4 minute read
De brieven: wel vóór ons, niet áán ons
De brieven:
wel vóór ons, niet áán ons
METTA WIERENGA
In de serie over drie literaire stijlen in de Bijbel bespreken we deze maand het laatste deel: verhandelingen, zoals die in de Nieuwtestamentische brieven tot ons komen.
Wij zouden het niet in ons hoofd halen om de post van onze buren te lezen. Dat is zelfs verboden in Nederland. Het briefgeheim zegt dat je post die niet aan jou gericht is, alleen mag lezen als de geadresseerde het eerst heeft gelezen. Gelukkig is dat het geval met de brieven in onze Bijbel: ze zijn al gelezen door de Hebreeën, door Timotheüs, enzovoorts.
Dat besef helpt ons om de brieven beter te begrijpen. Wij lezen deze brieven graag, maar ze zijn niet oorspronkelijk aan ons geadresseerd! Dat moeten we nooit uit het oog verliezen. Natuurlijk zijn de brieven van (levens)belang voor ons, maar we moeten beseffen dat ze in eerste instantie zijn geschreven aan mensen in de eerste eeuw op een heel andere plek in de wereld.
GELEGENHEID
De brieven zijn gelegenheidsdocumenten; ze zijn meestal geschreven vanwege een bijzondere gelegenheid. Judas had zich bijvoorbeeld voorgenomen om over ‘de gemeenschappelijke zaligheid’ te schrijven, maar zag zich genoodzaakt zijn lezers aan te sporen om te strijden voor hun geloof (Judas 3). Blijkbaar had hij iets gehoord over wat er bij hen speelde en heeft hij toen zijn brief daarop aangepast. Er hebben zich namelijk ongemerkt mensen onder u gemengd (Judas 4, NBV21).
Er was bij de brieven dus altijd een specifieke aanleiding om aan een specifieke groep mensen met een specifiek doel te schrijven. Wijzelf zijn niet die beoogde doelgroep, dat waren de eerste lezers, en bij ons spelen lang niet altijd dezelfde zaken als destijds. Daarom lezen we de brieven ook anders.
ONTVANGERS
Verder lezen wij slechts één kant van de correspondentie, waardoor we veel informatie over de oorspronkelijke context missen. Soms laten de briefschrijvers wel merken dat ze ingaan op vragen uit de gemeente. Paulus schrijft: Wat nu de dingen betreft waarover u mij geschreven hebt (1 Korinthe 7:1) en vervolgens gaat hij erop reageren.
Het is ook belangrijk om oog te hebben voor de historische context. Besef je bijvoorbeeld dat bijna alle brieven aan een groep zijn geschreven? Dit betekent dus dat je ‘u’ vaak als ‘jullie’ moet lezen. In 1 Korinthe 3:16: Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont? wordt de gemeente een tempel genoemd en niet de individuele gelovige.
De aanwijzingen in de brieven zijn zo helder geformuleerd, dat we geneigd zijn deze zonder verder nadenken als ‘voor altijd en overal relevant’ te verklaren. Maar dan vergeten we dat er op een specifieke situatie gereageerd wordt. Vergelijk bijvoorbeeld wat Paulus over vrouwen zegt in zijn brief aan Timotheüs (1 Timotheüs 2:11) en aan de gemeente van Korinthe (1 Korinthe 11:5). Blijkbaar vroeg de situatie bij Timotheüs in Efeze om stilte voor vrouwen, maar baden en profeteerden de vrouwen in Korinthe gewoon hardop.
Bij het lezen van brieven zijn drie dingen belangrijk:
Een brief werd destijds in zijn geheel voorgelezen. Doe dat ook! Lees of beluister de brief helemaal in één keer en let op aanwijzingen in de tekst over aanleiding en doel. Als Judas schrijft dat hij zijn lezers wil aanmoedigen om te strijden voor het geloof, lees de brief dan met de vraag in je hoofd: welke aanwijzingen geeft Judas dan voor deze strijd? Lees daarnaast verzen nooit apart, maar altijd als onderdeel van een alinea of het hele betoog.
Probeer zoveel mogelijk te weten te komen over de historische en culturele achtergrond van de brief. Zoek informatie over de auteur, de ontvangers, hun wederzijdse relatie en historische feiten die begrip van de brief vergroten. Bijvoorbeeld de stad Korinthe: wat is het voor een stad, waar ligt deze, is Paulus er geweest, wanneer, wat speelde er in deze christelijke gemeenschap?
Daarom is het goed om in een studiebijbel de informatie in een inleiding van de brief te lezen, want daarin worden dergelijke vragen besproken. Zo kom je meer over de kant van de ontvangers te weten.
Verwacht geen complete theologische verhandelingen. In een brief werd altijd vermeld wat op dat moment nodig was om te weten: een afdwaling moest gecorrigeerd worden, tekort aan kennis moest worden aangevuld, een vraag moest worden beantwoord. De briefschrijver laat zich leiden door wat nodig is om te schrijven, niet door een verlangen om een afgeronde verhandeling over een bepaald onderwerp te schrijven.
Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de brief aan de Romeinen. Deze brief wordt vaak als een universele en volledige theologische verhandeling gezien. Maar als je de hoofdstukken 14 en 15 leest, dan zie je dat er sprake is van twee groepen in de gemeente, die Paulus de sterken en de zwakken noemt. Waarschijnlijk zijn de christenen in de gemeenschap van Rome afkomstig uit zowel de heidenen als uit de Joden. Het is beslist niet vanzelfsprekend om vanuit die twee groepen een eenheid in Christus te vormen. Paulus maakt vanaf het begin in zijn brief duidelijk hoe zowel heidenen als Joden zonder Christus nergens waren, maar in Christus aanvaard zijn. Met dit hele betoog komt hij dan uit op zijn oproep: aanvaard elkaar zoals ook Christus ons aanvaard heeft, en dat wil hij bereiken met zijn brief!
Kortom, de brieven diepen de impact van Jezus’ leven en onderwijs uit voor allerlei verschillende situaties. Daarmee bieden ze ons in hun diversiteit richting en inspiratie hoe wij, 2000 jaar later, Jezus’ leven en onderwijs kunnen toepassen in onze situaties.
Metta Wierenga, MA studeerde theologie aan de CHE in Ede en aan de ETF in Leuven. Zij is bij het Evangelisch College werkzaam als docent Nieuwe Testament en Hermeneutiek.