TOM 3/2015

Page 1

3/2015

The European Early Music Network / Réseau Européen de Musique Ancienne has created a

3/2015

D R A W A N A E P EURO C I S U M Y L R A FOR E

and is proud to announce that in this inaugural year the REMA Early Music Award will be given to the

Schola Cantorum Basiliensis while a special REMA Early Music Artist Award will be given to

The awards ceremony will be held on Saturday 22 August 2015 in Antwerp.

communication@rema-eemn.net +33 1 39 20 78 03 www.rema-eemn.net www.earlymusicday.eu www.remaradio.eu

www.adaka.fr

The Hilliard Ensemble

HET LONDEN VAN HANDEL / LA MORRA ZOEKT HET ‘ENGELSE’ IN DE MIDDELEEUWEN / VIRGINALISTEN / GOUDLAKENKAMP: KONINKLIJKE EXTRAVAGANTIE / SKIP SEMPÉ / HUGENOTEN / CURSUS SEMIOLOGIE / VOORUITBLIKKEN MET STEPHAN MACLEOD / ENGELSE CONSORTMUZIEK / DE FESCH EN HELLENDAAL / PICCOLA ACCADEMIA: MASTERCLASSES KLAVECIMBEL EN NOG VEEL MEER…


Ook het nieuwe concertseizoen wo 14 okt 2015 Grote Zaal 19.30 uur

Mozart - Le nozze di Figaro

Orkest van de Achttiende Eeuw en Cappella Amsterdam onder leiding van Kenneth Montgomery vr 6 nov 2015 Kleine Zaal 20.15 uur

Motetten van Bach

Cappella Amsterdam onder leiding van Daniel Reuss za 20 feb 2016 Kleine Zaal 20.15 uur

Die Kunst der Fuge van Bach Quatuor Mosaïques

ma 7 mrt 2016 Grote Zaal 19.30 uur

Händel - Orlando

The English Concert onder leiding van klavecinist Harry Bicket met o.a. sopraan Carolyn Sampson en countertenor Iestyn Davies di 22 mrt 2016 Grote Zaal 19.30 uur

Matthäus-Passion van Bach

English Baroque Soloists en The Monteverdi Choir onder leiding van Sir John Eliot Gardiner wo 23 mrt 2016 Kleine Zaal 20.15 uur

Bachs Goldberg-variaties op snaren

met Pekka Kuusisto, Lily Francis en Nicolas Altstaedt

Bestel nu kaarten

di 19 apr 2016 Grote Zaal 20.15 uur

Bachs Hohe Messe

Bach Collegium Japan onder leiding van Masaaki Suzuki wo 18 mei 2016 Grote Zaal 20.15 uur

Mozart - Die Zauberflöte Boedapest Festival Orkest onder leiding van Iván Fischer

F

k c n i v l e Ge ano ortepitival F8 -e25soktober 2015


Om te beginnen

2 Greetings! Van de redactie

ARTIKELEN Het Londen van Handel

4 Any music, gentlemen? Sophie Taes

INTERVIEWS Skip Sempé over het gouden tijdperk van de oude muziek 12 ‘Het repertoire koos mij’ Agnes van der Horst

Jeffrey Thompson zingt tijdens Festival Oude Muziek 24 Tenor ‘by accident’ Marcel Bijlo

Spannend repertoire in de elf uur-reeks

28 De magie van het ochtendconcert Marcel Bijlo

Benjamin Bagby brengt Beowulf terug naar Utrecht 32 Intiem en tijdloos dichtepos Jules van der Leeuw

Fascinatie voor oudemuzieknotatie

46 Cursus semiologie Huub van der Linden

Culturele invloed van de Hugenoten

18 Een Europese massa-migratie Rebekah Ahrendt

Engelse consortmuziek

36 Voort met de gamba Andrea Braun

Het verhaal van het virginaal

42 De Engelse Virginalisten Henk Dekker

Extravagante ontmoeting tussen Henry VIII en François I 50 Het Goudlakenkamp Susanne Vermeulen

KLEINE INTERVIEWS Utrecht even ‘het Mekka van het klavecimbel’ 40 Meesterlijke masterclasses Jules van der Leeuw

Hinke Beekman

Michal Gondko van La Morra 58 Op zoek naar ‘het Engelse’ in de middeleeuwen Agnes van der Horst

Collegium Musicum Den Haag terug in Utrecht 62 Hollanders en Handel Jules van der Leeuw

Vrienden aan het woord

3 André Schröder

Vrienden aan het woord 27 Paul Schmidt RUBRIEKEN

65 Seizoen Oude Muziek 15/16 66 Fringe 2015 71 Berichten 72 Cd-besprekingen 82 Vrienden-cd’s 84 Colofon

INHOUD

Het aanpassingsvermogen van Thomas Tallis 54 Stephan MacLeod

1


OM TE BEGINNEN

GREETINGS! VAN DE REDACTIE

Dat we in dit Festival de Engelse muziek nieuwsgierig tegen het licht zullen houden, mag voor de meeste oudemuziekliefhebbers niet als een surprise komen. In dit Tijdschrift lichten we nog een paar tipjes van de sluier op. Zo vragen we ons bijvoorbeeld af: hoe Engels is de Engelse muziek uit de middeleeuwen eigenlijk? Daarover vertelt Michal Gondko, die zich met zijn ensemble La Morra op zoek gaat naar de Engelse elementen in vijftiende-eeuws repertoire van het Europese continent. En: welke culturele invloed hadden de gevluchte Hugenoten op het eiland? Musicologe Rebekah Ahrendt (Yale University) geeft duiding. En wie waren de virginalisten, die de groeiende Engelse bourgeoisie in staat stelden thuis te musiceren? In een speciale concertserie aan het einde van de dag dompelen we ons onder in de intieme consortmuziek, die in vele gedaantes en formaties zal klinken. Ook verdienen verschillende collega’s en concurrenten van die ‘Engelse’ George Frideric Handel – De Fesch, Hellendaal en Bononcini zijn er slechts enkele – een podium om zo uit zijn brede schaduw te kruipen. Daarbij diende Boughton House, het schitterende onderkomen van de hertog van Buccleuch, als centrale inspiratiebron. Aan het woord komen veelbelovende solisten als Jeffrey Thompson, maar ook bekende gezichten als Skip Sempé en Benjamin Bagby. Er is aandacht voor onze cursus semiologie, een unieke kans voor liefhebbers van laatmiddeleeuwse muziek om de muzieknotatie van die tijd eens grondig onder de loep te nemen. En het festival is gastheer van de Piccola Accademia di Montisi, openbaar toegankelijke klavecimbelmasterclasses door topdocenten als Bob van Asperen en Pierre Hantaï. Ook werpen we een blik in de toekomst, waarin Stephan MacLeod met zijn Gli Angeli Genève een voorname rol zal vertolken. Met haast onprofessionele voorpret wordt er achter de schermen hard gewerkt om het Festival tot een groot succes te maken. Die voorpret wordt gedeeld door vele Vrienden van de Organisatie Oude Muziek. Een paar van hen voorzien u in dit nummer van enkele laatste concerttips. In handen heeft u dus een Tijdschrift Oude Muziek vóór Vrienden en dóór Vrienden. Enjoy!

2


VRIENDEN AAN HET WOORD

Vriend: André Schröder Woonplaats: Rotterdam Vriend sinds: ‘al zeker 30 jaar’

‘Betoverende koormuziek’ Met wie gaat u dit jaar naar het Festival Oude Muziek? Dit jaar bestel ik een flink aantal kaarten: we gaan regelmatig met zes personen naar de concerten. Dan neem ik mijn zus mee, twee schoonzussen en twee goede vrienden. Tijdens het Festival zullen we ieder ruim 20 concerten bezoeken en zijn we onder andere vrijwel iedere avond in TivoliVredenburg te vinden. We doen veel samen, maar soms kiezen we ook apart van elkaar onze weg. Onze smaken verschillen soms een beetje. Zodra het programma bekend is, gaan we er uitgebreid voor zitten: dan gaan we uitzoeken en aankruisen wat we graag willen zien en horen, proberen we elkaar te overtuigen waarom juist dat ene concert zo mooi is om vervolgens er als de kippen bij te zijn en op tijd te bestellen. Daarna kan de voorpret beginnen! Bevalt het thema ‘England my England’ u goed? Dat is voor anglofielen als wij natuurlijk koren op de molen. Engeland kennen wij als een land van veel gastvrijheid, en met de Engelse taal kan ik me redelijk redden. Van huis uit ben ik namelijk wiskundige en in andere landen niet bijster taalvaardig. We bezoeken Engeland bijna ieder jaar met veel plezier. Wat maakt voor u het Festival bijzonder? Behalve het brede aanbod van kwalitatief goede muziek speelt dit Festival zich af op een

mooi tijdstip in het jaar. Zo aan het einde van de zomer denk je terug aan wat een prachtige zomer het is geweest. Een bijzonder moment om zowel voor- als napret te beleven. Naar welke muziek gaat uw voorkeur uit? Ik ben gek op muziek van Purcell en zie erg uit naar de concerten van de Tallis Scolars en l’Arpeggiata onder leiding van Christina Pluhar. Zelf ga ik vooral af op muziek uit de late middeleeuwen, daar ben ik gek op. Dat heb ik de afgelopen jaren eerlijk gezegd een beetje gemist in de programmering. Ook luisteren we graag naar koormuziek, de combinatie tussen stem en muziekinstrument kan betoverend zijn. Mensen zeggen wel eens dat de oude muziek van het Festival afgedraaide grijze muziek is. Dan zeg ik: ‘Welnee, bijna al die muziek is juist onbekend en voor ons nieuw!’

festival oudemuziek utrecht DE EEUW VAN DE TUDORS: TAVERNER EN BYRD The Tallis Scolars / Peter Philips do 3 sep, 17.00 uur / Jacobikerk

3


SOPHIE TAES

ANY MUSIC, GENTLEMEN?

TEKST

ANY MUSIC, GENTLEMEN? HET LONDEN VAN HANDEL

Het Londen van Handel

Boughton House John Montagu, Marquess of Monthermer. Pompeo Batoni, 1764

4


ANY MUSIC, GENTLEMEN?

Terwijl Europa rond het jaar 1600 massaal overstag ging voor de muziekinnovaties uit Italië, bleef Engeland eerder onbewogen. Door sterke eigen muziektradities – onder meer dramatick opera’s en masques – was de noodzaak voor een ‘seconda pratica’ er minder stringent. De politieke toestand bemoeilijkte de import van continentale nieuwigheden: medio zeventiende eeuw woedde een burgeroorlog tussen Parliamentarians en Royalists, werd het hof verbannen naar Frankrijk en gingen de theaters op slot. Het protectoraat van Cromwell bracht geen beterschap.

Wie vandaag winstgevende zaken wil doen in de muziek, trekt naar Engeland. [Johann Mattheson in Das neu-eröffnete Orchestre, 1713]

VAN SLAGVELD TOT SCHOUWTONEEL De restauratie van de monarchie in 1660 leidde echter tot een muzikale hoogconjunctuur: de Anglicaanse muziekpraktijk werd hervat en muziek was meer dan ooit een legitieme vrijetijdsbesteding. Sleutelfiguur was Charles II: hij bouwde een indrukwekkende Chapel Royal uit onder leiding van Henry Cooke, die samen met toppers als John Blow en ‘Orpheus Brittanicus’ Henry Purcell voor hoogkwalitatief repertoire zorgde. Maar langzamerhand drongen de buitenlandse invloeden toch naar binnen. Charles II had een eigen vioolensemble: een equivalent van Louis XIV’s ‘Vingt-quatre Violons du Roy.’ De Catalaanse Parijzenaar Luis Grabu werd Master of his Majesty’s Musick en diens leraar Robert Cambert werd Maître de Musique van ‘s konings minnares. In diezelfde periode immigreerde ook Jacques Paisible, die tot zijn dood in 1721 in Londen zou blijven. Dit drietal is exemplarisch voor een breder fenomeen: de ‘verfransing’ van de laat-zeventiende-eeuwse cultuur en esthetiek in Engeland.

Met deze eerste breuk in de Engelse cultuurdam was de doos van Pandora geopend. Pogingen van Charles II om Italiaanse muziek te introduceren vielen aanvankelijk nog in dorre aarde, maar al gauw werd ‘musica transalpina’ de dominante trend. Terwijl de koninklijke schatkist leeg lekte, zorgde een opmerkelijke groei van de Engelse financiële markten voor de aanwas van een stedelijke elite in Londen: aristocraten en gegoede burgers van wie het fortuin te klein was om eigen muziekinstellingen te kunnen onderhouden, maar die voldoende kapitaalkrachtig en statusbewust waren om in het beste-van-hetbeste te investeren. Deze groeiende groep financiers is slechts één ingrediënt van de magische mix waaruit rond 1700 een publiek muziekleven ontstond, dat qua dynamiek en diversiteit in Europa zijn gelijke niet kende. Een tweede factor was de sterke bevolkingsgroei door nationale en internationale immigratiestromen die Londen verrijkten met spaarpotjes, investeringskapitalen, geschoolde arbeidskrachten en vaardige creatievelingen. Een laatste component: de vrijheid en ongebondenheid van een muziekmarkt die – in tegenstelling tot de rest van Europa – niet gedomineerd werd door opera. KRONIEK VAN EEN AANGEKONDIGDE DOOD Tijdens de zeventiende eeuw was opera in Engeland synoniem gebleven met de masque en met toneel-met-muziek. De koninklijke subsidiëring van muziekdrama was in 1649 gestopt, waarna de programmering hiervan door commerciële belangen en impresario’s werd geregeerd. Voorstellingen vonden plaats in niet-gespecialiseerde theaterhuizen als Dorset Garden, Lincoln’s Inn Fields en Drury Lane, en vanaf 1705 in het nieuwe Queen’s (vanaf 1714: King’s) Theatre aan de Haymarket. De initiële ambitie van King’s Theatre was om alleen ‘echte’ – volledig gezongen – opera seria te presenteren, maar dat draaide uit op een fiasco. Door ondermaats repertoire en torenhoge kosten voor uit Italië geïmporteerde uitvoerders slaagde Haymarket er niet in om het succes van Handels Rinaldo (17105


ANY MUSIC, GENTLEMEN?

11) te verzilveren. Andere theaters, die democratisch geprijsde muziekactiviteiten (volwaardige Engelse opera’s!) aanboden, bleken bovendien te duchten concurrenten. In 1719 kregen Haymarket en Italiaanse opera een nieuwe kans dankzij The Royal Academy: een organisatie met zowel aandeelhouders als koninklijke subsidies. King’s Theatre werd afgehuurd, Handel op recruteringsmissie gestuurd en seizoensabonnementen in verkoop gegeven. En het concept sloeg aan: in de jaren 1720 beleefde de Italiaanse opera hoogdagen in Londen, met castraat Senesino, diva’s Francesca Cuzzoni en Faustina Bordoni, en Handel (die twaalf opera’s componeerde) als gangmakers. Na een eerste faillissement leidden de concurrentie van een nieuwe, Italiaanse compagnie (The Opera of the Nobility) en de daarop volgende marktverzadiging echter tot de definitieve ondergang van de Academy; zelfs Handel gaf er in 1741 de brui aan, en legde zich voortaan toe op het oratorium. Frappant detail: muziekdramatische genres in het Engels beleefden hoogdagen, dankzij hits als The Beggar’s Opera en The Dragon of Wantley (1737), wat in de jaren 1760 leidde tot een ware hausse aan operabezoek. Toch zou opera in het achttiende-eeuwse Londen nooit meer dan een dwergster worden. Maar precies daardoor konden andere muzikale ondernemingen er tot bloei komen.

Exterieur van de Rotunda in Ranelagh Gardens en het Chinese Huis (gravure van Thomas Bowles, 1754).

CONCERT À LA CARTE Het publieke concertleven in Londen werd geboren uit een lange traditie van openbare muzikale activiteiten: optredens in taveernes door amateurmusici en bijklussende freelancers1 enerzijds, anderzijds de salonconcerten van de beau monde. Het publieke concert als professionele en commerciële onderneming combineerde deze tradities en vulde de hiaten in met een vakkundige organisatie, artistieke kwaliteitsgarantie en het nodige sociaal-culturele decorum. John Banister zette in 1672 de eerste professioneel omkaderde en gepromote concertreeks van Europa op. The London Gazette leidde geïnteresseerden naar Whitefriars Tavern, waar voor een shilling een concert met topmusici kon worden bijgewoond. Al gauw werden meer concertlocaties ingericht en nieuwe marktsegmenten verkend. De formule van een wekelijkse reeks van intekenconcerten bleek interessant: organisatoren verzekerden zich van een werkkapitaal, en konden via de prijzenpolitiek de kwaliteit van hun publiek en de allure van hun evenement op peil houden. Toch bleven concerten doorgaans een zaak van amateurs én professionals, zoals de legendarische reeks die Thomas Britton inrichtte in een ruimte boven zijn kolenhandel (1678-1714): een setting die niet meteen gezellig maar wel succesrijk bleek, met beroemdheden als Pepusch, Banister en Handel zij aan zij met hun adellijke mecenassen. Sommige reeksen werden geheel bestierd door amateurs, zoals violist Henry Needler, die Corelli’s Concerti Grossi in Londen introduceerde – een zo opwindende ervaring voor Needlers ensemble, dat het in één sessie de integrale bundel uitvoerde. BOOMING BUSINESS Tegen het tweede kwart van de achttiende eeuw had deze waaier aan ondernemingen voor een dynamisch concertlandschap gezorgd dat echter weinig gestructureerd was en musici geen bestaanszekerheid bood. De volgende decennia brachten daarin verandering, met het ontstaan van officiële muziekinstellingen en verenigingen – onder meer de Academy of Ancient Music (1726) – en de introductie van een echt ‘concertseizoen’ en concertprogramma’s met vast stramien.

6


ANY MUSIC, GENTLEMEN?

Analysis of Beauty, plaat 2 (ets/gravure van William Hogarth, 1753).

Naast taveernes en theaters konden muziekliefhebbers nu ook terecht in pleasure gardens als Vauxhall, Marylebone en Ranelagh. De aanvankelijk eenvoudige muziekpaviljoenen werden vervangen door permanente bouwsels, zoals Vauxhall’s Umbrella (een muziekkamer in rococostijl). Het programma omvatte zowel vocale muziek (van liederen tot miniopera’s) als ouvertures, concerti en symfonieën, vaak aangevuld met werk van een ‘huiscomponist’ – zoals Thomas Arne in Vauxhall. Hoogtepunten uit de muziekgeschiedenis van de pleasure gardens: de voorpremière van Handels Music for the Royal Fireworks (Vauxhall), en de orgelconcerti die er zowat dagelijks op het menu stonden. Van nog groter belang voor de ontwikkeling van het Londense concertleven was Handels oratoriumreeks die vanaf 1747 in de Vastentijd plaatsvond in Covent Garden (wanneer geen toneelstukken of opera’s mochten worden opgevoerd). In de jaren 1760 kwam ook Teresa Cornelys met een gouden idee: exclusieve voorstellingen voor de high society, met de nieuwste symfonische muziek uit Duitsland en de beste opera-aria’s uit Italië. De Cornelys-casus legt een belangrijk aspect van het muziekleven in Handels Londen bloot: ondanks

het belang van marktmechanismen en de voortdurende professionalisering bleven persoonlijke contacten en mecenaat van belang. De ambitieuze beroepsmusicus deed er goed aan zich in zoveel mogelijk zones van dit fijnmazige, hybride netwerk te bewegen. ONEERLIJKE CONCURRENTIE? In muziekmekka Londen lagen roem en fortuin te wachten op al wie iets nieuws, bijzonders of exclusiefs te bieden had. Precies op dat punt lijken de kansen zich tegen talent van eigen bodem te hebben gekeerd: uitheemse musici waren immers per definitie exotisch, prestigieus en dus gewild. Internationale sterren trokken dan ook massaal naar Londen, waar de hoogste gages van Europa te verdienen waren. Tegen de invasie werd weinig weerstand geboden: Engelse kunstenaars kregen geen overheidssteun, volwaardig muziekonderwijs was er niet. Purcell zou net voor de eeuwwisseling een laatste Engelse hoogtepunt betekenen; daarna was de heerschappij aan Hannoveriaan Handel, met wiens komst het Londense muziekveld compleet uit balans raakte. De grote winnaar: Italië. 7


ANY MUSIC, GENTLEMEN?

ANDIAMO! Napolitaan Nicola Matteis (wiens muziek tijdens het festival gepeeld wordt door Gli Incogniti) was een van de eerste Italiaanse sterren in Londen. Als vioolvirtuoos, componist en docent was hij een cruciale figuur voor de ontwikkeling van het vioolspel in Engeland, niet het minst omwille van zijn onorthodoxe speelhouding. Verder in de voorhoede: Arcangelo Corelli (1653-1713), die nooit een voet op Engelse bodem heeft gezet maar er wellicht de sterkste invloed heeft uitgeoefend. Dankzij de zes bundels die tijdens zijn leven werden gedrukt (1681-1714) en de postuum uitgegeven Concerti Grossi (1714) werd hij dé sensatie van de Londense muziekscene. Ook Giovanni Battista Draghi (ca. 1640-1708) was een invloedrijke, vroege immigrant (tijdens het festival speelt Luca Guglielmi zijn klaviersuites, zie pagina 28). Vanuit zijn ervaring in de Venetiaanse opera waagde hij aanvankelijk zijn kans bij een Italiaanse opera-troep, maar naam maakte hij vooral als organist aan de katholieke hofkapel in Somerset House. De obligate bedevaart van de Engelse nobility naar Italië zorgde voor direct contact met plaatselijke muziektrends. Het souvenir van de graaf van Burlington was wel erg bijzonder: voor de Royal Academy wist hij Giovanni Bononcini (1670-1747) te strikken, die in Londen twee fantastische operaseizoenen zou realiseren en de grootste rivaal van Handel werd2. Publieke oproer vanwege zijn Rooms-katholieke King’s Theatre 1783

achtergrond weerhield de Academy ervan Bononcini opnieuw te engageren. Na het beruchte Bühnegevecht tussen Cuzzoni en Bordoni tijdens Astianatte en een schandaal rond onterecht geclaimd auteurschap van een Lotti-madrigaal, werd Bononcini zelfs voorgoed persona non grata. Er bleef evenwel een Engelse markt voor Italiaanse opera, met successen voor Nicola Porpora (1686-1768), die in 1733 componeerde voor The Opera of the Nobility, en Baldassare Galuppi die in 1741 opera seria presenteerde in King’s Theatre. Naast opera viel vooral vioolmuziek in de smaak van Engelse Italiëreizigers, met de Romeinse vioolschool bovenaan het lijstje must-sees. Geen wonder dat muziek voor strijkers in Londen steeds populairder werd. Componisten als Francesco Geminiani (tijdgenoot en zeldzame muzikale vriend van Handel) speelden slim in op deze trend. Als uitvoerder, docent en auteur van een Corelliaans repertoire bouwde Geminiani vanaf 1714 een mooie carrière uit in Londen (tijdens het festival speelt Musica ad Rhenum o.a. zijn cellosonate). Violist-componist Francesco Maria Veracini (1690-1768) verbleef tweemaal in Londen, waar hij onder meer componeerde voor The Opera of the Nobility, en virtuoze vioolsonates vol ‘special effects’ publiceerde (Ensemble Cordia speelt zijn ouvertures). Salvatore Lanzetti (ca. 1710-ca. 1780), een van de meest innovatieve cellisten van zijn tijd, verhuisde rond 1735 naar Londen, waar hij twintig jaar lang de interesse voor cellomuziek zou aanwakkeren. Giuseppe Sammartini (1695-1750) ten slotte was twee decennia lang als hoboïst, fluitist en blokfluitspeler actief in vrijwel alle Londense muziekhuizen. Heel wat hobopartijen van Handel-opera’s zijn hem ‘op het lijf’ geschreven. VAN ZWEDEN TOT ZUNDERT De aantrekkingskracht van Londen werkte niet enkel zuidwaarts. Duitser Johann Christoph Pepusch (1667-1752) was zijn carrière gestart aan het Pruisische hof, maar werd begin achttiende eeuw altviolist en klavecinist aan het theater aan Drury Lane. Geen wonder dat zijn oeuvre veel podiumcomposities telt – van masques tot de ouverture van The Beggar’s Opera. Pepusch was een pleitbezorger van de oude muziek: hij publiceerde Corelli’s instrumentale oeuvre in

8


ANY MUSIC, GENTLEMEN?

ze lokale muziekgeschiedenissen een net iets andere koers uitgestuurd…

William Boyce (kunstenaar onbekend, 18de eeuw)

Londen, en stichtte de Academy of Vocal (later: Ancient) Music. Johan Helmich Roman (1694-1758) (ook op het programma van Musica ad Rhenum) was een van de belangrijkste musici van Zweden: als violist en hoboïst aan de hofkapel werd hij door Charles XII beloond met een Engelse studiebeurs. Na zijn terugkeer werd Roman vicekapelmeester en orkestleider aan het Zweedse hof, waar hij heel wat Engelse en Italiaanse muziek – onder meer werk van Handel in vertaling – introduceerde. Ook Nederlander Willem de Fesch, ooit werkzaam aan de Amsterdamse Schouwburg, verkaste naar Londen (1731), waar hij het orkest van Handel zou leiden. Zijn landgenoot Pieter Hellendaal settelde zich, na een opleiding in Italië en vroege carrière in Nederland, onder meer als organist van de Utrechtse Nicolaïkerk, in Londen als vioolvirtuoos, pedagoog en componist van Grand Lessons, ‘glees’ (onbegeleide ensembleliederen) en 6 Grand Concertos (1755). Gentenaar Jean Baptiste ‘John’ Loeillet (1680-1730) vormde de basis van een sterke blokfluittraditie. De Lage Landen zonden niet enkel hun eigen, maar ook andermans zonen uit: musici uit Centraal- en Zuid-Europa op zoek naar overzees geluk, maakten vaak een tussenstop in Nederland. Zo schrijft Jacob Wilhelm Lustig (1786) alias Charles Burney, in vertaling: ‘Italiaansche en duitsche Virtuoosen, die na Londen willen, zijn gewoon, eerst in den Haag te pleisteren, ten einde, door Concertgeeven, zo veel an den Wal te haalen, dat de Reiskosten ‘er uit konnen’3 Deze kunstenaars-op-doortocht lieten, net als in Londen, meer dan een vluchtige indruk na: met hun stilistische noviteiten, uitvoeringstechnische innovaties en rechtstreekse kennisoverdracht hebben

BOYCE EN AVISON Londens gastvrijheid voor internationale musici, door critici wel eens als ‘willekeurig’ bestempeld, doet de vraag rijzen naar de rol van de Engelsen in het Handeliaanse schouwtoneel. Joseph Addison (1711) analyseerde somber: ‘Our Notions of Musick are so very uncertain, that we do not know what it is we like; only, in general, we are transported with any thing that is not English: So it be of foreign Growth, let it be Italian, French, or High-Dutch, it is the same thing. In short, our English Musick is quite rooted out…’4 Terwijl internationale sterren de show stalen op de commerciële muziekmarkt, hielden de Engelsen stand in de meer ‘officiële’ functies. Zo bleef de prestigieuze post van organist in Westminster steeds in Engelse handen (onder meer die van John Blow, William Croft, John Robinson, Benjamin Cooke en Samuel Arnold). De belangrijkste titularis van St. Paul’s Cathedral was Maurice Greene (1696-1755), die zowat alle traditionele topfuncties heeft bekleed: componist aan de Chapel Royal, ‘Master of the King’s Musick’ en muziekprofessor in Cambridge. Greene (te horen bij Cappella Amsterdam) was ook het brein achter een kathedraalmuziek-compendium met historisch en eigentijds repertoire. Zijn blazoen is echter niet helemaal onbevlekt: Greene’s vriendschappelijke bejegening van Bononcini wekte de toorn van Handel, die, zo wil de overlevering, nooit zonder sappige sneer naar hem verwees. Greene’s medewerker William Boyce was organist aan de grafelijke kapel van Oxford, later componist aan de Chapel Royal, huiscomponist van Drury Lane Theatre, ‘Master of the King’s Musick’ en hoforganist. Met zijn activiteiten als dirigent van het Three Choirs Festival en composities als The Secular Masque, Lyra britannica (liedbundel) en Here all thy active fires defuse (ode) verdient hij een ereplaats in de categorie ‘very British, indeed.’ Sommige Engelsen namen meer afstand van hun tradities, en accepteerden de Italiaanse en Handeliaanse succesformules. Neem nu Charles Avison (1709-1770): opgeleid in Londen door superviolist 9


Geminiani, later organist en muziekdirecteur in Newcastle en Durham, waar hij heel wat internationale collegae wist aan te trekken. Avisons Concerti Grossi staan vandaag nog wel eens op het menu, maar zijn klaviersonates en Scarlatti-orkestraties zijn zelden te horen – een pijnlijk lot voor de man die het aandurfde om halfgod Handel te bekritiseren5. (Gelukkig wordt dit tijdens dit festival goedgemaakt door Collegium 1704 en de Accademia Bizantina.) De blinde organist John Stanley (1712-1786) was dan weer een ‘Handel-believer.’ Op z’n veertiende al titularis aan de Saint Andrew’s in Holborne, had hij met zijn uitzonderlijke spel Handel weten te enthousiasmeren. Rond het midden van de eeuw zou Stanley hem assisteren als oratorium-dirigent, en na Handels overlijden zette hij de vastenreeks voort. (Jan de Winne speelt zijn solo voor fluit.) De ondernemende Thomas Arne (1710-1778) ten slotte stelde met hulp van zijn vader een volledig Engels operagezelschap samen, waarmee hij een operaversie van Kleinduimpje creëerde. Daarnaast componeerde hij in alle mogelijke ‘fashionable’ genres, van opera seria tot ballad opera. Maar zijn naam blijft toch vooral verbonden met Rule, Britannia!: een nummer uit de masque Alfred, dat uitgroeide tot onofficieel Brits volkslied.

SOUNDSCAPE IN SEPIA De schatten van Boughton doen dromen. Wie zou in Handels Londen géén musicus (of toeschouwer) geweest willen zijn? Een muziekwereld zonder grenzen of dwingelandij, een copieus buffet met de meest uiteenlopende smaken, een vrijplaats voor genieën en ondernemers… Begin negentiende eeuw was dat alles al voorbij: zonder mecenaat en onder druk van de uitgeversindustrie kristalliseerde de exquise smaakmix tot een dubbel distillaat – enerzijds puur entertainment en anderzijds Kunst met een grote k. Virtuozen in de ene hoek, geleerden in de andere. Showpieces links, ‘Sinfonik’ rechts. Ik pleit schuldig aan nostalgie. U mag deze antithese dus gerust als hyperbolisch kwalificeren. Maar laat ze uw panorama van achttiende-eeuws Londen niet versluieren: dat zinderen en zoemen, dat heerlijk chaotische soundscape – ja, dat hebt u echt gehoord. ıı

THE REMAINS OF THE DAY Van het bruisende Londen uit de achttiende eeuw is gelukkig veel bewaard gebleven. Enkele pareltjes zijn te vinden in de Montagu Music Collection van Boughton House (Northamptonshire). Deze unieke verzameling reflecteert niet enkel de smaak van de familie Montagu, maar ook de Londense theater- en concertwereld uit Handels tijd, toen de verzameling werd gestart. De Montagu Collection houdt achttiende-eeuws Londen een schitterende spiegel voor, met véél Handel en Bononcini, opera-aria’s, kamermuziek en solorepertoire voor klavier en viool. Maar ook tussen de notenbalken vertelt de verzameling ons een en ander. Een van de meest ‘sprekende’ kleinoden van Boughton is de postume Purcell-anthologie Orpheus Britannicus: beduimeld, met tal van bladwijzers, kortom: druk gebruikt. Een woordeloos eerbetoon aan de Engelse ster van de pre-Handel-era.

Noten 1 De titel van dit artikel werd ontleend aan het motto (‘Will you have any music, gentlemen?’) van dergelijke ‘ambulante’ freelancers. 2 John Byrom vatte het gekrakeel in volgend epigram, dat met zijn slotregel de inspiratie vormde voor twee van de bekendste karakters uit Lewis Carroll’s Through the Looking-Glass: Some say, compar’d to Bononcini That Mynheer Handel’s but a Ninny Others aver, that he to Handel Is scarcely fit to hold a Candle Strange all this Difference should be ‘Twixt Tweedle-dum and Tweedle-dee! 3 Geciteerd in Een muziekgeschiedenis der Nederlanden, uitg. dr. I. BOSSUYT en L.-P. GRIJP, Amsterdam, 2001, pg. 354. 4 Geciteerd in E. SIU, Late Eighteenth-Century English Violin Concertos: A Genre in Transition, (doct. diss.), Houston, 2012, pg. 14. 5 Essay on Musical Expression (1752)

10


2015/2016

BESTEL ONLINE

11


12

TEKST BEELD

AGNES VAN DE RHORST REGIS D’AUDEVILLE

‘HET REPERTOIRE KOOS MIJ’ SKIP SEMPÉ OVER HET GOUDEN TIJDPERK VAN DE OUDE MUZIEK

Skip Sempé over het gouden tijdperk van de oude muziek

‘HET REPERTOIRE KOOS MIJ’


SKIP SEMPÉ .INTERVIEW

Afgelopen decennia ging het in de oude muziek vaak van: klein-kleiner-kleinst. Denk alleen al aan de minimale bezettingen van bijvoorbeeld Sigiswald Kuijken en Philippe Herreweghe bij uitvoeringen van Bach. Maar bij Skip Sempé, toch ook al een jaartje of dertig bezig op dit terrein, lijkt het te gaan van groot-groter-grootst. In het komende Festival wordt zijn concert betiteld als ‘King-sized consorts.’ Skip Sempé is een opvallende en uitgesproken klavecinist en dirigent in de oudemuziekwereld. Zo noemde hij ooit zijn eigen ensemble (Capriccio Stravagante) een ‘buitenissige gril’ en vertelde hij in interviews dat ongelijke inzetten de muziek spannender en interessanter maken. Het draait in zijn uitvoeringen vooral om vrijheid, expressie, dramatiek. En het is een feit dat je van een concert van Skip Sempé altijd een goed humeur krijgt, ook al staat er treurige muziek op het programma en ongeacht of hij in zijn eentje klavecimbel speelt, onderdeel is van een klavecimbelduo of kamermuziekensemble, of vanachter het instrument een van zijn orkesten dirigeert. Dat komt onder meer doordat enthousiasme en gedrevenheid even belangrijke aspecten lijken te zijn van zijn uitvoeringen als techniek, intonatie, tempo of dynamiek. Volgend jaar is het bijna dertig jaar geleden dat de uit Amerika afkomstige klavecinist Capriccio Stravagante oprichtte. Inmiddels zijn er Capriccio Stravagantes in de smaken Capriccio Stravagante - Les 24 Violons en Capriccio Stravagante Renaissance Orchestra (en af en toe duikt er ook een Capriccio Stravagante Opera op). Sempé kiest zijn musici bij het muziekgenre. Met zijn meest luxueuze en weelderige ensemble, het Capriccio Stravagante Renaissance Orchestra, brengt hij in het Festival dansmuziek van de overgangsperiode tussen de zestiende en de zeventiende eeuw, het gouden tijdperk van de oude muziek. BEGRAFENIS EN BRUILOFT ‘Even tellen… er zitten op vrijdagavond 4 september 25 musici op het podium van TivoliVredenburg,’ 13


INTERVIEW. SKIP SEMPÉ

zegt Sempé. ‘Voor renaissancebegrippen is dat een gigantisch orkest. De musici bespelen alle gangbare instrumenten uit de zestiende en zeventiende eeuw: virginaal, klavecimbel, luiten, fluiten, cornetto’s, harpen, gamba’s, violen, percussie, ze zijn er allemaal. Maar ze spelen nooit alle 25 tegelijk. Ze vormen voortdurend wisselende consorts: elke dans heeft een andere combinatie van instrumenten.’ Het concert is opgebouwd uit dansen van Engelse

componisten als Anthony Holborne en William Brade en de Duitse componist en muziektheoreticus Michael Praetorius. Sempé bedacht die grote bezetting niet zelf, maar vond beschrijvingen van dit soort orkesten in onder meer het muziektheoretische traktaat Syntagma musicum (ook van Praetorius), daterend uit dezelfde periode als de dansbundel Terpsichore muse of the dance. ‘In zijn verhandeling beschrijft Praetorius deze dansconcerten, en ook

Enkele leden van Capriccio Stravagante

foto: Régis d’Audeville

14


SKIP SEMPÉ .INTERVIEW

de instrumenten die erin gebruikt werden. Zulke bronnen zijn heel belangrijk. Ze geven praktische informatie, maar vertellen ook hoe groot het verschil is tussen hoe men in de tijd van de klassieken en romantiek naar de muziek keek en hoe men dat deed ten tijde van de renaissance en de barok. In de achttiende en negentiende eeuw werd vooral gestreefd naar perfecte uitvoeringen. Maar in zeventiende-eeuwse muziek ging het om de expressie van emoties. De muziek had als belangrijkste taak het losmaken van gevoelens bij de toehoorders. Mede daardoor was er veel meer vrijheid in hoe de muziek werd uitgevoerd. Er werd bijvoorbeeld veel geïmproviseerd. Veel instrumenten die in de vijftiende en zestiende eeuw zijn ‘uitgevonden’ waren inmiddels geperfectioneerd. Daardoor konden virtuoze musici er steeds meer mee en dat bevorderde het maken van improvisaties en versieringen. Die vrijheid was er ook in de manier waarop de verschillende dansvormen werden uitgevoerd. Dansen werden overal voor gebruikt. Wij denken nu: een pavane of een gagliarde, dat zijn langzame dansen. Dat is inderdaad zo, als ze werden gespeeld tijdens een begrafenis. Maar bij een bruiloft was diezelfde pavane of gagliarde een snelle dans. Praetorius geeft in zijn dansbundel Terpsichore duidelijk aan dat zijn dansen ook twee keer zo snel kunnen worden gespeeld, of twee keer zo langzaam, afhankelijk van de omstandigheden. Dus welke emoties er in deze dansen tot uitdrukking moeten worden gebracht, is een interessante kwestie die het uitvoeren van de muziek nog spannender maakt.’ DE VRIJHEID VAN DE ZEVENTIENDE EEUW Je vraagt je af, gezien en gehoord de aanstekelijke energie waarmee Capriccio dit repertoire uitvoert, of het eigenlijk niet vreemd is als straks in TivoliVredenburg een zaal vol mensen doodstil zit te luisteren naar sprankelende dansmuziek terwijl de meeste toehoorders waarschijnlijke het liefst van hun stoel zouden willen springen om mee te dansen. Sempé grinnikt. ‘Dit soort dansconcerten werd uitgevoerd in de grote ontvangstzalen aan het hof

bij plechtige feesten en regeringsbijeenkomsten vol pracht en praal. Alle instrumenten en musici werden bij elkaar gebracht, waarbij niemand opkeek van combinaties als violen en gamba’s, of van klavecimbels en virginalen. En wat er uitgevoerd werd waren de gepolijste, gecultiveerde hofdansen, waarop zeer waarschijnlijk niet gedanst werd. Wat heel bijzonder is aan dit repertoire,’ voegt hij toe, ‘is de enorme en langdurige aantrekkingskracht van die dansen. Ze ontstonden allemaal aan het begin van de renaissance, maar zijn daarna nog eeuwenlang gespeeld en verspreid over heel Europa: van Sicilië tot Zweden en van Engeland tot Hongarije.’ De dansen op het festivalprogramma komen allemaal uit dezelfde periode, de overgang tussen de zestiende en zeventiende eeuw. ‘Dat is míjn periode,’ zegt Sempé nog voor de vraag gesteld is. ‘Ik heb dat tijdperk niet gekozen, het koos mij. Net zoals een instrument of een stem bij iemand moet passen, is dat ook het geval met een bepaald repertoire. Het is vreemd, maar er zit iets in de muziek uit die tijd, dat naar mij toekwam. Voor deze muziek ben ik het meest gevoelig, ik ben erin thuis, al vanaf het allereerste keer dat ik ermee in aanraking kwam.’ Skip Sempé was de afgelopen jaren vaak op het Festival te vinden, als klavecinist, kamermusicus en als ensembleleider. In 2010 was hij met Capriccio Stravagante artist in residence. Hij richtte het ensemble op in 1986, met als enig doel het drie-, vier- of vijfstemmig uitvoeren van de muziek die zo bij hem past, die van de zestiende en zeventiende eeuw. Op de vraag wat zijn hoofddoel was, antwoordt hij: ‘Ik heb Frans Brüggen wel eens horen zeggen dat hij een betere fluitist wilde worden dan zijn leermeester. Dát gevoel ken ik niet. Ik ben nooit iemand geweest die het beter wilde doen dan anderen. Ik wilde net zo’n goed ensemble hebben als Leonhardt of Goebel. Het Leonhardt Consort, Musica Antiqua Köln van Reinhard Goebel en het London Baroque waren toen zo’n beetje de enige ensembles die zeventiende-eeuwse muziek uitvoerden. Dat wilde ik ook, maar dan wel op mijn eigen manier, vrijer en met meer improvisatie. 15


INTERVIEW. SKIP SEMPÉ

Sinds die tijd is de groep alleen maar beter geworden. We delen als musici dezelfde opvattingen over hoe de muziek moet worden uitgevoerd. We houden niet van steriele interpretaties: de losheid en de spontaniteit moet in de uitvoeringen doorklinken. Ik heb in al die dertig jaar ook nooit een moment gehad waarop ik dacht: ik stop er mee, het werkt niet meer. En ik ben nog steeds heel erg ambitieus, maar wel op een wat rustiger manier.’ DIRIGENT ONDANKS ZICHZELF Toch is er wel het een en ander veranderd in die drie decennia. Behalve dat de samenstelling van Capriccio Stravagante flink is veranderd en dat het ensemble zich nu in verschillende gedaantes kan manifesteren, behoort de groep nu ook tot de internationale top. Sempé weet steeds de beste musici om zich heen te verzamelen. Geweldige en vooral eigenzinnige spelers als cornettist Doron Sherwin, violiste Sophie Gent en fluitist Julien Martin geven Capriccio Stravagante zijn kenmerkende veelkleurigheid, die steeds breder wordt gewaardeerd. Sinds 2006 heeft Sempé ook zijn eigen platenlabel, Paradizo, dat hem nog meer vrijheid geeft om op te nemen wat hij wil en hoe hij het wil. De lijst met cd’s met daarop uitvoeringen van de Capriccio Stravagante-ensembles, kamermuziek met een deel van de musici en klavecimbelstukken uitgevoerd door Sempé en collega’s als Olivier Fortin, is al behoorlijk lang en groeit gestaag. De laatste releases van Paradizo, Memorandum XXI (met ‘the best of’ van de opnamen van de afgelopen dertig jaar, plus een boek met interviews met Sempé) en Rameau’s Funeral werden – ook in dit tijdschrift – jubelend besproken. Komend jaar zijn er dus twee jubilea: 30 jaar Capriccio en 10 jaar Paradizo. Ze gaan het groots vieren, vertelt Sempé met een half gemeende komische zucht, vanwege de enorme organisatie die het gaat vergen. ‘Met een Academia, een festival met workshops en concerten.’ Bij Sempé zelf is ook wat veranderd. Hij constateert het met verbazing in zijn stem. De man die vaak kritiek heeft op dirigenten (‘ze verstoren de zang en 16

de instrumentale muziek,’ interview uit 2001, red.) en zweert bij een ensemble leiden als medemusicus, ontdekte dat puur dirigent zijn toch een mooi vak is. ‘Ik moest er vijftig voor worden voor ik mezelf durfde toegeven dirigent te willen zijn. Maar dan wel een dirigent als Frans Brüggen, dus als een van de muzikanten en niet zo’n dirigent die op een bok een halve meter uittorent boven zijn orkest dat ademloos naar hem opkijkt. En ik zal ook nooit dirigent zijn als ik niet ook kan spelen. In TivoliVredenburg dirigeer ik dus Capriccio Stravagante spelend op het klavecimbel.’ Op de Paradizo-cd met Rameau’s Funeral (in 2014 uitgekomen) dirigeert hij Collegium Vocale Gent (het beroemde koor van Philippe Herreweghe). Die samenwerking is kennelijk zo bevallen dat Sempé in juli dit jaar tijdens het Festival de Saintes het Collegium Vocale dirigeert in Bachcantates. Met een genoeglijk lachje vertelt hij hoe verbaasd Marie Leonhardt (Gustav Leonhardts weduwe) was toen hij haar aan de telefoon vertelde over zijn Bachdebuut als dirigent. ‘Ze was stomverbaasd en dacht dat ik dat helemaal niet kon, Bach uitvoeren! Maar ik deed nooit Bach omdat ik daar nooit eerder voor was gevraagd.’ NIEUWE UITDAGING: LESGEVEN Er zijn meer dingen die hij goed kan, maar waar hij nooit voor is gevraagd, vertelt hij in al zijn bescheidenheid. Lesgeven bijvoorbeeld. ‘Ik houd erg van lesgeven. Ik heb verschillende privé-leerlingen aan wie ik echt gehecht ben, maar ik heb nooit les gegeven op een conservatorium omdat ze me dat nooit hebben aangeboden.’ Hij had het graag gedaan, maar heeft er nu geen tijd meer voor. Maar tijdens het Festival kan hij ook als docent aan de slag. Onder de noemer van de beroemde Toscaanse zomercursussen voor klavecimbel Piccola Accademia di Montisi (zie ook pagina 40) vinden er dagelijks openbare masterclasses plaats voor jonge toptalenten. Sempé neemt drie masterclass-ochtenden voor zijn rekening. Wat gaat hij zijn leerlingen zoal bijbrengen? ‘Het be-


SKIP SEMPÉ .INTERVIEW

langrijkste voor jonge klavecinisten is dat ze durven te geloven in hun eigen muzikale ideeën en dat ze zichzelf daarin zó serieus nemen dat ze die opvattingen willen perfectioneren en uitdrukken in hun spel. Daarbij zijn de regels van de retorica heel belangrijk: de komma’s, de punten, de overdrijvingen, de tegenstellingen, de herhalingen van het muzikale betoog moeten duidelijk gemaakt worden. Natuurlijk gaat het in eerste instantie om technische begaafdheid en het maken van klankkleur. En uiteindelijk zou ik ze willen laten spelen met de dramatiek van Wanda Landowska, het decrescendo van Gustav Leonhardt, de detaillering van Pierre Hantaï en het crescendo van Skip Sempé. Maar ik begin altijd met wat er goed is aan hun spel.’ Hij schiet in de lach. ‘Dat willen ze vaak helemaal niet horen, want ja, je gaat toch niet betalen voor complimenten, of voor iets dat je zelf al kunt. Toch is uitgaan van het positieve de beste manier van werken. Diezelfde houding heb ik ook ten opzichte van de musici in mijn ensembles.’ ıı

festival oudemuziek utrecht CONSORTS, DRIE KLAVIEREN Skip Sempé, Pierre Hanta , Olivier Fortin za 29 aug, 22.30 / TivoliVredenburg, Hertz PICCOLA ACCADEMIA DI MONTISI Skip Sempé ma 31 aug - di 1 sep - wo 2 sep, 09.00 uur / Paushuize KING-SIZED CONSORTS Capriccio Stravagante Renaissance Orchestra / Skip Sempé vr 4 sep, 20.00 uur / TivoliVredenburg, Grote Zaal

17


TEKST BEELD

REBEKAH AHRENDT BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT HEIDELBERG (D)

EEN EUROPESE MASSA-MIGRATIE CULTURELE INVLOED VAN DE HUGENOTEN

Culturele invloed van de Hugenoten

EEN EUROPESE MASSA-MIGRATIE

Daniel Marot, decorontwerp Palais du Fleuve Sangar

18


EEN EUROPESE MASSA-MIGRATIE

Vandaag roept het woord ‘vluchteling’ beelden op van overvolle, gammele bootjes of van tentenkampen, de verschrikkelijke gevolgen van economische en politieke instabiliteit. Het Engelse woord voor vluchteling, refugee, is echter het gevolg van één Europese massamigratie: de vlucht van de Hugenoten uit Frankrijk. Vanaf de jaren 1680 verspreidden tussen de 200.000 en 600.000 Fransen zich over Europa en verder. In hun nieuwe thuishavens ontmoetten ze de afstammelingen van eerdere religieuze migraties van de Franssprekende Walen en de bannelingen van de Franse oorlogen. In de gebieden van diaspora kregen de Hugenoten verschillende namen, waaronder fugitive, exilé en étranger, maar in Engeland was het meest gebruikelijk réfugié, verbasterd tot refugee (in Nederland werden de Hugenoten gerefugeerden genoemd). Deze periode was het trieste hoogtepunt van wat de tijd van ‘religieuze zuivering’ genoemd kan worden, en het was de laatste exodus voor de enorme vluchtelingenstromen van de late negentiende eeuw. Wie waren de Hugenoten? En wat voor impact hadden ze op het culturele leven in Europa? Het standaardverhaal, ontstaan gedurende de lange ballingschap, gaat meestal als volgt: de Hugenoten waren Franse calvinisten die, uit Frankrijk verjaagd door Lodewijk XIV, een diaspora ontwikkelden die sterk bijdroeg aan de wetenschap en handel. Ze brachten hun taal mee – die de lingua franca werd van de achttiende eeuw –, hun rotsvaste geloof en hun ervaringen met vervolging. Ook namen ze hun (zeer ontwikkelde) kwaliteiten mee: Hugenoten introduceerden innovaties in de textielindustrie, horlogevervaardiging, glasblazerij, metaalwerk en diverse andere sectoren. En hoewel ze de kern van hun Franse identiteit overeind hielden, integreerden de Hugenoten makkelijk in hun nieuwe maatschappij en gingen ze deel uitmaken van het nieuw-verlichte

Europa dat individuele vrijheid en collectieve rechten hoog in het vaandel had. FRANSE IDENTITEIT Maar wat betekende het om Frans te zijn? Zoals veel identiteiten ontstond die van de burger uit de typisch vroegmoderne redenering van onverenigbaarheid: ongewenste eigenschappen konden geen deel uitmaken van de identiteit van de burger. Rond 1685 konden Franse burgers dus alleen maar Roomskatholiek zijn. Dit was een klap in het gezicht van de Franse protestanten, die lang hadden kunnen gebruikmaken van de geloofsvrijheid die was vastgelegd in het Edict van Nantes. Dit verdrag stond het protestanten toe hun geloof te belijden, zolang het de koning behaagde. Het edict werd afgekondigd in 1598, toen Hendrik IV vond dat Parijs ‘wel een mis waard was’ en Rooms-katholiek werd, maar nog steeds sympathie koesterde voor zijn voormalige protestante broeders. De opvolgers van Hendrik IV waren echter niet zo begaan met de protestanten. Het langzaam aan inperken van de vrijheid van de Hugenoten nam sterk toe onder Lodewijk XIV, die de status van de Hugenoten reduceerde tot die van in het buitenland geboren vreemdelingen. Het meest schokkend voor protestant Europa was wel het feit dat de confrontaties steeds geweldadiger werden, met ‘gelaarsde missionarissen’ die onder dreiging van geweld hele bevolkingen dwongen zich te bekeren. De angst voor geweld, gepaard met verlies van eigendom en veestapels, noopte vele Hugenoten op elke mogelijke manier het Franse koninkrijk te verlaten, ook al werd dat door de koning streng verboden. Wie gesnapt werd kon rekenen op zware straffen, waaronder opsluiting in vrouwenkloosters en levenslange ‘dienst’ op de galjoenen van de koning. EEN MASSALE VLUCHT Tegen de tijd dat in 1685 het Edict van Fontainebleau werd afgekondigd (dat het Edict van Nantes nietig verklaarde), lijkt het erop dat Lodewijk XIV ervan overtuigd was dat zijn bekeringscampagnes suc19


EEN EUROPESE MASSA-MIGRATIE

Rebekah Ahrendt

Rebekah Ahrendt behaalde haar PhD in Muziekgeschiedenis en -literatuur aan de Universiteit van Californië (VS). Ook is ze afgestudeerd op viola da gamba aan het Conservatorium van Den Haag. In 2013 was ze curator van het symposium tijdens het Festival Oude Muziek. Ahrendt heeft zich gespecialiseerd in de invloeden van sociale en geografische mobiliteit op identiteitsvorming in de zeventiende en achttiende eeuw.

cesvol waren en zijn hele koninkrijk Rooms-katholiek was. Het geloof in La France toute catholique had een uitgesproken negatieve impact op de relatie van Frankrijk met zijn buren. In werkelijkheid hadden vele van Lodewijks onderdanen zijn land verlaten om in vriendelijker oorden te worden opgevangen, en nog meer zouden hen volgen. De meeste Hugenoten kwamen terecht in protestante buurlanden van Frankrijk, met de Republiek der Nederlanden en Engeland als de meest prominente centra. De Republiek telde aan het einde van de zeventiende eeuw tussen de 50.000 en 70.000 vluchtelingen op een bevolking van in totaal twee miljoen mensen, met een piek in 1686. Voor de Hugenoten werden tussen 1682 en 1689 33 Franse kerken gesticht. Engeland ontving de eerste migranten in de jaren 1670, met een piek in 1687, met ongeveer dezelfde aantallen 20

als de Republiek. Tegen 1700 waren er 47 kerken van Hugenoten in Engeland. De protestante landen gingen zelfs een soort wedstrijd aan wie de meest ‘kwalitatieve’ vluchtelingen kon ontvangen, en boden extraatjes om hen te lokken. Regenten zagen hun antwoord op de benarde situatie van de Hugenoten ook als manier om commerciële ondernemingen te starten, met economische expansie als achterliggend doel. De nieuwe immigranten zouden, zo hoopten ze, nieuwe productiemethodes en handelsconnecties met zich meebrengen. Ook werd verondersteld dat de Hugenoten het culturele leven van hun gastheren zouden verrijken. Veel van de eerste vluchtelingen waren ook daadwerkelijk hoogopgeleide, zelfverzekerde mensen van goeden huize. Veel Europese staten stuurden headhunters erop uit om ideale vluchtelingen te rekruteren: in de zomer van 1686 bijvoorbeeld werd minister Jacques Abbadie opgedragen door de keurvorst van Brandenburg hooggekwalificeerde vakmensen en handelaren uit Amsterdam te werven. Abbadie reporteerde dat onder de ‘arme vluchtelingen die zichzelf in de armen van liefdadigheid werpen’ er een aantal waren die ‘noch vakman noch handelaar zijn, maar geletterden; sommigen met niets, sommigen met geld, die graag willen weten wat er voor hen kan worden gedaan.’ De keurvorst accepteerde deze gens de lettres, en zo werd de Académie de Berlin geboren. Een van de belangrijkste effecten van deze grote migratiegolf was het betwisten en herconfigureren van wat typisch Frans was. De vluchtelingen boden een alternatief model voor ‘het Franse,’ een die weinig te maken had met de Franse staat. Op deze manier konden culturele producten uit Frankrijk, zoals muziek, literatuur, kunst, mode en etiquette makkelijker worden overgenomen door de lokale bevolking waarmee de Hugenoten in aanraking kwamen, en zo worden geïnternationaliseerd. Er kwam een bloei aan interesse in Franse muziek, opera, dans en theater, zelfs onder populaties die eigenlijk in oorlog waren met het land Frankrijk. Drie korte voorbeelden demonstreren de impact die de Hugenoten hadden op het culturele leven. Terwijl


EEN EUROPESE MASSA-MIGRATIE

hun carrières uiteindelijk zeer uiteen liepen, deelden deze drie mensen de ervaring van het vluchten uit Frankrijk, in 1686, met duizenden anderen in wat het belangrijkste jaar van de Grand Refuge genoemd zou worden. Elk op hun eigen manier gaven de drie hun leven en carrière vorm in hun nieuwe land, en pasten ze hun talenten zo toe dat ze grote invloed hadden op muziek en theater. PIERRE ANTOINE (PETER ANTHONY) MOTTEUX In het voorjaar van 1686, toen ook Lully’s Cadmus et Hermione werd opgevoerd voor een select gezelschap in het Cockpit Theatre in Londen, verkreeg Pierre Antoine Motteux uit Rouen de Britse nationaliteit. Zoals zoveel anderen had Motteux Londen gekozen

Titelpagina van Peter Motteux, Thomyris, Queen of Scythia, Londen 1707

als toevluchtsoord, omdat er al familieleden van hem woonden. De taal leerde hij snel: het lijkt erop dat hij geen Engels sprak toen hij arriveerde, maar tegen 1691 had hij een carrière opgebouwd als schrijver in de taal van zijn nieuwe land. Zijn huwelijk met een Engelse, hetzelfde jaar, heeft daar vermoedelijk bij geholpen. Zijn populaire tijdschrift, The Gentleman’s Journal, bevatte recensies van het theater- en muziekleven in Londen en daarbuiten. Nadat zijn reputatie als journalist gevestigd was, ging Motteux libretti en toneelstukken schrijven, onder de naam Peter Anthony Motteux. Zijn vaste partner voor de muziek was John Eccles. Samen schreven ze een aantal toneelwerken, waaronder Europe’s Revels for the Peace (1697). Deze productie ‘bejubelde’ het Verdrag van Rijswijk, dat door veel Hugenoten werd gezien als tegenslag, omdat er geen enkel gewag van werd gemaakt de religieuze vrijheid in Frankrijk te herstellen. Motteux was ook van belang bij de voorbereiding van de eerste compleet gezongen opera’s in Londen; bijna alle vroege vertalingen van Italiaanse opera’s in het Engels zijn van zijn hand. Motteux trok zich terug uit de theaterwereld toen Italiaanstalige opera ging domineren. Zijn onfortuinlijk overlijden, veroorzaakt door een erotische verstikking in een Londens bordeel, heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de wat negatieve geschiedschrijving over hem in latere jaren. Het kan echter niet worden ontkend dat deze ex-Fransman een van de belangrijke figuren was bij de introductie van de opera in Engeland. DANIËL MAROT Daniël Marot, aan de andere kant, staat nog altijd in hoog aanzien waar het zijn fundamentele bijdragen aan kunst en architectuur betreft. Hij werd in 1661 in Parijs geboren en kwam uit een bekende familie van schilders en architecten, waarvan velen connecties met het hof hadden. Marot studeerde bij de grote Jean Bérain, de belangrijkste toneelontwerper in Frankrijk. In 1681 maakte de jonge Marot de gegraveerde titelpagina van Lully’s opera-ballet Le Triomphe de l’Amour, naar ontwerp van Bérain. Maar zoals zoveel van zijn Hugenoten-broeders ontvluchtte Marot Frankrijk in 1686. Hij ging eerst 21


EEN EUROPESE MASSA-MIGRATIE

naar Amsterdam, waar hij een Hollands meisje van Waalse komaf trouwde, en daarna naar Den Haag. Al gauw trok zijn werk de aandacht van Stadhouder Willem III en zijn vrouw prinses Mary, die hem een aantal projectopdrachten gaven in de Republiek der Nederlanden, en nadat Willem en Mary de Engelse troon hadden overgenomen, ook in Engeland. Aan hun steun heeft Marot het waarschijnlijk te danken dat hij, nadat het schip waarmee hij in 1694 het Kanaal wilde oversteken door de Fransen in beslag werd genomen, snel werd vrijgelaten. Elke andere

Recueuil d’airs, gedrukt door Estienne Roger, Amsterdam 1709

22

verstokte Hugenoot zou naar de gevangenis of de galjoenen zijn gestuurd. Marot is vooral bekend om zijn prachtige architectuur, waarvan er nog talloze voorbeelden te vinden zijn: Willems paleis Het Loo, de Trèveszaal van het Binnenhof, Paleis Kneuterdijk (ontworpen voor de familie Van Wassenaer Obdam), en inderdaad: Boughton House, het huis van de hertogen van Buccleuch en Queensberry, dat dit jaar de speciale partner is van het Festival Oude Muziek Utrecht. Minder bekend is Marots bijdrage aan decorontwerp


EEN EUROPESE MASSA-MIGRATIE

voor de opera. In de voetstappen van zijn leraar Bérain ontwierp Marot in de eerste jaren van de achttiende eeuw decors voor de Franse Opera in Den Haag. Zes van deze ontwerpen, in 1712 door Marot gepubliceerd, bestaan nog. De decors, met beeldende titels als Prison d’Amadis en Palais du fleuve Sangar zijn duidelijk bestemd geweest voor opera’s die in 1701 en 1702 in Den Haag werden opgevoerd, waaronder Lully’s Atys, Persée en Amadis – waarschijnlijk tot plezier van de vele vluchtelingen die op dat moment in Den Haag woonden. ESTIENNE ROGER De opvallendste bijdrage aan de muziek was die van Hugenoot en uitgever Estienne Roger. Hij kwam uit Caen en vluchtte in 1686 naar Amsterdam. Hij raakte al snel betrokken bij de uitgeverswereld en werd in het vak opgeleid door Antoine Pointel, zelf halfHugenoot. Pointel had zich al vroeg gespecialiseerd in de muziekdruk, waarin Roger uiteindelijk zou excelleren. Tegen 1696 had Roger zijn eigen zaak. Hoewel hij ook in boeken handelde, werd Roger het best bekend om zijn goedkope, gegraveerde edities van de nieuwste en beste muziek uit heel Europa. Roger had een breed netwerk aan vrienden, familie en landgenoten dat hem in staat stelde een Europawijd systeem aan marketing en distributie op te zetten. Ook bedacht hij wat gezien kan worden als het eerste mailordersysteem om in het buitenland boeken te bestellen, waarbij hij geholpen werd door de ontwikkeling van de eerste internationale geldwisselbanken (waarvan er veel door protestante handelaren werden opgezet). Rogers contacten zorgden niet alleen voor een wijde verspreiding van zijn publicaties, ook hielpen zij hem aan de uitstekende reputatie die ervoor zorgde dat componisten als Corelli en Vivaldi hun muziek bij hem lieten drukken. Zodoende was het niet Italië of Frankrijk, maar Amsterdam waar de beroemdste componisten naartoe kwamen. VAN VLUCHTELING NAAR IMMIGRANT Rogers publicaties en Marots ontwerpen vonden een publiek dat zelf in beweging was. Tegen het einde van de zeventiende eeuw werden er geen extraatjes

Titelpagina van Arcangelo Corelli, Opera Omnia, gedrukt door Estienne Roger, Amsterdam

uitgedeeld om Hugenoten te lokken. Hun gastheren realiseerden zich dat sommige Hugenoten misbruik maakten van de hulp die hen werd geboden door telkens van plaats naar plaats te reizen en te doen alsof ze net uit Frankrijk kwamen. De realisatie dat mensen die beweerden religieuze vluchtelingen te zijn nu economische migranten waren, zorgde voor nieuwe wetgeving in heel Europa die ertoe leidde dat grenzen werden gesloten en nationale identiteiten werden vastgelegd. In 1709 verscheen het resultaat van de allereerste pan-Europese samenwerking op het gebied van immigratiepolitiek: de Algemene Akte van Naturalisatie. Voor veel Hugenoten betekende deze akte, gekoppeld met het verlies van de protestantse belangen in de vredesverdragen die in Rijswijk in 1697 en in Utrecht in 1713 werden getekend, dat hun ballingschap permanent zou zijn. Vanaf dit moment was het geen kwestie meer van wachten op terugkeer naar Frankrijk, maar een kwestie van permanente integratie in de gastlanden. Wat bleef, was de herinnering aan Frankrijk, en de ontegenzeggelijke transformatie van het culturele leven in de diaspora. ıı 23


TEKST BEELD

MARCEL BIJLO VIA JEFFREY THOMPSON

TENOR ‘BY ACCIDENT’ JEFFREY THOMPSON ZINGT TIJDENS FESTIVAL OUDE MUZIEK

Jeffrey Thompson zingt tijdens Festival Oude Muziek

TENOR ‘BY ACCIDENT’

24


JEFFREY THOMPSON .INTERVIEW

Tenor Jeffrey Thompson zal op het Festival Oude Muziek in twee concerten te horen zijn. Naast een concert met La Rêveuse, waarmee hij onder meer Purcells psalmen ten gehore brengt, viert hij de magie van de nachtelijke stilte met liederen van Dowland. Tenor Jeffrey Thompson wijdt zich met La Rêveuse en twee collegasolisten aan zogenaamde devotional songs van Purcell, voor drie mannenstemmen en continuo. ‘In Engeland was dit destijds, net als in Frankrijk, een gangbare bezetting,’ vertelt Thompson. ‘Je hebt dan geen echt hoge stemmen, maar drie wat lagere partijen: de eerste tenor, in Frankrijk ‘hautcontre’ genoemd, de tweede tenor en de bas. Purcell schreef zeven stukken voor deze bezetting. Het is geen liturgische muziek, maar wel religieus van aard.’ Volgens Thompson verraden deze vocale stukken Purcells klasse: ‘Dit is Purcell op zijn allergrootst! Zijn tekstuitbeelding is, zoals altijd, fantastisch. En wat hij met harmonieën doet, met steeds weer andere akkoorden en wendingen, is echt ongelofelijk. De teksten zijn misschien wat zwaar op de hand, we hebben moeten zoeken naar een paar extra stukken om het programma toch wat te verlichten. Lijden, ziekte en dood zijn de belangrijkste thema’s in deze teksten, waarbij Purcell hartverscheurende muziek heeft gecomponeerd.’ Vereist dat een bepaalde uitvoeringspraktijk? Thompson: ‘Je kunt deze muziek op verschillende manieren uitvoeren. Wij kiezen ervoor het accent meer op de dramatiek van de teksten te leggen dan op de klankschoonheid. En dat is hard werken, want Purcell vraagt nogal wat van de zangers! Je moet goed naar elkaar luisteren om al die vreemde harmonieën precies goed te krijgen. Daarbij moet je dan weer oppassen dat dat niet ten koste gaat van de dramatiek van de tekst, want dáár gaat het allemaal om. Enkel een mooie klank is niet interessant. We hebben dit programma ook op cd opgenomen en die cd verschijnt rond het Festival. Ik werk vaak en graag samen La Rêveuse, want het is een goed ensemble en ze durven risico’s te nemen.’

PROJECT DOWLAND Je zou vermoeden dat luisteraars bij Thompsons middernachtconcert – samen met luitist Bor Zuljan brengt hij liederen van John Dowland – weer in wat vertrouwder en rustiger vaarwater terechtkomen. ‘Nou... nee,’ verklapt Thompson. ‘Het klopt dat veel mensen een bepaald beeld hebben van Dowlands werken: het is vertrouwd, veilig, de liederen zijn bekend en niet erg moeilijk te zingen. Je zou zeggen: succes verzekerd. Maar wij gaan het anders doen. Het idee voor dit concert komt van luitist Bor Zuljan. Hij heeft een programma ontwikkeld waarin liederen en luitmuziek van Dowland samen als het ware één verhaal vertellen. Na afloop van een concert met La Rêveuse benaderde hij mij. Hij had mij horen zingen en wilde dit Dowland-project graag met mij gaan doen. Ik aarzelde wel even: Dowland is overbekend, de liederen zijn al vaak opgenomen en je zingt ze eigenlijk zo weg. Voor mij leek daarom de uitdaging aanvankelijk te ontbreken, maar vanaf het eerste moment waarop ik samen met Bor te werk ging, viel alles op zijn plaats: we voelden elkaar precies aan en hij begreep onmiddellijk dat ik met die liederen iets heel anders wilde: meer drama. De meeste opnamen van Dowlands liederen vind ik wel mooi, maar vaak erg vlak. Eigenlijk vind ik ze – dat kan ik als Amerikaan misschien wel zeggen – te ‘Engels.’ Ze houden het beeld in stand van de ietwat afstandelijke Engelse manier van doen, zonder al te heftige emoties. Ik vind die Engelse uitvoeringen, bijvoorbeeld die van Emma Kirkby, echt heel erg mooi: helder, ieder woord is te verstaan en ze begrijpt echt tot in de finesses ieder woord wat ze zingt. Maar toch zou ik het zo niet willen kunnen, omdat ik een ander idee heb van deze muziek.’ ‘Ik heb met La Rêveuse wel eens een Italiaans programma gedaan met liederen uit de zeventiende eeuw. De liederen van Dowland zijn tekstueel net zo heftig en emotioneel als die van zijn Italiaanse tijdgenoten. Zouden al die gemoedstoestanden door de Engelsen nou echt heel anders beleefd zijn dan door Italianen? Ik denk het niet. Misschien moeten mensen wel even wennen aan mijn Dowland-inter25


INTERVIEW. JEFFREY THOMPSON

pretatie. Na eindeloos experimenteren kwamen we erachter dat Dowland eigenlijk het beste werkt in de hele lage stemming: op 392 Hz. In die lage stemming, waarbij ik soms met mijn stem bijna in het baritonregister zit, klinkt het volgens ons het mooist.’ TOEVALLIGHEDEN Jeffrey Thompson studeerde aanvankelijk piano aan het conservatorium van zijn geboortestad in Cincinnati, niet bepaald een bruisend centrum op het gebied van oude muziek. ‘Mijn leven hangt eigenlijk van toevalligheden aan elkaar. Aan het conservatorium wilde ik me gaan specialiseren in liedbegeleiding. Vanwege problemen aan mijn pols kon ik een paar maanden niet spelen. Op dat moment besloot ik een bijvak zang te gaan volgen, in afwachting van mijn herstel. Maar dat herstel kwam niet: na een jaar aanmodderen kreeg ik het advies om iets anders te gaan doen. Vanaf dat moment concentreerde ik me volledig op het zingen. Een leraar vroeg me eens of ik ooit van Jean-Philippe Rameau gehoord had, maar ik had geen idee. Zijn muziek sprak me meteen erg aan en paste zo goed bij mijn stem dat ik ging studeren in Boston, het oudemuziekcentrum van Amerika. Daar begon ik met veel Bach, Handel en Franse muziek en leerde ik hoe ik die verschillende muziekstijlen als zanger moet vormgeven.’ Een overstap naar Europa lonkte al snel. ‘Europa is tenslotte de bron van al die oude muziek en daar is men op het gebied van de barokzang zoveel verder dan in Amerika. In 2001 deed ik mee aan het Concours international de Chant Baroque in Chimay in België. William Christie zat in de jury en die was heel enthousiast over mij. Hij vroeg me gelijk om mee te doen met de allereerste editie van Le Jardin des Voix in 2002, het project van Les Arts Florissants met jonge zangers. Ik was de juiste persoon op het juiste moment op de juiste plaats. Daarna kwam mijn carrière echt goed op gang.’ ‘Tegenwoordig richt ik me voornamelijk op de opera, met de nadruk op het barokke en klassieke repertoire. Dat past het beste bij mijn stem en ik heb er veel affiniteit mee. Er zijn niet zo veel zangers die 26

de hoge tenorpartijen in de opera’s van Rameau echt goed kunnen uitvoeren, want dat stemtype is zeldzaam. Het gevolg daarvan is dat ik altijd een behoorlijk volle agenda heb. Met Les Arts Florissants heb ik veel gewerkt, maar ook met diverse andere operagezelschappen. De laatste jaren vind ik het echter ook heel prettig om kleinere projecten te doen, bijvoorbeeld met La Rêveuse en met Bor Zuljan. Soms denk ik wel eens: als ik nou die polsblessure indertijd níet had gehad, waar was ik dan nu geweest?’ ıı

festival oudemuziek utrecht PSALMEN VAN PURCELL & DIVISIONS VAN FINGER La Rêveuse / Florence Bolton & Benjamin Perrot zo 30 aug, 17.00 uur / Geertekerk TIME STANDS STILL: DOWLANDS LIEDEREN Jeffrey Thompson & Bor Zuljan za 5 sep, 24.00 uur / TivoliVredenburg, Hertz


VRIENDEN AAN HET WOORD

Vriend Paul Schmidt Woonplaats: Diemen Vriend sinds: bijna 30 jaar

‘Festival is mijn vakantie’ Zo’n dertig jaar geleden bezocht ik voor het eerst het Festival Oude Muziek, dat toen nog in de kinderschoenen stond. Ik bezocht toen losse concerten. Helaas ben ik daarna door een ongeluk in een rolstoel beland. Het liefst ging ik altijd met de fiets op vakantie, maar dat is nu onmogelijk. Nu heb ik het Festival Oude Muziek: dát is nu mijn vakantie. Wat gaat u zien en horen deze editie? Het mooie van dit Festival is dat je behalve de bekende componisten, de geijkte ‘gouwe ouwe,’ ook altijd in aanraking komt met onbekende, nieuwe namen. Ik wil dan ook graag zoveel mogelijk concerten meemaken. ‘s Ochtends ben ik er al bij vanaf de Zomerschool om 9.30 uur en ‘s avonds probeer ik nog de laatste concerten mee te maken. Om dat complete programma te kunnen volgen, boek ik een kamer in een hotel in Utrecht. Niet alleen daar word ik ieder jaar herkend, maar ook door de vele medewerkers en vrijwilligers van het Festival. Waar kijkt u het meeste naar uit? Behalve enkele concerten met muziek van Dowland en Purcell is dat gek genoeg een concert met werken van William Boyce. Aan die muziek bewaar ik namelijk erg goede herinneringen. Mij staat nog een prachtige oude uitvoering van de Academie of St. Martin in

the Fields bij. Misschien is dit iets minder oud dan de doorsnee ‘oude’ muziek. Het is niet te zwaar, maar wel verantwoord licht vertier. Ik dacht: daar moet ik naartoe! Aan welk Festival koestert u dierbare herinneringen? Ik herinner me nog levendig het Festival van 2004, toen Marco Beasley samen met Christina Pluhar en haar l’Arpeggiata een combinatie bracht van ‘echte’ klassieke muziek en volksmuziek. Beasley klinkt met zijn enorme bereik en specifieke stemgeluid zo anders dan de klassiek geschoolde zangstem. Daarmee was hij als geen ander in staat om de link te leggen tussen de ‘populaire’ en klassieke muziek. Dat bleek een onverwacht goede match.

festival oudemuziek utrecht OUT OF HANDEL’S SHADOW: SYMPHONIES VAN BOYCE Ensemble Cordia / Stefano Veggetti za 29 aug, 17.00 uur / Geertekerk

27


28

TEKST BEELD

MARCEL BIJLO VIA VITTORIO GHIELMI

DE MAGIE VAN HET OCHTENDCONCERT SPANNEND REPERTOIRE IN DE ELF UUR-REEKS

Spannend repertoire in de elf uur-reeks

DE MAGIE VAN HET OCHTENDCONCERT

Vittorio Ghielmi


DE MAGIE VAN HET OCHTENDCONCERT

Festivaldirecteur Frans de Ruiter zei het al in 1987: ‘Die oudemuziekdreun, dat zwelgen, daarin is ons festival uniek.’ Ook nu valt er in Utrecht volop te genieten. Tijdens de ochtendconcerten in TivoliVredenburg bijvoorbeeld, om elf uur in Hertz. Met het late concert van gisteren nog in je oren, hoor je verrassende muziek in intieme bezetting en met de nodige virtuositeit. Vier musici en ensembles vertellen hoe ze het vinden om hun concert om elf uur ’s morgens te doen. ELK UUR VAN DE DAG HEEFT ZIJN EIGEN KLEUR Samen met luitist Luca Pianca brengt gambist Vittorio Ghielmi een programma met Engelse grounds uit de zeventiende eeuw. De Engelsen hadden er een eigen naam voor, maar het variëren op een herhaald basthema was toch niet typisch Engels? Ghielmi: ‘De eerste vormen van passacaglia en ciaconna vind je al in de zestiende eeuw in Italië en vooral in Spanje. Diego Ortiz, die als eerste de mogelijkheden van de gamba echt benutte, was in dit opzicht een voortrekker. Het variëren over een basso ostinato verspreidde zich daarna over heel Europa en kwam dus ook in Engeland terecht.’ Vaak wordt gedacht dat het solistisch schrijven voor de basgamba een typisch Franse aangelegenheid is. Ghielmi: ‘Dat is een misverstand, de Engelsen waren er echt eerder mee. Iemand als Christopher Simpson, van wie we werk spelen op ons festivalprogramma, heeft daaraan een belangrijke bijdrage geleverd. De gamba was in Engeland een echt consortinstrument, dat gebruikt werd in ensembles waarin diverse formaten gamba samenspeelden. Maar het was juist de basgamba die naar voren kwam als soloinstrument. Die stukken van Simpson, en ook die van Tobias Hume, zijn heel virtuoos omdat beide componisten zelf meesters op de gamba waren. In hun divisions (variaties) gingen ze heel ver in bijvoorbeeld het gebruik van het hele bereik van de basgamba. De basgamba is in principe een laag klinkend instrument, maar je kunt ook in hoge posities

spelen en precies die techniek vind je in die Engelse muziek terug. Simpson en Hume waren lang niet de enige gambavirtuozen in Engeland. We spelen ook werken van minder bekende componisten als Daniel Norcombe en Anthony Poole. Zij gebruikten voor het eerst de mogelijkheid om tegelijk melodisch en harmonisch te spelen door meerdere snaren tegelijk aan te strijken.’ Tussen al het moois uit Engeland duiken in de bijt ook een paar vreemde eenden op. Allereerst een paar stukken die weliswaar Engelse titels hebben, maar door Ghielmi zelf zijn gecomponeerd. ‘Het repertoire is zo rijk dat er geen noodzaak is om ook zelf in die stijl te componeren. Toch wilde ik vanuit mijn eigen tijd een dialoog aangaan met die muziek. Daar is heel leerzaam, meer nog dan vrijuit improviseren op een Engelse ground. Dat levert muzikaal meestal niet al te veel op.’ Een interessant voorbeeld van Italiaans-Engelse kruisbestuiving is componist Carlo Zuccari. Ghielmi: ‘Deze Italiaan leefde in de achttiende eeuw, een tijd waarin er in Italië nauwelijks meer gamba werd gespeeld. Zijn leraar, Gasparo Visconti, was echter getrouwd met een Engelse die uit een familie kwam waarin nog altijd veel gamba gespeeld werd. Het lag voor de hand dat Zuccari voor haar een echt virtuoos gambastuk in Italiaans achttiende-eeuws idioom schreef. Daarnaast schijnt het dat de enige gamba die Antonio Stradivarius ooit heeft gebouwd voor haar bestemd is geweest.’ Hoe vindt Ghielmi het om zijn concert al om elf uur ’s morgens te geven? Speel je dan anders? ‘Elk uur van de dag heeft zijn eigen kleur. ’s Morgens speel je meer afgewogen, rustiger. Het publiek merkt dat. Zelf vind ik die Engelse grounds bijzonder geschikt voor de ochtenduren. De vastigheid van de basso ostinato brengt veel rust in de muziek. Een suite van Marais heeft dat minder, die zou ik niet zo gauw ‘s morgens spelen.’ ’S MORGENS IS IEDEREEN FRIS EN ALERT Les Basses Réunies, het ensemble van cellist en gambist Bruno Cocset, komt met een programma 29


DE MAGIE VAN HET OCHTENDCONCERT

foto: Rudi Wells

rond één van de merkwaardigste muzikale fenomenen van de zeventiende eeuw: Tobias Hume. Hun cd van dit programma is adembenemend mooi en laat horen dat Hume beslist geen doorsnee componist was. Cocset: ‘Hume was geen professioneel musicus: hij was soldaat in het Engelse leger. Zelf schreef hij dat hij door het leven was gehard, uit alleen zijn muziek bleek zijn ‘zachte’ kant. We weten niet wie hem gamba heeft leren spelen, maar als je ervan uitgaat dat hij zijn muziek in de eerste plaats componeerde om zelf te spelen, moet hij een ware virtuoos geweest zijn. Misschien was hij zelfs wel autodidact. Hij componeert soms dingen die je bij andere componisten absoluut niet tegenkomt.’ Hume komt dus niet voort uit de Engelse tradities aan het hof, waarin generaties componisten hun kennis en muzikale ideeën doorgaven. Is dat in Hume’s muziek te horen? Cocset: ‘De muziek is heel vrij, Hume trekt zich eigenlijk niets aan van regels. Dat zie je bijvoorbeeld aan zijn variaties op bekende melodieën: de vrijheid die hij daarbij neemt is enorm. Er zit veel humor in zijn muziek, maar zijn toon kan ook uitgesproken neerslachtig zijn. Hij zoekt de extremen, veel meer dan zijn tijdgenoten dat deden. Hij hoefde immers geen opdrachtgever te plezieren. Hume moet ook zelf een persoon van extreme gemoedstoestanden zijn geweest; dat kun je tenminste uit zijn muziek afleiden. Zijn uitspraak dat muziek zijn enige zachte kant laat zien, vind ik heel treffend. Een componist zegt dat natuurlijk nooit van zichzelf, maar Hume moet als soldaat veel ellende om zich heen hebben gezien. Daar word je hard en cynisch van. Het is jammer dat we relatief weinig van zijn leven weten.’ De drie strijkers van les Basses Réunies bespelen tijdens dit concert niet de gewone gamba maar de lyra-viol. Wat is het verschil? ‘De lyra-viol is een ty30

Fantasticus

pisch Engels verschijnsel,’ legt Cocset uit. ‘En als je het over dat instrument hebt, heb je het ook meteen over het repertoire dat erbij hoort. Het is te vergelijken met de viola bastarda in Italië, een instrument waar ik me ook intensief mee bezig houd. De lyraviol wordt gestemd als een akkoord, in de toonsoort van het stuk dat je speelt. De kam is wat platter dan die van de gamba: daardoor kun je meerdere snaren tegelijk aanstrijken en dus zowel melodie als begeleiding spelen. Ook is de lyra-viol daarom geschikt als begeleidingsinstrument bij liederen. We gebruiken nauwgezette reconstructies van Engelse instrumenten die een rijke klank hebben.’ Is het anders om een concert te spelen om elf uur ’s ochtends dan ‘s avonds? Cocset: ‘Ja, heel anders. Dat heeft ermee te maken dat het lichaam, zowel dat van de speler als dat van de luisteraar, ’s ochtends in een andere toestand verkeert dan ’s avonds. Alles is nog fris, je bent heel alert en dat heeft invloed op hoe je speelt en luistert. Ik ben eigenlijk wel een ochtendmens.’ MUZIEK ALS STERKE KOFFIE Violiste Rie Kimura uit Japan, cellist/gambist Robert Smith uit Engeland en klavecinist/organist Guillermo Brachetta uit Argentinië vonden elkaar in Nederland en vormden vijf jaar geleden ensemble Fantasticus. Dit jaar debuteren ze op het Festival met een programma vol Engelse muziek uit de zeventiende eeuw. Smith: ‘Onze naam is natuurlijk afgeleid van de stylus phantasticus, de virtuoze en inventieve stijl uit Italië. In Engeland is die stijl niet zo veel beoefend, maar je vindt, via buitenlandse musici die in Engeland werkten, er wel sporen van terug. Bij Nicola Matteis bijvoorbeeld, een Italiaanse vioolvirtuoos die in Londen werkte en van wie we


DE MAGIE VAN HET OCHTENDCONCERT

foto: via Les Basses Réunies

enkele stukken in ons programma hebben opgenomen. Hij deed dingen op zijn viool die de Engelsen echt nog nooit gehoord hadden. Ook de Engelsen hadden zelf hun virtuoze stijl. John Jenkins, van wie we een aantal stukken zullen spelen, kennen we het best van zijn consortmuziek, maar hij componeerde ook behoorlijk veel muziek voor één of twee violen met continuo. Hij koos voor de vorm van een fantasia-suite: een vrij openingsdeel met twee dansen erachteraan. Deze typisch Engelse vorm werd rond 1620 ontwikkeld door John Coprario en werd door vele componisten, onder wie ook William Lawes, overgenomen. De fantasia-suite werd later in de zeventiende eeuw verdrongen door de Franse suite en de Italiaanse sonate. In de muziek op ons programma zit de virtuositeit meer in de vloeiende lijnen dan in een spetterende notenregen die je in de Italiaanse muziek hoort. Ons programma heet ‘The excellence of hand’ en dat kenmerkt die Engelse stijl: het is hele delicate muziek.’ De drie leden van Fantasticus vonden elkaar tijdens hun studies aan Nederlandse conservatoria. Guillermo Brachetta: ‘Robert en ik speelden samen in een continuo en merkten dat het goed klikte tussen ons, zowel muzikaal als persoonlijk. Rie kenden we ook allebei: zij was een studiegenote en bleek uitstekend bij ons te passen. Daarmee was ons ensemble geboren.’ Robert Smith vult aan: ‘Dat vind ik mooi aan het muziekleven in Nederland: het is een smeltkroes. Iedereen vanuit de hele wereld komt hierheen om oude muziek te studeren en vindt elkaar in ensembles.’ Rie Kimura: ‘We spelen alledrie ook met andere groepen, maar als trio hebben we een hele speciale band. De instrumenten zijn gelijkwaardig. Als violiste ben ik dus zeker niet altijd de soliste.’ Over hun ochtendconcert is het ensemble goed te spreken. Brachetta: ‘Deze muziek is het equivalent

Les Basses Réunies

van een sterke kop koffie: ideaal voor de ochtend.’ Smith: ‘Deze muziek is intens en prikkelt de zintuigen net zoals sterke koffie dat doet. Ik heb nooit begrepen waarom ze in Nederland ook ’s avonds koffie drinken. Dan slaap je toch niet?.’ ıı

festival oudemuziek utrecht OUT OF HANDEL’S SHADOW: TRAVERSOSONATES VAN HANDEL Jan De Winne / Marco Testori / Aurélien Delage zo 30 aug, 11.00 uur / Leeuwenbergh SIMPSON: UPON A GROUND Ghielmi / Pianca di 1 sep, 11.00 uur / TivoliVredenburg, Hertz JOHN JENKINS: THE EXCELLENCE OF HAND Fantasticus wo 2 sep, 11.00 uur / Lutherse Kerk HUMES LIEFDE VOOR DE LYRA-VIOL Les Basses Réunies / Bruno Cocset vr 4 sep, 11.00 uur / TivoliVredenburg, Hertz

31


32

TEKST BEELD

JULES VAN DER LEEUW SUSANNA DRESCHER

INTIEM EN TIJDLOOS DICHTEPOS BENJAMIN BAGBY BRENGT BEOWULF TERUG NAAR UTRECHT

Benjamin Bagby brengt Beowulf terug naar Utrecht

INTIEM EN TIJDLOOS DICHTEPOS


BENJAMIN BAGBY .INTERVIEW

Wie in de middeleeuwen een heroïsch verhaal wilde vertellen, gebruikte daarbij muziek. Benjamin Bagby neemt ons als hedendaagse troubadour mee tijdens het Festival Oude Muziek terug in de tijd en laat met het elfdeeeuwse heldenepos Beowulf, dat hij 25 jaar geleden voor het eerst in Utrecht opvoerde, de kracht van de oude vertelkunst horen. Hwæt! We Gardena in geardagum, þeodcyninga, þrym gefrunon, hu ða æþelingas ellen fremedon. Luister! Wij hebben vernomen, welk een grootse macht de Speer-Denen, en de koningen van die natie, tentoon spreidden... Het epos verhaalt over Hrothgar, de koning van de Denen, die een groot, feestelijk banket ziet verrijzen ter gelegenheid van de dappere krijgers, die drinken en zingend feestvieren. Grendel, een woest monster dat al die menselijke opgewektheid niet kan verdragen, valt de nachtelijke feestgangers aan, eet de slapende krijgers op en zet anderen opzij voor zijn latere trek. Held Beowulf trekt ten strijde om het tij te keren en doodt Grendel in een bloedige eindstrijd. Tijdens zijn uitvoering trekt de Amerikaan Bagby met zijn stem alle registers open. Hij fluistert, mompelt, schreeuwt en zingt het oud-Angelsaksisch alsof het zijn moedertaal is. Daarbij begeleidt hij zichzelf op een zessnarige harp, een replica zoals de barden die in de middeleeuwen gebruikt moeten hebben. Belangrijk om te weten is dat het in de middeleeuwen niet zozeer ging om luisterplezier, maar bovenal om verhalen te vertellen, aan wie het maar horen wilde. ‘Beowulf is absoluut een belangrijk stuk,’ legt Bagby uit. ‘Het is vooral een historisch voorbeeld van een vertelling. Dat het tegenwoordig tot de literatuur wordt gerekend heeft twee redenen: ten eerste is dit het oudste overgebleven heldendicht in het OudEngels. Ten tweede is de tekst briljant opgebouwd

en uitgevoerd: complex en lang, vol bijzondere karakters, discussies, beschrijvingen, commentaar en lamentaties. Het is, zeker voor zijn tijd, buitengewoon veelzijdig.’ ONDERWERP VAN DISCUSSIE Over de datering van het manuscript van Beowulf lopen de meningen nog altijd uiteen. ‘We kunnen met zekerheid zeggen dat het manuscript uit de elfde eeuw stamt,’ zegt Bagby. ‘Maar dan blijft de vraag over: hoe oud is de tekst uit het manuscript? Het verhaal is waarschijnlijk opgeschreven in een scriptorium - ruimtes in een klooster waar monniken teksten en boeken schreven, want daar bevonden zich de enige mensen die konden schrijven. We weten echter niet of de tekst uit dezelfde tijd komt als het geproduceerde manuscript, misschien is die wel veel ouder. Mijn gevoel zegt dat dit zo ook is, al ben ik geen expert op het gebied van codicologie – de studie naar samengebonden manuscripten – of paleografie – het ontcijferen van oude handschriften en archiefstukken.’ De discussie rondom Beowulf is voorlopig nog niet geluwd, denkt de Amerikaan. ‘Met alle boeken over Beowulf kun je een kleine bibliotheek vullen. Deze discussie lijkt voor de meesten van ons iets elitairs, maar in de wereld van Germaanse talen en filologie – de tak van taalkunde die zich met dode talen bezighoudt – is deze tekst zeer belangrijk. Deze nogal theoretische discussie kan nog eeuwig gevoerd worden: hoe werd een honderden jaren oude tekst gedurende vele generaties mondeling overgedragen, waarschijnlijk ook door zangers uit verschillende gebieden, met uiteenlopende dialecten? We moeten op een of andere manier rekening houden met het dialect van de persoon die het verhaal uiteindelijk heeft opgeschreven. Maar het is bij wijze van spreken alsof je een Fries gedicht door iemand uit ZuidLimburg laat optekenen. Je begrijpt dat het erg lastig is om daar, een kleine duizend jaar later, uitspraken over te doen.’ Samen met taalkundig specialisten bestudeerde hij de uitspraak van het Oud-Engels uit Beowulf. ‘Het is 33


INTERVIEW.

foto: Hillary Scott

een ritmische taal met een even ritmische structuur,’ legt Bagby uit. ‘Daar heb ik veel over geleerd. We hebben het stuk langzaam opgebouwd met één, twee, drie en uiteindelijk zes tonen.’ Daarbij speelt hij op een harp, gebouwd op basis van een instrument dat gevonden werd in een Zuid-Duitse begraafplaats uit de zevende eeuw. ‘Dergelijke instrumenten werden gebruikt door verhalenvertellers uit die periode. Mijn instrument komt van de Zuid-Duitse harpbouwer Rainer Thurau. Nu speel ik op een ander, verbeterd instrument dan tijdens het Festival in 1990. Mijn nieuwe harp is stabieler en produceert meer klank. De stemming is steeds verder aangepast aan de muzikale ideeën van destijds, waarin de octaaf een constant interval was. Daarna volgt een perfecte kwint. Die stemming geldt voor vier van de zes snaren. Met de twee resterende snaren ben ik iets flexibeler, maar ook die stem ik in een perfecte kwint.’ Het was festivaldirecteur Jan Nuchelmans die Bagby 34

25 jaar geleden uitnodigde om een voorstelling te maken van Beowulf en die in het Festival Oude Muziek op te voeren. ‘Het paste goed bij een van de thema’s dat jaar: storytelling,’ zegt Bagby. ‘Het resultaat was een intieme opvoering in de crypte van de Pieterskerk. Het werd een dermate groot succes dat ik het stuk de afgelopen 25 jaar heb opgevoerd en steeds verder probeer te perfectioneren.’ Hoog tijd dus voor een reprise. Bagby werd in The New York Times geprezen om zijn Beowulf. Tot een doorlopende uitvoering van het gehele dichtepos is het nog nooit gekomen. ‘Die zou zo’n vijf uur duren. Dat betekent dat er dus keuzes moeten worden gemaakt. Iedere Beowulf is dan ook net weer anders van opzet en uitvoering.’ WARME, INTIEME SFEER Bagby probeert tijdens zijn concert een warme, intieme sfeer te creëren, alsof de toehoorders samen rond een haardvuur zitten. ‘Met die beleving wil ik terug


BENJAMIN BAGBY .INTERVIEW

naar de tijd van Beowulf. De sensatie van tijd was destijds anders: luisteren naar een lang verhaal was niet per definitie vervelend, zeker in een tijd zonder mobiele telefoons en computers. Voor iemand uit die periode zou onze moderne tijd een ware hel kunnen zijn.’ Bevat het elfde-eeuwse epos moderne wijsheden die ook tegenwoordig nog gelden? ‘Beowulf gaat over lessen over moed, vrijgevigheid en zelfopoffering,’ vertelt Bagby. ‘Het waarschuwt ook voor zaken die als minder prettig worden ervaren, zoals pochen over je eigen kracht en egocentrisme. Het epos stamt uit een maatschappij van krijgers, mannen die sterk en agressief waren en zo de top van de apenrots beklommen. Die eigenschappen meende ik laatst te zien terugkeren in een aankondiging van een managementtrainingscursus voor zakenlui: daarin werd Beowulf gebruikt om agressiever te worden in zakendoen. Daaruit maak ik op dat de betekenis van Beowulf vandaag de dag nog altijd opgeld doet.’ıı

festival oudemuziek utrecht BEOWULF Benjamin Bagby zo 30 aug, 15.00 uur / RASA

Ook voor lessen en ensembles oude muziek

fo

in Meer

.nl

UCK

Cursussen, workshops en opleidingen

35


ANDREA BRAUN SUSANNE VERMEULEN TEKST VERTALING

VOORT MET DE GAMBA ENGELSE CONSORTMUZIEK

Engelse consortmuziek

VOORT MET DE GAMBA Het ‘Darnley Portrait” van koningin Elizabeth I (schilder onbekend, ca. 1575)

36


VOORT MET DE GAMBA

Met een speciale serie concerten wordt tijdens het Festival Oude Muziek volop aandacht besteed aan de Engelse consortmuziek. Musici en ensembles vertellen ons wat hen fascineert aan dit geraffineerde genre. Wie aan Engeland denkt, krijgt waarschijnlijk eerst beelden voor ogen van plumpudding, rode telefooncellen en motregen. Engelse consortmuziek daarentegen roept in het bewustzijn van de gewone Europeaan doorgaans de reactie ‘doorlopen!’ op, hoewel deze muziek in de zestiende en zeventiende toch het centrale element van het culturele leven op het eiland was. Gambavirtuoos Christopher Simpson jubelt in 1667 in zijn Compendium of Practical Musick: ‘You need not seek Outlandish Authors, especially for Instrumental Musick; no Nation (on my opinion) being equal to the English in that way; as well for their excellent, as their various and numerous Consorts of 3, 4, 5, and 6 Parts made properly for Instruments; of all which … Fancies are the chief.’ Voor het ontstaan van deze voortrekkersrol was tijdens het regime van Henry VII (1485-1509) in de eerste plaats de emancipatie van grondbezittende adel, maar ook die van de welvarende burgers belangrijk. De economische opkomst van de burgerlijke aristocratie leidde ertoe dat een bredere kring geïnteresseerd raakte in de schone kunsten en zich hiermee bezig konden houden. Zij hadden de juiste instrumenten, en vooral de tijd om zich ermee bezig te houden. In 1509 volgde Henry VIII zijn vader op. Hij was een groot kunst- en muziekliefhebber die – geheel in overeenstemming met het heersende beeld van de ideale renaissance-edelman – zelf dichtte, componeerde, zong en meerdere instrumenten bespeelde. Door te volharden in zijn vrijpostige flexibiliteit ten opzichte van zijn echtgenote(s) veroorzaakte hij een breuk met de paus. Het gevolg was de stichting van de Anglicaanse kerk in de jaren 1530, die de tot dan toe in Engeland bloeiende kerkmuziek zeer sterk zou beperken. Zijn zoon Edward VI (1547-1553) deed

daar nog een schepje bovenop: enkel eenvoudige psalmzettingen werden toegestaan, dodelijk saai voor zowel componisten als musici. Die durfden zich echter niet tegen de beperkingen te verzetten: op elke Rooms-katholieke neiging stond de doodstraf. Terwijl de componisten op het continent zich dus nog bezighielden met motetten en miszettingen, zochten de Engelse musici noodgedwongen naar een uitlaatklep voor hun inspiratie en vonden die in instrumentale muziek – tekstloos, onverdacht en ideologisch neutraal. Toegegeven: eenvoudige, homofone dansmuziek leek hiervoor niet de juiste keuze. En zo ontstond binnen enkele decennia in Engeland een instrumentaal genre, dat naadloos op de voorgaande geestelijke vocale polyfonie aansloot en in raffinement en contrapuntisch niveau daarvoor niets onderdeed: de polyfone consortmuziek. De term consort is dubbelzinnig. Het lijkt hier te gaan om een enigszins vervormde aanpassing van het Italiaanse woord concerto. Het woord werd gebruikt als term voor een ensemble, maar ook voor de muziek die er werd gespeeld. In de loop van de zeventiende eeuw kwam hier nog de betekenis bij van een verzameling muziekstukken. Als benaming van een muzikale gebeurtenis – kortom: een concert – is het woord voor het eerst gebruikt in 1576, maar al in King Henry VIII’s Book (ca. 1510-1520) vindt men stukken muziek die consortmuziek genoemd zouden kunnen worden. Op het Europese continent stond genoteerde instrumentale muziek nog in de kinderschoenen. VERSCHILLENDE BEZETTINGEN Consorts bestonden in allerlei verschillende bezettingen. Er waren consorts met heel verschillende instrumenten, en met instrumenten uit dezelfde familie maar van verschillende grootte, zoals gamba- of blokfluitconsorts. Vandaag spreekt men in dit geval van whole consorts, en bij de eerste soort van broken consorts, hoewel er nauwelijks bewijs is voor het gebruik van deze termen uit die tijd. In de zestiende en zeventiende eeuw was het überhaupt niet gebruikelijk om precies vast te leggen met welke 37


do 3 sep, 22.30 uur CONSORTS: KAMERMUZIEK VOOR DE TUDORS

Mezzaluna / Peter van Heyghen & Paul O’Dette Wat er in zijn hof aan muziek werd gespeeld, kunnen we dankzij Henry VIII’s Book op z’n minst deels inschatten. Peter Van Heyghens blokfluitconsort Mezzaluna en luitist Paul O’Dette presenteren in hun programma het enige vijfstemmige stuk uit deze verzameling, gecombineerd met werken van andere componisten uit deze vroege periode van de Engelse consortmuziek. Daarbij belichten de musici ook het vermoedelijke repertoire van het eerste professionele blokfluitconsort, dat vanaf 1540 aan Henry’s hof aanwezig was. Vermoedelijk speelden zij ook Italiaanse muziek, want de vijf gebroeders Bassano die dit consort stichtten, kwamen uit Venetië. Ook klinkt muziek uit het Fitzwilliam Wind Manuscript (eind zestiende eeuw) en Paul O’Dette speelt luitwerken uit de Tudortijd, van Philip Van Wilder tot Daniel Bachelar. di 1 sep, 22.30 uur CONSORTS: JOHN JENKINS

Ensemble Masques Het programma van Ensemble Masques bevat consortrepertoire uit de zeventiende eeuw van Gibbons, Jenkins, Simpsons, Tomkins en Locke, in een bezetting van twee violen, twee gamba’s en orgel/klavecimbel: een broken consort-bezetting met Italiaans invloed. Ensembleleider Olivier Fortin: ‘Het Engelse consortrepertoire van de zeventiende eeuw is een wereld apart, heel anders dan de muziek van het continent. Altijd inventief, soms vreemd, speels, slim: het is een repertoire dat mij zeer dierbaar is.’ Hij benadrukt: ‘Ik heb altijd gevonden dat Engelse consortmuziek een hidden gem is die veel vaker gespeeld moet worden en die – bij lange na – niet de reputatie heeft die ze verdient.’ Ensemble Masques

foto: Davis Samyn

38

bezetting een stuk gespeeld moest worden, hoewel juist de Engelsen hier vaak opvallend precies in waren. Bij de vooral in de zeventiende eeuw geliefde broken consorts had men een voorkeur voor de tegenwoordig exotisch aandoende combinatie van diskantgamba, luit, citer-achtige instrumenten, basgamba en fluit. Voor de whole consorts van de zestiende eeuw was de viola da gamba het belangrijkste instrument. Rond 1515 schijnen gambisten uit Vlaanderen het Engelse hof te hebben bezocht, en eerder nog misschien een groep uit Italië. Kort daarop begon de zegetocht van de gamba in Engeland. Dat had er vooral mee te maken dat het instrument zeer populair werd als studie-instrument voor de koorjongens van de kathedralen, waardoor bijna alle musici – niet alleen de kerkmusici – gambamuziek gingen componeren. Tye, Tallis en Byrd zijn de bekendsten, en uit de jongere generatie Dowland, Gibbons en William Lawes. Ze componeerden werken waarin de verschillende partijen in zeer gecompliceerde contrapuntische en harmonische structuren werden vervlochten, waarmee deze composities hun tijd ver vooruit waren. Tijdens de regering van Elizabeth I (1558-1603) werd er ongelooflijk veel en ongelooflijk goede consortmuziek gecomponeerd. Het leeuwendeel daarvan werd overigens niet alleen door professionele gambisten gespeeld aan het hof en bij de adel, maar ook steeds meer door burgers, aan de colleges van Oxford en zelfs door advocaten in de pubs van Westminster. Dat is een belangrijk kenmerk van consortmuziek: het is niet in de eerste plaats luistermuziek, maar muziek om zelf te spelen, bij voorkeur in een intieme setting. Natuurlijk beheerste niet iedereen de gamba, en daarom waren ook blokfluitconsorts populair, en zelfs combinaties met meerdere toetsinstrumenten behoorden tot de gebruikelijke consortpraktijken. Een zangstem met gamba’s was ook een mogelijkheid, en met de bezetting van gamba’s met luit maakte Dowlands Lachrimae carrière. In de openlucht bestond er voorkeur voor de luidere blaasinstrumenten als cornetto’s en trombones, schalmeien of dulcianen. De instrumenten uit de vioolfamilie daarentegen leken in eerste instantie – met name


VOORT MET DE GAMBA

ma 31 aug, 22.30 uur CONSORTS: TOMKINS’ VOYCES & VIOLS

Hathor Consort & Pluto-Ensemble

aan het hof – alleen gebruikt te worden voor de lichtere, homofone (en zelden genoteerde) dansmuziek. Onder de voor het consort ontstane muzikale vormen was het In nomine één van de belangrijkste. Dit zijn stukken gebaseerd op een kort cantus-firmusmotief uit het Benedictus van een mis van John Taverner. Rond 1530 dook dit thema voor het eerst op in een tekstloze compositie, getiteld In nomine. In de daaropvolgende anderhalve eeuw schreven bijna alle componisten wel één of meer In nomines, meestal instrumentaal. Er zijn er tegenwoordig meer dan 150 bekend. Het is overigens een echt Engels fenomeen; op het continent bleef het In nomine onbekend. Vergelijkbaar verfijnde instrumentale werken waren daar in het midden van de zestiende eeuw echt nog toekomstmuziek. Andere typische consortvormen zijn de fantasia, en de in de zeventiende eeuw deels vanuit Europa overgewaaide dansvormen als allemande, pavan en galliard. Deze dansen werden vaak echter zo complex en geraffineerd gecomponeerd dat er niet meer op te dansen viel. Na de troonsbestijging van James I (1603) gebruikte men ook steeds meer dansmuziek voor de zogenaamde masques, die aan het hof werden opgevoerd: ook hier met consortbezettingen en -vormen. PURCELL Het einde van de polyfone consortmuziek kwam verbazingwekkend laat. Terwijl op het continent de monodie en basso continuo hun intrede deden en de polyfone gelijkwaardigheid moest wijken voor de dominantie van de bovenstem, hielden de Engelsen stevig vast aan hun democratische consortmuziek. Een van de laatste grote hoofdstukken werd in dit opzicht geschreven door Henry Purcell, die in 1680 nog diverse grootschalige fantasia’s componeerde, voor ook hij zich wijdde aan de grotere, moderne genres – denk aan het Te Deum uit 1694, waarin merkbaar is dat er een nieuw muzikaal tijdperk is aangebroken. In 1728 schreef de Engelse jurist en muziekhistoricus Roger North: ‘Whole volumes … are left, scarce ever to be made use of but either in ye Ayre for Kites or in ye fire for singeing pullets.’ ıı

‘Mij fascineert aan dit repertoire vooral dat we als gambaconsort een instrumentale wijze van spreken moeten vinden, om de tekst van de vocale muziek en het zingen op de instrumenten mee uit te drukken,’ verklaart Romina Lischka, leider van het Hathor Consort. Omgekeerd geldt dat natuurlijk ook voor de zangers van het Pluto-Ensemble, die op de gamba’s moeten reageren en deze klank in hun zang moeten inbedden. ‘Zo maken we samen één klanklichaam.’ Volgens Lischka kunnen luisteraars zich verheugen op dit concert met muziek van Tomkins, met name vanwege de bandbreedte aan mogelijke bezettingen: ‘Van driestemmige anthems, via instrumentale fantasia’s tot zevenstemmige anthems voor zangers en gamba’s. waarmee de luisteraar in een veelkleurige klankwereld wordt ondergedompeld. In dit programma gaat melancholie langzaam over in euforie.’ za 29 aug, 22.30 uur CONSORTS: DRIE KLAVIEREN

Skip Sempé, Pierre Hantaï, Olivier Fortin Een consort van drie klavierinstrumenten is vandaag een bijzondere combinatie, al schijnt die in de zestiende en zeventiende eeuw niet zo ongewoon te zijn geweest: een overzicht van alle instrumenten in het bezit van Henry VIII uit 1547 maakt melding van maar liefst 50 klavierinstrumenten. De bijzondere aantrekkingskracht van dit concert ligt zeker ook bij de drie musici die eraan deelnemen. De in New Orleans opgegroeide en in Parijs wonende Skip Sempé, Fransman Pierre Hantaï en de Canadees Olivier Fortin spelen niet voor de eerste keer samen. Met deze drie temperamentvolle musici wordt dit concert een bijzondere belevenis. Romina Lischka, Hathor Consort & Pluto-Ensemble

foto: Marleen Neelen

39


festival oudemuziek

KLEIN INTERVIEW

Utrecht even ‘het Mekka van het klavecimbel’

MEESTERLIJKE MASTERCLASSES Utrecht wordt gedurende het Festival Oude Muziek een tijdelijke dependance van de Italiaanse klavecimbel-school Piccola Accademia di Montisi. Topdocenten als Skip Sempé, Piere Hantaï en Bob van Asperen delen tijdens drie driedaagse masterclasses hun kennis en ervaring met de meest veelbelovende jonge talenten. Initiatiefnemer en instrumentenbouwer Bruce Kennedy is trots op de masterclasses, die studenten soms het ‘Mekka van het klavecimbel’ noemen. Alleen de beste musici doceren in een bescheiden middeleeuws complex in de heuvels van Toscane. Kennedy: ‘Als ik langs de openslaande deuren naar buiten kijk, dan zie ik in de verte de oude torens van Siena.’ Dat de Accademia naar het Festival komt, is volgens Kennedy het logische gevolg van het succes van deze zomerschool en zijn band met Nederland, waar hij tot 2002 woonde en werkte. ‘De afgelopen jaren hebben we studenten op bezoek gehad uit veertig landen, van Venezuela tot Zuid-Korea. Als instrumentenmaker ken ik het Festival in Utrecht al jaren. Het was niet meer dan logisch om ook daar deze prestigieuze klavecimbelcursus te houden. De Accademia heeft een unieke collectie instrumenten, waardoor op gepaste manier aandacht kan worden besteed aan allerlei muziekstijlen en -stromingen. ‘Werken van Girolamo Frescobaldi spelen we op een Italiaans instrument, Francois Couperin wordt uitgevoerd op een vroeg Frans klavecimbel en muziek van Jan Pieterszoon Sweelink op een Ruckers. Een optimale uitvoering van oude muziek vereist historische instrumenten, dat is belangrijk voor mij als muziekmaker. Ik wilde dan ook graag een verzameling aanleggen. Dat is gelukt en de huidige collectie van klavecimbels is een soort muzikale Ark van Noach.’ De Piccola Accademia is bescheiden van opzet, net als het middeleeuwse dorpje van slechts 350 inwoners. ‘Dat past ons goed,’ vertelt Kennedy. ‘Het is een unieke plek voor hoogkwalitatieve masterclasses door topdocenten. Dat gebeurt hier elke zomer in ons romaanse kerkje en ons castello, waar we genoeg ruimte hebben voor repetities. In de tuin zorgen we voor ontspanning en Italiaanse cuisine, waar een kok voor

40


festival oudemuziek

KLEIN INTERVIEW GEINTERVIEWDE

de inwendige mens zorgt. Deze rustige omgeving is ideaal, want hier is nauwelijks afleiding. In Utrecht zal juist het voordeel zijn dat de studenten zich volledig kunnen onderdompelen in het bruisende festival. Elke dag kunnen ze hun grootste idolen aan het werk horen en zoveel concerten meemaken als ze willen.’ Een niet onaanzienlijk deel van de bijzondere instrumentencollectie zal worden gebruikt tijdens het Festival Oude Muziek. ‘Niet alleen tijdens recitals en de masterclasses, maar ook bij andere concerten,’ legt Kennedy uit. ‘Een Vlaams klavecimbel naar Couchet van mijn hand wordt gebruikt door Bob van Asperen. Pierre Hantaï speelt op een Frans instrument naar Blanchet. Ook zal een instrument uit de collectie van wijlen Gustav Leonhardt in Utrecht te horen zijn.’ De van origine Amerikaanse instrumentbouwer hamert op het belang van een kwalitatief goed instrument, niet alleen voor uitvoeringen, maar ook voor studie. ‘Een slecht of zelfs middelmatig, ‘mechanisch’ instrument zal niet goed reageren op de inspanningen van de klavecinist. Je moet op zo’n instrument blijven pushen en dat kan je na een paar uur spelen volledig uitputten. Bij een kwalitatief goed, ‘muzikaal’ instrument zal de speler veel meer feedback krijgen van het instrument. Dat kan je juist nieuwe energie geven.’ Wie zich tot de echte jonge klavecimbeltalenten mag rekenen, mag tijdens het Festival masterclasses volgen. ‘Wij richten ons op de meest leergierige studenten die zich verder willen ontwikkelen in hun kunst,’ vervolgt Kennedy. ‘Iedere docent selecteert daarbij op basis van zijn eigen voorkeuren en eisen. Dat kan een aanbeveling zijn van een bekende docent, een opname van een uitvoering of een andere, overtuigende sollicitatie.’ Tijdens elke van de drie driedaagse masterclasses zullen zes tot zeven studenten zich onderdompelen in het Utrechtse muziekleven, concerten en inspiratie opdoen bij ontmoetingen met collega-klavecinisten. Dagelijks zal er zo’n vijf à zes uur worden gemusiceerd. De ochtendsessies zijn toegankelijk voor publiek. En dat worden bijzondere sessies, want geen van de drie meesters die we hebben weten te strikken om deze masterclasses te geven, doceert momenteel aan een conservatorium. Een unieke kans voor het publiek om deze sessies bij te wonen! Jules van der Leeuw

festival oudemuziek utrecht PICCOLA ACCADEMIA DI MONTISI 28 aug-5 sep, 09.00-12.00 uur / Paushuize Skip Sempé (28-30 aug) Pierre Hentaï (31 aug-2 sep) Bob van Asperen (3-5 sep)

41


HENK DEKKER TEKST

DE ENGELSE VIRGINALISTEN HET VERHAAL VAN HET VIRGINAAL

Het verhaal van het virginaal

DE ENGELSE VIRGINALISTEN Familieportret van Pierre de Moucheron met virginaal (Anoniem, 1563).

42


DE ENGELSE VIRGINALISTEN

Het virginaal was al vanaf de vijftiende eeuw in verschillende Europese landen populair en werd ook in Engeland zeer geliefd. Tijdens het komende Festival Oude Muziek is een hele reeks concerten gewijd aan het repertoire van geliefde virginalisten als Byrd en Gibbons, waarin topmusici als Bob van Asperen, Pierre Hantaï en Laurent Stewart hun favoriete componisten uitlichten. In de tweede helft van de zestiende eeuw ontstond er in Engeland in het repertoire voor toetsinstrumenten een scheiding tussen orgel- en klavecimbelmuziek. De laatste veroverde steeds meer een zelfstandige plaats in het spectrum van de klaviermuziek. Het instrument bij uitstek in dit genre: het virginaal. De term virginaal is waarschijnlijk afgeleid van het woord virgula, dat ‘dokje’ betekent. Dit is het houten staafje, rustend op het uiteinde van de toets, waarin zich het kieltje bevindt waarmee de snaren van het virginaal worden aangetokkeld. Het virginaal is een rechthoekig instrument, heeft een enkel snarenkoor en is (doorgaans) als achtvoet gestemd. De virginalen die slechts een viervoetregister (een octaaf hoger klinkend) hadden – de zogenaamde ‘octaafvirginalen’ – werden behalve als begeleidingsinstrument ook in samenspel met het achtvoetsinstrument gebruikt. Als koppel, als één instrument gebouwd, vormden ze het zogenaamde ‘moeder-en-kindvirginaal.’ Beroemd waren de virginalen van de Ruckers-familie uit Antwerpen, maar later werden ook in Engeland dergelijke instrumenten gebouwd. Uit de werkplaats van de familie Ruckers kwamen ook klavecimbels met een acht- en een viervoet. In het begin van de zeventiende eeuw werden ook uit Italië klavecimbels geïmporteerd met één of twee achtvoeten. De benaming ‘virginaalmuziek’ werd een verzamelnaam voor de muziek van de groep componisten die de ‘virginalisten’ werden genoemd. De bloeitijd van het virginaalrepertoire bestrijkt de periode van William Byrd (1542-1623) en leidt ons via de latere

John Bull, Orlando Gibbons, Peter Philips, Giles Farnaby tot aan Thomas Tomkins, die stierf in 1656. Deze componisten schreven overigens net zo lief voor klavecimbels en andere grotere klaviertypes. BRONNEN Er zijn meerdere belangrijke bronnen voor het repertoire van de Engelse virginalisten. My Ladye Nevells Book (1591) met daarin 43 composities van William Byrd en Parthenia or Maydenhead of the first musicke that was ever printed for the virginals (16121613) met 22 stukken van William Byrd, John Bull en Orlando Gibbons (de zogenoemde three famous Masters) bijvoorbeeld. Dan is er het beroemde Fitzwilliam Virginal Book, genoemd naar het gelijknamige museum in Cambridge waar het manuscript zich bevindt, met een collectie van 209 stukken van alle groten uit deze periode (onder wie de Nederlander Sweelinck). Ze werden overgeschreven door Francis Tregian, die van 1609 tot zijn dood in 1619 opgesloten zat in de Londense Fleet-gevangenis en als tijdverdrijf de muziek kopieerde die zijn vrienden hem brachten. Een ander belangrijk manuscript is Benjamin Cosyn’s Virginal Book (1605-1622) met 98 werken van onder meer Byrd, Bull en Gibbons. Genres die in deze periode tot bloei kwamen waren de fantasia (fancy) de (lied-)variaties en de dansen zoals de coranto, almand, pavan, galliard en jigg. De kunst van het variëren en omspelen – de zogenaamde ‘diminuties’ – werd in al deze vormen toegepast. WILLIAM BYRD Van de drie ‘Famous Masters,’ zoals ze in Parthenia worden genoemd, behoorde William Byrd (1542-1623) tot de eerste generatie virginalisten. Hij ontwikkelde de fantasia tot een stuk met verschillende secties dat, na een begin met contrapuntische imitaties, via een afwisseling van canzona-, toccata- en danselementen eindigt met passages met versierde akkoorden. Zijn variatiekunst komt vooral tot uiting in zijn liedvariaties op één melodie, zijn grounds (met meer melodieën boven een ostinato 43


DE ENGELSE VIRGINALISTEN

festival oudemuziek utrecht VIRGINALISTEN: GIBBONS EN DOWLAND Laurent Stewart za 29 aug, 13.00 uur / Lutherse Kerk In onze reeks virginalisten steken we van wal met de grote dichter onder de klavecinisten van vandaag: de Fransman Laurent Stewart. We horen klaviermuziek van Orlando Gibbons, Gentleman of the Chapel Royal onder James I en organist van Westminster Abbey. Gibbons’ meerdelige polyfone fantasia’s klinken naast dansen die zijn typische, melodieuze signatuur dragen. Van Dowland horen we bewerkingen die een tijdgenoot van zijn melancholische luitstukken maakte. VIRGINALISTEN: DRIE KLAVIEREN Skip Sempé, Pierre Hanta & Oliver Fortin za 29 aug, 22.30 uur / TivoliVredenburg, Hertz Memorabele consortmuziek in een zeldzame, maar destijds courante samenstelling: die van het whole consort met meerdere klavierinstrumenten. Sempé, Fortin en Hantaï: met drie musici van dit kaliber samen op het podium wordt er gemusiceerd op het scherpst van de snede. Dit wordt een super-de-luxe concert, waarin twee klavecimbels en een virginaal samen klinken in een genereuze bloemlezing – van spetterend vuurwerk tot ingetogen pavanes – uit het klavierrepertoire van de Tudor-tijd. VIRGINALISTEN: JOHN BULL Bob van Asperen zo 30 aug, 13.00 uur / TivoliVredenburg, Hertz Doctor Bull – hij promoveerde in Cambridge – werkte bij de Chapel Royal van Elizabeth I, en werd onder James I muziekleraar van de kinderen van de koning. Toch vluchtte hij in 1613 ‘without licence’ naar het vasteland, om nooit meer naar Engeland terug te keren. Bull ging werken bij de Oostenrijkse landvoogd Albrecht in Brussel, en werd later organist in Antwerpen. Hij leerde Sweelinck kennen; een van Bulls fantasia’s is zelfs gebaseerd op een thema van de Nederlander. Bob van Asperen presenteert een persoonlijke bloemlezing uit Bulls oeuvre.

44

bas) en verschillende dansvormen, zoals variaties op de populaire, uit Italië afkomstige passamezzo moderno en de pavans en galliards. JOHN BULL De twintig jaar later geboren John Bull (1562-1628) was organist in de Londense Chapel Royal, maar verliet Engeland – als Rooms-katholiek – om religieuze redenen. Nadat hij eerder bij een ongetrouwde vrouw een kind zou hebben verwekt, vluchtte hij vanwege beschuldigingen van overspeligheid. Hij reisde door Frankrijk, Duitsland en uiteindelijk de Nederlanden, waarna hij in 1613 in Antwerpen neerstreek en werd gevierd als muzikaal virtuoos. Zijn muziek valt op door de hoge technische eisen die er aan de speler worden gesteld. Naast fantasia’s, preludes, variaties op liedthema’s en de populaire passamezzo vormen zijn pavans en galliards het hoogtepunt van zijn oeuvre. Daarbij zijn de namen van sommige pavans (Melancholy Pavan, Fantastic Pavan) illustratief voor de expressiviteit en de specifieke sfeer van deze stukken. Interessant zijn de drie fantasia’s op het hexachord – een groep van zes opeenvolgende tonen – waarvan speciaal de ‘chromatische’ fantasia vragen oproept over de gebruikte stemming: in dit stuk komen zowel een cis, dis, gis en fis als ook een des, es, as en ges voor, naast een incidentele eis en ces. In de destijds gangbare (niet-getempereerde) stemming zal dit gruwelijk vals geklonken hebben. Wellicht schreef Bull dit stuk voor een klavecimbel met 12 tonen in het octaaf – met de zogenaamde gespleten boventoetsen – een instrument waarover Praetorius al enthousiast had geschreven in zijn Syntagma Musicum. ORLANDO GIBBONS Van de derde ‘Famous Master’ Orlando Gibbons zijn 45 stukken overgeleverd. Zijn fantasia’s tonen duidelijk minder contrast en afwisseling dan die van Byrd, maar hun grote kracht ligt in de zogeheten unending melody: één muzikaal gegeven dat steeds opnieuw wordt gebruikt en zich verder ontwikkelt. Met name Gibbons’ pavans en galliards vallen op door de lange


DE ENGELSE VIRGINALISTEN

melodische lijnen, met als hoogtepunt The Lord of Salisbury his Pavin. In zijn variatiewerken bereikt hij echter niet de vindingrijkheid van Byrd en Bull. GILES FARNABY Giles Farnaby (ca. 1560-1640) valt met zijn liedvariaties vooral op door korte, levendige thema’s die ontleend zijn aan de volksmuziek. Bij hem geen contrapuntische verwerking van motieven, maar virtuoos passagewerk met octaafsprongen, gebroken akkoorden, snelle arpeggio’s, trillers en sprongen in de linkerhand. Hij was in Engeland een van de eersten die, samen met Bull, gebruik maakte van deze bravoure-effecten. In zijn fantasia’s, die uit enkele secties bestaan, ontbreekt echter de eenheid en vindingrijkheid van Byrd. THOMAS TOMKINS Van de laatste der virginalisten, Thomas Tomkins (1572-1656), zou men de stijl anachronistisch kunnen noemen. Hoewel hij al zijn tijdgenoten overleefde en tot op hoge leeftijd bleef componeren, zijn zowel zijn liturgische stukken (In nomines en misereres) als de fancies, liedvariaties en de pavans en galliards geschreven in de quasi-polyfone stijl die herinnert aan die van zijn voorgangers. Maar Tomkins was dan al op leeftijd toen hij aan het componeren van zijn klavierwerk toekwam. Tot 1642 was Tomkins koormeester van de kathedraal in Worcester en organist in de Chapel Royal. Door de Engelse burgeroorlog en de val van de koning raakte Tomkins zo goed als werkloos. Hij vond een uitlaatklep met het schrijven van klaviermuziek, puur voor zijn eigen plezier. Zijn dood in 1656 betekende het einde van het tijdperk der virginalisten. ıı

VIRGINALISTEN: GILES FARNABY Catalina Vicens do 3 sep, 13.00 uur / Lutherse Kerk Farnaby werkte niet aan het hof en zijn muziek werd niet in chique druk uitgegeven. Begrijpelijk, want Farnaby was… timmerman. Hoe is dan te verklaren dat een zesde van het Fitzwilliam Virginal Book uit muziek van Farnaby bestaat? Een hypothese: het manuscript werd samengesteld door Francis Tregian, die jaren in gevangenschap leefde omdat hij Rooms-katholiek was. Farnaby zocht hem op om zijn klavecimbel te onderhouden en deed hem daarbij zijn eigen poëtische muziek cadeau. VIRGINALISTEN: THOMAS TOMKINS Carole Cerasi vr 4 sep, 13.00 uur / Lutherse Kerk Thomas Tomkins schreef de meeste van zijn klavierwerken tijdens zijn oude dag. Het uitbreken van de burgeroorlog in 1642 maakte een einde aan zijn koormeesterschap in de kathedraal van Worcester. Het schrijven van pavans, grounds en fancies, puur voor zijn eigen plezier, was alles dat hem in zijn laatste jaren nog restte. Carole Cerasi is de ideale uitvoerder voor dit intieme repertoire. VIRGINALISTEN: WILLIAM BYRD (I) Ursula Dütschler za 5 sep, 13.00 uur / Lutherse Kerk De belangrijkste revolutie van William Byrd betreft misschien wel zijn klaviermuziek. Vóór Byrd werden op het klavecimbel vooral eenvoudige dansen en bewerkingen van vocale muziek gespeeld, maar de ‘father of Musicke’ emancipeerde het instrument. De revolutie zit vooral in het conceptuele en idiomatische denken: de inhoud en de mogelijkheden van het instrument bepalen de vorm. De mooiste voorbeelden hiervan vindt men in het Fitzwilliam Virginal Book, waaruit klaveciniste Ursula Dütschler een keuze maakt. VIRGINALISTEN: WILLIAM BYRD (II) Aapo Häkkinen zo 6 sep, 13.00 uur / Lutherse Kerk Het is aan het klavier dat William Byrd een opmerkelijke eigen taal ontwikkelde. Veel van zijn jongere tijdgenoten imiteerden zijn stijl, maar misten het inventieve en intellectuele vermogen om Byrds retorische en virtuoze gelaagdheid te evenaren. De Finse klavecinist Aapo Häkkinen koos Byrds gerijpte fantasia’s en pavans uit de eerste decennia van de 17de eeuw. 45


HUUB VAN DER LINDEN

CURSUS SEMIOLOGIE

TEKST BEELD

CURSUS SEMIOLOGIE FASCINATIE VOOR OUDEMUZIEKNOTATIE

Fascinatie voor oudemuzieknotatie

Eton Choirbook, Eton College Ms 178, 15e eeuw

46


FRANCESCO LUISI .INTERVIEW

Semiologie – de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van tekens – is het vakgebied waarop de Italiaanse hoogleraar musicologie Francesco Luisi zich heeft gespecialiseerd. Tijdens het Festival Oude Muziek geeft hij een vijfdaagse cursus voor gevorderde geïnteresseerden.

eeuwse klassieken, maar is helemaal niet van toepassing op oudere muziek. Muzieknotatie kent een lange geschiedenis die begint bij de notatie in neumen en elk tijdsvlak tot aan de klassieken kende zijn eigen regels en gebruiken. Daaruit volgt dat de oude notatie niet gecompliceerd is, maar eenvoudigweg in overeenstemming met de muziek die ze noteert.’

Voor iemand die de notatie van vocale muziek uit de vijftiende en zestiende eeuw voor het eerst ziet, kan het wel geheimtaal lijken, met al die ligaturen en vreemde tekens. U werkt al jaren met dit repertoire, maar kunt u zich uw eerste stappen nog herinneren? ‘Ongetwijfeld is de eerste kennismaking met mensuraalnotatie wat traumatisch: vanwege de vele grafische patronen die in de moderne notatie geen evenknie hebben, begrijp je meteen dat je niet de juiste middelen hebt om de muziek te kunnen lezen. De afwezigheid van maatstrepen en een ‘horizontale’ en gescheiden notatie van de stemmen bemoeilijkt bovendien een overzicht van het geheel, iets waar we de door de partituurvorm al sinds de zeventiende eeuw aan gewend zijn geraakt. Ook ik was geschokt toen ik voor de eerste keer een polyfoon muziekstuk uit de renaissance bestudeerde. Maar daar moet ik aan toevoegen dat juist die sensatie het verlangen naar kennis voedt. Het is fascinerend om de oude notatie door middel van een moderne editie bruikbaar te kunnen maken, maar nog meer fascineert het mij de interpretatie van die notatie zelf te kunnen bevorderen.’

Het maken van een editie impliceert een heel intense interactie met een muziekstuk of een repertoire. Kan juist het maken van een editie of transcriptie de ogen (of de oren) openen voor nieuwe inzichten? ‘Bij het maken van een editie komen veel problemen met de interpretatie van de notatie kijken. Over het algemeen neigt iemand die een editie maakt tot vereenvoudiging en uniformisering in een poging de oude notatie bruikbaar te maken. Dat is verdedigbaar, maar niet zonder gevaarlijke gevolgen. Na vijftig jaar transcripties te hebben gemaakt ben ik er eerlijk gezegd van overtuigd geraakt dat een moderne editie aan de ene kant de toegang tot de oude muziek bevordert, maar aan de andere kant schadelijk is voor een correcte uitvoeringspraktijk. In mijn optiek is het rechtstreeks lezen van de mensurale notatie in haar oorspronkelijke vorm noodzakelijk om tot een interpretatie te komen, op voorwaarde dat de hedendaagse uitvoerder grondig met de betekenis ervan bekend is.’

Voor ons kan mensuraalnotatie wel eens opzettelijk gecompliceerd lijken, maar daarmee verliezen we misschien de ideeën die eraan ten grondslag lagen uit het oog. ‘Het idee dat de notatie opzettelijk gecompliceerd is, is misleidend. In werkelijkheid is ze dat alleen in relatie tot onze eigen kennis. Wij zijn gewend notatie te beschouwen als het perfecte uitdrukkingsmiddel van de muzikale ideeën van de componist. Dat is misschien zo sinds de negentiende-

Wat voor aanpak gebruikt u wanneer u lesgeeft? Zijn de methodes van de traktaten uit de tijd voor het leren van de notatie nog nuttig? ‘Ik vind dat transcriptiehandleidingen overbodig zijn. Daarom heb ik, hoewel ik al jaren het vak muzieknotatie aan de universiteit onderwijs, nooit zelf een handleiding willen publiceren. Mijn aanpak van het materiaal richt zich op verschillende dingen: rechtstreekse uitleg en het gebruik van de originele theoretische bronnen. Voor deze cursus zijn de traktaten uit die tijd, beginnend met Gaffurius, en vervolgens Aaron, Lanfranco, Zarlino, Glareanus, Finck en anderen mijn referentiepunt.’ 47


INTERVIEW. FRANCESCO LUISI

De term ‘semiologie’ in de titel van de cursus suggereert dat de ‘leer van de tekens’ kan helpen om mensuraalnotatie en ideeën erachter te begrijpen. ‘Het concept van de semiologie vloeit voort uit een grondige analyse van de semiografie, ofwel het notatiesysteem zelf. Het muziekschrift drukt zowel absolute als relatieve notenwaardes uit. Sommige ritmische patronen kunnen op verschillende manieren worden genoteerd: met de verschillende notenwaarden die binnen mensuraalnotatie voorkomen, of door gebruik te maken van specifieke tekens, zoals ligaturen, coloratie (‘zwarte,’ ‘witte’ en ‘rode’ notatie), hemiolen en andere ritmische proporties. In alle gevallen is de oplossing in moderne notatie echter dezelfde. Daaruit volgt dat in een transcriptie de oorspronkelijke nuances die inherent zijn aan de notatie onvermijdelijk verloren gaan.’ In recente jaren waren de criteria waarmee kritische edities worden gemaakt steeds onderhevig aan verandering: halvering van notenwaardes of niet, maatstrepen, oude of moderne sleutels... Hoe staat u ten opzichte van deze keuzes? ‘Op basis van mijn ervaring ben ik tot een eigen idee over moderne transcripties gekomen dat, met instemming van een internationaal comité, nu in de nieuwe nationale Palestrina-editie wordt toegepast. Elk van zijn werken wordt in drie verschillende versies gepubliceerd: een moderne versie in partituurvorm, met moderne sleutels, maten, en originele notenwaardes; een facsimile die de eerste, oorspronkelijke editie reproduceert, en een semidiplomatische transcriptie die moderne notatie met oude sleutels gebruikt, zonder maten en moderne maatsoorten, maar ondersteund door de partituurvorm die het lezen van het geheel vergemakkelijkt. Het is mijn bedoeling om de uitvoerende naar het lezen van de oorspronkelijke notatie te leiden, met als enige concessie een verticale blik op de contrapuntische constructie.’

Tijdens het Festival verzorgt u een vijfdaagse cursus, die de deelnemers afsluiten met een eigen kleine kritische editie. Kunt u een idee geven van de opzet van de cursus? ‘Een cursus notatiekunde in vijf dagen kan niet alles behandelen. Mijn bedoeling is om de verschillende soorten problemen te introduceren en middelen aan te reiken die nuttig zijn om deze problemen op een correcte manier te benaderen. Over het algemeen is degene die dit soort cursussen volgt al bekend met het polyfone repertoire, maar voert hij of zij de muziek met gebruik van moderne edities. ıı

festival oudemuziek utrecht Voor de cursus Semiologie zijn nog enkele plaatsen beschikbaar. Deze vijfdaagse cursus kunt u meemaken tegen gereduceerd tarief: in plaats van € 250 is het cursustarief verlaagd naar € 125. CURSUS SEMIOLOGIE za 29 aug t/m wo 2 sep / 9.30-12.30 uur

48


nporadio4.nl 0115003 NPO Adv. Radio 4 Tijdschrift Oude Muziek .indd 1

49

11-06-15 14:26


SUSANNE VERMEULEN TEKST

HET GOUDLAKENKAMP EXTRAVAGANTE ONTMOETING TUSSEN HENRY VIII EN FRANร OIS I

Extravagante ontmoeting tussen Henry VIII en Franรงois I

HET GOUDLAKENKAMP Henry VIII tijdens een toernooi

50


HET GOUDLAKENKAMP

In 1520 troffen de Engelse koning Henry VIII en de Franse koning François I elkaar voor diplomatiek overleg in het extravagante Goudlakenkamp. Hun ontmoeting werd luister bijgezet door talloze muzikale opvoeringen, waaronder een grootse mis met muzikanten uit beide landen. Tijdens hun concert in het Festival Oude Muziek reconstrueert Ensemble Doulce Memoire dit muzikale hoogtepunt. Wat was de aanleiding voor deze buitensporigheid? Na de dood van zijn Habsburgse grootvader Maximiliaan I werd Karel V, op dat moment reeds koning van Spanje en hertog van Bourgondië, op 28 juni 1519 door de Duitse keurvorsten gekozen tot keizer van het Heilige Roomse Rijk. Door deze samensmelting van twee Europese polen ontstond een nieuwe grootmacht, die met name door de Franse koning François I met argusogen werd bekeken. Op initiatief van de Engelsen werd in 1518 het Verdrag van Londen, een niet-aanvalsverdrag, getekend door Frankrijk, Engeland, het Heilige Roomse Rijk, Spanje, de pauselijke gebieden, Bourgondië en de Nederlanden. Deze Europese ‘unie’ was een reactie op de groeiende macht van het Ottomaanse rijk in het oosten. Maar François beschouwde de verkiezing van Karel V als een rechtstreekse aanval op Frankrijk, tegen dit verdrag in. Wellicht speelde mee dat hij zichzelf voor de keizerstroon verkiesbaar had gesteld en zelfs had geprobeerd de keurvorsten om te kopen, wat niet had mogen baten. Des te erger: Frankrijk werd nu aan drie kanten omringd door het Habsburgse Rijk en dat zinde hem niets. François zocht steun bij Engeland, op dat moment nog geen grootmacht, maar cruciaal gelegen: wanneer de Engelsen een verbond zouden sluiten met de Habsburgers, zou Frankrijk aan álle kanten door vijanden worden omringd. De Engelsen verkeerden echter in dubio. De Spaanse echtgenote van Henry VIII, Catharina van Aragon, zag een verbond met het Habsburgse Rijk wel zitten: Karel V was haar neef. Ook was het Habsburgse

Rijk een belangrijke handelspartner, een argument waar ’s konings adviseur kardinaal Thomas Wolsey niet ongevoelig voor was. Toch werd er besloten een Engels-Franse alliantie aan te gaan. Er werd een huwelijk gearrangeerd tussen de dochter van Henry en Catharina, de op dat moment tweejarige Mary Tudor en de Franse Dauphin François III, nauwelijks één jaar oud. Om deze feestelijke verbintenis kracht bij te zetten werd een ontmoeting gearrangeerd tussen Henry VIII en François I. Bij Balinghem, niet ver van Calais (destijds Engels grondgebied), werd een tentenkamp opgericht waar beide koningen hun intrek namen. Ze probeerden indruk op elkaar te maken door alle mogelijke pracht en praal tentoon te spreiden, hoewel deze wedijver niet bevorderlijk was voor de onderlinge verhoudingen. GOUDLAKEN EN FLUWEEL Maar liefst vierhonderd tenten voor hoge gasten werden neergezet, en nog eens 2.800 voor lagere gasten en personeel. Ook waren er open ruimtes voor toernooien en andere spelen. De tentdoeken werden beschilderd zodat ze van steen leken, en de daken alsof ze met leien waren belegd. De tenten – en ook de gasten – werden bekleed met zoveel goudlaken (een geweven zijden stof met gouddraad erdoor) en fluweel, dat dit het Goudlakenkamp werd genoemd. Het ‘paleis’ dat voor de Engelse koning werd opgericht was 10.000 vierkante meter groot. Er spoot wijn uit de fonteinen en de hoeveelheid voedsel die erdoor ging moet verbluffend geweest zijn. 24 trompetters begeleidden de gerechten die aan de Engelse vorst werden gepresenteerd. Het gevolg van Henry VIII en zijn echtgenote Catharina van Aragon bestond uit ruim 5.000 mensen en bijna 3.000 paarden. De twee koningen ontmoetten elkaar voor de eerste maal op 8 juni 1519. De dagen erna werden er toernooien georganiseerd waaraan ook beide vorsten deelnamen. Kroniekschrijver Edward Hall (1495/81547) liet een uitgebreid verslag na van de gebeurtenissen. Dankzij Hall weten we bijvoorbeeld dat op 11 juni de Franse koning met de Engelse koningin 51


HET GOUDLAKENKAMP

Steekspel (Paulus Hector Mair)

kwam dineren, en ontvangen werd door onder anderen kardinaal Wolsey, de hertogen van Buckingham, Suffolk en de graaf van Northumberland, allen gekleed in goudlaken, fluweel en zijde. De Franse koning zelf was magnifiek gekleed in fijne zijde, bezet met edelstenen en parels. Na het diner was er tijd voor dansen, maar niet voordat de Franse koning van het ene naar het andere eind van de zaal was gegaan, met zijn hoed in zijn hand en onderweg alle dames kussend – behalve een paar die te oud en te lelijk waren. Koning Henry VIII dineerde ondertussen met de Franse koningin. Op 12 juni ontmoetten de beide koningen elkaar met hun manschappen voor een steekspel te paard, allemaal schitterend gekleed en in volledig harnas. François I was zeer behendig, al was het Henry VIII die de meeste lansen brak. MUZIEK ALS MARKETINGTOOL Muziek als marketingtool vormde een belangrijk onderdeel van het programma. De beste musici uit

Het Goudlakenkamp (Anoniem, ca. 1545)

52

beide landen volgden hun vorsten op de voet. Als geen ander realiseerde Henry VIII zich het belang van muziek als ‘marketingtool.’ Er waren trompetters en herauten, maar over andere musici vermeldt Hall helaas weinig. Op zaterdag 23 juni werd het evenement groots afgesloten. Een grote, mooi ingerichte kapel werd geheel op kosten van Henry VIII opgezet, versierd met heiligenbeelden en relieken. De kardinaal leidde de mis en de kapellen van beide koningen zongen beurtelings. Volgens Hall was het ‘hemels’ om naar te luisteren. Tijdens het Festival Oude Muziek Utrecht reconstrueert ensemble Doulce Mémoire onder leiding van Denis Raisin Dadre deze mis door delen van missen van Engelse en Franse componisten te combineren. Voor het Engelse aandeel kozen ze voor de Missa Benedicta van de op dat moment zo’n vijfendertigjarige Nicholas Ludford (ca. 1485-ca. 1557). Ludford representeert hiermee de jongere generatie Engelse componisten, waartoe ook de grote John


HET GOUDLAKENKAMP

Tentontwerp voor het Goudlakenkamp (Anoniem, ca. 1519)

Taverner (1495-1545) behoorde. In de omvangrijke muziekcollectie van Henry VIII bevinden zich meerdere missen van Ludford. Ook Claudin de Sermisy, door Doulce Mémoire gekozen als de componist van de Franse kant, behoorde tot de jonge generatie. Sermisy reisde in 1515 in het gevolg van François I naar Italië, en vermoedelijk was hij in 1520 in het Goudlakenkamp als zanger aanwezig in de kapel van de Franse koning, die mogelijk onder leiding stond van Jean Mouton. Sermisy’s vijfstemmige Missa Quare fremuerunt gentes, dat in het Agnus Dei zelfs wordt uitgebreid tot achtstemmig, zal perfect geschikt zijn geweest voor zo’n grote gebeurtenis. Op 24 juni namen de twee koningen afscheid en gingen elk huns weegs. Het Goudlakenkamp maakte grote indruk op de mensen die erbij waren geweest en de bewoners van de omliggende landen, maar had politiek gezien uiteindelijk bijzonder weinig effect. Henry VIII en François I konden elk de bodem van hun schatkist zien en Henry zocht

vrijwel meteen contact met Karel V. Slechts enkele maanden later brak de Italiaanse Oorlog uit tussen het Habsburgse Rijk en Frankrijk, waarin Engeland zich in 1522 mengde. ıı

festival oudemuziek utrecht EEN MIS VOOR DE VREDE Doulce Memoire / Denis Raisin Dadre vr 4 sep, 17.00 uur / Pieterskerk

Henry VIII & François I

53


54

TEKST BEELD

HINKE BEEKMAN JENS HAENTZSCHEL

STEPHAN MACLEOD HET AANPASSINGSVERMOGEN VAN THOMAS TALLIS

Het aanpassingsvermogen van Thomas Tallis

STEPHAN MACLEOD


STEPHAN MACLEOD .INTERVIEW

Met hun slotconcert op zondag 6 september licht Stephan MacLeod en zijn Gli Angeli Genève alvast een tipje van de sluier op voor volgend jaar. Tijdens het Festival in 2016 komen ze terug als artist in residence. Vanuit Versailles, waar zanger en dirigent MacLeod optreedt met Jordi Savall, vertelt hij over Utrecht en Geneve, over Bach en Tallis, over anti-hokjesdenken en over muziek maken met vrienden. MacLeod kreeg muziek met de paplepel ingegoten. Als telg van twee klassiek geschoolde zangers kiest hij zelf in eerste instantie voor de viool – die hij naar eigen zeggen vreselijk slecht bespeelde – en begeleidt al op jonge leeftijd de zangklas van zijn moeder op de piano. Door rugklachten is de opleiding tot liedbegeleiding helaas niet voor hem weggelegd: MacLeod studeert vanaf zijn negentiende zang aan de conservatoria van Keulen en Lausanne. Daarna volgt een reeks succesvolle samenwerkingen met grote namen als Reinhard Goebel, Gustav Leonhardt, Philippe Herreweghe en Masaaki Suzuki. Door de jaren weet MacLeod zichzelf te blijven ontwikkelen en vindt hij een nieuwe passie in het dirigeren. Na een opleiding Directie richt hij in 2005 zijn eigen gezelschap Gli Angeli Genève op, dat zich in de afgelopen tien jaar heeft bewezen als een uniek en wereldwijd bekend gezelschap gespecialiseerd in kamermuziek uit de zeventiende en achttiende eeuw. MacLeod verzamelt hiervoor de beste zangers en instrumentalisten om zich heen uit eigen netwerk: om ‘de mooiste muziek te maken met mijn beste vrienden.’ Wat voor ensemble had je in 2005 voor ogen, toen je Gli Angeli Genève oprichtte? ‘Ik wilde een ensemble met vocalisten en instrumentalisten oprichten dat zich vooral zou richten op barokrepertoire. Één van de moeilijkheden met vocale renaissancemuziek bijvoorbeeld is dat goede zangers vaak kiezen voor andere stijlen dan de renaissance omdat ze dan solo kunnen zingen. Bij

in polyfone muziek gespecialiseerde gezelschappen ontbreekt het nog wel eens aan financiële middelen om met zulke solisten een samenwerking aan te kunnen gaan. Wat ik daarom altijd al wilde doen was een geweldige groep mensen bij elkaar brengen die normaal gesproken niet snel samen op één podium staan omdat ze stuk voor stuk solist of aanvoerder bij andere gezelschappen zijn. Mensen die elkaar niet per se kennen – en misschien zelfs tegen elkaar opkijken – maar die van elkaar kunnen leren. Ze houden van deze muziek, maar hebben nog nooit de kans gekregen dit repertoire uit te voeren. Het plezier dat ze daarbij hebben, verraadt hun bereidheid om goede muziek te maken. En als je goede vrienden uitnodigt om muziek te maken, dan komt daar vaak goede muziek uit.’ Gli Angeli Genève bestaat nu tien jaar. Hoe heeft het ensemble zich in die tijd ontwikkeld? ‘Heel geleidelijk zijn we erin geslaagd om een hechte groep te organiseren en begeleiden. Dankzij financiële steun uit Genève kunnen we al sinds het begin drie concerten per jaar geven. Dat is fantastisch. We voeren daar bijvoorbeeld alle Bachcantates uit. Deze concertseries hebben me in staat gesteld de groep langzaam vorm te geven en veel ervaring op te doen. De groep is uitgegroeid tot een mix tussen grote namen uit de muziekwereld en de beste jonge, maar minder bekende musici uit Genève. Deze combinatie heeft al jaren goed gewerkt en zullen we ook de komende jaren voortzetten. Ik ben ongelofelijk dankbaar dat ik kan leven van de muziek. Het doel is om Gli Angeli Genève verder te ontwikkelen, zodat ik mijn werk ‘thuis’ in Genève met vrienden kan voortzetten. Dat is de grootste luxe die er is.’ De zangers en musici uit je ensemble beperken zich niet alleen tot de barok. Merk je dit in jullie uitvoeringen? ‘Die veelzijdigheid maakt onze muziek juist beter. Mijn credo is: des te meer stijlen je speelt of zingt, des te makkelijker het is om specifieke stijlen te begrijpen omdat je er meer voor open staat. Musici die 55


INTERVIEW. STEPHAN MACLEOD

zichzelf ook buiten een bepaald hokje begeven en bijvoorbeeld een uitstapje wagen in de zeventiendeeeuwse muziek, brengen hierdoor vaak een ander perspectief, meer diepgang en nieuwe ervaring mee. Zelf ben ik blij dat ik geen keuze hoef te maken uit de hokjes die de muziekwereld zelf creëert. Het is namelijk moeilijk zo’n stempel weer teniet te doen. Van Bach heb ik meer werk gezongen en gedirigeerd dan van welke componist ook. Toch wil ik mezelf niet als specialist van dat repertoire zien, om niet het risico te lopen geen andere dingen meer te kunnen doen. Als zanger hou ik veel van vocale polyfone muziek. De samensmelting die plaatsvindt tussen je geest en de muziek, en de pure emoties van de menselijke stem verrassen altijd, ook al veroorzaak je die zelf.’ Door wie heb je je als musicus het meest laten inspireren? ‘Ik heb in mijn carrière mogen werken met heel veel goede musici die mij stuk voor stuk op hun eigen manier beïnvloedden. Zo zijn de dirigenten Reinhard Goebel, Philippe Herreweghe en Paul Van Nevel belangrijk geweest in mijn vorming als musicus. Rond mijn twintigste had ik nog het gevoel dat klassieke muziek altijd bedaard, strak en mooi moest zijn. Goebel stopte zoveel emotie in de muziek dat je zijn razernij erin terug kon horen. Dat was een enorme opluchting voor mij: ik was dus niet de enige die vond dat klassieke muziek met wilde energie, vrijheid en beweging mocht worden uitgevoerd. Goebel ontkent trouwens zelf dat hij als een orkaan Gli Angeli

56

dirigeert; zijn manier van werken vloekt zeker niet met de muziektheorie en het historisch kader uit die tijd. Maar het gaf me destijds veel zelfvertrouwen dat iemand niet bang was om zo ver te gaan.’ Je trad eerder op in het Festival Oude Muziek, hoe heb je dat ervaren? ‘Voor mij en vele anderen is Nederland een soort wonderland, met meer muziek en meer publiek dan waar dan ook. Ik hou ontzettend van Utrecht. Deze stad, waar ik in mijn leven het vaakst ben geweest voor werk, voelt echt als een tweede thuis. Het Festival Oude Muziek vind ik ongelofelijk: zoveel activiteiten en zo’n gepassioneerd publiek. Zo herinner ik me een lezing van Sigiswald Kuijken waar wel tweehonderd mensen naar luisterden. Dat soort dingen gebeurt echt alleen in Nederland. Opvallend is ook dat er meer jong publiek is dan in andere landen. Dat komt doordat klassieke muziek in Nederland een belangrijke plaats inneemt in het dagelijkse leven. Neem bijvoorbeeld die Mattheuspassie-‘koorts.’ Dit heeft denk ik te maken met de Nederlandse pragmatische manier van handelen: áls er iets gebeurt, is het direct heel intens en áls mensen iets waarderen, dan waarderen ze het ook echt.’ Volgend jaar is Gli Angeli Genève artist in residence. Kun je een tipje van de sluier lichten? ‘Dat we deze residentie krijgen is een fantastische erkenning van ons werk, daar zijn we heel dankbaar voor. We zijn ook al druk bezig met de voorbereidin-


STEPHAN MACLEOD .INTERVIEW

gen; ik ben me gaan interesseren in de muziek van Johann Rosenmüller. Hij werkte lange tijd in Duitsland, waar hij op een goed moment moest vluchten omdat hij werd beschuldigd van kindermisbruik. Hij vluchtte naar Italië en werd een zeer succesvol en gerespecteerd musicus in Venetië. Aan het einde van zijn carrière keerde hij terug naar Duitsland en bracht de Italiaanse muziektraditie en -kennis met zich mee. Volgend jaar is Venetië het thema van het Festival Oude Muziek. Omdat ik met mijn ensemble wellicht meer gespecialiseerd ben in Duitse dan Italiaanse muziek, concentreer ik de concertserie van onze residentie rondom Rosenmüllers werk, dat nog steeds vrij onbekend is.’ Gli Angeli Genève verzorgt op 6 september het slotconcert van het Festival. Wat staat ons te wachten? ‘Buitengewoon schitterende muziek van Tallis. Ik hoop dat we in topconditie zijn en dat mijn programmakeuze de juiste is geweest, maar je weet het nooit totdat je de muziek voor het eerst hebt uitgeprobeerd. Tallis heeft niet echt moeite gedaan om de zangers aan te vullen met andere instrumenten; daar ben ik zelf mee aan de slag gegaan. Ik wilde heel graag nieuwe klankkleuren creëren door zangstemmen te mengen met renaissancefluiten. Welke muzikale atmosfeer we gaan creëren is echter nog echt een terra incognita, heel spannend. Het is compleet anders dan wanneer ik iets van Bach uitvoer en lang voor de repetities al precies weet wat er gaat komen. Een paar dagen voor het Festival zullen we het Tallis-programma voor het eerst uitvoeren in een kathedraal in Genève.’ Is de muziek van Tallis typisch Engels? ‘De Franco-Vlaamse polyfonie is vrij wijdverbreid in Europa. Tallis zou ik niet typisch Engels noemen omdat ik niet veel componisten uit zijn tijd ken met wie je hem zou kunnen vergelijken. Wat vooral interessant is aan Tallis’ muziek en zijn tekstkeuzes zijn de continue verschuivingen tussen twee religies; de verschuivingen tussen het Rooms-katholicisme en protestantisme zijn terug te horen in zijn werk. Het is opvallend dat Tallis in beide stijlen en in twee verschillende liturgieën componeerde, passend bij wie er op dat moment op de troon zat.’

Hoor je dat in zijn muziek? ‘Ja, vooral in de tekst komt het duidelijk naar voren. Maar je hoort het ook in de muziek: die is bijzonder rijk en emotioneel. Kenmerkend voor Tallis is het gebruik van dissonanten. Hij is niet bang om twee tertsen en twee septiemen te gebruiken binnen één akkoord. Dat kan je compleet op het verkeerde been zetten omdat je niet weet waar het akkoord naartoe gaat. Wij zijn namelijk gewend om op een wiskundige en harmonische manier naar muziek te luisteren. Er zijn wel meer renaissancecomponisten die twee tertsen door elkaar in één akkoord gebruiken, maar Tallis is hierin heel systematisch. Hij creëert echt een wereld van onzekerheid. Dit weerspiegelt misschien wel zijn balanceren tussen het protestantisme en katholicisme. Misschien wilde hij laten zien dat beide religies naast elkaar konden bestaan.’ Wat maakt jullie slotconcert bijzonder? Waarom moeten mensen naar het slotconcert komen luisteren? ‘Als er één goede reden is om naar ons concert te komen, is het wel om te zien dat de beste zangers – die normaal gesproken dit repertoire niet meer uitvoeren, maar het heerlijk vinden weer terug te keren naar deze muziek – samen ook het beste ensemblegeluid kunnen produceren. Ik ben namelijk niet de enige die vindt dat polyfone muziek het leukste is om te doen, vooral als je het kunt uitvoeren met vrienden. Toen ik de zangers voor dit concert vroeg, waren ze allemaal enthousiast: wij weten dat we plezier gaan beleven en ik hoop dat dit ook tijdens ons concert te horen is.’ ıı

festival oudemuziek utrecht SLOTCONCERT: THOMAS TALLIS Gli Angeli Genève / Stephan MacLeod zo 6 sep, 20.00 uur / TivoliVredenburg, Grote Zaal

57


58

TEKST BEELD

AGNES VAN DER HORST SUSANNA DRESCHER

OP ZOEK NAAR ‘HET ENGELSE’ IN DE MIDDELEEUWEN MICHAL GONDKO VAN LA MORRA

Michal Gondko van La Morra

OP ZOEK NAAR ‘HET ENGELSE’ IN DE MIDDELEEUWEN


MICHAL GONDKO .INTERVIEW

Ensemble La Morra brengt, geheel in tune met het Festivalthema, een programma met Engelse muziek. Maar een gesprek met luitist, oprichter en mede-artistiek leider van La Morra, Michal Gondko, maakt duidelijk dat het lang niet altijd gemakkelijk is om aan te geven is wat er zo Engels is aan de vijftiende-eeuwse muziek van componisten als Morton, Bedyngham, Dunstaple of Frye. Bestaat er wel zoiets als typisch Engelse muziek? ‘De Engelsen waren altijd al een beetje ‘anders’ en dat blijkt ook uit de manier waarop zij zich uitdrukken in hun muziek. Dat is vooral merkbaar in de Engelse religieuze polyfonie van de dertiende en veertiende eeuw. Die werken zaten vol zogenoemde ‘imperfecte’ consonanten. De traditionele middeleeuwse muziektheorie, zoals die werd onderwezen op het vasteland van Europa, ging uit van ‘perfecte’ intervallen, zoals de kwart, de kwint en het octaaf. Daaromheen ontwikkelde zich de harmonische taal van de Parijse polyfonie. De Engelse muziek had dus een opvallend eigen toets, die destijds wel opviel bij de Europese muziektheoretici. Ons programma is gewijd aan de vijftiende-eeuwse Engelse wereldlijke muziek. Het Europa van de vijftiende eeuw was een totaal andere wereld dan die van een paar eeuwen ervoor. Er was veel veranderd, zowel in de manier van componeren als in de verspreiding van de muziek. Engelse muziek was opeens hot stuff geworden op het continent. Zij beïnvloedde de toonaangevende componisten in heel Europa, zelfs die in ver van Engeland af liggende landen als Italië en Hongarije. Wat er met een muziekstuk gebeurde als het terechtkwam buiten de plaats of het land waar het ontstond, is een boeiend proces. Toevoegingen of veranderingen aan een stuk kunnen veel zeggen over de ontwikkelingen in de muziek van een bepaalde periode. Toch zijn er factoren die een bepaald repertoire typisch ‘Italiaans’ ‘Frans’ of ‘Engels’ maken. Het gebruik van een bepaalde taal kan bepalende 59


INTERVIEW. MICHAL GONDKO

zijn. Maar Engelsen schreven hun liederen op zowel Engelse, Italiaanse, Franse als Latijnse teksten. Karakteristieke elementen in een compositiestijl en in de muzikale expressie kunnen naar een bepaalde afkomst verwijzen, maar dan gaat het waarschijnlijk toch eerder over het verschil tussen de noordelijke en zuidelijke temperamenten dan over specifiek nationale kenmerken.’ De Engelse componist John Dunstaple (bij verschillende muziekliefhebbers bekender bij zijn foutief geschreven naam Dunstable) schijnt een bepalende invloed te hebben gehad op de componisten van het vasteland van Europa. ‘De huidige reputatie van Dunstaple is voornamelijk gebaseerd op uitspraken van muziektheoreticus Johannes Tinctoris in de jaren zeventig van de vijftiende eeuw, en op de woorden van de Franse dichter Martin Le Franc in de jaren veertig van die eeuw.’ (Martin Le Franc schreef over ‘la countenance angloise’ – ‘het Engelse gelaat’ – van de muziek van componisten als Dunstaple, dat toondichters als Guillaume Dufay en Gilles Binchois beïnvloedde, red.) ‘Deze, eerlijk gezegd nogal vage, statements zijn door de musicologen van het begin van de twintigste eeuw misschien wat al te letterlijk genomen. Zonder zich verder te verdiepen in de muziek van andere Engelse componisten en de verspreiding van hun werk, baseerden ze zich op die paar frasen, om Dunstaple de reputatie van ‘grootste Engelse componist’ toe te kennen. Bovendien besteedden ze meer aandacht aan de religieuze Engelse muziek dan aan de wereldlijke. Dunstaples eigen werken – het grootste deel ervan is religieuze muziek – waren zeker heel succesvol op het vasteland, maar het is slechts een van de vele voorbeelden van de grote populariteit die de Engelse muziek in de vijftiende eeuw genoot.’ Dunstaple is aan het begin van de twintigste eeuw pas ‘herondekt.’ Hoe kwam dat? ‘Het merendeel van de componisten uit de middeleeuwen werd relatief snel na hun dood vergeten, 60

mede door veranderende modes en stijlen. Van sommigen bleef de muziek bekend, doordat ze bijvoorbeeld afkomstig waren uit een bepaalde streek waar de herinnering aan hen levend werd gehouden. Anderen bleven bekend doordat hun muziek nog lang na hun dood door muziektheoretici werd beschreven en becommentarieerd. Maar over het algemeen raakten de bronnen en de muziek van middeleeuwse componisten in de vergetelheid. Ten tijde van de Verlichting ontstond echter een grote interesse naar historische documenten en de verzameling ervan. Dit leidde tot een min of meer systematische bestudering van de muziek en uiteindelijk tot het ontstaan van de muziekwetenschap. In die periode kwamen veel componisten weer in beeld, onder wie Dunstaple.’ Op het Engelse programma van La Morra staan relatief weinig op muziek gezette Engelse teksten. ‘Om allerlei historische redenen was in de tijd van de middeleeuwen de invloed van de Franse cultuur in Engeland heel groot. Het Frans was zelfs van 1066 tot het eind van de vijftiende eeuw de officiële taal aan het Engelse hof. Daardoor was het volkomen normaal dat een Engelse componist een Frans gedicht op muziek zette in een bij uitstek Franse dichtvorm, zoals de ballade. Alle overgeleverde werken van Robert Morton zijn toonzettingen van Franse hoofse poëzie – in zijn geval heeft dat ook te maken met zijn band met het Bourgondische hof. Bedyngham en Frye echter schijnen nooit weggeweest te zijn uit Engeland, daarover is althans niets bekend. Maar dat maakt hun werk niet noodzakelijk Engelser dan dat van Morton.’ La Morra bestaat nu 15 jaar. Welk doel stond u voor ogen toen u het ensemble oprichtte en hoe werkt een gedeelde artistieke leiding met Corina Marti? ‘Het begin van La Morra dateert van onze studententijd. Mijn enige doel was een ensemble te beginnen voor het uitvoeren van de muziek uit de late middeleeuwen en de vroege renaissance. Veel van de muziek uit die periode verdient het te worden


MICHAL GONDKO .INTERVIEW

gerekend tot de grootste culturele verworvenheden van de westerse beschaving. Wat voor sommigen misschien een beperkt specialisme lijkt, biedt in werkelijkheid meer dan genoeg materiaal voor een levenslange, grote voldoening gevende artistieke queeste. In het begin had ik in mijn eentje de artistieke leiding, maar al snel werd het me duidelijk dat het beter was om het ensemble met zijn tweeën te runnen. Vanaf dat moment doe ik het samen met Corina Marti (blokfluitiste en bespeelster van toetsinstrumenten uit de vroege Middeleeuwen en late Renaissance, red.). We waren toen nog studenten, maar we deelden een sterke wens onze artistieke opvattingen via concerten en cd-opnames te delen met de rest van de wereld. Samen begeleiden we hele proces van de totstandkoming van een project. Vanaf het eerste idee (in mijn of haar hoofd) via de lange fase van voorbereiding (research, repetities) tot de uiteindelijke uitvoering en alles wat daarbij komt kijken. We zijn het niet altijd over alles eens en dan verloopt het niet allemaal even soepel, maar dat maakt ook weer veel creatieve energie los. Als we tijdens de repetities met onze musici aan de muziek werken, vullen we elkaar heel goed aan: twee paar kritische oren horen meer dan één.’ Hoe is de samenstelling van La Morra, en welk soort musicus – misschien zelfs mens – past bij het ensemble? ‘Corina Marti en ik zoeken voor ieder nieuw programma of project de geschikte musici uit. Dat hoeven niet altijd dezelfde mensen te zijn. Afhankelijk van het repertoire is La Morra soms een vocaal ensemble met instrumenten, soms een enkele zanger met een paar instrumentalisten, etc. De muziek van voor circa 1500 is erg divers en door onze flexibiliteit kunnen we dat gehele brede repertoire laten horen. We hebben geluk dat we werken vanuit Bazel, de thuishaven van veel in renaissance en middeleeuwen gespecialiseerde musici. Hoewel afkomstig uit diverse landen en uit verschillende generaties, studeerden de meesten aan de Schola Cantorum Basiliensis. En natuurlijk zoeken we musici die muzikaal en technisch goed zijn en oprecht gefascineerd door de

muziek van die bepaalde periode. Daarnaast moet er ook iets zijn in de manier waarop iemand zingt of speelt, dat ons direct raakt en aanspreekt. Wij zijn niet vies van hard werken en streven naar de hoogste kwaliteit, maar vergeten daarbij niet samen plezier maken.’ ıı

festival oudemuziek utrecht DUNSTAPLE, BEDYNGHAM, FRYE, MORTON La Morra / Michal Gondko & Corina Marti zo 6 sep, 15.00 uur / Leeuwenbergh

61


62

TEKST BEELD

JULES VAN DER LEEUW ALEKSANDRA RENSKA

HOLLANDERS EN HANDEL COLLEGIUM MUSICUM DEN HAAG TERUG IN UTRECHT

Collegium Musicum Den Haag terug in Utrecht

HOLLANDERS EN HANDEL


CLAUDIO RIBEIRO .INTERVIEW

Een muzikale vergelijking tussen de Nederlandse ‘exportproducten’ Willem de Fesch en Pieter Hellendaal met George Frideric Handel: dat gaan de ambitieuze musici van Collegium Musicum Den Haag tijdens het Festival Oude Muziek laten horen. Zo willen ze de goede herinneringen aan het Festival van 2006 een passend vervolg geven. Een vergelijking van Handel met De Fesch en Hellendaal ligt voor de hand, want het is muziek die in dezelfde periode uitgebracht werd in Londen. ‘Ze verdienden alle drie bekendheid met hun concerten en orkestrale suites,’ vertelt artistiek leider Claudio Ribeiro. ‘Hun muziek vertoont overeenkomsten op het gebied van Italiaanse elementen, maar toch is in hun composities een heel andere muzikale taal te horen. In Hellendaals werken weerklinkt de Nederlandse stijl die je ook hoort in de muziek van Graaf Unico Van Wassenaer.’ Van De Fesch kun je volgens Ribeiro nauwelijks nog zeggen dat het een echt Nederlandse componist was. ‘Hij werd uit Belgische ouders geboren in Alkmaar, maar had evengoed familie in Luik. Hij woonde en werkte in Antwerpen en later in Amsterdam, maar zijn carrière schoot hier in de Lage Landen niet geweldig op. Daarop besloot hij zijn geluk te beproeven in Londen, dé culturele smeltkroes van het moment. Dat pakte goed uit: hij verwierf faam als virtuoos violist. Zijn virtuositeit blijft niet onopgemerkt in zijn composities. Zijn stijl was gebaseerd op die van Vivaldi, die zoals bekend ook technisch zeer begaafd was. Je kunt zeggen dat De Fesch een echt exportproduct was. Daarnaast is er een duidelijke link met Handel: De Fesch was Handels concertmeester.’ DE GROTE HANDEL Waar in De Fesch’ werk vooral Vivaldi’s invloeden klinken, werd stadgenoot Handel vooral door Corelli beïnvloed. Ribeiro: ‘Daarom verheug ik me ook vooral op ons tweede stuk van Handel: de opening is duidelijk in de stijl van Corelli, maar ik vind het persoonlijk

nóg mooier dan de composities van zijn Italiaanse inspirator. Eindigend met een heel elegant en vredig pastorale doet het zeker denken aan Corelli’s beste werken, zoals zijn kerstconcert bijvoorbeeld.’ Volgens Ribeiro is de grote populariteit van Handel, waardoor hij boven zijn tijdgenoten lijkt uit te steken, niet altijd even terecht. ‘Ja, hij componeerde vele opera’s, een destijds zeer populair genre. Bovendien had hij een goede relatie met koning George I, wat hem qua status, salaris en netwerk een enorm voordeel opleverde ten opzichte van collega’s. Als gevolg van zijn goede positie mocht hij de Water Music componeren, dat in 1717 voor de koning op de Thames werd uitgevoerd. De belangrijkste gebeurtenissen van die tijd, daar was Handel bij betrokken.’ Handels Water Music behoeft geen introductie. Slechts weinigen weten echter dat deze orkestsuite oorspronkelijk niet de driedelige opbouw had zoals we die tegenwoordig kennen. ‘Die indeling in drie suites is pas in de achttiende eeuw ontstaan,’ legt Ribeiro uit. ‘Wij spelen het derde deel, een wat meer introvert stuk – met minder hoorns en trompetten – en daarom is het volgens mij het meest interessante deel. Het is intiemer en poëtischer, minder feestelijk en pompeus dan de eerste twee.’ Collegium Musicum Den Haag zal ook een concerto grosso van Handel uitvoeren. ‘Het is een bijzonder concerto grosso, want het bestaat slechts uit twee delen. Daarnaast is het waarschijnlijk zelfs zonder Handels toestemming gepubliceerd door Walsh, één van Londens belangrijkste muziekuitgevers van die tijd. Dat Handel een begenadigd organist was hoor je terug in het tweede deel van zijn concert, waarin een belangrijke orgelpartij is opgenomen. Na dit concert zou hij nog menig concerto schrijven voor orgel.’ HELLENDAAL Pieter Hellendaal werd op 1 april 1742 geboren in Rotterdam. ‘Hij was op zijn tiende jaar al organist in de Utrechtse Nicolaïkerk,’ vertelt Ribeiro. ‘Wegens het uitblijven van een écht succes in de Lage Landen zocht hij rond zijn dertigste jaar een beter carrièreperspectief in Londen. Daar wilde hij vooral beroemd 63


INTERVIEW. CLAUDIO RIBEIRO

Jeugdorkest, het Braziliaanse Companhia de Música, en de ensembles LOTUS, De Swaen, Música Temprana en Giardino Musicale. GOEDE HERINNERINGEN Aan het Festival Oude Muziek koestert Collegium Musicum Den Haag goede herinneringen. ‘We speelden er in 2006, toen we net begonnen waren,’ herinnert Ribeiro zich. ‘We waren opgenomen als fringeconcert en maakten dus nog niet deel uit van het centrale programma. Het concert werd een succes en kort daarop werden we uitgenodigd om onze eerste cd op te nemen. Dat we nu terug zijn voelt speciaal voor ons. Dat fringeconcert heeft onze carrière een echte boost gegeven. Tegenwoordig zijn we met een harde kern van 10 tot 15 musici en hebben we onze eigen muzikale taal ontwikkeld. We zijn volwassener en veel verder in onze ontwikkeling. We zijn terug om dat graag laten horen.’ ıı

Pieter Hellendaal

worden, maar hij verdiende er ook een hoger salaris. Vooral optredens brachten meer brood op de plank dan lesgeven of componeren. Daarom heeft hij, net als veel tijdgenoten, niet alleen muziek gecomponeerd voor in het theater, maar ook voor rijke mensen, die deze muziek thuis konden spelen.’ Collegium Musicum Den Haag bekleedt volgens Ribeiro een unieke positie binnen de Nederlandse muziekscene. ‘We zijn één van de jongere ensembles. Alleen daarom al verrijkt ons bestaan het muzikale klimaat in Nederland. Onze focus ligt op een frisse uitvoering van de muziek uit de zeventiende en achttiende eeuw. Daarbij willen we graag laten horen waarom muziek op zichzelf belangrijk kan zijn. Wij zullen ons dan ook niet snel mengen met andere kunstvormen.’ Behalve met ‘zijn’ Haagse gezelschap is de Braziliaan ook verbonden aan het Nederlands 64

festival oudemuziek utrecht DE FESCH & HELLENDAAL Collegium Musicum Den Haag / Claudio Ribeiro wo 2 sep, 17.00 uur / Geertekerk


seizoen oudemuziek okt - dec 2015

Huelgas Ensemble / Paul Van Nevel

Sette Voci / Peter Kooij

500 jaar Cipriano De Rore De Erasmus van de muziek

Onder de Italiaanse zon Heinrich Schütz

wo 28 okt, 20.15 Eindhoven, Catharinakerk do 29 okt, 20.00 Utrecht, TivoliVredenburg vr 30 okt, 20.15 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ za 31 okt, 20.15 Groningen, Nieuwe Kerk zo 1 nov, 15.30 Vlissingen, Sint-Jacobskerk wo 4 nov, 20.30 Maastricht, Kapel Zusters onder de bogen do 5 nov, 20.30 Parijs, Temple de Pentemonte

vr 13 nov, 20.15 za 14 nov, 20.30 zo 15 nov, 15.00 di 17 nov, 20.00 wo 18 nov, 20.00 do 19 nov, 20.15

Op 3 november geeft het Huelgas in het kader van de Nacht van de Oude Muziek een reeks miniconcertjes in de Schouwburg Almere. Voor meer informatie www.nieuwland

Deventer, Penninckshuis* Maastricht, Kapel Zusters onder de bogen Dronten, De Meerpaal Amsterdam, Waalse Kerk Utrecht, Pieterskerk Leeuwarden, Waalse Kerk

* onderdeel van het Reincken Festival

Het complete, nieuwe Seizoen Oude Muziek 2015-2016 vindt u op www.oudemuziek.nl.

Bob van Asperen, klavecimbel Frobergers wereld Dichter, verhalenverteller en reiziger in muziek za 31 okt, 14.00 Amsterdam, Noorderkerk zo 1 nov, 16.30 Schokland, Kerkje op Schokland do 5 nov, 20.15 Westzaan, Zuidervermaning vr 6 nov, 20.15 Deventer, Penninckshuis za 7 nov, 20.00 Limbricht, St.-Salviuskerkje zo 8 nov, 15.00 Bloemendaal, Dorpskerk di 10 nov, 20.00 Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente

Locaties en prijzen € 23 / Vriend € 19 / CJP/studentenkaart € 10 m.u.v.: Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ Amsterdam, Noorderkerk Eindhoven Maastricht Utrecht TivoliVredenburg Vlissingen

€ 33 / € 26,50 / € 26,50 € 16 / € 14 € 27,50 / € 24,50 € 22,50 / € 19 / € 10 € 35 / € 29 € 15 / € 12 / € 12

Kaartverkoop voor concerten in België en Italië alleen via de betreffende concertzalen. Bestel online via www.oudemuziek.nl of telefonisch via 030 232 9010 (ma-vr 10.00-16.00) of schriftelijk met de bon in dit tijdschrift. Vraag voor uitgebreide informatie de brochure aan of kijk op www.oudemuziek.nl.

65


FRINGE 2015 * Voor dit concert kunnen (gratis) kaarten worden afgehaald bij de kassa van Festival Oude Muziek in TivoliVredenburg (vanaf 10.00 uur).

ZA 29 AUG 11.00 / KuuB * DALYN COOK, KLAVICHORD

Of the Ladies, By the Ladies, For the Ladies

15.30 / Pieterskerk AMSTERDAM CORELLI COLLECTIVE

Alba Encinas, Isidro Albarreal Delgado, David Rabinovici, Ryuko Reid, Asuka Sumi, Christine Verdon, Hannah Visser, Kim White, viool / Annemarie Kosten Dür, Isa Juárez, altviool / Irene Kok, Maximiliano Segura Sánchez, cello / Zaynab Martin, contrabas / Mario Sarrechia, klavecimbel Corelli’s Butterfly Effect 15.30 / Zuylenspiegel *

11.00 / Gertrudiskapel *

DALYN COOK, KLAVICHORD

TELEMUFFAT

Of the Ladies, By the Ladies, For the Ladies

Elise van der Wel, Pawel Miczka, viool / Hilla Heller, altviool / Anne-Linde Visser, cello / Gabrielle Resche, klavecimbel Telemann, Vivaldi en Durante 11.00 / Bartholomeus Gasthuis * DIEGO LEVERIC, LUIT EN ZANG

15.30 / Gertrudiskapel * APOLLO’S CABINET

Aldona Bartnik, sopraan / Fumiko Morie, viool / Ester Domingo Sancho, cello / Masako Awaji, klavecimbel Purcell, Stanley, Händel e.a.

Weiss: muziek tussen Rome en Dresden 12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal

ZO 30 AUG

IL GIRATEMPO

11.00 / Sonnenborgh *

Philipp Mathmann, sopraan / Maximilian Volbers, blokfluit en klavecimbel / Dávid Budai viola da gamba / Vanessa Heinisch, luit en barokgitaar Oh, Joyous Pain of Love

RED ROSE FOUR

Robert de Bree, Emma Huijsser, Kim Stockx, Ester van der Veen, blokfluit Sweelinck to go 11.00 / De Witte Lely * VAN DER WERFF & DE VRIES

14.00 / Bartholomeus Gasthuis * THE GOLDFINCH ENSEMBLE

FRINGE

Noyuri Hazama, viool / Pablo Sosa del Rosario, traverso / Salomé Gasselin, viola da gamba / Emmanuel Frankenberg, klavecimbel Bach en Telemann

66

Paulien van der Werff, sopraan / Gert de Vries, luit Geestelijke luitliederen 11.00 / Huize Molenaar * CLEMENT GEOFFROY, KLAVECIMBEL

Bohm, Reinecken, e. a.


FRINGE

12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal

15.30 / Molen de Ster *

15.30 / TivoliVredenburg, Hertz

TRIO WENDLING

RUMORUM

LE CONCERT D’APOLLON

Marcello Lucifora, Chiara Strabioli, Enrica Sirigu, traverso Toward the Keys

Grace Newcombe: zang, middeleeuwse harp, clavicymbalum / Lucinda Cox, zang / Ozan Karagöz, zang en clavicymbalum / Jacob Mariani, luit en vedel / Félix Verry, vedel en rebec Een reis door Frankrijk en Italië

João Rival, klavecimbel en dirigent / Seojin Kim, Anna Waszak, Javier Lupiáñez, Rafael Font Viera, Francesco Bergamini, viool / Amy Shen, SeungRok Baek, altviool / Susanne Herre, Filipa Meneses, viola da gamba / Inés Salinas, Eva Lymenstull, Alon Portal, contrabas / Marit Darlang, fagot / Beto Caserio, Alison Smith, Lisa Kortleitner, hobo / João Carlos Ferreira Santos, Michaela Kouřilová, traverso / Javier Ovejero Mayoral, Giulio Quirici, luit Marais: Symphonies d’ Alcide

15.30 / Oudaen * DIEGO LEVERIC, LUIT EN ZANG

Weiss: muziek tussen Rome en Dresden

15.30 / Universiteitsmuseum *

MA 31 AUG 11.00 / Stadhuis * LA FORESTA INCANTATA

Sandra Exner, Michaela Ambrosi, Laura Santese, historische fluiten Fluitmuziek in de hoftuinen

14.00 / Universiteitsmuseum * RED ROSE FOUR

Robert de Bree, Emma Huijsser, Kim Stockx, Ester van der Veen, blokfluit Sweelinck to go 14.00-15.30 / Oude Gracht, bij de Tolsteegbrug (± 14.00), t.o. het Stadhuis (± 14.30) en t.o. Oudaen (± 15.00) WE’N BAND

Tatjana Zimre, Maria Petrescu, Kaori Katayama, Giuditta Isoldi, Neven Lesage, Sarah Assman, Claudia Anichini, hobo / Soledad Brondino, Inga Maria Klaucke, Galit Zadok, Joe Qiu, fagot / Alexandra Mikheeva, Danny Teong, Patrice Boileau, natuurtrompet / Nina Daigremont, Kathryn Zevenbergen, Daniele Bolzonella, natuurhoorn / Rubén Castillo del Pozo, percussie Winds over Water

SCARAMUCCIA

Francisco Javier Lupiañez Ruiz, viool / Inés Salinas Blasco, cello / Patrícia Vintém, klavecimbel Vivaldi: nieuwe ontdekkingen 15.30 / Sonnenborgh * SUA DOLCE MAESTÀ

11.00 / Het Huis Utrecht, Koepelzaal * HESPERA CONSORT

Elise van der Wel, viool / Paweł Miczka, viool en altviool / Salomé Gasselin, viola da gamba / Alon Portal, viola da gamba, violone Locke, Jenkins e.a.

Alexandra Mikheeva, Danny Teong, trompet / Anne Richter, sopraan / Jakub Wrona, klavecimbel en orgel / Hannah Kilian, viola da gamba / Antonio Pierna García, pauken Over oorlog en vrede

DI 1 SEP 12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal GEOFFROY & ALIBERT

Clément Geoffroy, Gwennaëlle Alibert, klavecimbel Rameau: Concerts et Symphonies à deux clavecins

11.00 / Hoog Catharijne, Mirliton Theater * SHIRLEY, RESCHE & VAN DER WEL

Annabeth Shirley, cello / Gabrielle Resche, klavecimbel / Elise van der Wel, viool Bach en Pisendel

14.00 / RASA CASTELLO CONSORT

11.00 / KuuB *

Miguel Espinoza, klavecimbel en orgel / Anne-Linde Visser, cello / Matthijs van der Moolen, trombone Italiaanse Virtuozen

TEUN & TEUN

Teun Wisse, Teun Braken, blokfluit Blokfluitmuziek in Londen rond 1700

LES RAMONEURS

14.00 / Kunstuitleen *

12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal

Lillian Gordis, John Walthausen, klavecimbel Project 1764: Hommage à Rameau et Leclair

LA FORESTA INCANTATA

DANZI DUO

Sandra Exner, Michaela Ambrosi, Laura Santese, historische fluiten Fluitmuziek in de hoftuinen

Anderson Fiorelli, cello / Sofya Gandilyan, fortepiano Een muzikaal duel

15.30 / Grand Hotel Karel V *

67


FRINGE

14.00 / Doopsgezinde kerk

WO 2 SEP

GRADUS AD PARNASSUM

Yves Ytier, Justyna Skatulnik, viool / Felix Thiedemann, cello / Georg Staudacher, klavecimbel London Moods * Polman’s Huis, Balzaal DUO TONIA & ARTEM

Artem Belogurov, pianoforte / Antonia Riezu, natuurhoorn Mozart, Haydn en Von Krufft

15.30 / TivoliVredenburg, Hertz NEW BAROQUE ORCHESTRA

11.00 / Pieterskerk CALLIOPE CONSORT

Jessica Jans, Maria Weber, Anna Maria Antonius Wierod, sopraan / Marta Chorzynska, mezzosopraan / Jasmina Matijevic, alt / Matthias Deger, Yoed Sorek, tenor / Bram Trouwborst, Jedediah Allen, bas Pessimist Gnosis or Inspired Melancholy

Roldán Bernabé-Carrión, Christiane Eidsten Dahl, Antonio De Sarlo, Yotam Gaton, Saron Houben, Sarina Matt, Jamiang Santi, Alicja Sierpińska, viool / Rafael Roth, Hilla Heller, Andrea Angela Ravandoni, altviool / Guillermo Turina Serrano, Nicola Paoli, cello / Lisa De Boos, contrabas / Andrew Burn, fagot Mid-Century Modernists?

11.00 / KuuB * 15.30 / Universiteitsmuseum *

ÆRO DYNAMIC

15.30 / KuuB *

LES VESTALES

Harma Everts, sopraan / Stephanie Brandt, María Martínez Ayerza, blokfluiten In Crystal Towers

LES TRIOLETS

Jeanne Jourquin, klavecimbel / Salomé Gasselin, viola da gamba / Raquel Martorell, traverso Les Concerts Spirituels

Yoshimi Wittermann, traverso / Torben Klaes, viola da gamba / Yuko Inoue, klavecimbel Pepusch, Klaes, e.a.

11.00 / Winkel van Sinkel, Balzaal * 15.30 / RASA

ENSEMBLE MOLIÈRE

BACH TO BASSES

Flavia Hirte, traverso / Alice Earll, viool / Jakab Kaufman, fagot / Kate Conway, viola da gamba en cello / Satoko Doi­Luck, klavecimbel Reign Changer

DO 3 SEP

12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal

11.00 / KuuB *

ARTEM BELOGUROV, FORTEPIANO

Johanna Kilpijärvi, viola da gamba / Anna-Riikka Santapukki, klavecimbel Angels and Devils

Francesco Bergamini, Noyuri Hazama, Paweł Miczka, Agnieszka Papierska, Marta Ramírez GarciaMina, Elise van der Wel, viool / Hilla Heller, Javier Lupiáñez, altviool / Annabeth Shirley, Anne-Linde Visser, cello / Alon Portal, violone / Gabrielle Resche, klavecimbel / Jonathan Adams, contrabas Handel, Hellendaal en Geminiani

London 1793

11.00 / Pieterskerk PIA PIRCHER, VIOLA DA GAMBA

Echoes from the Past

DUO KILPIJÄRVI-SANTAPUKKI

14.00 / Zuylenspiegel * 15.30 / Museum Catharijneconvent * CALLIOPE CONSORT

Jessica Jans, Maria Weber, Anna Maria Antonius Wierod, sopraan / Marta Chorzynska, mezzosopraan / Jasmina Matijevic, alt / Matthias Deger, Yoed Sorek, tenor / Bram Trouwborst, Jedediah Allen, bas Pessimist Gnosis or Inspired Melancholy

LA NEF DES FOUS

11.00 / Zuylenspiegel *

Emmanuelle Dauvin, viool / Mathias Ferre, fagot / Romain Bertheau, klavecimbel Stylus Fantasticus

OLGA WITTHAUER, PIANOFORTE

14.00 / Universiteitsmuseum *

JEAN-CHRISTOPHE DIJOUX, KLAVECIMBEL

ÆRO DYNAMIC

Harma Everts, sopraan / Stephanie Brandt, María Martínez Ayerza, blokfluiten In Crystal Towers

Le Retour à Paris 12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal

From England and Beyond 14.00 / Museum Catharijneconvent * PIA PIRCHER, VIOLA DA GAMBA

Echoes from the Past

68


FRINGE

15.30 / TivoliVredenburg, Hertz DISSENSO DUO

Giorgos Samoilis, viool / Alex Mastichiadis, klavecimbel Biber, Pandolfi Mealli e.a. 15.30 / Zuylenspiegel *

12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal

ZA 5 SEP

FONS HARMONICUS

11.00 / Sonnenborgh *

Asuka Sumi, viool / Maximiliano Segura Sánchez, cello / Panos Iliopoulos, klavecimbel Sacra Fantasia

ENSEMBLE ORIANA

OLGA WITTHAUER, PIANOFORTE

Le Retour à Paris

14.00 / Zuylenspiegel *

Iris van ’t Veer, mezzosopraan / Anneke Hoekman, Hidesato Sugiyama, blokfluit / Saartje Schrage, blokfluit en viola da gamba Op reis met John Dowland

BAROCCO TOUT

15.30 / Wolvenburg * DUO CHELYS

Masanobu Tokura, Rebecca Lefèvre, viola da gamba Both Alike

Belén Nieto, traverso / Izana Soria, viool / Edouard Catalan, cello / Željko Manic, klavecimbel Paris Dance 15.30 / Winkel van Sinkel, Tuinzaal *

11.00 / KuuB * ENSEMBLE AMBRA

Dina Grossmann, Constanze Gellissen, blokfluit / Tobias Brändle, klavecimbel Sheperd’s Holiday

VR 4 SEP

DUO CHELYS

11.00 / Zuylenspiegel * THE SCROLL ENSEMBLE

11.00 / Winkel van Sinkel, Tuinzaal *

Masanobu Tokura, Rebecca Lefèvre, viola da gamba Both Alike

LES BERGERS

Junko Takayama, Hiromi Bando, sopraan / Roman Melish, contratenor / Ivo Haun, tenor / Sebastian León, bas / Rui Stähelin, luit La nuit et du soleil 11.00 / Hoog Catherijne, Mirliton Theater *

15.30 / Hoog Catherijne, Mirliton Theater * LES BERGERS

Junko Takayama, Hiromi Bando, sopraan / Roman Melish, contratenor / Ivo Haun, tenor / Sebastian León, bas / Rui Stähelin, luit La nuit et du soleil

11.00 / Sonnenborgh * PAPER KITE

Marie Heeschen, sopraan / Felix Schönherr, klavecimbel / Antonio De Sarlo, viool / Rafael Roth, viool en altviool / Guillermo Turina, cello Rosenmüller, Krieger e.a.

12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal VALENTIN TOURNET, VIOLA DA GAMBA

Tous les Matins du Monde

ENSEMBLE ORIANA

Iris van ’t Veer, mezzosopraan / Anneke Hoekman, Hidesato Sugiyama, blokfluit / Saartje Schrage, blokfluit en viola da gamba Op reis met John Dowland

James Hewitt, viool en voordracht / Robert de Bree, blokfluit, hobo en voordracht / Iason Marmaras, klavecimbel en voordracht / Roberto Alonso Molina cello en voordracht Love’s Mistress, or the Queen’s Masque

15.30 / RASA ARS MIRABILIS

Beniamino Paganini, Maya Nozaki, traverso / Mathieu Loux, Marjolein Koning, hobo / Petri Arvo, Wannes Cuvelier, fagot / Barbara Konrad, Stijn Schmeddes, viool / Els de Jonghe, altviool / Phyllis Bartholomeus, cello / Henriëtte Wirth, klavecimbel / ClaireSarah Fouché, contrabas Veracini, Durante e.a.

14.00 / Hoog Catherijne, Mirliton Theater * CONSORT MIRABILE

Alice Boccafogli, Soledad Brondino, Eunhea Moon, Isabella Mercuri, blokfluit / Andrea Tjäder, zang Love in the Time of Orlando and Susanne 15.30 / RASA LES CONTRE SUJETS

Samuel Rotsztejn, blokfluit / Ajay Ranganathan, Laurence Valentino, viool / Tania-Lio Faucon-Cohen, altviool / Eric Tinkerhess, cello en viola da gamba / Benoît Beratto, violone / Takahisa Aida, klavecimbel L’Anniversaire du Roi 69


FRINGE

15.30 / Centraal Museum, Tuinzaal

11.00 / Huize Molenaar *

ENSEMBLE FLORIDANTE

THE MUSICAL GARDEN

Meelis Orgse, viool / Saale Fischer, klavecimbel / Kristo Käo, theorbe Couperin en De la Guerre

Beniamino Paganini, traverso / Amandine Menuge, cello / Sayuri Nagoya, pianoforte Red Rose: Sentimental Journey with a Piano Trio

ZO 6 SEP 14.00 / Sonnenborgh * 11.00 / Oudaen *

CONSORT MIRABILE

JONATAN ALVARADO, LUIT EN ZANG

Alice Boccafogli, Soledad Brondino, Eunhea Moon, Isabella Mercuri, blokfluit / Andrea Tjäder, zang Love in the Time of Orlando and Susanne

Pajarillos fugitivos… 11.00 / Fundatie van Renswoude * ENSEMBLE FLORIDANTE

Meelis Orgse, viool / Saale Fischer, klavecimbel / Kristo Käo, theorbe Alla Romana

en voordracht / Iason Marmaras, klavecimbel en voordracht / Roberto Alonso Molina cello en voordracht Love’s Mistress, or the Queen’s Masque 15.30 / TivoliVredenburg, Hertz ARTA HELSINKI

Petri Arvo, blokfluit / Julia Tamminen, orgel en klavecimbel Dolci gli ritorni 15.30 / Centraal Museum, Tuinzaal * JONATAN ALVARADO, LUIT EN ZANG

Pajarillos fugitivos…

14.00 / Huize Molenaar *

15.30 / Fundatie van Renswoude *

THE SCROLL ENSEMBLE

ALEKSANDER MOCEK, KLAVECIMBEL

James Hewitt, viool en voordracht / Robert de Bree, blokfluit, hobo

Frescobaldi, Byrd e.a.

SPEEL EN ZING ZELF OUDE MUZIEK!

Huismuziek presenteert seizoen 2015-2016 Concerti da camera, kleine barokensembles 9 – 11 oktober

Dido en Aeneas voor koor en verteller 31 oktober – 1 november

Beeldend barok, strijkorkest 7 & 8 november

Het liedboek van Margaretha van Oostenrijk, renaissancedag 21 november

Gregoriaans zingen: advent en kerst 28 november

Man singet mit Freuden, Duitse barok voor koor en orkest 30 – 31 januari

Tutti frutti per il flauto dolce, blokfluitconsort 2 – 3 april

Lente in Venetië, vroegbarok, kleine ensembles 24 april

Kijk voor de rest van het cursusaanbod op www.huismuziek.nl of bel 026-845 07 88 en vraag de cursusbrochure aan.

70


BERICHTEN ‘onbekende’ muziek naar de moderne tijd en de muziekwereld is daardoor een betere plek geworden.’ VERTREK HOOFD HOGESCHOOL VOOR OUDE MUZIEK IN BAZEL

Op 15 juli is klavecinist Alan Curtis op 80-jarige leeftijd in zijn huis in het Italiaanse Florence overleden. De Amerikaan heeft in de jaren ‘60 en ‘70 de belangstelling voor de muziek van onder meer George Frideric Handel, Jean-Philippe Rameau en Claudio Monteverdi nieuw leven ingeblazen. Curtis trok na het behalen van zijn PhD aan de Universiteit van Illnois naar Amsterdam om daar te studeren bij Gustav Leonhardt. In de hoofdstad richtte hij ook zijn ensemble Il Complesso Barocco op, met oudemuziekpioniers als Bob van Asperen. Ondanks Leonhardts minachting voor de Engelse Duitser werd Handel het zwaartepunt van zijn Curtis’ rijke carrière: ruim vijftien opera’s van Hendel legde hij op cd vast. De Amerikaanse mezzo-sopraan Joyce DiDonato, die meerdere malen met Curtis samenwerkte, schreef op Twitter: ‘Ik heb nog nooit iemand op zo’n ongegeneerde en aanstekelijke manier van muziek zien houden als Alan deed. Hij bracht een lawine van

RECTIFICATIE

In het artikel van J.J.G. Muller-van Santen over de muziektheatrale werken van Henry Purcell in TOM 2015-2 zijn onder verantwoordelijkheid van de redactie helaas fouten geslopen. We noemen hier onder andere: in de inleiding stond dat mw. Muller voormalig hoogleraar is van de Universiteit van Amsterdam, maar dit klopt niet. Ze was docente Engelse en Amerikaanse Letterkunde aan de Hogeschool Holland en aan de Vrije Universiteit. Verder: we weten niet of de vader van Henry Purcell Thomas of Henry heette. En: tijdens het Cromwell-regime werd niet alle kerkmuziek verboden, alleen de instrumentale. Het originele, ongeredigeerde artikel vindt u op de website van mevrouw Muller-van Santen. 71

BERICHTEN

KLAVECINIST ALAN CURTIS (80) OVERLEDEN

Pedro Memelsdorff heeft onverwachts afscheid genomen als hoofd van de wereldberoemde Schola Cantorum Basiliensis in Bazel. Memelsdorffs beslissing is opvallend: hij had pas sinds medio 2013 de leiding over de internationaal vermaarde hogeschool voor oude muziek. Memelsdorff, een oud-student van de Schola, begon met hoge verwachtingen. Volgens een verklaring wil de Argentijnse dirigent, blokfluitist en musicoloog zich in de nabije toekomst ‘meer richten op artistiek en wetenschappelijk werk.’


CD-BESPREKINGEN

EUSKEL ANTIQVA: LE LEGS MUSICAL BASQUE

Euskal Barrokensemble o.l.v. Enrike Solinís Aliavox AVSA 9910

CD-BESPREKINGEN

Bij sommige van mijn collega-recensenten begin ik de laatste tijd enige Savall-moeheid te bespeuren: alwéér iets nieuws? Wat nu weer? Het is een beetje hetzelfde verschijnsel dat eind jaren tachtig aan Emma Kirkby en The Consort of Musicke kleefde. Er ging toen geen maand voorbij of er verschenen wel weer twee nieuwe cd’s. Bij Jordi Savall ligt de frequentie op dit moment ook ongeveer op twee nieuwe uitgaven per maand, maar daaronder bevinden zich vele oudere en niet altijd even opzienbarende opnamen. Daarbij is het ook nog zo dat Savall in de grote cd-boeken die hij de laatste jaren heeft uitgebracht veel materiaal van eerdere cd’s heeft hergebruikt, nu in de context van het verhaal dat hij in het boek wil vertellen. Ja, dan kan ik me voorstellen dat je het spoor af en toe bijster bent en denkt: het zal wel. Het zijn vooral die wat oudere opnamen van bekend repertoire, waarvan al tientallen uitvoeringen op de markt zijn die volgens mij die Savall-moeheid in de hand werken. Maar het gevaar is dan wel dat je het zicht verliest op de uitgaven die wél iets toevoegen aan wat we al hebben. En die maakt Savall nog steeds! Deze gloednieuwe Euskel Antiqva is daar een schoolvoorbeeld van. Savalls verkenningen van muziek in diverse Europese culturen zijn wat mij betreft zijn interessantste producties. Deze nieuwe is gewijd aan Baskische muziek, volgens het beproefde recept van de afwisseling tussen ‘oude’ en traditionele muziek. Onder oude muziek verstaan we voor het gemak maar even de genoteerde muziek; de traditionele muziek is mogelijk niet minder oud. Dat geeft al aan dat er eigenlijk geen onderscheid te maken is, zoals Savall ten overvloede in het cd-boekje duidelijk maakt. De Baskische cultuur staat behoorlijk op zichzelf, zoals al blijkt uit de taal. Het Baskisch (Euskera) is een taal die duidelijk anders is dan het Frans of Spaans. Dat zie je al aan de titel van deze cd: de letter K komt in het Baskisch heel vaak voor, in de andere Romaanse talen nauwelijks. Het woord ‘barokensemble’ schrijf je in het Baskisch dus bijna net zoals in het Nederlands. Savall gaf deze Baskische musici – volgens het cd-boekje voor het overgrote deel autodidacten op hun instrumenten – alle ruimte om de verschillende facetten van de Baskische muziek in een bonte verzameling korte stukken voor het voetlicht te brengen. Dit ensemble bestaat al zo’n vijftien jaar. Oprichter en luitist/gitarist Enrike Solinís tekent zelf op deze cd voor een paar prachtige, spetterende soli. Verder horen we liederen, een aantal motetten en vooral veel instrumentaal moois. De cd gaat vergezeld van een dik tekstboek in zeven talen, waaronder deze keer ook het Baskisch. Met deze nieuwe cd weet Savall andermaal de schijnwerper te zetten op een hele bijzondere Europese muziekMB cultuur.

72


CD-BESPREKINGEN

W. VON DER VOGELWEIDE: LIEDER VON MACHT UND LIEBE

Per-Sonat Christophorus CHR77394 Van sommige stemmen krijg ik maar geen genoeg, zoals die van Sabine Lutzenberger. De laatste jaren is ze behalve steunpilaar van het Huelgas Ensemble een begenadigd vertelster in muziek, omgeven door de beste middeleeuwenspecialisten van nu. Haar nieuwste cd-project combineert de doorleefde poëzie van Minnesanger Walther von der Vogelweide: grotendeels zonder muziek overgeleverd, maar volgens bronnen ooit wel degelijk gezongen, met Töne (melodieën) uit zijn eigen tijd en zelfs uit de onze, voor de gelegenheid stijlgetrouw gecomponeerd door Baptiste Romain en Tobie Miller. De kunst was daarbij om rijmschema, zinslengte en affect te matchen met gekende wijzen met vaak enigmatische namen als Wiener Hofton, Goldene Weise en Reichston, terwijl Vogelweides beroemdste gedicht, Unter den linden, uitstekend tot zijn recht bleek te komen op een melodie van Gautier d’Espinal. Lutzenberger en haar reisgenoten slagen erin een repertoire te bevrijden dat misschien nog altijd lijdt onder het trommeltje-fluitje-syndroom. Ronduit AE verslavend! O. VON WOLKENSTEIN, DER MÖNCH VON SALZBURT E.A.: HÖR, KRESTENHEIT!

Ensemble Leones o.l.v. Marc Lewon Christophorus CHR 77395 Deze cd belicht de religieuze kant van de Duitse ‘Minnesänger.’ Net als de trouvères in Noord-Frankrijk hebben ook de Duitse minnezangers religieus geïnspireerde teksten geschreven. Der Mönch von Salzburg maakte Duitse teksten op gregoriaanse melodieën en Oswald von Wolkenstein componeer-

de, soms op basis van Franse meerstemmige voorbeelden, zelf liederen met een geestelijke inslag. Dit is hét repertoire voor Ensemble Leones, de groep die er als geen andere in slaagt deze muziek levendig en aansprekend te laten klinken. Sabine Lutzenberger geeft met haar heldere stem ieder woord het juiste effect, Raitis Rigalis laat zijn stem heerlijk schallen à la Benjamin Bagby en instrumentalisten Baptiste Romain en Marc Lewon zorgen op vedels en tokkelinstrumenten precies voor het juiste instrumentale MB decor. Dit is prachtig!

J. MOUTON: MISSA QUEM DICUNT HOMINES, MOTETTEN

Diabolus in Musica en Ensemble Clément Janequin o.l.v. Antoine Guerber en Dominique Visse Bayard Musique 308 437.2 Jean Mouton – eigenlijk heette hij Jean de Hollingue – was de belangrijkste Franse componist van de renaissance. Hij werkte als kapelmeester in Grenoble en aan het hof van Anne van Bretagne en hoewel hij nooit in Rome is geweest, was zijn muziek ook daar zeer in trek. Deze nieuwe cd biedt een nog nooit eerder opgenomen mis van Mouton, aangevuld met enkele motetten. Diabolus in Musica en Ensemble Clément Janequin hebben de krachten voor deze gelegenheid gebundeld en dat levert een grootse, volle ensembleklank op. Uitgangspunt was de mogelijke bezetting in de

pauselijke kapel, waarbij waarschijnlijk twee stemmen per partij werden aangewend. Deze praktijk biedt voordelen boven de enkelvoudige bezetting: je kunt introvertere passages alsnog solistisch laten zingen en op die manier contrast aanbrengen. Volgens de Franse gewoonte worden de lagere stemmen door een bescheiden orgel verdubbeld. Minpuntje voor wie allergisch is voor het penetrante stemgeluid van Dominique Visse: dat klinkt er ook in deze wat grotere bezetting nog MB duidelijk bovenuit.

G. PALESTRINA, C. DE RORE, G. GABRIELI E.A.: L’ARTE DEI PIFFARI

Ensemble Ventosum Pan Classics PC 10332 Het blazersensemble van cornetti en trombones, in Italië de piffari genoemd, had verschillende functies: de blazers speelden tijdens belangrijke kerkelijke en ceremoniële gebeurtenissen, maar ook in de openlucht. Het repertoire bestond naast instrumentale muziek uit instrumentale versies van madrigalen en motetten. Deze cd biedt een mooi overzicht van dat repertoire. De Gabrieli’s ontbreken uiteraard niet. Ook horen we werk van wat minder bekende componisten. Ventosum is een ensemble van cornettospeler William Dongois en bestaat uit blazers die ook veelvuldig in andere ensembles te vinden zijn. Wat je met lage trombones aan huiveringwekkend effect bereikt, is te 73


CD-BESPREKINGEN

horen in de hier opgenomen versie van het motet Calami sonum ferentes van Cipriano de Rore. Het Huelgas Ensemble bezette dit werk met superlage bassen en als instrumentale pendant horen we hier de lage trombones. MB Schitterend!

ternationaal aanzien en Jakob Reys verliet Polen als jonge man om in Frankrijk als ‘Jacob le Polonais’ luitist te worden aan de hoven van Henri III en Henri IV. Werken van bovengenoemde Polen, maar ook een Polish Ayre van Tobias Hume of een Chanson à la Polonaise van Nicolas Vallet en ander anoniem kleingoed komt tot leven onder de handen van de Poolse luitist Michal Gondko. Die overtuigt door de grote muzikale zeggingskracht en de instrumentale perfectie van zijn spel. Zowel het vrij onbekende repertoire als de uitstekende uitvoering en maken deze cd tot een aanrader. HD

bedachtzame sfeer. Door de kalme tempi ontbreekt vaak de sprankeling, ook waar die in de muziek in potentie wél aanwezig is, zoals in de Almande Gratiae, de Spagnolette of de verschillende Voltes. Het gevaar van gezapigheid loert om de hoek, en dat is bij dit interessante repertoire jammer. HD

J. VAN HOVE: ‘FLORIDA’ PAVANES, FANTASIEËN EN DANSEN VOOR LUIT J. REYS, A. DLUGORAJ, K. SIELICKI E.A.: ‘POLONICA’: LUITMUZIEK MET POOLSE CONNECTIES ROND 1600

Massimo Marchese (luit) Brilliant Classics 94962

Michal Gondko (luit) Ramée RAM 1406

Deze cd biedt een bloemlezing van de rijke luitcultuur die er in het eerste kwart van de zeventiende eeuw in de Republiek der Verenigde Nederlanden bestond. Daarvan was Joachim van Hove (1567-1620) een belangrijke vertegenwoordiger. Geboren in Antwerpen vluchtte hij als calvinist naar de Noordelijke Nederlanden, waar hij in Leiden niet alleen actief was als luitspeler bij banketten en officiële gebeurtenissen, maar ook als luitleraar van studenten aan de Universiteit. Hij publiceerde drie bundels met luitmuziek, waarvan de eerste, Florida uit 1601, bestaat uit werken die gecomponeerd of gearrangeerd zijn door Van Hove zelf. Deze selectie, bestaande uit arrangementen van vocale muziek, een fantasia, variaties op Italiaanse, Franse en Engelse dansen, maar ook van Hoves eigen bewerking van Dowlands beroemde Pavana Lachrymae en Peter Philips’ Pavan geven een goed beeld van Van Hoves oeuvre. Het spel van Massimo Marchese is weliswaar correct en mooi afgewerkt, maar het geheel ademt een wat

Het luitrepertoire dat op een of andere wijze banden heeft met Polen, wordt door luitist Michal Gondko aangeduid als ‘Polonica.’ Dat aanknopingspunt kan bestaan uit een Poolse tekst op een titelblad, een toeschrijving aan een Poolse luitist, een kopiist van wie men een Poolse afkomst vermoedt of slechts de titel van een anoniem stuk (zoals Polnischer Tanz of Ballo Polacca). Dit repertoire werd niet alleen vanaf ongeveer 1600 over Noord- en Zuid-Europa verspreid door rondreizende jongemannen, die voor hun algemene ontwikkeling naar het buitenland werden gestuurd en eenvoudig luitrepertoire van huis meebrachten, maar vooral ook door musici van Poolse origine die naar het buitenland trokken. Albert Dlugordaj (ca. 1557-ca. 1620) vertrok, na drie jaar luitist aan het Poolse hof te zijn geweest, in 1586 naar Duitsland. De in Krakau geboren Italiaan Diomedes Cato (1555-1628) genoot groot in74

C. MONTEVERDI: MADRIGALI VOL. 1

Les Arts Florissants o.l.v. Paul Agnew Les Arts Florissants Editions AF 005 Flashback! Na het magistrale tweede luik van zijn Monteverdi-trilogie met Les Arts Florissants presenteert Paul Agnew nu het eerste deel, gewijd aan geboorteplaats Cremona. Daar zijn we, in zijn woorden, getuige van ‘de eerste schokken van een muzikale revolutie.’ Hier klinkt in de noten van Monteverdi’s eerste drie madrigaalboeken een componist met een geweldig talent in volle ontwikkeling, elke kans grijpend om de poëzie van Guarini, Tasso en tijdgenoten op een meer verdiepende manier te verklanken. Voorbij de klassieke madrigalismen, elf jaar later, bij de publicatie van het Quarto libro, kunnen we alleen maar concluderen dat hij in die opzet is geslaagd. Ook Agnews eloquentie tekent deze uitgave, zowel in zijn begeleidende essays als in de interpretatie, die barst van de spontaniteit, risico en individualiteit. Het is moeilijk te geloven dat deze reis, een ware muzikale biografie, nog maar één etappe te gaan heeft. Zetten Agnew


CD-BESPREKINGEN

en zijn zangers het avontuur op een AE andere manier voort?

M. ROSSI: ORGEL- EN KLAVECIMBELWERKEN

Muso Mu-008

Ricardo Castagnetti (orgel en klavecimbel) Brilliant Classics 94966

J. HIDALGO AND 17TH-CENTURY SPAIN: CANTAR DE AMOR

Juan Sancho, Accademia del Piacere o.l.v. Fahmi Alqhai Glossa GCD P33204 De kern van deze cd – de vierde van Accademia del Piacere – is de muziek van Juan Hidalgo, Spanjes spilcomponist gedurende de barok. Hoewel zijn introductie van Italiaanse opera in Madrid mislukte – gesproken woord mocht niet ontbreken – én hoewel veel van zijn muziek met het Alcázar in vlammen opging in 1734, hebben we nog een mooie collectie tonos uit Hidalgo’s muziektheater. Die worden omkaderd met de usual suspects José Marín, Mateo Romero en Gaspar Sanz. Net als Le Poème Harmonique een unieke sound wist te creëren, zo lokt ook Alqhai de luisteraar naar zijn heel eigen universum. Na de geniale, exuberante flamecozanger Arcángel op Las idas y las vueltas is nu een wat mij betreft mindere god te gast: tenor Juan Sancho, permanent larmoyant, kan mijn aandacht maar nauwelijks vasthouden. Dat is iets waar Claire Lefilliâtre, Raquel Andueza en zeker ook Montserrat Figueras niet de minste moeite mee hebben. Het instrumentale spel daarentegen is briljant, wat deze opname toch zeer AE de moeite waard maakt.

Michelangelo Rossi (ca. 1601-1656) kwam in 1624 in dienst van kardinaal Maurizio van Savoye in Rome en werd organist van de San Luigi dei Francesi. Hij dankte zijn lokale roem vooral aan zijn virtuoze vioolspel. Zijn enige verzameling klaviermuziek, de Toccate e Correnti d’involatura d’organo e cimbalo (1634), is geheel in de stijl van Frescobaldi, die net als Rossi werd beïnvloed door de op de retorica gebaseerde seconda pratticastijl van de vocale muziek van onder anderen Gesualdo. Diens invloed op Rossi is overduidelijk door de chromatiek, de onverwachte harmonische wendingen en dissonanten met ongebruikelijke oplossingen. Zoals het titelblad aangeeft zijn deze Toccate e Correnti bestemd voor zowel orgel als klavecimbel. Om de verschillen in klankkleur te illustreren, worden de Toccata Quarta en de Corrente Sesta op beide instrumenten gespeeld. Het effect van de voor dit repertoire vereiste middentoonstemming komt prachtig tot uiting in de chromatische passages aan het slot van de Toccata Settima! Het spel van Castagnetti is levendig, met ritmische vrijheden die het improvisatorische karakter waar nodig goed treffen. Het orgel (Graziadio Antegnati, 1565) en het klavecimbel (naar Grimaldi, 1697) zijn HD uitstekend opgenomen. WEICHLEIN: SONATES

Capella Vitalis Berlin Raumklang RK 3401 J. BIBER, G. VIVIANI, ANONIMI: MINORIETENCONVENT, MANUSCRIPT XIV 726

Stéphanie Paulet (viool) en Elisabeth Geiger (orgel)

Deze twee programma’s hadden zó meegekund in het Habsburgse Festival van afgelopen jaar. Gunar Letzbor vertelde me dat hij de muziek van Romanus Weichlein één van de grootste ontdekkingen vond die hij had gedaan. Helaas kennen we van Weichlein maar weinig werken, maar wát we hebben is inderdaad van een uitzonderlijke kwaliteit. De cd van Capella Vitalis Berlin biedt een aantal sonates waar je recht van overeind gaat zitten. In het centrum van iedere sonate staat een chaconne en die wordt in iedere sonate weer heel anders opgezet. Nu eens met een echt thema, dan weer op twee basnoten waardoor een soort barokke minimal music ontstaat. De bezetting met twee violen en twee altviolen, die Weichlein vaak als groepjes tegenover elkaar zet, klinkt mooi rijk en Capella Vitalis is een uitstekend ensemble. De andere cd biedt werk uit dat merkwaardige handschrift uit een minorietenklooster, veelal van anonieme componisten. Violiste Stéphanie Paulet krijg hier tegenspel van een groot kerkorgel, zoals dat waarschijnlijk ook vroeger in Oostenrijk gebruikelijk was. Organiste Elisabeth Geiger weet zo kundig te registreren dat de viool altijd goed hoorbaar blijft. Viool en orgel zijn hier volkomen gelijkwaarMB dig aan elkaar. Klasse! J. VOITA, N. FABER, J.H. SCHMELZER E.A.: ‘SCORDATURA’: VIOOLMUZIEK UIT HET HABSBURGSE RIJK

Ars Antiqua Austria o.l.v. Gunar Letzbor (viool) Pan Classics PC10322 75


CD-BESPREKINGEN

In de landen ten noorden van de Alpen werd in de zeventiende eeuw naar hartenlust geëxperimenteerd met afwijkingen van de normale vioolstemming (de zogenaamde ‘scordatura’) en de hierdoor ontstane klankkleuren die in de ‘normale’ stemming onmogelijk zouden zijn. Door de vele verschillende mogelijkheden van ‘omstemmen’ kunnen zeer speciale combinaties van tonen voorkomen en kan een krachtiger ofwel veel milder timbre ontstaan. Componisten als Nikolaus Faber en Johann Voita schreven deze nieuwe stemming nauwkeurig voor, zodat exact de juiste effecten bereikt kunnen worden. Naast de voorgeschreven scordatura is de sonate van Schmelzer (Johann Heinrich of een van zijn zonen, dat is niet duidelijk) een curiositeit. De belegering van Wenen door de Turken wordt hierin uitgebeeld, net als in de tiende Rosenkranzsonate van Heinrich Biber. Gunar Letzbor weet samen met zijn Ars Antiqua Austria de speciale sfeer van deze stukken en de zeer aparte en ook zeer uiteenlopende timbres, die het resultaat zijn van de scordatura, uitstekend te treffen. Muzikaal en HD instrumentaal topniveau.

muziektraditie pardoes overboord gooide. Polyfonie bleef door innovatie en evolutie levend, bijvoorbeeld dankzij componist en organist William Croft. Deze muzikaal uitstekende, maar in klank wat teleurstellende opname verzamelt enkele van Crofts motetten van rond 1700. De componist, zelf vrij jong overleden, lijkt een speciale klik te hebben gevoeld met sombere teksten, al horen we ook vrolijker werk, evenzo doordrongen van eenvoud en oprechtheid. De zangeressen en zangers van Sidney Sussex College – het jongste van de ‘oude colleges’ in Cambridge en van oudsher een diep protestantse instelling – zingen in hun eigen kapel. Jammer genoeg ligt de nadruk voor mij teveel op de totaalklank in de mooie akoestiek, die zo nogal wollig doorkomt. Desondanks heb ik niets dan lof voor David Skinner, die met deze club studenten en met zijn ensemble Alamire nog altijd nieuwe schatten uit de Engelse muziekgeschiedenis tot als nieuw weet op te poetsen.

wikkeling van deze violoncello in Italië. Zowel de begintijd als de bloeiperiode komen aan bod. Het begint bij de eerste sonates van Gabrieli (rond het jaar 1689) en een sonate voor 2 cello’s van Bononcini, die de huidige stemming introduceerde en elementen uit de viool- en gambatechniek in het cellospel verwerkte. Dieltiens komt via sonates van De Fesch, Marcello uit bij Alessandro Scarlatti’s Sonata in de ‘da chiesa’-stijl. In deze periode ligt de nadruk niet zozeer op virtuositeit, maar meer op de expressieve mogelijkheden van het tenor-register, met als hoogtepunten de sonates van Geminiani en Vivaldi. De solist is zeer overtuigend in deze uitgebreide bloemlezing, of dat nu de smetteloos gespeelde Gabrieli, de virtuoze Marcello of de cantabiliteit van Vivaldi en Geminiani betreft. Hij wordt uitstekend ondersteund door een continuo van cello of bas met klavecimbel of, in de mineurtoonsoorten en een enkele introverte sarabande, door orgel en AE luit. Een waardevolle productie.

G. GABRIELI, F. GEMINIANI, A. VIVALDI E.A.: THE CELLO IN BAROQUE ITALY: SONATES

Roel Dieltiens (violoncello), Richte van der Meer (cello), Anthony Woodrow (bas), Konrad Junghänel (luit) en Robert Kohnen (klavecimbel) Accent ACC 24304

W. CROFT: BURIAL SERVICE & ANTHEMS

Choir of Sidney Sussex College o.l.v. David Skinner Obsidian 714 De komst van Italiaanse opera betekende niet dat heel Londen de Engelse 76

Vanuit de ‘basso di viola da braccio,’ die aanvankelijk een slechts begeleidende rol vervulde, ontwikkelde zich, naast de grotere violone, de violoncino. Deze was weliswaar makkelijker te bespelen dan de grotere violone, maar had in de laagte weinig toon. Dit euvel werd ondervangen door de twee laagste snaren met zilver te omwinden, waardoor het instrument meer volume kreeg en ook geschikt werd voor virtuoos spel. Deze heruitgave biedt een interessante kijk op de ont-

A. CAMPRA: TANCRÈDE

Les Temps Présents & Les Chantres o.l.v. Olivier Schneebeli Alpha 958 Campra’s meesterwerk Tancrède gaat door voor de laatste Lulliaanse tragédie lyrique, een eindpunt van een grandioze traditie die de regeerperiode van Lodewijk XIV muzikaal begeleidde. Tegelijk hoor je hoe op het oude mo-


CD-BESPREKINGEN

del nieuwe muziek groeit, een taal die voorzichtig vooruitwijst naar Rameau. En als we zo’n belangrijk stuk dan ook nog kunnen ontdekken in een topuitvoering door de musici van Centre de Musique Baroque de Versailles is mijn vreugde compleet. Zeldzaam voor zijn tijd was dat Campra maar liefst drie baspartijen schreef, naast twee vrouwenrollen voor de schitterende Chantal Santon en Isabelle Druet, én dat een flink aantal duetten de actie vooruit helpen in een periode waar de solo nog het voornaamste emotionele vehikel was. Hoofdrolspeler Benoît Arnould lijkt gemaakt voor het unhappy end, waar zijn gevoelige stem nog eens luid kan klagen voordat hij de moed opgeeft. Een welkome update sinds de AE Malgoire-opname uit 1990.

organist, gaf hij onder meer les aan twee juristen, aan wie hij de suites voor viola da gamba (Chelys) opdroeg. Deze ‘pièces de viole’ tonen een synthese van de verschillende stromingen die er in het gambarepertoire bestonden: de klassieke Franse volgorde van vier dansen met een prélude vooraf, de typisch Engelse kunst van het diminueren, de Duitse variatiesuite, waarin de dansen thematisch met elkaar zijn verbonden, en het in Nederland en Vlaanderen gebruikelijke verwerken van bekende volksliedthema’s. Guido Balestracci (in het komende Festival te horen met Les Basses Réunies) houdt een indrukwekkend pleidooi voor Hacquarts Pièces: levendig en expressief spel, mooi van toon, met ritmisch raak getroffen dansen. Het continuo, bestaande uit cello en klavecimbel of orgel en luit – zeer effectvol in de introverte suite nr. 10 in a – ondersteunt HD Balestracci op adequate wijze. J.A. SCHMIERER: ‘ZODIACI MUSICI.’ ORKESTSUITES

Ensemble Tourbillon o.l.v. Petr Wagner Accent ACC 24294

C. HACQUART: PIÈCES DE VIOLE À UNE VIOLE DE GAMBE ET UNE BASSE CONTINUE

Guido Balestracci (viola da gamba), Nicola Dal Maso, (violone), Rafael Bonavita (luit) en Massimo Raschietti (klavecimbel en orgel) Pan Classics PC 10338 Carolus Hacquart (1640-ca. 1701) werd geboren in Brugge, maar verhuisde naar Amsterdam om daar in 1674 zijn Cantiones Sacrae uit te geven. In 1678 componeerde de muziek bij het door Duyseroo geschreven en aan Constantijn Huygens opgedragen toneelstuk De triomfeerende Min. In Den Haag, waar hij werkzaam was als

Van Joachim Abraham Schmierer (1661-?) is weinig meer bekend dan dat hij, na een muzikale opleiding aan de Domkapelle in Augsburg, tevergeefs solliciteerde naar de functie van Domkapellmeister en een rechtenstudie volgde in Salzburg. Zijn verdere leven werkte hij als jurist. In 1698 verscheen zijn verzameling Zodiaci Musici, waarvan de stemmen, zoals de componist aangaf, meervoudig bezet moesten worden, zodat het hier om echte orkestsuites en niet om kamermuziek gaat. Schmierer beschrijft ze als enerzijds amusementsmuziek, maar ook als repertoire dat, door de eisen die er aan de spelers worden gesteld, enige ‘exercitio’ vereist. Zoals veel tijdgenoten in de Duitstalige landen, componeerde Schmierer in

de Franse stijl à la Lully. De zes suites uit de Zodiaci volgen het Franse voorbeeld, waarin na een ouverture zeven dansen (de Franse hofdansen, waaronder menuet, gavotte, sarabande of bourrée) en soms een chaconne of ‘plainte’ voorkomen. Het ensemble Tourbillon geeft de Lully-stijl van deze stukken uitstekend weer en het resultaat is een combinatie van klankschoonheid en inzicht in het karakter en de ritmiek van de dansvormen. HD

A. SCARLATTI: 12 SINFONIE DI CONCERTO GROSSO (1715)

Capella Tiberina Brilliant Classics 94658 Waarom hoor je die concerti grossi van Alessandro Scarlatti nou nooit? Ze zijn minstens zo aansprekend als die van Corelli en hebben ook nog eens een meer afwisselende bezetting. Scarlatti laat ook blokfluit, hobo en trompet aan het woord in deze sprankelende muziek. Veel uitvoeringen zijn er niet van, dus het was een goed idee van Capella Tiberina om de hele set op te nemen. Het ensemble speelt in vrij kleine bezetting en beschikt over uitstekende strijkers en blazers. Deze opname vult wat mij betreft een MB leemte. J.S. BACH: OSTER-ORATORIUM, HIMMELFAHRTS-ORATORIUM

Kammerchor Stuttgart, Barockorchester Stuttgart o.l.v. Frieder Bernius Carus 83.290 77


CD-BESPREKINGEN

Er is veel te zeggen voor onze eeuw, maar wat zou ik graag een kijkje in de barok willen nemen en proeven hoe muziek met de seizoenen het leven bepaalde. Neem Leipzig, waar Bach jaar in, jaar uit de kerkgangers – als je erover nadenkt: een minuscuul groepje luisteraars – aan de hand nam en ze luttele dagen na de monumentale Johannes-Passion al verraste met het Oster-Oratorium. En de volgende dag nog een cantate, en nog een, en nog een... Juist de cantate Kommt, eilet was blijkbaar Bachs grote trots, wat een heruitgave van Frieder Bernius’ gezaghebbende uitvoering meer dan rechtvaardigt. Nieuw is de opname van Hemelvaart-pendant Lobet Gott in seinen Reichen en de Stuttgarter ensembles hebben blijkbaar niets aan drive ingeboet. Joanna Lunn zingt in beide opnames, terwijl we op de meest recente kunnen genieten van drie jonge stemmen: naast Samuel Boden en Tobias Berndt, die slechts recitatieven zingen, verbluft alt David Alsopp in de aria die later hét Agnus AE Dei werd.

Couperin schreef deze muziek zodanig dat hij, als het moest, ook alles in zijn eentje op het klavecimbel afkon. De zondagmiddagse kamerconcerten aan het hof van Louis XIV waren niet altijd met dezelfde musici bezet en soms misten bepaalde instrumenten. Zoals de meeste ensembles kiest Juilliard Baroque voor een bezetting met violen, fluiten, hobo’s, fagot en gamba. Dit Amerikaanse gezelschap, vorig jaar prominent te gast op het Festival, speelt deze muziek met de nodige luchtigheid, precies zoals het moet eigenlijk. Maar soms mis ik iets van de grandeur die deze muziek ook nodig heeft. Wat dat betreft is de uitvoering van Jordi Savall bij mij nog MB altijd favoriet.

J.-M. LECLAIR, M. BLAVET, J. BOISMORTIER, M. CORRETTE, M. BUFFARDIN: FRANSE FLUITCONCERTEN

Les Buffardins o.l.v. Frank Theuns (fluit) Accent ACC 24297

F. COUPERIN: LES NATIONS (COMPLEET)

Juilliard Baroque Naxos 8.573374-78 De vier suites, elk voorafgegaan door een sonate, die François Couperin verzamelde onder de titel Les Nations bieden de musici veel keuzemogelijkheden wat betreft de bezetting. 78

Michel Buffardin was de grote fluitvirtuoos van zijn tijd. Hij reisde door heel Europa en heeft ook Bach gekend; veel van diens virtuoze fluitpartijen zouden voor Buffardin geschreven zijn. Componeren deed hij ook en de jonge Belgische fluitist Frank Theuns vernoemde zijn ensemble naar hem. Deze cd geeft een mooi overzicht van de Franse virtuoze fluitmuziek. Ook Michel Blavet was een componerende fluitist en zijn hier opgenomen con-

certo werd in de jaren zeventig van de vorige eeuw een hit in de uitvoering van Jean-Pierre Rampal. Blavet leunde zwaar op Vivaldi en ook de andere componisten richten hun blik veelvuldig naar Italië. Frank Theuns en de zijnen spelen met veel zwier en zijn de ideale pleitbezorgers voor dit voor fluitisten zo dankbare repertoire. MB G.P. TELEMANN: COMPLETE WERKEN VOOR VIOLA DA GAMBA

Ensemble Opera Prima o.l.v. Cristiano Contadin (viola da gamba) Brilliant Classics 94831 G.P. TELEMANN: HET BERLIJNSE GAMBABOEK

Dietmar Berger (viola da gamba) Naxos 8.573392 De gamba was in de eerste helft van de achttiende eeuw in Duitsland heel populair. Er waren virtuozen actief, maar ook tal van amateurgambisten. Telemann, altijd zo lekker commercieel bezig, schreef dus veel muziek voor het instrument: daar was tenslotte geld mee te verdienen. Het blijkt een leuk idee om alles wat Telemann aan de gamba toevertrouwde bijeen te brengen. We kennen een aantal stukken echt goed, waaronder het concerto voor blokfluit en gamba, maar het meeste wat we op deze 5-cd-box horen, is nog nooit eerder opgenomen! Telemann componeerde niet alleen voor de gewone (bas)gamba, maar ook voor de pardessus de viole, een piepklein gambaatje dat op vioolhoogte speelt. Gambist Cristiano Contadin maakt er met zijn ensemble een feestelijk geheel van. We hebben er met deze box dus een grote hoeveelheid ‘nieuwe’ Telemannstukken bij. Helemaal curieus is een Berlijns gambaboek met daarin een reeks koraalbewerkingen voor gamba solo, duidelijk bedoeld om thuis te spelen. De koraalmelodieën waren ook buiten de kerk heel geliefd en deze uitgave


CD-BESPREKINGEN

getuigt daarvan. De componist is anoniem, we kennen alleen zijn initialen: ‘J.L..’ Dietmar Berger nam het hele gambaboek op. Het is eenvoudige muziek en zo wordt ze ook gespeeld: als kleine instrumentale gebedjes. MB J.S. BACH: SONATES VOOR VIOOL EN KLAVECIMBEL BWV 1014-1019

Lucy Russell (viool) en John Butt (klavecimbel) Linn CKD 433 John Butt zal met zijn Schotse Dunedin Consort dit jaar zijn festivaldebuut maken. Op cd kennen we dit ensemble van klein bezette, warm klinkende uitvoeringen van muziek van Bach en Handel. Maar Butt leverde ook een prachtige lezing van Bachs Wohltemperiertes Klavier af en wijdt zich samen met violiste Lucy Russell nu aan Bachs viool- plus klavecimbelsonates. Meestal hoor je die zo: het klavecimbel en de viool op gepaste afstand van elkaar. Maar hier lijkt het wel of de violiste bij de klavecinist op schoot zit. Niet iedereen zal dat even mooi vinden, maar deze opname geeft door die directheid juist wel weer nieuwe inkijkjes in het geraffineerde lijnenspel tussen de viool en de rechterhand van het klavecimbel. Dit is samenspel op MB het puntje van de stoel.

worden door de beroemdste componist van het koninkrijk: Georg Frederic Handel. Deze Music for the Royal Fireworks is een suite in Franse stijl geworden met vier dansen, voorafgegaan door een ouverture in de stijl van Lully (langzaam-snel-langzaam-snel). Handels Concerti a due Cori zijn bewerkingen van reeds bestaande composities van zijn hand en bedoeld als intermezzi in zijn oratoria. Het aantal musici van het ensemble Zefiro is wat geringer dan de 100 man die Handel destijds tot zijn beschikking had. Maar dat ook een orkest van bescheidener afmetingen tot bruisende resultaten kan komen wordt hier overtuigend bewezen. Het vuurwerk klinkt met zijn trompetten, slagwerk, hobo’s, hoorns, fagotten en strijkers en de concerti, weliswaar zonder trompetten maar in de nummers 2 en 3 wel met fagotten, hoorns en hobo’s, stralen eveneens. De akoestiek van het Siciliaanse klooster waar de opname werd gemaakt zorgde voor het juiste ruimtelijke effect, waardoor het uitbundige karakter van deze muziek optimaal tot HD zijn recht komt.

Wie nu nog denkt dat Spanje een achterstand heeft op het gebied van oude muziek heeft de laatste jaren vast onder een steen gelegen. In dat land heeft men die achterstand in razende vaart ingehaald en Spaanse musici behoren nu tot de wereldtop. Deze twee nieuwe cd’s bieden een kennismaking met twee uitstekende jonge Spaanse klavecinisten. Javier Núñez brengt, hier en daar bijgestaan door luit en harp, een Italiaans programma met veel afwisseling tussen bekend en minder bekend werk. Núñez is een musicus van het extraverte soort: hij grijpt lekker woest in de toetsen waar de muziek dat vraagt en weet alle grilligheden mooi uit te lichten. Ignacio Prego speelt Bachs zes Franse suites juist weer wat bedachtzamer, gelukkig zonder tempo-extremen. Veel aandacht gaat uit naar Bachs interesse in Franse muziek: het zo kenmerkende inégale, waarbij de twee handen net iets na elkaar inzetten, krijgt bij Prego alle ruimte. Van deze twee klavecinisMB ten gaan we nog horen!

G.F. HANDEL: ‘THE MUSIC FOR THE ROYAL FIREWORKS,’ CONCERTI A DUE CORI NO. 1, 2 EN 3

Zefiro Baroque Orchestra o.l.v. Alfredo Bernardini Arcana A 386 Toen in 1748 het huis van Hannover het erfopvolgingsrecht op de Engelse troon kreeg, besloot de nieuwe koning George II dit op grootse wijze te vieren met een vuurwerk in het Londense Green Park. Daarvoor werden kosten noch moeite gespaard. Muzikaal moest het evenement opgeluisterd

C. NICHELMANN: SONATES VOOR KLAVECIMBEL, OP. 1 EN OP. 2 G. DE MACQUE, G. FRESCOBALDI, G. TRABACI E.A.: A MODO ITALIANO

Javier Núñez (klavecimbel), Fahmi Alqhai (collascione) en Sara Agueda (harp) Cantus C 9615 J.S. BACH: FRANSE SUITES BWV 812-817

Ignacio Prefo (klavecimbel) Cantus Records 696423

Michele Benuzzi (klavecimbel) Brilliant Classics 94809 De nu vrijwel vergeten Nichelmann (1717-1762) woonde in zijn jonge jaren lessen van J.S. Bach bij in Leipzig, studeerde compositie bij diens zoon Wilhelm Friedemann en ging vervolgens in Hamburg in de leer bij 79


CD-BESPREKINGEN

Telemann en Mattheson. Hierna trok hij naar Berlijn om zich verder te bekwamen bij Quantz en Graun en na enige buitenlandse reizen werd hij op uitnodiging van Frederik de Grote tweede klavecinist aan de Koninklijke Opera. Zijn twee bundels sonates – op. 1 (‘voor dames’) en op. 2. (‘voor ieder die van het klavecimbel houdt’) uit 1745 – zijn een typisch voorbeeld van overgangsmuziek. De echo van de barok is nog aanwezig, maar de ontwikkeling naar de expressieve stijl van de ‘Empfindsamkeit’ van Carl Philipp Emanuel Bach – en zijn broer Friedemann is onmiskenbaar, al wordt het niveau van deze laatsten niet gehaald. Helaas werkt het spel van Michele Benuzzi voor deze bescheiden muziek ook al niet mee. Hij klinkt wat braaf, zijn spel is enigszins stroef, hij maakt weinig gebruik van agogiek en hij toont weinig durf. Met wat meer lef had hij de sonates nog boven zichzelf HD uit kunnen tillen. Jammer.

koningin. De in heel Europa gevierde ‘Londense Bach’ liet een rijk oeuvre aan kamermuziek voor verschillende bezettingen na, waaronder de Six Sonates pour le Clavecin ou Piano Forte, avec Accompagnement d‘un Violon ou Flûte. Anders dan deze aanduiding doet vermoeden, is de rol van de viool in de muzikale dialoog even belangrijk als die van het klavecimbel. De sonates bestaan uit twee delen: een openingsallegro, gevolgd door een deel in een gematigder tempo, zoals een allegretto, andante of pastorale. Ze vallen vooral op door de lange melodische lijnen, die Johann Christians liefde voor de opera verraden. De galante stijl van deze muziek wordt door Marco Ruggeri en Lina Uinskyte met hun sprankelende en vitale spel vol souplesse en aandacht voor de ‘affecten,’ uitstekend getroffen. De opname, die kennelijk in een vrij kleine ruimte is gemaakt, is wat droog uitgevallen, maar dat is dan ook het HD enige minpunt. A. SALIERI: LES DANAÏDES

Solisten, Les Talens Lyriques o.l.v. Christophe Rousset Ediciones Singulares ES1019

J.C. BACH: ZES SONATES VOOR KLAVECIMBEL EN VIOOL, OP. 16

Marco Ruggeri (klavecimbel) en Lina Uinskyte (viool) Brilliant Classics 94965 Johann Cristian Bach (1735-1782) vestigde zich, na een studie bij de beroemde Martini in Bologna en een succesvolle carrière als operacomponist in Napels, in 1762 in Londen. Daar zou hij tot het eind van zijn leven muziekleraar zijn in dienst van de 80

‘Salieri, élève de Gluck’ vermeldt het voorblad van Les Danaïdes trots. Het is een wervelwind van een stuk in de beste Gluckiaanse traditie: compact, bij vlagen elegant en steeds onverwacht spannend. De componist, gekarikaturiseerd in de film Amadeus – omdat één van zijn werken ooit werd overschaduwd door Mozarts Entführung – verdeelde zijn tijd tussen Wenen en Parijs, waar hij respectievelijk (komische) Italiaanse opera’s componeerde en pure tragédies lyriques, kennelijk ongehinderd door het gigantische verschil in stijl en traditie. Het verhaal is klassiek: de vijftig Danaïden, dochters van Danaüs, staan klaar om hun kersverse echtgenoten

te vermoorden... behalve de verliefde Hypermnestra, die zich zo de woede van haar vader op de hals haalt. Dat ze overleeft en ook nog eens haar man weet te redden, komt wellicht ook door de extreme muziek waar Salieri haar doorheen laat worstelen, schijnbaar moeiteloos uitgevoerd door Judith van Wanroij. Haar psychodrama met Tassis Christoyannis als Danaüs is indrukwekkend, net als de kracht die uit het orkest spat. Een AE herwaardering van formaat!

L. BOCCHERINI E.A.: ‘THE CELLO IN SPAIN’

La Ritirata o.l.v. Josetxu Obrégon (violoncello) Glossa GCD 923103 De ontwikkeling van de violoncello in Spanje is vooral te danken aan de invloed van Italiaanse musici die in Barcelona werkzaam waren. Ze kwamen voornamelijk uit het hertogdom Parma of het koninkrijk Napels en gezien de dynastieke banden van beide plaatsen met het Spaanse hof vonden velen daar ook makkelijk toegang. Domingo Poretti bijvoorbeeld, die in 1734 eerste cellist aan het Spaanse hof werd. Of Pablo Vidal, die onder Boccherini werkte aan het hof van de hertog van Osuna en de auteur was van de eerste twee cellomethodes die in Spanje verschenen. Spanjes beroemdste Italiaan was echter Luigi Boccherini, die werkzaam was aan verschillende vorstenhoven.


CD-BESPREKINGEN

Hij werd zó gevierd als componist en cellist dat de Franse componist Duport, van wie ook werk op deze cd klinkt, naar Spanje afreisde om aan het Spaanse hof op te treden. Zijn sonate in D, waarschijnlijk in Madrid gecomponeerd, en werken van onder meer Boccherini, Poretti en Vidal worden door cellist Obrégon met La Ritirata gloedvol, virtuoos en met veel temperament ten uitvoer gebracht. De hele cd is één groot instrumentaal en muzikaal feest. Het continuo is van dezelfde stuwende kracht, of het nu de combinatie violone/klavecimbel of – in de intiemere stukken – orgel/ HD luit betreft.

L. BOCCHERINI: ‘SEI TERZETTI’ OP. 47

La Real Cámara: Natsumi Wakamatsu (viool), Emilio Moreno (altviool) en Hidemi Suzuki (cello) Glossa GCD 920313 Toen Boccherini in 1793 met de eerste van zijn Sei Terzetti begon, was hij als componist op het toppunt van zijn kunnen, genoot hij een pensioen van het hof en leidde hij in Madrid het onafhankelijke leven van een gevierd musicus, geëerd door Spanjaarden en bezocht door buitenlanders. Hoewel hij meer dan 60 trio’s voor twee violen en cello had geschreven – een bezetting die herinnert aan de ouderwetse triosonate met twee gelijkwaardige bovenstemmen en basso continuo – keerde hij voor zijn Terzetti terug naar een combinatie die hij sinds 1772

niet meer had gebruikt: viool, altviool en cello. Die samenstelling zou later bij Mozart, Beethoven en Schubert standaard worden. Wellicht was er in zijn omgeving een briljante altist wiens mogelijkheden hij wilde benutten. Deze Terzetti – kleine tweedelige intieme stukken vol stemmingswisselingen en rijk aan ‘affecten’ – worden door La Real Cámara met veel gevoel voor de verschillende sfeer van de delen gespeeld. Muzikale expressie, klankschoonheid en perfect samenspel gaan hand in hand. Een warm HD pleidooi voor deze juweeltjes.

wordt mijns inziens voor de komende decennia de Haydn-standaard voor de HD symfonieën.

L. VAN BEETHOVEN: VARIATIONS F.J. HAYDN: SYMFONIEËN NR. 46 IN B, NR. 47 IN G EN NR. 22 IN ES / W.F. BACH: SYMFONIE IN F

Olga Pashchenko (fortepiano) Alpha 201

Il Giardino Armonico o.l.v. Giovanni Antonini Alpha 671

Olga Pashchenko is piepjong en nog maar net (cum laude) afgestudeerd in Amsterdam, maar wat een musicus is zij. Ze ís de muziek. Vorig jaar was ze één van de Klaviertijgers in het Festival Oude Muziek en hield ze een vurig pleidooi voor Fux, Haydn en Mozart. Nu is haar tweede cd verschenen, met klaviervariaties van Beethoven. Onder haar handen sprankelt en vlamt de fortepiano (eentje van Christopher Clarke naar Fritz, 1818) in dit zelden gehoorde repertoire, met onder meer de variaties in c WoO 80, de ‘facile’ sonates op. 49 nrs. 1 en 2 en de Prometheus-variaties op. 35 (waarvan Beethoven het thema ook in de Eroïca-symfonie verwerkte). Ze laat het instrument in donkere kleuren grommen, maar toont ook de lichtere, tedere kant van Beethoven. Geraffineerd spel gaat samen met een onweerstaanbare energie en retoriek. Pashchenko wordt – nee ís – een van RD de grote sterren van deze eeuw.

Deze uitgave is de tweede in de reeks die in 2032 (!) voltooid moet zijn ter gelegenheid van Haydns 300ste geboortejaar. Het album bevat twee symfonieën uit 1772, toen Haydn ‘Kapellmeister’ was bij Nikolaus Esterházy, en een uit 1764, toen hij nog slechts ‘Vizekapellmeister’ was, maar al wel het vorstelijk ensemble op alle terreinen van eigen composities voorzag, op het geestelijke na. Er wordt gemusiceerd op het scherp van de snede, ritmisch pregnant, vitaal en expressief van klank. Voor symfonie 22 wordt hier gebruikgemaakt van de originele bezetting uit Haydns eigen handschrift, dat in tegenstelling tot de meeste kopieën Engelse hoorns (i.p.v. de meestal gebruikte hobo’s en fluiten) en waldhoorns voorschrijft. Een duidelijke verbetering! De symfonie in F voor strijkers en basso continuo uit de Dresdner periode (1733-1746) van Wilhelm Friedemann Bach, waarin naast het oude idioom ook al nieuwe ideeën opduiken, is een interessante aanvulling. Il Giardino Armonico

81


vrienden oudemuziek

CD-AANBIEDINGEN W. von der Vogelweide: Lieder von Macht und Liebe Per-Sonat Christophorus 77394 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18

Van sommige stemmen krijg ik maar geen genoeg, zoals van die van Sabine Lutzenberger. Haar nieuwste cd-project combineert de doorleefde poëzie van Minnesanger Walther von der Vogelweide, grotendeels zonder muziek overgeleverd, maar volgens bronnen ooit wel degelijk gezongen, met Töne (melodieën) uit zijn eigen tijd en zelfs uit de onze, stijlgetrouw gecomponeerd door Baptiste Romain en Tobie Miller. De kunst was daarbij om rijmschema, zinslengte en affect te matchen met bekende wijzen met vaak enigmatische namen als Wiener Hofton, Goldene Weise en Reichston, terwijl Vogelweides beroemdste gedicht, Unter den linden, uitstekend tot zijn recht bleek te komen op een melodie van Gautier d’Espinal. Lutzenberger en haar reisgenoten slagen erin een repertoire te bevrijden dat misschien nog altijd lijdt onder het trommeltje-fluitjesyndroom. Ronduit verslavend!

J. Reys, A. Dlugoraj, K. Sielicki e.a.: Polonica: Luitmuziek met Poolse connecties rond 1600 Michal Gondko (luit) Ramée RAM 1406 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18 Luitrepertoire dat verband houdt met Polen wordt door luitist Michal Gondko aangeduid als ‘Polonica.’ Dat kan een Poolse tekst op een titelblad zijn, een toeschrijving aan een Poolse luitist, een kopiist van wie men een Poolse afkomst vermoedt of slechts de titel van een anoniem stuk (zoals Polnischer Tanz of Ballo Polacca). Werken van Polen als Albert Dlugordaj (ca. 1557-ca. 1620), de in Krakau geboren Italiaan Diomedes Cato (1555-1628) en Jakob Reys worden afgewisseld met andere componisten. Een Polish Ayre van Tobias Hume, een Chanson à la Polonaise van Nicolas Vallet en ander anoniem kleingoed, dat tot leven komt onder de handen van de Poolse luitist Michal Gondko. Die overtuigt met muzikale zeggingskracht en de instrumentale perfectie van zijn spel.

82

G. Da Palestrina, C. de Rore, G. Gabrieli e.a. L’Arte dei Piffari Ensemble Ventosum Pan Classics PC 10332 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18

Het blazersensemble van cornetti en trombones, in Italië de piffari genoemd, had verschillende functies: de blazers speelden tijdens belangrijke kerkelijke en ceremoniële gebeurtenissen, maar ook in de openlucht. Het repertoire bestond naast instrumentale muziek uit instrumentale versies van madrigalen en motetten. Deze cd biedt een mooi overzicht van dat repertoire. Ventosum is een ensemble van cornettospeler William Dongois en bestaat uit blazers die ook veelvuldig in andere ensembles te vinden zijn. Wat je met lage trombones aan huiveringwekkend effect bereikt, is te horen in de hier opgenomen versie van het motet Calami sonum ferentes van Cipriano de Rore. Het Huelgas Ensemble bezette dit werk met superlage bassen en als instrumentale pendant horen we hier de lage trombones. Schitterend!

J. Voita, N. Faber, J.H. Schmelzer e.a.: ‘Scordatura’: vioolmuziek Ars Antiqua Austria o.l.v. Gunar Letzbor (viool) Pan Classics 10322 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden €18 In de landen ten noorden van de Alpen werd in de zeventiende eeuw naar hartenlust geëxperimenteerd met afwijkingen van de normale vioolstemming (de zogenaamde ‘scordatura’) en de hierdoor ontstane klankkleuren die in de ‘normale’ stemming onmogelijk zouden zijn. Componisten als Nikolaus Faber en Johann Voita schreven deze nieuwe stemming nauwkeurig voor, zodat exact de juiste effecten bereikt kunnen worden. Naast de voorgeschreven scordatura is de sonate van Schmelzer (Johann Heinrich of een van zijn zonen, dat is niet duidelijk) een curiositeit. Gunar Letzbor weet samen met zijn Ars Antiqua Austria de speciale sfeer van deze stukken en de zeer aparte en ook zeer uiteenlopende timbres, die het resultaat zijn van de scordatura, uitstekend te treffen. Muzikaal en instrumentaal topniveau.

GRATIS THUISBEZORGD ZOLANG DE VOORRAAD STREKT. TE BESTELLEN VIA DE SPECIALE BESTELBON. DEZE CD-AANBIEDINGEN ZIJN OOK TIJDENS HET FESTIVAL BIJ DE FESTIVALCD-WINKEL VERKRIJGBAAR.


vrienden oudemuziek

CD-AANBIEDINGEN C. Hacquart: Pièces de Viole à une viole de gambe et une Basse Continue Guido Balestracci e.a. Pan Classics PC 10338 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18

A. Campra: Tancrède Les Temps Présents & Les Chantres o.l.v. Olivier Schneebeli Alpha 958 Normale prijs ca. € 36 Voor Vrienden € 28

Campra’s meesterwerk Tancrède gaat door voor de laatste Lulliaanse tragédie lyrique. Tegelijk hoor je hoe op het oude model nieuwe muziek groeit, een taal die voorzichtig vooruitwijst naar Rameau. En als we zo’n belangrijk stuk dan ook nog kunnen ontdekken in een topuitvoering door de musici van Centre de Musique Baroque de Versailles is de vreugde compleet. Zeldzaam voor zijn tijd was dat Campra maar liefst drie baspartijen schreef, naast twee vrouwenrollen voor de schitterende Chantal Santon en Isabelle Druet. Hoofdrolspeler Benoît Arnould lijkt gemaakt voor het unhappy end, waar zijn gevoelige stem nog eens luid kan klagen voordat hij de moed opgeeft. Een welkome update sinds de Malgoire-opname uit 1990.

Carolus Hacquart (1640-ca. 1701) werd geboren in Brugge, maar verhuisde naar Amsterdam om daar in 1674 zijn Cantiones Sacrae uit te geven. Zijn ‘pièces de viole’ tonen een synthese van de verschillende stromingen die er in het gambarepertoire bestonden: de klassieke Franse volgorde van vier dansen met een prélude vooraf, de typisch Engelse kunst van het diminueren, de Duitse variatiesuite, waarin de dansen thematisch met elkaar zijn verbonden, en het in Nederland en Vlaanderen gebruikelijke verwerken van bekende volksliedthema’s. Guido Balestracci (in het komende Festival te horen met Les Basses Réunies) houdt een indrukwekkend pleidooi voor Hacquarts Pièces: levendig en expressief spel, mooi van toon, met ritmisch raak getroffen dansen.

J.S. Bach: sonates voor viool en klavecimbel BWV 1014-1019 Lucy Russell (viool) en John Butt (klavecimbel) Lin CKD 433 Normale prijs ca. € 36 Voor Vrienden € 28 John Butt zal met zijn Schotse Dunedin Consort dit jaar zijn festivaldebuut maken. Butt leverde een prachtige lezing van Bachs Wohltemperiertes Klavier af en wijdt zich samen met violiste Lucy Russell nu aan Bachs viool- plus klavecimbelsonates. Meestal hoor je die zo: het klavecimbel en de viool op gepaste afstand van elkaar. Maar hier lijkt het wel of de violiste bij de klavecinist op schoot zit. Niet iedereen zal dat even mooi vinden, maar deze opname geeft door die directheid juist wel weer nieuwe inkijkjes in het geraffineerde lijnenspel tussen de viool en de rechterhand van het klavecimbel. Dit is samenspel op het puntje van de stoel.

L. van Beethoven: Variations Olga Pashchenko, fortepiano Outhere Alpha 201 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18

Olga Pashchenko is piepjong en nog maar net (cum laude) afgestudeerd in Amsterdam, maar wat een musicus is zij. Vorig jaar was ze één van de Klaviertijgers in het Festival Oude Muziek en hield ze een vurig pleidooi voor Fux, Haydn en Mozart. Onder haar handen sprankelt en vlamt nu de fortepiano (eentje van Christopher Clarke naar Fritz, 1818) in dit zelden gehoorde repertoire van Beethoven, met onder meer de ‘facile’ sonates op. 49 nrs. 1 en 2 en de Prometheus-variaties op. 35. Ze laat het instrument in donkere kleuren grommen, maar toont ook de lichtere, tedere kant van Beethoven. Geraffineerd spel gaat samen met een onweerstaanbare energie en retoriek. Pashchenko wordt – nee ís – een van de grote sterren van deze eeuw.

GRATIS THUISBEZORGD ZOLANG DE VOORRAAD STREKT. TE BESTELLEN VIA DE SPECIALE BESTELBON. DEZE CD-AANBIEDINGEN ZIJN OOK TIJDENS HET FESTIVAL BIJ DE FESTIVALCD-WINKEL VERKRIJGBAAR.

83


Tijdschrift Oude Muziek

medewerkers voor deze uitgave:

ISSN 0920-6649

Albert Edelman, Agnes van der Horst, Marcel Bijlo, Sofie Taes,

jaargang 30 / nr.3 – augustus 2015

Henk Dekker, Rebekah Ahrendt, Andrea Braun, Huub van der

verschijnt 4x per jaar

Linden, Hinke Beekman, Renée Dumoulin

uitgave en productie:

adverteren:

Stichting Organisatie Oude Muziek Utrecht

tarieven via 030 232 9000 of www.oudemuziek.nl

bureau:

miniadvertenties

bezoekadres:

voor particulieren, € 15 per 4 regels,

Plompetorengracht 4

140 lettertekens, bewijsexemplaar € 5

NL-3512 CC Utrecht t. +31 (0)30 232 9000

opgave voor servicerubrieken:

f. +31 (0)30 232 9001 info@oudemuziek.nl

Cursussen en festivals op het gebied van de oude muziek

www.oudemuziek.nl

worden kosteloos aangekondigd indien de gegevens compleet

correspondentieadres:

en tijdig worden aangeleverd. Onvolledige opgaven worden

Postbus 19267

niet geplaatst.

NL-3501 DG Utrecht Nederland

deadlines:

vormgeving:

periode 15 februari - 15 mei: 2 januari periode 15 mei - 15 augustus: 1 april

Studio rUZ / Went&Navarro

periode 15 augustus - 15 november: 1 juni periode 15 november - 15 februari: 1 oktober

opmaak: donateur worden: Esther de Bruijn Voor een bijdrage van € 40, € 80, € 160 of € 1.000 aan de drukwerk en bindwerk:

Stichting Vrienden Oude Muziek ontvangt u 4x per jaar het Tijdschrift Oude Muziek met alle gegevens over het Festival en

BCM

onze concerten. Tevens krijgt u dan de Vriendenpas, waarmee u in aanmerking komt voor diverse kortingen.

cover:

Zie www.oudemuziek.nl voor alle bijbehorende voordelen of bel met 030 232 9000.

foto: Susanne Vermeulen Voor mensen met een leeshandicap is dit Tijdschrift ook op redactie:

cd verkrijgbaar. Inlichtingen: Dedicon, Postbus 24, 5360 AA Grave, 0486 486 486.

Jules van der Leeuw (eindredactie)

COLOFON

Susanne Vermeulen Xavier Vandamme

84

Het volgende nummer verschijnt medio november 2015.


Ook het nieuwe concertseizoen wo 14 okt 2015 Grote Zaal 19.30 uur

Mozart - Le nozze di Figaro

Orkest van de Achttiende Eeuw en Cappella Amsterdam onder leiding van Kenneth Montgomery vr 6 nov 2015 Kleine Zaal 20.15 uur

Motetten van Bach

Cappella Amsterdam onder leiding van Daniel Reuss za 20 feb 2016 Kleine Zaal 20.15 uur

Die Kunst der Fuge van Bach Quatuor Mosaïques

ma 7 mrt 2016 Grote Zaal 19.30 uur

Händel - Orlando

The English Concert onder leiding van klavecinist Harry Bicket met o.a. sopraan Carolyn Sampson en countertenor Iestyn Davies di 22 mrt 2016 Grote Zaal 19.30 uur

Matthäus-Passion van Bach

English Baroque Soloists en The Monteverdi Choir onder leiding van Sir John Eliot Gardiner wo 23 mrt 2016 Kleine Zaal 20.15 uur

Bachs Goldberg-variaties op snaren

met Pekka Kuusisto, Lily Francis en Nicolas Altstaedt

Bestel nu kaarten

di 19 apr 2016 Grote Zaal 20.15 uur

Bachs Hohe Messe

Bach Collegium Japan onder leiding van Masaaki Suzuki wo 18 mei 2016 Grote Zaal 20.15 uur

Mozart - Die Zauberflöte Boedapest Festival Orkest onder leiding van Iván Fischer

F

k c n i v l e Ge ano ortepitival F8 -e25soktober 2015


3/2015

The European Early Music Network / Réseau Européen de Musique Ancienne has created a

3/2015

D R A W A N A E P EURO C I S U M Y L R A FOR E

and is proud to announce that in this inaugural year the REMA Early Music Award will be given to the

Schola Cantorum Basiliensis while a special REMA Early Music Artist Award will be given to

The awards ceremony will be held on Saturday 22 August 2015 in Antwerp.

communication@rema-eemn.net +33 1 39 20 78 03 www.rema-eemn.net www.earlymusicday.eu www.remaradio.eu

www.adaka.fr

The Hilliard Ensemble

HET LONDEN VAN HANDEL / LA MORRA ZOEKT HET ‘ENGELSE’ IN DE MIDDELEEUWEN / VIRGINALISTEN / GOUDLAKENKAMP: KONINKLIJKE EXTRAVAGANTIE / SKIP SEMPÉ / HUGENOTEN / CURSUS SEMIOLOGIE / VOORUITBLIKKEN MET STEPHAN MACLEOD / ENGELSE CONSORTMUZIEK / DE FESCH EN HELLENDAAL / PICCOLA ACCADEMIA: MASTERCLASSES KLAVECIMBEL EN NOG VEEL MEER…


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.