6 minute read

BRANCHENIEUWS

OP ZOEK NAAR WERKBARE INDICATOREN VOOR AFVALBEHEER

BENCHMARKEN OP CIRCULARITEIT: EEN HELE UITDAGING!

Advertisement

In het huidige VANG-beleid en de monitoring hiervan ligt de focus vooral op afvalscheiding en nog niet op het sluiten van ketens (circulariteit). Ook is er nog onvoldoende oog voor de kwaliteit van recycling en de hogere treden van de Ladder van Lansink. Dit geldt ook voor de benchmark huishoudelijk afval, die tot voor kort vooral de VANG-indicatoren volgde. Daar is dit jaar verandering in gekomen door de toevoeging van een aantal nieuwe indicatoren die de circulariteit meten.

TEKST: FOLKERT STARREVELD (CYCLUSMANAGEMENT) EN JOCHEM BALLOT (HVC)

Zowel in het landelijk afvalbeleid (VANG, LAP-3) als bij de benchmark huishoudelijk afval is de hoeveelheid restafval de meest voorname meetindicator. Deze indicator geeft de hoeveelheid afval- en grondstoffen weer die na bron- of nascheiding in de verbrandingsoven terecht komt (figuur 1: meetpunt 3). Maar hoe representatief is deze indicator eigenlijk voor circulariteit? Als het realiseren van 100% circulair het uiteindelijke doel is, dan gaat het er meer om wat er uiteindelijk op hoogwaardige wijze in nieuwe producten wordt gerecycled, dan wat er gescheiden wordt ingezameld of aan restafval wordt verbrand. Het scheiden van afval is immers geen doel op zich, maar een middel om grondstoffen zuiver en hoogwaardig te houden en/of te maken voor recycling.

BEHOEFTE UIT HET WERKVELD

Ruim een jaar geleden zochten de gemeente Amsterdam en inzamelbedrijf CirculusBerkel contact met de benchmark huishoudelijk afval om aan bovengenoemde tekortkoming in de monitoring iets te doen. Kon de benchmark niet omgevormd worden tot een circulaire benchmark? Al snel bleken ook andere gemeenten en inzamelbedrijven geïnteresseerd in die vraag, en werd er een werkgroep gevormd met de G4-gemeenten, Circulus-Berkel, HVC en ROVA. Samen met de partijen die betrokken zijn bij de benchmark (zijnde de NVRD, Rijkswaterstaat en Cyclusmanagement) is vervolgens gestaag gewerkt aan de ontwikkeling van een aantal indicatoren die de circulariteit duiden, de circulaire indicatoren.

Bij de eerste bijeenkomsten van de werkgroep werd al snel duidelijk dat meten op circulariteit een complexe zaak is. Waar leg je het meetpunt? Welke kwaliteitsniveaus onderscheid je? Is de circulaire ladder van Lansink werkbaar? Voor een branche die gewend is te werken met massabalansen en gewichtseenheden bleek het bovendien ook niet gemakkelijk om circulaire indicatoren te formuleren voor bijvoorbeeld groente-, fruit en tuinafval.

EENVOUDIG STARTEN

Uiteindelijk heeft de werkgroep er voor gekozen om zoveel mogelijk de eenvoud te bewaren. Daarbij kwamen vijf grondstofstromen in aanmerking om circulaire indicatoren voor te ontwikkelen: gft, papier, glas, pmd en textiel. Om ook de recycling van bodemassen mee te kunnen nemen is restafval daaraan toegevoegd. In eerste instantie zijn de circulaire indicatoren in aanvulling op de scheidingsindicatoren, onder het mom ‘geen oude schoenen wegdoen voordat je nieuwe hebt gekocht’. Ook voor het kwaliteitsaspect, ofwel de hoogwaardigheid waarmee circulariteit wordt bewerkstelligd, is de eenvoud gezocht. Niet de Ladder met de 10 R’s maar een versimpelde ‘Ladder van Lansink’ is gekozen om de hoogwaardigheid van het sluiten van materiaalketens te kwantificeren (figuur 2). Wel is er onderscheid gemaakt in hoogwaardige recycling (toepassing in product met minimaal gelijkwaardige kwaliteitseisen aan grondstof en/ of grondstof meerdere cycli te recyclen) en laagwaardige recycling (toepassing in product met lagere kwaliteitseisen aan grondstof en/of grondstof slechts eenmalig te recyclen). Ten behoeve van de eenvoud hebben we de meetpunten nog niet te ver naar achter in de keten gelegd, maar meten we ‘na sortering’ (meetpunt 4). In de komende jaren kan dit verder worden doorontwikkeld naar meetpunten na verwerking/recycling (meetpunt 5).

DEFINITIE CIRCULARITEIT

Met de ontwikkeling van de circulaire benchmark is ook een nieuwe definitie geboren: het circulariteitspercentage. Deze wordt gedefinieerd als zijnde het percentage van de hoeveelheid bij huishoudens vrijkomende grondstof die na sortering, bewerking en nascheiding wordt teruggebracht in de keten (re-use + re-cycle). Hierbij dient te worden opgemerkt dat de hoeveelheid vervuiling in de brongescheiden grondstof geen invloed heeft op het circulariteitspercentage. We meten immers de circulariteit

van de grondstof en niet van de vervuiling. Het meetpunt in de keten is verschoven naar achteren: van meetpunt 3 naar meetpunt 4 (figuur 1) en voor gft-afval gezien het unieke karakter zelfs naar meetpunt 5.

Ook voor fijn restafval is een circulariteitsindicator ontwikkeld, waarbij wordt nagegaan hoeveel procent van het verbrand afval als metaal of vrij toepasbare bouwstof (gewassen bodemas) ‘nuttig’ wordt toegepast. Dit laatste is een meer hoogwaardige toepassing t.o.v. het geïsoleerd/ gemobiliseerd ‘storten’ van ongewassen bodemas.

VERGAREN VAN DE JUISTE GEGEVENS

Per grondstof is nagegaan welke gegevens nodig zijn om bovengenoemde indicator te bepalen. Hierop is de data-uitvraaglijst van de benchmark aangepast. Dit voorjaar was het dan zo ver. De ruim 150 gemeenten die

MEETPUNT 1

scheiding overslag

zich hadden opgegeven aan de benchmark huishoudelijk afval konden facultatief aan de slag met de benchmark circulair. Voor sommigen best een uitdaging, immers veel van de gevraagde data hebben betrekking op de sortering- en bewerkingsstappen na de inzameling en daar hebben gemeenten en inzamelbedrijven minder zicht op.

Voor afval- en energiebedrijf HVC was dat een ander verhaal. HVC is een publiek ketenbedrijf: HVC voert voor haar aandeelhoudende gemeenten zowel activiteiten uit op gebied van inzameling als op het gebied van sortering en verwerking van huishoudelijk afval. Tevens heeft HVC beide systemen - bron- en nascheiding - in huis. Zodoende heeft HVC goed zicht op de gehele afvalketen en de hergebruik- en recyclingrendementen die dat oplevert. Voor alle 26 gemeenten waar HVC de afval- en grondstoffeninzameling verzorgt, heeft HVC de benodigde gegevens in de circulaire benchmark ingevuld. Interessant om te zien is het effect van de bodemas opwerking van HVC, waarmee in veel gemeenten ruim 30 kg restafval per inwoner extra wordt gerecycled.

RESULTATEN

De eerste resultaten van de circulaire benchmark laten nog even op zich wachten. Immers de benchmark over het peiljaar 2019 loopt nog. Wat wel al wordt geconstateerd is dat de indicatoren (logischerwijs) een minder florissant beeld laten zien dan de scheidingsindicatoren van VANG. Het laat in ieder geval wel een realistischer beeld zien in welke mate grondstoffen nu daadwerkelijk circulair worden toegepast.

Wilt u reageren op dit artikel? Stuur een mail naar info@benchmarkafval.nl

MEETPUNT 2 MEETPUNT 3 MEETPUNT 4 MEETPUNT 5

voorsortering sortering verwerking/ recycling toepassing

Huishouden

Brongescheiden grondstoffen

Restafval

figuur 1

Overslag

nascheiding restafval Sortering / bewerking grondstoffen Verwerking grondstoffen

Verbranding Toepassing grondstoffen

figuur 2

Huishouden

Vrijgekomen hoeveelheid papier: 120 kg per inwoner 19 kg per huishouden

Re-use

Re-cycle hoog

Re-cycle laag

Re-cover 5%

5% 40%

55%

De Rooij Milieutechniek drukt zijn stempel op efficiënt nascheiden

De revolutionaire ondergrondse stempelpers van De Rooij Milieutechniek maakt de transitie van bron- naar nascheiding én naar volledig elektrisch inzamelen eenvoudig mogelijk.

Door middel van stempels wordt de reststroom optimaal aangedrukt, en wel zo dat het materiaal eenvoudig na te scheiden is. De stempelpers heeft bovendien een uitgekiend laag eigengewicht, dus elektrisch transport is geen enkel probleem. De pers verbruikt slechts 24V en pas bij een volle container wordt het materiaal aangedrukt. Een zeer laag energieverbruik is het resultaat. Tel daarbij op dat de constructie volledig gelast en volbad verzinkt is, en je bent gegarandeerd van een zeer onderhoudsvriendelijke pers met een lange levensduur.

De duurzame voordelen van de ondergrondse stempelpers

Hoge verdichtingsgraad Door middel van 2 persstempels, alleen werkend bij een volle container, wordt het afval optimaal aangedrukt.

Optimaal geschikt voor nascheiding Door de manier van aandrukken is nascheiding van de rest stroom optimaal te verwezenlijken.

Veilige zwakstroom In de betonput en perscontainer wordt alleen 24 Volt gebruikt; altijd veilig voor de gebruiker, dienstverlener en hulpdiensten.

ongeperst persen persen geperst geperst

Minimaal energieverbruik - Pers treedt pas in werking bij volledig volle container. - Ook toekomstbestendig voor alternatieve energiebronnen. - Door toegepaste componenten geen energieverspilling. - CO 2 -reductie.

Zeer kostenbesparend - Laag energieverbruik. - Hoge verdichtingsgraad dus lage transportfrequentie. - Zeer onderhoudsvriendelijk. - Eenvoudig en snel te plaatsen. - Sterk rendementverhogend door een optimale nascheiding. - Zonder aanpassingen toepasbaar op iedere bestaande betonput en veiligheidsvloer. - Lage investeringskosten. Uitgekiend laag eigengewicht Bij uitstek geschikt voor de transitie naar volledig elektrisch inzamelen.

Voor diverse reststromen geschikt Door een slimme constructie uitstekend inzetbaar voor de inzameling van diverse reststromen, waaronder ongescheiden restafval, PMD en papier & karton.

Dynamische volmelding Geschikt voor de koppeling met ieder volmeldsysteem, evenals ons revolutionaire, dynamische volmeldsysteem Octopus.

Ruimtebesparend Door de hoge verdichtingsgraad minder ondergrondse containers benodigd: minder staal, meer groen!

This article is from: