De grote operatie van Teun
Corrie Schijf Met illustraties van Onno van der Veen
De grote operatie van Teun
1
1
Teun Dit verhaal gaat over Teun. Hij woont in Amersfoort, samen met mama Liesbeth, papa Jeroen, twee broertjes, Boris en Pieter en een grote zus, Maartje. Teun is een heel leuk, lief en slim jongetje. Hij is bijna altijd blij en vrolijk en zijn mama en papa zijn heel trots op Teun. Teun is een hele gewone jongen. Hij vindt het leuk om te spelen met Playmobil en Lego, of met zijn keukentje. Hij speelt graag buiten en hij gaat met Boris naar het voetbalveldje in de buurt. Hij lust graag boterhammen met pindakaas of choco pasta, en patatjes en ijsjes. Hij gaat naar school en als hij thuiskomt mag hij soms op de grote computer of op de iPad van mama een spelletje doen of een filmpje kijken. Soms maakt hij ook wel eens ruzie, maar dat duurt gelukkig nooit lang. Hij vindt het leuk om uit logeren te gaan bij de opa’s en oma’s. In de tuin te werken of met de tractor te racen. Vuurtje te stoken of in het zwembad te spelen. Hij houdt ook van muziek maken. Op de gitaar van papa of op de piano bij oom Onno. Als er een klusje gedaan moet worden helpt Teun graag mee. Hij wil later ook wel klusjesman worden, of brandweerman, of buschauffeur of nog een heleboel andere leuke dingen. Teun is dus een hele gewone jongen! Toch is er ook iets bijzonders met Teun. Toen Teun geboren werd waren zijn mama en papa heel erg blij maar ze zagen al heel gauw dat Teun er een beetje anders uitzag dan de meeste baby’tjes die geboren worden. Zijn hoofd was bijvoorbeeld een beetje groter en zijn handjes waren anders. Hij had geen losse vingers maar twee lieve kleine vuistjes en aan zijn voetjes zaten wel teentjes, maar die zaten bijna allemaal aan elkaar vast. Mama en papa wisten niet zo goed waar dat door kwam en daarom gingen ze naar de dokter om te vragen of die wist waarom Teun een beetje een apart jongetje was. Gelukkig wist de dokter het antwoord. De dokter zei: “Teun is geboren met het Syndroom van Apert. Hij is dus niet apart, maar hij heeft Apert.” “Oh, is het dat,” zeiden mama en papa, maar ze snapten er niks van, want ze hadden er nog nooit van gehoord.
2
Het syndroom van Apert De dokter zat achter een groot bureau en papa en mama zaten tegenover de dokter. Kleine Teun lag op mama’s schoot tevreden op zijn vuistje te sabbelen. “Weet u wel wat het Syndroom van Apert is?” vroeg de dokter. “Nou eh, eigenlijk niet,” zeiden mama en papa. “Dat dacht ik al,” zei de dokter. “De meeste mensen weten dat niet, omdat er maar weinig kindjes geboren worden met het Syndroom van Apert. Er worden maar één of twee kindjes per jaar geboren die dat hebben en Teun is er nu één van.” “Goh,” zei mama, “dan hebben wij dus een heel bijzonder kind.” “Ja,” zei de dokter. “Dat kunt u wel zeggen.” Papa dacht even na en zei toen: “Dokter is het erg als je het Syndroom van Apert hebt?” “Nou, erg is het niet,” zei de dokter. “Het is wel lastig, want Teun zal wel heel vaak naar het ziekenhuis moeten om geopereerd te worden.” Mama schrok een beetje. “Geopereerd? Waaraan dan?” De dokter keek mama en papa vriendelijk aan. “Daar moet u niet van schrikken,” zei hij. “Eigenlijk is het best fijn dat er hele knappe dokters zijn die bijvoorbeeld vingers aan de handjes van Teun kunnen maken, want zonder handjes is het best moeilijk om allerlei dingen te doen.” Ja, dat was natuurlijk zo, dat vonden mama en papa ook. Ze gingen er eens even goed voor zitten en papa zei: “Kunt u ons eens uitleggen wat er dan allemaal gebeuren gaat?” “Ja natuurlijk,” zei de dokter en hij begon te vertellen: “Allereerst gaan we, als Teun een klein beetje groter is, maar nog wel een baby, een schedeloperatie doen. Dat komt omdat de schedel van Teun een beetje groter gemaakt moet worden, zodat zijn hersenen goed kunnen groeien. Als kindjes het Syndroom van Apert hebben groeit hun schedel namelijk niet goed.” Mama en papa knikten. Ja, dat kan natuurlijk niet. Met je hersenen moet je denken en leren. Die zijn heel belangrijk en je schedel, dat is eigenlijk een soort huisje van je hersenen. Als dat huisje te klein wordt gaat dat knellen en voelt dat heel naar, dan krijg je heel veel hoofdpijn en dat moeten we niet hebben natuurlijk. “Ik vind het wel een beetje zielig,” zei mama, “als ze mijn lieve Teun gaan opereren.” “Ja, ik ook,” zei papa. ”Maar ik snap wel dat het niet anders kan. Wat moet er nog meer gebeuren dokter?” “We gaan de handjes van Teun opereren. Eerst krijgt hij aan elke hand een mooie duim en daarna gaan we ook nog vingers maken dan kan Teun alles zelf doen als hij groot is. Bijvoorbeeld eten met een lepel, of een vork. Spelen met Playmobil of Lego. Tekenen met een potlood of stiften. De handvatten van de kruiwagen vasthouden en het stuur van zijn fiets. En zelf zijn broek ophijsen als hij naar de wc is geweest. Dus alles zelf doen waar je je handen bij nodig hebt.”
Papa en mama knikten. Ze begrepen dat dat allemaal heel belangrijk was voor Teun. Nu was hij nog maar een klein baby’tje en had hij er geen last van dat hij geen vingers had. Hij kon niet op zijn duim sabbelen, zoals andere baby’s graag doen, maar zijn kleine vuistje vond hij ook heel lekker. Teun was inmiddels in slaap gevallen en was te klein om te begrijpen wat er allemaal met hem zou gaan gebeuren als hij groter werd. “Zo,” zei de dokter. “Nu weet u wat er voorlopig moet gebeuren. Als Teun groot is, bijvoorbeeld zes jaar, dan moet hij nóg een keer aan zijn schedel geopereerd worden, maar dat duurt nog heel lang dus dat zien we tegen die tijd wel.” “Hebt u nog vragen?” zei de dokter. Papa en mama keken elkaar aan. Ze wisten het even niet meer en moesten eerst maar eens goed nadenken over alles wat de dokter verteld had. “Oh ja,” zei mama. “Dokter, als Teun geopereerd moet worden, mogen we dan wel bij hem in het ziekenhuis blijven? Anders is hij zo alleen.” “Ja hoor. Papa’s en mama’s mogen altijd bij hun kind in het ziekenhuis blijven.” “Oh, gelukkig. Dan kunnen we Teun even knuffelen als hij pijn heeft of verdrietig is.”
Het Sophia kinderziekenhuis Mama en papa gingen met Teun naar het Sophia kinderziekenhuis in Rotterdam. Dat is best ver weg. Daar gaan bijna alle kinderen, die geboren zijn met het Syndroom van Apert, naar toe. De dokters daar weten heel goed hoe ze de kinderen kunnen helpen. Mama vond het maar een lange naam: “Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam” en daarom zegt ze voortaan gewoon: “We gaan naar Rotterdam” of “We gaan naar ‘t Sophia.” Dat laatste klinkt een beetje alsof ze naar de buurvrouw gaat, maar Teun weet dat dat niet zo is, want de buurvrouw heet niet Sophia, maar Martha. In ´t Sophia moesten ze zich eerst melden bij de balie en dan even wachten. Er kwam een mevrouw die zei: “Hallo, ik ben Hansje. Oh en dit is dus Teun?” Ze keek in de buggy waar Teun in lag. “Wat een lieve baby. Hallo Teun, welkom in ‘t Sophia.” Teun vond het allemaal best. Hij lachte vriendelijk naar Hansje en keek om zich heen. Hansje gaf mama en papa een hand. “Ik ben de nurse practitioner,” zei ze. “De wat???” vroeg mama, maar ze sloeg gelijk een hand voor haar mond. Oh, dat is niet netjes. “Sorry,” zei ze. “Ik bedoel eigenlijk: wat is een nurse practitioner? Ik weet wel dat er dokters en zusters in het ziekenhuis werken maar ik weet niet wat een nurse practitioner is.” Hansje legde het uit. “Teun moet naar heel veel dokters en ik ga helpen om dat allemaal te regelen, maar ik ben er vooral voor jullie, de mama en papa van Teun. Als jullie iets willen weten, dan mogen jullie mij altijd opbellen of mailen en dan probeer ik om zo snel mogelijk een antwoord op jullie vraag te geven.” Oh, dat vonden papa en mama wel heel fijn.
3
Toen gingen mama, papa, Teun en Hansje weer verder. Ze spraken met de dokters waar Teun voortaan naar toe moest. De handendokter, de oorarts, de oogarts, de kaakchirurg, de slaapdokter. De fysiotherapeut en de ergotherapeut. De mevrouw van de speelkamer, ja, want er is ook een speelkamer in ‘t Sophia en ze maakten kennis met Fred de gipsmeester, die altijd een mooi kleurtje gips om je arm maakt als je geopereerd bent. “Tsjonge, jonge,” zeiden mama en papa, “Wat zijn hier veel knappe en aardige mensen. Het komt vast goed met onze Teun.” “Ja hoor” zei Hansje, “Jullie hoeven je geen zorgen te maken. Wij gaan Teun hier heel goed helpen. Dag mama Liesbeth en papa Jeroen. Dag Teun, tot ziens!” Teun lachte lief naar Hansje. Hij begreep het allemaal nog niet natuurlijk want hij was nog maar een baby. “Dag Hansje. En nog bedankt hè dat je ons alles hebt verteld.”
Kleuter Teun Teun groeide goed. De afgelopen jaren was Teun al heel vaak naar Rotterdam geweest. Al een paar keer omdat hij geopereerd moest worden, maar ook voor controle. Teun vond het meestal leuk in het ziekenhuis. Je kon er fijn spelen. Er waren boekjes om te lezen en er was een olifantenglijbaan. Het leukste vond Teun de fietsjes. Als Teun en mama moesten wachten ging Teun op de gang rondfietsen. Meestal zag hij ook veel mensen die hij kende, bijvoorbeeld Annemarie, de aardige zuster die heel goed kon verbinden, Fred van de gipskamer, aardige dokters en natuurlijk Hansje. Hij kwam ook weleens andere kinderen tegen met het Syndroom van Apert. Grote Bas en Daan en Britt bijvoorbeeld, die waren alle drie eerder geboren dan Teun en kleine Bas, Myrthe en Tamar, die waren later geboren dan Teun.
4
Teun had nu aan elke hand een duim en vier vingers, net als Boris en Pieter en Maartje. Zijn vingers zagen er wel een beetje anders uit, maar Teun kon er alles mee. Heel soms, bijvoorbeeld als hij een Danoontje moest openmaken, vroeg hij of mama even een beginnetje wilde maken en het dekseltje een heel klein beetje losser wilde doen zodat Teun het beter kon pakken. Maar alleen het beginnetje mocht. Als mama per ongeluk het hele dekseltje eraf trok werd Teun een beetje boos. “Ik kan het zelf,” zei Teun dan en hij bedoelde ook nog “Ik wil het zelf ” want Teun wilde alles zelf doen. Daardoor was Teun ook zo knap geworden. Al gingen de dingen soms een beetje moeilijk, hij bleef oefenen net zo lang tot hij het kon.
Toen Teun vier jaar werd ging hij naar school. De mytylschool in Utrecht. Elke ochtend werd hij opgehaald en ´s middags weer thuisgebracht met een busje. Er waren aardige juffen en er was een zwembad en er stonden heel veel fietsjes in de gangen. Teun had ook een mooie gele fiets. Op school kon je spelletjes doen en tekenen. Er was ook een aardige fysiotherapeute Evelien, en een ergotherapeute en een revalidatiearts en een schoenmaker. Daar kon Teun gewoon onder schooltijd naar toe. Dan kwam mama even naar school, dat was wel makkelijk want dan hoefden ze niet elke keer naar een ziekenhuis. Teun vond het heel leuk op school. Hij was een leuke vrolijke kleuter geworden van bijna zes jaar.
De operatie Op een dag zeiden mama en papa: “Teun luister eens.” Teun was bezig om een treinbaan te maken in de kamer. “Waarom?” zei Teun. “We willen even met je praten,” zei mama.
5
“Toen je nog heel klein was, heeft de dokter verteld dat je een heleboel operaties zou krijgen.” Ja, dat wist Teun, want dat staat in dit boek en dat had mama voorgelezen. “Je hebt al een schedeloperatie gehad toen je nog een baby was en je bent al heel vaak aan je handen geopereerd omdat de dokter vingers ging maken.” Ja, dat wist Teun. Vooral de handenoperaties wist hij nog heel goed. “Weet je ook nog dat de dokter toen heeft gezegd dat je, als je zes jaar was, nog een keer een schedeloperatie zou krijgen?” Dat staat ook in dit boek. Nou, daar had Teun niet zo op gelet. Dat wist hij niet meer. “Moet dat?” vroeg hij “Waarom?”
“De dokter heeft, toen jij klein was, aan ons uitgelegd dat je het Syndroom van Apert hebt en bij kindjes met het Syndroom van Apert groeit hun schedel niet goed. Daarom moest, toen je klein was, je schedel een beetje groter gemaakt worden, anders konden je hersenen niet goed groeien.”
“Je bent nu zes jaar en je schedel wordt weer een beetje te krap. Daarom heb je soms hoofdpijn. Dokter Mathijssen heeft dat op de foto’s gezien die we een tijdje geleden in het ziekenhuis hebben gemaakt. Weet je wel, niet gewone foto’s, maar röntgenfoto’s.” Ja, dat wist Teun. Er waren al vaak röntgenfoto’s van Teun gemaakt. Van zijn handen en van zijn heupen. Je moest dan heel stil zitten of liggen, anders mislukte de foto. Het werden hele gekke foto’s. Foto’s van hoe je er van binnen uitziet. Je kon je botten zien en ook je schedel, maar je kon niet zien of je een gek gezicht trok, of heel lief lachte of wat voor kleren je aan had. “Wanneer moet dat dan?” “Hoe gaat dat dan?” “Wat gaat de dokter dan doen?” “Krijg ik dan verband om mijn hoofd?” “Doet het pijn?” “Moet ik dan lang in het ziekenhuis blijven?” “Kan ik dan nog wel spelen?” “Kan ik dan nog wel naar school?” Teun wilde, zoals altijd, alles weten. Dat waren mama en papa wel gewend. Natuurlijk gingen ze Teun alles goed uitleggen voordat hij geopereerd moest worden. Dokter Mathijssen denkt dat je in maart geopereerd wordt.
Nu is het nog niet zo ver, dus we hebben nog heel veel tijd om er over te praten. Teun vond het eigenlijk niet leuk. Hij had helemaal geen zin in een operatie, maar dat zei hij maar niet. Hij ging nu eerst maar even verder spelen met de treinbaan. Die Teun is toch wel een grote vent. Hij moppert bijna nooit, ook niet als hij vervelende dingen moet doen. Teun is een kanjer!!
Oma komt op bezoek
6
Op een dag komt oma op bezoek. “Dag Teun,” zegt oma. “Wat heb ik gehoord? Moet jij in maart weer naar het ziekenhuis?” “Ja,” zegt Teun. “Waarom?” vraagt oma. “Omdat mijn schedel te klein wordt,” zegt Teun. “En dan kunnen mijn hersens niet goed groeien en dan krijg ik hoofdpijn en kan ik niet goed leren als ik naar de onderbouw ga. Ik ga in de onderbouw leren lezen en schrijven en dan moeten mijn hersens goed kunnen groeien.” “Oh ja, natuurlijk,” zegt oma. “Hoe gaat dat eigenlijk als je in het ziekenhuis geopereerd wordt Teun?” “Nou,” zegt Teun. “Dan ga ik met papa en mama naar Rotterdam. En dan moet ik in het ziekenhuis blijven slapen.” “Moet je daar dan helemaal alleen blijven?” vraagt oma. “Nee,” zegt Teun. “Mama of papa gaan logeren in het Ronald McDonald Huis. Dat is bij het ziekenhuis. Dan zijn ze heel dicht bij mij en papa of mama mogen ook bij mij blijven slapen.” “Goh, dat is wel gezellig,” zegt oma. “Ja, en het is ook best leuk op de afdeling. Er staan leuke dingen op de muur geschilderd en er is een speelkamer met speelgoed en de juf van de speelkamer, dat is Brigitta en die is heel aardig. Als je moe bent en als je niet naar de speelkamer kan gaan komt Brigitta je boekjes brengen of een dvd zodat je een film kan kijken.” “Wat fijn, dat lijkt me een leuk ziekenhuis.” “En hoe gaat het dan als je geopereerd moet worden?” vraagt oma. “Komt er dan een dokter in de ziekenhuiskamer aan je bed en die gaat je dan opereren?” “Neeeee, natuurlijk niet, domme oma. Je weet er niks van.” “Dat klopt,” zegt oma. Ik weet niet hoe dat gaat. Ik ben nog nooit geopereerd.” “Echt niet?” zegt Teun. “Ik wel, al heel vaak.” “Nou Teun, vertel jij mij dan eens wat er dan allemaal gebeurt. Want dat wil ik wel eens weten.”
Dan gaat Teun aan oma vertellen hoe het gaat in het ziekenhuis als je geopereerd moet worden, want dat heeft hij al heel vaak meegemaakt. “Als je wakker wordt mag je op de dag van de operatie niet eten. Soms mag je nog wel een beetje drinken. Je mag niet je eigen pyjama aan maar je moet een ziekenhuispyjama aan. Meestal is die pyjama lichtblauw. Op je hand of op je voet krijg je Emla zalf. Dat is witte zalf met een doorzichtige pleister er over. Door die zalf voel je het niet goed als de dokter je een prik geeft.” Mama heeft ook geluisterd naar wat Teun vertelt. “Ja, heel goed Teun, dat heb je goed onthouden.”
Teun moet even goed nadenken wat er dan verder gebeurt. Mama helpt: “Dan komt de zuster en die doet een bandje om je pols of om je enkel. Op dat bandje staat: ‘Teun van de Koppel’. Zo weten de dokters dat het Teun is die ze gaan opereren. Ook gaat de zuster kijken of je geen koorts hebt met de oorthermometer, want als je koorts hebt mag je niet geopereerd worden.” Oh ja, nu weet Teun het weer. “En als alles klaar is ga ik met mijn bed rijden,” zegt hij. “Waar naar toe,” vraagt oma? “Naar de slaapdokter,” zegt Teun.
De slaapdokter Teun vertelt verder: “Als we bijna bij de slaapdokter zijn mogen papa en mama niet meer allebei blijven, anders wordt het te druk. De mama of papa die wèl mee mag naar de slaapdokter moet een gekke jas aan en een raar mutsje op en ook nog plastic hoesjes om de schoenen. Zo blijft het bij de slaapdokter mooi schoon.” “Haha,” zegt oma. “Dat zal er wel een beetje gek uitzien. Mama of papa met een mutsje en een gekke jas. Het lijkt wel of ze een toneelstukje gaan doen.” “Ja,” zegt Teun. “Het lijkt wel of ze ziekenhuisje gaan spelen.” “Waarom heet de slaapdokter eigenlijk slaapdokter?” vraagt oma aan Teun. “Zit de dokter in zijn schone kamer in zijn stoel te slapen?” “Neeeeeeee, natuurlijk niet,” zegt Teun. “Hij gaat mij in slaap maken.” “Oh,” zegt oma. “Ik dacht al, dat is raar, een dokter die gaat zitten slapen.”
7
Mama vertelt verder aan oma wat er dan gebeurt. “Als Teun aan de beurt is, mag hij op een speciaal operatiebed klimmen. De slaapdokter gaat alles klaarzetten voor de narcose.” “Wat is de narcose?,” vraagt oma. “Dat is als ik in slaap gemaakt ben,” zegt Teun. “Dat heet narcose.” “Oké,” zegt oma. “Weer wat geleerd.”
“Teun krijgt een lampje aan zijn vinger en soms ook een plakker op zijn borst. Daar zitten metertjes aan die de dokter vertellen hoe het gaat met Teun als hij onder narcose is en dus heel diep slaapt” zegt mama. “Oh,” zegt Teun. “Mama je bent wat vergeten!!!” “Wat dan?,” zegt mama. “Je bent de knuffels vergeten,” zegt Teun.
Dat is waar ook, mama is helemaal vergeten te vertellen dat er altijd een knuffel mee mag als je geopereerd wordt en Teun mag altijd samen met de slaapdokter eerst de knuffel in slaap maken. Pinky, Boef of Toet mogen dan bij Teun blijven en dat is heel fijn, want als Teun thuis gaat slapen zijn Boef, Pinky en Toet er ook altijd.
De narcose “Zal ik een kopje koffie voor je maken oma?” vraagt Teun. “Oh, lekker,” zegt oma. “Daar ben ik eigenlijk wel aan toe.” Oma houdt net zoveel van koffie als mama van Cola, dus dat is heel veel. Teun kan goed koffie maken. “Zal ik dan voor jou een glaasje limonade inschenken Teun?” Ja, dat vindt Teun lekker.
8
“Hoe gaat dat nou verder met die narcose” vraagt oma. “Ja,” zegt mama. “Even een slokje Cola en dan zal ik het maar verder vertellen want Teun weet dan niet meer wat er gebeurt. Die slaapt dan heel diep. Als de dokter alles klaar heeft gezet en Teun heeft de knuffel in slaap gemaakt, kan de narcose beginnen. De dokter kan je op twee manieren in slaap brengen. Met een prik of met een kapje. Bij Teun is het heel lastig om in één keer de prik goed te doen, daarom gebruikt de dokter bij Teun een kapje. Dan heeft hij geen pijn.”
“Blèè,” zegt Teun en hij trekt een heel vies gezicht. “Dat ruikt vies!!!!” “Ja,” zegt mama. “Dat klopt. Het ruikt gek en je voelt je er raar door, maar het doet géén pijn. Er komt slaapgas uit. Eerst komt er alleen lucht door, maar op het laatst komt er slaapgas bij. Als je rustig blijft ademhalen val je heel snel in slaap en dan ruik je die vieze lucht niet meer.” “Getsie,” zegt oma. “Dat lijkt me wel vervelend, maar het duurt gelukkig niet lang begrijp ik.” “Klopt,” zegt mama. “Gelukkig mag papa of mama erbij zijn tot Teun slaapt. Dan vertellen we altijd hoe knap Teun is en dat we hem zo lief vinden. Dat vindt Teun wel fijn om te horen. En dan geven we Teun altijd nog een hele dikke kus, maar dat merkt hij vaak niet meer omdat hij dan al slaapt.” “Tsjonge, jonge,” zegt oma. “En dan moet de operatie nog beginnen. Nou Teun voor mij ben jij een held!!” De rest van de dag doen ze gezellige dingen, spelletjes en tekenen en Moffel en Piertje kijken. Na het eten gaat oma weer naar huis. Ze geeft iedereen een dikke knuffel, behalve Pieter want die houdt niet van knuffels. Tegen Pieter zegt ze gewoon: “Hoi.” “Dag allemaal! Ik vond het heel gezellig en Teun nog bedankt voor de lekkere koffie en het mooie verhaal over de slaapdokter. Ik ga het thuis allemaal aan opa vertellen.” “Dag oma, de groetjes aan opa!”
De brief Na een paar weken brengt de postbode een brief. Een brief van het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam. Papa maakt de brief open en als hij hem gelezen heeft geeft hij de brief aan mama. Papa en mama kijken elkaar aan. “Het is zover” zegt papa. “Nu weten we wanneer Teun geopereerd gaat worden.” Ze roepen Teun: “Teun kom eens hier.” “Waarom?” roept Teun terug. “Er is een brief van het ziekenhuis. Daar staat in wanneer je geopereerd wordt.” “Oh,” zegt Teun. Hij gaat naar de keuken. Hij klimt op zijn stoel en dan vertelt mama dat er in de brief staat dat ‘de grote operatie van Teun’ over een paar weken gepland staat. Zo heet dat: ‘Gepland staat’. “Weet je nog wel dat we een tijdje geleden verteld hebben dat je een schedeloperatie krijgt, omdat dokter Mathijssen heeft gezien dat je schedel te krap wordt?” Ja, dat weet Teun nog wel. Hij vroeg toen een heleboel dingen tegelijk aan mama: “Wanneer moet dat dan?” “Hoe gaat dat dan?” “Wat gaat de dokter dan doen?” “Krijg ik dan verband om mijn hoofd?” “Doet het pijn?” “Moet ik dan lang in het ziekenhuis blijven?” “Kan ik dan nog wel spelen?” “Kan ik dan nog wel naar school?” “Nu moeten we maar eens over al jouw vragen gaan nadenken en kijken of we daar een antwoord op hebben,” zegt mama. Het antwoord op je eerste vraag “Wanneer moet dat dan?” hebben we in ieder geval al. Over een paar weken dus. De volgende vraag “Hoe gaat dat dan?” is al een klein beetje moeilijker. In het begin is het net zoals bij de andere operaties. We gaan naar het ziekenhuis en op de dag dat je geopereerd wordt krijg je de ziekenhuispyjama aan en Emla-zalf op je hand of je voet. Dan krijg je een bandje om je pols waar je naam op staat en dan gaan we naar de slaapdokter.” “Nee,” zegt Teun. “Eerst komt de zuster nog met de oorthermometer om te kijken of ik geen koorts heb.” “Oh ja, natuurlijk, dat zou ik bijna vergeten,” zegt mama. “Maar dan gaan we rijden met je bed.” “Gaan we ook met de lift?” vraagt Teun. Dat vindt Teun altijd heel leuk, want dan mag hij in de lift op het knopje drukken om naar boven te gaan. “Ik denk het wel” zegt mama.
9
“Nou Teun, je weet ook hoe het bij de slaapdokter gaat. Dat heb je laatst nog heel goed aan oma verteld.” Ja, dat weet Teun precies. Vooral dat vieze kapje!! Maar Teun is heel flink. Net zo flink als de knuffel die mee mag en die eerst het vieze kapje op moet. Pinky en Boef huilden nooit als dat moest, die gingen gewoon rustig slapen. “Ik ben nu groot,” zegt Teun. “Ik ga ook gewoon rustig ademhalen, dan slaap ik lekker gauw en dan voel ik niks en dan ruik ik niks.” Mama moet een beetje lachen. “Ja,” zegt ze. “Je bent nu al zes en dat is al groot.”
Wat gaat de dokter dan doen? Natuurlijk wil Teun heel graag weten wat de dokter gaat doen als hij slaapt. “Ik zal proberen om het aan je uit te leggen” zegt papa. Ondertussen was Boris ook in de keuken erbij gekomen en hij luisterde mee. “Toen je nog een baby was heeft dokter Mathijssen al een keer je hoofd geopereerd. Dat weet je niet meer, maar dat kun je nog wel aan je hoofd voelen. Voel maar eens met je hand over je haar, dan voel je dat je hoofd een beetje hobbelig is.” Teun voelt met zijn hand over zijn hoofd. Ja dat voelt een beetje hard en hoekig. “Voel maar eens over Boris zijn hoofd,” zegt papa. “Dat voelt heel anders.” Teun voelt over Boris zijn hoofd en Boris voelt over Teun zijn hoofd en daarna over zijn eigen hoofd. Ja, papa heeft gelijk, het voelt heel anders. “Dat komt omdat jouw hoofd al een keer is geopereerd en het hoofd van Boris niet. Dokter Mathijssen gaat, net als toen jij heel klein was, je schedel weer een beetje groter maken. Dat is fijn, want dan kunnen je hersens groeien, maar het is ook fijn voor je ogen.” “Waarom voor mijn ogen?” vraagt Teun.
10
“De gaatjes in je hoofd, waar je ogen in zitten, die worden ook een beetje te klein.” Dat vindt Teun gek. “Waarom dan?” vraagt hij weer. “Nou,” zegt papa. “Kijk maar eens in de spiegel. Zet nu eens je bril goed op je neus.” Dat gaat een beetje moeilijk. Als Teun zijn bril goed op zijn neus zet, dan zit het glas bijna tegen zijn oog aan. Daarom zet Teun zijn bril altijd een beetje lager op zijn neus, maar dan kijkt hij eigenlijk niet goed door zijn bril. Dan kijkt hij over zijn bril heen en daar hebben zijn ogen niks aan. De bril moet juist helpen om makkelijker te kijken. Papa zegt: “Als je schedel een beetje groter is gemaakt passen je ogen ook beter in je hoofd.”
Teun kijkt nog eens goed. Ja nu ziet hij het ook. Zijn ogen zijn een beetje bol. Dat is bij Boris ook anders. Het zou misschien best wel fijn zijn als zijn schedel een beetje groter was. Papa zegt ook nog: “Als dokter Mathijssen klaar is met opereren gaat de kaakchirurg meteen ook je kaak een beetje groter maken. Omdat je dan toch nog slaapt kan dat gelijk.” “Oh,” zegt Teun “Waarom moet dat?”
“Omdat je niet zo goed kan kauwen en afhappen en omdat het best een beetje krap is in je mond.” zegt papa. “Dat is nu nog niet zo erg, maar als je wat groter bent krijg je, net als Boris en Pieter en Maartje, grote mensen tanden en die zijn veel groter dan de tandjes die je nu hebt. Als je kaak niet geopereerd wordt is er straks geen plaats genoeg voor de grote mensen tanden.” “Oké,” zegt Teun. “Mag ik nu weer verder spelen?” “Ja natuurlijk,” zeggen papa en mama. “Ga maar lekker spelen. Een andere keer vertellen we wel weer verder.”
11
De Clini Clowns
Een paar dagen later mag Teun foto’s kijken op de iPad van mama. Foto’s kijken is leuk. Vooral foto’s waar Teun zelf op staat vindt hij leuk.
“Kijk mama dat was op vakantie in Italië. En hier ben ik met Pieter in het zwembad. Dat was een mooi huis hè mama en een hele grote tuin met een schommel. Kijk eens, hier zijn we in een stad en er is feest want er zijn allemaal slingers en ballonnen.” “Ja Teun, heel leuk, maar je moet even zelf kijken want ik ben nu aan het koken.” “Oh kijk mama, je moet even kijken, dit is Waldo.” Teun schiet spontaan in de lach als hij de foto van Waldo ziet. Waldo is een Clini Clown en een tijdje geleden was er een soort feest in Woudenberg. Dat is vlakbij Amersfoort. Toen gingen er een heleboel mensen hardlopen voor geld en dat geld was voor de Clini Clowns. Maartje, de grote zus van Teun, ging toen ook hardlopen. Teun ging met papa en mama en Boris kijken en heel hard “Hup Maartje” roepen om haar aan te moedigen. De Clini Clowns zijn hele bijzondere clowns. Ze gaan altijd naar het ziekenhuis om de kinderen die ziek zijn een beetje vrolijk te maken. De zieke kinderen vinden het niet zo fijn in het ziekenhuis. Ze voelen zich niet lekker en ze hebben ook wel vaak pijn. Als de Clini Clowns op bezoek komen vergeten ze even dat het eigenlijk niet zo leuk is om ziek te zijn en de Clini Clowns maken ze dan aan het lachen. Dat kunnen Clini Clowns heel goed. Teun kijkt verder naar de foto’s. “Kijk mama, dat is het koffertje van Waldo.”
Waldo heeft altijd een koffertje en Teun was heel benieuwd wat er in dat koffertje zat. Teun was naar Waldo toegegaan: “Waldo, wat zit er in je koffertje?” had Teun gevraagd. Toen had Waldo zijn koffertje opengemaakt en weet je wat er in zat? Borstels. Van die borstels die bij Teun thuis in de wc staan en waar mama de wc mee schoon maakt. Drie wc borstels, twee mèt en ééntje zonder steel. Teun had een beetje raar gekeken. Wat moet een clown nou met wc borstels? Maar Waldo had niks gezegd. Hij had de wc borstels uit het koffertje gehaald en er één aan Teun gegeven. De borstel zonder steel had hij op de straat gelegd en toen ging hij met de wc borstel in zijn hand hockeyen. Haha, dat was gek. Hij deed Teun voor wat hij moest doen en toen gingen ze samen hockeyen met de wc borstels. Teun moest heel erg lachen, maar toen werd het nog gekker. Waldo pakte de wc borstel en ging daar zijn haar mee kammen en moest Teun nog harder lachen. Toen ging Waldo de borstels weer in het koffertje doen, maar hij kreeg het deksel van de koffer niet dicht. “Je duim zit er tussen” riep Teun heel hard, maar Waldo snapte het niet. Hij probeerde nog harder de koffer dicht te duwen en dat ging natuurlijk niet. “Je duim!!!!!!” riep Teun. Waldo keek of hij er niks van begreep. “Je duihuim” zei Teun. “Kijk dan, je duim zit er tussen.” Hè hè eindelijk snapte Waldo wat er was. Hij trok gauw zijn duim er tussen uit en stak zijn duim in zijn mond. Gelukkig had het niet echt pijn gedaan, dat zag Teun wel. Het was weer zo’n grapje van Waldo geweest. “Zo,” zegt mama. “Het eten is klaar. Teun ga eens even aan de kant met de iPad dan kan ik de tafel dekken.” “Mama?” “Ja Teun?” “Als ik naar het ziekenhuis moet voor de grote operatie, komen de Clini Clowns dan ook bij mij?” “Vast wel,” zegt mama.
12
Een Red of Halo Frame Vandaag is Teun een dagje vrij van school. “Zullen we even verder lezen in De grote operatie van Teun,” stelt mama voor. “We moeten nog lezen hoe het verder gaat na de operatie.” Mama pakt het boek erbij. “Wel grappig dat het allemaal in dit boek staat” vindt Teun. “Ja. Het is wel fijn dat je een beetje weet wat er allemaal gaat gebeuren. Waar waren we gebleven?” “We waren bij hoe het nà de operatie verder ging,” zegt Teun. “Oh ja,” zegt mama. “Als je geopereerd bent slaap je nog steeds en omdat je nu aan je hoofd geopereerd bent mag je een beetje langer blijven slapen. Dan voel je niet of het pijn doet.”
2
“Heb ik dan verband op mijn hoofd?,” vraagt Teun. “Dat weet ik niet,” zegt mama. “Misschien wel een beetje, maar je krijgt in elk geval een frame en distractors.” “Een frame en tractors??????” zegt Teun. Hij weet niet wat dat betekent. “Wat is een frame en waarom moet ik tractors op mijn hoofd?” “Nee,” lacht mama. “Geen tractors, distractors. Ik zal proberen om het je uit te leggen. Toen je aan je handen geopereerd was kreeg je altijd gips om je hand en je arm. Dat gips zorgt ervoor dat je botten goed op hun plaats blijven zitten en niet kunnen bewegen. Daardoor kunnen je botten dan weer goed en stevig aan elkaar groeien. Bij je hoofd kan je natuurlijk geen gips doen. Dat zou veel te zwaar en onhandig zijn en je kan dan ook niet meer eten.” Ja, dat zou wel heel raar zijn, denkt Teun. Gips om je hoofd dat kan niet. “Als je geopereerd bent moeten de botten van je hoofd, je schedel dus, wel weer goed aan elkaar groeien en sterk worden. De dokter maakt daarom distractors, een soort pennen, achter je oren en je krijgt een frame, dat heet ook wel RED of HALO.” “Hallo, hallo,” zegt Teun. “Nee, HALO,” zegt mama, “niet Hallo.” “Het frame en de distractors zitten vastgemaakt op je hoofd. Zo kunnen de botten niet bewegen, net als wanneer er gips om je arm zit. Kijk, ik heb een paar plaatjes opgezocht, dan kun je zien hoe het eruitziet.”
Teun kijkt naar een plaatje van een jongetje met een raar ding op zijn hoofd. Het lijkt wel een paarse band en voor zijn neus zit een stangetje. “Dat paarse ding, is dat een frame?” vraagt Teun. “Ja,” zegt mama. “Heel goed.” Er is ook een plaatje van een meisje met een frame. Het jongetje en het meisje kijken gewoon. Ze hoeven niet te huilen, dat ziet Teun wel. Het jongetje en het meisje hebben ook iets in hun mond. “Waar is die ‘hoeheetieookalweer’, die geen tractor is?” “Dat kun je niet zien,” zegt mama. “Die zit onder je haar en een pennetje achter je oren. Dat zie je niet op dit plaatje.” “Wat is dat?” vraagt Teun en hij wijst op de plaatjes naar dat gekke ding dat in hun mond gaat. “Daarmee heeft de kaakchirurg hun kaak vastgezet, want die was ook een beetje groter gemaakt weet je wel? Dat heeft papa de vorige keer uitgelegd.” “Oh ja, omdat je grote mensentanden anders niet passen.” Teun weet het weer. “Doet dat geen pijn?” vraagt Teun. “Nee dat doet geen pijn. Maar je moet er wel aan wennen. In het begin is het natuurlijk heel raar zo’n ding voor je gezicht.” “Kan ik mijn bril dan nog wel op?” vraagt Teun. “Nee,” zegt mama. “Zolang als je het frame hebt kun je even geen bril op.” Nou dat vindt Teun niet zo heel erg. Hij doet zijn bril toch wel eens af omdat hij er last van heeft, dus een tijdje zonder bril is wel goed. Teun blijft nog een hele tijd naar het jongetje en het meisje kijken. Het ziet er gek uit, maar ja, gips op je hoofd, dat is nog gekker. “Kan je dat ding ...” “Frame,” zegt mama.” “…van je hoofd afzetten?” vraagt Teun. Het lijkt hem maar niks. “Nee,” zegt mama. “Het frame zit vast en moet blijven zitten tot de botten weer sterk geworden zijn, net als bij gips.” Teun kijkt nog eens goed naar de plaatjes van het jongetje en het meisje. “Mama, waarom zitten er schroeven in het frame?” Hij wijst op het plaatje van het meisje waar je duidelijk door haar haren heen 4 schroeven aan de zijkant ziet. Bij het jongetje zie je ook wel iets zitten maar daar kun je niet zo goed zien of het schroeven zijn.
“Dat klopt,” zegt mama. “Goh, dat heb je goed gezien zeg. Die schroeven moeten mama en papa, met een speciale schroevendraaier, elke dag twee keer een piepklein beetje aandraaien. Daardoor wordt je schedel steeds ook een heel klein beetje groter. Bij andere kinderen gaat dat vanzelf, net als je armen en benen steeds vanzelf een beetje groter groeien, maar bij jou groeit je schedel niet vanzelf en moet het zo.” Teun vindt het maar een gek idee. Schroeven aandraaien, dat vindt hij altijd wel leuk. Als er een monteur komt, voor de fiets, of de rolstoel, of de traplift, dan wil Teun altijd graag meehelpen met schroeven draaien, maar schroeven in een frame op je hoofd, dat is toch wel een beetje anders. Gelukkig hoeft hij nog niet morgen naar het ziekenhuis en kan hij nog vaak naar de plaatjes kijken voor de grote operatie komt. Zo kan hij er een beetje aan wennen dat hij straks een frame op moet. Hij kijkt weer naar het plaatje met het jongetje. Het jongetje lijkt een beetje op Steijn vindt hij. Eigenlijk ziet het er best een beetje stoer uit zo’n gek frame. Als Boris uit school komt zit Teun nog in het boek te kijken. “Hoi Teun,” zegt Boris. “Hoi Boris,” zegt Teun. Boris kijkt bij Teun in het boek. “Wat is dat voor een gek ding?” zegt Boris en hij wijst naar het plaatje van het jongetje met het frame. “Dat is een frame,” zegt Teun. “Dat krijg ik op mijn hoofd na de grote operatie, in plaats van gips.” “Echt?” vraagt Boris. “Ja,” zegt Teun. “Het moet en het doet geen pijn.”
Een dik hoofd Het is nog geen maart. Teun gaat gewoon elke dag naar school en ‘s middags wordt hij met de bus weer thuisgebracht. Hij speelt met zijn speelgoed. Hij doet met Boris een spelletje op de Wii. Hij gaat af en toe naar Rosa, die een paar huizen verderop woont, of hij gaat met mama op de mooie nieuwe tandem boodschappen doen. Elke dag kijkt hij even in dit boek en soms vraagt hij dingen aan mama of papa, over de grote operatie. Hij weet nu al heel veel over wat er gebeuren gaat en hij begint er ook al een heel klein beetje te wennen dat hij straks dat gekke frame krijgt. Hij vindt het wel fijn dat papa en mama er zoveel van verteld hebben, anders zou hij toch wel erg schrikken als hij ineens na de operatie wakker werd met zo’n ding op zijn hoofd. “Teun,” zegt mama. “Weet je nog dat je vingers heel dik waren toen je net aan je hand geopereerd was?” Teun moet even nadenken. Ja, dat is zo. Zijn vingers waren eerst heel dik. Ze zagen er nog niet zo uit als nu. “Dat kwam door de operatie,” zegt mama. “Toen je als baby aan je schedel geopereerd was, was je hoofd na de operatie ook heel dik.” “Zullen we eens een foto opzoeken van toen je klein was?” “Ja,” zegt Teun “Want daar weet ik niks meer van.” Mama pakt een Teunboek uit de kast en bladert er door. “Kijk, hier is de foto van jou toen je klein was, na de schedeloperatie. Zie je dat je er heel anders uitziet dan vóór de operatie, toen je hoofd nog niet zo dik was?” Ja, Teun ziet het. “Mijn hoofd lijkt wel een voetbal,” zegt Teun. “Kijk,” zegt mama. “Hier is het weer een paar weken later en toen was je hoofd niet meer zo dik.” Ja, dat is zo. Hier is Teun weer gewoon baby Teun.
13
“Straks, na de grote operatie is je hoofd ook weer heel dik. Dat gebeurt altijd na een operatie, maar dat gaat weer over. Elke dag wordt dat een beetje beter, tot je hoofd weer gewoon is. Als je net wakker bent, kunnen je ogen nog niet goed open omdat je hoofd nog dik is. Dat is wel vervelend want dan kun je niks zien. Je kunt dan ook mama en papa niet zien. Gelukkig kun je ons wel horen, want we zijn dan heel dicht bij je. We kunnen je hand vasthouden en je kusjes geven. We kunnen tegen je praten of een versje voor je zingen, of een verhaaltje voorlezen. Weet je wat? We gaan muziek en verhaaltjes op een iPod zetten, dan kun je als je nog geen filmpjes kan kijken, naar verhaaltjes en leuke liedjes luisteren. Misschien moet jij maar helpen met leuke liedjes en verhaaltjes uitzoeken die we mee kunnen nemen naar het ziekenhuis.”
“Dat wil ik niet,” zegt Teun. “Wat?” zegt mama. “Leuke liedjes uitzoeken?” “Nee, dichte ogen,” zegt Teun. “Dat vind ik stom.” “Ja,” zegt mama. “Je hebt helemaal gelijk, dat is ook stom, maar er is niks aan te doen. Dat gebeurt gewoon, maar het gaat gelukkig weer over.” “Hoe lang zijn mijn ogen dan dicht?” vraagt Teun en zijn gezicht staat heel boos.
“Dat weet ik niet precies,” zegt mama. “Misschien een paar dagen. Misschien dat je na een paar dagen al door een kiertje van je ogen kunt kijken en dan gaat het iedere dag beter.” “Hoe lang moet ik in het ziekenhuis blijven?” vraagt Teun. “Dat kan wel twee weken duren,” zegt mama. Papa en mama blijven al die tijd bij je in het ziekenhuis en de dokter komt dan elke dag even kijken hoe het met je gaat. In het begin heb je, net als bij andere operaties nog infuusslangetjes. Door die slangetjes krijg je dan medicijnen. Als het helemaal goed gaat en je hoeft geen infuusslangetjes meer, zegt de dokter dat je naar huis mag.” “Kan ik wel eten met dat gekke frame,” vraagt Teun. “Dat is wel moeilijker dan zonder dat frame natuurlijk,” zegt mama. “Omdat je kaak geopereerd is kun je in het begin niet kauwen en drinken uit een beker kan natuurlijk ook niet want dan zit dat stangetje in de weg.” “Hoe moet dat dan,” vraagt Teun een beetje bang. “Ik wil wel eten als ik honger heb en jij zegt altijd dat ik moet drinken anders droog ik uit.”
3
“Je hebt helemaal gelijk. Maar drinken doen we gewoon met een rietje en we maken allemaal eten waar je niet op hoeft te kauwen. Weet jij nog dingen, waar je niet op hoeft te kauwen, maar die wel lekker en gezond zijn Teun?” Teun denkt even heel diep na. “Danoontjes!!!!” roept hij. “Ja, precies, Danoontjes, die zijn heel zacht, ze glijden zo naar binnen èn je vindt ze heel lekker.” “Pudding en ijs,” bedenkt Teun weer. “Ja, ook heel goed.” “Pap, kwark, vla, yoghurt.” Ineens weet Teun een heleboel lekkere dingen die je allemaal kan eten zonder te kauwen. “Weet je wat zo leuk is,” zegt mama. “Je mag er héél veel van eten, en je hoeft niet eens eerst je bord leeg te eten zoals de andere kinderen. Als je na een poosje ineens toch heel erg trek hebt in pasta of boerenkool, dan doen we het gewoon door de blender, dat is een ding waar je eten in kan malen. Dan wordt het heel fijn, net pap, maar het blijft wel naar pasta of boerenkool smaken.” Teun vindt het nog steeds niet zo leuk allemaal, maar het idee van heel veel Danoontjes en pudding en kwark en ijs, dat maakt gelukkig een heleboel goed.
Pinky, Boef en Toet ‘s Avonds in bed kan Teun niet meteen slapen. Naast hem liggen Pinky, Boef en Toet. “Ik moet naar het ziekenhuis,” zegt Teun. “In maart.” Pinky, Boef en Toet liggen stil naast Teun. Ze zeggen niks, maar dat hoeft ook niet. Teun weet wel dat ze naar hem luisteren. “Ik vind het niet zo leuk,” zegt Teun. “Maar het moet zegt dokter Mathijssen.” Pinky en Boef weten wel wie dokter Mathijssen is. Ze zijn al vaak met Teun mee geweest naar Rotterdam. Toet weet het niet; die is nog niet zo lang knuffel van Teun. “Ik moet geopereerd aan mijn hoofd.” Pinky, Boef en Toet liggen heel stil. Ze snappen wel dat Teun het niet leuk vindt. “Ik krijg ook een frame en ‘ikweetnietmeerhoehetheetdatoptractorslijkt’.” “Distractors,” fluistert Pinky in Teuns oor. “Hè” zegt Teun. “Zei je nou ‘distractors’?” Maar Pinky zegt niks meer. “Ja, het is wèl goed. Het heet distractors.” “Ik mag heel veel Danoontjes eten,” zegt Teun. “Jullie moeten wel mee naar het ziekenhuis want anders ben ik alleen in bed.” Natuurlijk gaan Pinky, Boef en Toet mee. Maar ja, ze mogen niet alle drie naar de slaapdokter. Wie gaat er mee naar de slaapdokter? Pinky, Boef en Toet willen alle drie wel. “Nee,” zegt Teun “Dat gaat niet. Mama en papa mogen ook niet allebei mee.” “Ik weet het al. We gaan aftellen wie er mee mag naar de slaapdokter.” Teun gaat rechtop in bed zitten voor Pinky, Boef en Toet. Met zijn vinger wijst hij de knuffels één voor één aan:
14
“Iene Miene Mutte, tien pond grutten, tien pond kaas, Iene Miene Mutte is de baas. Maar de baas die is niet thuis, want die ligt in het ziekenhuis.”
Hé, denkt Teun, de baas ligt in het ziekenhuis, net als ik! Dan gaat hij verder: “Pepermuntje rol maar weg. Jij hebt pech!”
Bij ‘Jij hebt pech’ wijst zijn vinger naar Boef. “Boef jij mag niet mee naar de slaapdokter.” Dan gaat Teun nog een keer aftellen. Nu tussen Pinky en Toet. Nu is Pinky af. “Toet, jij hebt gewonnen. Jij mag mee naar de slaapdokter en dan ga ik, samen met de slaapdokter, jou eerst in slaap maken. Boef en Pinky, jullie moeten bij mama of papa blijven. Als ik weer wakker ben na de operatie, dan mogen jullie allebei ook weer bij Toet en mij in bed. Goed?” Pinky en Boef zeggen niets. Dat betekent dat ze het goed vinden. Teun slaat zijn arm om Pinky, Boef en Toet en dan gaan ze alle vier lekker slapen.
Naar het ziekenhuis De weken voor de grote operatie praten mama en papa nog vaak met Teun over wat er allemaal met Teun gaat gebeuren. Ook verzinnen ze wat voor lekkere dingen Teun gaat eten als hij nog niet kan kauwen en zetten ze leuke liedjes op de iPod en luisterboekjes. Als Teun naar het ziekenhuis moet weet hij wat er allemaal gebeuren gaat. Teun vindt het niet leuk natuurlijk. Hij zou veel liever gewoon thuis gebleven zijn en naar school, maar hij weet ook dat dat niet kan. De grote operatie moet gebeuren want hij wil ook geen hoofdpijn en hij wil ook dat zijn hersens goed kunnen groeien en dat zijn bril goed op zijn neus past en zijn ogen niet zo tranen. Het gaat allemaal precies zoals in dit boek staat. Na de operatie heeft Teun heel lang geslapen en toen hij wakker werd waren papa en mama bij hem. Teun kon het niet zien want zijn ogen zaten dicht omdat zijn hoofd heel dik was, maar hij wist dat mama en papa er waren. Hij voelde hun handen en hij hoorde hoe ze tegen hem praatten. Het frame zat op zijn hoofd en dat voelde wel een beetje raar, daar moest hij wel aan wennen. Gelukkig ging Teun nog heel veel slapen en als hij sliep dan had hij er geen last van. Teun wist ook dat het frame niet altijd bleef. Over een paar weken als de botten in zijn hoofd weer sterk waren mocht het er af. Nu moest hij dus nog even flink zijn. Teun is een grote kanjer!
15
“Als we weer naar huis gaan is het feest,” zegt mama. Mama zegt: “Als wé weer naar huis gaan.” Want papa en mama zijn al die tijd ook in het ziekenhuis bij Teun gebleven. Ze gaan dus met z’n drieën weer naar huis.
Thuis zijn oma en opa bij Maartje, Pieter en Boris. Ze hebben allemaal heel erg aan Teun gedacht en elke dag heeft mama naar huis gebeld om te vertellen hoe het met Teun ging. Toen Teun geopereerd moest worden hebben ze kaarsjes voor Teun gebrand. Nu is iedereen heel blij dat Teun, mama en papa weer gezellig thuiskomen. Ze hangen slingers op en ze kopen cadeautjes voor Teun. Het is feest.
Maartje, Pieter en Boris zijn wel benieuwd hoe Teun er uitziet met een frame. Als ze Teun binnen zien komen willen ze alle drie goed kijken hoe het zit. “Ben je er al een beetje aan gewend Teun?” vraagt zijn grote zus. Pieter bekijkt het eens en vindt het maar raar. Boris vindt dat Teun er cool uitziet. Mama zegt: “Teun is nog wel heel moe, dus laat hem maar even.” Dan gaan ze limonade drinken. Teun met een rietje en dat gaat heel goed. Iedereen krijgt een stukje appeltaart omdat het feest is en Teun krijgt een Danoontje, want appeltaart kan hij nog niet kauwen. “Teun als het frame er over een paar weken af mag bak ik voor jou weer appeltaart,” zegt Maartje. “Met slagroom?” vraagt Teun. “Met een heleboel slagroom,” zegt Maartje.
Thuis Nu Teun weer thuis is kan hij lekker spelen met Playmobil, Lego, knutselen of boekjes lezen. Er zijn nog wel dingen die Teun niet zo goed kan. Aankleden bijvoorbeeld. Mama moet hem daar nog wel bij helpen want zo’n frame op je hoofd is best lastig. Ook met eten en drinken moet mama helpen. Voor een jongetje dat altijd alles zelf wil doen is het best moeilijk dat dat nu even niet kan. Mama heeft een hele poos vrij genomen van haar werk. “Ik kan voorlopig even niet komen,” heeft ze op haar werk gezegd. “Ik blijf gezellig bij Teun.” De eerste tijd kan Teun nog niet naar school omdat dat nog te druk is. Mama heeft met de juffen op school afgesproken dat er misschien een computer in de klas komt. Als je Skype op de computer hebt, dan kun je op de computer met elkaar praten en elkaar zien. Teun doet dat thuis ook wel eens met oma. Het zou natuurlijk leuk zijn als Teun de kinderen uit de klas en de juffen kon zien. “Als je weer helemaal opgeknapt bent mag je wel weer naar school Teun,” zegt mama. “Je moet wel heel voorzichtig zijn dat er niets met het frame gebeurt,” heeft de dokter gezegd. “Je mag niet rennen en springen, of je hoofd stoten, of vallen. Daarom kan je ook niet met het busje naar school, maar ga ik je zelf naar school brengen met de auto.” zegt mama. Nou, dat vindt Teun niet erg. “Zolang je het frame hebt mag je ook niet gymmen.” Dat vindt Teun wel een beetje jammer want gym is altijd leuk. “Ik denk dat je wat vaker in je rolstoel moet zitten,” zegt mama. “Dan kan je niet vallen en de andere kinderen zien dan vanzelf dat ze een beetje voorzichtig moeten doen.”
16
“Hoe lang moet het frame op mijn hoofd blijven?” vraagt Teun. “Je moet regelmatig even naar Rotterdam voor controle. Dokter Mathijssen gaat dan steeds kijken of je schedel goed groeit. Als het goed gaat mag na zes of acht weken het frame er weer af. Dan ga je weer even naar het ziekenhuis naar de slaapdokter en dan haalt dokter Mathijssen het frame voor je gezicht eraf. Dat duurt niet zo lang en je merkt er niks van omdat je slaapt.” “Hoi hoi,” zegt Teun. “Dat vind ik leuk.” “Ja,” zegt mama. “Dan kun je weer gewoon bewegen en aankleden en douchen en in bad gaan. Dan mag je ook weer een beetje gaan kauwen. Niet op hele harde dingen, maar wel op zachte dingen. Je bent dan bijna weer gewoon Teun, net zoals voor de operatie. Alleen de distractors achter je oren moeten nog even blijven zitten om ervoor te zorgen dat de botten in je hoofd echt goed en stevig kunnen vastgroeien. We doen dan gewoon een stoere zweetband om je hoofd, zoals sporters dragen of een pet op. Dat voelt wel fijn.”
Klaar
17
Nu is het zomer. Teun is lekker buiten aan het spelen met Boris.
Een paar weken geleden is hij voor het laatst naar Rotterdam geweest. Hij moest nog één keertje geopereerd worden, omdat dokter Mathijssen de distractors eruit ging halen. Teun moest nog wel een paar nachtjes in het ziekenhuis blijven, maar dat was niet zo erg. Dokter Mathijssen heeft gezien dat de schedel van Teun goed gegroeid is. Er is weer genoeg ruimte in zijn hoofd.
Nu is het echt helemaal klaar en Teun is blij. Hij kan weer lekker spelen en leren en alles zelf doen. Soms kijkt hij nog wel eens in dit boek en soms vraagt hij nog wel eens of mama het voorleest, maar hij is blij dat ‘De grote operatie’ klaar is. En mama en papa, die zijn apetrots op Teun. “Onze Teun is een kanjer” zeggen ze. En zo is het!
Colofon Hoogersmilde / Amersfoort, 2013 Tekst: Corrie Schijf Illustraties: Onno van der Veen Vormgeving: Jan-Tiedo Huese Productiebegeleiding: Francis Verdouw Met dank aan Hansje Bredero-Boelhouwer (Erasmus MC Sophia KZH)
De grote operatie van Teun