. Voogd van het  Rotterdamsch Weekblad overkwam.  Toen Voogd een coryfee uit het Rotter­ damse bedrijfsleven eens om informatie  vroeg, kreeg hij te horen: ‘Mijnheer, dat  zetten wij alleen in de N.R.C. en wil  uw courant dat hebben, dan kan zij het  daaruit overnemen.’1  Op de Witte de Withstraat was het  gevoel van eigenwaarde, dat het succes  van de krant teweegbracht, af te lezen  aan de ineengestrengelde letters n r c,  het beeldmerk van het bedrijf, dat op  allerlei plekken aangebracht was: op de  twee sierlijke straatlantaarns die aan de  voorzijde van het gebouw stonden; op  de schouw en de pendule in de ver­ gaderzaal van de commissarissen; op  iedere commissariszetel; op de petten  van de koetsiers en conducteurs van de  postwagendienst en op de glimmende  knopen van hun uniformen.

Nieuwezijds Voorburgwal, Amsterdam Tien jaar nadat Nijgh de eerste steen  had gelegd voor het nieuwe onder­ komen van de nrc, werd in 1884 de  gracht van de Nieuwezijds Voorburgwal  gedempt. Het Algemeen Handelsblad,  dat aan deze gracht gevestigd was sinds  1831, lag toen niet meer aan het water,  maar aan een brede straat. Deze straat,

die nu alle ruimte bood aan het ver­ keer en zich uitstrekte van het station  naar het Spui, werd de slagader van de  stad. Het Handelsblad was dus gunstig  gesitueerd — en ging er nog op vooruit  toen het nieuwe hoofdpost­ en tele­ graafkantoor, dat vlakbij op de hoek  met de Raadhuisstraat gebouwd werd,

f Het gebouw van de NRC aan de Witte de Withstraat, 1933.

9


10


in 1899 in gebruik werd genomen. Ook  andere kranten streken nu neer op de  Nieuwezijds Voorburgwal, die zich ont­ wikkelde tot het journalistieke centrum  van Nederland. Hier reden paarden­ wagens, en later bestelauto’s, af en aan  met kranten en papier; hier renden  loopjongens heen en weer met de laatste  berichten van de Beurs; hier hingen  kranten met het laatste nieuws in de  vitrines; hier dromden geestverwanten  samen voor de verkiezingsuitslagen,  die opgetekend werden op grote borden  aan de gevels van de dagbladgebouwen;  hier dreunden dag en nacht de persen,  en bij sommige gebouwen, zoals dat van  het Handelsblad, kon men de gevaar­ tes vanaf de straat zien draaien in het  souterrain. Alle grote landelijke kran­ ten waren hier vertegenwoordigd — en  daarmee de hele verzuilde samenleving.  De journalisten van de verschillende  geestesstromingen vormden samen in  zekere zin ook een gemeenschap. Zij  schreven over hetzelfde nieuws — als  dat tenminste het belang van de zuil  oversteeg, wat lang niet altijd het geval  was want veel nieuws was alleen voor  de eigen groep interessant. Zij troffen  elkaar in de cafés van de Nieuwezijds  Voorburgwal en zij namen elkaar de  maat. Wie had de meeste primeurs en  wie de mooiste reportages? De onderlinge rivaliteit uitte zich ook  in de huisvesting van de dagbladen.  Omdat de huisvesting niet alleen de  directie, de administratie en de redactie  betrof, maar ook de omvangrijke tech­

nische apparatuur waarmee de kranten  gezet en gedrukt werden, ging het om  gebouwen van groot formaat, een soort  industriële paleizen. Het pand van de  nrc aan de Witte de Withstraat is waar­ schijnlijk het eerste gebouw dat een  dagbladpaleis genoemd is, en wel in het  lyrische boekje dat Johannes Kuyper in  opdracht van Nijgh schreef vlak nadat  het gebouw in 1875 betrokken was.2 Aan  de Nieuwezijds Voorburgwal werden in  de eerste drie decennia van de twintig­ ste eeuw verschillende van dergelijke  dagbladpaleizen neergezet. In 1903 liet het rooms­katholieke  dagblad De Tijd, niet ver van de vermoe­ delijke fundamenten van het Kasteel  van Aemstel aan de Nieuwezijds Kolk,  een gelijknamig gebouw verrijzen. De  architect Antoon J. Joling, een leerling  van de grote katholieke bouwmeester  Pierre Cuypers, maakte er een kleurrijk  gebouw van, dat inderdaad wat weg had  van een middeleeuws kasteel. Tegen­ over het kasteel van De Tijd kwam in  1917 de antirevolutionaire vesting van  De Standaard te staan. Architect Jac.  Duncker ontwierp een tamelijk donkere  gevel met vier classicistische beelden,  die de ‘kleine luyden’ van Abraham  Kuyper vanaf de dakrand in de gaten  hielden. Helemaal aan het begin van de Nieuwe­ zijds Voorburgwal, aan het Hekelveld,  stond vanaf 1931 de ‘Rode Burcht’ van  Het Volk, de spreekbuis van de socialis­ ten. Het grote gebouw, met een 25 meter  hoge, lichte hal, was ontworpen door

f Het gebouw van het Algemeen Handelsblad, circa 1925

11


12


Jan Buys en toonde in de heldere, rechte  lijnen de invloeden die diens werk  onderging van De Stijl en de Nieuwe  Zakelijkheid. Het was Buys’ favoriete  schepping, omdat hij er maximaal  uitdrukking had mogen geven aan zijn  socialistische idealen. In dezelfde periode verrees verderop  aan de Nieuwezijds Voorburgwal een  ander dagbladpaleis in de stijl van de  Nieuwe Zakelijkheid. Dit gebouw dat  J.F. Staal voor De Telegraaf had ont­ worpen, overtrof alle andere dagblad­ paleizen in afmetingen, het had zelfs  een toren. De eigenaar van De Tele­

graaf, Hak Holdert, had zich in 1923 op  slinkse wijze meester weten te maken  van de betreffende locatie ten koste van  het  populaire dagblad Het Nieuws van  de Dag. Tot dan toe was De Telegraaf  in een zijstraatje van de Nieuwezijds  Voorburgwal gevestigd geweest, maar  dat was geen passende huisvesting  voor Nederlands snelst groeiende  dagbladbedrijf. In 1930 kon kranten­ koning Holdert zijn intrek nemen  in het hypermoderne paleis aan de  Nieuwezijds Voorburgwal, ter hoogte  van de Post zegelmarkt, tegenover het  Handelsblad.

Nieuwe Kunst Bij het Handelsblad wilde men zich als  vooraanstaande krant met de oudste  rechten op de Nieuwezijds onderschei­ den met een bijzonder gebouw, toen het  oude grachtenpand niet meer voldeed.  Charles Boissevain, die tegelijkertijd  directeur en hoofdredacteur was, vroeg  als architect Eduard Cuypers, neef en  leerling van Pierre Cuypers. Waarschijn­ lijk was Boissevain via Martin Kalff, een  redacteur van het Handelsblad die veel  over architectuur en kunstnijverheid  publiceerde, met Ed. Cuypers in contact  gekomen. Toen Cuypers de opdracht  in 1902 kreeg, was hij al een gerenom­ meerd maar nog betrekkelijk jong  architect. Cuypers volgde nieuwe stro­ f Geveldetail Algemeen Handelsblad-gebouw, 1978.

mingen in de kunst en architectuur op  de voet. Rond de eeuwwisseling kwam  zijn werk kortstondig onder invloed  van de Jugendstil of Art Nouveau. Aan  het gebouw dat hij voor het Handels­ blad ontwierp, is dat duidelijk te zien.  De gevel is asymmetrisch en helemaal  uitgevoerd in Franse kalksteen, waarin  gestileerde bloemen uitgehakt zijn. De  raamkozijnen hebben de voor Jugend­ stil kenmerkende hoefijzervorm. Het  gebouw van Cuypers laat zich clas­ sificeren als Nieuwe Kunst, zoals de  Nederlandse variant van Jugendstil wel  genoemd wordt. De florale motieven  zijn hier niet zozeer zwierig als wel  sterk gestileerd, bijna geabstraheerd, en

13


14

er worden veel uit de geometrie afge­ leide vormen toegepast. Nieuwe Kunst  staat meer nog dan Jugendstil aan de  basis van wat de twintigste eeuw aan  moderne kunst brengen zou. Maar al  is het gebouw van Cuypers achteraf als  exemplarisch te zien voor deze Nieuwe  Kunst, het is daarvan wel een unieke  uiting. Uiterst origineel is het bollen  van de gevel en het oversteken van de  verdiepingen op zeer zware natuurste­ nen consoles. De gevels van de dagbladpaleizen aan  de Nieuwezijds Voorburgwal waren  de visitekaartjes van de kranten. Zoals  het kleurrijke Kasteel van Aemstel het

katholieke karakter van het dagblad De  Tijd uitdrukte, zoals de heldere recht­ lijnigheid van het gebouw van Het Volk  de socialistische identiteit van die krant  weerspiegelde, zoals het imposante  Telegraaf­gebouw de journalistieke  almacht van Holdert uitdrukte, zo  sprak ook het wezen van het Algemeen  Handelsblad uit het gebouw dat deze  krant in 1902 liet bouwen. Omdat  Cuypers openstond voor vernieuwende  tendensen in zijn werk, heeft hij in  heel uiteenlopende stijlen gebouwd.  Maar zijn gebouwen hebben een deftige  burgerlijkheid gemeen. Dat gold ook  voor het gebouw van het Handelsblad,  dat origineel en avant­gardistisch was


en tegelijkertijd heel deftig. Het liep in  kunstzinnig opzicht vooruit op de twin­ tigste eeuw zonder, zoals de gebouwen  van De Telegraaf en Het Volk, naar het  massapubliek te verwijzen. Het was een  hoogst individuele uiting van Nieuwe  Kunst — het liberalisme in steen gevat.  Gesamtkunstwerk Cuypers propageerde het nieuwe  inzicht dat architectuur en interieur  met elkaar in overeenstemming moes­ ten zijn. Hij ontwierp zijn gebouwen  met oog voor het interieur en andersom  wilde hij dat meubels en siervoorwer­ pen aansloten bij de te bouwen ruimte.  Cuypers was een integraal kunstenaar,  hij was een getalenteerd tekenaar en  ontwierp met zijn bureau ook kunst­ nijverheidsproducten: servies, meubels  en lampen, tot en met de meubelkus­ sens en lampenkappen. Toen hij ter ere  van het 25­jarig verblijf van koningin­ moeder Emma in Nederland een fancy  fair organiseerde, ging hij zo ver in  zijn ideaal er een harmonieus geheel  van te maken dat hij ook de kleding  en de hoedjes ontwierp voor de dames  die achter de stands stonden. Ook van  het Handelsblad­gebouw maakte hij  een  Gesamtkunstwerk: niet alleen de  gevel maar ook de binnenkant van het  gebouw stond in dienst van de schoon­ heid. Het hekwerk bij de loketten  was uitgevoerd in smeedijzer, dat was  gestileerd in geometrische vormen,  net als het hekwerk van de trappen. De  muren waren gedecoreerd met tegels  f Directiekamer Algemeen Handelsblad, circa 1935.

en beschilderd met gestileerde florale  motieven. Zijn belangrijkste opdracht­ gever, de bankier G. Vissering, schreef  na het overlijden van Cuypers: ‘Hij had  behoefte om brillant werk te leveren,  waarvan elk detail in harmonie was  met de omgeving.’ Het wekt dan ook  weinig verbazing dat Cuypers aan­ gewreven werd duur werk te leveren.  Maar  Vissering vergoelijkte in zijn  necrologie de hoge kosten waarmee  Cuypers zijn bouwheren opgezadeld  had: ‘Sterk sprak altijd in hem de artist;  dus, had hij de keus tusschen mooie en  minder mooie zaken, dan koos hij de  mooie, wat veelal neerkwam ook op de  duurste.’3 Omeletje De directie en commissarissen van het  Handelsblad waren bereid de beurs  te trekken voor het prestigieuze ont­ werp van Cuypers. Ook in de rest van  de twintigste eeuw zou het geld bij het  Handelsblad makkelijker rollen dan bij  de geestverwanten uit Rotterdam. De  leiding van het Handelsblad behoorde  tot de Amsterdamse elite en hield zich  veelvuldig op in de Groote Club, die op  steenworpafstand van het Handelsblad­ gebouw gelegen was aan de Paleisstraat.  Hier — en in de net wat minder chique  Industrieele Club, drie hoeken verder  op de Dam in het gebouw Industria —  lunchte en dineerde men vaak, terwijl  de directie in Rotterdam, die er altijd op  uit was de kosten te drukken, liever een  boterham at in de bedrijfskantine. Die

15


16

bedrijfskantine kostte het Rotterdamse  krantenbedrijf trouwens ook veel min­ der geld: het Handelsblad besteedde er  in 1964 maar liefst 63.000 gulden aan,  terwijl de nrc, die meer personeel had,  er slechts 11.000 gulden aan uitgaf. De  latere hoofdredacteur van nrc Han­

delsblad André Spoor herinnert zich  van zijn kennismakingslunch in het  Parkhotel met de Rotterdamse directeur  Willem Pluygers diens voorstel om het  op een omeletje te houden, ‘dan loopt  het niet zo in de papieren’.

Vrijheid Eduard Cuypers werd in 1859 in  Roermond geboren en kwam uit een  rooms­katholiek milieu. De katholieke  afkomst van Cuypers stond de opdracht

voor het Handelsblad­gebouw niet  in de weg, ook al waren de leiding en  lezers van het Handelsblad overwegend  liberaal en protestant. Dat typeerde het


Handelsblad ten opzichte van andere  kranten met een politieke of godsdien­ stige richting. Het was bijvoorbeeld  ondenkbaar dat het bolwerk van De  Tijd, een krant voor de gegoede rooms­ katholieke burgerij, niet ontworpen zou  zijn door iemand uit de eigen katho­ lieke kring. De keuze voor een architect  louter op basis van de kwaliteit van zijn  werk en onafhankelijk van zijn afkomst  weerspiegelt de aparte positie die de  liberale kranten innamen binnen de  richtingskranten. De kranten van liberale richting stam­ den uit de eerste helft van de negen­ tiende eeuw, toen de vrijheid van  meningsuiting en de openbaarheid van  bestuur nog op de autocratische koning  bevochten moesten worden. De meeste  andere richtingskranten werden pas  aan het eind van de negentiende eeuw  opgericht, toen het liberalisme de weg  geëffend had voor de emancipatie van  achtergestelde groepen: katholieken,  de gereformeerde ‘kleine luyden’ en de  arbeiders. In dezelfde periode dat de  voormannen van deze groepen de kran­ ten oprichtten waarmee zij hun achter­ ban mobiliseerden, richtten zij ook de  bijbehorende politieke partijen op. Tussen deze kranten en partijen beston­ den institutionele banden. Het Volk was  eigendom van de Sociaal­Democratische  Arbeiderspartij en de socialistische  vakcentrale; de hoofdredacteur werd  benoemd door het partijcongres. Bij De  Standaard was hoofdredacteur Kuyper  tevens eigenaar van de krant en partij­ f Redactie Algemeen Handelsblad, 1925.

leider van de Anti­Revolutionaire Partij.  Ook Colijn na hem combineerde de  functie van hoofdredacteur met die  van partijleider. De katholieke kranten  waren niet aan de partij maar aan de  kerk gebonden. De bisschop stelde een  censor aan, die waakte over de roomse  eenheid. Bij het Algemeen Handelsblad en de  nrc waren de banden met de liberale  partij veel minder direct. Om te begin­ nen zat er ongeveer een halve eeuw  tussen de oprichting van de kranten en  die van de eerste liberale partij in 1885,  die nog niet eens een partij was maar  een unie van kiesverenigingen. Verschil­ lende liberale facties bleven buiten deze  Liberale Unie. Aan de linkerzijde waren  er de zogenaamde radicalen, die in 1892  de Radicale Bond stichtten. Deze ging in  1901 op in de Vrijzinnig­Democratische  Bond. De nrc en het Handelsblad had­ den beide met deze radicale vorm van  liberalisme weinig op. Zij vertolkten  eerder het meer behoudende libera­ lisme van de Liberale Staatspartij ‘De  Vrijheidsbond’. Deze partij werd in 1921  opgericht en ging in 1946 op in de Partij  van de Vrijheid, die in 1948 weer opging  in de Volkspartij voor Vrijheid en Demo­ cratie (vvd). Maar met geen van deze  opeenvolgende partijen onderhielden  de twee kranten een formele band. Het  ontbreken van formele banden was een  logisch gevolg van de functie die de  liberale pers van oudsher had. Zij was  voortgekomen uit de strijd voor pers­ vrijheid, voor het recht op de openbaar­

17


18

heid van bestuur en de vrijheid van  informatie. De onafhankelijkheid van  de pers behoorde tot de essentie van het  liberale gedachtengoed. Onafhankelijkheid wilde niet zeg­ gen dat er bij de liberale kranten geen  verbondenheid gevoeld werd met  liberale politici of dat er geen contacten  waren tussen liberale politici en liberale  journalisten. Sommige journalisten  namen zelf deel aan de politiek. J.J. van  Bolhuis bijvoorbeeld was parlementair  redacteur van de nrc in de jaren dertig  en tegelijkertijd hoofdredacteur van  het orgaan van de Vrijheidsbond. Maar  het wezenlijke verschil met de andere  richtingskranten was dat de contacten

vrijblijvend waren. Liberale journalis­ ten konden — als ze dat wilden — de  woorden van geestverwante politici  naast zich neerleggen, want er was geen  machtsrelatie, niet via instituties, noch  via eigendom. Liberale politici had­ den geen sanctiemogelijkheden — ze  konden alleen klagen, klagen dat de  geestverwante pers te kritisch was, en  dat deden ze dan ook veelvuldig. Zo  vond de fractievoorzitter van de vvd  in de Eerste Kamer, H. van Riel, dat de  liberale kranten ‘de Partij’ ‘op onaccep­ tabele wijze’ bekritiseerden. Wilde het  Nederlands liberalisme voortbestaan,  dan moest ‘er een dagblad komen, dat  constructieve critiek levert’, een krant


opkopen was de beste oplossing.4 Ook  de commissie die zich van het hoofd­ bestuur van de vvd in 1948 over het  persbeleid moest buigen, pleitte voor  de oprichting van een eigen orgaan.  De commissie stelde vast dat dit niet  nodig zou zijn ‘als niet de pers, welke  men gewoonlijk, doch ten onrechte als  vvd­gezind aanduidt, bij tijden onze  Partij volkomen afviel en tot publicaties  overging, welke men zelfs met “gevaar­ lijk” voor het aanzien van de Partij kan  betitelen.’5 Hoe vaak het ook voorgesteld werd,  het kwam nooit tot oprichting van  een eigen dagblad. Men realiseerde  zich daarvoor te goed dat de steun van  een afhankelijk orgaan minder waard  was. Bovendien kon de liberale partij  op het moment van de waarheid wel  op de liberale pers rekenen. Net als  de andere richtingskranten gaven de  liberale kranten aan de vooravond van  de verkiezingen een stemadvies — en  zowel de nrc als het Handelsblad  adviseerde de lezer steevast om op de  liberale partij te stemmen. Eén geval  uitgezonderd: bij de verkiezingen van  1922 prees de parlementaire redacteur  van het Handelsblad, C.K. Elout, naast  de Vrijheidsbond ook de Christelijk­ Historische Unie aan. Dat Elout zich  deze vrijheid kon permitteren, tekent  opnieuw de aparte positie die de  liberale kranten binnen de richtings­ kranten innamen. Op het gemor onder  de Vrijheidsbonders naar aanleiding  van deze aberratie reageerde Elout in  f Telex-kamer NRC, Witte de Withstraat, 1933.

het Handelsblad dat zijn krant door  geen enkele partij gerekend wenste te  worden tot ‘onze eigen pers’.6 Ongenaakbaar Gezien de vrijheid die de twee kranten  genoten in relatie tot de liberale partij  hing het af van de redactie welke poli­ tieke koers de krant voer. Bij zowel het  Handelsblad als de nrc fluctueerde de  koers van de krant met de hoofdredac­ teur. Onder leiding van dr. I.A. Lam­ ping en dr J. Zaaijer was de nrc aan het  einde van de negentiende eeuw te ken­ schetsen als een conservatief­liberale  krant. In de twintigste eeuw was over  het algemeen juist het Handelsblad  conservatiever dan de nrc. Bij de nrc  werd in de twintigste eeuw de toon  gezet door het lange hoofdredacteur­ schap van mr. G.G. van der Hoeven tus­ sen 1910 en 1936. Plemp van Duiveland  noemde hem in zijn eerder genoemde  overzicht van de Nederlandse journa­ listiek uit 1924 ‘het type van den onge­ naakbaren hoofdredacteur’.7 Van der  Hoeven hield zich met opzet afzijdig  van het publieke leven buiten de krant  en weigerde zitting te nemen in comi­ tés of besturen. Bij zijn redacteuren  moedigde hij ook een dergelijke afstan­ delijke houding aan omwille van een  onafhankelijke en objectieve berichtge­ ving. De latere hoofdredacteur mr. M.  Rooij bewaarde eenzelfde afstand tot  de politiek. Rooij vermeed in zijn eerste  hoofdartikel na de Tweede Wereldoor­ log expres het woord liberaal, omdat

19


20


hij deze term te zeer gelieerd achtte aan  het conservatisme van de vooroorlogse  Liberale Staatspartij. Hij noemde de  nrc ‘een vrijzinnig dagblad, dat even­ wel zijn onafhankelijkheid tegenover  welke partij ook zal bewaren’.8 Vlak  daarop bewees de nrc in de Indonesi­ sche kwestie dat dit geen loze woorden  waren. De stellingname van de nrc in  dit slepende conflict week af van het  standpunt van de Partij van de Vrijheid.  Het kostte de krant honderden abon­ nees en leverde haar de bijnaam ‘De  Rooie Rotterdammer’ op.9 Eén van de  abonnees die het abonnement opzeg­ den vanwege de Indonesische kwestie  was de commissaris en latere president­ commissaris van de nrc Jhr. P.R. Feith.  Ook lezers en commissarissen van het  Handelsblad vonden dat hun krant te  veel meeging met het kabinetsbeleid  inzake de Indonesische kwestie. Drie  commissarissen verweten de hoofd­ redacteur D.J. von Balluseck ‘een al te  verzoenende geest’ in dezen.10 Met zijn  opvolger mr. H.M. Planten waren zij  meer ingenomen. Het Handelsblad was in de jaren vijftig  onder leiding van Planten te typeren  als een vvd­krant. Tijdens redactiever­ gaderingen was de vvd vaak een apart  agendapunt: men besprak wat voor par­ tijbijeenkomsten op stapel stonden en  waaraan de krant aandacht zou beste­ den. Ook werd er jaarlijks een apart  vvd­nummer van het Handelsblad  uitgegeven. De parlementaire redacteur  van het Handelsblad in deze jaren was

A.W. Abspoel. Hij was tevens hoofd­ redacteur van het vvd­orgaan Vrijheid  & Democratie en zoals de opvolger  van Planten, mr. C.A. Steketee, zei:  ‘Hij schreef nooit iets onaardigs over  de vvd.’ Drie mensen die per oktober  1961 voor hun abonnement bedankten,  motiveerden hun opzegging met een  verwijzing naar het gemis aan objectivi­ teit in de Kamerverslagen.11  De nrc moest zich in 1952 juist verwe­ ren tegen kritiek van een abonnee dat  zij ‘in de richting van de P.v.d.A. zou  gaan’. Het antwoord dat onder verant­ woordelijkheid van hoofdredacteur  Rooij geschreven werd aan deze boze  lezer luidde: ‘De nrc stelt zich (...)  niet tot doel spreektrompet te zijn van  eigen politieke opvatting. Haar redactie  streeft naar betrouwbare voorlichting  en de grootst mogelijke mate van objec­ tiviteit.’12 Geesteshouding Bij het 125­jarige jubileum van de  nrc in 1969 schreef hoofdredacteur  Stempels dat zijn krant door haar  onafhankelijke opstelling ook door  veel ‘politiek anders gerichte mensen’  gelezen werd. Liberaal duidde in het  geval van de nrc volgens hem meer op  een geesteshouding dan op een partij­ politieke richting.13 Lezersonderzoek  uit diezelfde periode bevestigde dat  beeld. Er kwam uit naar voren dat de  nrc een politiek gezien pluriforme  lezersgroep had: 36 procent stemde  vvd, 21 procent stemde PvdA, 11 procent

f Verkiezingsuitslagen op gevel Algemeen Handelsblad, 1948.

21


22

stemde chu, 6 procent arp en 1 procent  kvp. Bij de lezers van het Handelsblad  was de politieke voorkeur eenduidi­ ger: 51 procent stemde vvd, 8 procent  PvdA, 7 procent chu, 6 procent arp en  2 procent kvp.14 In 1964 had het eigen  bedrijf onderzoek gedaan in het abon­ neebestand naar abonnementen van  Kamerleden. Hieruit bleek dat van de  leden der Staten­Generaal 43 procent  thuis een abonnement had op de nrc  en 15,5 procent op het Handelsblad.  Maar de Kamerleden voor de vvd  waren thuis juist vaker geabonneerd  op het Handelsblad: van de leden van  de Tweede Kamer voor de vvd waren  acht thuis geabonneerd op het Handels­

blad, tegenover vijf op de nrc. Van alle  andere partijen tezamen waren 80 leden  van de Staten­Generaal thuis geabon­ neerd op de nrc, tegenover 22 op het  Handelsblad. Het grootste verschil zat  aan linkerzijde: maar liefst 24 Tweede  Kamerleden voor de PvdA en vier voor  de psp waren thuis op de nrc geabon­ neerd, tegenover slechts drie Tweede  Kamerleden voor de PvdA en één voor  de psp op het Handelsblad.15 Kortom, midden jaren zestig was het  Handelsblad nog als een vvd­krant te  typeren. Maar in het tweede deel van  de jaren zestig werd de redactie van  het Handelsblad meegezogen in de  culturele revolutie, die de nrc nage­


noeg onaangedaan liet. Het resultaat  was dat de politieke koersen van de  twee kranten elkaar aan het eind van de  jaren zestig kruisten. Abonnees van het  Handelsblad stelden vol afschuw vast  dat hun lijfblad ‘rode’ ideeën overnam.16  De links­liberale partij D66 kreeg in het

Handelsblad bijvoorbeeld veel posi­ tieve aandacht. Bij de nrc daarentegen  reageerde men terughoudend en met  dedain op deze jonge partij en haar  ideeën voor staatsrechtelijke vernieu­ wing.

De gevels en het karakter van de krant Tussen de bouw van beide dagblad­ paleizen ligt een periode van dertig jaar:  drie decennia waarin Nederland zich  ontwikkelde tot een industriële natie.  Tegen de tijd dat Cuypers voor het Han­ delsblad aan de slag ging op de Nieu­ wezijds Voorburgwal was een nieuw  tijdperk aangebroken. Architecten zoals  hij keken met optimisme de twintig­ ste eeuw in. Zij verwierpen beproefde  oplossingen en zochten naar nieuwe  wegen. Zij braken met de gangbare,  historiserende bouwstijlen. De architec­ ten van het nrc­gebouw, J.C. Belling­ wout en J.M. van Binsbergen, grepen  daarentegen in hun werk nog terug op  de geschiedenis. In het gebouw dat zij  voor de nrc ontwierpen, zijn duidelijk  classicistische elementen aan te wijzen:  de symmetrische opzet van de gevel, de  verticale banden en hoekblokken van  natuursteen en de brede daklijst. Het  was naar de toenmalige maatstaven  indrukwekkend van formaat, maar het  was vooral een functioneel gebouw.  f Zetterij Algemeen Handelsblad, na 1903.

Voor zover het de nrc veel geld gekost  had, lag dat aan de moderne faciliteiten  waarover het beschikte. De artistieke  dimensie die Cuypers dertig jaar later  aan het gebouw van het Handelsblad  zou geven, ontbrak in Rotterdam. Niet  voor niets is het Handelsblad­gebouw  geclassificeerd als rijksmonument.17  Het gebouw van de nrc heeft pas heel  recent de status van een gemeentelijk  monument gekregen, terwijl die status  met een negentiende­eeuws gebouw  in de gebombardeerde stad al gauw  verdiend is. Dat de status in maart  2010 alsnog verkregen is, heeft alles te  maken met het belang van de Witte de  Withstraat voor Rotterdam als her­ nieuwd cultureel centrum. Het nrc­ gebouw fungeert in deze straat als ‘een  essentieel en beeldbepalend onderdeel  in de straatwand’, aldus de ambtelijke  nota waarin het gebouw als monu­ ment werd voorgedragen. Het gebouw  ging — en gaat nog steeds — op in het  eclecticistische beeld van de Witte de

23


Withstraat, terwijl het gebouw van het  Handelsblad juist in het oog sprong —  en dat nog steeds doet — aan de Nieuwe­ zijds Voorburgwal. 24

Lichtvoetig Wanneer we de gevels van de twee  dagbladpaleizen vergelijken, dan valt  de symmetrie van de gevel van de nrc  aan de Witte de Withstraat op tegenover  de asymmetrische gevel van het Han­ delsblad. Het nrc­gebouw was rechttoe  rechtaan. Afgezien van de natuurstenen  elementen was het geheel van baksteen  gemaakt. Een sober en een enigszins  saai gebouw. Dat van het Handelsblad  daarentegen was speels met zijn rondin­ gen, verspringende dieptes, hoefijzer­

bogen, twee balkons van verschillende  grootte en een gebeeldhouwd reliëf in  de top. De gevel, die geheel opgetrokken  was in peperdure Franse kalksteen, had  iets opzichtigs, iets mondains. Bedoeld  of onbedoeld sloten deze kenmerken  aan bij de verschillende karakters van  de twee kranten. Want net als zijn gevel  was het Handelsblad in vergelijking  met de nrc werelds. En net als haar  gevel was de nrc in vergelijking met  het Handelsblad zakelijk en serieus. De eerste die een duidelijk lichtvoetig  element bracht in de journalistiek van  het Handelsblad was Charles Boisse­ vain. Van 1887 tot 1919, meer dan dertig  jaar lang, schreef hij de rubriek ‘Van  dag tot dag’. Persoonlijke en levendige


bespiegelingen die ongekend waren in  de Nederlandse journalistiek. Afgezien  van de harde toon waarop het politieke  discours gevoerd werd, boden de Neder­ landse dagbladen toen nog droge kost.  Het Handelsblad stond dan ook al vroeg  bekend als ‘de “leesbare” Courant’ in  ‘contrast met de Rotterdammer’, zoals  de nrc ook wel genoemd werd.18 De  nrc was juist de exponent van de droge,  zakelijke wijze van berichtgeving, die  bij andere kranten in de loop van de  twintigste eeuw langzaam verdween.  Emoties werden bij de nrc vermeden,  foto’s tot in de jaren twintig uit de  kolommen geweerd. Tot 1935 werd de  nrc opgemaakt over vijf kolommen,  wat een statisch uiterlijk opleverde in  vergelijking met andere kranten. Het Handelsblad ging al in 1884 over op  zes kolommen. Nieuwsfoto’s nam het  Handelsblad al in 1905 op en een jaar  later ook politieke tekeningen.19 Het  Handelsblad had in vergelijking met de  nrc ook meer verslaggevers, die actief  speurden naar het kleine nieuws en  meeslepende reportages schreven. In dit  opzicht werd de krant echter in de loop  van de twintigste eeuw voorbijgestreefd  door De Telegraaf — en na de Tweede  Wereldoorlog ook door Het Parool. De opmaak van de nrc mocht dan wel  statisch en fantasieloos zijn, technisch  gezien was de verzorging van de nrc  goed in orde. Bij het Handelsblad was  dat lang niet altijd het geval. In de jaren  dertig stelde hoofdredacteur Von Ballu­ seck vast dat het uiterlijk van zijn krant  f Zetterij NRC, Witte de Withstraat, 1933.

vanwege achterblijvende investeringen  op technisch gebied minder mooi was  dan dat van andere dagbladen.20 Na de  Tweede Wereldoorlog werd de toestand  waarin het technische bedrijf van het  Handelsblad verkeerde steeds ongun­ stiger: de persen waren versleten en  de zetterij had te veel werk. De matige  afdrukkwaliteit en veelvuldig voorko­ mende zetfouten ontsierden in die jaren  het uiterlijk van de krant. Offer aan de sensatiezucht De nrc was in vergelijking met het  Handelsblad een meer intellectuele  krant. De redactie besteedde veel aan­ dacht aan literatuur en wetenschap.  Men kon bogen op de medewerking  van grote namen als Hendrik Mars­ man, Johan Huizinga, Albert Helman  en Simon Vestdijk. Aan de opleiding  van de redacteuren werden bij de nrc  ook hogere eisen gesteld dan bij andere  kranten, zeker voor het vlaggeschip van  de nrc, de parlementaire redactie. Jules  van der Wielen hoopte in 1929 bij de  nrc te kunnen treden in de voetsporen  van zijn vader, die tot zijn vroege over­ lijden in 1914 het Kamerverslag voor de  nrc had gemaakt. Maar Jules had geen  gymnasium gedaan, noch gestudeerd  en werd dus te licht bevonden voor de  parlementaire redactie van de nrc. Bij  het Handelsblad was hij wel welkom.21 Met enige spijt stelde de voorzitter van  de Raad van Commissarissen van het  Handelsblad, mr. Chr. P. van Eeghen,  in de vergadering van 1 december 1955

25


26


vast ‘dat in kringen van gestudeerden  dikwijls de voorkeur wordt gegeven  aan de nrc met het oog op de rubrieken  wetenschap en literatuur’. Hoofdredac­ teur Planten zette daarop uiteen ‘dat  het Algemeen Handelsblad een andere  politiek voert dan de nrc. Ons streven  is in de eerste plaats om een algemeen  dagblad te zijn. Wij kunnen ons daarom  niet, gelijk de nrc, specialiseren in  bepaalde rubrieken, waardoor de andere  berichtgeving in het gedrang zou  komen.’ Het Handelsblad wilde voor  een grotere lezerskring aantrekkelijk  zijn en bood daartoe in vergelijking met  de nrc meer amusement, meer sensa­ tioneel nieuws en lokte de lezer met  koppen die bij de nrc afschuw wekten.  Oud­hoofdredacteur van de nrc Rooij,  die als externe gast in 1962 zijn mening  mocht spuien over het Handelsblad,  noemde de grote koppen ‘een offer aan  de sensatiezucht’.22 Bij de nrc had men evenwel mak­ kelijk praten. Het concern had in 1931  het populaire Dagblad van Rotterdam  gekocht, dat na de oorlog voortgezet  werd als het Algemeen Dagblad. Zo  bestreek het concern van de nrc ook de  lagere regionen van de dagbladmarkt en  kon de krant nrc het zich dus permit­ teren elitair te zijn. De oplage van de  nrc bleef dan ook vanaf de jaren dertig  substantieel achter bij die van het Han­ delsblad. Midden jaren dertig had het  Handelsblad een oplage van 50.000 en  de nrc een oplage van 35.000.

Vanaf de jaren dertig was het redactio­ nele beleid van het Handelsblad erop  gericht een algemeen dagblad te zijn.  Onder hoofdredacteur Planten leidde  dat in de jaren vijftig tot een zekere  onbenulligheid. Op de jaarlijkse redac­ tievergadering in het American Hotel  in 1954 spoorde hij de redactie als volgt  aan: ‘Wij moeten meer aandacht schenken  aan het “gezellige” nieuws en hebben  daarvoor veel reportage nodig. Aan­ komst van filmsterren bijvoorbeeld.  De redactie moet niet te huiverig zijn  om “een sappige moord” op te dissen  en niet bang zijn, dat de tegenwoor­ dige lezer te gauw gechoqueerd zal  raken. Bij de behandeling van een  rechtszaak is het noodzakelijk een  levendig stukje dialoog in te lassen.  Aan datgene waar het publiek over  praat (bijvoorbeeld vliegende scho­ tels) behoort de redactie alle aandacht  te schenken. Er zal misschien een ver­ vlakking zijn, maar het Handelsblad  behoort niet bij zijn tijd ten achter te  blijven, doch deze te weerspiegelen  zonder morele schade te veroor­ zaken.’23   De filmsterren voor wie Planten aan­ dacht wilde, kregen die van filmre­ dacteur Jan Blokker. Hij ging jaarlijks  naar het filmfestival in Cannes. In  1956 mocht hij ook naar Monaco om  het huwelijk van Grace Kelly met  prins Rainier voor het Handelsblad te

f Het huizenblok van het Algemeen Handelsblad, 1963.

27


28

verslaan. Twee van zijn stukken over  het huwelijk haalden de voorpagina.  Blokker kon dus tevreden zijn. Toen  hij op een terrasje zat uit te rusten, zag  hij een nrc liggen, die door een Neder­ landse toerist was achtergelaten. Gretig  keek hij de krant in, op zoek naar het  nieuws dat hem zo intens had bezig­ gehouden. Maar pas op pagina 8 vond  hij een eenregelig berichtje: ‘In Monaco  is gisteren het huwelijk voltrokken  tussen prins Rainier iii van Monaco en  de voormalige filmster G. Kelly.’24 Bij  de nrc werd alles tot de droge essentie  teruggebracht.

Was het Handelsblad vergeleken met de  nrc frivool en sensationeel, uit onder­ zoek van het nipo in 1956 en in 1961  bleek dat lezers de krant juist degelijk  en betrouwbaar vonden. Met name  vrouwen vonden het Handelsblad saai.  ‘Deze krant doet zijn best en wringt  zich in allerlei bochten om de nieuwtjes  net niet te geven,’ was de observatie van  een dame uit Amsterdam­Zuid. En een  andere lezeres uit dit stadsdeel ver­ woordde treffend dat het Handelsblad  meer diende tot lering dan vermaak:  ‘Ik slik iedere avond mijn Handelsblad­ medicijn.’ De lezeressen vonden het  Handelsblad saai in vergelijking met


De Telegraaf. Het Handelsblad zat inge­ klemd tussen de populair­conservatieve  Telegraaf en de elitair­vooruitstrevende  nrc. Hoofdredacteur Von Balluseck  drukte het in een memorandum uit  1936 zo positief mogelijk uit: ‘In het algemeen proberen wij wat de  samenstelling (niet de richting) van de  courant betreft, de volledigheid van  de N.R.Ct. te paren aan den aantrek­ kelijken vorm en gevariëerdheid en  in bepaalde rubrieken ook aan de  luchtigheid van de Telegraaf.’25  Maar in de praktijk was het beleid dat  hij voorstelde een onmogelijke spa­ gaat: ging men meer op de intellectuele  toer, dan verloor men abonnees aan De  Telegraaf, en gooide men het over een  sensationele boeg, dan verloor men  lezers aan de nrc. Een analyse van de  motieven van driehonderd mensen die  per 1 oktober 1961 hun abonnement  opzegden, illustreert dit dilemma. Zij  vielen in hoofdzaak uiteen in twee cate­ gorieën: de progressieven gingen over  naar de nrc en de conservatieven naar  De Telegraaf. Motiveringen binnen de  categorie die overstapte op De Telegraaf  waren: ‘De Telegraaf leest gezelliger; u  bent te saai en rechtschapen, te weinig  boeiend, mijn vrouw mist gezellige  opmaak en dito foto’s.’ Deze groep vond  het Handelsblad moeilijk leesbaar en  droog en de artikelen in het bijvoegsel  vaak erg hoogdravend. De motivering  van de groep die overstapte naar de  f Loketten Algemeen Handelsblad, circa 1978.

nrc was precies omgekeerd: ‘onrustige  opmaak en sensationele berichtgeving  rieken te veel naar De Telegraaf; te veel  aangenaam opgediende artikelen blij­ ken onbenullig te zijn.’ De voorkeur van  deze groep voor de nrc was gebaseerd  op de ‘uitvoerigheid’ van de berichtge­ ving, op de ‘goede literaire overzichten  en kunstkritieken’ en op de artikelen  van J.L. Heldring.26 Bij het Handelsblad vergeleek men  de eigen krant met concurrerende  Amsterdamse bladen als De Telegraaf  en Het Parool. Men wist zich deel  van de Amsterdamse dagbladwereld.  Daarnaast voelde men een rivalise­ rende verbondenheid met het andere  grote liberale dagblad, de nrc. Bij de  nrc daarentegen vergeleek men zich  zelden met andere kranten. Archi­ tectonisch gezien mocht de nrc dan  opgaan in het straatbeeld van de Witte  de With, journalistiek gezien stond zij  op zichzelf. Zij maakte minder deel uit  van de gemeenschap van Rotterdamse  kranten, die alle zeven aan of rond de  Witte de Withstraat gevestigd waren,  dan het Handelsblad deel uitmaakte  van de Amsterdamse dagbladwereld.  In bepaalde opzichten was de eveneens  Rotterdamse krant De Maasbode een  betere krant. De redactie zat er bovenop  het nieuws — men sprak van ‘de raas­ bode’ — en de financiële rubriek was  beter, gaven de opeenvolgende nrc­ directeuren Nijgh en Pluygers zelf toe.27  Maar aangezien het om een katholieke

29


30


krant ging, vormde de Maasbode voor  de nrc geen bedreiging. De nrc neigde  ertoe zichzelf als de maat der dingen  te zien. Terwijl de leiding van het  Handelsblad haar krant altijd tot een  meervoud van vooraanstaande kranten  rekende, afficheerde men zich bij de  nrc als ‘de hoogeschool van de jour­ nalistiek’.28 ‘Voornaamste dagblad van  Nederland,’ luidde de reclameleus in de  jaren vijftig. Stedenmaagd In de geveltop van het Handelsblad  stond een reliëf. Net als op het fronton  aan de achterkant van het zeventiende­ eeuwse wereldwonder van Jacob van  Campen, het Stadhuis schuin aan de  overkant van de straat, was hier de  stedenmaagd in steen gebeiteld. Deze  maagd, het zinnebeeld van de stad  Amsterdam, was op het reliëf afgebeeld  in een schip, dat verwees naar de handel  en scheepvaart. Op haar vaandel, op  de vlag aan de achtersteven en op de  wimpel aan de mast stonden de drie  Andreaskruisen uit het wapen van  Amsterdam. Op het gebouw van de nrc  ontbraken zulke nadrukkelijke verwij­ zingen naar de eigen stad. Rotterdam  drukte een minder groot stempel op de  nrc dan Amsterdam op het Handels­ blad. Omdat Rotterdam de hoofdstede­ lijke allure miste, was het voor de nrc  eenvoudiger om een landelijk dagblad  te zijn. Bij het Handelsblad worstelde  men met de vraag of de eigen krant  in de eerste plaats een landelijke dan  f Drukkerij Nieuwe Rotterdamsche Courant, 1933.

wel een Amsterdamse krant was. Toen  Steketee hoofdredacteur werd in 1958,  legde hij deze vraag voor aan degenen  die zich met abonneewerving bezighiel­ den. Slechts vier van zeven gaven het  volgens de hoofdredacteur juiste ant­ woord: het Handelsblad was in de eerste  plaats een landelijke krant.29 Maar  ook de geschiedenis zou het verkeerde  antwoord geven: in de krantencollectie  van de Koninklijke Bibliotheek is het  Handelsblad ingedeeld bij de dagbladen  uit Noord­Holland, terwijl de nrc bij  de landelijke kranten staat, als voorlo­ per van nrc Handelsblad. Elitekranten Beide dagbladpaleizen hadden impo­ sante entrees. Bij de nrc voerden vier  traptreden in het midden van de gevel  naar een hoge, met smeedwerk ver­ sierde deur. Deze gaf toegang tot een  hal waarvan de wanden met marmer  bekleed waren. Bij het Handelsblad  was de ingang in de rechterhoek van  de gevel: een sierlijke holte in hoefij­ zervorm waaronder een trap naar de  voordeur leidde. Het waren passende  entrees voor kranten die bestierd en  gelezen werden door voorname men­ sen. De directeuren, hoofdredacteuren  en commissarissen van het Handelsblad  waren afkomstig uit Amsterdamse  regentengeslachten, zoals de families  Boissevain, Kalff, Van Eeghen en Six  van Hillegom. De familie Nijgh, die  drie generaties directeuren voor de nrc  leverde, behoorde tot de elite in Rotter­

31


32

dam. Van der Hoeven, die drie decennia  hoofdredacteur was, kwam zoals dat  heette uit een heel ‘nette’ familie en  werd door een collega­journalist van het  socialistische dagblad Het Volk beschre­ ven als ‘echte Leidse kak’.30 Hoewel  A.J. Boskamp, de onderdirecteur van  het Handelsblad, volgens directeur A.  Heldring ‘veelzijdig bekwaam’ was,  kwam hij niet in aanmerking om direc­ teur of hoofdredacteur te worden. Hij  was katholiek en miste, aldus Heldring,  ‘de sociale standing’ om de krant naar  buiten toe te vertegenwoordigen.31 De  elite was in Nederland boven de grote  rivieren van oudsher protestant. Aan  het abonneebestand van de twee kran­ ten was dat in 1965 nog goed te zien:

47 procent van de abonnees van de nrc  was protestant en 43 procent van die van  het Handelsblad. Slechts acht, respec­ tievelijk 6 procent van de abonnees was  katholiek.32 De lezers van de twee kranten behoor­ den tot de meest koopkrachtige en de  meest ontwikkelde groep Nederlanders.  Meer dan 70 procent van de abonnees  van de nrc had een gymnasium­ of  hbs­diploma en 40 procent had een  academische graad. Bij het Handels­ blad had 65 procent van de abonnees de  hoogste vorm van middelbaar onder­ wijs genoten en had 20 procent een  universitaire opleiding. De beroepen  van de abonnees sloten hierbij aan:  ruim de helft was ondernemer, had een


leidinggevende functie of oefende een  vrij beroep uit. De rest behoorde tot het  zogenaamde witteboordenpersoneel,  slechts 1 procent van de abonnees ver­ diende zijn inkomen met zijn handen.33 Ook aan de prijs van de kranten was  de welstand van de abonnees te zien.  Zowel de nrc als het Handelsblad was  aanzienlijk duurder dan andere kran­ ten. Zo was het Handelsblad in 1961 een  derde duurder dan De Telegraaf en Het  Parool en bovendien nog dunner ook.  De prijzen van de nrc en het Handels­ blad ontliepen elkaar niet. Beide kranten hadden een landelijke  verspreiding, maar zowel de nrc als het  Handelsblad telde relatief veel abon­ nees in de eigen stad en omgeving. Het  Handelsblad was verder sterk vertegen­ woordigd in Haarlem en omstreken en  het Gooi; de nrc in Zuid­Holland.34  Grofweg gezegd was het Handelsblad  groter in het Noorden en de nrc groter  in het Zuiden. Hoewel er dus duidelijk sprake was  van een geografische binding, neigden

sommige Amsterdamse intellectuelen  toch naar de nrc. Bij de vooraanstaande  Amsterdamse familie Heldring las men  het Handelsblad. Ook in het ouder­ lijk huis van J.L. Heldring, de latere  buitenlandredacteur en hoofdredac­ teur van de nrc. Maar zijn vader, de  bekende zakenman Ernst Heldring,  die een broer was van de directeur van  het Handelsblad, vond dat de nrc de  beste krant was. In zijn tweede studie­ jaar in Leiden bedankte J.L. Heldring  voor het Handelsblad en abonneerde  zich op de nrc. Dat was precies in het  jaar dat de gevluchte Duitse perswe­ tenschapper Kurt Baschwitz schreef  dat de buitenlandse berichtgeving van  de nrc door weinig kranten ter wereld  werd geëvenaard.35 Ook André Spoor,  die eerst buitenlandredacteur van de  nrc en later hoofdredacteur van nrc  Handelsblad zou worden, was van huis  uit gewend het Handelsblad te lezen,  maar schakelde in zijn studententijd  over op de nrc, omdat deze nog meer  internationaal georiënteerd was dan het  Handelsblad.

Naar binnen Achter de voordeur aan de Witte de  Withstraat leidde een brede hardstenen  trap naar een voorhal, waar een witmar­ meren plaat hing met daarop in gulden  letters de namen van de leidende figu­ f Distributie NRC, transport per trein, 1933.

ren van de nrc die aanwezig geweest  waren bij de eerstesteenlegging in 1874.  Men was nu op de bel­etage en kon met  de trap omhoog naar de verdieping van  de redactie. Daar had iedere redacteur,

33


34

of ieder stel redacteuren, een eigen  kamer aan de gang, waarvan aan het  eind in de hoek met de Eendrachtsstraat  de kamer van de hoofdredacteur was.  Tegenover die kamer was aan de zijde  van de Eendrachtsstraat nog een gang  met acht kamers voor redacteuren. Bleef  men beneden op de bel­etage, dan had  men aan zijn rechterhand de verga­ derzaal der commissarissen, waar alles  ‘kalme deftigheid’ ademde.36 Naast de

boven lag de zetterij, een lichte zaal met  een rij van acht ramen en daklichten.  Wanneer de zetters alle kopij in loden  regels hadden opgemaakt, liet men hier  de vorm met het zetsel in een houten  bak zakken naar de drukkerij — van­ daar de uitdrukking, die journalisten  nog steeds gebruiken, dat de krant is  ‘gezakt’ als de deadline voorbij is en er  niets meer aan de krant veranderd kan  worden.

kamer van de commissarissen lag in de  hoek van de Witte de Withstraat met  de Boomgaardsstraat de kamer van de  directeur. Tegenover deze kamer, dus  aan de zijde van de Boomgaardsstraat,  was in de begintijd de drukkerij. Daar­

Borstbeeld Ging men bij het Handelsblad door  de voordeur naar binnen, dan kwam  men in een gang met twee trappen, die  uitkwam op een vestibule. Daar was een


draaideur, die toegang gaf tot de cen­ trale hal van de bel­etage, waaraan de  loketten lagen. Hier kwamen bezoekers  een advertentie of familiebericht opge­ ven, abonnees hun abonnement betalen  of een adreswijziging doorgeven en  redacteuren een voorschot opnemen om  in het aangrenzende café Scheltema te  verbrassen. Liet men de loketten links  liggen, dan kwam men in het monu­ mentale trappenhuis. De granieten  treden voerden naar de redactie op de  eerste en tweede verdieping en naar de  zetterij op zolder. Op het bordes tus­ sen de twee trappen die naar de eerste  etage leidden, stond het borstbeeld van  Charles Boissevain, de man die bijna een  halve eeuw als redacteur, hoofdredac­ teur en directeur aan het Handelsblad  verbonden was geweest. De geschie­ denis was tastbaar aanwezig in het  gebouw van het Handelsblad, want ook  van andere directeuren en hoofdredac­ teuren hingen geschilderde portretten  in het trappenhuis. In het adminis­ tratielokaal hing het portret van de  oprichter van de krant, Jacob Willem  van den Biesen. Zijn eerste jaargang  was, in leer gebonden, tentoongesteld  in een glazen vitrine. Op het bordes in  het trappenhuis passeerde men ook de  in een ronding gelegen glas­in­lood­ ramen, die Harm Kamerlingh Onnes  ontworpen had ter ere van het honderd­ jarige bestaan in 1928. In prachtig diepe  kleuren waren hier alle fasen in het pro­ ductieproces van de krant verbeeld. Het  was typerend dat men bij het jubileum  f Uitzicht NRC Handelsblad op cafe De Schouw, 1973.

zoveel geld aan kunst uitgegeven had.  Wat dat betreft stond het Handelsblad  in een heel andere traditie dan de nrc,  waar men de middelen liever in het  machinepark stak. 35

Twee portiers Bovenaan de trap op de eerste verdie­ ping trof men bij het Handelsblad de  loge van de tweede portier. Hij was de  deurbewaarder van de kamer van de  directeur en van die van de hoofdre­ dacteur. Toen nrc­directeur Pluygers  voor het eerst bij zijn collega van het  Handelsblad op bezoek was geweest,  riep hij bij thuiskomst in Rotterdam  uit: ‘Die lui hebben twee portiers!’ Dat  vonden ze bij de nrc natuurlijk zonde  van de centen. De kamers van de direc­ teur en de hoofdredacteur lagen bij het  Handelsblad naast elkaar in de ron­ ding van de hal. Bij de nrc lagen de  kamers van de directeur en de hoofd­ redacteur in tegenovergestelde hoeken  van de gevel: stond men voor het  gebouw van de nrc dan was de kamer  van de hoofdredacteur linksboven, ter­ wijl die van de directeur rechtsonder  was. De directeur van de nrc moest de  trap op naar een andere verdieping en  daar de redactiegang helemaal aflopen,  wanneer hij de hoofdredacteur wilde  opzoeken, terwijl de directeur van het  Handelsblad zo bij de hoofdredacteur  binnen kon lopen. De fysieke afstand tussen de directie  en de hoofdredactie bij de nrc en het  gebrek daaraan bij het Handelsblad


36


weerspiegelden de verhoudingen  binnen de bedrijven. Bij de nrc was  de redactionele onafhankelijkheid  statutair gewaarborgd. De hoofdredac­ tie besliste over de inhoud van het blad  en had de leiding over de redactie. De  directie ging over technische en finan­ ciële zaken. Deze formele scheiding  van bevoegdheden was uniek in de  dagbladwereld. Ook het Handelsblad  kende deze scheiding niet. De func­ ties van directeur en hoofdredacteur  werden daar gedurende lange periodes  uitgeoefend door dezelfde personen.  Charles Boissevain voerde vanaf 1885  gezamenlijk met A. Polak de hoofd­ redactie en werd daarbij in 1896 tevens  directeur. Hij liet zich vanaf 1910 in  deze functie waarnemen door zijn zoon  Alfred Boissevain, met wie hij vanaf  1908 ook de hoofdredactie deelde en  die hem in 1916 officieel opvolgde als  directeur. Boissevain senior nam toen  zitting in de Raad van Commissarissen.  In 1922 overleed Alfred Boissevain op  51­jarige leeftijd en werd ir. A. Heldring  directeur en tegelijkertijd plaatsvervan­ gend hoofdredacteur. Heldring werd  na zijn dood in 1938 opgevolgd door  mr. H.M. Planten, die in 1950 hoofdre­ dacteur werd en deze functie drie jaar  lang combineerde met het directeur­ schap, totdat Steketee hem opvolgde als  directeur in 1953. Op zijn beurt schoof  Steketee door naar de positie van  hoofdredacteur, toen Planten in 1958  afscheid nam van het Handelsblad.

f Algemeen Handelsblad, 1976.

Wijsneus De statutaire onafhankelijkheid van  de hoofdredactie van de nrc dateerde  uit 1907, toen de vennootschap onder  firma die de nrc uitgaf ten bate van een  kapitaalinjectie omgezet werd in een  naamloze vennootschap. De verhou­ ding tussen hoofdredactie en directie  kristalliseerde in de daaropvolgende  drie decennia verder uit, toen H. Nijgh  junior, kleinzoon van de oprichter van  de krant, directeur was en mr. G.G. van  der Hoeven hoofdredacteur. De jongste  Nijgh was een krachtige persoonlijk­ heid, niet het type dat zich makkelijk  liet inperken, maar hij kreeg geen  enkele ruimte van Van der Hoeven, die  zich goed bewust was van zijn statutaire  positie. Van der Hoeven waarschuwde  zijn redacteuren voor de directeur. Zo  kreeg redacteur Johan Huijts vooraf­ gaand aan een van zijn eerste nachtdien­ sten van de hoofdredacteur te horen:  ‘En als meneer Nijgh bij u komt, met dit  of dat, u bent de baas, u maakt uit, wat  er in de krant komt’.37 Ook de naoor­ logse directeur Pluygers was het type  dat zich overal mee bemoeide, maar hij  was grootgebracht in de nrc­traditie  en onthield zich van het redactionele  beleid. Zoals André Spoor, die tijdens de  hele periode van zijn hoofdredacteur­ schap met hem te maken had, zei: ‘De  redactionele onafhankelijkheid was  voor Pluygers een traditioneel gege­ ven.’38 Bij het Handelsblad leidde het ont­ breken van een duidelijke afbakening

37


38

van de bevoegdheden van directie en  hoofdredactie in de jaren dertig tot  problemen. Toen A. Heldring in 1922  door de Raad van Commissarissen aan­ gezocht werd directeur te worden, had  hij meteen duidelijk gemaakt dat hij  ‘als Directeur invloed op den toon van  den Courant’ wenste.39 Die werd hem  gegund: hij werd niet alleen als direc­ teur maar ook als plaatsvervangend  hoofdredacteur benoemd naast hoofd­ redacteur mr. J. Kalff. Heldring liet zich  journalistiek niet onbetuigd: niet alleen  verschenen er hoofdartikelen van zijn  hand in de krant, ook schreef hij stukjes  onder pseudoniemen als Wijsneus, Yvis  en Ego. In 1929 werd Kalff opgevolgd  door D.J. von Balluseck, die zich tot

ergernis van Heldring meer onafhanke­ lijk opstelde. In maart 1936 kwam het  tot een openlijk conflict tussen beide  heren. Heldring ontsloeg de parlemen­ taire medewerker, dr. E. van Raalte,  nadat deze in een brief aan Heldring  had laten weten alleen verantwoording  af te leggen aan de hoofdredacteur.40  Van Raalte verlegde zijn werkterrein  naar de nrc. Tussen Heldring en Von  Balluseck ging het ondertussen van  kwaad tot erger. Heldring verweet Von  Balluseck in mei 1936 een onnodig hate­ lijke toon ten opzichte van de nsb, die  de krant veel opzeggingen had gekost.41  Dat najaar stond ook het journalistieke  vakmanschap van Von Balluseck ter  discussie: directeur en commissarissen


verweten Von Balluseck ‘een weinig  onderhoudende wijze’ van schrijven.42  Ook redacteuren zou hij niet tot een  pakkende stijl weten aan te zetten. In  1937 werd Von Balluseck gedegradeerd  tot adviseur van de hoofdredactie. Of  de kritiek op Von Balluseck louter op  professionele gronden gegeven werd, is  de vraag. Waarschijnlijk lag het conflict  vooral in de persoonlijke sfeer. Want  nadat Heldring in september 1938  gestorven was, werd Von Balluseck op  voorstel van zijn opvolger, Planten, in  ere hersteld als hoofdredacteur. In het verlengde van de scheiding tus­ sen de bedrijfsvoering en het redactio­ nele beleid bij de nrc bemoeiden ook  de commissarissen van het bedrijf zich  niet met redactionele zaken. Na een  wijziging van de statuten in 1936 waren  zij wel bevoegd de hoofdredactie advies  te geven, maar van die bevoegdheid  werd hoogst zelden gebruik gemaakt.43  Exemplarisch is de brief die de Raad  van Commissarissen besloot uit te  doen gaan naar mr. Joh. Havelaar. Deze  bekende figuur uit het Rotterdamse  zakenleven had de commissarissen  kennelijk ter verantwoording geroepen  inzake het standpunt van de nrc ten  aanzien van de Indonesische kwestie.  De commissarissen wilden in het ant­ woord aan Havelaar uiteengezet zien  dat zij ‘onder alle omstandigheden wen­ sen vast te houden aan het principiële  punt t.a.v. de onafhankelijkheid van de  hoofdredactie ongeacht het feit of com­ f Telegrafie-afdeling NRC op het dak, 1933.

missarissen individueel op een bepaald  punt een andere mening zouden zijn  toegedaan.’44 Commissaris Feith zag  als enige juiste manier om zijn mening  kenbaar te maken het opzeggen van zijn  abonnement. Ethische opdracht Zo terughoudend als de commissaris­ sen van de nrc waren op redactioneel  terrein, zo zeer lieten de commissaris­ sen van het Handelsblad zich er juist  gelden. In een periode van drieënhalf  jaar tussen 1952 en 1956 bemoeiden zij  zich bijvoorbeeld veertien keer met de  inhoud van de krant. Meestal betrof  het een klacht over iets dat in de krant  had gestaan, een enkele keer over iets  dat juist had ontbroken, zoals aandacht  voor kandidaten van de vvd.45 Bij de  toetreding tot de Raad in 1962 van de  nieuwe commissaris Jhr. M.F. van Len­ nep zei voorzitter Van Eeghen in zijn  welkomstwoord ‘dat het een bijzon­ dere voldoening schenkt in dit college  naast een financieel­economische taak,  een min of meer ethische opdracht te  mogen vervullen, welke hierin bestaat,  dat het met directie en hoofdredactie  de journalistieke opvattingen van het  Algemeen Handelsblad helpt instand­ houden’.46 De scheiding tussen bedrijfsvoering  en redactioneel beleid bij de nrc werd  ook aangehouden ten aanzien van de  aandeelhouders. De statuten bepaalden  dat de inhoud en richting van de krant  tijdens aandeelhoudersvergaderingen

39


40

niet besproken mochten worden. Bij  aandeelhoudersvergaderingen van  het Handelsblad gebeurde dit wel. De  macht was bij het Handelsblad gecon­ centreerd bij een klein aantal preferente  aandeelhouders. De bedoeling van deze  oligarchische constructie was een vijan­ delijke overname te voorkomen. Bij de  nrc wilde men juist geen grootaandeel­

houders. Het aantal aandelen was statu­ tair beperkt tot zes per persoon. Want,  zo schreef financieel directeur Baas in  1951: ‘Het is juist altijd de trots van de  Nieuwe Rotterdamse Courant geweest,  dat de redactie volkomen onafhankelijk  van welke financiële invloed ook, haar  houding kon bepalen.’47

De Tweede Wereldoorlog In het gebouw van het Handelsblad her­ innerde een bronzen plaquette naast de  draaideur in de centrale hal aan mede­

werkers die omgekomen waren tijdens  de Tweede Wereldoorlog. Te betreuren  vielen bijvoorbeeld de chef van de redac­


tie buitenland, Philip Mechanicus, die  op 12 oktober 1944 doodgeschoten werd  in Auschwitz, en de journaliste Hélène  van Meekren, die stierf in Sobibor op  16 juli 1943. In het eerste oorlogsjaar  liet het Handelsblad onder leiding van  Von Balluseck nog een eigen Neder­ lands geluid horen. Von Balluseck had  geweigerd zijn krant in de steek te laten  en een uitnodiging van de regering om  mee te vluchten naar Engeland afgewe­ zen. Op 5 juli 1941 werd hij samen met  onderdirecteur Boskamp gearresteerd,  omdat zij onvoldoende meewerkten  aan de gelijkschakeling van de krant.  Landbouwredacteur S.S. Hoogterp,  die lid van de nsb bleek te zijn, werd  opgedrongen als hoofdredacteur. Onder  zijn leiding verkocht het Handelsblad  zijn ziel aan de nazi’s. In vergelijking  met het Handelsblad bleef de nrc meer  objectieve informatie bieden en zag  daardoor het aantal abonnees tijdens  de oorlog zelfs toenemen. De relatieve  betrouwbaarheid van de nrc was te  danken aan Huijts, aan wie hoofdredac­ teur Rooij zijn positie in de zomer van  1940 overliet, toen hij die voor zichzelf  niet meer kon verantwoorden. Huijts  sympathiseerde met het communisme  en zag de oorlog in het perspectief van  de sociale revolutie. Het kostte hem wei­ nig moeite zich te uiten in het taaleigen  van een totalitaire ideologie. Met zijn  schijnbaar pro­Duitse hoofdartikelen,  waarin hij overigens nooit antisemiti­ sche uitlatingen deed, wist hij de Duitse  autoriteiten op het verkeerde been te  f Het distributie-wagenpark van de NRC, 1933.

zetten. Hierdoor creëerde hij de ruimte  om verrassend objectieve berichtgeving  over de internationale toestand op te  nemen. Rooij verdiende ondertussen  zijn brood in het verzekeringswezen.  Na de bevrijding nam hij zijn oude  positie weer van Huijts over, die hierin  niet gekend werd. Om zo snel mogelijk  weer te mogen verschijnen, zuiverde de  nrc zich na de bevrijding zelf van haar  hoofdredacteur en van haar directeur,  mr. H. de Bloeme, schoonzoon van de  derde Nijgh. Sluiproute Na de oorlog werd zowel de nrc als het  Handelsblad, net als alle andere kranten  die na 1 januari 1943 waren blijven ver­ schijnen, door een verschijningsverbod  getroffen. Het liet zich aanzien dat het  een langdurige zaak zou worden voor­ dat een zuiveringscommissie bepaald  had of de kranten in aanmerking kwa­ men voor een vergunning om opnieuw  te verschijnen. Bij de nrc wilde men  dit niet afwachten. Aangezien de krant  de eigen gelederen al gezuiverd had en  de liberalen bovendien nog niet over  een eigen dagblad beschikten, was men  van de kant van de regering bereid tot  medewerking. In overleg met het minis­ terie van Binnenlandse Zaken kwam  Rooij tot de volgende kunstgreep: er  werd een Stichting nrc opgericht die  een verschijningsvergunning kreeg  voor de Nationale Rotterdamsche Cou­ rant. Zo kwam een nieuwe uitgever (de  Stichting) met een nieuwe titel (Nieuwe

41


42


werd Nationale), terwijl de vertrouwde  initialen behouden bleven. Op 28 juli  1945 rolde de nrc al weer van de pers.  Ook voor het Algemeen Handelsblad  werd een dergelijke sluiproute door  minister Beel van Binnenlandse Zaken  gesanctioneerd, zodat deze krant vanaf  1 september 1945 weer kon verschijnen.  Alleen aan de nummering kon men zien  dat het Handelsblad officieel nog geen  voortzetting van het vooroorlogse Han­ delsblad was. Op 2 januari 1948 mocht  ook de oude nummering hervat wor­ den. De nrc verscheen toen al weer een  halfjaar onder haar oude naam, waaruit  bij de invoering van nieuwe spelling­ regels in 1947 de letters ‘ch’ verdwenen  waren. De Tweede Wereldoorlog betekende  nauwelijks een cesuur in de geschiede­ nis van beide kranten. Hoe dramatisch

de periode van de Duitse bezetting ook  geweest was, op de naoorlogse ordening  van de pers had zij weinig invloed: al  vrij snel na de bevrijding zag het Neder­ landse perslandschap er weer hetzelfde  uit als aan de vooravond van de Tweede  Wereldoorlog. Alleen de onafhankelijk  socialistische verzetskrant Het Parool  was daarin een nieuw verschijnsel. Ook  de protestantse ondergrondse krant  Trouw bleef bestaan, maar dan als een  bovengrondse voortzetting van De  Standaard. Wezenlijke veranderingen  deden zich in de Nederlandse pers pas  voor in de loop van de jaren zestig als  gevolg van de voortgaande schaalver­ groting in de economie, de concurrentie  van de televisie en het losser worden  van de banden die bevolkingsgroepen  bijeenhielden, een proces waaraan  de dagbladen zelf overigens ook het  nodige bijdroegen.

Eilandenrijk Zowel de nrc als het Handelsblad  breidde zich in de loop van de twin­ tigste eeuw uit binnen het stratenblok  waar het oorspronkelijke gebouw was  opgetrokken. Het Handelsblad had  zijn imperium tussen Nieuwezijds  Voorburgwal, Paleisstraat, Spuistraat en  Keizerrijk. De nrc het hare tussen de  Witte de Withstraat, Westblaak Een­ drachtsstraat en Boomgaardsstraat. In  f Ingang Witte de Withstraat met portier, circa 1970.

Rotterdam ging het om een langgerekt  blok, waarvan het gebouw uit 1875 de  hele breedte in beslag nam. Uitbreiding  betekende hier dus automatisch uit­ breiding naar achteren, waarbij door de  geringe breedte van het blok de struc­ tuur tamelijk logisch bleef. Het complex  van het Handelsblad daarentegen was  al minder overzichtelijk van opzet en  werd in de loop der jaren een waar dool­

43


44

hof. Aangezien Cuypers een ondoelma­ tige hoeveelheid ruimte besteed had  aan gangen, hallen, trappen, vestibules  en zogenaamde open ruimtes, was  zijn gebouw uit 1903 al gauw te klein.  In 1921 realiseerde hij een noordelijke  vleugel, waarbij drie panden aan de  Paleisstraat ingelijfd werden. In de loop  van de jaren werden alle buurpanden  opgekocht, totdat het Handelsblad in  1955 het hele blok in bezit had. Gaan­ deweg werd alle andere nering uit het  blok verdreven: de viswinkel die vis aan  de koningin verkocht, de sigarenzaak  op de ene hoek van de Paleisstraat en de  vulpenwinkel op de andere hoek en de  banketbakker Lelieveld ernaast. De van  oorsprong aparte gebouwen, waarvan  de etages niet gelijkliepen, werden bin­ nendoor via trappetjes en doorgangen

in trappenhuizen met elkaar verbon­ den. Mensen raakten in het complex  gemakkelijk de weg kwijt, minder  gemotiveerde medewerkers konden  zich ergens verschansen met een boek of  een schaakspel zonder dat het opviel en  redacteuren die op de zenuwen van de  hoofdredacteur werkten, konden wor­ den weggestopt in een kamertje ach­ teraf, waar nooit iemand langskwam. Autonomie Wat opviel in beide dagbladpaleizen  was het ontbreken van de bij andere  kranten gebruikelijke redactiezaal.  Een grote deelredactie als de redactie  buitenland had wel een gemeenschap­ pelijke kamer, maar veel redacteuren  hadden het rijk voor zichzelf in een  eigen kamer. Bij het Handelsblad zaten


de verschillende deelredacties verspreid  over het grote complex. In de tijd dat  Jan Blokker er filmredacteur was, zat  de kunstredactie in een van de zeven­ tiende­eeuwse pandjes die later bij het  gebouw getrokken waren. Dit pand had  een eigen opgang, naast de sigarenboer.  Blokker en zijn directe collega’s kwa­ men en gingen via deze steile trap en  hadden — zo zij wilden — niets met de  rest van de redactie te maken. Geheel in lijn met het liberalisme was  de vrijheid van de individuele jour­ nalist groot. Bij de nrc waren er tot  1968 zelfs geen chefs; de deelredacties  hadden alleen een eerste redacteur,  meestal degene met de meeste dienst­ jaren. Bij het Handelsblad hadden de  deelredacties wel chefs, maar ook hier  was de autonomie van de redacteur een  geloofsartikel. Redacteuren met een  eigen rubriek beschouwden deze als een  domein waarin zij onaantastbaar waren. De centrale leiding was zwak. Zo ont­ brak de figuur die bij andere kranten de  spil bij het maken van de krant was: de  nrc noch het Handelsblad had tot 1968  een chef­redactie of een ‘nieuws­opper’.  Men leunde bij het maken van de krant  sterk op de traditie — zo was de krant  nu eenmaal altijd gemaakt — en de  opmaakredacteur speelde in de laatste  fase van het productieproces vaak onbe­ doeld een beslissende rol. Voetje van de vloer Op de redacties van andere kranten  heerste meestal meer discipline. Deze  f Redactie Nieuwe Rotterdamse Courant, circa 1969.

redacties werden in het gareel gehou­ den door het collectivisme van de katho­ lieke, socialistische of protestantse  ideologie. En bij commerciële kranten  zonder een politieke of religieuze  richting heerste de tucht van de markt.  Bij Het Vrije Volk was de omgang met  redacteuren autoritair in vergelijking  met de nrc, ondervond Klaus Schreiner.  Hij stapte in 1957 over naar de nrc en  vond de werksfeer daar een verademing.  Hij genoot van de vrijheid die hem er  ten deel viel als redacteur buitenland.  Sytze van der Zee maakte in 1966 de  overstap van de goed georganiseerde  en gedisciplineerde redactie van het  neutraal­populaire dagblad de Haag­ sche Courant naar die van het Handels­ blad. Hij was verbaasd over de vrolijke  chaos die hij aantrof bij het Handels­ blad: redacteuren die voetje van de vloer  speelden of een liedje van de Beatles aan  het instuderen waren, redacteuren die  stelselmatig te laat op het werk kwa­ men. Bij kranten waar sprake was van een  gedisciplineerde redactie onder centrale  leiding bleek de redactionele organisa­ tie sneller te kunnen worden aangepast  aan de eisen van de tijd. Joop Lücker had  de Volkskrant na 1945 op dictatoriale  wijze getransformeerd van een plicht­ matig vakbondsblad tot een aantrek­ kelijke nieuwskrant; Herman Sandberg  voerde vanaf 1961 bij Het Parool met  straffe hand een succesvolle vernieu­ wing door. De Telegraaf ging alle andere kranten

45


46


in Nederland voor bij het adopteren van  een Angelsaksische journalistieke werk­ wijze. Toen de redactie van De Telegraaf  in 1930 het gebouw van Staal betrok,  kreeg men daar de beschikking over een  centrale nieuwskamer. Andere kranten  volgden vroeg of laat met de instelling  van een nieuwsdienst en een centrale  eindredactie. Zowel de Haagsche  Courant als Het Parool kreeg in 1964  de beschikking over een grote redac­ tiezaal met een middentafel, vanwaar  de deelredacties werden aangestuurd.  De redacties van deze kranten functio­ neerden als goed geoliede machines en  dat was hun krant ook aan te zien: die  werd actueler, overzichtelijker en beter  geredigeerd. De nrc en het Handelsblad raakten  steeds verder achterop. Hoofdredacteur

Steketee deed in de jaren zestig bij het  Handelsblad pogingen tot vernieuwing  te komen, maar die verzandden in  vrijblijvendheid. Vanaf 1966 daalde het  aantal abonnees van het Handelsblad  en een jaar later ook dat van de nrc.  Tegelijkertijd bleven de inkomsten uit  advertenties achter door concurrentie  van ochtendbladen, de regionale pers  en de televisie. In 1968 namen nieuwe  hoofdredacteuren het initiatief: bij het  Handelsblad was dat Henk Hofland, een  jaar later bijgestaan door André Spoor,  en bij de nrc J.L. Heldring. Zij voerden  alsnog een journalistieke vernieuwing  met bijbehorende redactionele reorga­ nisatie door. Maar het lukte toen niet  meer het tij te keren. Op grond van  desastreuze cijfers over 1969 werd beslo­ ten de beide kranten in 1970 te fuseren.

De paleizen verlaten Toen in 1970 besloten werd de kranten  nrc en het Algemeen Handelsblad  samen te voegen, waren de bijbeho­ rende dagbladbedrijven al zes jaar  eerder gefuseerd. Het Handelsblad  had als bedrijf een te smalle basis om  zelfstandig te kunnen voortbestaan. Na  jarenlange besprekingen met alle moge­ lijke partners kwam een fusie met de  nrc als minst kwade optie naar voren.  De directie en commissarissen van het  Handelsblad stonden er wel op dat het

een fusie op basis van gelijkwaardigheid  zou worden. Zij waren bang dat, als het  Handelsblad simpelweg gekocht zou  worden door het drie keer zo grote nrc­ concern, het later zou kunnen worden  afgestoten. Daarom bedongen zij de  oprichting van een holding, waarin  beide bedrijven zouden opgaan. In 1964  werd de Nederlandse Dagbladunie  (ndu) opgericht. Maar de leiding van  het Handelsblad kon niet verhoeden dat  ook in deze holding het bedrijfsmatige

f Kamer Cultureel Supplement in Algemeen Handelsblad-gebouw, 1977.

47


48

overwicht in Rotterdam kwam te lig­ gen.  Zodra het technisch mogelijk was de  oplage van zowel de nrc als het Han­ delsblad in Rotterdam te drukken,  verdwenen de nieuwbouwplannen  voor de Amsterdamse vestiging in de  prullenbak. Het hele bedrijf werd nu in  Rotterdam gevestigd. Op 12 augustus  1968 mocht de zoon van de Rotterdamse  directeur Pluygers de eerste paal slaan  van de nieuwbouw aan de Westblaak.  Toen de twee kranten in 1970 ten slotte

ook fuseerden, werd ondanks protest  van de redacteuren van het Handelsblad  de redactie van de gefuseerde krant  eveneens in het Rotterdamse gebouw  gevestigd. Alleen de Amsterdamse  redactie van wat nu nrc Handelsblad  heette, bleef onder leiding van de  Amsterdamse hoofdredacteur Hofland  achter in het gebouw van Cuypers.  Het gebouw werd aanvankelijk opge­ vuld met huurders. Maar gaandeweg  kwamen steeds meer kamers leeg te  staan. De ndu­directie vond de schep­


ping van Cuypers te duur in gebruik en  onderhoud. De Amsterdamse redactie  van nrc Handelsblad moest per 1 janu­ ari 1977 naar een voormalig modemaga­ zijn aan de overkant van de Nieuwezijds  Voorburgwal verhuizen.48 Het gebouw  werd ver beneden de boekwaarde ver­ kocht aan een projectontwikkelaar, die  het zou gaan slopen.49  Geplunderd Ontzield en onttakeld bleef het gebouw  achter. De inboedel werd voor wei­ nig geld te koop aangeboden aan de  werknemers en ten dele ook door hen  geplunderd — of meegenomen naar  huis om het voor plundering te behoe­ den. Prenten die aan de muur hingen,  loden letters uit de zetterij, lange tafels  waarop de kranten voor expeditie  verpakt werden, het werd allemaal het  pand uitgesleept. De hoofdredacteur  van nrc Handelsblad, André Spoor,  stelde voor de schilderijen van Charles  Boissevain, Kalff en Polak in zijn kamer  in Rotterdam op te hangen en die van  oprichter Van den Biesen, A.G. Boisse­ vain en A. Heldring in de vergaderzaal  van de commissarissen. Hier zouden  ze dan naast de portretten van de drie  directeuren Nijgh komen te hangen.  Maar directeur Pluygers vond dat een  onzinnig voorstel. ‘We gaan hier in  Rotterdam toch zeker niet tegen die  Amsterdamse koppen aankijken!’50 Hij  verkocht de drie portretten op eigen  gezag aan de betreffende families. Zo  ontdeed de Rotterdamse directie zich

niet alleen van het technische bedrijf,  van de directeur — die in juni 1967 op  non­actief gesteld werd — en van het  gebouw, maar ook van de geschiedenis  van het Handelsblad. Zelfs de glas­in­ loodramen van Kamerlingh Onnes wer­ den niet veiliggesteld. Toevallig zijn zij  in 2004 in een boerenstal nabij Amster­ dam teruggevonden. De eigenaar had ze  van de sloop gered vanwege de waarde  van het lood. Ze zijn aangekocht door  het Leidse Stedelijk Museum de Laken­ hal en daar nu te bezichtigen.  ‘Het nrc’ In journalistiek opzicht is het stil  geworden op de Nieuwezijds Voorburg­ wal. De Volkskrant ging in 1965 met  Het Parool mee naar de Wibautstraat.  De redactie van Trouw volgde in 1976.  De Rode Burcht werd in 1973 afgebro­ ken, nadat het abonneebestand van Het  Vrije Volk in de jaren zestig in een vrije  val terecht was gekomen. De Telegraaf  verliet in december 1974 haar vesting  tegenover het Handelsblad en vertrok  naar Sloterdijk. Dagblad De Tijd had  zijn kasteel al in 1970 verlaten, maar  werd nog een tijdlang geproduceerd in  het gebouw van het Handelsblad, totdat  het in 1974 als dagblad werd opgeheven.  Het oude Handelsblad­gebouw stond  meer dan een jaar leeg. De onderhan­ delingen tussen projectontwikkelaar  en gemeente verliepen traag. Krakers  wachtten het niet af: op 5 maart 1978  namen zij het complex in bezit. Waar­ schijnlijk had Cuypers zich omgedraaid

f Jan Blokker op de redactie van het Algemeen Handelsblad, 1959.

49


50

in zijn graf, als hij had kunnen zien hoe  zij huis hielden in zijn deftige gebouw.  Er kwamen woongroepen en wilde  feesten. In de voormalige rotatiehal  werden optredens en tentoonstellingen  gehouden en aan de Paleisstraat groen­ ten verkocht. Her en der in het complex  lagen vuilnis, uitwerpselen en braaksel.  Een bewoner die eens zin had de zon te  zien, greep een kettingzaag en maakte  een gat in het dak. Maar de krakers  behoedden het gebouw wel voor de  sloop. Toen hun wilde haren verdwenen  waren, liet de gemeente 87 appartemen­ ten voor hen realiseren in het complex.

De ironie wil dat de krakers van toen  en de bewoners van nu aan hun eigen  wooncomplex refereren als ‘het nrc’ —  alleen de letters op de gevel liegen niet.  ‘Algemeen Handelsblad’ staat er nog  steeds in sierlijke Jugendstil­letters. Naar de polder Terwijl de directie van de ndu ver­ huisd was naar de nieuwbouw aan de  Westblaak, bleef de redactie van nrc  Handelsblad achter in het oude gebouw  aan de Witte de Withstraat. De hoofd­ ingang van het ndu­complex was nu  aan de Westblaak gelegen. Journalis­


ten liepen binnendoor naar het oude  gebouw. De werkomstandigheden  in het honderd jarige gebouw waren  verre van ideaal. Op de bel­etage van  de Witte de Withstraat stond nog een  oude pers, waar werk voor derden op  gedrukt werd. Als die pers draaide, werd  het boven bij de redactie heel warm.  De ramen, die heel hoog zaten, konden  aan de kant van de redactie buitenland  niet eens open. Verder was de ruimte te  klein. Na een moeilijke beginperiode  begon de nieuwe krant in de tweede  helft van de jaren zeventig succes te  oogsten en mochten er meer redac­ teuren worden aangenomen. Men zat  opeengepakt als haringen in een ton.  De onvrede over de huisvesting leidde  op 30 juli 1981 zelfs tot een werkonder­ breking, waardoor de krant die dag niet  verscheen. De directie gaf daarop toe dat  de klimaatbeheersing en luchtvoorzie­ ning onvoldoende waren. Begin 1982 verhuisde ook de redactie  naar de nieuwbouw aan de Westblaak.  Vervolgens was de vraag of de vijf  verschillende bouwdelen, waaruit het  blok tussen de Westblaak en de Witte  de Withstraat bestond, door verbou­ wing geschikt zouden worden gemaakt  voor de toekomst of dat de ndu naar  een nieuwe locatie zou verhuizen. In  1985 werd duidelijk dat de directie een  bedrijfsperceel in de Prins Alexander­ polder op het oog had. Hier waren de  huurlasten lager, de parkeermogelijk­ heden beter en was de bereikbaarheid  optimaal. Hoofdredacteur Wout Woltz  f Loodzetterij NRC Handelsblad, 1976.

ging met de president­commissaris van  de ndu, Pierre Vinken, op excursie naar  de beoogde locatie tussen spoorbaan  en snelweg, nabij een meubelboule­ vard. Woltz, die als journalist groot  was geworden bij het Handelsblad in  het zinderende stadscentrum van het  Amsterdam in de jaren zestig, voelde  zich daar in de polder net zo ‘out of  place’ als de zwaan die er zwom tussen  de kantoorkolossen. Maar tegenhouden  kon hij de verhuizing niet meer. De  Ondernemingsraad van de ndu was  op 11 juli 1985 al akkoord gegaan. De  staking van de voltallige redactie van  nrc Handelsblad op 27 november 1986  bracht de directie er niet toe haar beslis­ sing te herzien. De rest van de veertien­ honderd werknemers van de ndu had  geen probleem met de nieuwe vesti­ gingsplaats. Sommigen lachten in hun  vuistje dat die arrogante collega’s van  nrc Handelsblad hun zin niet kregen.51 In 1989 was het zover: het dagbladpaleis  aan de Witte de Withstraat werd verla­ ten. De letters Nieuwe Rotterdamsche  Courant verdwenen onder een dikke  laag witte verf. Een aantal jaren was het  Fotomuseum er gevestigd, dat in 2007  alweer naar een meer prestigieuze loca­ tie op de Kop van Zuid ging. Nu wordt  het voormalige nrc­gebouw onder  meer gebruikt door de fotovakschool. Terwijl de redactie van nrc Handels­ blad haar werk nog steeds in het kan­ toorpand in de Alexanderpolder doet,  wordt de krant grotendeels geprodu­

51


52


ceerd en gedrukt in Amsterdam. De  moderne techniek waarbij de te druk­ ken tekst kan worden overgeseind naar  willekeurig elke plaats, maakt het niet  langer nodig de redactie te laten werken  in de nabijheid van de technische appa­

ratuur. De scheiding van de redactie en  de techniek betekende het einde van  de dagbladpaleizen. Die van de nrc en  het Handelsblad staan er nog, verweesd  achtergelaten, monumenten van de  persgeschiedenis.

f Boven: achterzijde voormalig Algemeen Handelsblad-complex, 1989. Onder: krakersgalerie Amok in voormalig Algemeen Handelsblad-gebouw, 1980.

53


54


Bronnen

Archieven 55

Archieven nrc Handelsblad52 Archief Algemeen Handelsblad Archief nrc Archief nrc Handelsblad Archief Dagbladunie Archief directie ndu Archief hoofdredactie nrc Handelsblad Archief Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg)/Persmuseum Archief Algemeen Handelsblad Archief Nederlandse Dagbladpers (ndp) Archief M. Rooij

Nederlands Architectuur Instituut (nai) Archief Ed. Cuypers Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid Dokument, aflevering De Passanten,   uitgezonden op televisie door de ncrv op 21  juni 1996.

Gemeentearchief Rotterdam Geluidsopname interview G.A.W. Zalsman

Koninklijke Bibliotheek Microfiches en krantenleggers van de Nieuwe Rotterdams(ch)e Courant en het Algemeen Handelsblad  Andere dagbladen en tijdschriften,  waaronder De Journalist, de Volkskrant,  Vrij Nederland, Jaarboek Mediageschiedenis

Bureau Monumenten Amsterdam

Archief mr F. Kuitenbrouwer

Interviews drs. k.e. abbing (oud­adjunct­directeur  Handelsblad), Amstelveen, 2 oktober  2003. f. baas † (oud­directeur nrc) kort  telefonisch gesprek, 11 november 2000. j.m. bik (oud­redacteur nrc/ nrc  Handelsblad), Den Haag, 11 en 16 oktober  2000. j.a. blokker † (oud­redacteur Algemeen  Handelsblad), telefonisch, 15 januari,  23 juli en 23 september 2003. wilfred boom, (oud­medewerker en plv  chef opmaak nrc Handelsblad), kort  telefonisch gesprek, juli 2010. s. bouman (oud­correspondent nrc en nrc  f Bundelen van de krant NRC, 1933.

Handelsblad Israël), Rotterdam, 10 mei  2001. mr. n. drost † (directeur Handelsblad),  Bloemendaal, 20 april 2000. b.w.l. greif (redacteur Handelsblad),  telefonisch , 28 februari 2005. drs. j.p.a. gruijters † (oud­redacteur  Handelsblad), telefonisch, 22 augustus en  10 september 2003. m. guise-köhler (oud­secretaresse  hoofdredacteur nrc en echtgenote van  wijlen W. Guise), Amsterdam, 2002. mr. j.l heldring (oud­redacteur en  ­hoofdredacteur), Leidschendam,  1 september 1998 en 14 maart 2000;


56

telefonisch, 9 april 2001. Aanvullende  mededelingen, 22 september 2006. prof. dr. j.m.h.j. hemels  (oud­correspondent De Tijd), Malden,  30 september 2001. mw hijmans-sipkes (oud­directie­ secretaresse nrc/ndu), Rotterdam,   okt/nov 2002. h.j.a. hofland (oud­redacteur en  ­hoofd redacteur), Amsterdam,  7 september 2000. j. jansen van galen (oud­redacteur  Handelsblad), kort telefonisch gesprek,  21 november 2003. n.r. klein (oud­redacteur nrc en nrc  Handelsblad), telefonisch gesprek,  9 november 2007 en Capelle aan den IJssel,  13 november 2007. mr. f. kuitenbrouwer (oud­redacteur  en ­commentator nrc Handelsblad),  Amsterdam, 3 mei 2001. mr. h.a.f.m.o. van mierlo † (oud­  redacteur Handelsblad), Amsterdam,  26 februari 2003. w.c. momma (oud­directeur ndu), Velp,  17 september 2004. e.j. moojen † (oud­redacteur nrc/nrc  Handelsblad), Koudekerke, 2 februari  2000. w.h. nieuwenhuis † (oud­redacteur  nrc Handelsblad), Amsterdam, 27 juni  2000. a. nuijten (oud­directeur ndu), kort  telefonisch gesprek op 2 april 2001. e. van overeem (oud­redacteur nrc/nrc  Handelsblad), Vlagtwedde, 6 september  2001. j. van de plasse (krantenonderzoeker)  Alkmaar, 13 oktober 2000. w. pluygers (directeur nrc/ndu),  Haamstede, 15 december 1998. f.j. poll-de muinck keizer † (echtgenote  van wijlen K.L. Poll), Den Haag, 27 januari  2000.

f.g. de ruiter (oud­redacteur nrc en  nrc Handelsblad), telefonisch gesprek,  8 november 2007. dr. a.f.e. salomonson (oud­corres­ pondent Wenen nrc, oud­redacteur nrc  Handelsblad), verkennend telefonisch  gesprek, 17 oktober 2003. j.h. sampiemon (oud­redacteur  Handelsblad/ nrc Handelsblad),  Rotterdam, 16 en 23 juli 2001; telefonisch,  13 augustus 2001. mr. k.m. schreiner † (oud­redacteur   nrc/nrc Handelsblad), Amsterdam,  4 februari 2000. drs. c.m. smits (oud­redacteur nrc),  telefonisch, 2 november 2000. h. smits (oud­redacteur Handelsblad),  Amsterdam, 10 oktober 2003 tijdens  receptie. drs. j.r. soetenhorst (oud­adjunct­ hoofdredacteur nrc Handelsblad),  Voorburg, 1 juli 2003. drs. a.s. spoor (oud­redacteur en  ­hoofdredacteur), Dalfsen, 4 april 2000  en 5 juni 2001; Amsterdam, 29 mei 2001.  Telefonisch, 29 september 1998 en 13  januari, 21 maart en 7 april 2000 en 30  augustus 2001 en 11 februari 2003. mr. c.a. steketee (oud­directeur en  ­hoofdredacteur Handelsblad), Dalfsen,  4 april 2000 en 6 augustus 2003. m.l. tiesinga-autsema (oud­directie­ secretaresse Handelsblad), Den Haag,  24 september 2003. b.c. van der velden (oud­redacteur  nrc Handelsblad), Rotterdam, 9 juli   2001. p. de vink (oud­redacteur Handelsblad),  telefonisch, 23 januari 2004. mr. j.j. vis (oud­redacteur nrc  Handelsblad), Zeist, 4 september 1998;  Den Haag, 19 mei 2005. Telefonisch,  11 november 2004.  mr. b.c.l. waanders (oud­redacteur nrc/


Handelsblad/nrc Handelsblad), Delft,  4 oktober 2000. th. westerwoudt (oud­redacteur nrc  Handelsblad), telefonisch, 9 december  2004. w. woltz (oud­redacteur en ­(adjunct­)

hoofdredacteur Handelsblad/nrc  Handelsblad), Den Haag, 7 september  1998 en 9 januari 2003. s. van der zee (oud­redacteur nrc  Handelsblad), Amstelveen 2 en 23 oktober  2003; telefonisch, 7 oktober 2003. 57

Websites Archipedia, de architectuurencyclopedie  (www.architectenweb.nl) Archiwijzer Bonas (www.bonas.nl) Beeldbank Stadsarchief Amsterdam   (www.beeldbank.amsterdam.nl) Beeldbank Noord­Holland   (www.beeldbank­nh.nl) Eddy le Couvreur, Stadswandelingen door  Rotterdam (www.xs4all.nl/acouvreur)

Website Instituut voor Nederlandse Geschie­ denis (www.inghist.nl), aldaar: Biografisch  Woordenboek van Nederland  Website Koninklijke Bibliotheek   (www.kranten.kb.nl) Parlement & Politiek (www.parlement.com) Wikipedia (www.wikipedia.org)

Literatuur Remieg Aerts, De letterheren. Liberale cultuur in de negentiende eeuw: het tijdschrift De Gids.  Amsterdam, 1997. Remieg Aerts, ‘De openbaarheid van  een pre­moderne stad. Amsterdam en  zijn pers voor 1870’ in: Tijdschrift voor Mediageschiedenis 2/2001, p. 9–25. Martin van Amerongen e.a., Luizen in de pels. 100 jaar journalistiek in Nederland.  Amsterdam, 1984. Pieter Bak, Een ‘meneer’ van een krant: Trouw en Bruins Slot, 1943–1968. Historische Boekerij,  1999. J.Th.M. Bank, ‘Rotterdam — Amsterdam en  de nationale pers’ in: P.B.M. Blaas (red),  Stedelijke naijver. De betekenis van interstedelijke conflicten in de geschiedenis. Den Haag,  1986 Jan Bank en Maarten van Buuren, 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur. Sdu, 2000. Jo Bardoel e.a., Journalistieke cultuur in

Nederland. Amsterdam University Press,  2002. K. Baschwitz, De krant door alle tijden.  Amsterdam Keesing, 1938, 2e druk 1949. G.A.M. Beekelaar, ‘De Arnhemsche Courant  in de eerste helft van de negentiende  eeuw’ in: Beekelaar e.a., Maar wat is het toch voor eene Courant? De Arnhemsche? Opstellen over de Arnhemsche Courant 1830–1850.  Arnhem, 1981, p. 5–24. Elisabeth van Blankenstein, Dr. M. van Blankenstein. Een Nederlands dagbladdiplomaat. Sdu, 2000 Roland K.M. Blijdenstijn en Ronald  Stenvert, Bouwstijlen in Nederland, 1040–1940.  Kosmos, 1994. Jan Blokker, Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek. Bert Bakker, 2010. J. Bosmans, Staatkundige vormgeving in Nederland. Deel ii. De tijd na 1940 (tot 1994).  Assen, 1995.


58

Piet Bouwmeester, De gouden greep van ‘Woeste Willem’. De roerige geschiedenis van het zelfstandige Algemeen Dagblad. Adr. Heinen,  2006. Jan Brauer en Jan Driever, Perszuivering. De Nederlandse pers 1944–1951. Weesp, 1984. Marcel Broersma, ‘Botsende stijlen. De  Eerste Wereldoorlog en de Nederlandse  journalistieke cultuur’, in: Tijdschrift voor Mediageschiedenis 2/1999, p. 40–68. Marcel Broersma, Beschaafde vooruitgang. De wereld van de Leeuwarder Courant 1752–2002. Friese Pers Boekerij  Leeuwarden, 2002. D.J. Cannegieter, Mr J. Huijts. Hoofdredacteur in oorlogstijd. Doctoraalscriptie, 1979.  D.J. Cannegieter, ‘De Nieuwe Rotterdamsche  Courant tijdens de Duitse bezetting,  1940–1945’, in: Spiegel Historiael, februari  1980, p. 115–119. Ch.A. Cocheret, W.F. Lichtenauer (red.),  Bekende Rotterdammers door hun stadgenoten beschreven. Rotterdam, 1951.  Kees­Jan Dijkstra, ‘Verborgen verhoudingen.  Relaties tussen de liberale politiek en  journalistiek ten tijde van de verzuiling’,  in: Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 1998, p. 258–276. John Jansen van Galen en Hendrik Spiering,  Rare jaren. Nederland en de Haagse Post 1914–1990. Nijgh & Van Ditmar, 1993. Louis Gans, Nieuwe Kunst rond 1900. De Nederlandse toegepaste kunst en architectuur van 1885–1910. Gemeentemuseum Den  Haag, 1960 (catalogus tentoonstelling) Louis Gans, Nieuwe Kunst. De Nederlandse bijdrage tot de Art Nouveau. Dekoratieve kunst, kunstnijverheid en architektuur omstreeks 1900,  Utrecht/Oosthoek, 1966. Bert Gerlagh , Ed. Cuypers architect. Doctoraal­ scriptie UvA, 1979 (aanwezig in nai) Paul Groenendijk en Piet Vollaard, Architectuurgids Nederland, 1900–2000. Uitgeverij  010, 2006.

Piet Hagen, Journalisten in Nederland. Een persgeschiedenis in portretten 1850–2000.  Arbeiderspers, 2002. J.M.H.J. Hemels, De Nederlandse pers voor en na de afschaffing van het dagbladzegel in 1869. Assen, 1969. J.M.H.J. Hemels, De emancipatie van een dagblad. Geschiedenis van de Volkskrant, 1921–1981. Baarn, 1981. J.M.H.J. Hemels, H.J. Demoet, (red), Loodvrij en digitaal. Visies op innovatie in grafische communicatie. Uitgeverij Compres, 2001. H.J.A. Hofland, De draagbare Hofland.  Prometheus, 1993. G.J. Hooykaas, ‘De politisering van de  Nederlandse pers’ in: De Negentiende Eeuw,  15 (1991), p. 125–136. A. Huguenot van der Linden, De Telegraaf. Het verhaal van een krant. Amsterdam, 1971. H. Kleijer en A. Knotter, Tekens en teksten. Cultuur, communicatie en maatschappelijke veranderingen vanaf de late middeleeuwen.  Amsterdam, 1992. Johannes Kuyper, ‘L’Etablissement’ / Dagbladpaleis Nieuwe Rotterdamsche Courant. Nijgh  uitgevers, 1876. Paul T. van der Laar, Twee heren vinden elkaar: de fusie van de nrc en het Algemeen Handelsblad bedrijfseconomisch bekeken.  Rotterdam, 1989. Gerry van der List, Meer dan een weekblad. De geschiedenis van Elsevier. Bert Bakker, 2005. R. van der Meulen, De Courant. (Deel i en ii).  Leiden/A.W.Sijthoff , 1885. Gerard Mulder en Paul Koedijk, Lees die krant! Geschiedenis van het naoorlogse Parool, 1945–1970. Amsterdam, 1996. Jouke Mulder, Sydney van den Bergh. Een liberaal. Utrecht, 1975. Jan van de Plasse, Kroniek van de Nederlandse dagblad- en opiniepers. Amsterdam/Otto  Cramwinckel , 2005. L.J. Plemp van Duiveland, Journalistiek in Nederland. Den Haag/Leopold, 1924.


P. de Rooy, Republiek van rivaliteiten. Nederland sinds 1813. Amsterdam, 2002. Debby Roukens, De nrc tijdens de Tweede Wereldoorlog. Doctoraalscriptie, juni 1998,  Rotterdam. W.P. Sautijn Kluit, ‘Het Algemeen  Handelsblad’, in: Bijdragen tot de geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel (deel 7)  Amsterdam, 1896. H.J. Scheffer, In vorm gegoten. Het Rotterdamsch Nieuwsblad in de negentiende eeuw. Leiden,  1960. H.J. Scheffer, De dagbladonderneming. Historische verkenningen. Amsterdam,  1986. M. Schneider, ‘Uit de 100­jarige geschie­ denis van de Nieuwe Rotterdamsche  Courant’, in: Historia 1943, p. 249–253. M. Schneider en J.M.H.J. Hemels, De Nederlandse krant 1618–1978. Van ‘nieuwsthydinge’ tot dagblad, vierde druk. Baarn, 1978. Johan Schot, Harry Lintsen en Arie Rip (red.),  Technology and the making of the Netherlands. The age of contested modernization, 1890–1970.  Walburg Pers/mit Press, 2010. J. Schouwenaar, Tussen Beurs en Binnenhof. J.W. van den Biesen en de politieke journalistiek van het Handelsblad (1828–1845),  Amsterdam, 1999. Nic. Schrama, Dagblad De Tijd, 1845–1974.  Nijmegen, 1996. Kees Schuyt en Ed Taverne, 1950. Welvaart in zwart-wit. Sdu, 2000. Martin Sommer, Krantebeest. J.M. Lücker. Triomf en tragiek van een courantier. Balans,  1993. A. Stempels e.a., Kijk in een jarige krant. nrc 125. Rotterdam, 1969. Siep Stuurman, Wacht op onze daden. Het liberalisme en de vernieuwing van de Nederlandse staat. Bert Bakker, 1992. Taal, G., Liberalen en radicalen in Nederland, 1872–1901. Den Haag, 1980.

W. Visser, De papieren spiegel. Honderd-vijf-entwintig jaar Algemeen Handelsblad, 1828–1953.  Amsterdam, 1953. G. Vissering, ‘Levensbericht van Eduard  Cuypers’ in: Jaarboek van de Nederlandse Maatschappij der Letterkunde, 1928. R. Vos, Niet voor publicatie. De legale Nederlandse pers tijdens de Duitse bezetting. Amsterdam/ Sijthoff, 1988. Frank van Vree, De Nederlandse pers en Duitsland. Een studie over de vorming van de publieke opinie, 1930–1939. Historische  Uitgeverij Groningen, 1989. Frank van Vree, ‘De vuile was van het gezag.  Dagbladpers en journalistieke cultuur  in de jaren vijftig en zestig.’ in: Jaarboek mediageschiedenis, 3/1991, p. 215–242. Frank van Vree, De metamorfose van een dagblad. Een journalistieke geschiedenis van de Volkskrant. Amsterdam/Meulenhoff, 1996. Frank van Vree, ‘ De Witte de Withstraat. Een  bolwerk van goede smaak in krantenstad  Rotterdam‘ , in: Interbellum Rotterdam. Kunst en cultuur 1918–1940, p. 121–147. nai  uitgevers, 2001. Wim Wennekes, Frank van Vree e.a.,  Het lood voorbij. Sijthoff en de Haagsche Courant. Geschiedenis van een dagbladbedrijf.  Amsterdam, 1998. Huub Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 1850–2000. Beroep, cultuur en organisatie.  Boom, 2004. Marriëtte Wolf, Het Geheim van De Telegraaf. Geschiedenis van een krant. Boom, 2009. J.J. Woltjer, Recent verleden. De geschiedenis van Nederland in de twintigste eeuw. Balans, 1992. Jeroen van Zanten, Schielijk, Winzucht, Zwaarhoofd en Bedaard. Politieke discussie en oppositievorming 1813–1840. Wereldbiblio­ theek Amsterdam, 2004.

59


60


Noten 1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.  8.  9.

10.  11.

12.

13.  14.

H.J. Scheffer, In vorm gegoten. Het Rotterdamsch Nieuwsblad in de negentiende eeuw, Leiden 1960, p. 208. Johannes Kuyper, ‘L’Etablissement’ / Dagbladpaleis Nieuwe Rotterdamsche Courant, Nijgh uitgevers 1876. G. Vissering, ‘Levensbericht van Eduard  Cuypers’, in: Jaarboek van de Nederlandse Maatschappij der Letterkunde 1928. Brief van H. van Riel in maart 1963 aan  Sydney van den Bergh. Geciteerd in:  Jouke Mulder, Sydney van den Bergh, Een liberaal, 1975, p. 105. Geciteerd in: K.­J. Dijkstra, ‘Verborgen  verhoudingen. Relaties tussen de  liberale politiek en journalistiek ten  tijde van de verzuiling’, in: Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 1998, p. 258–276, p. 261. Geciteerd in: Piet Hagen, Journalisten in Nederland. Een persgeschiedenis in portretten 1850–2000, Arbeiderspers 2002, p. 269. L.J. Plemp van Duiveland, Journalistiek in Nederland, Den Haag/ Leopold 1924, p. 21. Nationale Rotterdamsche Courant, 28  juli 1945. 600 opzeggingen per jan 1947 vanwege  Indië politiek nrc, aldus RvC nrc,  8 januari 1947. Commissarissen Bos, Van Biema en Six.  RvC ah, 28 januari 1950. Samenvatting van een bespreking van  de hoofdredactie met de chefs van de  redactie­afdelingen op 11 december 1961. Brief aan de heer M. van Rijswijk, d.d.  22 april 1952. Kladversie met aanteke­ ningen van vermoedelijk Rooij. A. Stempels e.a., Kijk in een jarige krant. nrc 125, Rotterdam 1969, p. 24. Lezersonderzoek in opdracht van ndu,  mei 1965.

f Koffiedame in de Witte de Withstraat, 1933.

15.  Onderzoek ndu in eigen abonnemen­ tenadministratie, oktober/november  1964. 16.  Makrotest n.v., ‘Memorandum inzake  een groepsdiscussie ten behoeve van  het Algemeen Handelsblad’, verslag  van een op 8 november 1966 gehouden  groepsdiscussie met elf lezeressen van  het Algemeen Handelsblad. 17.  Rijksmonument nummer 518327. 18.  Commissaris G.S. de Clercq, RvC ah, 8  maart 1935. Idem RvC ah, 7 november  1952. 19.  Beide eerder dan De Telegraaf. Zie  Marriëtte Wolf, Het Geheim van De Telegraaf. Geschiedenis van een krant, Boom  2009, p. 89 en 95. 20.  Memorandum van Von Balluseck,   d.d. 20 september 1936. 21.  De krant komt altijd vol. nrc Handelsblad 1970–1995, p. 126. 22.  Redactiebespreking ah, 19 maart 1962. 23.  Notulen redactievergadering ah, 27  augustus 1954 (American Hotel). De in  de notulen gebruikte afkortingen zijn  hier voluit geschreven. 24.  Jan Blokker, ‘Het Grace Kelly­dilemma’,  in: de Volkskrant, zaterdag 15 april 1989. 25.  Memorandum van Von Balluseck, d.d.  20 september 1936. 26.  Samenvatting van een bespreking van  de hoofdredactie met de chefs van de  redactie­afdelingen op 11 december 1961. 27.  Interview met Pluygers; RvC nrc,  15 januari 1954. 28.  Nota Rooij, ‘De plaats van de N.R.C. in  de Nederlandsche pers. 29.  Memorandum ten behoeve van de  redactievergadering d.d. 3 september  1958. 30.  Piet Bakker, geciteerd in: Frank van

61


62

31.  32.  33.

34.

35.

36.  37.  38.  39.  40.  41.  42.

Vree, De Nederlandse pers en Duitsland. Een studie over de vorming van de publieke opinie, 1930–1939, Historische Uitgeverij  Groningen 1989, p. 119. Leidse kak kon G.G. van der Hoeven  genoemd worden, aangezien hij in  Leiden zowel het gymnasium had  doorlopen als rechten had gestudeerd.  De familie Van der Hoeven was echter  een oud Rotterdams geslacht. RvC ah, 5 mei 1937. Lezersonderzoek in opdracht van ndu,  mei 1965. Lezersonderzoek in opdracht van  de ndu, mei 1965. Het gaat hier om  gezinshoofden. Bijlage 3 Thompson­rapport april 1969,  Verspreiding landelijke dagbladen per  Cebuco­gebied en Lezersonderzoek  Nederlandse Stichting voor Statistiek,  mei 1965. K. Baschwitz, De krant door alle tijden,  Amsterdam Keesing, 1938, p. 230. 2e  druk 1949. Kuyper, 1876, p. 6. Geciteerd in: Van Vree, 1989, p. 118. Interview met Spoor. RvC ah, 28 juni 1922. RvC ah, 18 maart 1936. RvC ah, 11 mei 1936. RvC ah, 6 oktober 1936. Zie ook  13 november 1936.

43.  Commissarissen mochten nu statutair  ook ‘raad en advies aan de hoofdre­ dactie’ geven. (art 13.2) ook wat betreft  de redactionele inhoud. Zie RvC nrc,  22 november 1935. Desondanks komt in  de notulen van de vergaderingen van de  Raad van Commissarissen het redacti­ onele beleid nagenoeg nooit ter sprake. 44.  RvC nrc, 10 september 1949. 45.  Notulenboek 17 november 1952–17 april  1956, p. 15. 46.  RvC ah, 24 januari 1962. 47.  Nota financieel directeur nrc, F. Baas,  ‘Geschiedenis der Nieuwe Rotterdamse  Courant N.V., 1951. 48.  RvC ndu, 17 november 1976, p. 577:  Redactie A’dam naar overzijde in oude  Gerzon­gebouw per 1 jan 1977. 49.  RvC ndu, 9 februari 1977, p. 586: voor  2,2 mln.   In april 1980 zou de gemeente het voor  3,7 mln overnemen. (inventaris iisg) 50.  Interview met Spoor. 51.  Rapport Twijnstra Gudde, 30 september  1986. 52.  Deze archieven zijn na het onderzoek  dat aan dit boek ten grondslag ligt  gedeeltelijk overgegaan naar het iisg/ Persmuseum.


Illustratieverantwoording

Over de auteur

De foto’s op pagina 8, 18, 24, 30, 32, 38,  40, 54, 60 en op het omslag (boven) zijn  afkomstig uit het jubileum­album dat  directeur H. Nijgh kreeg aangeboden door  N.V Vereenigde Fotobureaux te Amsterdam,  naar aanleiding van zijn zilveren jubileum  als directeur van de Nieuwe Rotterdamsche  Courant, in 1933 (Archief nrc Handelsblad).

Pien van der Hoeven (1967) is historicus  en universitair docent aan de Afdeling  Journalistiek van de Rijksuniversiteit  Groningen. Eerder was zij verbonden aan  de Universiteit Leiden, waar zij in opdracht  van nrc Handelsblad promotieonderzoek  heeft gedaan naar de geschiedenis van  de krant. Het proefschrift dat hieruit  voortkomt, verschijnt najaar 2011 bij  uitgeverij Prometheus. Vooruitlopend op  deze publicatie schreef Van der Hoeven  op verzoek van nrc Handelsblad ter  gelegenheid van het veertigjarige bestaan  van de krant Twee kranten, twee paleizen.

Archief nrc Handelsblad: pagina  2 (Bas Roodnat), 26 (Nationaal Foto  Persbureau), 28 (Maurice Boyer), 34, 36  (Maurice Boyer), 42 (Vincent Mentzel), 44,  46 (Bas Roodnat), 50 (Bas Roodnat) en 64  (Chris de Jongh) Collectie Stadsarchief Amsterdam:   pagina 10, 12 (Marijn Schapelhouman),  14 (N.V. Vereenigde Fotobureaux), 16, 20  (Anefo), 22, 52 (Ino Roël) en omslag onder  (Marijn Schapelhouman) Collectie Gemeentarchief Rotterdam:   pagina 6 Maria Austria Instituut: pagina 48  (Henk Jonker) De uitgever heeft geprobeerd alle rechtheb­ benden te achterhalen. Indien er personen  of instellingen zijn die menen rechten te  kunnen doen gelden, worden ze verzocht  contact op te nemen met de uitgever.

Pien van der Hoeven studeerde Nieuwe en  Nieuwste Geschiedenis aan de Universiteit  van Amsterdam. Zij specialiseerde zich in  de Nederlandse buitenlandse politiek na  1945. Haar eindscriptie werd bekroond met  de prijs van het Nederlands Genootschap  voor Internationale Zaken en Instituut  Clingendael. In 1997 publiceerde zij Hoed af voor Marshall. De Marshall-hulp aan Nederland, 1947–1952.

63


Colofon Twee kranten, twee paleizen is in oktober 2010  verschenen bij nrc Boeken. De beeld redactie  was in handen van Robbert van Venetië en  de eindredactie is gedaan door Nico Klein.  Sander Pinkse Boek productie maakte de  omslag en verzorgde het binnenwerk. De  tekst is gezet uit de Lexicon, de huisletter  van nrc Handelsblad. Het boek is gedrukt  bij Wilco in Amersfoort.

De uitgave is mogelijk gemaakt door een bijdrage van het Elise Mathilde Fonds.

Foto’s omslag: boven nrc Radio, circa 1933;  onder topgevel Algemeen Handelsblad, 1978 Foto tegenover de titelpagina: loodzetterij  nrc Handelsblad, 1976 Foto onderaan deze pagina: sloop ndu  Westblaak, 1989 isbn 978 90 79985 26 5 nur 680 www.nrc.nl www.nrcboeken.nl www.nrclux.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.