Het Festival en Seizoen Oude Muziek staan samen garant voor 250 concerten per jaar, waarvan meer dan 80.000 mensen genieten. Waaronder u. Wilt u meer weten over legaten of schenkingen, kijk dan op www.oudemuziek.nl/legaten voor meer informatie.
Ondersteun via een legaat of schenking duurzaam de uitvoering van oude muziek in Nederland.
2/2015
Wilt u ook een rol spelen in de toekomst van oude muziek?
2/2015 DE SCHATTEN VAN BOUGHTON HOUSE / PURCELL IN DE SCHIJNWERPERS / DOWLAND IN HOLLAND / STIMU-SYMPOSIUM BESPREEKT GRENZEN VAN MUZIKALE IDENTITEIT / INTERVIEWS MET MARCO MENCOBONI OVER ALFONSO FERRABOSCO / LAURENCE DREYFUSS OVER EXPERIMENTELE WILLIAM LAWES / DE RIJZENDE STER VAN STEFAN TEMMINGH EN NOG VEEL MEER…
Deze zomer in Het Concertgebouw
do 16/07
Maurice Steger Concerto de’ Cavalieri Bach, Vivaldi, Corelli, Händel 20.00 uur – vanaf € 20
vr 24/07
Bachs Hohe Messe © Jonas Sacks
© Molina Visuals
Musica Amphion, MUSA en Johannette Zomer 20.00 uur – vanaf € 25
16/07
24/07
HET LAATSTE JAAR
vr 31/07
DE LEIDSE KOORBOEKEN
Ronald Brautigam Die Kölner Akademie Mozartdrieluik 20.00 uur – vanaf € 25
vr 07/08 © Ronald Knapp
© Marco Borggreve
Gordan Nikolić Nederlands Kamerorkest Vivaldi, Bach, Händel 20.00 uur – vanaf € 25
31/07
07/08
VR 22 MEI 20.30 | LEIDEN | Pieterskerk MA 25 MEI 15.30 | ZUTPHEN | Walburgiskerk WO 27 MEI 20.30 | ROTTERDAM | Laurenskerk DO 28 MEI 20.30 | UTRECHT | Domkerk VR 29 MEI 19.30 | GRONINGEN | Martinikerk ZA 30 MEI 20.30 | ALKMAAR | Grote Kerk ZO 31 MEI 15.30 | VLISSINGEN | St. Jacobskerk
BESTEL NU KAARTEN VIA WWW.LEIDSEKOORBOEKEN.NL OF BIJ VVV’S IN DE CONCERTPLAATSEN Volg ons ook op:
Bestel uw kaarten via www.robecosummernights.nl
2 Om te beginnen Van de redactie
KLEIN INTERVIEW Stefan Temmingh
INTERVIEWS Het Festival Oude Muziek Utrecht 2015
16 Inspired by song Susanne Vermeulen
Vioolvirtuoos Nicola Matteis
4 England, my England Pieter Lucassen
23 Een sensatie in Londen Marcel Bijlo
Vox Luminis en Lionel Meunier, artist in residence 18 Van drinkgelag tot rouwstoet
65 Carole Cerasi vertolkt tomkins Marcel Bijlo
Verzot op Virginalisten
Agnes van der Horst
Venus and Adonis van John Blow
24 Nieuw in Utrecht: Dunedin Consort John Wood
Een vleugje antropologie in de oude muziek
36 STIMU-symposium Jules van der Leeuw
Een vergeten schakel tussen Purcell en Handel 42 John Eccles Marcel Bijlo
ARTIKELEN 'Pleasing Air This'
10 De muziek van Boughton House Jed Wentz
Volop in de schijnwerpers
28 Henry Purcell Julia Muller-van Santen
Nederlandse liederen op Engelse wijze
62 Dowland in Holland Louis Peter Grijp
Ensemble Cordia debuteert in Utrecht
46 Boyce en Veracini Noortje Zanen
Laurence Dreyfus over William Lawes’ Royal Consort 50 De hele bandbreedte van menselijke ervaring Andrea Braun
RUBRIEKEN 66 Berichten 67 Seizoen Oude Muziek 14/15 68 Cd-besprekingen 78 Cd-aanbiedingen voor Vrienden 80 Colofon
Alfonso Ferrabosco
54 Revolutionaire Italiaan in het
Elizabethaanse Engeland Marcel Bijlo
Spes Nostra
INHOUD
58 Franse fascinatie voor Engelse
In Nomines
Jules van der Leeuw
1
OM TE BEGINNEN
This blessed plot, this earth, this realm, this England. William Shakespeare, uit: Richard II
2
FESTIVALBOEK 2015
Inleidende artikelen, programma’s en toelichtingen met gratis Festival-cd van Vox Luminis o.l.v. Lionel Meunier
€ 10, voorverkoop € 8 (bestellen via het formulier in de Festivalbrochure of www.oudemuziek.nl)
TEKST BEELD
PIETER LUCASSEN SUSANNE VERMEULEN
ENGLAND, MY ENGLAND HET FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2015
Het Festival Oude Muziek Utrecht 2015
ENGLAND, MY ENGLAND
4
XAVIER VANDAMME .INTERVIEW
Dat het Festival Oude Muziek dit jaar helemaal aan Engeland is gewijd zal veel muziekliefhebbers blij hebben gemaakt. We spraken met de artistieke tandem Xavier Vandamme en Jed Wentz over het hoe en waarom van het muziekfeest komende augustus. Vandamme: ‘Dit hele festival is een liefdesverklaring. Wij zijn gek op de Engelse zestiende eeuw, laten we dat maar meteen toegeven. Of het nu om vocale polyfonie gaat, om consorts in alle soorten en maten, of om klaviermuziek waar soms de gekste dingen tussen zitten. We hebben ons geamuseerd met het samenstellen van een festival met muziek – overigens lang niet alleen uit de zestiende eeuw – waar niet alleen muziekliefhebbers bij mee zullen zijn, maar ook de musici. Er is weinig muziek die zo fijn is om te spelen als bijvoorbeeld die van Purcell.’ Wentz: ‘De Engelse muziek doet vaak eigenaardig en zelfs exotisch aan, en dat is een deel van de charme ervan. De muziekreiziger Charles Burney heeft het over ‘difformities’ en zelfs ‘beastialities’ in de Engelse muziek, waarmee hij met name de bijzondere harmonische effecten bedoelt. Dat was voor ons het uitgangspunt van de basisgedachte achter dit festival. Er is iets wat we meteen herkennen als ‘typisch’ in de Engelse muziek. Of tenminste, dat menen we te herkennen. Want wat op het eerste gezicht puur Engels lijkt, is het vaak helemaal niet.’ Vandamme: ‘De constructie van een nationale identiteit is in het geval van de Engelsen sowieso een complexe aangelegenheid. Als het over muziek gaat weten allemaal wat er wordt verstaan onder Engelse koorklank. En we kennen de Engelse helden Purcell, Handel, Elgar, Vaughan Williams en de twee jaar geleden overleden Tavener. Maar de rol die de muziek speelt in de nationale beeldvorming is niet constant. Na de dood van Handel tot in de late negentiende eeuw betitelde Engeland zichzelf, verrassend genoeg, vaak als een natie zonder muziek.’ 5
INTERVIEW. XAVIER VANDAMME
Bestaat er dan geen Engelse ziel? Vandamme: ‘Er is, zoals te verwachten, geen antwoord op die vraag. Meer nog: als je het Engelse muziekleven gaat ontrafelen, roept de ene vraag de volgende op. Hoe Engels is de Engelse consortmuziek eigenlijk? We weten dat er rond het begin van de zestiende eeuw buitenlandse gambaspelers aan het Engelse hof werkzaam waren. Ze kwamen uit Vlaanderen en vaker nog uit Noord-Italië. Wellicht waren het Sefardische joden. Van een monocultureel gegeven, ontsproten aan het Engelse genie, is onder Henry VIII in ieder geval geen sprake.’ Wentz: ‘De gekoesterde Henry Purcell, de ‘Orpheus Britannicus’, is nog zo’n voorbeeld. In onze beleving is zijn muziek natuurlijk Engelser dan Engels. Maar wie goed kijkt… ziet Italiaanse en vooral Franse muziek. Bij Handel is dat zo mogelijk nog duidelijker: de zogezegd ultieme Engelse componist kwam uit Saksen, baarde opzien in Rome en maakt in Londen carrière met een Italiaans genre, de opera: in het Italiaans en met Italiaanse sterzangers. We vinden het spannend om die invloeden en transformaties bloot te leggen, ondertussen genietend van de meest geweldige muziek. Want Engels of niet, de muziek blijft wel overeind.’ BOUGHTON HOUSE Is dat waar Boughton House op de proppen komt? Wentz: ‘Inderdaad. We hebben het grote geluk te kunnen samenwerken met de hertog van Buccleuch en Queensberry, die eigenaar is van een prachtig landgoed ten noordwesten van Londen. De hertog is de hoeder van een indrukwekkende kunstcollectie, waaronder de Lezende oude vrouw van Rembrandt, die pas nog in het Rijksmuseum te zien was tijdens de tentoonstelling rond de late Rembrandt. Boughton House heeft bovendien een rijke muziekbibliotheek en daar gaan we het komende festival uitgebreid uit putten, want er is genoeg materiaal voor een volledige concertreeks. Er zal ook worden gedanst uit choreografieën die in Boughton worden bewaard. Maar Boughton House is meer dan een plek met een bibliotheek. De bouwgeschiedenis van het 6
landgoed valt grotendeels samen met de periode die we dit jaar tijdens het festival centraal stellen: de zestiende en zeventiende eeuw. En het kasteel zelf heeft op architecturaal vlak twee gezichten. Het oude gedeelte vertoont de typische bonte chaos aan daken en schoorstenen uit de Tudor-tijd, terwijl de nieuwe, zeventiende-eeuwse vleugel pronkt met zijn modieuze Franse façade. Het nieuwe gebouw is deels ontworpen en gedecoreerd door gevluchte Franse protestanten, en ook Daniel Marot, die voor Willem III in het Loo werkzaam was en daarna met hem meereisde naar Londen, zou eraan hebben meegewerkt. De massale instroom van gevluchte Hugenoten had een enorme impact op het maatschappelijke en culturele leven in Engeland, en dat zie je in dit huis weerspiegeld. Tussen de oogharen door bekeken kun je Boughton House zelfs beschouwen als een metafoor voor Purcells muziek: op oude Tudor-fundamenten verrijst een prachtige nieuwbouw in Franse stijl. En het geheel is dan toch, op een of andere mysterieuze manier, heel erg… Engels!’ Vinden we Boughton ook terug in de vorm van een Kunstkammer, zoals die vorig jaar tijdens het Habsburg-festival te zien was? Vandamme: ‘Vorig jaar hebben we een aparte ruimte in TivoliVredenburg ingericht als virtuele tentoonstelling. Het was een plek om tussen de concerten door tot rust te komen en te genieten van enorme projecties van de keizerlijke stukken van het Kunsthistorische Museum in Wenen. De idee erachter was eenvoudig. We kregen het gevoel dat mensen zich moeilijk een beeld konden vormen van het muzikale leven in Wenen voor Mozart, Haydn en Beethoven, laat staan dat ze ervan doordrongen zouden raken dat die muzikale cultuur een stuk rijker en feestelijker was dan de late uitlopers ervan. De beeldende kunst hielp om de verfijning van de Weense en Praagse renaissance en barok aanschouwelijk te maken, waardoor duidelijk werd dat ook de muziek hetzelfde uitzonderlijk hoge niveau moet hebben gehad. In plaats van de soundtrack te maken
XAVIER VANDAMME .INTERVIEW
bij het beeld, hebben we beeld gepresenteerd bij de soundtrack. In het geval van Boughton House kunnen we niet volstaan met het zonder meer naast elkaar plaatsen van klank en beeld. De relatie is complexer, de historische informatie erachter gelaagder. Op dit moment werken aan we een fototentoonstelling die onderdeel gaat uitmaken van het decor van het festivalcentrum TivoliVredenburg. Er komt een audiogids bij met interviewfragmenten en muziek. Het is een spannend project.’ Wat meteen duidelijk wordt is dat Handel niet de protagonist van het komende festival is. Is hij dan de grote afwezige? Wentz: ‘Dat is wat te sterk gesteld, Handels muziek gaat wel degelijk klinken. Maar we vinden het niet nodig om op een koersbepalend en internationaal state-of-the-art-festival als dat van Utrecht open deuren in te trappen. De muziek van Handel klinkt frequent op de radio en staat op de grote podia in Nederland. Handels Messiah is geweldige muziek, maar het is niet het repertoire waar we in eerste instantie een lans voor hoeven te breken, en evenmin voor oratoria als Saul, L’Allegro en Belzhazzar. Het is misschien overdreven om te stellen dat muziekliefhebbers opera’s als Rinaldo, Ariodante en Giulio Cesare kunnen meefluiten, maar de recente dubbelproductie Tamerlano en Alcina in Amsterdam bewijst dat het operapubliek bijvoorbeeld wel aan zijn trekken komt. Er is zeker nog werk aan de winkel, en ik kan zelfs verklappen dat we aan het nadenken zijn over een opvolger van onze Bach-Dag in januari in de vorm van een Handel-Dag. Maar het festival in Utrecht heeft een andere functie. Laat het me zo stellen: Handel heeft het Festival Oude Muziek niet nodig om anno 2015 carrière te maken.’ Vandamme: ‘Daarom vond ik Jeds suggestieve titel Out of Handel’s Shadow zo leuk. We wijden een complete concertserie aan tijdgenoten als Avison, Boyce, Arne, Bononcini, Geminiani, Stanley en de Nederlanders De Fesch en Hellendaal. Ook Purcell hoort daar in zekere zin bij: was hij niet zo vroeg gestorven,
dan had Handel een heel andere concurrerende omgeving gekend. Maar deze reeks is allesbehalve een statement tegen Handel. Door zijn muziek als referentiepunt te nemen, wordt het zelfs een versluierde hommage. En van Handel zelf klinkt repertoire dat we zelden of nooit horen: de klaviersuites bijvoorbeeld, waarvan om de een of andere reden wordt beweerd dat het slechte muziek is, of de traverso- en vioolsonates. Daar halen we Handel even uit zijn eigen schaduw.’ RESIDENTIE Wie van vocaal houdt, kan met Vox Luminis als artist in residence zijn hart ophalen. Vandamme: ‘Vox Luminis maakte zijn debuut in Utrecht tijdens ons Sweelinck-Bach-festival in 2012 en sindsdien zijn ze niet meer weg geweest. Tijdens het Festival Oude Muziek in 2013 hadden we een grote dubbelconferentie in Utrecht, met REMA, het Europese netwerk van oudemuziekfestivals en -zalen, en AEC, de zusterorganisatie die de Europese conservatoria verenigt. We hebben al die professionals naar een festivalconcert van Vox Luminis gestuurd. Dat gaf het ensemble, dat natuurlijk al op erg hoog niveau bezig was, de definitieve duw in de rug. Inmiddels zitten ze bij een van de grote Londense impresariaten, zijn ze meerjarig in residentie in het Franse Royaumont, en is is een meerjarenplanning voor cd-opnamen. Dat Lionel Meunier, de leider van Vox Luminis, heeft geaccepteerd om tijdens het hele festival een residentie in te vullen, is een mooie bekroning van onze samenwerking.’ Wentz: ‘Bijzonder is dat die residentie heel breed en ruim is opgezet. Er zijn de hoofdconcerten, met Purcells Funeral Odes bijvoorbeeld, of een programma rond Tudor-polyfonie dat de zangers Light and Shadow hebben genoemd. Vox Luminis voert samen met het blokfluitconsort Mezzaluna ook de madrigalenbundel Triumphs of Oriana uit, en ze zingen mee in King Arthur met La Fenice, dat zijn 25ste verjaardag viert. Prachtig allemaal, en op zich al goed voor een stevig repetitieschema. Maar 7
INTERVIEW. XAVIER VANDAMME
bovendien gaan ze elke dag een korte muzikale interventie plegen tijdens een gratis toegankelijke reeks: de Eventalk.’ Eventalk, zoals in Evensong? Vandamme: ‘Klopt. De Engelse evensong is in feite een vesperdienst, een meditatief moment met muziek en woord tot besluit van de werkdag. Het is een mooie traditie, die weer sterk in opgang is, overigens ook hier in Nederland. We vonden het een uitdagend idee om tijdens het festival ’een profane versie van zo’n bezinningsmoment in te lassen. We doen het dagelijks om 18.30 uur in Hertz, in ons festivalcentrum TivoliVredenburg. De Eventalks duren twintig à dertig minuten, en naast de muzikale fragmenten door Vox Luminis is het discours-gedeelte belangrijk. Hiervoor werken we samen met de Universiteit Utrecht en met name met het Institute for the Humanities van Professor Rosi Braidotti. Met haar ploeg zocht ze de sprekers bij elkaar: kunstenaars en academici, die tijdens een puntige lezing hun licht laten schijnen op de rol van kunst en muziek in ons leven. Onze Eventalk wordt een moment van intellectuele prikkeling, met als doel om een Aha-Erlebnis op te wekken. Het is in ieder geval de bedoeling dat we slimmer en geïnspireerder buitengaan dan we zijn binnengekomen.’ CONTEXT Dat discours-element wordt steeds zichtbaarder in het festival. Vandamme: ‘We vinden het inderdaad steeds belangrijker. Je ziet het aan de Zomerschoollezingen, elke ochtend om half tien, waar we heel veel energie in stoppen. Tijdens zo’n compact exposé van een uurtje kun je heel veel te weten komen. Het gaat ons daarbij niet alleen om kennisoverdracht, maar ook om het openbreken van ingesleten opinies, door nieuw onderzoek of slimme inzichten te presenteren. Ik ben zelf heel erg blij dat Peter Holman heeft geaccepteerd om drie van deze Zomerschool-lezingen voor zijn rekening te nemen. Holman is de grote 8
specialist van de Engelse muziek, en zijn publicaties over Purcell en boeken als Four and Twenty Fiddlers zijn van wereldformaat.’ Wentz: ‘Ook het STIMU-symposium, tijdens de eerste drie dagen van het festival, krijgt steeds meer gewicht. Het kadert allemaal binnen de visie rond research and development die we over meerdere jaren aan het uitbouwen zijn en waarvan we menen dat er veel inspiratie in zit voor de hele oudemuziekbeweging voor de komende jaren. Het symposium is dit jaar extra spannend. We benaderen de hele oudemuziekbeweging vanuit het standpunt van de etnograaf of antropoloog. De titel van het symposium, The past is a foreign country, is veelzeggend. We bekijken de oudemuziekbeweging, voor zover dat mogelijk is op afstand, als een Euro-Amerikaans cultureel fenomeen. Experimenteerdrang staat centraal in de beweging, naast het zoeken naar een eigen waarheid en grote aandacht voor erfgoed, traditie, verleden. Voor wie dat leuk vindt is er ook een nieuwe editie van Het Laboratorium, op vrijdag 4 september. Daar gaan we de omgekeerde weg bewandelen. Twee musici spelen een sonate van Corelli. Met de musici ga ik analyseren waarom je bepaalde keuzes maakt en hoe je tot een interpretatie komt. Daarin spelen elementen als historische informatie een rol, maar ook gewoonte, of simpelweg onze eenentwintigste-eeuwse smaak. Het wordt een open repetitie, een blik in de keuken van de musicus.’ Is dit Festival Oude Muziek dan minder een repertoirefestival dan de voorbije jaren? Wentz: ‘Er klinkt flink wat repertoire wat zelden of nooit in de klassieke concertzalen wordt uitgevoerd. Je hoort niet elke dag een opera van Eccles, polyfonie van Sheppard, klaviermuziek van Farnaby en ga zo maar door. En wat is er nu fijner dan elke avond om half elf af te sluiten met consortmuziek? Maar in de teneur zit een lichte verschuiving, ja. We willen ook de uitvoeringspraktijk meer op de agenda zetten, en toekomst creëren voor de oude muziek van morgen.’
XAVIER VANDAMME .INTERVIEW
Jong talent speelt daarin natuurlijk ook een rol. Het Internationaal Van Wassenaer Concours vindt volgend jaar weer plaats, maar voor dit jaar is er iets nieuws: de Piccola Accademia di Montisi. Vandamme: ‘De Piccola Accademia is een initiatief van de Amerikaanse klavecimbelbouwer Bruce Kennedy, die vroeger in Amsterdam werkzaam was en nu een atelier heeft in het prachtige Toscaanse dorpje Montisi. Hij voelde een grote behoefte om een initiatief op te zetten voor jonge, beloftevolle klavecinisten, en ze de kans te geven om in optimale omstandigheden, tijdens meerdaagse workshops, grote stappen in hun ontwikkeling te laten doormaken. De ideale omgeving die hij voor de studenten wilde creëren omvat ook een collectie van werkelijk uitstekende instrumenten uit alle grote nationale scholen van de zeventiende en achttiende eeuw. Zentis, Ruckers, Couchet, Mietke, Blanchet, Taskin: het is er allemaal, ofwel origineel ofwel in hoogstaande kopieën. Studenten komen voor een week naar Montisi, spelen van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat onder de begeleiding van topdocenten, en genieten voor het overige van elkaars gezelschap, van de lokale olijfolie en de Toscaanse wijn. In Utrecht hebben we andere troeven: hier zijn elke dag twaalf concerten te beluisteren en de cursisten krijgen daar vrij toegang toe. En ze kunnen terecht in het pas gerestaureerde Paushuize, ook geen straf. Het publiek kan de lessen bijwonen, en dat is bijzonder. Skip Sempé, Pierre Hantaï noch Bob van Asperen zijn aan geen enkel conservatoria verbonden, dus hun lessen zijn een zeldzaamheid. Leerrijk voor klavierliefhebbers maar eigenlijk voor iedereen die van muziek houdt. In feite is de Piccola Accademia het festival in het klein: er valt een hoop te leren en een hoop te genieten, en als het goed is kom je er rijker buiten dan je was binnengegaan.’ ıı
festival oudemuziek utrecht VR 28 AUG T/M ZO 6 SEP 2015 England, my England
9
10
TEKST VERTALING BEELD
JED WENTZ SUSANNE VERMEULEN JED WENTZ / FOTOGRAAF VAN BOUGHTON
DE MUZIEK VAN BOUGHTON HOUSE 'PLEASING AIR THIS'
'Pleasing Air This'
DE MUZIEK VAN BOUGHTON HOUSE
DE MUZIEK VAN BOUGHTON HOUSE
De centrale inspiratiebron voor het komende Festival Oude Muziek – in beeld en klank – is Boughton House, een kasteeldomein ten noordoosten van Londen. Het prachtige huis is met zijn Tudor-basis en Franse invloeden de perfecte metafoor voor dit festival en herbergt bovendien een oude muziekbibliotheek, die als bron dient voor een complete reeks festivalconcerten. Jed Wentz, artistiek adviseur van het Festival, vertelt hoe hij met deze bijzondere plek in contact kwam. Toen barokdansspecialist Jennifer Thorp mij uitnodigde om deel te nemen aan een privé-uitvoering van choreografieën uit de Montagu-collectie van Boughton House (Northamptonshire), greep ik die gelegenheid onmiddellijk aan. Ik was enthousiast omdat ik eindelijk weer met Jennifer kon werken. Ze heeft talloze malen meegewerkt aan het Festival Oude Muziek, als danser en als wetenschapper, en in al die jaren hebben we een goede band opgebouwd. Boughton House zelf was mij op dat moment onbekend. Het huis, eigendom van de hertog van Buccleuch en Queensberry, een rechtstreekse afstammeling van de hertogen van Montagu, wordt nog steeds gebruikt door de familie en is slechts in augustus opengesteld voor het publiek. Boughton heeft een indrukwekkende collectie historische brieven, boeken en partituren die geleidelijk aan gecatalogiseerd wordt en beschikbaar komt voor onderzoekers. Ik kreeg een vermoeden dat het huis wel eens bijzondere schatten zou kunnen herbergen. Mijn enthousiasme groeide terwijl Jennifer mij meer vertelde over het project.Sinds de tijd van de Tudors was Boughton in bezit van de Montagu-familie. Een groot gedeelte van het originele gebouw staat er nog altijd, een labyrint van lage doorgangen en smalle trappen, leidend naar knusse kamers. Het kenmerkende dak wordt bekroond met een oerwoud aan schoorstenen. Aan het einde van de zeventiende eeuw voegde Ralph Montagu, de eerste hertog die ambassadeur aan het hof van Versailles was, een 11
DE MUZIEK VAN BOUGHTON HOUSE
nieuwe façade in Franse stijl toe aan het huis, die nu bekend staat als de ‘North Front’. De kleindochters van Ralph leerden dansen van niemand minder dan Anthony L’Abbé, de beroemde Franse choreograaf die op dat moment in Londen werkte. Jennifer legde me uit dat er een rijke collectie dansen uit deze periode wordt bewaard in de bibliotheek van Boughton en dat wij (zij dansend, ik spelend) deze dansen voor de familie zouden uitvoeren, in de Great Hall van Boughton. Het was duidelijk dat op deze manier de geschiedenis op een heel bijzondere manier tot leven zou worden gebracht. EEN INDRUKWEKKENDE VERRASSING Zelfs nadat ik mijn huiswerk had gedaan over de geschiedenis van het huis en de families Montagu en Buccleuch, en ik de website van het huis had bezocht, was ik niet voorbereid op de grandeur van Boughton. Jennifer haalde me op bij het station, waarna we naar het huis reden. We namen niet de imposante hoofdingang, maar een onopvallend, smal weggetje dat zich kronkelend een weg vond door de groene heuvels van het park, dat met zijn kuddes schapen en enorme bomen zo intens Engels aandeed, terwijl de kanalen en sloten op het land me toch ook aan Nederland deden denken – later bleek dat de afwatering in de zeventiende eeuw in opdracht van de eerste hertog door de Neder12
lander Van der Meulen is aangelegd. Het huis, met zijn strenge stenen façade à la française, was indrukwekkend, en eenmaal binnen des te meer. Er is meubilair van Boulle, eeuwenoude tapijten en wandtapijten met ongelooflijke kleuren, geschilderde panelen van Daniël Marot, kunst van Van Dyck, Carracci, El Greco en Gainsborough. Alles ademt rijkdom, smaak en bovenal geschiedenis. Tegelijk heeft Boughton een huiselijke sfeer die moeilijk te omschrijven is.Tussen alle pracht en praal herinnert een zilveren fotolijst met familieportret er bijvoorbeeld aan dat Boughton geen filmset is, maar een familiehuis. Het moge duidelijk zijn dat de twee dagen die ik in Boughton verbleef voldoende waren om compleet verliefd te worden op deze plek. Tijdens het musiceren voor de dansers (de Franse dansers Hubert Hazebroucq en Irène Feste voegden zich bij Jennifer Thorp), tijdens wandelingen door het park en de tuinen, en tijdens de tour waarbij de hertog mij het huis liet zien, begonnen zich in mijn brein langzaam de contouren af te tekenen van een plan om Boughton naar Utrecht te halen. Dit huis, met zijn wortels in de Tudor-dynastie, met zijn kroon in de Restauratie, met zijn rijke muziekcollectie, is tenslotte de perfecte metafoor van het thema van het Festival Oude Muziek 2015. Komende zomer krijgen de Tudor-polyfonie en de muziek van
DE MUZIEK VAN BOUGHTON HOUSE
Boughton House
Purcell onze volledige, liefhebbende aandacht. En hier was een huis, bewoond door de erfgenamen van een familie van mecenassen die hebben gedineerd met Handel, wiens kleindochters hebben gedanst met L’Abbé. De mogelijkheid van een samenwerking tussen Boughton House en het Festival Oude Muziek was te mooi om te laten liggen. Tot mijn vreugde was hertog Richard heel enthousiast over de samenwerking. Hij is een opmerkelijke man, met een grote kennis van en liefde voor beeldende kunst, architectuur, muziek en uiteraard geschiedenis.Hij kan de Plantagenets (Edward I), de Stewarts (Mary Queen of Scots, Charles I en Charles II) en zelfs Henry IV van Frankrijk tot zijn voorvaderen rekenen. De hertog kwam in februari naar Amsterdam voor de opening van de Late Rembrandt-tentoonstelling in het Rijksmuseum, waaraan hij het schilderij Lezende Oude Vrouw had uitgeleend. Wij maakten van de gelegenheid gebruik de festivalplannen met hem te bespreken. DE MUZIEK VAN BOUGHTON HOUSE De basis van de integratie van Boughton in het Festival Oude Muziek is een serie concerten rond de Montagu Music Collection. Deze collectie bevat manuscripten en gedrukte partituren van de zestiende tot de twintigste eeuw die in eigendom zijn van de familie Buccleuch en zich momenteel in Boughton
bevinden. Het grootste deel van de collectie werd in de achttiende eeuw samengesteld en het is een zeer persoonlijke verzameling, die een unieke blik biedt op het privévermaak van een familie, maar ook op de Londense theater- en concertwereld. Een concertreeks getiteld ‘From the Duke’s Library’ zorgt ervoor dat het Utrechtse festivalpubliek kan meegenieten van deze muziek. In deze reeks speelt Pierre Hantaï bijvoorbeeld klaviermuziek van Handel, en is er een concert met liederen van Purcell en Pepusch door Stefan Temmingh en Dorothee Mields. Gelukkig krijgen ook de originele dansprogramma’s van Boughton een plek. De hertog is blij dat de muziek van Boughton op deze manier toegankelijk wordt gemaakt voor het festivalpubliek. Tijdens een recent bezoek onderzochten curator Paul Boucher en ik de partituren nauwgezet op sporen van gebruik, aantekeningen en in de kantlijn geschreven opmerkingen. Enkele stukken zijn zo vaak gespeeld dat het compleet beduimelde papier bijna tot stof uiteenvalt. Favoriete werken zijn gemarkeerd met strookjes papier tussen de pagina’s, of met bibberige hand geschreven notities. Een opvallend voorbeeld is een air van Handel in bewerking voor klavecimbel, waaraan een achttiende-eeuwse persoon heeft toegevoegd: ‘Pleasing’ en ‘This’ (zie foto pagina 14): Pleasing Air This – dit is een fijn stuk! 13
DE MUZIEK VAN BOUGHTON HOUSE
festival oudemuziek utrecht ZO 30 AUG, 11.00 UUR LEEUWENBERGH Jan de Winne c.s. Traversosonates van Handel MA 31 AUG, 13.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Pierre Hantaï Klaviersuites van Handel DI 1 SEP, 9.30 UUR TIVOLIVREDENBURG, CLUB NINE Zomerschool: Paul Boucher De Montagu Music Collection van Boughton House DI 1 SEP, 15.00 UUR THEATER KIKKER Dansvoorstelling Dance and the Dukes Of Montagu WO 2 SEP, 15.00 UUR THEATER KIKKER
Nog mooier is het exemplaar van de begrafenismuziek die Giovanni Bononcini schreef voor de hertog van Marlborough (die via een huwelijk aan de Montagu’s was verbonden). Deze partituur heeft niet alleen toebehoord aan de componist zelf, maar bevat ook een handgeschreven toevoeging: het menu voor de hele week (zie bovenste foto). Dit soort blijken van continu, liefdevol gebruik, en de inbedding in het dagelijks leven van de eigenaars en sporen van plezier uit het verleden inspireren onze concertserie. Een deel van de muziek is welbekend, een deel krijgt nu de kans om in uitstekende uitvoeringen herontdekt te worden. Door Boughton House naar Utrecht te halen hopen we ons publiek de muzikale soundtrack te kunnen presenteren van een belangrijke Engelse, aristocratische familie, die niet alleen rijk en machtig was, maar eersteklas liefhebbers van muziek. ıı
Dansvoorstelling Dance and the Dukes Of Montagu DO 3 SEP, 11.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Cicic & Gratton Sonates van Handel en tijdgenoten DO 3 SEP, 17.00 UUR GEERTEKERK Mields & Temmingh Orpheus Britannicus
Begrafenismuziek voor de hertog van Marlborough met het menu van de week, en gesigneerd ‘Bononcini’
ZA 5 SEP, 11.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Musica ad Rhenum Geminiani, Roman en Handel ZO 6 SEP, 17.00 UUR GEERTEKERK Cappella Amsterdam Funeral Music voor de Hertog van Marlborough ‘Pleasing Air This’, in de achttiende eeuw genoteerd bij een stuk van Handel
14
15
festival oudemuziek utrecht
Stefan Temmingh
INSPIRED BY SONG Stefan Temmingh, onthoud die naam. De van oorsprong Zuid-Afrikaanse, in Duitsland werkzame blokfluitist is bezig aan een bliksemcarrière, waarbij hij en passant ook nog even de blokfluit zelf aan een beter imago helpt. Tijdens het komende Festival treedt hij aan met sopraan Dorothee Mields en een basso continuo-ensemble voor zijn allereerste concert in Nederland. Op het programma staan liederen van onder anderen Purcell, Pepusch en Corelli, repertoire dat door Temmingh en Mields is vastgelegd op hun cd Inspired by song, maar dat ook te vinden is in de bibliotheek van Boughton House. Temmingh: ‘Uit de barok bestaan heel veel bewerkingen van vocale muziek voor blokfluit. Muziek werd toen natuurlijk nog niet verspreid via radio of cd, dus als mensen thuis populaire muziek wilden luisteren, moesten ze die zelf maken. En wat mensen niet konden zingen, speelden ze op blokfluit. Maar er zijn ook stukken die echt geschreven zijn voor de combinatie sopraan-blokfluit. Het mooiste voorbeeld hiervan is O let me weep uit de Fairy Queen van Purcell. Lang is van dit stuk gedacht dat het voor viool en sopraan, of hobo en sopraan was, maar de toonaangevende musicoloog Peter Holman is er van overtuigd dat het voor blokfluit en sopraan is.’ Temmingh en Mields completeren het programma met onder andere de virtuoze variaties op John come kiss me now van Thomas Baltzar en When loves soft passion van Pepusch, een charmante cantate voor sopraan en blokfluit met basso continuo. De hertog van Chandos, aan wie Pepusch zijn bundel met zes cantates uit 1720 opdroeg, speelde destijds zelf de blokfluitpartij, naar het schijnt. Wat is kenmerkend voor de Engelse muziek rond 1700? ‘Purcell is een van de weinige Engelse componisten wiens muziek in de barok wijd verspreid was in Engeland. De meeste populaire muziek kwam van geïmmigreerde componisten: Handel, Corelli en Pepusch komen allemaal uit Duitsland of Italië. De Engelse muziek uit die tijd is dan ook echt een mengelmoes: er was veel invloed van de Italiaanse en Franse stijlen. Maar uiteraard is er in ons concert ook ruimte voor improvisatie. Immers: barokmuziek zonder improvisatie is als leven zonder seks.’
16
KLEIN INTERVIEW GEINTERVIEWDE
foto: Ujesko
Dorothee Mields
Hoe gaat het met de blokfluit in Duitsland? ‘Het gaat heel goed, al werken we er hard aan om het imago van het instrument te veranderen. Je ziet zeker dat dit verandert als gevolg van de inspanningen van mensen als Erik Bosgraaf, Dorothee Oberlinger en mijzelf. We proberen de blokfluit ook bekend te maken buiten de oude muziek. De blokfluit was ook tijdens de barok geen groot instrument. Er waren toen nauwelijks professionele blokfluitisten. Ik denk dat Silvestro Ganassi, die in 1550 overleed, de laatste beroepsblokfluitist was; in de twintigste eeuw was Frans Brüggen zo ongeveer weer de eerste van onze tijd. In de barok waren het bijvoorbeeld hoboïsten die de blokfluit erbij namen. ‘Laatst gaf ik een concert samen met Erik Bosgraaf en toen hebben we gesproken over de verschillen tussen Nederland en Duitsland. Ik heb het idee dat er toch nog een soort muur bestaat tussen beide kanten. Zeker qua speeltechnieken: die zijn in Duitsland zo anders dan in Nederland. In Duitsland bespeelt men de blokfluit veel sterker, met meer lucht. Frans Brüggen zei dat de blokfluit eigenlijk geen blaasinstrument is omdat je niet zoveel druk hoeft te zetten. Maar ik denk dat om een grote, gezonde klank te krijgen je juist echt goed moet blazen. De hoeveelheid lucht die je blaast maakt natuurlijk uit, maar ook de temperatuur. Warmere lucht geeft een betere klank – en die moet dus dieper vanuit je lijf komen.’ En nu speel je voor het eerst in Nederland. ‘Ja, en daar kijk ik erg naar uit. Ik ben geboren en opgegroeid in Zuid-Afrika, maar mijn vader is Nederlander. Toen hij hier compositie studeerde hebben we, toen ik nog heel klein was, een aantal maanden in Utrecht gewoond. Ik voel me op een of andere manier erg thuis in Amsterdam en Utrecht. Blijkbaar verloochent die afkomst zich niet.’ Susanne Vermeulen
do 3 sep, 17.00 uur / Geertekerk Dorothee Mields & Stephan Temmingh c.s./ Orpheus Britannicus
17
TEKST BEELD
AGNES VAN DER HORST FOPPE SCHUT
VAN DRINKGELAG TOT ROUWSTOET VOX LUMINIS EN LIONEL MEUNIER, ARTIST IN RESIDENCE
Vox Luminis en Lionel Meunier, artist in residence
VAN DRINKGELAG TOT ROUWSTOET
18
LIONEL MEUNIER .INTERVIEW
Vocaal ensemble Vox Luminis en hun leider Lionel Meunier zijn ‘booming’. Hun droom is uitgekomen: ze kunnen de concertaanvragen nauwelijks aan, én ze zijn artist in residence tijdens het komend Festival Oude Muziek. Ze kleuren het Festival met een reeks van totaal verschillende programma’s met veel drama en pure schoonheid. Het is een ijzeren wet: muziekrepetities lopen altijd uit. Ook die van het Nederlands Kamerkoor en gastdirigent Lionel Meunier. Maar eindelijk komt het verlossende sms’je - ‘coming down in 3 minutes’ - en beent hij met lange passen het café van Q-Factory binnen. Plezierig nazinderend van de geconcentreerde repetitie met een – vooral in nieuwe muziek doorgewinterd – kamerkoor op een terrein dat voor beide nieuw is. Nog voordat ons gesprek goed en wel begonnen is, barst hij los over Rossini’s Petite messe solennelle en over de gretigheid waarmee het Kamerkoor zich openstelt voor zijn op oude muziek gebaseerde ideeën over het stuk. Hij vertelt hoe bewust anders deze mis van Rossini was, in een tijd van massale missen met grote orkesten en dito koren. Meunier: ‘Rossini werd een dagje ouder en dacht: laat ik nu maar eens iets voor God schrijven, iets heel intiems, een soort paspoort naar het paradijs.’ Meunier staat de laatste tijd vaker voor andere ensembles dan ‘zijn eigen’ Vox Luminis. Zo dirigeerde hij behalve het Nederlands Kamerkoor recent ook de Nederlandse Bachvereniging. Maar muziek uitvoeren van de negentiende-eeuwse Rossini is voor hem, stijgende ster in de oude muziek, toch iets totaal nieuws? Dat valt wel mee, verzekert hij me. Rossini’s mis voor twaalf zangers en twee piano’s, met of zonder harmonium, is geworteld in de oude muziek. Dit uitstapje betekent dus niet dat hij, zoals andere oudemuziek-specialisten Philippe Herreweghe of Ton Koopman, zijn territorium aan uitbreiden is richting klassiek en romantiek. ‘Maar ik sluit niets uit’, waarschuwt hij toch maar
even. ‘Wat veel mensen niet weten is dat ik helemaal niet met oude muziek ben begonnen. Het eerste dat ik zong, was het Stabat Mater van Poulenc, gevolgd door het Requiem van Schnittke, stukken van Mendelssohn, Brahms en ook eigentijdse muziek. Ik vond het fantastisch. Mijn stem is niet zo geschikt voor dit repertoire, dus ik ben er niet mee doorgegaan, maar ik luister graag naar muziek uit de romantiek en ik houd van de Elijah van Mendelssohn. Maar ik zal het nooit uitvoeren met Vox Luminis’, voegt hij er aan toe. STROOMVERSNELLING Het elf jaar geleden door Lionel Meunier opgerichte veertienkoppige zangensemble zingt van renaissance tot en met barok en doet dat zo dicht als mogelijk bij de uitvoeringspraktijk van toen. Maar noem het nooit ‘historische uitvoeringspraktijk’, zegt hij met een beetje vies gezicht. ‘Ik heb het liever over ‘historisch geïnformeerd’. Ondanks alle bronnen die we, mede dankzij internet, steeds gemakkelijker kunnen raadplegen, zullen we de oude muziek nooit helemaal kunnen brengen als het destijds werd gedaan. We kunnen niet altijd de juiste stemming gebruiken en onze instrumenten zijn ‘slechts’ kopieën. Maar alle informatie over de muziek van toen die ons ter beschikking staat, gebruiken we.’ Meunier richtte Vox Luminis op in Namen, waar hij blokfluit en zang studeerde. ‘Ik zong in het World Youth Choir het Stabat Mater van Scarlatti’, vertelt hij over de geboorte van Vox Luminis. ‘Het klonk echt heel mooi, maar toch: het Stabat Mater van Scarlatti met 36 zangers, het voelde niet goed.’ Dat was het moment waarop hij besloot zijn eigen weg te gaan. ‘Ik had meer vrijheid nodig en wilde een eigen solistengroep van zangers met karaktervolle stemmen. Ik was er redelijk vroeg bij: er waren nog niet zoveel groepen die dit repertoire deden en al helemaal niet zonder dirigent. Wij wilden per se zonder leider zingen, ook al verschoven we de grenzen van achtstemmige muziek naar tienstemmig en soms zelfs naar twaalf- en veertienstemmig stukken. We zongen laatst het Magnificat van Bach met 31 19
INTERVIEW. LIONEL MEUNIER
Vox Luminis
musici, zonder dirigent – zoals we het ook op de BachDag in het Seizoen Oude Muziek zullen doen. Het werkte perfect! Bij het luisteren naar muziek gebruik je behalve je oren ook je ogen. Een koorlid kijkt al zingend meer naar de dirigent dan dat hij of zij in de gaten houdt wat medezangers doen.’ Een ander onderscheidend kenmerk van Vox Luminis is dat het koor uit louter generatiegenoten bestaat. Een bewust keuze van Meunier: ‘Vanaf het begin zaten we allemaal in dezelfde levensfase. Dat betekent dat we veel met elkaar delen, elkaar begrijpen en aanvoelen. En niet alleen op muziekgebied. We begonnen allemaal als jonge talenten en werden op hetzelfde moment jonge professionals. Nu we ouder worden, verandert ook voor iedereen het leven op ongeveer dezelfde manier. Zo krijgt meer dan de helft van de groep dit jaar een kind. Ook voor Vox Luminis als ensemble verandert er veel. ‘Na een voorzichtig begin groeien we de laatste jaren opeens heel snel. Eerst was het alsof we in een vliegtuig zaten, maar nu lijkt het wel een raket. Van dertig concerten per jaar zitten we nu op zestig; van één cd-opname in de twee jaar doen we er nu twee per jaar.’ KOOR VAN JONGE OUDERS Als ik vraag naar de oorzaak van dat plotselinge succes gaat Lionel Meunier er even echt voor zitten. ‘In 20
willekeurige volgorde,’ zegt hij, last een denkpauze in en zegt dan: ‘Hard werken, talent, geluk... én geluk. Waarom twee keer geluk? Ten eerste: we kwamen de juiste mensen tegen op het juiste moment. Dat is heel erg belangrijk. Je kunt immers wel in kleine kerkjes de prachtigste dingen doen, maar als je daarmee niemand bereikt en het je geen concerten en recensies oplevert, stort alles in wat je opbouwt. Wij ontmoetten Jérôme Lejeune van het label Ricercar toen we alleen nog maar een demootje hadden met drie nummers. Met Ricercar konden we cd’s gaan maken. Daarnaast heeft het label een geweldig uitgebreide distributie. Dat was geluk nummer 1. Geluk nummer 2 was de crisis. Er was geen geld meer voor grote producties en de vraag naar kleinere ensembles nam toe. Wij waren al ervaren in dit repertoire en in de historisch geïnformeerde manier van uitvoeren, met één of weinig stemmen per partij. Inmiddels zijn er meer groepen die dit doen, maar die beginnen net. Wij waren er precies op het juiste moment klaar voor.’ Het succes van Vox Luminis kent een keerzijde. ‘Wij hebben zelf ook geldproblemen. Door het sterk toegenomen aantal concerten hebben we extra mensen nodig voor organisatie, planning en administratie. Tot nu toe regelen we het allemaal zelf, maar dat lukt niet meer. Ik word elke dag wel gevraagd om
LIONEL MEUNIER .INTERVIEW
concerten te geven. Fantastisch natuurlijk, maar ik ben een jonge vader met twee kinderen die ik toch graag zo vaak mogelijk wil zien. Organisatorisch is het een hels karwei. Denk je eens in: de planning van 60 concerten per jaar met een groep zangers die bijna allemaal jonge ouders zijn, of binnenkort worden. Binnen het koor zijn er verschillende paren. De moeders zijn rondom de geboorte zeker twee maanden weg, de vaders komen sneller terug. Twee dagen geleden nog heeft een van ons een kind gekregen.’ Hij grinnikt. Ik ben zelf getrouwd met een van de sopranen en kreeg vijf weken geleden een zoon. Een andere sopraan krijgt haar kind in mei en is dus net op tijd terug voor het Festival Oude Muziek in Utrecht. Het mooie is: we weten allemaal hoe het is. We laten elkaar de foto’s zien en snappen hoe het komt dat iemand als een afgepeigerd wrak weer bij ons terug komt op de eerste dag na de bevallingsperiode.’ Even dreigden de grote veranderingen de saamhorigheid binnen Vox Luminis te ondergraven, vertelt hij. Niet iedereen wilde zoveel concerten. Anderen wilden er zelfs méér, of liever ander repertoire. Na een uitgebreide evaluatie is er nu duidelijkheid en keert de eenheid terug in de groep. ‘We gaan niet verder dan 60 concerten per jaar. Zo kunnen we de kwaliteit bewaken. En we houden ons aan het repertoire waar we ons het best bij voelen. Renaissance en barok op verschillende manieren gebracht: a cappella, met basso continuo of met instrumenten. Dat laten we ook zien tijdens het Festival in Utrecht.’ VAN CLIMAX NAAR AFGROND Twee jaar geleden kwam Vox Luminis met de cd English royal funeral music (jubelend besproken in Tijdschrift Oude Muziek). Aangezien Engeland het thema is van het Festival, lag de keuze voor de hand: artist in residence Lionel Meunier en Vox Luminis openen met de prachtige Funeral sentences van Henry Purcell. Meuniers ogen krijgen pretlichtjes. ‘We willen heel graag een reconstructie doen van de begrafenis van koningin Mary, mét de daarbij behorende processie. Het mooie is: we weten alles
van die rouwdienst. We weten dat Purcell daar niet alle muziek voor schreef, maar slechts een paar canzona’s, een mars en motetten. We weten ook dat de kist door de straten van Londen is gevoerd, behangen met zwarte gordijnen en begeleid door trommels en hobo’s. Mijn idee is om die trommels en hobo’s al buiten de zaal te laten horen, of misschien zelfs buiten TivoliVredenburg, en al spelend binnen te komen. Dat geeft het publiek het gevoel dat ze in de Westminster Abbey zitten en de baar met Mary naar binnen wordt gedragen. In het programma wil ik alle levensfasen van koningin Mary belichten. Naast de funeral music gaan we ook Celebrate this festival uitvoeren, geschreven voor de verjaardag van de koningin. Fantastische muziek met veel kleine solo’s en ensembles, perfect voor onze groep. Ik ben ook van plan Purcells kroningmuziek My heart is inditing te laten horen. Dit stuk is weliswaar niet voor koningin Mary is geschreven – over haar kroning is weinig bekend – maar voor koning James. Zo hebben we een mooie afwisseling van feestelijk en droevig. En dan…’ (Meunier neemt een bewust dramatische pauze) ‘…eindigen we met de hoogst tragische Elegy on the death of Queen Mary, met twee zangeressen, een orgel en een gamba.’ Meunier kijkt verwachtingsvol: ‘Wel een beetje riskant hè, een festivalconcert zo te eindigen: van climax naar afgrond? Maar ik weet dat Nederlanders graag worden verrast. Ik wil dat het publiek niet naar huis gaat met de gedachte ‘we hebben mooie muziek gehoord’, maar met het gevoel dat ze iets bijzonders hebben meegemaakt.’ Een paar dagen later voert Vox Luminis, samen met het Franse ensemble La Fenice onder leiding van Jean Tubéry, Henry Purcells semi-opera King Arthur uit. Een heerlijk Engels stuk: patriottisch, maar ook met veel magie en dubbelzinnige humor. ‘Het wordt een concertversie, dus geen decors en kostuums. Er zitten echter passages in die je niet keurig met je neus in de partituur (Meunier doet het voor) gaat zingen. Bij het drinklied ‘come boys, come!’ bijvoorbeeld gooien we de partituur aan de kant en gaan we even helemaal los.’ 21
INTERVIEW. LIONEL MEUNIER
We brengen ook een polyfoon programma. We zijn er goed in, het is geweldige muziek en we doen het graag, maar naar dit soort programma’s is niet veel vraag. We pakken deze kans daarom met beide handen aan om ons programma Light and shadow te laten horen: muziek van negen verschillende componisten uit de tijd van Elizabeth I, waarin de laatrenaissance overvloeit naar de vroegbarok. In sommige werken hoor je nog de stile antico, andere stukken zitten dicht bij de barokmuziek. Dit programma maakt het duidelijk dat het onzin is om te beweren dat alleen in de barok de nadruk lag op het uitdrukken van de tekst. Neem bijvoorbeeld Tomkins’ anthem When David Heard that Absalom was slain. Ik houd ontzettend van dat werk: het zit vol hartverscheurende uitroepen, zoals “O Absolom, my son”. Dat wordt adembenemend indringend weerspiegeld in de muziek. Light and shadow betekent ook geboorte en dood. Daarom staan er ook stukken op als Tallis’ Videte Miraculum over de geboorte van Christus en Christe, qui lux van White over het licht. Het concert met werk van Gibbons, onder begeleiding van een gambaconsort, is nieuw voor ons. Ik kijk er naar uit, want ‘consort playing’ is typisch Engels. Bovendien ben ik gefascineerd door de viola da gamba, een prachtig instrument dat veel lijkt op de menselijke stem.’ Het blijft niet bij deze vier concerten. Meunier heeft nog veel meer noten op zijn zang. ‘We hebben een mooi plan met het veertigstemmige Spem in Alium van Tallis.’ Ook komt er een dagelijkse, seculiere versie van de evensong, voorafgaand aan het avondconcert. ‘Elke dag houdt iemand, bijvoorbeeld van de Universiteit Utrecht, een korte, prikkelende lezing. Daaromheen zingen wij twee keer tien minuten prachtige Engelse muziek.’ Na het interview kijkt Meunier op zijn mobiele telefoon. ‘In de tijd dat we hebben zitten praten zijn er weer twee aanvragen voor concerten binnengekomen.’ Hij kijkt met aan met een mengeling van lichte wanhoop en trots. ıı 22
festival oudemuziek utrecht ZA 29 AUG, 20.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL Vox Luminis / Lionel Meunier Funeral Sentences MA 31 AUG, 20.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL Vox Luminis / Lionel Meunier Purcell: King Arthur WO 2 SEP, 17.00 UUR PIETERSKERK Vox Luminis / Lionel Meunier Light and shadow VR 4 SEP, 17.00 UUR GEERTEKERK Vox Luminis / Lionel Meunier & Mezzaluna / Peter van Heyghen The Triumphs of Oriana
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW GEINTERVIEWDE
Vioolvirtuoos Nicola Matteis
EEN SENSATIE IN LONDEN Violiste Amandine Beyer beleefde met haar ensemble Gli Incogniti onlangs een intensieve concerttour door Frankrijk, waarbij ze samen met het vocale Ensemble Jacques Moderne de Markus-Passion van Reinhard Keiser uitvoerde. Tijdens het Festival Oude Muziek wijdt Beyer zich natuurlijk aan Engels repertoire, hoewel de wieg van Nicola Matteis, de centrale componist op haar programma, toch echt in Italië stond. Hoe kwam Matteis in Engeland terecht? ‘Als jongeman trok hij door Europa’, vertelt Beyer, ‘en in Londen bleef hij hangen. Hij zou er nooit meer weggaan. Al snel kende heel muzikaal Londen hem, want hij was als violist echt een sensatie. Volgens oorgetuigen kon hij de viool laten zingen als een menselijke stem, maar ook laten klinken als een heel consort. Die laatste omschrijving slaat waarschijnlijk op het gebruik van dubbelgrepen, een fenomeen dat destijds nieuw was in Engeland. De Engelsen componeerden hun instrumentale muziek in de zeventiende eeuw nog vaak in de consortstijl, waarbij ieder instrument nooit meer dan één toon tegelijk speelde. Dubbelgrepen en akkoorden waren halverwege de zeventiende eeuw in Italië allang gemeengoed; in Oostenrijk wisten componisten als Biber en Schmelzer er ook wel raad mee.’ Was hij echt een Italiaanse componist? Beyer: ‘Als je naar zijn muziek kijkt, zie je allerlei invloeden: er zijn duidelijke sporen van traditionele muziek uit de omgeving van Napels, maar ook van Franse dansvormen. Hoe dan ook: ik denk dat hij zowel vanuit Italiaans als vanuit Engels perspectief gezien niet echt in een hokje te plaatsen is. Hij pikte ook in Londen van alles op, je hoort duidelijk Engels aandoende melodieën. Maar die kruidde hij dan flink met Italiaanse sensualiteit. Zijn muziek is lekker bizar, heerlijk om te spelen. Hij schrijft soms dingen die op het eerste gezicht helemaal niet kunnen op een barokviool. Het verhaal gaat dat hij zelf een langere strijkstok gebruikte dan in de barok gewoon was. Nicola Matteis, wat voor rare vogel hij ook was, is van grote invloed geweest voor de Engelse muziek.’ Marcel Bijlo
ma 31 aug, 11:00 uur / Geertekerk Gli Incogniti / Amandine Beyer/ Nicola Matteis: False Consonances
23
24
TEKST BEELD
NOORTJE ZANEN JOHN WOOD
NIEUW IN UTRECHT: DUNEDIN CONSORT VENUS AND ADONIS VAN JOHN BLOW
Venus and Adonis van John Blow
NIEUW IN UTRECHT: DUNEDIN CONSORT
JOHN BUTT.INTERVIEW
De Engelse dirigent, organist, klavecinist en muziekwetenschapper John Butt maakte naam met zijn vernieuwende interpretaties van bekende meesterwerken van Bach en Handel. Hij is ‘Gardiner Professor of Music’ aan de Universiteit van Glasgow en sinds 2003 heeft hij de artistieke en muzikale leiding van het befaamde Dunedin Consort uit Edinburgh. In 2012 was Butt gastspreker tijdens het STIMU-symposium over Gustav Leonhardt, onderdeel van het Festival Oude Muziek Utrecht. Deze zomer komt Butt voor het eerst met het Dunedin Consort naar Utrecht met een prachtig muzikaal portret van Engeland in de zeventiende eeuw. ISOLEMENT, STAGNATIE EN WEDEROPBOUW Na het lange regime van Elizabeth I, die tussen 1558 en 1603 aan de macht was geweest, floreerde de Engelse cultuur. Het waren hoogtijdagen voor Engelse genres als het anthem en de luitmuziek. De plotselinge en ingrijpende politieke gebeurtenissen aan het begin van de zeventiende eeuw lieten danig hun sporen achter in de ontwikkeling van de Engelse muziek. Na de hegemonie van de Tudors brak er een machtsstrijd uit tussen het vorstenhuis Stuart en het parlement. Deze strijd eindigde in een burgeroorlog met in 1648 een verrassend resultaat: het parlement won, de ‘Commonwealth of Engeland’ – het Gemenebest – werd uitgeroepen en koning Charles I werd onthoofd. In 1653 ontbond Oliver Cromwell dit republikeinse bestuur en daarmee brak de Puriteinse dictatuur aan. Dit strenge regime, waarin Cromwell de kerk radicaal probeerde te hervormen, remde de bloeiende cultuur van de Anglicaanse kerk. John Butt beschouwt deze uitzonderlijke gebeurtenissen als bepalend voor de muzikale ontwikkelingen van die tijd. ‘Op dit punt in de Engelse geschiedenis kwam het professionele muziekleven volledig tot stilstand. Pas met het aantreden van koning Charles II in 1660, tijdens de zogenoemde restauratie van het koningshuis, konden Engelse 25
INTERVIEW. JOHN BUTT
musici de draad weer oppakken. Juist doordat de ontwikkeling tijdelijk was stilgelegd, hadden Engelse musici na de Commonwealth extra veel energie om het muziekleven een nieuwe impuls te geven. Dat was interessant, want het bracht twee tegengestelde reacties samen. Musici keerden uit nostalgie terug naar het muzikale idioom van voor de dictatuur, maar tegelijkertijd probeerden ze ook om de ontwikkelingen van het continent te integreren in hun eigen muzikale idioom: de Engelse muziek van tijdens de Restauratie vertoont duidelijk meer overeenkomsten met de Italiaanse en Franse stijl. En juist omdat Engelse musici alles weer opnieuw moesten opbouwen klinkt deze muziek van musici als John Blow en Henry Purcell heel fris en vernieuwend. Met veel allure pakten ze de draad weer op.’ Speciaal voor het Festival Oude Muziek heeft het Dunedin Consort een programma samengesteld dat een goed beeld schetst van deze ontwikkelingen in Engeland. ‘We laten muziek uit beide periodes horen: anthems en consortmuziek van vóór de Commonwealth en vernieuwende muziek van Matthew Locke en John Blow van de periode daarna: een muzikaal portret van de Engelse geschiedenis.’ DUNEDIN CONSORT MET ENGELS REPERTOIRE Het lijkt voor de hand liggend dat het Schotse Dunedin Consort vaak Engels repertoire speelt, maar Butt moet bekennen dit niet zo is. ‘Het ensemble, vernoemd naar het markante kasteel Din Eidyn in Edingburgh, is opgericht in 1995 door vijf zangers die zich voornamelijk bezig hielden met vocale barokmuziek en hedendaagse muziek. Sinds ik erbij betrokken ben, heb ik het repertoire iets breder gemaakt: muziek vanaf 1600 tot aan het begin van de negentiende eeuw en af en toe ook nog eigentijdse muziek. Maar de nadruk ligt op vocale en instrumentale barokmuziek van Bach en Handel en het klassieke repertoire. Ik zie ernaar uit om met Dunedin nu een volledig Engels programma uit te voeren, al zal dat nog best lastig worden. Het gevaar bestaat namelijk dat de zangers op de automatische piloot gaan zingen, juist omdat de teksten in hun moedertaal zijn. Hoe precies ze ook zijn met de Duitse en Italiaanse uitspraak, in mijn ervaring mist er iets van die gedrevenheid in de uitspraak als ze in het Engels zingen. Met name de anthems van John Ward en Thomas Weelkes zijn een uitdaging. Met deze muziek groeiden al mijn zangers op, het zit in hun bloed en het is een belangrijk onderdeel van 26
de Angelsaksische zangtraditie. Hoe kunnen we nu iets nieuws doen met deze muziek? Hoe voorkomen we dat we deze anthems op dezelfde manier gaan zingen als al die andere Engelse koren? Dat is onze opdracht voor het repetitieproces, waarbij we op zoek gaan naar articulatie en contrasten.’ ENGELSE CONSORTMUZIEK Butt verheugt zich ook op de combinatie met consortmuziek van William Lawes, Orlando Gibbons en Matthew Locke. ‘Ik zie ernaar uit om deze muziek nu eens in een andere context te horen, namelijk direct na de anthems en gevolgd door een theatraal werk van John Blow: de opera Venus and Adonis. Consortmuziek is meestal heel intiem: bedoeld voor in de huiskamer en speciaal geschreven voor het plezier van de uitvoerders. Wat mij betreft is het een voorloper van de klassieke en vroegromantische kamermuziek. De serene rust en zuiverheid die de strijkkwartetten van Haydn tevoorschijn kunnen toveren ervaar ik ook vaak bij Engelse consortmuziek.’ Het Dunedin Consort heeft een team van uitstekende instrumentalisten die dit repertoire regelmatig uitvoeren, zij het in een heel andere setting. ‘In dit programma zal deze muziek op een andere manier werken. Luisteraars zullen wellicht overeenkomsten en verschillen horen tussen de anthems en de consortmuziek. Ik kan in ieder geval vast verklappen dat in beide gevallen sprake is van een mix van polyfone stemmen en dramatische harmonieën. En het zal misschien wel opvallen hoe vocaal de instrumentale consortmuziek is bedacht. Ik hoop ook dat de zangers en de instrumentalisten van Dunedin veel van elkaar zullen leren tijdens dit samengestelde programma. Misschien voeren de instrumentalisten deze consortmuziek net iets anders uit nadat ze de zangers de anthems hebben horen zingen.’ DE EERSTE ENGELSE OPERA Het programma van het Dunedin Consort eindigt met de opera Venus and Adonis van John Blow. Vaak wordt Purcells Dido and Aeneas genoemd als de eerste Engelse opera in de muziekgeschiedenis, maar de eerste bewaard gebleven Engelse opera is toch echt afkomstig van Blow. Net als het meesterwerk van Purcell komt Venus and Adonis voort uit de Engelse traditie van de masques. Blow gaf zijn opera dan ook de ondertitel ‘A Masque for the Entertainment of the King’. Omdat het stuk echter volledig is doorgecomponeerd – er klinkt dus geen gesproken
tekst – is het wel degelijk een opera. Zowel Purcell als Blow (die overigens bevriend waren) liet zich inspireren door de opera’s in Franse stijl: ze kozen voor een Franse ouverture en gaven het koor een grotere rol dan in de Italiaanse opera’s. Deze keuzes lagen voor de hand, want koning Charles II probeerde tijdens de restauratie van het Engelse koningshuis zoveel mogelijk elementen van het prestigieuze hof van de Franse koning Lodewijk XIV te kopiëren. ‘Voor het Dunedin Consort zal de uitvoering van Venus and Adonis een première zijn’, zegt Butt. ‘Het is een prachtig, gebalanceerd stuk dat dichter bij de Franse dan de Italiaanse traditie ligt. Maar het sluit ook aan bij de Engelse consortmuziek van voor de Commonwealth. We zullen er zelf voor moeten zorgen dat de muziek tot leven komt, want dat gaat niet vanzelf met deze partituur. Het is niet zo’n stuk dat je gewoon kan spelen en dat vervolgens meteen goed klinkt. Dat komt alleen voor bij extreem getalenteerde componisten. Eerlijk gezegd is Purcell een goed voorbeeld van zo’n genie. Hij schreef zulke mooie harmonieën en de diverse stemmen passen altijd zo goed bij elkaar dat zijn muziek altijd een groot effect heeft. Het is betoverende muziek, het valt altijd op zijn plaats. Met de opera van Blow zullen we zelf iets creatiever moeten zijn om een vergelijkbaar effect te creëren.’
een nieuwe samenhang te horen en op een nieuwe manier uit te voeren. In dat opzicht is het voor onszelf ook een ontdekkingsreis. We vertellen op een bijzondere manier een verhaal over de Engelse muziek in de zeventiende eeuw. Ik hoop dat we de Engelse muziek op een spontane manier tot leven kunnen wekken met dezelfde energie en nieuwsgierigheid die we zouden hebben als deze muziek voor het eerst in première zou gaan.’ ıı
ONTDEKKINGSREIS Butt ziet uit naar dit Utrechtse avontuur: ‘Ons programma in Utrecht is uniek: voor de eerste keer brengen we al deze Engelse componisten samen en maken we een soort reis door Engeland in de zeventiende eeuw. Het is altijd leuk om stukken in
WO 2 SEP, 20.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL
festival oudemuziek utrecht
Dunedin Consort / John Butt John Blow: Venus and Adonis
27
JULIA MULLER-VAN SANTEN
HENRY PURCELL
TEKST
HENRY PURCELL VOLOP IN DE SCHIJNWERPERS
Volop in de schijnwerpers
Purcell door Robert White uit de Orpheus Britannicus, 1706.
28
HENRY PURCELL
Tijdens het komende Festival Oude Muziek is er volop aandacht zijn voor de nalatenschap van een van Engelands grootste muzikale talenten: Henry Purcell. Julia Muller-van Santen, voormalig hoogleraar Engelse en Amerikaanse literatuur aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), portretteert een van de meest geliefde Engelse componisten. In het Londense Westminster, dichtbij de abdij, woonden de broers Thomas en Henry Purcell sr. – vader van de ons bekende Purcell – met hun gezinnen. Zij werkten als musicus bij de Chapel Royal voor koning Charles I.1 Het was een roerige tijd: onder aanvoering van Oliver Cromwell werd de monarchie afgeschaft, Charles afgezet en later zelfs onthoofd. Engeland werd van 1647 tot 1660 een republiek: het Gemenebest. Het zou kunnen dat een deel van de familie Purcell hierdoor Londen tijdelijk ontvluchtte, want van de doopakte van de componist – die dus ook Henry heette en vermoedelijk geboren werd in 1659 – is tot op heden geen spoor, terwijl de rest van de familie in de registers uitgebreid voorkomt. GEMENEBEST Tijdens het Gemenebest sloten de Puriteinen onder leiding van Cromwell de openbare theaters en verboden ze alle kerkmuziek. Hierdoor werd de broodwinning van musici beperkt tot lesgeven. In de huizen van de gegoede burgerij werd nog wel gemusiceerd; muziekles was belangrijk in de opvoeding van jongens en vooral meisjes van goeden huize. Zelfs de dochters van Cromwell kregen muziekles. In besloten kring mochten ook toneelstukken worden opgevoerd – met of zonder muziek – op voorwaarde dat een ernstig, historisch onderwerp centraal stond. The Siege of Rhodes, met muziek van onder anderen Henry Lawes en Matthew Locke, en The Cruelty of the Spaniards in Peru, met muziek van Locke, werden in Londen uitgevoerd in 1658/59, onder leiding van de
latere theaterdirecteur William Davenant. Na de restauratie van het koningschap in 1660 besteeg Charles II de troon. Vader Purcell overleed toen Henry jr. een jaar of vijf was. Niet lang daarna werd de jongen opgenomen in het jongenskoor van de Chapel Royal. THE CHILDREN OF THE CHAPEL ROYAL Deze koorknapen, The Children of the Chapel Royal, kregen een zeer gedegen muzikale opleiding. De koorleiding was aanvankelijk in handen van Captain Henry Cooke, die ook aan The Siege of Rhodes had meegewerkt als acteur en componist. Purcell was van meet af aan omgeven met mensen die zich zowel met kerkmuziek als met seculiere toneelmuziek bezighielden. Dat was voordelig, omdat hofmusici financieel afhankelijk waren van de koning. De kerkmuziek viel onder zijn verantwoordelijkheid , want de Engelse vorst stond – en staat – aan het hoofd van de Anglicaanse kerk. Na Cookes dood in 1672 kwam de Chapel Royal onder leiding van Pelham Humphfrey, die veel aandacht zal hebben besteed aan de vorderingen van de jonge Purcell. Die werd zelfs genoemd als Cookes muzikale opvolger. Purcell kreeg orgelles van Chistopher Gibbons, Orlando Gibbons’ zoon en organist van Westminster Abbey. Christopher Gibbons werd opgevolgd als organist en leraar door John Blow. Blow, een jaar of tien ouder dan Purcell, raakte zeer onder de indruk van de capaciteiten van zijn leerling. De twee werden eeuwige vrienden. Toen Purcell circa dertien was, kreeg hij de baard in de keel en moest hij het jongenskoor verlaten. Hij werd de assistent van zijn peetvader, John Hingstone, die de koninklijke instrumenten stemde en repareerde. In 1677 stierf componist Matthew Locke, een dierbare vriend van Purcell. Na Lockes overlijden nam Purcell zijn plaats in als hofcomponist. Toen Purcell twintig jaar was, gaf Blow zijn post als organist van Westminster Abbey op ten gunste van zijn talentvolle leerling. Een jaar later componeerde Purcell zijn eerste toneelmuziek, voor Theodosius van Nathaniel Lee. Het stuk ging in première in het 29
HENRY PURCELL
Dorset Garden Theatre, waar nog veel andere theatermuziek en opera’s van Purcell zouden klinken. ‘ILLEGALE’ KAARTVERKOOP Over Henry Purcell bestaan enkele sappige anekdotes. De eerste betreft de verkoop van plaatsbewijzen in de abdij voor de kroning van William III (onze stadhouder Willem III) en zijn vrouw Mary II, op 11 april 1689. Bij kroningen was het gebruikelijk dat organisten kaartjes mochten verkopen voor plaatsen in het orgelkoor. Deze keer werd dat door het kerkbestuur verboden dat gebeurde pas op 25 maart, toen alle kaartjes vermoedelijk al lang verkocht waren. Bovendien schijnt niemand de organisten – Purcell en Stephen Crespion – op de hoogte te hebben gesteld van het verbod. Een week na de kroning kreeg Purcell een boze brief met het bevel het geld over te dragen, wat hij overigens keurig heeft gedaan. Maar aangezien hij op dat moment zijn halfjaarlijkse stipendium nog niet had ontvangen, zal de betaling Purcell veel moeite hebben gekost.2 De tweede anekdote betreft Purcells dood3. Sir John Hawkins beschreef in zijn boek over muziekgeschiedenis uit 1776 hoe Purcell in slecht weer door zijn vrouw werd buitengesloten na een al te langdurig bezoek aan de kroeg. Mogelijk is hij dientengevolge aan longontsteking is overleden. Nogal tegenstrijdig is echter dat Hawkins een paar regels verder schrijft dat een langduriger ziekte (mogelijk tuberculose) een eind aan Purcells leven zou hebben gemaakt. Jammer voor de zorgzame Frances Purcell, met wie Purcell een uitstekend huwelijk had. Na zijn dood bundelde Frances heel zorgvuldig het werk van haar man. Deze bundel werd door Henry Playford uitgegeven als Orpheus Britannicus. Henry Purcell is maar zes- of zevenendertig jaar geworden en stierf op 21 november 1695, aan de vooravond van de dag van St. Cecilia, beschermheilige van de muziek. Hij ligt begraven in zijn ‘eigen’ Westminster Abbey. Op de begrafenis werd zijn prachtige Funeral Music for Queen Mary gespeeld, die hij acht maanden eerder had gecomponeerd na de dood van de vorstin. Tijdens het Festival Oude 30
Muziek wordt het stuk onder begeleiding van een ware processie uitgevoerd door Vox Luminis, onder leiding van Lionel Meunier (zie ook pagina 12). PURCELLS OEUVRE Purcells nagelaten werken behoren volgens velen tot de allermooiste muziek van zijn land. De bijnaam 'Engelse Orpheus' kreeg hij niet voor niets. Ook de onovertroffen wijze waarop hij Engelse teksten heeft getoonzet, maakt zijn muziek nog steeds bij zowel amateur- als beroepskoren zeer geliefd. Purcells composities zijn gecatalogiseerd door de twintigste-eeuwse musicoloog Franklin Zimmerman (de ‘Z’-nummering). De instrumentale werken omvatten onder andere zo’n vijftig stukken voor strijkers, werken voor solotrompet, hele boekdelen voor klavecimbel en kerkmuziek voor orgel (‘voluntaries’). In een vrijwel oneindige lijst van vocale stukken vindt men onder meer muziek voor meer dan vijftig toneelstukken, vijfentwintig odes en welkomstliederen voor vorsten en Cecilia, tien wereldlijke cantates, meer dan negentig kerkelijke koorwerken, twintig kerkelijke liederen, meer dan honderd wereldlijke sololiederen en ruim veertig duetten plus vierenvijftig canons, waarvan een groot aantal schunnig is en bedoeld voor de kroeg. Van deze laatste hoort u misschien wel voorbeelden tijdens de pubsessie van de Barokksolistene. Purcell schreef vijf of zes opera’s: Dido and Aeneas, Dioclesian, King Arthur, The Fairy-Queen, The Indian Queen en The Tempest. The Tempest is een twijfelgeval: of het een opera is hangt af van de definitie. Het stuk bevat minder muziek dan de vier grote, Engelse opera’s en de doorgecomponeerde kameropera Dido and Aeneas. Er wordt überhaupt getwijfeld of The Tempest wel van Purcell is.4 PURCELL TIJDENS HET FESTIVAL Tijdens het Festival Oude Muziek klinkt veel van Purcells muziek. De bekende klavecinist en dirigent Richard Egarr speelt drie suites uit A Choice Collection of Lessons for the Harpsichord or Spinnet [sic], uitgegeven in 1696. Ook drie grounds maken deel uit van
HENRY PURCELL
Egarrs programma, waarvan twee zeker van Purcell zijn. De ground is gebaseerd op zestiende-eeuwse, Italiaanse dansvormen, zoals de chaconne en de passacaglia, en heeft een kenmerkend, herhalend baspatroon. Het deel Here the deities approve uit Purcells Welcome to all the pleasures (1683) is gebaseerd op een ander stuk dat Egarr speelt: A new ground in e minor. Wanneer de Engelse traditie ontstond om op 22 november een muzikale ode te brengen aan Cecilia, de beschermvrouw van de muziek, is (nog) niet achterhaald. Het titelblad van Purcells Welcome to all the pleasures vermeldt dat ter nagedachtenis aan Cecilia ieder jaar een ‘Musical Entertainment’ plaatsvindt en dat het stuk is opgedragen aan ‘THE GENTLEMEN of the Musical Society’.5 Welcome to all the
pleasures wordt tijdens het Festival Oude Muziek uitgevoerd door het Gabrieli Consort, dat ook het latere en uitbundige Hail, Bright Cecilia (1692) laat klinken, en de uit 1942 stammende Hymn to St. Cecilia van Purcell-vereerder Benjamin Britten. Het Belgische ensemble La Rêveuse brengt kerkelijke vocale muziek, voornamelijk uit het door John Playford uitgegeven Harmonia Sacra (1688). Dit werk heeft een driestemmige bezetting van tenor, bariton en bas, begeleid door theorbe, viola da gamba en klavecimbel. Onder de kerkelijke liederen vindt men minder bekende toonzettingen met tekstparafrasen van psalmen van Purcells tijdgenoot John Patrick, maar ook het bekende With sick and famish’d eyes, op tekst van de beroemde metafysische dichter George Herbert, alsmede de verse anthem I was glad. Hollar: zicht op London
31
HENRY PURCELL
Dorset Garden Theatre
PURCELLS THEATER- EN OPERAWERK Naast zijn muziek voor kerk en koninklijk huis componeerde Purcell vanaf de vroege jaren 1680 voor het theater. Uit een fusie van twee grote toneelgezelschappen kwam in 1682 de United Company voort. Dit gezelschap bespeelde het Theatre Royal aan Drury Lane en het iets oudere Dorset Garden Theatre aan de Thames bij Dorset stairs. Toneelstukken met veel muziek en spektakel en Purcells ‘dramatische opera’s’ werden vaak uitgevoerd in het beter uitgeruste Dorset Garden, waar hij veelvuldig dirigeerde van achter het klavecimbel. Het festivalpubliek in Utrecht kan zich verheugen op de muziek uit Dido and Aeneas, uitgevoerd door L’Arpeggiata. Een ander concert bevat muziek van King Arthur, door La Fenice en artist in residence Vox Luminis. Dido and Aeneas, een kameropera die nog geen uur in beslag neemt, is bepaald niet de enige opera van Henry Purcell, al wordt dat vaak gedacht. Dit wijdverbreide misverstand is ontstaan omdat het stuk is doorgecomponeerd, in tegenstelling tot Purcells latere, Engelse opera’s, ook dramatische of semiopera’s genoemd, die gesproken tekst bevatten. Dido is een juweel van een stuk. Toch koos Purcell ervoor na Dido uitsluitend nog dramatische opera’s te componeren. 32
DIDO Wat weten wij van Dido and Aeneas? Het verhaal stamt uit de Aeneïde van de Romeinse dichter Virgilius (eerste eeuw voor onze jaartelling) – en niet van Homerus, zo’n zeven honderd jaar eerder. De Iers-Engelse dichter Nahum Tate prepareerde het libretto. Hij wijzigde wel het een en ander: in Virgilius’ versie is het Jupiter die Aeneas bij monde van de boodschapper Mercurius maant om afscheid te nemen van Dido. Tate maakt er gemene tovenaressen van, met een als Mercurius vermomde boze geest. In het libretto van Tate blijft de doodsoorzaak van Dido vaag (in oudere, minder vrouwonvriendelijke versies van de mythe blijft ze zelfs gewoon leven) en het kwaad overwint. Wat weten we niet van Dido and Aeneas? We hebben geen idee wanneer precies en voor wie het stuk geschreven is. Het enige libretto dat bewaard is gebleven, komt van de meisjes-kostschool van de vrouw van dansleraar Josiah Priest, en is gedateerd 1689. Muzieklessen moesten op deze school apart worden betaald en de jaarlijkse schooluitvoering van een dramatisch muziekstuk diende mede om ouders daartoe over te halen. Priest was tevens de choreograaf van het Dorset Garden theater, waar hij samenwerkte met Purcell. Dat deze schooluitvoering een heropvoering betreft, is inmiddels duidelijk.6 Ook weten we dat het stuk niet uit het theater kwam7 en dat het dus vermoedelijk geschreven was voor het hof van Charles II of zijn broer James II. KING ARTHUR King Arthur (1691) is Purcells tweede avondvullende opera. Het libretto is van de beroemde dichter John Dryden, voor wiens toneelstukken Purcell al eerder muziek had gecomponeerd. Het verhaal komt niet voor in de legendes over de Ridders van de Ronde Tafel maar heeft, zoals in die tijd gebruikelijk, een politieke of allegorische betekenis. De krijgshaftige held symboliseert meestal koning William, op dat moment de belangrijkste legerleider in Europa, in de strijd tegen Louis XIV. Toch zijn hier in dit geval vraagtekens bij te zetten, want Dryden was poli-
HENRY PURCELL
Jan Jansz. Starter: portret uit de Friesche Lusthof
tiek anti-Willem. Het is waarschijnlijker dat de held aanvankelijk Charles II moest voorstellen in een voorloper van King Arthur, Drydens Albion and Albanius. Met dit stuk zou in 1685 het vijfentwintigste jubileum van de restauratie worden gevierd, maar het werd afgelast wegens de plotselinge dood van Charles. In ieder geval zoekt en vindt Arthur uiteindelijk zijn blinde geliefde Emmeline, bij wie de schellen als het ware van de ogen vallen bij haar bevrijding uit de klauwen van een valse tovenaar. Britannia is verlost. Zoals bij alle ‘multimediale spektakelstuk-
ken’ die Purcell in zijn laatste jaren met verschillende librettisten voor het Dorset Garden theater schreef, is King Arthur een compleet toneelstuk met muzikale delen, waarbij acteurs de hoofdfiguren speelden en zangers hun gevoelens vertolkten. Er waren spectaculaire scènewisselingen, die op de toeschouwers van toen dezelfde overweldigende indruk maakten als al het technische geweld van een hedendaagse musical op ons. Kostuums, decors, houding, gebaren en metaforisch betekenisvolle dansen ondersteunden het gezongen en gesproken verhaal.8 33
HENRY PURCELL
Portret Dirk Raphaelsz Camphuysen
Hoewel de muziek uit de opera’s schitterend is, gaat bij een concertante uitvoering veel verloren, ook muzikaal. Vanuit dat oogpunt is het jammer dat zelfs tijdens het Festival Oude Muziek Utrecht, waar historisch onderzoek en uitvoeringen zo prachtig samen
Is het nu Purcéll of Púrcell? De uitspraak van de naam Purcell is bekend: de nadruk ligt op de eerste lettergreep. We weten dat de naam rijmde met ‘rehearsal’. Bovendien, schreef men, voordat de Engelse spelling werd genormaliseerd, de naam van de componist bijna altijd met een u als eerste klinker, maar de tweede was soms a, soms e en soms u, zwakke klinkers waarop normaal gesproken niet de klemtoon lag. Ook in de begrafenisode aan Purcell, geschreven door zijn vrienden John Dryden (tekst) en John Blow (muziek), ligt de nadruk in Purcells naam op de eerste lettergreep.
34
komen, sinds Le Bourgeois Gentilhomme in 2004 geen historisch geïnformeerd muziektheater meer te zien is geweest. Financieel gezien is dat tegenwoordig nauwelijks op te brengen. Hoewel de vroege dood van Henry Purcell vaak de oorzaak wordt genoemd van de ‘overwinning’ van Handels doorgecomponeerde opera in Engeland, is dat niet waar. Al in januari 1705 werd zo’n ‘Italiaanse’ opera in Drury Lane opgevoerd, een bewerking van Stanzani’s Arsinoë. Drie maanden later ging het nieuwe theater The Haymarket open met voorstellingen van een in het Italiaans gezongen opera, The Loves of Ergasto, van Jacob Greber. Die mislukte jammerlijk en werd slechts vijfmaal gespeeld. Het publiek moest niets van dat Italiaanse – lees: Paapse – gedoe hebben. Toen Handel in 1710 naar Londen kwam en in het volgende jaar zijn Rinaldo in première ging, was dat wel een succes. Toch bleven de Engelse opera’s van Purcell en andere componisten, met gesproken teksten, tot ver in de achttiende eeuw regelmatig op de planken, getuige bijvoorbeeld The Beggar’s Opera
(1728) en de vele, negentiende-eeuwse werken van Gilbert and Sullivan. In de populaire vorm van de musical heeft dit soort muziektheater inmiddels de hele wereld veroverd. ıı
festival oudemuziek utrecht
Noten: 1 Zimmerman, Franklin B. Henry Purcell 1659-1695, Philadelphia, 1983, p. 336. 2 Campbell, Margaret, Henry Purcell, Glory of his Age, London, 1993, pp.121-124. 3 Hawkins, Sir John, A General History of the Science and Practice of Music, Volume IV, London, 1776, pp.502-3 4 Laurie, A. M. “Did Purcell Set The Tempest?”, Proceedings of the Royal Musical Association 90 (1963-4), 43-57. 5 uitgave van John Playford, Londen, 1684. 6 Wood, Bruce and Andrew Pinnock, “’Unscarr’d by Turning Times’; The dating of Purcell’s Dido and Aeneas,” Early Music 20 (1992), 372–90; Pinnock and Wood, “Singin’in the Rain”: Yet More on Dating Dido, Early Music 22 (1994) 365-7; Luckett, Richard, “A New Source for Venus and Adonis”, The Musical Times 130 (1989), 77-78. 7 Nagenoeg alle uitvoeringen worden op datum beschreven in het monumentale The London Stage 1660-1800 van E. L. Avery, A.H. Schouten et al (red.), Carbondale, 1960-1968. 8 Frans and Julie Muller, “Completing the Picture: the importance of reconstructing early opera”, Early Music, Vol. XXXIII/4 (november 2005), Nederlandse vertaling www.fransenjuulmuller.nl
ZA 29 AUG, 20.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL Vox Luminis / Lionel Meunier Purcell: Funeral Sentences ZO 30 AUG, 17.00 UUR GEERTEKERK La Rêveuse / Florence Bolton & Benjamin Perrot Psalmen van Purcell & divisions van Finger MA 31 AUG, 9.30 UUR TIVOLIVREDENBURG, CLUB NINE Zomerschool: Katherina Lindekens Restoration-opera MA 31 AUG, 20.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL Vox Luminis / Lionel Meunier La Fenice / Jean Tubery Purcell: King Arthur DI 1 SEP, 20.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL Gabrieli Consort / Paul McCreesh Purcell & Britten: Three Odes for St. Cecilia WO 2 SEP, 9.30 UUR TIVOLIVREDENBURG, CLUB NINE Zomerschool: Julia Muller-van Santen Nederland tegen Engeland WO 2 SEP, 13.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Richard Egarr, klavecimbel Purcell en Blow op klavecimbel ZA 5 SEP, 20.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL L’Arpeggiata en Voces8 / Christina Pluhar Purcell: Dido and Aeneas
35
TEKST BEELD
JULES VAN DER LEEUW ANNA DIELEMAN /MATJAZ MATOSEC
STIMU-SYMPOSIUM EEN VLEUGJE ANTROPOLOGIE IN DE OUDE MUZIEK
Een vleugje antropologie in de oude muziek
STIMU-SYMPOSIUM
36
BARBARA TITUS .INTERVIEW
Als tiener struinde Barbara Titus, inmiddels universitair hoofddocent Muziekwetenschap aan de UvA, tijdens het Festival Oude Muziek al de muziekmarkt af op zoek naar cd-opnames en partituren. Nu heeft het Festival opnieuw haar volle aandacht: ze is mede-curator van het STIMU-symposium, waar onderzoekers, muziekliefhebbers en musici uit allerlei windstreken met elkaar het gesprek aangaan over de oudemuziekpraktijk. De belangrijkste vraag op het symposium: wat kunnen uitvoerders en onderzoekers van oude muziek leren van de antropologie en de etnomusicologie? 'Vanuit de etnomusicologie bestuderen we muziek als cultuur', vertelt Titus. 'Belangrijk daarbij is het besef dat je als mens en wetenschapper dingen vanuit je eigen culturele context bekijkt. Het is jouw persoonlijke waarneming vanuit jouw belevingswereld, jouw tijd, jouw opleiding en opvoeding. Daarbij stel je jezelf de vraag: wat voor impact heeft mijn aanwezigheid op het onderzoek dat ik doe naar muziek? Er komt dus een stukje antropologie bij kijken. Als 'cultureel' musicoloog ga ik ervan uit dat mijn waarneming op zichzelf al een respons is op dat wat ik onderzoek.' ’THE PAST IS A FOREIGN COUNTRY’ ‘Het uitgangspunt van het symposium is goeddeels ontleend aan een citaat van Leslie Poles Hartley: “The past is a foreign country: they do things differently there”. Dit gezegde wordt regelmatig aangehaald door muziekhistorici als ze trachten duidelijk te maken hoe onmogelijk het soms is om ons nu de luisterervaring van de mensen 300 jaar geleden voor te stellen. Daarnaast onderstreept het citaat dat zaken uit onbekende landen en culturen moeilijk te doorgronden zijn als je zelf deel uitmaakt van een andere cultuur.’ Niet alleen hebben we volgens Titus een gekleurde en vertekende kijk, maar ook nog eens beperkt zicht op wat er in het verleden daadwerkelijk is gebeurd.
‘Daarvoor zijn we namelijk afhankelijk van de bronnen die zijn overgeleverd: ooggetuigenverslagen van concerten of theateropvoeringen, partituren van de hand van componisten, (afbeeldingen van) muziekinstrumenten die eeuwenlang blootgesteld zijn geweest aan lucht, water of vuur.’ Het resultaat is volgens Titus dat we van sommige muziek heel veel weten, maar van veel muziek slechts heel weinig. ‘Over operapraktijken van Monteverdi tot Verdi in Europese landen weten we redelijk veel. Europa was – en is – echter een onderdeel van een veel grotere wereld waarin heel veel gebeurde, ook op muzikaal gebied. Slechts weinig mensen weten dat er in het Manilla van de negentiende eeuw een levendige operapraktijk was. Dat waren niet alleen opvoeringen in operahuizen, maar ook rondtrekkende blaasbands. Die toerden door heel Oost-Azië (Hongkong, Singapore, Kuala Lumpur, Batavia) en bestonden uit inwoners van wat nu de Filipijnen, China, Maleisië en Indonesië zijn. Ook in bijvoorbeeld Latijns-Amerika is in de barok veel interessante muziek gemaakt. Musicoloog Drew Edward Davies komt vertellen hoe lastig het is om die muziek te reconstrueren: de schaarse bronnen die overgeleverd zijn spreken elkaar soms tegen wat betreft manier waarop muziek bedacht, gecomponeerd, uitgevoerd en gehoord werd. Vragen over tempoaanduidingen, instrumentatie, of stemming – die bij alle oude muziek moeilijk te beantwoorden zijn – zijn hier nog moeilijker te beantwoorden. Kun je na gedegen onderzoek een uitvoering presenteren als muziek zoals die oorspronkelijk geklonken moet hebben?' REIZIGERS IN MUZIEK 'We weten relatief veel over de Engelse muziekcriticus Charles Burney (1726-1814), die door heel Europa reisde om verslag te doen van muziekpraktijken aldaar. Hij schreef met bewondering over de muziek van de zonen van Bach, over de Mannheimer School van de familie Stamitz. Zijn invloed op de manier waarop wij vandaag de dag nog steeds naar achttiende-eeuwse muziek luisteren is groot. Slechts 37
INTERVIEW. BARBARA TITUS
weinigen weten dat Burneys zoon James in 1772 met kapitein Cook meereisde op diens ontdekkingsreizen naar de Stille Oceaan. Daar deed Burney jr. verslag van het feit dat Polynesische volkeren meerstemmig zongen, een vaardigheid die tot dan toe voor veel Europeanen iets exclusief Europees was. Voor de Europeanen was het een volstrekt vervreemdende ervaring om die muziek te horen. Sommige wetenschappers op Cook's expeditie ontkenden zelfs dat er sprake was van meerstemmigheid. De bronnen spreken elkaar tegen in wat ze hoorden en zagen. Daar zie je ook al de eerste vooroordelen over wat Europese muziek is en wat niet. Musicoloog Vanessa Agnew komt daar in het symposium over vertellen.' Tegenstrijdige informatie dus. Hoe gaan historici uit het hier en nu, met niets anders dan oude bronnen in hun handen, daarmee om? Hoe bepalen we wat deze heren gezien en gehoord hebben? Of kunnen we dat niet meer achterhalen en kunnen we ons beter bezighouden met de vraag waarom ze dachten te horen wat ze hoorden? En wat dat over hen zegt? Dit zijn wetenschappelijke vragen, maar ze zijn cruciaal voor de manier waarop we muziek van vroeger op een historisch geïnformeerde manier gaan uitvoeren. Daarom zijn ze een basis voor een festival als het Festival Oude Muziek, dat daar immers altijd naar streeft. MUZIKALE IDENTITEIT Mensen in elke cultuur beschouwen de muziek die ze zelf spelen als ‘hun eigen muziek’. Maar wat betekent dat eigenlijk? ‘Dat heeft te maken met hoe een bevolkingsgroep of cultuur zichzelf beschouwt,’ weet Titus. ‘Zo kan iets typisch Engels klinken, maar wat ís dan ook daadwerkelijk Engels? George Frideric Handel werd en wordt door veel Engelsen beschouwd als Engelse componist, ook al was hij een geboren Duitser die ook heel veel in Italië had gewerkt. Zo zie je maar hoe complex zo'n discussie rondom culturele identiteit kan zijn.’ Het doel van het symposium is volgens Titus niet zozeer om vragen te beantwoorden, maar om bijvoorbeeld nieuwe vragen te stellen over wat die Engelse muzikale identiteit precies is. Tradities uit volksmuziek en de toe-eigening daarvan door musici 38
van wie we nu nog bronnen hebben vormen een eerste onderzoeksdomein. Het etnomusicologische zelfonderzoek, dat de wetenschapper dwingt zichzelf te confronteren met zijn eigen uitgangspunten en (voor)oordelen, is een tweede onderwerp. Ten slotte worden de ideeën over collectiviteit, identiteit en het menselijk lichaam als muzikaal archief onderzocht. Elke cultuur beschouwt de muziek die ze zelf spelen als ‘zijn eigen muziek’. Maar wat betekent dat eigenlijk? ‘Dat heeft te maken met hoe die bevolkingsgroep of cultuur zichzelf beschouwt,’ weet Titus. ‘Zo kan iets typisch Engels klinken, maar is het dan ook daadwerkelijk Engels? George Frideric Handel werd door veel Engelsen beschouwd als Engelse componist, ook al was hij een geboren Duitser die ook heel veel in Italië werkte. Zo zie je maar hoe complex zo’n discussie rondom culturele identiteit kan zijn.’ Hoe belangrijk is het voor de luisteraar om kritische vragen te stellen over de muziekgeschiedenis? Volgens Titus is dat aan de luisteraar zelf om te bepalen. ‘Je kunt gewoon gaan zitten luisteren en genieten. Gedegen achtergrondinformatie kan echter ook zorgen voor een verrijking van de luisterervaring. Maar in wetenschappelijk opzicht is het wel degelijk belangrijk om vragen te blijven stellen. Dat kan heel bepalend zijn voor de uitvoeringspraktijk. Misschien heeft die kritische blik ook zijn uitwerking op de programmering tijdens het Festival Oude Muziek in Utrecht. Binnen de oudemuziekpraktijk wordt er inmiddels ook geëxperimenteerd met bijvoorbeeld Gershwin en Brahms. Jack Gibbons speelde een paar jaar geleden Gershwin “zoals Gershwin het zelf zou hebben gespeeld”. Geen oude muziek? Dat ligt er maar net aan welke definitie je hanteert.’ OUDE MUZIEK VAN NU? Het symposium moet de nieuwsgierigheid van mensen naar oude muziek, maar ook de oudemuziekbeweging zelf prikkelen. ‘Je kunt interessante vragen stellen over waar de fascinatie van de pioniers – Harnoncourt, Leonhardt – voor de oude muziek vandaan komt. Waarom zijn ze bezig oude muziek naar het nu te halen? En hoe kun je die poging beschouwen als cultureel fenomeen? Kunnen we die oudemuziekbeweging als een twintigste-eeuws
fenomeen beschouwen? Een van de redenen voor het ontstaan van de oudemuziekpraktijk kan zijn dat de wens ontstond om muziek te gaan uitvoeren zoals die door de componist en uitvoerenden van toen bedoeld was. Maar de afgelopen decennia sloop ook de gedachte erin dat je waarschijnlijk nooit meer exact kunt terughalen hoe deze muziek vroeger gecomponeerd of uitgevoerd werd, of hoe die bedoeld was. Voor musici en luisteraars is het echter wel een kans om je een voorstelling te maken van hoe de muziek vroeger klonk. Daar kun je heel geïnspireerd door raken.’ OOK VOOR JONG TALENT Wie denkt dat het symposium slechts een ontmoetingsplaats voor gevestigde wetenschappers wordt, heeft het mis. ‘We stellen ons nadrukkelijk open voor een breder publiek, voor de luisteraars die op het Festival afkomen. De debatten, lezingen en analyses geven we dan ook zoveel mogelijk een praktische inslag; tussendoor worden de sessies tastbaar gemaakt door musici die klinkende voorbeelden gegeven van het onderwerp van gesprek. Verder willen we bij het symposium ook veel jonge, talentvolle wetenschappers betrekken die op dit moment bezig zijn met een master of promotieonderzoek. De Young Scolars Award hebben we in het leven geroepen om het beste voorstel voor een onderzoekspaper mee te belonen. We richten ons zeker niet alleen op universiteiten, maar ook op conservatoria. We willen bezoekers en deelnemers aan het Festival niet alleen historisch geïnformeerd muziek laten uitvoeren, maar ook laten nadenken over hoe ze die uitvoeringspraktijk vormgeven.‘ De Young Scholars Award hebben we in het leven geroepen om het beste voorstel voor een onderzoekspaper mee te belonen.'
BARBARA TITUS 1992-1997 Doctoraal – Muziekwetenschap aan de Universiteit Utrecht 1999-2000 Master – Lincoln College, Oxford University (GB) 2000-2005 Doctor – St Anne’s College, Oxford University (GB) 2013–heden Universitair hoofddocent Muziekwetenschap – Universiteit van Amsterdam (UvA)
MUZIKALE WETENSCHAPPERS ‘Het is de bedoeling dat monologen en lezingen van ongeveer 20 minuten worden afgewisseld met discussies en rondetafelgesprekken. De lecture demonstrations, waarbij musici met muzikale voorbeelden de besproken onderwerpen illustreren, zie ik als een zeer belangrijk onderdeel van het symposium. In Nederland kennen we een vrij rigide scheiding tussen musici en musicologen. In veel Engelstalige 39
INTERVIEW.BARBARA TITUS
JONGE ONDERZOEKERS Tijdens het Festival Oude Muziek worden elke dag twee of drie sessies gevuld door masterstudenten. Dat kan een gewone lezing zijn, maar ook een lecture recital waarbij muziek de wetenschappelijke inhoud ondersteunt. Het biedt jonge studenten een podium om hun onderzoek te presenteren en ervaring op te doen in de wetenschappelijke wereld. Ook krijgen ze de kans om docenten, musici en inspirators te ontmoeten. In 2014 werden de student papers gepresenteerd door: Daniel Lanthier (Conservatorium van Amsterdam) over hobo-onderwijs tussen 1680 en 1780. Gerda Marijs (HKU Utrechts Conservatorium) over vibrato bij strijkers. Ozan Karagöz (Schola Cantorum Basiliensis) over notatie en zijn relevantie voor het componeren van muziek. Reinhard Seigert (Conservatorium van Amsterdam) over partimento en improvisatie in de praktijk als training voor klavierspelers. Jenny Thomas (Conservatorium van Amsterdam) over de preek in klank, tekst en inventio in de geestelijke vocale muziek van Dieterich Buxtehude.
40
landen is dat onderscheid minder strikt; theorie en praktijk liggen daar veel dichter bij elkaar. Zo zijn veel Engelse musicologen behalve wetenschappers ook zeer competente uitvoerders. Het spreekt voor zich dat we deze mensen in het bijzonder graag verwelkomen in Utrecht.’ Musicoloog Titus is niet bang dat slechts een klein, specialistisch groepje musici de weg naar het symposium weet te vinden. Specifieke vragen over onderzoek, uitvoeringspraktijk en antropologische invloeden kunnen wel een specifiek soort bezoekers trekken. Tegelijk willen we op het symposium mensen laten spelen en zo ontwikkelingen en ontdekkingen laten horen en zien. Zo kunnen ze op een leukere manier discussiëren over en reflecteren op hun werkwijze.’ DE GESCHIEDENIS VAN DE OUDE MUZIEK Ook zal er een speciale sessie worden gewijd aan de oudemuziekbeweging in de twintigste eeuw. ‘Medecurator Jed Wentz gaat vertellen over het Bach-jaarboek uit het begin van de vorige eeuw’, zegt Titus. ‘Mimi Mitchell, een promovendus bij mij aan de UvA, is bezig de orale geschiedenis van de oudemuziekbeweging op papier te zetten. Daarvoor interviewt ze de barokvioolpioniers, mensen die al echt op leeftijd zijn en voorop liepen tijdens de eerste jaren dat hun instrument werd herontdekt. Zij probeerden gevestigde uitvoeringspraktijken los te laten en zochten naar een objectieve muzikale “waarheid”. Ze toetsten hun experimenten aan de historische bronnen, die ze ijverig uit stoffige archieven opduikelden. Net als avant-gardistische componisten keerden zij zich af van het gevestigde repertoire en gevestigde uitvoeringspraktijken. Wat mij betreft zijn het compositorische avant-gardistische van de twintigste eeuw en de zoektocht naar “hoe het vroeger écht geklonken heeft” van de oudemuziekbeweging keerzijden van eenzelfde modernistische medaille.' Is het zo belangrijk om over uitvoeringspraktijk te discussiëren? Titus: ‘Ja, ik vind dat het altijd belangrijk is om te weten waarom je iets doet. Zeker als je er al langer mee bezig bent. Misschien levert zo’n debat weer veel nieuwe opwindende inzichten of meningen op. Deze discussies maken het mogelijk om minder absoluut naar het hele oudemuziekpro-
BARBARA TITUS .INTERVIEW
ject te kijken. De gedachte “we moeten het zus of zo doen om het écht authentiek of historisch geïnformeerd te laten klinken” kan verlangend werken. In veel gevallen gebruiken musici simpelweg hun fantasie, en gelukkig maar. Ook staat er een jonge generatie mensen op die minder absoluut omgaan met de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk; zij zien daar de relativiteit van in.’ Titus vertelt over een studie door de Amerikaanse musicoloog Kay Kaufman Shelemay, die op antropologische wijze de oudemuziekbeweging in Boston bestudeerde tijdens de jaren ‘90 van de vorige eeuw. ‘De studie ontleedde de organisatie als ware het een exotische stam en stelde daarbij allerlei vragen: wat doen ze daar? En waarom doen ze dat eigenlijk? Op deze manier willen we ook momenten van zelfreflectie in het symposium aanbrengen. Want waarom vinden we die oude muziek toch zo fascinerend? En waarom zijn we zo hartstochtelijk bezig dat verleden weer naar het hier te brengen?’ ıı
festival oudemuziek utrecht VR 28-ZO 30 AUG, 9.30-17.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, CLUB NINE STIMU-symposium: The past is a foreign country Een internationaal gezelschap aan experts strijkt neer voor elf sessies in drie dagen symposium in Utrecht. Onder hen zijn Rebekah Ahrendt (Yale University), Anne Smith (Schola Cantorum Basiliensis), Willemien Froneman (University of KwaZulu-Natal), Jerrold Levinson (University of Maryland) en Drew Edward Davies (Northwestern University). Het complete programma staat vanaf 1 juni 2015 op www.oudemuziek.nl, en in het programmaboek dat vanaf 28 augustus verkrijgbaar is (€ 10, voorverkoop € 8).
41
TEKST BEELD
MARCEL BIJLO VIA LA RISONANZA
JOHN ECCLES EEN VERGETEN SCHAKEL TUSSEN PURCELL EN HANDEL
Een vergeten schakel tussen Purcell en Handel
JOHN ECCLES
42
FABIO BONNIZONI .INTERVIEW
Dat de Engelse barok zoveel meer te bieden heeft dan alleen Henry Purcell en George Frideric Handel bewijst de relatief onbekende John Eccles. Zijn opera Semele bevindt zich op het snijvlak tussen muziektheater en opera. Fabio Bonnizoni en zijn internationaal vermaarde ensemble La Risonanza staan tijdens het Festival Oude Muziek in Utrecht voor de opdracht om de muziek van Eccles de glans te geven die ze verdient. Omdat Purcell wordt gezien als de belangrijkste componist voor het theater van de Engelse zeventiende eeuw, zal hij ruim vertegenwoordig zijn tijdens het Festival (zie ook pagina 22). Officieel gezien schreef hij één echte opera: Dido and Aeneas. De rest van zijn theatermuziek bestaat uit masques, spektakels met gezongen en instrumentale delen – zoals King Arthur en The Fairy Queen – en talrijke incidental musics, liederen en instrumentale muziek, die bedoeld zijn voor invoeging in een gesproken toneeltekst. Men hield in Engeland, en trouwens ook in Spanje, meer van gesproken toneel dan van opera. In beide landen zocht men naar manieren om binnen die gesproken toneelstukken ook muziek een plaats te geven. In Spanje laste men in toneelstukken muzikale delen in, de entremesos, en later ontstond de zarzuela. In Engeland bloeide de masque. Het genre ‘opera’ begint in Londen pas echt bij George Frideric Handel. Hij schreef zijn werken volgens een op Italiaanse leest geschoeide operastijl. Een echte eigen operastijl, zoals die in Frankrijk ontstond onder Jean-Baptiste Lully, hebben de Engelsen nooit ontwikkeld. Dido and Aeneas bleek niet de aanzet tot de ontwikkeling van een Britse operatraditie. JOHN ECCLES Behalve Dido and Aeneas is er nog een echte Engelstalige opera, afkomstig uit de tijd voordat Handel naar Londen kwam. Tijdens het Festival maken we kennis met de opera Semele van John Eccles
(1660-1735), een componist van wie we wel liederen kennen, maar geen grootschaliger theaterwerken. De uitvoering van deze opera komt ook nog eens uit onverwachte hoek. Het Italiaanse ensemble La Risonanza van Fabio Bonizzoni kennen we van vele prachtige uitvoeringen van Italiaanse cantates van Handel en Vivaldi. Maar wie was John Eccles eigenlijk? Bonizzoni: ‘Eccles is in feite de ontbrekende schakel tussen Purcell en Handel. Hij diende onder vier Engelse vorsten: koning William III, koningin Anne, koning George I en koning George II. Hij stond als componist in hoog aanzien en was van groot belang voor het Engelse muziektheater. Net als Purcell schreef hij veel toneelmuziek. De opera Semele zou in januari 1707 worden opgevoerd ter gelegenheid van de opening van het Hay Market Theatre, het theater waar Handel een paar jaar later zo veel succes zou hebben. Maar librettist William Congreve en de zangeres die de titelrol zou vervullen trokken zich terug. Het duurde tot 1972 voor Semele voor het eerst werd uitgevoerd. We weten dus ook niet hoe succesvol het stuk in zijn eigen tijd zou zijn geweest.’ ECHTE OPERA Als John Eccles de schakel is tussen Purcells Dido and Aeneas en Handels Italiaanse opera’s, hoe moeten we ons Semele dan voorstellen? Bonizzoni: ‘Om dat te doorgronden is het makkelijk als we Semele vergelijken met Dido and Aeneas, een stuk dat velen kennen. Semele is een echte opera: van begin tot eind gezongen, geen masque waarbinnen ook gesproken tekst klinkt. Wat dat betreft lijkt Semele sterk op Dido and Aeneas. Ook de manier waarop Eccles recitatieven schrijft, is dezelfde als Purcell: geheel toegesneden op de woordaccenten binnen de Engelse taal en niet de snelle seccorecitatieven die je bij Handel hebt. Eccles verschilt met Purcell door geen gebruik te maken van een echt koor, zoals dat in Purcells Dido and Aeneas zo belangrijk is. Net als Purcell in zijn Dido and Aeneas gebruikt Eccles in Semele ook alleen strijkers. Een paar trio’s en kwartetten in Semele kunnen eventueel 43
INTERVIEW. FABIO BONNIZONI
Semele en Jupiter
ook met meer zangers per partij worden uitgevoerd, maar een echte functie heeft dat niet. In Dido and Aeneas heeft het koor juist wel een heel belangrijke functie in het verhaal, zoals in een Griekse tragedie. Het accent dat Eccles legt op de solisten is dan weer typisch iets van de Italiaanse opera. Ook daarin zie je nauwelijks koordelen; als die er al zijn, worden ze door solisten gezongen.’ HET DRAMA VAN SEMELE Semele is een verhaal uit de Griekse mythologie en speelt zich af in de godenwereld, waar Jupiter en Juno heersen. De ijdele en hoogmoedige Semele daagt Jupiter uit en brengt Juno daarmee tot razernij, met dramatische gevolgen. Semele sterft aan het einde van het stuk en uit haar as verrijst een feniks. Meerdere barokcomponisten schreven muziek rondom deze tragedie. Behalve de composities van Eccles en Handel zijn er de opera Sémélée van Marin Marais en de zarzuela Jupiter y Semele van de Madrileense componist Antonio de Litteres. Het door John Eccles gebruikte libretto van William Congreve zou in 1744 door Handel worden geadopteerd voor zijn Semele. Hoewel Handels versie in alles een echte opera is, scharen we het werk meestal toch onder Handels oratoria. De titelrol in Handels Semele is extreem virtuoos en ook de andere personages krijgen het vocaal flink voor de kiezen, veel meer dan in andere oratoria van Handel. Hoe is dat in de versie van Eccles? Bonizzoni: ‘De virtuositeit vind je bij Eccles niet in de titelrol. Ook dat is een overeen44
komst met Purcells Dido and Aeneas: virtuositeit was niet het uitgangspunt in het Engelse muziektheater, maar vooral het acteren. Die acterende manier van zingen vertoont bovendien overeenkomsten met het Italiaanse ‘recitar cantando’ uit de vroege zeventiende eeuw, waarbij het ritme van de tekst allesbepalend is. Dit vergt andere kwaliteiten van de zangers dan voor bijvoorbeeld virtuoze aria’s uit Venetië. Eccles schreef liederen voor de zingende actrice Anne Bracegirdle. Deze liederen zijn virtuoos vanwege het voortdurend heen en weer schakelen tussen verschillende emoties, zoals Dido dat bij Purcell ook doet, maar je vindt geen snelle noten en razende coloraturen. Het mag een wonder heten dat de Italiaanse opera, die zo verschilt van dit Engelse muziektheater, in Londen zo’n groot succes werd. Slechts een paar jaar na Eccles’ Semele uit 1707 beleefde Handel in Londen al zijn eerste successen. Die razendsnel ontstane liefde voor Handels Italiaanse werken geeft aan dat de muzikale smaak van de Londenaren behoorlijk grillig was. Maar de Italiaanse opera viel bij de Londenaren na verloop van tijd uit de gratie; een terugkeer naar het acterende zingen van het Engelse muziektheater – de populaire en satirische The Beggar’s Opera van John Gery bijvoorbeeld – was het gevolg. Eccles’ Semele past in die acteertraditie, ook al zijn er elementen ontleend aan de Italiaanse opera. Het is daarmee een belangrijk overgangswerk: de toon van de muziek is al een beetje Italiaans, maar de vocale schrijfwijze is op en top Engels.’
FABIO BONNIZONI .INTERVIEW
VOETNOOT BIJ HANDEL? Wie in de cd-bakken gaat zoeken naar muziek van John Eccles komt niet erg ver. Er is die legendarische cd van Catherine Bott met een aantal liederen die Eccles voor Anne Bracegirdle schreef. Deze opname is onlangs opnieuw uitgebracht. Ook Emma Kirkby heeft werken van Eccles opgenomen op recital-cd’s. Er was ooit een opname van Semele die Anthony Rooley maakte met een studentenorkest van de Universiteit van Florida, maar die was niet erg succesvol en meer een muziekhistorisch document dan een echt hoogwaardige cd-productie. Semele van Eccles is bekend uit de muziekgeschiedenisboeken als de opera die nooit werd opgevoerd en als voetnoot bij de versie van Handel. Zelfs in Engeland is het stuk nauwelijks bekend. Hoe kom je nou als Italiaan op het idee om uitgerekend dit typisch Engelse, onbekende stuk op je repertoire te nemen? Bonizzoni lacht: ‘Ik kreeg de partituur in handen, begon die op mijn klavecimbel eens te spelen en dacht gelijk: wow! Dát wil ik een keer doen. Gelukkig heeft het Festival Oude Muziek dit jaar het thema Engeland en was er interesse voor dit stuk. Utrecht is dé plek om zulk werk uit te voeren: daar schrikken ze niet terug en het publiek is razend nieuwsgierig.’ NATIONALE STIJLEN ‘Ik ben het oneens met mensen die beweren dat Engelsen geen Italiaanse muziek zouden moeten uitvoeren en Italiaanse musici geen Engelse muziek. Ik heb begrepen dat die discussie in de jaren ‘90 in Utrecht wel is gevoerd. Toen kwamen Italiaanse barokensembles plotseling met heel andere uitvoeringen dan die van de Engelse ensembles, die tot dan toe de toon zetten. De overeenkomsten tussen al die muzikale stijlen blijken uiteindelijk toch veel groter dan de verschillen. In de barok bestonden al die landsgrenzen niet echt; er was wel een Italiaanse en een Franse stijl, maar alles en iedereen beïnvloedde elkaar. En zo moet het tegenwoordig ook zijn, vind ik. Muziek is de taal die we allemaal spreken, grenzen bestaan wat mij betreft niet. Voor Semele kom ik dan ook met een internationale cast met Engelse, Franse, Italiaanse en Spaanse solisten. Ik wil met de allerbeste zangers samenwerken; waar ze vandaan komen is voor mij onbelangrijk. Natuurlijk hebben de Engelsen voor het uitvoeren van Eccles’ muziek het voordeel dat ze in hun moedertaal zingen. Italianen
en Spanjaarden zullen daarvoor iets meer moeite moeten doen. Het doel is om samen een onbekend werk optimaal uit te voeren. Men plaatst mij graag in het hokje ‘Italië’ en verwacht van mij geen Engelse of Duitse muziek. Het is maar goed dat er een festival bestaat als het Festival Oude Muziek in Utrecht, dat daarvoor zijn nek durft uit te steken. Ik ben gewoon Europeaan, maar kom toevallig uit Italië.’ Bonizzoni trad recent op met de Nederlandse Bachvereniging, waarmee hij een aantal prachtige cantateconcerten opvoerde. Bonizzoni: ‘Dat was fantastisch. Maar ook daar waren weer die hokjes: als Italiaan word je door organisatoren van concerten nog altijd niet gauw gevraagd om vocale muziek van Bach te komen dirigeren. De mogelijkheid om dat bij de Bachvereniging wel te kunnen doen heb ik met beide handen aangegrepen. De concertserie was volgens de Bachvereniging en het publiek een groot succes, en wat mij betreft ook. Ik hoop dat ze me daar gauw weer terugvragen. In februari kom ik trouwens ook naar Nederland: dan zetten we Dido and Aeneas op cd. Een cd-opname van Semele van Eccles zit er nog niet in, daar verwacht ik commercieel niet veel van. Wel gaan we onze Italiaanse Handel-serie afmaken. De cd’s met alle cantates liggen al in de winkel; vorig jaar hebben we een eerste cd met duetten uitgebracht en binnenkort komt er een tweede. Dan hebben we de complete vocale kamermuziek van Handel opgenomen. Maar eerst kunnen de liefhebbers in Utrecht zich alvast verheugen op Semele van Eccles. Dat wordt een geweldige avond.’ıı
festival oudemuziek utrecht DO 3 SEP, 20.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL La Risonanza / Fabio Bonizzoni Eccles’ Semele
45
46
TEKST BEELD
NOORTJE ZANEN OLIVER OPPITZ
BOYCE EN VERACINI ENSEMBLE CORDIA DEBUTEERT IN UTRECHT
Ensemble Cordia debuteert in Utrecht
BOYCE EN VERACINI
STEFANO VEGGETTI .INTERVIEW
Ensemble Cordia is deze zomer voor het eerst te gast tijdens het Festival Oude Muziek. De thuisbasis van dit ensemble is Bruneck en de meeste musici zijn afkomstig uit Zuid-Tirol en aangrenzende streken. Ensemble Cordia maakt in hun festivalconcert een muzikale reis naar Londen met composities van William Boyce en Francesco Maria Veracini. Oprichter en artistiek leider Stefano Veggetti ziet het Festival Oude Muziek in Utrecht als een mooie stap voorwaarts na het debuut van zijn Ensemble Cordia bij het Bachfestival in Leipzig in 2013. Veggetti richtte het ensemble vijftien jaar geleden op: ‘Ik wilde met gelijkgestemde musici uit de omgeving van Zuid-Tirol een nieuw ensemble vormen. Want waarom zouden we de hele wereld over reizen als er in onze eigen omgeving ook voldoende professionals wonen die zich bezig houden met uitvoeringspraktijk op authentieke instrumenten? Bovendien is het een belangrijke historische regio in de muziekgeschiedenis, misschien wel vooral dankzij de beroemde vioolbouwers zoals Jacob Stainer. Hij was tot ver in de achttiende eeuw minstens even succesvol als zijn collega’s uit Cremona.’ Om het bloeiende muziekleven in Bruneck (Brunico) te verrijken, richtte Stefano Veggetti samen met collega’s uit de omgeving in 2000 eerst de Akademie für Alte Musik op, een intensieve zomercursus waar jaarlijks studenten van over de hele wereld op af komen. ‘In dezelfde periode besloten we om Ensemble Cordia op te richten. We begonnen met strijkkwintetten en sextetten van onder anderen Anton Wranitzky, een onbekende tijdgenoot van de jonge Beethoven. Maar de groep groeide al snel uit tot een groter ensemble met meer strijkers en af en toe ook blazers. Ons repertoire reikt van Johann Sebastian Bach en Georg Philip Telemann tot en met klassieke componisten als Joseph Haydn en Luigi Boccherini, waarbij we ook regelmatig muziek van onbekende componisten spelen.’
EENDRACHT EN MUZIEK VANUIT HET HART ‘Het belangrijkste uitgangspunt van Ensemble Cordia is dat we zonder dirigent optreden. Zo kunnen we veel beter onze eigen muzikale impulsen volgen, recht vanuit het hart. In ons repertoire werkt het helemaal niet goed als er iemand voor de groep gaat staan zwaaien zonder dat hij zelf meespeelt op een instrument, daar ben ik van overtuigd. Je zou kunnen zeggen dat ik de concertmeester ben, maar dan als eerste cellist. Hoewel ik in principe de artistieke leiding heb, gaat dat in de praktijk heel anders. Het continuo neemt vaak de leiding, vanuit het klavecimbel of de cello. Bij sommige inzetten werkt het juist weer beter als de eerste violen het initiatief nemen. Soms weet men in het publiek niet wie er nu de artistiek leider is, maar dat is precies de bedoeling’, zegt Veggetti lachend. ‘Deze filosofie zit overigens ook in de naam van ons ensemble verstopt. Het woord cordia is een samenvoeging van drie woorden: cor/cordis (het Latijnse woord voor hart), concordia (eendracht, samenspraak) en corda (snaar).’ ANNER BIJLSMA ALS INSPIRATOR Stefano Veggetti kent Nederland overigens goed en dat maakt het extra bijzonder dat hij nu met zijn eigen ensemble optreedt tijdens het festival in Utrecht. ‘Voor mij persoonlijk is het ook een bijzonder debuut, want ik voel me nauw verbonden met de Nederlandse oudemuziekbeweging. Ik heb de basis van mijn huidige muziekleven te danken aan mijn grote inspirator Anner Bijlsma.’ Veggetti studeerde cello in Italië bij David Cole en in de Verenigde Staten bij diens vader Orlando Cole. Weer terug in Europa raakte hij gefascineerd door de klank van authentieke instrumenten en de historische uitvoeringspraktijk. ‘Dankzij de masterclasses van Anner Bijlsma ben ik zelf op darmsnaren gaan spelen en ben ik me gaan specialiseren in barokcello. Er ging een wereld voor me open! Maar Bijlsma heeft me nog veel meer geleerd. Hij is wat mij betreft één van de belangrijkste musici van de twintigste eeuw. Niet alleen dankzij zijn indrukwekkende cellospel, maar ook dankzij zijn ideeën over hoe je muziek moet 47
INTERVIEW. STEFANO VEGGETTI
maken. Tijdens zijn lessen ging het nooit alleen over hoe je je instrument het best kon bespelen en hoe je de partituur moest leren lezen. Hij leerde me ook al die aspecten juist los te laten om vervolgens écht muziek te maken. Om te zingen met je instrument alsof het de menselijke stem is, zonder dat de techniek van dat instrument de expressie verstoort. Van Bijlsma heb ik geleerd dat een instrument bespelen niet gaat over het zo goed en gecontroleerd mogelijk uitvoeren van de noten, maar over het toveren met klanken met veel vrijheid en verbeeldingskracht.’ BOYCE VERSUS VERACINI ‘Passend binnen het thema van het festival vroeg de organisatie ons om een programma samen te stellen met in ieder geval een paar symfonieën van William Boyce, een van de bekendste Engelse componisten in de achttiende eeuw. Wij zullen de muziek van deze native Engelsman combineren met muziek van Francesco Maria Veracini, een van de meest virtuoze violisten uit die tijd, die drie keer voor een langere periode in Londen verbleef. Beide componisten stonden in hoog aanzien, maar het waren twee zeer verschillende karakters met een totaal verschillende afkomst en levensstijl. ‘Boyce was een echte Engelsman, geboren en gestorven in Londen. Hij stond in het middelpunt van het Engelse muziekleven, als organist in diverse kerken en als componist van kerkmuziek en vele odes en anthems voor het Engelse koningshuis. Het was een vriendelijke, geleerde man die zich voor zijn muzikale activiteiten nooit buiten Engeland begaf, mogelijk omdat hij al vroeg last kreeg van doofheid.’ Voor een typering van het karakter van Boyce citeert Stefano Veggeti het liefst de muziekhistoricus Charles Burney: “There was no professor whom I was ever acquainted with that I loved, honoured and respected more.” 48
Veracini was een totaal ander type volgens Veggetti: ‘Deze excentrieke vioolvirtuoos en componist wordt meestal afgeschilderd als een lastige, arrogante man die snel ruzie kreeg. Het beste voorbeeld is het gerucht rond de plotselinge beëindiging van zijn positie aan het hof in Dresden in 1722. Na een heftige ruzie met violist en componist Johann Georg Pisendel sprong of viel hij uit een raam vanaf de derde verdieping en brak daarbij zijn been, waardoor hij de rest van zijn leven mank zou lopen.’ Volgens Veracini zelf was er sprake van een complot tegen hem omdat zijn collega’s jaloers op hem zouden zijn. Volgens andere bronnen was het gewoon een ongeluk en was hij mogelijk bedwelmd door medicatie of hallucinatie. ‘Charles Burney was weliswaar onder de indruk van de violistische kwaliteiten van Veracini, maar van zijn karakter en zijn vocale composities moest hij niet veel hebben’, vervolgt Veggetti. ‘Dat blijkt onder andere uit een andere beroemde uitspraak van Charles Burney over Veracini’s opera Roselinda die in Londen in première ging op 31 januari 1744.’ Veggetti citeert nogmaals de Engelse muziekhistoricus: “Roselinda was wild, awkward, and unpleasant; manifestly produced by a man unaccustomed to write for the voice, and one possessed of a capo pazzo (...) But this opera, to my great astonishment when I examined the Music, ran twelve nights”.’ Stefano Veggetti denkt dat Boyce en Veracini elkaar hebben ontmoet in Londen: ‘Hoewel ik er geen bewijs voor heb, ga ik er vanuit dat deze twee zo verschillende heren elkaar vast en zeker zijn tegengekomen in Londen. Veracini heeft er zo vaak opgetreden, alle keren dat hij in deze stad woonde maakte hij onderdeel uit van dezelfde muziekscene als Boyce. Dat kan niet missen, wat mij betreft.’ Charles Burney zou dat wellicht hebben kunnen beamen, want die schreef naar aanleiding van Ver-
STEFANO VEGGETTI .INTERVIEW
acini’s tweede bezoek aan Londen in 1733: “There was no concert now without a solo on the violin by Veracini”. Veggetti eindigt zijn schets over Veracini met een aardig detail over het instrumentarium: ‘Veracini speelde net als zijn Italiaanse collega’s Francesco Geminiani en Giuseppe Tartini het liefst op violen van Jacob Stainer. Dankzij een erfenis van een rijke oom zou Veracini minstens negen instrumenten van deze bouwer uit Zuid-Tirol hebben bespeeld.’ ITALIAANSE EN FRANSE STIJL IN DE MUZIEK VAN BOYCE EN VERACINI ‘In ons programma zijn de overeenkomsten en de verschillende tussen de muziek van Boyce en Veracini goed hoorbaar’, legt Stefano Veggetti gedreven uit. ‘We spelen drie van de beroemde Eight Symphonies van Boyce en twee Ouvertures van Veracini. De termen ‘ouverture’ en ‘symphony’ werden in de achttiende eeuw door elkaar heen gebruikt en verwezen naar hetzelfde instrumentale genre, waarbij componisten konden kiezen voor de Franse of de Italiaanse stijl. De Franse stijl is herkenbaar aan een langzame opening met een gepuncteerd ritme, dat vaak statig en majestueus klinkt. Daarna volgt dan meestal een aantal dansen. Een sinfonia of ouverture in Italiaanse stijl heeft meestal drie delen – snel, langzaam, snel – en klinkt vaak iets vrijer en virtuozer. Om het verschil goed te laten horen spelen we van zowel Boyce als Veracini werken in beide stijlen: het concert opent met de eerste symfonie van Boyce en eindigt met de zesde ouverture van Veracini, beide in Italiaanse stijl. De andere drie stukken van Boyce en Veracini zijn in de Franse stijl geschreven, herkenbaar aan de vorstelijke openingsdelen.’ Hoewel beide componisten ongeveer hetzelfde muzikale idioom hebben gebruikt is het volgens Veggetti toch heel duidelijk dat we met twee zeer verschillende karakters te maken hebben: ‘De muziek van Veracini is duidelijk wat grilliger en excentrieker, met virtuoze uitspattingen en soms
gekke, onverwachte harmonieën. Boyce schrijft veel evenwichtiger, maar daardoor is zijn muziek wellicht ook iets eenvoudiger. Sommige luisteraars zullen een duidelijke voorkeur hebben voor één van beide componisten. Wij zullen in ieder geval proberen om ons zo goed mogelijk in te leven in de klankwereld van zowel Veracini als Boyce. Voor mij is het heel belangrijk dat een musicus zich herkent in de nalatenschap van de componist wiens muziek hij wil spelen. Iedere musicus treedt op als intermediair om zo de muzikale ideeën van de componist over te brengen op de luisteraars.’ Dat je als uitvoerend musicus afhankelijk bent van de smaak van het publiek is onontkoombaar. Charles Burney vatte de zinloze strijd tussen aanhangers van de Franse versus de Italiaanse stijl treffend samen tijdens zijn reis door Frankrijk en Italië in 1770: ‘If French music is good, and its expression natural and pleasing, that of Italy must be bad; or change the supposition, and allow that of Italy to be all which an unprejudiced but cultivated ear could wish; the French music cannot, one would imagine, give such an ear equal delight. The truth is, the French do not like Italian music, they pretend to adopt and admire it; but it is all mere affectation.” ıı
festival oudemuziek utrecht ZA 29 AUG, 17.00 UUR GEERTEKERK Ensemble Cordia / Stefano Veggetti Out of Handel’s Shadow: Symphonies van Boyce
49
TEKST VERTALING BEELD
ANDREA BRAUN SUSANNE VERMEULEN MARCO BORGGREVE
DE HELE BANDBREEDTE VAN MENSELIJKE ERVARING LAURENCE DREYFUS OVER WILLIAM LAWES’ ROYAL CONSORT
Laurence Dreyfus over William Lawes’ Royal Consort
50
DE HELE BANDBREEDTE VAN MENSELIJKE ERVARING
LAURENCE DREYFUS .INTERVIEW
Tijdens het komende Festival Oude Muziek Utrecht speelt ensemble Phantasm van gambist Laurence Dreyfus consortmuziek van William Lawes. Wie begint met luisteren naar Lawes’ bundel Royal Consort raakt meteen gefascineerd, maar ook een beetje radeloos: de muziek is enerzijds zo aanstekelijk dat die werkelijk tot dansen oproept, maar aan de andere kant zijn daar ook die ongewone harmonieën, die eigenaardige ritmes... Wat moeten we met die Lawes? Dreyfus: ‘Zoals vaak het geval is bij componisten uit de zeventiende eeuw wordt er eigenlijk alleen iets duidelijk van het karakter van de componist wanneer je zijn werken vergelijkt met die van anderen uit hetzelfde genre. Voor Lawes geldt dat hij een uniek figuur was. Zijn muziek is zo ongewoon, zo individueel, zo experimenteel. Zelfs zijn tijdgenoten constateerden dat hij de wiskundige regels van het componeren naast zich neerlegde. Ik geloof dat dit slechts een beleefde manier was om te zeggen dat Lawes zich van een aantal zeer verontrustende compositiemethoden bediende.’ Toch had Lawes als componist veel succes. Hoe kwam dat? 'Lawes was in dienst van het hof en werkte zich op tot de lieveling van Karel I, die hem na zijn dood ‘the father of music’ noemde. Ik geloof dat Lawes een man was vol humor en levensvreugde, maar die tegelijkertijd niet onbekend was met melancholie. En hij was een van die grote componisten die treurige muziek in een majeur-toonsoort schrijven kon – en dat is voor mij altijd een indicatie dat er hier sprake is van iemand die over de gehele bandbreedte van menselijke ervaring beschikt.’ Wanneer je kijkt naar de titels van de afzonderlijke stukken, lijkt het erop dat The Royal Consort bedoeld was als dansmuziek. Maar was dat wel zo? ‘Ik ben er zeker van dat The Royal Consort nooit is
gebruikt om op te dansen. Dat had ook helemaal niet gekund, want er bestonden zeer strenge regels voor de vorm van een dans. De dansers – zowel die van het volk als die aan het hof – wisten precies hoe lang een dans ging duren en hoeveel maten elk deel in beslag zou nemen. Normaal gesproken gaat het dan om even aantallen maten, en Lawes schreef, klaarblijkelijk uit principe, zijn dansdelen voornamelijk met oneven aantallen, in frasen van negen, elf, dertien maten. Het was onmogelijk om daarop te dansen. Men kan zich dan nog wel afvragen, waarom hij überhaupt zulke dansverzamelingen wilde schrijven, als er in de praktijk niet op te dansen viel. Ik denk dat het hem ook hier om het experiment ging: hij probeerde een choreografie voor de instrumentalisten te maken – alsof de vier gamba’s en theorbe zelf aan het dansen waren. En daarbij speelde hij met alle mogelijke conventies. Het lijkt erop dat hij zelf bovendien regelmatig vergat wat voor dans hij nu eigenlijk aan het schrijven was – of in elk geval van mening veranderde, want in de handschriften haalt hij van alles door elkaar. Of het nu om een Corant, Aire of Morris gaat, soms bedacht Lawes zich weer en lees je ‘Aire’ en dan daarnaast, tussen haakjes ‘Alman’. Je zou kunnen zeggen dat Lawes de verschillende dansen gebruikte om verschillende karakters mee uit te beelden, zich daarbij baserend op de ideeën, typische gestes en gevoelens die achter de dansen schuilen. Maar als de dansen ondansbaar waren, hoe werd deze verzameling dan gespeeld? In een ‘gewoon’ concert? ‘Ik denk van wel. Maar dan ‘concert’ in de zin van: in intieme kringen aan het hof. In het Whitehallpaleis werd heel veel muziek gespeeld, maar vooral van de gamba is bekend dat dit instrument in het innerlijkste heiligdom van het paleis bespeeld mocht worden. De normale aristocraten werden hier niet toegelaten, slechts de meest intieme vertrouwelingen van de koning. Deze lieden zullen voor deze muziek niet hebben klaargezeten alsof ze een Wagner-opera gingen horen, maar waarschijnlijk hebben ze toch 51
INTERVIEW. LAURENCE DREYFUS
met aandacht geluisterd en ervan genoten – wellicht met een glas wijn en een paar lekkernijen in de hand.’ Was Lawes dan de eerste die dansen componeerde voor een concertuitvoering? ‘Dat is een goede vraag… ik kan zo gauw geen vroeger voorbeeld bedenken. We kennen natuurlijk de dansen uit Dowlands Lachrimae, die eigenlijk meer liederen dan dansen zijn, maar in theorie kon je hier nog wel op dansen: ze zijn veel regelmatiger dan de stukken van Lawes. Maar dan nog: ik denk dat men niet moet vergeten dat dansmuziek normaal gesproken niet noodzakelijkerwijs ingewikkeld was. Ook niet meerstemmig en complex, maar eerder eenvoudig, zodat er voor de musici nog ruimte was voor improvisatie. En die praktijk was dan ook heel gewoon voor dansmusici. Maar wanneer je eenmaal specifiek begint te componeren voor de viola da gamba, die in het algemeen met fantasia’s en geestelijke muziek als motetten en anthems – muziek van een heel ander niveau – werd geassocieerd, dan heb je eigenlijk al een stap gemaakt en de stijl veranderd. Ik denk dat Lawes zich daarvan goed bewust was. Sinds de zestiende eeuw was in Engeland het danspaar pavane en galliarde heel populair. Er werden pavanes en galliardes gecomponeerd voor toetsinstrumenten en voor ensembles, maar ook deze stukken hebben niet die bandbreedte die Lawes’ composities wel hebben. Die kun je al bijna een suite noemen. Hij ordent ze hier in tien zogenaamde Setts, en dat zijn echt groot opgezette stukken, die telkens met een Pavan of een Aire beginnen en eindigen met een zeer snel deel, zoals een virtuoze, levendige Saraband.’ Wat kun je over deze stukken zeggen, met de kennis die we nu van harmonie en melodie hebben in het achterhoofd? ‘Wat mij zo fascineert is dat Lawes werkelijk uitstekende melodieën schreef, maar tegelijk de polyfonie, de meerstemmigheid, zo inzette dat er een soort machtsstrijd ontstaat tussen de afzonderlijke stemmen, met name tussen de beide diskantgamba’s. En wat de harmonie betreft kan ik er niets anders van maken dat die zo nu en dan gewoonweg bizar is. Ik bedoel hiermee dat hij bijvoorbeeld pentatonische configuraties toepaste in de melodie: telkens duikt 52
er weer een toegevoegde sext op (sixte ajoutée). Dat gaat maar door, en telkens worden weer de regels van het contrapunt gebroken. Lawes komt regelmatig met verrassende klanken, met een grappig of lelijk effect, en dan plots is er een bijna pastorale sfeer, met rondedansen, vriendelijk en wiegend – maar dan ineens voegt hij vreemde, extra noten toe, dwars door die warme, vriendelijke atmosfeer.’ Wilde Lawes zijn publiek dan choqueren? Of aan het lachen brengen? ‘Dat hangt altijd van de context af. Een manier om een negatief gevoel uit te beelden is voor hem bijvoorbeeld de dissonant. En die geeft ook echt een onverwachte schok. Dat is eigenlijk heel barok, en ik denk dat het daar ook om gaat, zelfs in een polyfone compositie. Maar vaak wil Lawes gewoon leuke en grappige muziek schrijven. In andere gevallen laat hij zich inspireren door het landleven en volksmuziek. Er zijn enkele dansen met de titel Morriss, en morrisdansers hadden belletjes aan hun benen en sprongen in het rond. Ze zwaaiden met zakdoeken en het was allemaal zeer komisch, maar ook een beetje grof. Lawes kreeg het voor elkaar om op deze ruwe, groteske dans uiterst beschaafde, verfijnde muziek te schrijven – een prestatie op zich.’ Hoe is dat voor de luisteraars van nu, die gewend zijn aan de harmonieën van Wagner, Bruckner, Stravinsky: kunnen zij dergelijke experimenten nog als zodanig herkennen? ‘Ik denk het wel. Men went inderdaad aan een bepaald idioom, hoe bijvoorbeeld oude muziek ‘hoort’ te klinken. En wanneer de musici deze harmonische ondernemingen – vooral bij een concert – een beetje benadrukken, dan valt dat de luisteraars zeker op. Vaak gaat het ook niet om de harmonie an sich, maar ook om het ontbreken van beleefdheid. Denk aan het achttiende-eeuwse strijkkwartet: dat is ontworpen als een galante conversatie, waarbij de deelnemers zich correct gedragen en genieten van het gesprek, Lawes lijkt wat dat betreft echter op Beethoven: bij hem onderbreken de gesprekspartners elkaar, zetten op het verkeerde moment in etcetera – en dat valt iedereen wel op. Wij spelen dit ook bewust zo, zonder deze onbeleefdheden te willen verdoezelen, maar brengen ze
LAURENCE DREYFUS .INTERVIEW
tot hun recht, vooral waar het de – in een bredere zin – dissonante aspecten betreft, zodat dit ook voor het publiek nog duidelijker wordt. Maar dat betekent natuurlijk niet dat deze muziek alleen maar angst en beven veroorzaakt, juist helemaal niet. Het is prachtige muziek. Nu was Lawes met zijn muziek, desondanks misschien, zeer bekend en geliefd bij tijdgenoten. Is dat dan typisch Engels, die voorliefde voor het vreemde? ‘Dat heeft er wel mee te maken. Je ziet het al bij mensen als William Shakespeare, die werkelijk tegen de conventionele genres in werkten – de metafysische dichters – en ook zij waren zeer succesvol. In Spanje of Frankrijk was het onvoorstelbaar dat dergelijke figuren aan het hof zou werken, want daar verwachtte men van kunstenaars vooral een bescheiden, volgzame houding. Ik denk dat hier wel eens de wortel van de Engelse excentriciteit kan liggen, die in deze tijd al zichtbaar is: individuen konden een afwijkend statement geven en daarmee tegelijk nog vermaak bieden. Vooral in de muziek waren juist de revolutionaire parlementariërs, die uiteindelijk de koning een kopje kleiner maakten, geen voorstander van dit individualisme. Zij waren juist tegen de esthetische vrijheden die aan het hof mogelijk waren, ook met het argument dat het cultiveren van het individu ontzettend veel geld koste, terwijl de meeste mensen het resultaat nooit te horen kregen.’ Maar dat onthoofden was ook niet bijzonder hoffelijk… ‘Nee, zeker niet. Maar het Engeland van de zeventiende eeuw was niet van Lodewijk XIV, met een duidelijke rangorde der dingen. Het is wel opvallend dat de Engelsen hun koning onthoofden, lang voordat het idee überhaupt bij de Fransen opkwam. Lawes was echter zo met de koning verbonden, dat hij, toen de hofhouding voor Cromwells troepen van Londen naar Oxford moest vluchten, met hem mee ging. Dat is denk ik ook de reden waarom Lawes zijn verzameling Royal Consort noemde, want eerder, in Londen, was zo’n titel betekenisloos geweest. Deze titel blikt terug op het koninklijke hof in Londen nadat Charles I, en met hem Lawes, het verlaten had: tien koninklijke Setts voor de koning, nadat die onttroond was.’ Jullie spelen deze stukken met de oorspronkelijke
bezetting van vier gamba’s en theorbe. Later kwam er nog een versie voor twee violen, twee basgamba’s en twee theorbes. Waarom koos u voor de eerste versie, terwijl soms wordt betoogd dat de nieuwere versie bijna Lawes’ laatste wil was? ‘Toen wij die gambaversie voor het eerst speelden, stelden we al snel vast dat deze in feite de betere en interessantere is. Natuurlijk is de gamba in dit repertoire zeer thuis, en een consort van gelijke instrumenten is hiervoor het meest geschikt. Maar het is ook beter vanwege de technische eisen: op de gamba’s liggen de partijen hoger dan op de violen, en daarom is het moeilijker om te spelen. We worstelen er daarom een beetje mee, ook omdat wij zelden dansmuziek spelen. De muziek vormt daarom voor ons een grotere en interessantere uitdaging, ook om te experimenteren met het karakter en interpretatie.’ Is deze muziek eerder intellectueel, of emotioneel? ‘Ik zou eigenlijk geen onderscheid willen maken tussen deze categorieën, want ik geloof dat wat muziek ons leert, is juist om voelend te denken en denkend te voelen. Maar zeker behoort deze muziek tot de meest emotionele in het oeuvre van Lawes, ook omdat er zoveel lichamelijkheid en gestiek in zit: daar was Lawes heel goed in. Een ding dat we hebben geleerd van deze stukken is dat we ze aan elkaar moeten verbinden, zoals idealiter ook op de dansvloer gebeurde. De ene dans die in de andere overgaat. Zo ontstaat een bijna symfonische ervaring van de reeks dansen, met al die karakters, hun wisselende kostuums en uitdrukkingen. Zo bezien is deze muziek dus uiterst emotioneel, en een absoluut genot om te spelen.’ ıı
festival oudemuziek utrecht ZO 30 AUG, 22.30 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Phantasm / Laurence Dreyfus Lawes: Royal Consorts
53
TEKST BEELD
MARCEL BIJLO VIA CANTAR LONTANO
REVOLUTIONAIRE ITALIAAN IN HET ELIZABETHAANSE ENGELAND ALFONSO FERRABOSCO
Alfonso Ferrabosco
REVOLUTIONAIRE ITALIAAN IN HET ELIZABETHAANSE ENGELAND
54
MARCO MENCOBONI .INTERVIEW
Marco Mencoboni, die met zijn ensemble Cantar Lontano garant staat voor opmerkelijke programma’s, verdiepte zich voor het ‘Engelse’ Festival Oude Muziek in de muziek van de Italiaan Alfonso Ferrabosco. Hiermee wil Mencoboni komende zomer opnieuw een brug slaan tussen Italië en Engeland. Het zal duidelijk worden dat de muziek in Engeland niet geïsoleerd was van die van de rest van Europa. Het idee van Engeland als eiland met een op zichzelf staande muziekcultuur lijkt aantrekkelijk voor muziekhistorici, maar de praktijk was heel anders. We hoeven alleen maar te denken aan Georg Frideric Handel, die in Londen zijn grootste triomfen vierde en die daar in zijn tijd, ook al was hij een Duitser, veruit de belangrijkste componist was. We kunnen ook verder teruggaan in de tijd; hoe komt het eigenlijk dat het madrigaal – toch in de eerste plaats een Italiaanse aangelegenheid – eind zestiende eeuw een van de populairste vocale genres in de Engelse muziek werd? Marco Mencoboni is met zijn ensemble Cantar Lontano al vaker te gast geweest op het Festival Oude Muziek. Dit keer staat de componist Alfonso Ferrabosco senior centraal, een uit Bologna afkomstige telg uit een muzikaal geslacht. Zijn vader Domenico was ook componist, en zoon Alfonso junior, die in Engeland werd geboren en daar zijn hele leven woonde, eveneens. Hoe kwam Alfonso Ferrabosco in Engeland terecht? Mencoboni: ‘We weten het niet precies, maar waarschijnlijk is hij in 1562 door een oom meegenomen naar Engeland. Al vrij snel daarna groeide Ferrabosco in Londen uit tot een zeer belangrijk figuur. Tot 1578 pendelde hij heen en weer tussen Engeland en Italië, maar hij kon in geen van de twee landen echt aarden. In Italië verdacht men hem van spionage voor de Engelse koningin en in Engeland speelde een akkefietje waarbij hij van een roofmoord werd beschuldigd. In 1578 lukte het hem terug te keren naar Italië, waar hij de rest van zijn leven bleef.’
ONBEKENDE MUZIEK ‘Ferrabosco is een belangrijke muzikale schakel tussen Engeland en het continent, en dan met name Italië’, vervolgt Mencoboni. ‘Het was Ferrabosco die de Engelsen liet kennismaken met het Italiaanse madrigaal, dat hij zelf, via de composities van zijn vader, als genre beoefende. Maar tegenwoordig kennen we zijn madrigalen nauwelijks meer en de meeste stukken op ons programma beleven dan ook hun moderne première. Ferrabosco liet ons twee boeken na met vijfstemmige madrigalen. In het eerste boek is de liefde het hoofdthema; de thematiek in het tweede boek is wat meer arcadisch, dus met allerlei natuurbeschrijvingen. Met die thema’s onderscheidt hij zich dus niet echt van zijn tijdgenoten. Het madrigaal was het belangrijkste genre in de wereldlijke vocale muziek in Italië, maar in Engeland was het toen Ferrabosco er arriveerde nog volslagen onbekend.’ HET MADRIGAAL IN ENGELAND De Engelse wereldlijke vocale muziek was vóór de komst van Ferrabosco nog sterk op Bourgondië en Frankrijk gericht. Aan het hof van Hendrik VIII bijvoorbeeld werd er alles aan gedaan om zo goed mogelijk de Franse hofcultuur na te bootsen, ook in de muziek. Engelse componisten, waaronder ook de koning zelf, schreven liederen op Franse tekst, geheel volgens de regels van de Franco-Vlaamse polyfonie. Ferrabosco moet met zijn Italiaanse madrigalen in Londen dus niets minder dan een revolutie hebben veroorzaakt. Mencoboni beaamt dit: ‘Niet alleen hielden de Engelsen zeer van Ferrabosco’s madrigalen – waarvan ze de teksten waarschijnlijk niet eens verstonden –, ook ontwikkelde zich in Engeland een geheel eigen madrigaaltraditie. De Engelsen verlangden naar een eigen vorm van wereldlijke vocale muziek die niet langer was geënt op die van de vroegere generaties polyfonisten, maar die expressiever was en meer ruimte bood voor experiment en woordschildering. Het Italiaanse madrigaal werd een ware hype in Engeland. Een belangrijk moment was de publicatie door Nicholas Yonge van de madrigaal55
INTERVIEW.MARCO MENCOBONI
collectie Musica Transalpina in Ferrabosco’s sterfjaar 1588. Deze omvangrijke verzameling in het Engels vertaalde Italiaanse madrigalen, waarin Ferrabosco de best vertegenwoordigde componist was, zorgde voor een enorme hausse aan in Engeland gecomponeerde madrigalen. Tijdens ons concert zullen we enkele madrigalen in Engelse vertalingen uit Musica Transalpina uitvoeren.’ LUCA MARENZIO Een andere prominente componist in Musica Transalpina is Luca Marenzio. Hoe kun je het verschil tussen Ferrabosco en Marenzio karakteriseren? Mencoboni: ‘Daarvoor moeten we ook hun achtergrond kennen. Ferrabosco komt uit een andere traditie dan Marenzio en dat had invloed op zijn stijl. Ferrabosco’s madrigalen zijn – en dat zeg ik nadrukkelijk zonder waardeoordeel – over het algemeen wat conservatiever dan die van Marenzio. Dat heeft te maken met het feit dat Ferrabosco nog sterk onder invloed stond van zijn vader Domenico. Marenzio had niet zo’n voorbeeld: hij kwam juist helemaal niet uit een muzikale familie – zijn vader was klerk in Brescia – dus ging hij zijn eigen weg. Bij Ferrabosco kun je spreken van een bepaalde stijl die je door al
56
zijn madrigalen heen hoort, terwijl Marenzio juist allerlei stijlen door elkaar gebruikte. In Marenzio’s oeuvre kom je ook allerlei verschillende genres tegen, van de lichtste villanella tot en met de somberheid die je aan Gesualdo doet denken. Dat neemt niet weg dat je ook bij Ferrabosco soms bizarre harmonieën vindt, juist waar je ze niet zou verwachten. Dat maakt zijn muziek ongelofelijk spannend en een genot om te zingen en naar te luisteren. De kunst van de woordschildering, wat mij betreft de kern van het madrigaal, beheerste Ferrabosco tot in de perfectie. HET ENGELSE MADRIGAAL ‘La parola, de tekst, is in zijn madrigalen altijd het uitgangspunt en dat was volgens mij ook juist wat de Engelsen zo aansprak. Als gevolg van het succes van de vertaalde madrigalen werden Engelse componisten als John Dowland en Thomas Morley door koningin Elizabeth naar Italië gestuurd om daar hun licht op te steken. Die Italiaanse invalshoek heeft de Engelse muziek blijvend veranderd; er kwamen in Engeland steeds meer madrigaalcomponisten die helemaal in de Italiaanse stijl schreven, soms ook op Italiaanse teksten.’ Beoefende Ferrabosco nog
MARCO MENCOBONI .INTERVIEW
andere genres dan het madrigaal? Mencoboni: ‘Er is ook kerkmuziek van hem bewaard gebleven, die qua stijl te vergelijken is met die van Palestrina. Ook liet hij instrumentale muziek na, die hij mogelijk geschreven heeft voor de bandora. Dit is een bijzonder instrument: een soort luit met volledig metalen besnaring. Deze bandora werd populair precies op het moment dat Ferrabosco voor de eerste keer naar Engeland kwam. Er is geen enkele originele bandora overgeleverd; voor een reconstructie kunnen we slechts gebruik maken van afbeeldingen. Er zijn verschillende pogingen ondernomen het instrument na te bouwen, maar tot nu toe nog zonder echt bevredigend resultaat. Daarom hebben we een klavecinist die de madrigalen lardeert.’ Het muzikale landschap veranderde in Engeland in de zestiende eeuw ingrijpend. De katholieke kerkmuziek verdween bijna geheel, maar de instrumentale muziek en de wereldlijke vocale muziek bloeiden als vrijwel nergens anders in Europa. Mencoboni: ‘Ferrabosco kwam op het juiste moment naar Londen, toen componisten zich daar noodgedwongen met andere genres dan kerkmuziek gingen bezighouden. Ook Luca Marenzio heeft in Engeland natuurlijk een enorme impact gehad; zijn oeuvre aan madrigalen is met meer dan twintig boeken gigantisch. Marenzio hoor je ook veel vaker dan Ferrabosco. Die onrechtvaardigheid willen we met ons programma in Utrecht graag rechtzetten. Het zou mooi zijn als ons concert het beginpunt wordt van verdere studie naar Ferrabosco.’ CANTAR LONTANO Mencoboni houdt ervan om in archieven te duiken en onbekende componisten op te delven of bekende componisten van een andere kant te laten horen. Dit laatste deed hij in 2007 toen hij tijdens het Festival Oude Muziek een reconstructie presenteerde van een vesper met kerkmuziek van Diego Ortiz, een componist die we eigenlijk alleen kenden van zijn werken voor viola da gamba. Hoewel de hoofdmoot bij Cantar Lontano in de renaissance ligt maakt het ensemble ook graag uitstapjes naar de barok. Mencoboni: ‘We voeren nu een oratorium uit van Antonio Gianettini. Dat lijkt een tamelijk onbekende componist, maar hij was aan het hof van Modena zeer belangrijk. In 1687 schreef hij het oratorium
L’Uomo in ibio, over een man die moet kiezen tussen het smalle pad van God of het brede pad van de duivel. Beiden proberen hem met alle middelen te verleiden om hun kant te kiezen. Dat levert natuurlijk schitterende muziek op. Bijna niemand kent het stuk en daar gaan wij wat aan doen. Ons Rossiniproject is dan weer een voorbeeld van een bekende componist die we van een andere kant willen belichten: hij schreef veel kerkmuziek die we zelden of nooit te horen krijgen. Voor dit soort projecten moet veel onderzoek worden gedaan, net als we voor het Ferrabosco-project hebben gedaan. Dat onderzoek moet uiteindelijk altijd resulteren in concerten en cd’s, maar moet ook leiden tot nog meer onderzoek. Ik ben ervan overtuigd dat er zowel in de renaissance als in de barok en daarna nog heel veel muziek te ontdekken valt.’ ıı
festival oudemuziek utrecht ZO 6 SEP, 17.00 UUR PIETERSKERK PossoPorpora Ensemble & Cantar Lontano / Marco Mencoboni Ferrabosco’s madrigalen
57
TEKST BEELD
JULES VAN DER LEEUW MARTIN CHIANG
TITELFRANSE FASCINATIE VOOR ENGELSE IN NOMINES SPES NOSTRA
Spes Nostra
58
FRANSE FASCINATIE VOOR ENGELSE IN NOMINES
JERÔME HANTAÏ .INTERVIEW
Gambist Jerôme Hantaï en zijn ensemble Spes Nostra besteden niet alleen aandacht aan bekende en veelgeprezen componisten als Byrd en Dowland. Ze spelen ook voor onbekendere Engelse muziek uit de tijd van Elizabeth I. ‘Tijdens onze voorbereiding genoten we al.’ In zijn concertprogramma benadert Hantaï de consortmuziek vanuit drie perspectieven: kerkelijke hymnes, de muziek William Byrd en dansmuziek. Het ensemble voert drie versies uit van het In Nomine, destijds een bijzonder populaire vorm van consortmuziek. ‘Voluit moet het eigenlijk In NomineDomini zijn. Het is een fragment afkomstig uit het Benedictus van de Missa Gloria tibi Trinitas van John Taverner’, legt Jerôme Hantaï uit. ‘In de overgangsperiode tussen de middeleeuwen en de renaissance was Taverner een van de grootste componisten van zijn tijd. Zijn In Nomine werd een model op basis waarvan vele componisten na hem vrijuit hebben geïmproviseerd.’ IN NOMINE ALS MODEVERSCHIJNSEL Het In Nomine was dusdanig populair dat het een idioom werd in de Engelse muziek en in zwang bleef tot en met Henry Purcell. Hantaï: ‘Van William Byrd zijn er zeven bewaard gebleven. De twee die wij hebben geselecteerd verschillen behoorlijk van elkaar. Hoewel ze dezelfde onderliggende tactus hebben, klinkt de ene uitbundig, de andere volstrekt deprimerend. Dat verschil is opzienbarend. Waar de eerste uitmondt in virtuoze passages, behoudt het andere een sober karakter.’ ‘Met dit programma richten we onze aandacht op het kernrepertoire van de polyfonie ten tijde van koningin Elizabeth I aan het eind van de zestiende eeuw. Hiervoor hebben we oude manuscripten werken afgestoft van allerlei componisten die minder bekendheid genieten dan ze verdienen. Omdat er zoveel componisten zijn met In Nomines op hun repertoire, hebben we een selectie moeten maken.’
DE GENERATIE PARSLEY, PRESTON EN STONINGS Wat hebben jullie in de voorbereiding naar het concert van deze componisten geleerd? ‘Tijdens onze voorbereiding hebben we al erg genoten van de stukken van Osbert Parsley (1511-1585), Thomas Preston (rond 1550) en Henry Stonings (1505-1572). Het zijn interessante werken die helaas erg weinig worden uitgevoerd. Ook stuitten we op fantasieën uit de periode van Orlando Gibbons (1583-1625) en John Cooper (ca. 1575-1626), die modieus zijn naam italianiseerde tot Coprario. Van Osbert Parsley – een componist uit Norwich die ons slechts een handjevol werken heeft nagelaten – spelen we het stuk Spes Nostra (‘onze hoop’), waaraan ons ensemble haar naam te danken heeft. Dit stuk is gebaseerd op een cantus firmus en wordt gekleurd door een sopraanstem en drie tenoren, naast de bas. Alleen dat is al uitzonderlijk. Deze cantus firmus gaat in een vijfkwartsmaat; niets in dit stuk verloopt op een reguliere manier. Van Henry Stonings weten we maar weinig. Hij zou een befaamd musicus zijn geweest ten tijde van koningin Elizabeth en koning James, rond 1600. In zijn vijfstemmige Miserere pakt iedere zangpartij beurtelings de rol van de cantus firmus, die in totaal dan ook vijf keer wordt gezongen. Van de componist Picforth ontbreken zelfs zijn voornaam en datum van geboorte of overlijden. Wel weet ik dat zijn In Nomine absoluut uniek is: elk van de vier partijen speelt vanuit zijn eigen ritmiek, totdat er zo nu en dan momenten zijn waarop de eenheid subtiel lijkt hersteld.’ Uiteraard staat er ook muziek van bekende componisten op het programma. Hantaï: ‘We spelen bijvoorbeeld werken van William Byrd. De overeenkomst met de overige componisten is dat het allen tijdgenoten zijn. Helaas is van het enorme oeuvre van Byrd veel verloren gegaan. Dat zorgt ervoor dat de muziek die wél van hem bewaard is gebleven zeer kostbaar is. Zo zijn er zijn prachtige Fantasies en een In Nomine, die we aan het einde van ons programma zullen spelen. Die werken vertegenwoordigen het hoogtepunt van deze periode in de Engelse polyfone 59
INTERVIEW. JERÔME HANTAÏ
muziek, die Byrd met zijn persoonlijkheid en muzikale genialiteit heeft vervolmaakt.’ EEN VLEUGJE EIGENZINNIGHEID ‘De muziek die wij spelen komt precies uit de tijd van het puritanisme. De protestanten verboden tijdens de regeerperiode van koningin Elizabeth alle vormen van kerkelijke muziek. Het jachtseizoen op de Rooms-katholieke componisten was begonnen. Een beroemde uitzondering was de Paapse William Byrd, die zich relatief weinig zorgen heeft hoeven maken aangezien hij bescherming genoot van het hof en als componist een hoge status had. Hij heeft zich wel een beetje pragmatisch gedragen en schreef veel muziek voor de Anglicaanse kerk. Mijns inziens heeft de vervolging van Rooms-katholieke musici en componisten er misschien wel voor gezorgd dat hun muziek juist een vleugje eigenzinnigheid in zich heeft.’ Worden componisten als Parsley, Preston en Parsons volgens jullie ondergewaardeerd? Hantaï: ‘Dat denk ik zeker. Onbekend maakt misschien onbemind. Zelf vergelijk ik hun situatie graag 60
met de Italiaanse schilders in de renaissance: veel meester-schilders kregen slechts erkenning voor één enkel werk, niet voor hun complete oeuvre. Maar voor ons nú is elk schilderij van deze meesterschilders op zijn eigen manier een meesterwerk. Als we deze analogie naar de muziek trekken: wij willen de afzonderlijke kwaliteiten van deze onbekende componisten recht doen. Dat doen we al spelend in een gambaconsort. Welke samenstelling consorts in de zestiende eeuw hadden is nooit goed vastgelegd. Het merendeel van de manuscripten bevat daarvoor geen aanwijzing. Pas vanaf de zeventiende eeuw werd instrumentatie gespecificeerd. Deze consortmuziek vergt een aparte uitvoeringspraktijk; ook de instrumenten vereisen ieder weer een eigen benadering. Ter afronding van het concert spelen we een aantal lichtvoetige, luchtige dansen van Ferrabosco, Holborne en Dowland. Zie het als een beetje vermaak tussen de serieuzere werken. Een bekende valkuil bij concerten voor gamba’s is dat ze nogal monotoon kunnen klinken. Ook willen we een bepaald ritme hebben in het programma, daarom zijn de eerste stukken vrij bekend en de dansen zorgen voor vermaak.’ APARTE TITELS Over vermaak gesproken... op uw concertprogramma valt de grappige titel M. George Whitehead his Almand van Dowland op. Wie was deze M. George Whitehead? ‘Dat is ook voor ons nog een mysterie,’ zegt Hantaï. ‘Misschien was het een werkgever van de componist of een mecenas. Vooral Dowland kende aan heel veel stukken dergelijke namen toe, zoals bij zijn verschillende Lacrimae, maar meestal weten we niet wie die mensen waren. Wel kennen we genoeg werken die aan collega-componisten zijn opgedragen. Daarvoor ‘leende’ bijvoorbeeld Byrd een ground van een andere componist voor een nieuwe stuk klavecimbelmuziek.’ Houdt u als Fransman van dit typisch Engelse programma? ‘Natuurlijk,’ zegt Hantaï lachend. ‘Bijna net zoveel
JERÔME HANTAÏ .INTERVIEW
als van Franse consortmuziek. Er zijn drie of vier grote naties op het gebied van repertoire voor de viola da gamba. Italië natuurlijk, waar het avontuur van de polyfonie begin zestiende eeuw werd ingeluid. Engeland was van groot belang, omdat daar het concept van het gambaconsort het langst is toegepast en doorontwikkeld. Om het Duitse en Franse repertoire kunnen we natuurlijk ook niet heen, niet alleen voor ensembles, maar met name op het gebied van solistische werken.’ BRONNEN VOOR CONSORTMUZIEK Hoe bereiden jullie je voor op dit concert? Hantaï: ‘In de British Library in Londen hebben we oude manuscripten gevonden uit A book of In Nomines & other solfainge songes… for voyces or Instrumentes. Niet alleen is dit manuscript een absolute must voor onderzoek naar het repertoire voor consort in de tijd van koningin Elizabeth I. Ook bevat het document het merendeel van de stukken die bij ons concert tijdens het Festival Oude Muziek op het programma staan. Voor sommige stukken is dit manuscript zelfs de enige nog bestaande bron.’ In deze documenten trof Hantaï een flinke hoeveelheid vocale muziek, waarvan de tekst helaas verloren is gegaan. Hierdoor is het slechts geschikt voor solmisatie – het zingen van muziek zonder tekst, gebruik makend van de Guidonische lettergrepen dore-mi-fa-so-la-si-do – of gewoonweg voor gambaconsort zonder stemmen. In beide gevallen zaten de musici rond een tafel. Deze setting, die niet bedoeld was voor in de kerk, maar eerder in huiselijke kring werd toegepast, hebben we vooral te danken aan de groeiende invloed van de puriteinen tijdens de eerste jaren dat koningin Elizabeth aan de macht was. Bij het selecteren van de stukken hebben we uit diverse manuscripten de mooiste werken gekozen. Meestal vind ik het lastig om van papier af te kunnen lezen wanneer een stuk geschikt is voor een specifiek concert. Eigenlijk weet je dat pas als je het stuk volledig in de vingers hebt. Helaas zijn de bronnen niet onuitputtelijk. Over een halve eeuw verspreid zijn er misschien een honderdtal stukken voor consort,
waarvan er hooguit twintig in de categorie ‘buitengewoon interessant’ vallen.’ INGETOGEN, IN STILTE REPETEREN ‘Repeteren doen we in stilte. We laten de sfeer van de ingetogen muziek over ons heen komen. Wanneer de polyfonie zich ontvouwt, dan is de emotie ook meteen daar. Maar het is geen emotie die je van tevoren voelt aankomen, die je je vooraf kunt inbeelden.’ Vier jaar geleden was Hantaï voor het laatst te gast op het Festival Oude Muziek, toen nog met zijn Trio Hantaï. ‘Dit Festival is een referentiepunt voor oudemuziekliefhebbers. Het heeft elk jaar weer iets aparts. Utrecht biedt de mogelijkheid om een breed geïnteresseerd publiek deze Engelse polyfone muziek te presenteren. Want wat is muziek zonder publiek? Lang niet overal kunnen we een dergelijk specialistisch programma samenstellen zoals in Utrecht.’ Een concert met oude muziek in de moderne Hertzzaal in TivoliVredenburg, kan dat wel? Hantaï: ‘Onze oude muziek kan zeker goed tot zijn recht komen in een moderne concertzaal, zolang die maar niet te groot is. En dan het liefst als het avond is; dat is een uitstekend moment om deze muziek te beluisteren.’ ıı
festival oudemuziek utrecht WO 2 SEP, 22.30 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Spes Nostra / Jerôme Hantaï Consorts: Tears of the muses
61
62
TEKST BEELD
LOUIS PETER GRIJP ALLARD WILLEMSE
DOWLAND IN HOLLAND NEDERLANDSE LIEDEREN OP ENGELSE WIJZE
Nederlandse liederen op Engelse wijze
DOWLAND IN HOLLAND
DOWLAND IN HOLLAND
Wat kan een ensemble als Camerata Trajectina, dat zich rigoureus beperkt tot Nederlandse muziek, bijdragen aan een oudemuziekfestival met het thema ‘Engelse muziek’? Best wel wat, als men bedenkt dat veel van de Nederlandse populaire muziek in de Gouden Eeuw afkomstig was uit Engeland. We hebben het dan over de melodieën waarop de Nederlandse jeugd zijn ‘spikspeldernieuwe’ liedjes zong. Nederlandse teksten op Engelse melodieën dus. Louis Peter Grijp onderzocht in hoeverre dit opgaat voor dat icoon van de Elizabethaanse muziek: John Dowland. Dowland was een befaamd luitist, die met zijn fantasieën en pavanes ook in de twintigste eeuw menig gitarist aan de luit bracht. Dat geldt voor mijzelf, maar bijvoorbeeld ook voor Jan Akkerman en Sting. De titel van dit programma, Dowland in Holland, werd ingegeven door een woordspeling met ‘s mans naam. Zelf had hij het over ‘Semper Dowland, semper dolens’ (‘altijd Dowland, altijd treurend’). Hij onderstreepte daarmee zijn handelsmerk: de muzikale melancholie die ons vier eeuwen later nog steeds naar de strot grijpt. John Dowland was niet alleen een beroemde componist van luitmuziek maar ook van ayres, liederen met luitbegeleiding. The First Booke of Songs and Ayres (1597) was zijn populairste publicatie en de ayre Flow my tears uit het Second Booke zijn populairste lied. Oorspronkelijk was dat een pavane voor de luit, Lachrimae (‘tranen’) genoemd, die in zijn tweede leven als ayre werd voorzien van een tranentrekkende tekst: Flow, my tears, fall from your springs! Exiled for ever, let me mourn; Where night’s black bird her sad infamy sings, There let me live forlorn. Dit peilloze verdriet raakte ook in de Nederlandse Republiek gevoelige snaren. Zo coverde dominee Dirck Rafaelszoon Campuysen Flow, my teares
met een eigen tekst, ‘Traen, oogen, traen’, wat op hetzelfde neerkomt, behalve dat de oorzaak van zijn droefenis geen weigerachtig meisje was – ervan uitgaand dat Dowland hiermee te kampen had, al laat hij er zich niet eenduidig over uit. Camphuysen beweent in elk geval geen liefje, maar de dwaze menselijke natuur, die tot zonden is geneigd. Andere dichters volgden hem na met soortgelijke aanhef: Jan Harmensz. Krul met de liefdesklacht ‘Klaegh, oogen klaegh’ in zijn Minnelycke Sangh-Rympies (1634); een anonieme dichter uit Arions Vingertuig (1645) met ‘Huil, borste, huil’, eveneens een liefdesklacht; Anthony Janssen in het Christelijck Vermaeck (1645) met ‘Schrey, ziele, schrey’, een klacht over de zondige ziel. Net iets origineler begint Adriaen Valerius zijn klaaglied over de moord op de Franse koning Hendrik IV: ‘Myn ziele treur!’ (1626). Camphuysen was dus de eerste Nederlander die Dowlands beroemde lied van een nieuwe tekst voorzag. Maar ook voor andere melodieën van Dowland was hij er als eerste bij: voor Can she excuse my wrongs met een lied over het Laatste Oordeel, voor Piper’s Pavan met het lied ‘Van volmaeckte Regering’, voor Frog’s Galliard (‘Now o now I needs must part’) met een lang lied ‘Christelijck Gevecht’. Camphuysen publiceerde dit alles in zijn bundel Stichtelycke Rymen (1624), die een warm onthaal bij het protestantse volksdeel vond. Warmer dan de dichter zelf, die omwille van zijn remonstrantse geloofsovertuiging voortdurend vervolgd werd. Een andere ayre van Dowland, Come again, vinden we terug in Adriaen Valerius’ Nederlandtsche Gedenckclanck (1626), die er een treurdicht over de terechtstelling van een Vlaamse, gereformeerde martelares op schreef. Deze Anneke van den Hove was in 1597 levend begraven in Brussel. Een bijzondere melodie tenslotte is die van de ‘tweede Lacrymae’. Dat is een van de Lachrimae, or Seaven Teares: polyfone bewerkingen van de Lachrimaemelodie voor een consort van vijf gamba’s, van Dowlands eigen hand (1605). De Utrechtse dominee Jodocus van Lodenstein schreef er decennia later, als enige Nederlander, een liedtekst op, een Treur63
DOWLAND IN HOLLAND
gesang over d’elende der Pied-montoysen. Dat zijn Waldenzen, een calvinistische bevolkingsgroep uit Piemonte, die wreed vervolgd werd door de Roomskatholieke overheid en de onherbergzame Italiaanse Alpen invluchtte. Dit humanitaire drama leidde in de calvinistische Republiek tot grote verontwaardiging, die zich vertaalde in een inzamelactie. Vanaf de kansel haalde Lodenstein maar liefst 7.000 gulden op voor het goede doel. In zijn succesvolle liedboek Uyt-spanningen (1676) wijdde hij drie liederen aan dit thema, waarvan dus een op de zeldzame melodie van de tweede Lacrymae. Een andere Utrechtse Dowland-fan was de beiaardier/blokfluitist Jacob van Eyck. Over vier van de zes melodieën van Dowland die in de Nederlandse liedcultuur doordrongen, publiceerde hij variaties in Der Fluyten Lust-hof (1649): ‘Pavaen Lachrymae’, ‘Comagain’, ‘Excusemoy’ en ‘2. Courant, of Harte diefje waerom zoo stil’. Met dat laatste wordt de ayre Now o now my needs must part bedoeld, ook bekend als Frog’s Galliard. Met deze en andere variatiereeksen zal Van Eyck het wandelende publiek op het Janskerkhof hebben vermaakt vanaf de toren van de Janskerk. De collectie van zes liederen die ik hier onder de noemer ‘Dowland in Holland’ heb bijeengebracht, staat voor een breder fenomeen: de Engelse invloed op de Nederlandse populaire muziek in de Gouden Eeuw. Die is het meest pregnant bij Jan Janszoon Starter, de door dominee Camphuysen gehate dichter van het even wereldlijke als succesvolle liedboek ‘t Friesche Lusthof (1621). Starter was geboren uit Engelse ouders en introduceerde menig Engels wijsje in de Republiek. Zo was hij het die de mooie ballad When Daphne did from Phoebus fly vertaalde. Doen Daphne d’overschoone maeght werd een grote hit in de Nederlandse liedmelodieën-toptien. Andere melodieën die door Starter naar de Republiek werden gehaald waren Twas a youthful knight, waar hij een klaagzang voor een overleden jonge Friezin van maakte: Blydschap van mijn vliet; verder Sir Edward Nouwels Delight, dat Starter gebruikte voor zijn lieve liedje Silvester in de morgenstond, begaf hem op de 64
jacht (terwijl Silvesters beminde herderin Sylvia thuis op hem blijft zitten wachten) en de masque dance The fairest Nymph those Vallies, or Mountaines ever bred, wat bij Starter D’uytmuntenst Harderinne, die onder ‘s Hemels kap werd. Deze gegevens ontleen ik aan de Nederlandse Liederenbank van het Meertens Instituut, waaruit dergelijke informatie met een paar simpele zoekopdrachten is op te vragen.Wat enigszins verwondert, is dat bij Starter geen melodieën van Dowland lijken voor te komen. Lijken, want er is welbeschouwd toch één ayre die een spoor in de Friesche Lusthof heeft nagelaten: Flow my tears. In Starters liedboek staat bij het lied Myn troost, myn hart, O Vroed-Vrouw van myn smart een melodie in noten afgedrukt, waarin enkele maten onmiskenbaar aan de Lachrimae-melodie zijn ontleend. Maar daar blijft het bij. Dowland’s melancholieke melodieën hebben in de Republiek al met al meer indruk gemaakt op calvinistische dichter-dominees dan op wereldlijke flierefluiters. ıı
festival oudemuziek utrecht ZA 29 AUG, 15.00 UUR LEEUWENBERGH Camerata Trajectina Dowland in Holland
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW GEINTERVIEWDE
Verzot op Virginalisten
CAROLE CERASI VERTOLKT TOMKINS In het komende Festival Oude Muziek met thema Engeland wordt met een speciale serie ruim plek gegeven aan de virginalisten: de componisten die vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw klaviermuziek componeerden in een typische polyfone stijl. Welke plaats neemt de klaviermuziek in binnen het oeuvre van Thomas Tomkins? Cerasi: ‘We kennen enkele vroege klavierwerken van Tomkins, alleen in handschrift overgeleverd. Het merendeel van zijn klaviermuziek schreef hij pas op zeer hoge leeftijd. Hij werd vierentachtig en overleed in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Wel bleef hij altijd de Elizabethaanse stijl trouw, terwijl de muziek om hem heen sterk aan het veranderen was. Door de purificatie van Cromwell waren componisten aangewezen op andere genres vanwege het verbod op kerkmuziek. Tomkins richtte zich hierdoor op het klavecimbel en keerde pas in zijn laatste levensjaren terug naar de muziek van zijn jeugd. In zijn beste stukken, zoals de zelden uitgevoerde Ground in d, kan Tomkins zich makkelijk meten met Byrd of Bull, componisten van een vorige generatie.’ Carole Cerasi is al sinds haar studietijd verzot op Tomkins. ‘Tijdens een workshop in Antwerpen bij Kenneth Gilbert studeerden we stukken van Frescobaldi en Peter Philips. Ik werd gelijk verliefd op die muziek, ik kende het totaal niet. Ik besloot vrij snel dat deze muziek mijn wereld zou worden. Bij een stuk van Tomkins kun je zeggen: “Ach, het is wel aardige muziek”, maar als je de muziek echt goed bestudeert, jezelf vertrouwd maakt met de stijl en de componist, dan merk je dat er veel meer in zit dan in menig andere pavane of gaillarde. Het vergt een bepaald soort concentratie die heel anders is dan bij bijvoorbeeld een sonate van Brahms. Er zijn pianisten die prachtig zeventiende-eeuwse muziek kunnen spelen, maar hun uitvoeringen hebben meestal weinig te maken met de taal van die muziek. En daarin ben ik nou juist zo geïnteresseerd. Om een taal te spreken, heb je kennis nodig over de grammatica, over de gevoelswaarde van woorden. En dat geldt voor muziek natuurlijk ook. Die kennis staat in dienst van de manier waarop je de muziek op het publiek overbrengt. Je moet niet alleen willen laten horen waarom jij er zo van houdt, maar vooral waarom het publiek ervan zou moeten houden.’ Marcel Bijlo vr 4 sep, 13.00 uur / Lutherse Kerk Carole Cerasi / Virginalisten: Thomas Tomkins
65
BERICHTEN Vandamme: ‘REMA moet in de eerste plaats een plek zijn waar leden elkaar kunnen ontmoeten en nieuwe inspiratie kunnen opdoen. Een open geest is essentieel voor de toekomst van de oude muziek. Laat ons nieuwsgierig zijn en lef tonen, met behoud van de kritische houding die ons eigen is.’
XAVIER VANDAMME BENOEMD TOT VOORZITTER REMA
Xavier Vandamme, directeur van de Organisatie Oude Muziek Utrecht, is verkozen tot de nieuwe voorzitter van het Réseau Européen de Musique Ancienne / European Early Music Network (REMA). REMA is het Europese koepelorgaan voor oudemuziekfestivals en -instellingen. Vandamme: ‘Dit is een mooie erkenning van Utrecht als hoofdstad van de oude muziek.’
BERICHTEN
Jaarlijks organiseert de REMA drie tot vier netwerkbijeenkomsten, waar leden informatie kunnen uitwisselen en coproducties kunnen opzetten. REMA is ook initiatiefnemer van de jaarlijkse Dag van de Oude Muziek, op 21 maart (de geboortedag van Bach). Dit project wordt gesteund door het Creative Europe-programma van de Europese Commissie en UNESCO. Het forum telt momenteel zo’n zeventig instellingen uit 22 verschillende landen.
66
Het dagelijkse bestuur van de REMA wordt vanaf nu gevormd door Vandamme, samen met vicevoorzitters Tomas Bisschop (MAfestival Brugge, BE) en Marco Mencoboni (Cantar Lontano, IT), secretaris Daniel Bizeray (Centre culturel de recontre d’Ambronay, FR) en penningmeester Jelle Dierckx (Musikfestspiele Potsdam Sanssouci, DE). De aanstelling geldt voor twee jaar.
MINI-ADVERTENTIE KISTORGEL TE KOOP
Continuo-kistorgel, 1 register, C–c3. Houten pijpwerk red cedar en cipres, 415 of 440 Hz. Mail: t.bosklopper.001@hetnet.nl
CURSUS INTERVALLI
Cursus: De manuscripten van Petrus Alamire Datum: van 21 tot 28 juni 2015 Plaats: L’Huy Préau (Morvan/Frankrijk) Docent: Erik Van Nevel Info: www.intervalli.eu
seizoen oudemuziek 2014 / 2015
Collegium Vocale Gent Philippe Herreweghe, dirigent
Nieuw: Seizoen Oude Muziek 2015-2016
O dolce mio Tesoro Madrigalen van Carlo Gesualdo uit Boek V en VI (1611)
Een greep uit de concerten van het nieuwe seizoen, dat in oktober 2015 begint: Paul Van Nevel deelt zijn liefde voor Cipriano De Rore, Ensemble Correspondances zorgt voor een echt Parijse Kerst met Charpentier, Bob van Asperen speelt zijn favoriete klaviercomponist Johann Jacob Froberger en de BachDag wordt een groot feest met Vox Luminis, Nevermind en de vier gamba’s van Les Voix Humaines.
Hana Blažíková, sopraan Barbora Sojková, alt Marnix De Cat, contratenor Thomas Hobbs, tenor Peter Kooij, bas Thomas Dunford, luit Philippe Herreweghe, dirigent Philippe Herreweghe brengt een vocaal topteam samen voor een uitvoering van de getormenteerde madrigalen van de Italiaanse componist, luitspeler en edelman Carlo Gesualdo. Experiment en chromatiek staan centraal in deze muziek, en na een verpletterende opname van de responsoria vorig jaar, is duidelijk dat Herreweghe zijn hart definitief aan Gesualdo heft verpand. Niet te missen! do 28 mei, 20.15 / Eindhoven, Catharinakerk vr 29 mei, 20.00 / Utrecht, TivoliVredenburg (19.15 inleiding) za 30 mei, 20.15 / Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ ma 1 jun, 20.30 / Brussel (B), Miniemenkerk vr 5 jun, 21.00 / Pavia (I), Collegio Ghislieri
Bijzonder nieuws is de uitbereiding van het Seizoen Oude Muziek. Met de steun van Provincie Flevoland starten wij het project Nieuw Land / Oude Muziek met zes nieuwe concertlocaties in Flevoland. Wij hopen de start van het project in november met u te vieren, met een heuse Nacht van de Oude Muziek. Kijk op www.nieuwlandoudemuziek.nl voor meer informatie. Ook dit jaar kunt u voordelig genieten: als u kaarten voor vier concerten bestelt krijgt u maar liefst 15% korting. Kijkt u bijvoorbeeld eens naar onze locatie-abonnementen of stel uw eigen serie samen. Het complete, nieuwe Seizoen Oude Muziek 2015-2016 vindt u op www.oudemuziek.nl.
Voor kaartprijzen en bestelinformatie, zie: www.oudemuziek.nl
67
CD-BESPREKINGEN
JOHANN, JOHANN CHRISTOPH EN JOHANN MICHAEL BACH: MOTETTEN
Vox Luminis & Scorpio Collectief o.l.v. Lionel Meunier Ricercar RIC 347
CD-BESPREKINGEN
Dwalend door Thüringen en omgeving leer je al snel: de Bachs zaten overal. Ze waren op het juiste moment op de juiste plek, want vanaf de late zestiende eeuw kwam juist daar, in het centrum van het lutheranisme, muziek steeds meer op de voorgrond. Er was geld, vorsten en kerkbesturen waren willig en een opwindende vlaag van inspiratie waaide vanuit Italië, waar muziek een nieuwe wending had genomen. In een gebied vol kleine onafhankelijk culturele centra kon een gilde-achtige, zelfopleidende muzikantenfamilie als de Bachs floreren. Johann Sebastian zelf kon bijvoorbeeld profiteren van zijn netwerk en hun uitstekende muziek. Deze traditie zette hij voort toen hij zijn eigen kinderen en meer afgelegen familieleden in de leer nam. Wellicht daarom begon hij rond z’n vijftigste aan een genealogie – een essentieel document als je bedenkt hoe courant de naam Bach was in de regio – en een collectie ‘familiestukken’, het Alt-Bachisches Archiv, in 1999 teruggevonden in Kiev en deels door Cantus Cölln op plaat gezet. De eerste Bach van wie we nog muziek kennen is Johann (1604-1673), die deze prachtige dubbel-cd van Vox Luminis opent. Zijn drie werken waaronder Unser Leben ist ein Schatten vormen meteen ook zijn complete œuvre, wat meteen wijst op het plan achter dit project. Ook van Johanns neven Johann Christoph (1642-1703) en Johann Michael (1648-1694) klinken de integrale motetten; beiden schreven nog meer muziek, maar in andere genres. Deze stukken bouwen nog volop voort op de polyfonie van Josquin, Luthers muzikale ideaal, en voegen daar meerkorigheid en madrigalismen aan toe, plus vaak zeer origineel verweven koraalmelodieën. In Das Blut Christi horen we dankzij Simen van Mechelens Scorpio Collectief bovendien hoe Johann Michael Bach instrumenten inzette. Is het nog nodig om te schetsen hoe Vox Luminis het ervan afbrengt? Sinds hun eerste Utrechtse optreden is het Festivalpubliek vertrouwd met de relaxte warmte van Lionel Meunier en zijn zangers. Verstilde begrafenismotetten, kerstmuziek met een extra twinkeling, emotionele motetten voor de Lijdenstijd, in elke sfeer bereikt Vox Luminis haast perfectie. Misschien is het wel de bescheidenheid richting de grootse muziek die ik steeds proef, de oprechte wil die te AE dienen? Grandioos!
68
CD-BESPREKINGEN
O. VON WOLKENSTEIN, G. DUFAY, H. ISAAC E.A.: ARGENTUM ET AURUM
Ensemble Leones o.l.v. Marc Lewon Naxos 8573346 B. TROMBONCINO, G. CACCINI, A. STRIGGIO E.A.: SULLA LIRA, L’ARTE DELLA RECITAZIONE
Le Miroir de Musique o.l.v. Baptiste Romain Ricercar RIC 354 De vijftiende en vroege zestiende eeuw waren in Oostenrijk muzikaal een heel interessante tijd. Met één been stond men in de middeleeuwen – de cultuur van de Minnesänger was nog springlevend – met het andere been in de renaissance. De muziek van de Franco-Vlaamse polyfonisten was hier volop aanwezig, net als in de rest van Europa. Ensemble Leones speelt een aantrekkelijk en afwisselend programma, dat een goed beeld geeft van de Oostenrijkse muziek uit de periode waarin het Huis Habsburg aan een zegetocht door Europa begon. De Minnesänger-traditie heeft veel langer bestaan dan die van de troubadours en de trouvères in Frankrijk. De vijftiende-eeuwer Oswald von Wolkenstein, afkomstig uit Zuid-Tirol, wordt beschouwd als de allerlaatste minnezanger. Guillaume Dufay was al in zijn nadagen en Josquin Desprez was al geboren toen Von Wolkenstein overleed. Zijn oeuvre bestaat uit veel eenstemmige liederen, geheel in de geest van zijn voorgangers. Hij componeerde ook nieuwe, Duitse teksten
op meerstemmige, Franse melodieën. Op deze cd staan enkele mooie voorbeelden van deze zogenoemde contrafacten. We horen ook muziek van Heinrich Isaac, de latere hofcomponist van Maximiliaan I, en vele anonieme stukken. Er wordt dus nogal wat heen en weer gesprongen tussen diverse stijlen. Dat is het Ensemble Leones wel toevertrouwd, niet in de laatste plaats door de bijdrage van zangeres Els Janssens-Vanmunster. Met haar grote bereik en haar vermogen zich aan iedere instrumentcombinatie aan te passen, is zij de ideale zangeres voor dit repertoire. Ook de andere musici zijn van topniveau; de tijd is gelukkig voorbij dat we het voor deze muziek moeten doen met ensembles wier uitvoeringen de goede bedoelingen nauwelijks ontstijgen. Leones beschikt over vedels, luiten, een middeleeuwse dwarsfluit en een koehoorn. Al deze instrumenten worden creatief benut en vlekkeloos bespeeld. Vedelspeler Baptiste Romain, ook lid van dit ensemble, bracht met zijn eigen ensemble Le Miroir de Musique een cd uit met Italiaanse liederen uit de zestiende en vroege zeventiende eeuw. Ook hun uitgangspunt is de renaissancistische hang naar de antieken, die zich in de vocale muziek manifesteerde in het ontstaan van een vrije, gereciteerde manier van zingen. Zo hoopte men terug te gaan naar de manier waarop Orpheus zijn liederen zong en zichzelf daarbij op de lier begeleidde. Bij een eerdere cd-recensie van Vivabiancaluna Biffi, die een vergelijkbare benadering voorstond, klonk dit heel overtuigend. Op de cd van Le Miroir de Musique horen we twee zangers, twee strijkinstrumenten en een luit. Duidelijk is dat het gereciteerde zingen voortkomt uit de traditionele, oraal overgeleverde Italiaanse muziek. Vooral tenor Giovanni Cantarini doet zijn best om dat te laten horen,
maar een tweede Marco Beasley is hij daarmee nog niet. Maria Cristina Kiehr zingt mooi strak, met smaakvolle, maar niet overdadige versieringen. Baptiste Romain zorgt met zijn ensemble voor hoogstaande begeleidingen, met prachtige timbreverschillen MB tussen lirone en lira de braccio.
R. PARSONS, W. BYRD, M. LOCKE, P. HUMPHREY E.A.: MUSIC FOR THE CORONATION OF CHARLES II
Oltremontano, Psallentes o.l.v. Wim Becu Accent ACC24300 In mei 1660 werd in Engeland de monarchie in ere hersteld na het bewind van de Cromwells. Er kwam weer een Stuart op de troon: Charles II. Zijn kroning kon echter pas plaatsvinden op 23 april 1661, als afsluiting van een jaar vol feestelijkheden. Dat jaar was ook nodig om alle symbolen van de monarchie te restaureren. Daarbij hoorde ook het weer op orde brengen van de hofmuziek die tijdens de Cromwell-periode buiten bedrijf was geraakt. Die hofmusici – de blazers van His Majesty’s Sackbuts and Cornets in het bijzonder – kregen de kroningsplechtigheden in Westminster Abbey een belangrijke rol. Op deze cd horen we een muzikale reconstructie van de kroning van Charles II. Het complete programma is onbekend. Wel weten we zeker dat Matthew Locke een suite speciaal voor het nieuwe hofensemble 69
CD-BESPREKINGEN
geschreven heeft. Daarnaast klonk er hoogstwaarschijnlijk vocale muziek van Byrd en Parsons, waarbij de blazers de koorpartijen verdubbelden. Bij de processie waarbij de nieuwe koning de kerk wordt binnengeleid klinkt trompetgeschal, klokgelui en gejuich: geluiden die, zo konden we hier in Nederland twee jaar geleden nog constateren, onlosmakelijk verbonden zijn met een kroning. Dit is een heel sfeervolle en vorstelijk uitgevoerde cd. Dat de opname niet in Westminster is gemaakt, maar in de Église Saint Jean l’Évangeliste in het Franse Chaudfontaine doet aan die sfeer niets af: de klokken die we horen luiden, zijn wel onmiskenbaar die van MB Westminster Abbey.
eigen label. Voor dit recital koos hij als partners gambist Jonathan Manson en luitist Thomas Dunford, een gouden combinatie: de twee spelers zijn optimaal ingespeeld op een expressieve liedzanger als Davies. De titel van het recital kan natuurlijk slaan op de hele Engelse renaissance met zijn voorkeur voor melancholie, maar past ook wonderwel bij het sfeervolle Old Bones dat de Amerikaan Nico Muhly voor de gelegenheid schreef, naar aanleiding van de ontdekking van het lichaam van Richard III in Leicester, onlangs herbegraven. Een hit tussen AE enkele greatest hits.
komt hier optimaal in uit, mede doordat de tekst zelfs in de meest ingewikkelde polyfone weefsels verstaanbaar blijft. Dit wordt ongetwijfeld MB vervolgd.
O. LASSUS: MUSICA RESERVATA, SECRET MUSIC FOR ALBRECHT V
Profeti della Quinta, Dolce Risonanza o.l.v. Florian Wieninger Pan Classics PC10323
L. MARENZIO: IL QUINTO LIBRO DEI MADRIGALE FLOW MY TEARS: SONGS FOR LUTE, VIOL AND VOICE
Iestyn Davies, Thomas Dunford, Jonathan Manson Wigmore Hall Live 0074 De Londense Wigmore Hall gooide een aantal jaren geleden het roer om, zeer bewust dat zijn traditionele publiek voor kamermuziek wel een jeugdige injectie kon gebruiken. Zo startte een aantal meerjarentrajecten met jonge artiesten, die zo tegelijk hun carrière en hun publiek konden opbouwen. Countertenor Iestyn Davies was een van de residente artiesten van het eerste uur en klonk dan ook al op twee andere live-cd’s op Wigmore’s 70
La Compagnia del Madrigale o.l.v. Giuseppe Maletto Glossa GCD 922804 Zoals Marco Mencoboni elders in dit nummer al constateert, was Luca Marenzio de meest productieve en invloedrijke madrigaalcomponist die bovendien alle stijlen binnen het madrigaalgenre beheerste. Het zal nog even duren voordat zijn ruim twintig madrigaalboeken op cd zijn gezet. In ieder geval zou het mooi zijn als La Compagnia del Madrigale er eens diep induikt, horende hun visie op Marenzio’s vijfde boek. Vele soorten madrigalen komen aan bod en de zangers beheersen deze muziek tot in de kleinste finesses. De tekstexpressie
De boetepsalmen van Orlando Lassus behoren tot zijn allermooiste composities. Zijn werkgever, Hertog Albrecht V van Beieren, vond dat ook. Daarom beschouwde hij deze muziek als musica reservata: muziek die alleen aan zijn hof mocht klinken en niet mocht worden uitgegeven. Gelukkig gebeurde dat toch en overleefde de muziek de eeuwen, waardoor we nu kunnen genieten van een nieuwe opname door Profeti della Quinta. De vijf Israëlische jongens van deze groep ontmoetten elkaar tijdens hun studie in Bazel en ze vormen al enige jaren een van de meest opmerkelijke vocale renaissance-ensembles. Zelden hoor je vijf zangers zo eensgezind ademen. Op deze cd krijgen ze versterking van de instrumentalisten van Dolce Risonanza. Deze musici laten hun vedels, cornetto’s, trombones, blokfluiten en luit heel subtiel kleuren met de stemmen, en ze spelen tussen de psalmen ook een aantal instrumentale stukken. Deze uitvoeringen
CD-BESPREKINGEN
ademen een grote rust uit, niets klinkt geforceerd en alles mengt perfect. Dit is waarschijnlijk één van de mooiste MB renaissance-cd’s van 2015.
M. ZIELENSKI: ORTUS DE POLONIA. OFFERTORIA TOTIUS ANNI ET COMMUNIONES TOTIUS ANNI
Les traversées Baroques o.l.v. Etienne Meyer en vocaal ensemble Fiori Musicali K617 K617248 De groeiende invloed van het christendom in Polen sinds de tiende eeuw bracht er de religieuze muziek tot grote bloei. Deze beleefde een hoogtepunt aan het hof van koning Sigismund I te Krakau, waar naast Nederlandse en Hongaarse musici ook beroemde Italianen werkzaam waren, zoals Luca Marenzio en Tarquinio Merula. Van hieruit werd de invloed van de Italiaanse renaissance over Polen verspreid. Tegelijkertijd stonden op religieus gebied de kardinalen, aartsbisschoppen en bisschoppen sterk onder de invloed van Rome en alle vernieuwingen die zich daar sinds het Concilie van Trente in 1563 hadden voorgedaan. In tegenstelling tot hun wereldse leiders steunden zij wél musici van eigen bodem, onder wie Milolaj Zielinski. Zijn stijl is typerend voor de overgangsperiode van de renaissance naar de concertato-stijl van de barok. Daarbij werden naast de stemmen ook allerlei strijk- en blaas-
instrumenten ingezet. Zielinski was organist in dienst van de bisschop van Plock, Wojcieck Baranowski. Ook is duidelijk dat hij zijn broodheer volgde toen deze in 1607 bisschop van Kujawi werd. In 1611 verschenen in Venetië zijn Offertoria totius anni en Communiones totius anni. Deze bundels met vocale en instrumentale werken waren bestemd voor uitvoering tijdens de mis volgens de liturgische jaarkalender of om speciale heiligen – Poolse, Venetiaanse en Romeinse – te eren. Deze offertoria zijn dubbelkorig. De communiones zijn bedoeld voor een kleinere bezetting en hebben een wat meer beschouwend karakter. Enkel al de aandacht voor deze weinig bekende componist en het belichten van de culturele banden tussen Polen en Italië op het breukvlak van de zestiende en zeventiende eeuw maken deze uitgave waardevol. De uitvoeringen zijn verzorgd en ademen een serene sfeer uit. Er wordt duidelijk met kennis van zaken en met grote toewijding gezongen en gespeeld. Hoewel een iets temperamentvollere en ritmisch pregnantere aanpak me liever waren geweest, kan ik deze cd toch van harte HD aanbevelen.
Als René Jacobs één ding als geen ander begrepen heeft, is het wel opera. Allicht dus dat hij ervoor koos om Cavalieri’s Rappresentatione in die trant te benaderen, al zal het verschil met het oratoriumgenre zonder de modern-creepy enscenering van Achim Freyer voor de meeste luisteraars eerder esoterisch zijn. Wat het werk revolutionair maakt, is de variatie in bezettingen en affecten waarmee de rijmende poëzie op muziek is gezet, en daarvoor trekt Jacobs alle registers open. Letterlijk eigenlijk, want het continuo is met harp, drie luiten, twee toetsinstrumenten en vijf bassen gigantisch. Een mooi fundament voor een teleurstellend bouwwerk. Er is iets te zeggen tegen Christina Pluhars hypergedetailleerde aanpak, maar bij (de meeste van) deze zangers mis ik richting en diepgang. Er wordt uitstekend gezongen, maar anderhalf uur later, na het Festa, ben ik voor m’n gevoel niet veel wijzer. Was het misAE schien beter met beeld?
AE
VELÁZQUEZ AND THE MUSIC OF HIS TIME
Cappella Mediterranea, Clematis, La Fenice, La Real Cámara e.a. Ricercar RIC 358 E. DE CAVALIERI: RAPPRESENTATIONE DI ANIMA & DI CORPO
Solisten, Staatsopernchor Berlin, Akademie für Alte Musik Berlin o.l.v. René Jacobs Harmonia Mundi HMC 902200.01
De wereld van Velázquez was een sensuele, tenminste als je van Mariana Flores de belangrijkste stem maakt, zoals in deze verzameling. Uit enkele oude Ricercar- en Glossa-opnames 71
CD-BESPREKINGEN
stelde Jérôme Lejeune een pakkend portret samen bij de grote tentoonstelling die nog tot 13 juli in het Parijse Grand Palais te zien is. We volgen de schilder van zijn thuis in Spanje naar Frankrijk en Italië aan de hand van allerlei materiaal, waaronder stukken uit de recent opgenomen Ulisse van Zamponi, een Magnificat van Romero (eigenlijk een fiammengho uit Luik) en een misdeel van Cererols. Het resultaat is een kleurige snack, een ideale compagnon bij een tentoonstelling, ongetwijfeld een fijn uurtje luisteren. We weten helaas niet waar de complete werken te beluisteren zijn, en leren weinig over Velázquez’ werk, maar voor dat laatste is er natuurlijk AE een prachtige catalogus.
sprake van één of meer zangers met gevarieerde instrumentale begeleiding, waarin de prominente aandacht voor de tekst de moderne seconda pratica illustreerde. Dat Cima ook het oude polyfone handwerk vakkundig beheerste en dit in het nieuwe idioom wist te verwerken, komt indrukwekkend tot uiting in het achtstemmige Assumpta est Maria. De één- tot achtstemmige vocale stukken, afgewisseld met twee-, drie- en vierstemmige instrumentale werken worden aangevuld met enkele vocale en instrumentale composities van zijn broer Andrea. Die zijn ook in de moderne concertato-stijl geschreven, maar zijn minder experimenteel van karakter. De uitvoeringen van de zangers en instrumentalisten van Musica Fiorita en de Gregoriaanse zang van Cantilena Antiqua tonen een groot inzicht in de stijl van dit repertoire; de opnames zijn dynamisch en temperamentvol. Stevige accenten worden niet geschuwd en over de klank van musici en vocalisten hangt een warme gloed. Bij de zangers valt hun mooie strakke toon en de perfecte, haast instrumentale uitvoering van de versieringen op. HD
G. P. CIMA: VESPRO DELLA BEATA VIRGINE
belangrijkste musicus van de stad, niet alleen door zijn werkzaamheden in de kerk, maar ook daarbuiten stond hij hoog in aanzien. Door zijn veelzijdigheid kwam allerhande muziek de kerk binnen, een predikant schreef zelfs dat het orgelspel ‘de menschen verlockt tot de gedachten van vleeschelijke lusten’. Matthias Havinga, organist van de Ronde Lutherse Kerk in Amsterdam, stelde voor deze cd een gevarieerd programma samen met muziek van de stadsorganisten Sweelinck, Speuy, Van Noordt en Schuyt, aangevuld met anoniem overgeleverde stukken uit onder andere het Susanne van Soldt Manuscript en het Leningrad Manuscript. Psalmbewerkingen worden afgewisseld met variaties over wereldlijke liederen zoals Malle Sijmen en Daphne, fantasieën of statige dansen. Gerhardus Havingha leefde weliswaar een eeuw later, maar kreeg als bijna-naamgenoot ook een plekje op deze cd. Het gereconstrueerde Faber-orgel van de Jacobuskerk in het Groningse Zeerijp (1651) is met zijn middentoonstemming en kleurrijke dispositie een ideaal instrument om de muzikale rijkdom van de Gouden Eeuw te tot klinken te brengen, en Havinga weet daar optimaal gebruik van te maken. Een heerlijke cd! WdJ
Musica Fiorita o.l.v. Daniela Dolci Panclassics PC10316 Giovanni Paolo Cima is een typische vertegenwoordiger van de overgangsfase tussen de renaissance-polyfonie – de zogenaamde prima pratica – en de monodie, waarin de tekst de voorrang kreeg boven de muziek. In 1610 verschenen zijn Concerti Ecclesiastici, voor het merendeel motetten op teksten uit het Hooglied van Salomo. Cima werd hiertoe geïnspireerd door Ludovico Viadana, die in 1602 zijn Concerti Ecclestastici publiceerde in de nieuwe concertato-stijl. Hierbij was 72
J.P. SWEELINCK, A. VAN NOORDT E.A.: DUTCH DELIGHT
Matthias Havinga, orgel Brilliant Classics 95093 J.H. SCHEIN: ICH WILL SCHWEIGEN
Een Hollandse stadsorganist in de Gouden Eeuw was vaak de
Inalto o.l.v. Lambert Colson Ramée RAM 1401
CD-BESPREKINGEN
Johann Hermann Schein had veel pijlen op zijn boog. Meestal komen we hem op cd tegen als componist van vocale muziek, soms horen we ook zijn instrumentale werk. Op deze nieuwe cd van het jonge ensemble Inalto – blazers plus continuo – wisselen vocaal en instrumentaal elkaar af. Er klinken klein bezette vocale stukken met uitstekende solisten, suites uit Banchetto Musicale en ook enkele orgelstukken. Alles met vaart uitgevoerd en prachtig opgenomen. Dit MB ensemble is echt een aanwinst!
werken van Schütz horen, ontbreekt hier geheel. Deze twee cd’s samen geven een goed beeld van de verschillende uitdrukkingsmiddelen die Schütz gebruikte. De uitvoering is perfect en klinkt door de gebruikte hoge stemming extra helder. De teksten zijn uitstekend verstaanbaar. De wat massieve klank die ik signaleerde in de opname van de Psalmen Davids van Rademann is hier geheel afwezig. MB
gecomponeerde notturni uitgevoerd. Die hoogbarokke treurmuziek krijgt hier een prachtige uitvoering met uitstekende vocale solisten, van wie vooral sopraan Jenny Högström me zeer goed bevalt. Ook het kamerkoor uit Namen is weer in blakende vorm. Twee prachtige uitgaven met totaal MB onbekende muziek.
M. CAPUANA, B. RUBINO: REQUIEM
H. SCHÜTZ: HISTORIA DER AUFERSTEHUNG
Dresdner Kammerchor, Dresdner Barockorchester o.l.v. Hans-Christoph Rademann Carus 83.256 H. SCHÜTZ: MATTHÄUS-PASSION SWV 469
Dresdner Kammerchor o.l.v. Hans-Christoph Rademann Carus 83.259 De complete Schütz-uitgave van het label Carus vordert gestaag. De twee meest recente uitgaven zijn gewijd aan passie en Pasen. De Historia der Auferstehung krijgt hier een kleurrijke uitvoering met strijkers en – als Jezus aan het woord is – trombones. De Matthäus-Passion, die Schütz aan het eind van zijn leven componeerde, is alleen voor de zangers. De uitbundigheid die we in veel van de andere
Choeur de Chambre de Namur o.l.v. Leonardo García-Alarcón Ricercar RIC 353 G. VENEZIANO: NOTTURNI, OFFICIUM DEFUNCTORUM
Ensemble Odyessee o.l.v. Andrea Friggi Pan Classics PC 10319 Dodenmuziek uit Zuid-Italië is altijd bijzonder. Ze kan zo heerlijk schrijnen! Bovendien is er uit die regio nog zo veel te ontdekken. Leonardo GarcíaAlarcón diepte twee requiems op uit het Sicilië van de zeventiende eeuw. Capuana en Rubino werkten in Palermo en schreven muziek die nog deels leunt op de prima pratica uit de renaissance, maar ook dat rauwe en schurende heeft dat we associëren met de Zuid-Italiaanse barok. De Napolitaan Gaetano Veneziano schreef een requiem speciaal voor Allerzielen, een typisch Napolitaanse traditie. Daarbij werden op de avond voorafgaand aan Allerzielen ook nieuw
H. PURCELL: DIDO & AENEAS (DVD)
Solisten, Chœur Accentus, Le Poème Harmonique o.l.v. Vincent Dumestre; regie: Cécile Roussat & Julien Lubek Alpha 706 Verdrinken zou ze hoe dan ook, onze tragische koningin, en de poëtische enscenering van Cécile Roussat en Julien Lubek laat geen andere conclusie toe. Zij verplaatsten het klassieke verhaal naar een sprookjesachtig waterwereld waar alle dromen kopje onder gaan – behalve die van de Sorceress, hier een griezelig zeemonster, groots geïncarneerd door Marc Mauillon. De gedoemde geliefden zijn Henk Neven en, misschien minder voor de hand liggend, Vivica Genaux, maar het zijn toch vooral de dansers en acrobaten die de show stelen. Ook al omdat Vincent Dumestre hun extra ruimte geeft door Purcells steigerachtige constructie te stofferen met extra muziek. De videoregistratie werkt op 73
CD-BESPREKINGEN
zich goed, al ligt de focus misschien te vaak op de solisten als een overzichtsbeeld meer van de voorstelling had laten zien. Toch blijf je zitten met een rijk, tevreden gevoel: de warme, gedetailleerde sound van Le Poème Harmonique, toverachtige beelden, geniale vondsten, prachtige zangers. Het is allemaal van nu: een tikje vintage, maar vooral héél barok. AE
de snelste versieringen wel eens een nootje vallen. De theatrale kwaliteiten van Invernizzi zorgen er wel voor dat deze cd niet de zoveelste aaneenschakeling is van louter vocaal vuurwerk. De heldere Marie Friderieke Schilder zingt prachtig, maar de hoofdrol is weggelegd voor hoboïste Xenia Löffler, die schitterend soleert in twee concerten en twee sonates. Het ensemble Batzdorfer Hofkapelle opereert wat timide, een beetje peper MB in het achterwerk zou mogen.
BWV 170. Het verschil in toonzetting van dezelfde tekst kan niet groter: bij Graupner is die eenvoudig en ietwat naïef, bij Bach uiterst doorwrocht. Verder biedt deze cd een weinig gehoorde suite van Telemann en enkele andere fraaie vocale werken, die van Rien Voskuilen en zijn ensemble gloedvolle uitvoeringen krijgen. Ook van de vocale solisten kan met volle MB teugen worden genoten. G.P. TELEMANN: OUVERTURE EN CONCERTEN VOOR DARMSTADT
Les Ambassadeurs, Alexis Kossenko, traverso, Zefira Valova, viool Alpha 2000
D. SARRO, N. PORPORA, L. VINCI E.A.: DOMENICO GIZZI, A STAR CASTRATO IN BAROQUE ROME
Roberta Invernizzi, i Turchini o.l.v. Antonio Florio Glossa GCD 922608
G.P. TELEMANN, H. GRAUPNER, J.D. HEINICHEN: ICH HEBE MEIN AUGEN AUF
G.F. HÄNDEL: MY FAVOURITE INSTRUMENT
L’Arpa Festante o.l.v. Rien Voskuilen Carus 83.337
Xenia Löffler (hobo), Marie Friederike Schilder (sopraan), Batzdorfer Hofkapelle Accent ACC 24295 Ooit zal er een moment aanbreken waarop aan iedere barokke castraat minstens één cd gewijd is, met dank aan de Franco Fagioli’s en andere hippe countertenors van dit moment. Maar de Napolitaan Domenico Gizzi, die zijn successen vooral in Rome beleefde, was toch echt een sopraancastraat en dan kun je beter voor een zangeres kiezen. Een overtuigende mannensopraan die ook maar in de buurt komt van een goede vrouwelijke heb ik nog altijd niet gehoord. Roberta Invernizzi is een goede keus voor dit repertoire, zelfs al laat ze in 74
Deze cd biedt werk van drie componisten die géén Thomascantor in Leipzig werden. Telemann zat net in Hamburg en vond de baan in Leipzig ver beneden zijn stand, Heinichen had het druk in Dresden en Graupner, de eerste keus van het Leipzigse kerkbestuur, mocht niet weg uit Darmstadt. Morrend nam het kerkbestuur te Leipzig dan maar genoegen met die lastige Johann Sebastian Bach. Met dat feit in het achterhoofd is het natuurlijk leuk dat L’Arpa Festante op deze cd de cantate Vergnügte Ruh, beliebte Seelenlust van Graupner heeft opgenomen. Inderdaad, precies dezelfde tekst die Bach gebruikte voor zijn altcantate
Met deze stukken, gecomponeerd voor de hofkapel van Darmstadt, willen Kossenko c.s. zich distantiëren van het wat aangename, elegante en enigszins gemakkelijke imago dat – ten onrechte – nog steeds een beetje aan Telemanns muziek kleeft. Ze willen een pleidooi houden voor de hoge kwaliteit en onderstrepen dat hij qua vakmanschap, fantasie en retorische kwaliteiten tot de top van zijn generatie behoorde. Zijn oeuvre is door de Italiaanse, Franse, maar ook Poolse invloeden uit zijn jeugd zeer veelzijdig. Het spel van Les Ambassadeurs maakt de beweringen volkomen waar en de expressieve en virtuoze soli van traversospeler Kossenko en violiste Valova in de Concerti accentueren dit nog eens. Een nieuwe standaard! HD
CD-BESPREKINGEN
A. VIVALDI, G.F. HÄNDEL, G.B. PERGOLESI, N. PORPORA: TEMPESTA
Blandine Staskiewicz, mezzosopraan, Les Ambassadeurs o.l.v. Alexis Kossenko Glossa GCD 923503 Een origineel idee om een cd te vullen met aria’s over het verschijnsel storm. Natuurlijk niet alleen de letterlijke woelingen van de zee, maar ook de symbolische pendant ervan in de menselijke ziel. Er is bewust voor afwisseling gekozen tussen temperament – Porpora’s Spesso di nubi cinto of Händels Brilla nell‘ anima – en kalmte, zoals Handels beroemde Ombra mai fù. Mezzo Stankiewicz is bijzonder overtuigend in al dat vuurwerk en beseft heel goed wat de functie van de virtuoze coloraturen is in de retoriek. Die zijn slechts een middel om de emoties uit te drukken en niet het doel op zich. Pure zang, duidelijke tekstbehandeling en geen spoor van trucjes zoals zuchten, valse lucht op klinkers. Hier kan La Bartoli nog iets HD van leren.
speler om zijn werkelijke “zelf ”in de muziek tot uitdrukking te brengen.’ Dat zegt luitist Toyohiko Satoh, die ons leert dat ware ‘zelf’ te bereiken is via het zen-principe van het ‘niets’ en de totale leegte. De musicus moet dit zen en zijn diepste ‘zelf’ ook in zijn spel betrekken. Vanuit deze opvatting speelt de Japanner op deze cd de twee Bachsuites – transcripties van de cellosuites in G en C – en de chaconnes van Weiss. Het moet gezegd worden dat deze werken een zeer persoonlijke benadering meekrijgen en daardoor moeilijk objectief te beoordelen zijn. De tempi zijn over het algemeen laag, er is oog voor elk detail. Positief bedoelde kwalificaties als onthecht, ingekeerd, terugkeer naar de essentie en dergelijke kunnen, al naar gelang de smaak van de luisteraar, echter ook als levenloos en stilstaand ervaren worden. Persoonlijk zet ik vraagtekens bij de combinatie van Bach en zen. Enthousiast en ongeremd musiceren is mij liever. Het laatste woord is echter aan de luisteraar. De prachtige elfsnarige luit, gemaakt door Laurentius Greiff (1719), is uitstekend opgenomen, HD dat wel.
J.S. BACH, S.L. WEISS: SUITES EN CHACONNES
Toyohiko Satoh, luit Carpe Diem Records CD 16305 ‘Jonge mensen spelen vaak met een ongeremd enthousiasme. Nu ik zeventig ben realiseer ik me dat hoe groter de spiritualiteit van de muziek is, des te noodzakelijker is het voor de
J.S. BACH: MUSIKALISCHES OPFER BWV 1079 EN (TRIO)SONATES VOOR VIOOL, TRAVERSO EN BASSO CONTINUO
Ensemble Aurora o.l.v. Enrico Gatti Arcana A384
Deze nieuwe opname van Bachs geschenk aan de Pruisische koning Friedrich II – in de vorm van een aantal canons, twee ricercares en een triosonate op een thema van diens hand – biedt een aantal interessante oplossingen voor de instrumentatie. Zo wordt in de vijf canons op het ‘Thema Regium’ het klavecimbel regelmatig ingezet als één van de solostemmen. De vaak gebruikte combinatie van strijker(s) en/of blazer(s), met waar nodig het klavecimbel, levert een iets homogener resultaat op. In de tweede canon, met Bachs eigen aanduiding ‘2 violen in unisono’ (sic), wordt een van de violen vervangen door het klavecimbel. Maar dit komt de gelijkwaardigheid van beide stemmen niet echt ten goede. Dezelfde aanpak geldt voor de twee canons ‘Quaerendo invenietis’ (‘zoekt en gij zult vinden’), een uitdaging voor de koning om uit te vinden waar een tweede thema-inzet zou moeten plaatsvinden. Het zesstemmige ricercare wordt door het hele ensemble gespeeld en niet, zoals in de latere versie van Bachs eigen hand, door klavecimbel. De triosonate voor viool, traverso en continuo in c krijgt een uiterst levendige aanpak in de snelle delen. In het Largo en Andante wordt gelukkig alle tijd genomen om de vereiste sfeer van rust te bereiken. De tempi in het hele werk zijn trouwens aan de vlotte kant. Dat wreekt zich een enkele keer: in de vierde canon ‘super Thema Regium’, met Bachs eigen aanduiding ‘Andante’, wordt het ‘gaande’ meer een vorm van gehaast snelwandelen. Ondanks deze kanttekeningen krijgt dit Musikalische Opfer muzikaal en instrumentaal een goede uitvoering, die weer eens een ander licht werpt op de mogelijkheden van instrumentatie. Alleen daarom is deze fraai opgenomen cd al de moeite meer dan waard. De toegiften in de vorm van de vioolen triosonate, waarschijnlijk van de 75
CD-BESPREKINGEN
hand van zoon Carl Philipp Emanuel, krijgen dezelfde voortvarende en ook HD introverte aanpak mee.
J.-M. LECLAIR: SONATES VOOR TWEE VIOLEN EN B.C. OPUS 12
Florian Deuter en Mónica Waisman Accent ACC 24298 Jean-Marie Leclair zette de viool in Frankrijk definitief op de kaart en schreef talloze sonates en concerten voor het instrument. Deze zes sonates opus 12 voor twee violen zijn duidelijk bedoeld om door Leclair en een leerling samen te worden gespeeld. Elke sonate kent een moeilijke en een wat eenvoudiger partij. Leclair laat allerlei technieken de revue passeren. Het levert uiterst aangename en galante muziek op. Florian Deuter komt duidelijk uit de school van Reinhard Goebel, die zelf in 1979 enkele van deze sonates opnam. Samen met Mónica Waisman zorgt Deuter voor een heerlijke cd. Leuk om eens een kijkje te nemen in MB de leskamer van Leclair! J.J. FUX, A. VIVALDI, G. MUFFAT E.A.: THE MUSIC OF THE HABSBURG EMPIRE
Ars Antiqua Austria o.l.v. Gunar Letzbor Panclassics PC 10311 (10 cd’s) Het hedendaagse streven naar een verenigd en multicultureel Europa 76
– met wederzijde beïnvloeding op cultureel, politiek en economisch gebied – had ruim drie eeuwen geleden al een vergelijkbare pendant. Toen smolten verschillende culturen uit alle windrichtingen van Europa samen tot een pan-Europese cultuur onder de overkoepelende heerschappij van het Habsburgse Rijk, met als centrum Wenen. Daar heerste een universele cultuuropvatting en musici uit onder andere Slovenië, Moravië, Bohemen, Polen en Hongarije troffen er kunstenaars uit Frankrijk, Duitsland, Italië, Turkije en Spanje. Nieuwe combinaties van nieuw aangeleerde vaardigheden met van huis meegebrachte tradities hadden tot gevolg dat men graag de compositiestijlen en uitvoeringspraktijk van andere culturen wilde leren kennen. Wenen fungeerde als smeltkroes van al deze invloeden. Aan alle landen die in het Habsburgse Rijk hun bijdrage leverden aan deze rijke en gevarieerde Europese muziekcultuur is op deze 10 cd-box een aparte cd gewijd. Het feit dat de namen Fux, Vivaldi, Muffat en Kerll op verschillende cd’s voorkomen, illustreert de grensoverschrijdende invloeden. Dankzij dit cultuurhistorisch uiterst belangrijke project komen naast de bekende namen ook componisten aan bod die zelden op cd’s te vinden zijn, zoals de Slovenen Ivanschiz en Dolar of de Slowaken Kusser en Speer. Ars Antiqua Austria – vorig jaar nog artist in residence tijdens het Festival Oude Muziek – is voor de gelegenheid uitgebreid met zangers en instrumentalisten uit de verschillende regionen van het voormalige Habsburgse Rijk. Deze musici komen in de meest ongewone en uiteenlopende combinaties tot mooie en vaak uiterst levendige resultaten (zoals in de Slowaakse folkloristische invloeden). Hier spat de musiceervreugde HD vanaf!
C.PH.E. BACH: SONATES, FANTASIEËN EN RONDO
Ricardo Cecchetti, fortepiano Challenge Classics CC 72666 Uit de Claviersonaten und Freye Fantasien nebst einigen Rondos die Carl Philip Emmanuel Bach tussen 1779 en 1787 publiceerde, maakte fortepianist Cecchetti een aantrekkelijke keuze van vier Sonates, twee Fantasieën en een Rondo. Hij doet dit op indrukwekkende wijze, zowel muzikaal als instrumentaal. Bachs unieke stijl, die een brug vormde tussen de barok van vader Johann Sebastian en de klassieke periode, wordt hier van alle kanten en met veel fantasie belicht: drama, poëzie en onverwachte harmonische wendingen. Alle elementen van de Empfindsame stijl tovert Cecchetti uit zijn instrument, een pianoforte van een anonieme Duitse bouwer uit de tijd waarin deze stukken ontstonden. De mooie opname geeft spel en piano een extra HD dimensie. Een aanrader!
CD-BESPREKINGEN
W.A. MOZART: PIANOCONCERTEN KV 238 EN KV 246 / CONCERTARIA’S KV 209 EN KV 210
Arthur Schoonderwoerd, fortepiano, Francesco Fernández-Rueda, tenor, Ensemble Cristofori Accent ACC 24296 Van de twee klavierconcerten uit 1776 – Mozarts Salzburgse tijd – is KV 238 in Bes volgens het titelblad bedoeld voor klavecimbel. KV 246 in C – geschreven voor de Salzburgse gravin Lützlow – draagt in de overgeleverde kopieën uit het bezit van Leopold en Nannerl de aanduiding ‘fortepiano’. Voor deze opname koos fortepianist Schoonderwoerd voor een replica van een tangentenvleugel van Späth en Schmahl uit omstreeks 1770. Bij dit klaviertype worden de snaren door houten staafjes aangeslagen, waardoor een toon wordt geproduceerd die de transparantie van een klavecimbel combineert met de dynamische mogelijkheden van een klavichord of fortepiano. De geslaagde keuze voor dit klaviertype en het sprankelende spel van Schoonderwoerd maken het luisteren naar deze vroege werken tot een plezier. Het klankevenwicht met de blazers en strijkers van het ensemble Cristofori, dat volgens het overgeleverde stemmenmateriaal enkelvoudig bezet is, blijkt uitstekend. Extra cadensen in KV 238 van Mozarts eigen hand zijn een interessante toegift. Een andere bonus vormen twee tenoraria’s uit 1775, die voor bevriende zangers werden geschreven om in een opera buffa van collega-componisten ingevoegd te worden (zogenaamde Ersatz-aria’s). Die worden door de Spaanse tenor Francisco FernándezHD Rueda met verve gezongen. FRANCK: FATHER OF THE ORGAN SYMPHONY (2CD/2DVD)
David Noël-Hudson, Joris Verdin e.a., orgels Fugue State Films FSFDVD009 (4 cd’s)
Smullen voor de liefhebbers, deze vierdelige box die gewijd is aan het orgeloeuvre van César Franck. Zijn Six Pièces, Trois Pièces en Trois Chorals vormen tenslotte de ‘bijbel’ van de Franse symfonische orgelmuziek. De Parijse organist Eric Lebrun weet boeiend te vertellen over de ontwikkeling van Francks baanbrekende stijl, waarbij hij de kijker meeneemt naar kerken waar hij heeft gewerkt, zoals de NotreDame-de-Lorette en natuurlijk de Sainte-Clotilde. Het hyperserieuze en -religieuze beeld van Franck, zoals dat door zijn biograaf Vincent d’Indy en anderen werd overgeleverd, is echter behoorlijk vertekend, betoogt organist Joris Verdin. Waarschijnlijk speelde hij sneller dan zijn volgelingen, minder legato, en ging hij vrijer om met dynamiek en rubato. De invloed van de (pedaal)piano en het harmonium mag daarbij niet onderschat worden. De twaalf werken worden geanalyseerd en gespeeld door de Frans-Britse organist David Noël-Hudson, die de Trois Chorals beschouwt als één werk met drie delen. Zijn uitvoering (op prachtige Cavaillé-Coll-orgels in Parijs en Saint-Omer) is opvallend traag en staat vaak haaks op de door Verdin verkondigde inzichten. Het was interessant geweest als ook Verdin een deel voor zijn rekening had genomen. De statische beelden en de rommelige ondertiteling dragen er eveneens aan bij dat deze waardevolle productie helaas niet op alle fronten kan overtuigen. WdJ 77
vrienden oudemuziek
CD-AANBIEDINGEN Johann, Johann Christoph en Johann Michael Bach: Motetten Vox Luminis & Scorpio Collectief o.l.v. Lionel Meunier Ricercar RIC 347 Normale prijs ca. € 32 Voor Vrienden € 20
Dwalend door Thüringen en omgeving leer je al snel: de Bachs zaten overal. In een gebied vol kleine, onafhankelijke culturele centra kon de gilde-achtige, zelf-opleidende muzikantenfamilie Bach floreren. Johann Sebastian profiteerde zo van zijn netwerk en hun uitstekende muziek en zette zelf deze traditie voort. Vox Luminis portretteert de familie op deze cd. Verstilde begrafenismotetten, kerstmuziek met een extra twinkeling, emotionele motetten voor de Lijdenstijd, in elke sfeer bereikt Vox Luminis haast perfectie. Grandioos!
B. Tromboncino, G. Caccini e.a.: Sulla Lira, l’Arte della Recitazione Le Miroir de Musique o.l.v. Baptiste Romain Ricercar RIC 354 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 15
Vedelspeler Baptiste Romain bracht met zijn ensemble Le Miroir de Musique een cd uit met Italiaanse liederen uit de zestiende en vroege zeventiende eeuw. We horen twee zangers, twee strijkinstrumenten en een luit. Duidelijk is dat het gereciteerde zingen voortkomt uit de traditionele, oraal overgeleverde Italiaanse muziek. Vooral tenor Giovanni Cantarini doet zijn best om dat te laten horen. Maria Cristina Kiehr zingt mooi strak, met smaakvolle, maar niet overdadige versieringen. Baptiste Romain zorgt met zijn ensemble voor hoogstaande begeleidingen, met prachtige timbreverschillen tussen lirone en lira de braccio.
78
O. Von Wolkenstein, G. Dufay, H. Isaac e.a.: Argentum et Aurum Ensemble Leones o.l.v. Marc Lewon Naxos 8.573346 Normale prijs ca. € 8 Voor Vrienden € 7
Ensemble Leones speelt een aantrekkelijk en afwisselend programma, dat een goed beeld geeft van de Oostenrijkse muziek uit de vroege Habsburgse tijd. Oswald von Wolkenstein wordt beschouwd als de allerlaatste minnesänger. Zijn oeuvre bestaat uit eenstemmige liederen en hij componeerde ook nieuwe, Duitse teksten op bestaande Franse melodieën, waarvan op deze cd mooie voorbeelden staan. zangeres Els Janssens-Vanmunster is met haar grote bereik en haar vermogen zich aan iedere instrumentcombinatie aan te passen de ideale zangeres voor dit repertoire. Ook de andere musici van Ensemble Leones zijn van topniveau.
O. Lassus: Musica reservata, Secret Music for Albrecht V Profeti della Quinta, Dolce Risonanza o.l.v. Florian Wieninger Pan Classics PC10323 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18
De boetepsalmen van Orlando Lassus behoren tot zijn allermooiste composities. Zijn werkgever, Hertog Albrecht V van Beieren, vond dat ook en verbood daarom de export van deze muziek buiten zijn hof. Gelukkig gebeurde dat toch en overleefde de muziek de eeuwen, waardoor we nu kunnen genieten van een nieuwe opname door Profeti della Quinta. Zelden hoor je vijf zangers zo eensgezind ademen. Deze uitvoeringen ademen een grote rust uit, niets klinkt geforceerd en alles mengt perfect. Dit is waarschijnlijk één van de mooiste renaissance-cd’s van 2015.
GRATIS THUISBEZORGD, ZOLANG DE VOORRAAD STREKT. TE BESTELLEN VIA DE SPECIALE BESTELBON.
vrienden oudemuziek
CD-AANBIEDINGEN D. Sarro e.a.: Domenico Gizzi, a star castrato in baroque Rome Roberta Invernizzi, i Turchini o.l.v. Antonio Florio Glossa GCD 922608 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18
J.P. Sweelinck, A. van Noordt e.a.: Dutch Delight Matthias Havinga, orgel Brilliant Classics 95093 Normale prijs ca. € 8 Voor Vrienden € 7
Een Hollandse stadsorganist in de Gouden Eeuw was vaak de belangrijkste musicus van de stad, niet alleen door zijn werkzaamheden in de kerk, maar ook daarbuiten. Matthias Havinga stelde voor deze cd een gevarieerd programma samen met muziek van de stadsorganisten Sweelinck, Speuy, Van Noordt en Schuyt. Het gereconstrueerde Faber-orgel van de Jacobuskerk in het Groningse Zeerijp (1651) is met zijn middentoonstemming en kleurrijke dispositie een ideaal instrument om de muzikale rijkdom van de Gouden Eeuw te tot klinken te brengen. Een heerlijke cd!
Roberta Invernizzi is een goede keus voor dit repertoire van sopraancastraat Domenico Gizzi. De theatrale kwaliteiten van Invernizzi zorgen ervoor dat deze cd niet de zoveelste aaneenschakeling is van louter vocaal vuurwerk. Ook de heldere Marie Friderieke Schilder zingt haar aria’s prachtig, maar de hoofdrol is weggelegd voor hoboïste Xenia Löffler, die schitterend soleert in twee concerten en twee sonates.
G. Ph. Telemann: Ouverture en Concerten voor Darmstadt Les Ambassadeurs, Alexis Kossenko, traverso, Zefira Valova, viool Alpha 2000 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18
Met deze stukken, gecomponeerd voor de hofkapel van Darmstadt, willen Kossenko c.s. zich distantiëren van het wat aangename, elegante en enigszins gemakkelijke imago dat – ten onrechte – nog steeds een beetje aan Telemanns muziek kleeft. Ze houden een pleidooi voor de hoge kwaliteit en onderstrepen dat hij qua vakmanschap, fantasie en retorische kwaliteiten tot de top van zijn generatie behoorde. Het spel van Les Ambassadeurs maakt de beweringen volkomen waar. Een nieuwe standaard!
G. Veneziano: Notturni, officium defunctorum Ensemble Odyessee o.l.v. Andrea Friggi Pan Classics PC 10319 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18
De Napolitaan Gaetano Veneziano schreef een requiem speciaal voor Allerzielen. Bij een typisch Napolitaanse traditie werden op de avond voorafgaand aan Allerzielen nieuw gecomponeerde notturni uitgevoerd. Deze hoogbarokke treurmuziek krijgt hier een prachtige uitvoering met uitstekende vocale solisten, van wie vooral sopraan Jenny Högström me zeer goed bevalt.
GRATIS THUISBEZORGD, ZOLANG DE VOORRAAD STREKT. TE BESTELLEN VIA DE SPECIALE BESTELBON.
79
Tijdschrift Oude Muziek
medewerkers voor deze uitgave:
ISSN 0920-6649
Julia Muller-van Santen, Jed Wentz, Marcel Bijlo, Noortje
jaargang 30 / nr. 2 – mei 2015
Zanen, Agnes van der Horst, Andrea Braun, Louis Grijp,
verschijnt 4x per jaar
Henk Dekker, Albert Edelman
uitgave en productie:
adverteren:
Stichting Organisatie Oude Muziek Utrecht
tarieven via 030 232 9000 of www.oudemuziek.nl
bureau:
miniadvertenties
kantoor:
voor particulieren, € 15 per 4 regels,
Plompetorengracht 4
140 lettertekens, bewijsexemplaar € 5
NL-3512 CC Utrecht t. +31 (0)30 232 9000
opgave voor servicerubrieken:
f. +31 (0)30 232 9001 info@oudemuziek.nl
Cursussen en festivals op het gebied van de oude muziek
www.oudemuziek.nl
worden kosteloos aangekondigd indien de gegevens compleet
correspondentieadres:
en tijdig worden aangeleverd. Onvolledige opgaven worden
Postbus 19267
niet geplaatst.
NL-3501 DG Utrecht Nederland
deadlines:
vormgeving:
periode 15 februari - 15 mei: 2 januari periode 15 mei - 15 augustus: 1 april
Studio rUZ / Went&Navarro
periode 15 augustus - 15 november: 1 juni periode 15 november - 15 februari: 1 oktober
opmaak: donateur worden: Esther de Bruijn Voor een bijdrage van € 40, € 80, € 160 of € 1.000 aan de drukwerk en bindwerk:
Stichting Vrienden Oude Muziek ontvangt u 4x per jaar het Tijdschrift Oude Muziek met alle gegevens over het Festival en
BCM
onze concerten. Tevens krijgt u dan de Vriendenpas, waarmee u in aanmerking komt voor diverse kortingen.
cover:
Zie www.oudemuziek.nl voor alle bijbehorende voordelen of bel met 030 232 9000.
Koningin Elizabeth I in haar kroningsmantel, stof met ingeweven Tudor-rozen en afgezet met hermelijn. Onbekende schil-
Voor mensen met een leeshandicap is dit Tijdschrift ook op
der, ca. 1600. National Portrait Gallery (Londen): NPG 5175.
cd verkrijgbaar. Inlichtingen: Dedicon, Postbus 24, 5360 AA Grave, 0486 486 486.
COLOFON
redactie: Jules van der Leeuw Susanne Vermeulen Xavier Vandamme
80
Het volgende nummer verschijnt medio augustus 2015.
Deze zomer in Het Concertgebouw
do 16/07
Maurice Steger Concerto de’ Cavalieri Bach, Vivaldi, Corelli, Händel 20.00 uur – vanaf € 20
vr 24/07
Bachs Hohe Messe © Jonas Sacks
© Molina Visuals
Musica Amphion, MUSA en Johannette Zomer 20.00 uur – vanaf € 25
16/07
24/07
HET LAATSTE JAAR
vr 31/07
DE LEIDSE KOORBOEKEN
Ronald Brautigam Die Kölner Akademie Mozartdrieluik 20.00 uur – vanaf € 25
vr 07/08 © Ronald Knapp
© Marco Borggreve
Gordan Nikolić Nederlands Kamerorkest Vivaldi, Bach, Händel 20.00 uur – vanaf € 25
31/07
07/08
VR 22 MEI 20.30 | LEIDEN | Pieterskerk MA 25 MEI 15.30 | ZUTPHEN | Walburgiskerk WO 27 MEI 20.30 | ROTTERDAM | Laurenskerk DO 28 MEI 20.30 | UTRECHT | Domkerk VR 29 MEI 19.30 | GRONINGEN | Martinikerk ZA 30 MEI 20.30 | ALKMAAR | Grote Kerk ZO 31 MEI 15.30 | VLISSINGEN | St. Jacobskerk
BESTEL NU KAARTEN VIA WWW.LEIDSEKOORBOEKEN.NL OF BIJ VVV’S IN DE CONCERTPLAATSEN Volg ons ook op:
Bestel uw kaarten via www.robecosummernights.nl
Het Festival en Seizoen Oude Muziek staan samen garant voor 250 concerten per jaar, waarvan meer dan 80.000 mensen genieten. Waaronder u. Wilt u meer weten over legaten of schenkingen, kijk dan op www.oudemuziek.nl/legaten voor meer informatie.
Ondersteun via een legaat of schenking duurzaam de uitvoering van oude muziek in Nederland.
2/2015
Wilt u ook een rol spelen in de toekomst van oude muziek?
2/2015 DE SCHATTEN VAN BOUGHTON HOUSE / PURCELL IN DE SCHIJNWERPERS / DOWLAND IN HOLLAND / STIMU-SYMPOSIUM BESPREEKT GRENZEN VAN MUZIKALE IDENTITEIT / INTERVIEWS MET MARCO MENCOBONI OVER ALFONSO FERRABOSCO / LAURENCE DREYFUSS OVER EXPERIMENTELE WILLIAM LAWES / DE RIJZENDE STER VAN STEFAN TEMMINGH EN NOG VEEL MEER…
Deze zomer in Het Concertgebouw
do 16/07
Maurice Steger Concerto de’ Cavalieri Bach, Vivaldi, Corelli, Händel 20.00 uur – vanaf € 20
vr 24/07
Bachs Hohe Messe © Jonas Sacks
© Molina Visuals
Musica Amphion, MUSA en Johannette Zomer 20.00 uur – vanaf € 25
16/07
24/07
HET LAATSTE JAAR
vr 31/07
DE LEIDSE KOORBOEKEN
Ronald Brautigam Die Kölner Akademie Mozartdrieluik 20.00 uur – vanaf € 25
vr 07/08 © Ronald Knapp
© Marco Borggreve
Gordan Nikolić Nederlands Kamerorkest Vivaldi, Bach, Händel 20.00 uur – vanaf € 25
31/07
07/08
VR 22 MEI 20.30 | LEIDEN | Pieterskerk MA 25 MEI 15.30 | ZUTPHEN | Walburgiskerk WO 27 MEI 20.30 | ROTTERDAM | Laurenskerk DO 28 MEI 20.30 | UTRECHT | Domkerk VR 29 MEI 19.30 | GRONINGEN | Martinikerk ZA 30 MEI 20.30 | ALKMAAR | Grote Kerk ZO 31 MEI 15.30 | VLISSINGEN | St. Jacobskerk
BESTEL NU KAARTEN VIA WWW.LEIDSEKOORBOEKEN.NL OF BIJ VVV’S IN DE CONCERTPLAATSEN Volg ons ook op:
Bestel uw kaarten via www.robecosummernights.nl