TIJDSCHRIFT OUDE MUZIEK / 04 2017
dbd DE HOBOÏST ALFREDO BERNARDINI, ONTDEKKINGSREIZIGER dbd EEN ODE AAN HENRY PURCELL dbd KERST IN ECUADOR MET MÚSICA TEMPRANA dbd KRISTIAN BEZUIDENHOUT KEERT TERUG NAAR HET KLAVECIMBEL dbd EN NOG VEEL MEER ...
ADVERTENTIE
V R 24 N OV
E N G E L S E P O LY FO N I E U I T N EDD EER L A14 D E E E U W N DS K A M E R KO O R D I R I G E N T PAU L VA N N EV E L D I 1 9 D EC
VERGETEN K E HRO LST PA R E L S L A N D BA R O Q U E WO 2 0 D EC
W E I H N AC H TS O R ATO R I UM N E D E R L A N DS K A M E R KO O R - CO N C E RTO KÖ L N DI 6 FEB
D E A L L E R M O O I ST E BAC H CA N TAT E S N E D E R L A N DS E BAC H V E R E N I G I N G
FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT UITGEROEPEN TOT HET BESTE FESTIVAL VAN EUROPA!
Het Festival Oude Muziek Utrecht is door de European Festivals Association en de Europese Commissie bekroond met de EFFE Award, de tweejaarlijkse kwaliteitsprijs voor 'most exciting festival' van Europa. Op 18 september mocht directeur Xavier Vandamme op het podium van het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel de prijs in ontvangst nemen.
ZONDER U WAS DIT NIET GELUKT. DANK VOOR UW STEUN!
OM TE BEGINNEN EEN ODE AAN HENRY PURCELL VAN DE REDACTIE Geen kunst zo vluchtig als muziek. Klanken vervliegen, de herinnering blijft. Een fotoreportage in het dubbeldikke Vriendenhart van dit tijdschrift helpt u nagenieten van het afgelopen Festival Oude Muziek, een van de succesvolste uit zijn geschiedenis. Maar we blikken vooral vooruit. Het Seizoen Oude Muziek laat de festivalkoorts immers nagloeien tijdens de wintermaanden. Wat dacht u van een PurcellDag? Op 10 februari kunt u terecht in Utrecht, de volgende dag in Amsterdam. Deze uitgebreide ode aan de Engelse Orpheus vindt even uitgebreid haar weerslag in dit nummer van TOM. François Joubert-Caillet, artistiek leider van gambaconsort L’Achéron, vertelt over Purcells Fantazias, een genre dat ook het onderwerp is van de rubriek ‘Uit de bron’. De musicologe Katherina Lindekens schetst de achtergronden van Purcells King Arthur; klavecinist Jean-Luc Ho breekt een lans voor zijn klaviermuziek. De komende maanden hebben meer in petto. Zo neemt het Sollazzo Ensemble de concertbezoekers mee naar het Florence van de veertiende eeuw, viert Música Temprana kerst in Ecuador en trakteren de barokhoboïst Alfredo Bernardini en zijn Ensemble Zefiro de oren op briljante barokmuziek uit Dresden. In interviews kunt u er alles over lezen. TOM staat voor een wijde blik. Hoe gaat het met het Orkest van de Achttiende Eeuw, sinds het overlijden van Frans Brüggen? Guido van Oorschot stak zijn licht op bij orkestdirecteur Sieuwert Verster en musici uit het gezelschap. In het Amsterdamse Concertgebouw is komend voorjaar Kristian Bezuidenhout verschillende keren te beluisteren. Hij speelt er op een moderne Steinway, een historische fortepiano én op klavecimbel. We reisden naar het Rosendal Festival in Noorwegen om hem aan de tand te voelen. De rubriek ‘Instrumentaliteit’ gaat deze keer over een nieuw ‘Schnitger-orgel’ dat op 31 oktober jl. is ingewijd in de Lutherse Kerk van Groningen, terwijl ‘Beeldspraak’ aandacht besteedt aan twee schilderijen die momenteel in het Haagse Mauritshuis tentoon worden gesteld. Met al dat moois in het vooruitzicht kunnen we de wintermaanden met een gerust hart tegemoet zien. De redactie wenst u veel leesplezier en muziekgenot. ■●
EN VERDER... OM TE BEGINNEN Een ode aan Henry Purcell Van de redactie
Interview Sollazzo Ensemble Florentijnse muziek uit de veertiende eeuw Van een koning die niet zong King Arthur van Purcell, een ‘dramatick opera’ Interview Jean-Luc Ho ‘Purcell is een man van het theater’ Interview Romina Lischka De lange Engelse bloei van het gambaconsort Interview Kristian Bezuidenhout ‘Het klavecimbel brengt me bij Bach’
2
9
20
26
35
36
Een onbekende Friese barokcomponist Reijnold Popma van Oevering en zijn klaviersuites 48 RUBRIEKEN Beeldspraak 14 Steen en Jordaens Soo d’oude songen… Uit de bron Het genre van de fantasie ‘…omdat de componist aan niets gebonden is’
25
Vriendenhart 27 Instrumentaliteit 40 De renaissance van een barokinstrument Een nieuw Schnitger-orgel in Groningen Berichten 46 Cd-besprekingen 50 Seizoen Oude Muziek 54 Colofon 56
4
MUZIKALE PRACHT UIT DRESDEN Alfredo Bernardini ging op onderzoek uit en stuitte op prachtig hoborepertoire dat ontstond aan het hof van August der Starke in Dresden. Met zijn ensemble Zefiro breng hij een schatkamer tot klinken.
PENDELEN TUSSEN PURCELL EN MARAIS François Joubert-Caillet en zijn gambaconsort L’Achéron laven zich aan grote projecten. Op de PurcellDag in februari zullen zij zich wijden aan Fantazias van de Engelse Orpheus. ‘Op de klank van de gamba kun je snel verliefd worden.’
16 16
10
DRIE JAAR NA FRANS BRÜGGEN Het Orkest van de Achttiende Eeuw besloot door te gaan na het overlijden van Frans Brüggen. Directeur Sieuwert Verster vertelt hoe het ensemble zich herpakt. ‘Frans blijft onze motor en inspiratie.’
BAROKKE KERST IN ECUADOR Adrián Rodríguez Van der Spoel en zijn ensemble Música Temprana putten voor hun kersttournee uit een codex met barokrepertoire van de kathedraal van Quito, de hoofdstad van Ecuador. ‘De puzzel van de Zuid-Amerikaanse muziek wordt steeds completer.’
COVER: Adrían Rodríguez Van der Spoel (Música Temprana), Foto: Vera Rosemberg
42
4
TEKST / Agnes van der Horst
TOM Magazine / 04 2017
BEELD / Bernardo Bellotto (‘il Canaletto’): Zicht op Dresden vanaf de rechter Elbe-oever, ca. 1750.
‘HOBO’S ZIJN MIJN VERSLAVING’ ALFREDO BERNARDINI IS GRAAG EEN ONTDEKKINGSREIZIGER
‘Hobo’s zijn mijn verslaving’ / Alfredo Bernardini is graag een ontdekkingsreiziger
Wat één goede hoboïst al niet teweeg kan brengen... De fenomenale techniek en expressie van Johann Christian Richter, die begin achttiende eeuw in het hoforkest van Dresden speelde, inspireerden componisten als Telemann en Zelenka tot het schrijven van prachtige muziek. Alfredo Bernardini en zijn Ensemble Zefiro gingen op onderzoek uit. In januari trekken zij met hun vondsten door het land.
5
6
TOM Magazine / 04 2017
‘Er wordt weleens gedacht dat al het barokrepertoire zo langzamerhand wel bekend is en gespeeld. Toch is dat absoluut niet waar. Het publiek wil natuurlijk graag het bekende horen – en er is ook niets mis met klassiekers als De vier jaargetijden – maar het is ook onze verantwoordelijkheid het perspectief van de luisteraar te verbreden, want er bestaat nog zo ontzettend veel meer mooie muziek.’
A
ALFREDO BERNARDINI
lfredo Bernardini, hoboïst, leider en medeoprichter van Ensemble Zefiro, klinkt enthousiast. Hij doet dan ook niets liever dan ontdekken. Nieuw repertoire, nieuwe ideeën over oudemuziektechniek, andere muziekwerelden, onterecht vergeten componisten. Die ontdekkingen deelt hij graag met het publiek. Op menig programma van Zefiro, ook dat in januari, staan regelmatig componisten die tegenwoordig amper meer bekend zijn. Thema van het komende programma is de muziek aan het Saksische hof van August de Sterke. De keurvorst, later ook koning van Polen, hield van pracht en praal en was dol op muziek. In zijn hofkapel speelden musici die tot de beste van Europa behoorden. Bach was jaloers op de muzikale krachten waar de hofcomponisten van Dresden over konden beschikken. Hij had dolgraag een van hen willen zijn. Het is hem nooit gelukt, ondanks zijn grandioze ‘sollicitatiecompositie’, het Kyrie en Gloria uit de Hohe Messe. Bernardini: ‘Het was in die tijd traditie om aankomende vorsten te laten kennismaken met buitenlandse hoven en culturen. Zo reisde August junior, zoon van ‘de Sterke’, in 1716 naar Venetië. Daar leerde hij fantastische musici kennen als Vivaldi en Lotti. In zijn meereizende hofkapel bevond zich hoboïst Johann Christian Richter, die zo ongelooflijk goed was dat Vivaldi ter plekke muziek voor hem schreef. Richter was dé sterleerling van de vermaarde Franse hoboïst François de Riche, die aan het Engelse hof werkte maar als rooms-katholiek naar Dresden uitweek toen het Britse vorstenhuis anglicaans werd. Hij zorgde daar voor de aanwas van veel jonge, uitstekende hoboïsten, van wie Richter de beste was. Richter moet een fantastische hoboïst zijn geweest, want er werd geweldig veel prachtige, virtuoze en expressieve muziek voor hem geschreven. Het begin van de achttiende eeuw was, dankzij De Riche en Richter, een gouden tijd voor de hobo.’ LOKAAS
ENSEMBLE ZEFIRO
Richter moet gewerkt hebben als een soort lokaas, want, zo vertelt Bernardini, ‘toen August junior Venetië verliet, nodigde hij verschillende componisten uit naar Dresden te komen. En ze kwamen. Antonio Lotti bijvoorbeeld, kapelmeester van de San Marco en beroemd operacomponist. Johann David Heinichen, die al sinds 1710 in Venetië werkte, keerde weer terug naar Dresden en werd er hofkapelmeester – toen de belangrijkste functie die een Europees musicus kon hebben. Lotti en Heinichen waren doorgewinterde
‘Hobo’s zijn mijn verslaving’ / Alfredo Bernardini is graag een ontdekkingsreiziger
De oboe d’amore (‘liefdeshobo’) was destijds een nieuwe vinding. Het instrument is een grotere versie van de gewone hobo en klinkt een kleine terts lager. De lieflijke klank verklaart de naam. Bach heeft de oboe d’amore veelvuldig toegepast in zijn kerkmuziek.
7
operacomponisten en vóór Dresden niet geïnteresseerd in de hobo. Maar aan het Dresdense hof schreven ze verschillende stukken voor het instrument. Lotti componeerde vooral voor oboe d’amore.’ ‘Andere componisten, onder wie Georg Philipp Telemann en Johann Friedrich Fasch, waren ook geregeld aan het hof te vinden en raakten eveneens dankzij Richter in de ban van de hobo. Dat laatste gold ook voor hofcomponist Jan Dismas Zelenka. Van al deze componisten was Zelenka het meest extreem. Hij was excentriek en inventief, schreef gedurfde harmonieën en thema’s die soms tientallen maten duurden. De stijl van Fasch lijkt een beetje op die van Zelenka. Zijn motieven en harmonieën zijn eenvoudiger, maar prachtig geschreven. Bij Fasch was vooral de fagot de protagonist.’ FRISSE WIND
AUGUST DER STARKE, RUITERSTANDBEELD IN DRESDEN
HOBOÏST OP EEN GOBELIN
Ensemble Zefiro is genoemd naar de vriendelijkste god van de Griekse mythologie, Zephyrus – Zefiro in het Italiaans –, de god van de frisse westenwind. Het ensemble ontstond in 1989 toen Bernardini met een paar kompanen met dezelfde passie voor oude muziek – de hoboïst Paolo Grazzi en diens fagotspelende broer Alberto – besloot samen te gaan optreden. ‘Het was een mooie tijd, vooral van samen veel uitproberen en overleggen, bijvoorbeeld over hoe je rieten maakt voor de barokhobo. We spelen nog altijd samen, spreken elkaars muzikale taal. Zefiro is eigenlijk pas echt begonnen toen we onze eerste cd maakten met de triosonates van Zelenka. Het was meteen ons eerste grote succes.’ Het repertoire van de groep is divers qua periodes en windstreken, en vereist daarmee ook verschillende instrumenten. Bernardini bespeelt alle familieleden van de barokhobo, klassieke hobo’s in soorten en maten, en dan ook nog eens uit verschillende landen. Hoeveel heeft hij er eigenlijk? ‘Zeventig’, zegt hij voorzichtig, en schiet dan meteen in de lach. ‘Ik weet niet of je dat wel moet opschrijven, maar hobo’s zijn mijn verslaving.’ Hij speelt praktisch altijd op kopieën. ‘Hobo’s hebben geen lang leven, dat komt door het vocht. Ze gaan hooguit vijftien jaar mee. Ik heb wel veel historische instrumenten, maar omdat ze zo fragiel zijn, speel ik er maar heel af en toe op en dan ook maar heel kort. Het is vooral interessant om te bestuderen hoe ze in elkaar zitten, hoe de boring is bijvoorbeeld. Ik werk graag samen met hobobouwers, voor wie ik allerlei instrumenten uitprobeer, heel interessant. Zelf heb ik ook wel hobo’s gebouwd. Op zich is het met een goede draaibank niet zo ingewikkeld een hobo te maken. Het moeilijkste is om de juiste klank te bereiken.’ Fascinerend aan al die verschillende hobo’s is onder meer het grote klankverschil tussen klassieke en barokinstrumenten. ‘Klank reflecteert de muziekesthetiek van de tijd. Een barokhobo moet bijvoorbeeld mengen met de andere leden van het ensemble. De klassieke hobo is individueler. De barokhobo heeft ook meer klankkleuren dan de klassieke en moderne hobo. Moderne hobo’s moeten, wat je er ook mee speelt, gelijkmatig klinken. Bij barokinstrumenten is de klankkleur afhankelijk van de toonsoort. Een stuk in f heeft een ander timbre dan een stuk in b. Daarom gebruikten barokcomponisten de verschillende toonsoorten om specifieke emoties uit te drukken. In de moderne muziekesthetiek moet alles gelijk klinken, in de barok werden juist de verschillen gewaardeerd.’
8
TOM Magazine / 04 2017
CONTACT MET DE OORSPRONG ‘ASTMAPATIËNTEN WORDT WEL AANGERADEN HOBO TE GAAN SPELEN. HET IS EEN HEEL GOEDE OEFENING. JE MOET MET WEINIG LUCHT MOOIE LANGE LIJNEN SPELEN. DAAROM MOET JE LEREN DIE LUCHT ONDER DRUK TE DOSEREN. DAT IS EEN KUNST OP ZICH.’
SEIZOEN OUDE MUZIEK BLAZEN AAN HET SAKSISCHE HOF di 16 jan / 20.30 Dronten, De Meerpaal wo 17 jan / 20.30 Maastricht, Kerk van Sint-Pieter beneden
Bernardini studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en woonde langdurig in ons land. Sinds hij in 2015 is gestopt met lesgeven aan het Conservatorium van Amsterdam, is hij niet meer zo vaak in Nederland. Tegenwoordig woont hij in Salzburg. Vier jaar geleden werd hij daar professor aan de toen net opgerichte oudemuziekafdeling van de Universität für Musik und Darstellende Kunst Mozarteum. Hij is blij dat er nog steeds veel jonge mensen geïnteresseerd zijn in oude muziek. De leerlingen komen nu vooral van plekken waar oude muziek nog nieuw is, zoals het voormalige Oostblok en landen als Korea en China. De afgelopen dertig jaar heeft Bernardini de oudemuziekwereld zien veranderen. ‘Ze is professioneler geworden. De jonge generatie musici is stukken beter, maar ik vind het jammer dat ze vaak wat minder nieuwsgierig zijn naar mogelijke interpretaties, speelwijzen en onbekend repertoire. Wij moesten vroeger veel meer op onderzoek uit. Nu vragen mijn leerlingen hoe iets gespeeld moet worden. Dan geef ik ze vaak het advies dit zelf te onderzoeken in de originele bronnen. Ik vind het directe contact met de oorsprong heel belangrijk. Zelf doe ik dat nog steeds. Ik lees soms vijf keer hetzelfde traktaat of boek en altijd weer vind ik andere dingen. Door de ervaringen die je lezend en musicerend opdoet, ga je zo’n tekst weer anders interpreteren.’ ‘Het is ook inspirerend als collega’s in hetzelfde geschrift iets totaal anders blijken te hebben gelezen, waardoor je op een ander spoor wordt gezet. In Salzburg ben ik nu een collega van Reinhard Goebel, de oprichter en leider van Musica Antiqua Köln. Met hem ontstaan superleuke gesprekken over de traktaten die we hebben gelezen. Dan wedden we wie het bij het rechte eind heeft, met als inzet een fles champagne. Muziek is geen natuurwetenschap. Een kip legt een ei en een olifant heeft een slurf, dat is duidelijk. Maar muziek en muziektheorie zijn gemaakt door mensen en die zijn overal en in alle tijden anders. Over heel veel zaken is nog niets bekend. Dan komt het aan op intuïtie. Dat vind ik heerlijk aan dit vak. Je probeert steeds iets nieuws. Klinkt iets aanvankelijk een beetje raar, later wordt het voor jouzelf heel normaal en logisch en dan moet of mag je het publiek daar weer van overtuigen.’ ■●
do 18 jan / 20.15 Westzaan, Zuidervermaning vr 19 jan / 20.15 Deventer, Penninckshuis za 20 jan / 20.15 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ (met pauze) zo 21 jan / 16.30 Utrecht, Geertekerk Meer informatie: oudemuziek.nl/zefiro ENSEMBLE ZEFIRO IN GROTE BEZETTING
9
FLORENTIJNSE MUZIEK UIT DE VEERTIENDE EEUW SOLLAZZO ENSEMBLE GEEFT EEN OVERZICHT
ANNA DANILEVSKAIA
Speels en subtiel, zo is de Italiaanse muziek uit de veertiende eeuw het beste te karakteriseren. De belangstelling voor deze uiterst verfijnde en moeilijk uit te voeren muziek is op dit moment sterk groeiende en er komen steeds meer ensembles die zich erin specialiseren. Jongste loot aan deze stam is het Sollazzo Ensemble. Het concertprogramma dat de groep in december presenteert, geeft een overzicht van de muziek die in de veertiende eeuw in en om Florence klonk. Waarom was het juist dáár dat de muziek zich zo sterk ontwikkelde? Vedelspeler en ensembleleider Anna Danilevskaia vertelt: ‘Florence was in de veertiende eeuw een van de belangrijkste financiële centra van Europa. Het was een welvarende stad waar de kunst, en dus ook de muziek, goed
kon gedijen. Tweederde van de mannelijke bevolking van Florence was geletterd, voor die tijd zeer uitzonderlijk. Doordat Florence zo’n belangrijk handelscentrum was, had de stad een divers samengestelde bevolking waarin allerlei culturen samensmolten en elkaar beïnvloedden. De muziekbeoefening was ook heel gevarieerd, van de extravagante processies tot en met de verfijnde muziek die klonk in de huiskamers van rijke burgers.’ Hoe maak je uit dat gevarieerde en omvangrijke repertoire een selectie voor een concertprogramma? Danilevskaia: ‘In het eerste deel van ons programma portretteren we Francesco Landini en Paolo da Firenze, de twee belangrijkste Florentijnse componisten van de veertiende eeuw. In het tweede deel belichten we de kerkmuziek, van complexe polyfone miszettingen tot eenstemmige, op volksmuziek gebaseerde lauden. Daarna komen twee minder bekende componisten aan bod: Giovanni da Firenze en Vincenzo da Rimini. Hun stijl is virtuoos en rijk geornamenteerd. Improvisatie speelt een belangrijke rol in deze muziek; wat de componist opschreef is meer een begin- dan een eindpunt. Door improvisatie maak je met het gecomponeerd materiaal je eigen uitvoering. Dat is een wezenlijk onderdeel van de muziek uit de veertiende eeuw.’
TEKST / Marcel Bijlo BEELD / Vincent Kibildis
Het Sollazzo Ensemble is een jong gezelschap. Hoe het is begonnen? Danilevskaia: ‘We kennen elkaar uit Bazel, waar we allemaal hebben gestudeerd. Met al onze verschillende achtergronden – klassieke muziek, oude muziek, theater en lichte muziek – vonden we elkaar in de liefde voor de late middeleeuwen. In 2015 wonnen we het oudemuziekconcours in York en mochten we onze eerste cd maken .’ ■●
SEIZOEN OUDE MUZIEK FLORENTIJNSE VROEGRENAISSANCE za 2 dec / 20.30 Maastricht, Cellebroederskapel
zo 3 dec / 14.30 Amerongen, Kasteel Amerongen ma 4 dec / 20.30 Rotterdam, Laurenskerk wo 6 dec / 20.00 Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente do 7 dec / 20.15 Westzaan, Zuidervermaning vr 8 dec / 20.15 Deventer, Penninckshuis za 9 dec / 20.15 Ammerzoden, Kasteel Ammersoyen zo 10 dec / 15.00 Bloemendaal, Dorpskerk Meer informatie: oudemuziek.nl/sollazzo
10
TOM Magazine / 04 2017
ZINGENDE PURCELL, DANSENDE MARAIS GAMBACONSORT L’ACHÉRON LAAFT ZICH AAN GROTE PROJECTEN B
ij het jonge Franse gambaconsort L’Achéron pendelt de viola da gamba vrolijk tussen Purcell en Marais. François Joubert-Caillet, oprichter en artistiek leider van het ensemble, windt er geen doekjes om: ‘Op de klank van dit instrument kun je snel verliefd worden.’ Met zijn ensemble komt hij begin februari naar Nederland voor vier concerten in het Seizoen Oude Muziek. In de koffer: de zelden uitgevoerde Fantazias van Henry Purcell, een buitengewone uitdaging.
» FRANÇOIS JOUBERT-CAILLET EN ZIJN COLLEGA’S VERSCHIJNEN IN HET ZWART OP HET PODIUM. TOT ZOVER NIETS BIJZONDERS. Wel zit er een gedachte achter deze gedempte garderobe: de instrumenten, hun kleur en vorm, komen zo extra goed tot hun recht. De vijf musici van L’Achéron zijn trots op het feit dat ze op gamba’s spelen die ze speciaal hebben laten bouwen voor hun consort, door Arnaud Giral. De instrumenten zijn gebaseerd op gamba’s van Britse oorsprong. lees verder op p. 12
TEKST / Frederike Berntsen
Joubert-Caillet: ‘Het is opmerkelijk hoe experimenteel deze stukken zijn, zowel harmonisch als melodisch. De Fantazias, zoals Purcell ze noemde, staan ver af van zijn overige werk. In de melodieën maakt hij grote sprongen, van laag naar hoog en omgekeerd, heel verrassend. En ze zijn o zo moeilijk, voor het ensemble als geheel, maar ook voor de spelers individueel. Het niveau van gambisten in onze tijd is niet zo hoog als dat van bijvoorbeeld violisten, een van de redenen waarom je niet zomaar de Fantazias op de lessenaar zet. De traditie van ons instrument heeft zich niet van oudsher doorgezet, maar is afgekapt in de negentiende eeuw. Iemand als Jordi Savall heeft een en ander helemaal opnieuw moeten uitvinden en opbouwen, begrip moeten ontwikkelen voor de techniek van het instrument. Zijn generatie geeft die kennis en ervaring weer door aan ons. De hoogtijdagen van het gambaconsort lagen aan het begin van de zeventiende eeuw. In de tijd van Purcell, de Britse Orpheus, hielden vooral aficionado’s zich ermee bezig. We weten niet waarom en ook niet voor welk instrument Purcell zijn Fantazias heeft geschreven. Misschien zag hij de stukken als een oefening, of wilde hij een aandenken achterlaten. Ze kunnen op blokfluit of viool worden uitgevoerd, maar wij gambaspelers voelen ons erg thuis in de werken, omdat ze zeer idiomatisch voor ons instrument zijn geschreven. De klankkleuren die ontstaan uit de harmonieën passen uitstekend bij
BEELD / Sergio Caminata
Title / Subtitle
11
12
TOM Magazine / 04 2017
vervolg van p. 10 Joubert-Caillet: ‘Er is veel onderzoek gedaan naar de instrumenten van vroeger, naar de kleur, de decoraties en noem maar op. Van laag naar hoog verhouden de gamba’s zich in afmeting heel nauwkeurig tot elkaar. Onze samenklank kun je vergelijken met de klank van een orgel. Engelse gamba’s bezitten de compleetste, meest uitgebalanceerde klank. Ze hebben zo’n beetje alles wat je nodig hebt, zoals de violen van Stradivarius of Amati. We vonden de bouw van dit instrumentarium belangrijk; het spelen en doorgronden van muziek is voor musici een stuk makkelijker als ze de juiste instrumenten tot hun beschikking hebben.’
FRANÇOIS JOUBERT-CAILLET
de gamba. Je zou kunnen zeggen dat in de Fantazias het gambaconsort weerklinkt als een klank die het dichtst bij het geluid van de menselijke stem komt. Het idee van een fantasie is dat je jezelf als componist vrijheid verschaft. Als je een sonate schrijft, zit je vast aan de vorm. Bij een fantasie ligt dat anders. Een componist begint ergens, en bewandelt al schrijvend de route die hij zelf wil, die in hem komt.’ (zie ook p. 24)
‘De Fantazias zijn zeer idiomatisch voor de gamba’ Purcells Fantazias mogen dan een grote uitdaging vormen, Joubert-Caillet heeft zijn tanden gezet in nog een ander niet te onderschatten project: het vastleggen van het volledige werk voor zijn instrument van Marin Marais, bij het label Ricercar. Deze beroemde gambist kleurde met zijn spel en composities het dagelijks leven aan het hof van de Zonnekoning. Het eerste deel van de mammoetoperatie is al verschenen. In totaal zullen straks vijf boeken muziek met samen meer dan zeshonderd stukken op zo’n twintig cd’s te beluisteren zijn. Is Joubert-Caillet soms dag en nacht met Marais bezig? ‘Nou, nee, dat is niet vol te houden. Het is net als met een gerecht dat je lekker vindt; dat moet je niet te vaak eten, anders gaat het je tegenstaan. Ik studeer er zo veel als mogelijk aan, maar doseer mijn porties Marais nauwkeurig, om telkens fris tegenover het materiaal te staan. Het knappe van deze muziek is dat geen enkel stuk hetzelfde klinkt, hoewel Marais telkens dezelfde dansvormen gebruikt. Het is een soort zen. De vorm is iedere dag hetzelfde, maar iedere keer beleef je hem anders.’ De viola da gamba is voor Joubert-Caillet als een tweede stem. Na wat omzwervingen – een paar jaar blokfluit, een tijdje piano en ook nog contrabas – vond hij in de klank van de gamba zijn alter ego. ‘Dit geluid, sensitief en flexibel, komt uit mijn ziel en voelt volkomen natuurlijk. Sinds ik werk aan Marais begrijp ik mijn instrument ook beter. Ik speel zijn muziek op een kopie van een Franse gamba uit het begin van de achttiende eeuw; anders dan Purcell, die voeren we, geheel passend bij het repertoire, uit op Engelse instrumenten. Het is onvoorstelbaar hoe volwassen de jonge Marais schreef. Dat geldt trouwens ook voor Purcell, die niet ouder is geworden dan zesendertig jaar. Marais componeerde het eerste boek voor gamba toen hij dertig was. Hij begreep al zoveel, niet alleen muzikaal. In die tijd moest je ook eerder volwassen zijn, het leven was harder en korter. Men wist al vroeg wat men wilde en ging daarvoor. Vandaag de dag hebben we veel meer tijd om onszelf te ontplooien en om een richting te kiezen.’
Zingende Purcell, dansende Marais / Gambaconsort L’Achéron laaft zich aan grote projecten
OF ZE NU MUZIEK VAN PURCELL, VAN MARAIS OF VAN EEN ANDERE COMPONIST SPELEN, ÉÉN DING STAAT L’ACHÉRON HELDER VOOR OGEN: DE MUZIEK IS VOOR IEDEREEN. ‘De manier waarop musici in de oudemuziekpraktijk met hun vak bezig zijn kan soms elitair overkomen, en dan heb ik het in ieder geval over de Franse cultuur’, zegt François Joubert-Caillet. ‘Als je over klassieke muziek praat, hoor je vaak: “Dat is niet voor mij weggelegd, ik heb er niet voor doorgeleerd, ik weet er weinig van.” Grotere onzin bestaat er niet wat mij betreft. Je kunt van muziek houden zonder er iets van af te weten. Ik vind Chinese muziek prachtig, maar ik weet er niets van. Ik hou van jazz, maar ik kan er geen noot van spelen. L’Achéron wil de muziek toegankelijk maken, communiceren met het publiek. Wij zijn als ieder ander, en willen niets anders uitstralen. Als ik uitleg geef over wat we spelen, probeer ik dat eenvoudig maar diepgaand te doen, zodat je er iets van opsteekt op een hopelijk prettige manier. Ter vergelijking: een straat waarin niet alleen moderne gebouwen staan maar ook oude. Op die manier is de oude muziek deel van onze wereld nu. In een eeuwenoud gebouw kun je ook leven.’
SEIZOEN OUDE MUZIEK PURCELLS FANTAZIAS FOR VIOLS do 8 feb / 20.15 Westzaan, Zuidervermaning vr 9 feb / 20.30 Almere, Kunstlinie Almere Flevoland za 10 feb / 16.00 Utrecht, TivoliVredenburg (PurcellDag) zo 11 feb / 16.00 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ (PurcellDag) Meer informatie: oudemuziek.nl/lacheron
13
GAMBACONSORT L’ACHÉRON
‘Nu ik zo intensief met hem bezig ben, ontdek ik hoe Marais zich van boek tot boek ontwikkelt, en zie ik beter hoe de Franse gambatechniek van die tijd in elkaar zit. Iedere opnamesessie is een stap voorwaarts voor mij als musicus. De muziek in Frankrijk veranderde in de tijd van Marais enorm. Italiaanse invloeden sijpelden langzaam door, Corelli’s muziek vormde een belangrijke bron van inspiratie. Al in het eerste boek van Marais hoor je een stukje Italië. In het tweede en derde hoor je Marais de operacomponist en -dirigent in de manier waarop de melodie zich ontwikkelt: hij benadert de gamba als een zanger. Hoe ouder Marais wordt, hoe galanter – en alles is steeds uitgeschreven. Hij noteert vingerzettingen en streken en legt exact uit hoe hij de versieringen gespeeld wil hebben. Bijzonder detail: wanneer een stuk erg moeilijk was, tekende de componist er bloemetjes bij. Hij decoreerde de titel. Zo van: succes!’
‘Marais danste op zijn instrument’ ‘Waar de stem model stond voor het werk van Purcell, was de dans van belang voor het werk van Marais. Ik heb lang gedacht dat ik tijdens het spelen van dansen – de allemande, de sarabande, de courante – de stappen moest imiteren. Maar deze muziek werd niet gedanst; de dansvorm werd op een puur muzikale manier ingezet. Je moet technisch de accenten op de juiste manier plaatsen en het goede tempo zien te vinden. Toch is ook de choreografie van je lichaam van belang. Je armen, je vingers, de manier waarop je zit: daarmee suggereer je wel degelijk een dans. Soms voel ik mezelf dansen achter mijn instrument, de muziek klinkt veel natuurlijker dan voorheen. Ik koppel daar het volgende mooie beeld aan: Lodewijk XIV was in zijn jonge jaren een goede danser. Toen Marais voor hem ging werken, was hij daar te oud voor. Maar hij voelde de bewegingen opnieuw als Marais voor hem speelde. Die danste op zijn instrument.’ ■●
BEELDSPRAAK
SOO D’OUDE SONGEN… STEEN EN JORDAENS IN HET MAURITSHUIS
1
Soo d’oude songen, soo pepen de jongen. Het bekende spreekwoord is uitdagend verbeeld door Jan Steen op een schilderij dat in het bezit is van het Mauritshuis. Dit najaar heeft het Haagse museum een vergelijkbare voorstelling te leen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Dit werk is geschilderd door Steens oudere, Vlaamse tijdgenoot Jacob Jordaens. Kijk en vergelijk. Jordaens is de eerste schilder geweest die het spreekwoord in beeld heeft gebracht. Hij maakte deze vroegste versie in 1638. Bij hem staat het spreekwoord pontificaal bovenaan weergegeven, in een cartouche. Steen volgde ongeveer dertig jaar later. Hij vermeldde het spreekwoord op een briefje in de rechterhand van de grootmoeder. Haar linker wijsvinger bevindt zich bij de tekst: Soo voer gesongen, soo
na gepepen. Onder aan het papier zijn muzieknoten te zien. Tegenwoordig zeggen we ‘piepen de jongen’, maar ‘pepen’ of ‘gepepen’ moet worden uitgelegd als pijpen, het bespelen van een blaasinstrument. Het spreekwoord wil zoveel zeggen als: wat de ouderen doen, doen de jongeren hen op hun eigen manier na. Het is overduidelijk dat Steen het werk van Jordaens heeft gekend, mogelijk door een prentversie
die al in een vroeg stadium circuleerde. Net als zijn voorganger brengt Steen drie generaties in beeld. Beide schilders voeren een zingende grootmoeder met een knijpbrilletje ten tonele en laten een zoon de doedelzak bespelen. Dat was overigens bepaald geen instrument voor de gegoede burgerij; deze ‘lullepijp’ was meer iets voor de lagere sociale klasse. Op die manier staat Jordaens’ doedelzakspeler er ook bij. Het contrast met de dame naast hem, een gevederde hoed op het hoofd, kan nauwelijks groter zijn. Zoals Jordaens’ doedelzakspeler het zingen van de oude vrouw nadoet, zo zijn het de kleine kinderen die hem op hun beurt napijpen. Zij doen dat op instrumenten die bij hun leeftijd passen. Het oudste ventje bespeelt een blokfluit. In de Nederlanden van de zeventiende eeuw was dit het kinderinstrument bij uitstek. In het Antwerpen waar Jordaens werkzaam was speelde zich rond die tijd een conflict af tussen de speelman Peter Burlon en de grootouders van zijn leerling Lenaert van Hove. De grootouders beschuldigden Burlon ervan dat hij Lenaert alleen op de blokfluit had leren spelen en niet op
15
TEKST / Thiemo Wind BEELD / 1. Jacob Jordaens: Soo d’oude songen, soo pepen de jongen, 1638 2. Jan Steen: Soo voer gesongen, soo na gepepen, ca. 1668-1670
de schalmei. De speelman verweerde zich door te stellen dat de instrumenten vrijwel eender waren en dat de jongen ‘ten tyde synder aenbestedinge maar thien jaeren oudt en was […] ende in de ierste leerjaeren noch te jonck ende te cleyn van vingeren om de gaters van de schalmeyen nae verheysch [:vereiste] te connen stoppen’. De allerkleinste vermaakt zich met een fluitje waaraan belletjes zijn bevestigd. Dergelijke instrumentjes zijn op meer schilderijen uit die tijd te zien en ook nog in museale collecties te vinden. Stephanus Blanckaart gaf in zijn Verhandelinge van de opvoedinge en ziekten der kinderen uit 1684
2
ouders de volgende raad: ‘Als het Kindjen in de Kak‑stoel sit, moet men het verscheide speel‑tuig geven, voor eerst sodanige, waar mede het sig niet beledigen [bezeren] kan, geeft het een rateltjen, fluytjen, rinkels en diergelyke dat niet scherp is, of niet in de keel kan krygen: Want de kinderen moeten niet sonder exercitie gelaten werden.’ Lijkt er bij Jordaens weinig aan de hand, aan de voorstelling van Steen hangt duidelijk een moralistische boodschap. Hoed u voor liederlijk gedrag, geef het goede voorbeeld! Anders gaat het van kwaad tot erger. Hier zien we echt een ‘huishouden van Jan Steen’
waar de ouderen zonder gêne hun slechte gedrag doorgeven aan de jeugd. Waar één manlijke vertegenwoordiger van de middengeneratie nog keurig doedelzak speelt, laat de andere een jongetje aan een pijp lurken. Hier wordt het woord ‘na-pijpen’ dus anders uitgelegd. Overigens portretteerde Steen met deze man zichzelf! De derde manspersoon schenkt vanuit de hoogte het glas vol van de dame links. Ook bij Steen heeft een moeder haar kind op schoot. De grootvader, links, draagt een zogenaamde kraamherenmuts, een hoofddeksel dat traditioneel door de vader wordt gedragen bij de doop van een kind. Het volgieten van het glas, naast het hoofd van de kleine telg, lijkt hiermee de bespotting van een heilig sacrament. Het is duidelijk: aan het huishouden van Jan Steen is alles mis. De papegaai, een naprater bij uitstek, lijkt met stomheid geslagen. ■● MAURITSHUIS, T/M 14 JANUARI 2018. Tot die datum is ook de tentoonstelling Zuiderburen: Portretten uit Vlaanderen 1400-1700 te zien. Meer informatie:: mauritshuis.nl
16
TOM Magazine / 04 2017
DRIE JAAR NA FRANS BRÜGGEN OP ZOEK NAAR HET EEUWIGE LEVEN Als Frans Brüggen overlijdt, luidde het verhaal, heft het Orkest van de Achttiende Eeuw zichzelf op. Maar ruim drie jaar na Brüggens dood reist de rebellenclub nog altijd rond. Hoe zit dat? Directeur Sieuwert Verster legt uit.
“
ORKEST VAN DE ACHTTIENDE EEUW
TEKST / Guido van Oorschot
De mannen zitten rechtop, houden hun buik in en kammen weer netjes hun haar.’ Een lach schalt door het Amsterdamse kantoor van Sieuwert Verster (63). De directeur van het Orkest van de Achttiende Eeuw vertelt over een onvoorzien effect van de opfriskuur waaraan de groep zichzelf heeft onderworpen. ‘Zet een jonge vrouw tussen de tweede violen en de heren pakken zichzelf bij elkaar. Maar belangrijker is natuurlijk de artistieke uitkomst. Afgelopen zomer toerden we rond met pianiste Maria João Pires, als concertmeester hadden we de jonge Oostenrijkse violist Alexander Janiczek. Iedereen zei: het is er weer, die oude klank, dat felle!’ Op de dag dat Frans Brüggen overleed, 13 augustus 2014, bleef het Orkest van de Achttiende Eeuw verweesd achter. In 1981 wilde Brüggen, de blokfluitheld, weleens weten hoe dat klonk, orkestmuziek op historische instrumenten. Hij riep een ‘heerlijk zootje ongeregeld rapaille’ bij elkaar. Het Orkest van de Achttiende Eeuw werd een rebellenclub die succesvol rond de wereld zeilde met Bach en Haydn, Mozart en Beethoven. Verster: ‘Jarenlang hebben we geroepen: als Frans er niet meer is, stoppen we. Maar hij stierf niet van de ene dag op de andere, er was sprake van een geleidelijke achteruitgang. Zodoende hebben we twee, drie jaar de tijd gehad om de kwestie te bespreken. Eerst vond Frans doorgaan een geweldig idee. Later kwam de twijfel die elke vader kent: kunnen mijn kinderen wel zonder mij? Blijft het orkest net zo goed spelen? Ook was hij gevoelig voor de schoonheid van het idee dat samen met hem voorgoed iets van de wereld zou verdwijnen. Uiteindelijk vond Frans het juist mooi dat zijn creatie een langer leven was gegund. Hij gaf zijn herderlijke zegen.’
BEELD / Annelies van der Vegt
Title / Subtitle
17
18
TOM Magazine / 04 2017
En jullie gingen over tot de orde van de dag?
‘Nee, eerst moest het orkest enkele fundamentele vragen beantwoorden. Zoals: willen we nog een paar jaar fijn nagloeien en dan schluss? Of hebben we de ambitie dat het Orkest van de Achttiende Eeuw voor eeuwig blijft bestaan? Niemand had zin in nagloeien, maar dan was de onvermijdelijke consequentie: een verjongingskuur. De gemiddelde leeftijd van het orkest ging altijd gelijk op met mijn eigen leeftijd. Als we niks hadden gedaan, dan was die nu dus 63. Inmiddels hebben we de dalende lijn te pakken. We naderen de 56 en voorlopig zakt dat door.’
‘Frans blijft onze motor en inspiratie’ Verloopt zo’n proces zonder slag of stoot?
FRANS BRÜGGEN
ALEXANDER JANICZEK, VIOLIST ‘Ik heb Frans Brüggen leren kennen toen hij bij het Münchner Rundfunkorchester Haydn dirigeerde. Hij veranderde de klank compleet. Pas na zijn dood heb ik voor het eerst meegespeeld in het Orkest van de Achttiende Eeuw. Ik was verrast te merken dat de groep zijn revolutionaire geest heeft bewaard. Technisch en muzikaal blijven de muzikanten speuren naar het beste resultaat. Het orkest is een ongelooflijk nauwkeurig afgestemd instrument met een eigen karakter. Wees er zuinig op, zoiets is zeldzaam.’
‘Eigenlijk wil niemand weg. Iedereen ziet het orkest als een toegift op het normale leven. We hebben er lang over gediscussieerd. Het kostte wat piepen en zuchten, maar uiteindelijk begrijpt iedereen dat het eigenbelang kleiner moet zijn dan het orkestbelang. Er ligt nu een heldere afspraak. Wie jonger is dan zestig, weet dat hij uiterlijk op z’n 67ste vertrekt. Met de zestigplussers, bijna de helft, voer ik gesprekken. We inventariseren hoe het gaat, wat men wil, wat het perspectief is. En ja, soms is dat pijnlijk. Je hebt het merkwaardige mechanisme dat mensen op een zeker moment het vermogen verliezen zichzelf kritisch te beoordelen. Soms denkt iemand zelfs: ik speel beter dan ooit! Het komt voor dat ik moet vragen: het gaat niet meer, wil je alsjeblieft vertrekken? Gelukkig hangt niemand in financieel opzicht af van het orkest. Daar ben ik persoonlijk trots op, we hadden er ooit voor kunnen kiezen fulltime te gaan spelen. Ik heb toen gezegd: de ensemblecultuur is gebaat bij de vreugde die we voelen als we voor een paar projecten per jaar bij elkaar komen. Dan hebben we elke keer het effect: fijn, we mogen weer!’ Jullie hebben niet gekozen voor een nieuwe chef-dirigent.
‘Die afweging kent een historie. Het eerste decennium van ons bestaan hebben we uitsluitend onder Frans gespeeld, hij had ons immers bedacht. Het tweede decennium zei hij: om incest te vermijden, is het goed als jullie af en toe spelen onder een gastdirigent. Dat waren niet de minsten, denk aan Gustav Leonhardt, Roger Norrington en Simon Rattle. Het waren leuke ervaringen, maar nooit dachten we: wauw! We hielden altijd het gevoel dat we onder Frans beter speelden. Het derde decennium zeiden we: geen gastdirigenten meer, we willen zo lang mogelijk genieten van Frans. Maar de laatste jaren werd zijn gezondheid zo broos, dat we af en toe wel aan een gastdirigent móésten. Tot ieders verbazing beviel dat beter dan in het tweede decennium. Misschien waren we aardiger geworden, misschien minder arrogant. Hoe dan ook, het marcheerde. Nog altijd zoeken we niet naar een nieuwe chef. Er komen genoeg bijzondere muzikale persoonlijkheden voorbij, maar de weg die wij samen met Frans hebben afgelegd, zet elke dirigent bij voorbaat op achterstand.’
Drie jaar na Frans Brüggen / Op zoek naar het eeuwige leven
19
Zit er tussen de gastdirigenten stiekem een favoriet?
‘Er komen een paar mensen bovendrijven met wie we een mooie toekomst vermoeden. Voor stukken met koor hebben we Daniel Reuss, chef van Cappella Amsterdam. Met Gustavo Gimeno, oud-slagwerker van het Koninklijk Concertgebouworkest, doen we Schumannachtig repertoire. Voor opera vragen we Kenneth Montgomery. En afgelopen zomer in Warschau hebben we de Russische pianist Alexander Melnikov leren kennen, dat werd een glorieus avontuur. Met hem gaan we de vijf pianoconcerten van Beethoven opnemen, hij leidt ons vanaf de piano. Eindelijk kunnen we ook stukken spelen die Frans altijd afhield, zoals van Beethoven de Missa solemnis en de opera Fidelio.’ MARINETTE TROOST, VIOLISTE ‘Ik ben een van de violisten van het eerste uur. Fysiek is Frans Brüggen er weliswaar niet meer, maar zijn geest is nog volop aanwezig. Zijn omgang met muziek is onder onze huid gekropen. Soms zegt iemand: ik zag Frans weer even op de bok zitten, met die merkwaardige slag en typische mimiek. In december 2018 word ik 67, dat is een mooi moment om te stoppen. Ik verheug me erop straks vanuit de zaal naar het orkest te kunnen luisteren.’
De Missa solemnis kreeg uitstekende kritieken, maar de semiscenische opvoering van Fidelio werd door de NRC omschreven als ‘zouteloos’. ‘Fidelio was ook in mijn ogen minder geslaagd. Door allerlei orga-
nisatorisch gedoe pakte de repetitietijd veel te kort uit. Maar zo’n zeperd wil niet meteen zeggen dat de fut uit het orkest is. Of dat we het de dirigent verwijten. We vinden Jonathan Darlington juist geweldig. Volgend seizoen gaat hij gewoon mee op tournee naar China.’ Nadert intussen ook uw eigen vertrek?
OP 9 DECEMBER IN DE ZATERDAGMATINEE speelt het Orkest van de Achttiende Eeuw het oratorium Der Tag des Gerichts van Telemann onder leiding van gastdirigent Andrea Marcon (Amsterdam, Concertgebouw, 14.15 uur).
‘Ik heb altijd gezegd dat ik het liefst zou doorwerken tot m’n 70ste. Maar dat kan natuurlijk niet nu we zo streng zijn tegen de musici. Gelijke monniken, gelijke kappen, we vormen niet voor niets een maatschap. Ik ga nog één keer mijn schouders zetten onder de grote, vierjaarlijkse subsidieaanvraag, voor de periode 2021-2024. Alleen als het orkest onverhoopt geen subsidie krijgt, blijf ik wellicht langer om te helpen. Het ideale scenario ziet er zo uit: in juni 2020 zwaai ik af met een wereldpremière. Tijdens het Holland Festival speelt het orkest een nieuw stuk van Louis Andriessen. Het wordt een requiem ter nagedachtenis aan Frans. Een titel is er nog niet, maar het contract is getekend. Frans was mijn beste vriend, tot het eind. Op een of andere manier is hij nog altijd aanwezig. Niet dat ik geloof dat hij in een soort wolk boven ons hangt. Maar ik overleg nog dagelijks met hem, bij alle kleine en grote beslissingen die je als orkestdirecteur neemt. Hij blijft onze motor en inspiratie. ■●
ORKEST VAN DE ACHTTIENDE EEUW
20
TOM Magazine / 04 2017
KING ARTHUR VAN PURCELL, EEN ‘DRAMATICK OPERA’ Van een koning die niet zong...
JOHN DRYDEN Dichter en toneelschrijver
TEKST / Katherina Lindekens
HENRY PURCELL
King Arthur van Purcell, een ‘dramatick opera’
21
Op de titelpagina van het libretto noemde John Dryden zijn werk ‘a dramatick opera’. Dit multimediale genre laat zich vanuit ons perspectief wellicht het best omschrijven als musical avant la lettre: een mix van muziek, gesproken dialogen, dans, spectaculaire decors en machinaal kunst- en vliegwerk. Decennialang werd het heterogene (en controversiële) corpus van de Engelse barokopera door deze razend populaire hybride gedomineerd. Wat voorafging
O
ok in dit Seizoen Oude Muziek richt een minifestival de schijnwerpers op een barokreus. Op 10 (Utrecht) en 11 (Amsterdam) februari is het de beurt aan de geliefde Henry Purcell. Hoogtepunt van beide dagen wordt een uitvoering van King Arthur, door het eminente ensemble Vox Luminis van Lionel Meunier. Katherina Lindekens, die een proefschrift voorbereidt over de Engelse barokopera, belicht de achtergronden. Londen, 1691. In het theater van Dorset Garden gaat King Arthur, or the British Worthy in première. De souffleur John Downes brengt verslag uit in zijn Roscius Anglicanus: King Arthur an opera, wrote by Mr. Dryden; it was excellently adorn’d with scenes and machines: The musical part set by famous Mr. Henry Purcel; and dances made by Mr. Jo.[sias] Priest. The play and musick pleas’d the court and city, and being well perform’d, twas very gainful to the company. <King Arthur, een opera, geschreven door Mr. Dryden; het stuk was getooid in prachtige decors en machines. Het muzikale aandeel werd geschreven door de beroemde Mr. Purcell; de dansen werden gechoreografeerd door Mr. Jo[sias] Priest. Hovelingen én stedelingen genoten van de tekst en de muziek, en de goede uitvoering leverde het gezelschap veel winst op.>
Terwijl de Italiaanse opera rond 1600 uit de startblokken schoot, leed het genre in Engeland meer groeipijnen. Notoire spelbrekers, zo luidt de overlevering, waren de gesproken dialogen waarvan het Engelse muziektheater zich maar niet leek te kunnen ontdoen. Componisten en schrijvers twijfelden hardop aan het muzikale potentieel van het accenten consonantrijke Engels. Bovendien vreesde men voor de verstaanbaarheid en geloofwaardigheid van de opera naar Italiaans model, met zijn recitatieven en eindeloze aria’s vol woordherhalingen en virtuoze fiorituren. Muziek kende weliswaar een lange traditie in het Engelse theater, maar had altijd een specifiek territorium ingenomen: terwijl hoofdpersonages zich uitdrukten in gesproken dialogen, waren muzikale intermezzi voorbehouden aan nevenpersonages uit de magische, allegorische, mythologische of spirituele sfeer. Geesten, tovenaars, goden, heksen, herders, priesters en een verdwaalde drinkebroer konden dus probleemloos een air of koor aanheffen, maar gewone stervelingen zongen niet, en de voornaamste verhaallijnen speelden zich af in het gesproken drama. Toch waren Engelse componisten en librettisten niet blind voor de evoluties op het vasteland. Halverwege de zeventiende eeuw experimenteerden Henry Lawes en Nicolas Lanier met de declamatorische stijl, en schreef William Davenant het libretto van The Siege of Rhodes, een volledig gezongen opera waarvan de muziek helaas verloren ging. Toen de Restauratie van koning Charles II in 1660 een eind maakte aan de puriteinse Commonwealth, haalde de Londense theaterwereld opgelucht adem. Gepatenteerde gezelschappen dongen naar de gunst van het publiek, oude toneelstukken kregen een tweede (of derde) leven en de grenzen van de Engelse theatermuziek werden verlegd. Tussen circa 1670 en 1710 floreerde een nieuwe vorm van muziektheater waarin het muzikale aandeel op de spits werd gedreven. Onder impuls van de regisseur Thomas Betterton en componist Matthew Locke beleefde de dramatick opera een eerste bloeiperiode in de jaren 1670, met werken als The Tempest (1674), Psyche (1675) en Circe (1677). In 1690 gaf Betterton het genre een tweede adem,
22
TOM Magazine / 04 2017
door Henry Purcell in de arm te nemen voor een bewerking van The Prophetess, or the History of Dioclesian. Na die succesproductie zou Purcell nog muziek schrijven voor King Arthur (1691), The Fairy Queen (1692/3) en The Indian Queen (1695). Pas rond 1710 doofde het genre uit – niet alleen doordat het Londense publiek alsnog bezweek voor de Italiaanse opera, maar vooral door perikelen in de theaterpolitiek. King Arthur: spektakel in woord en muziek
TITELPAGINA VAN KING ARTHUR
In de aanloop naar de vijfentwintigste verjaardag van de Restauratie in 1685 besloot Dryden als poet laureate een dramatick opera te wijden aan het verhaal van koning Arthur. Dit werk zou worden voorafgegaan door een gezongen, allegorische proloog ter meerdere eer en glorie van de monarchie. Om onduidelijke redenen ontpopte die proloog zich echter gaandeweg tot de afzonderlijke, schaamteloos royalistische opera Albion and Albanius, met muziek van de Frans-Catalaanse componist Louis Grabu. Toen dit werk in juni 1685 eindelijk aan het publiek werd voorgesteld (nadat Charles II onverwacht was overleden en opgevolgd door zijn broer James II), moest het al na zes voorstellingen worden afgevoerd wegens politieke onrust. Bijgevolg werd ook King Arthur opgeschort – tot Betterton in 1691 alsnog een productie op de rails zette.
Drydens libretto heeft weinig te maken met vroegere versies van de Arthurlegende. In zijn King Arthur strijden de gelijknamige Britse koning en de Saksische heerser Oswald om de hand van Emmeline. Het leeuwendeel van het stuk toont Arthurs pogingen om zijn blinde verloofde te redden uit de klauwen
van zijn rivaal en diens raadgevers: de boze magiër Osmond en de kwelgeest Grimbald. Zelf laat Arthur zich bijstaan door tovenaar Merlin en luchtgeest Philidel. Uiteindelijk wordt het pleit beslecht met een duel, waarin Arthur zijn antagonist overmeestert én gratie verleent – een symbolisch gebaar in het belang van een eendrachtig koninkrijk. Over de politieke allegorie die achter dit verhaal zou schuilen, circuleren diverse hypotheses. Zo zou Arthur met Charles II of James II kunnen worden geassocieerd, maar ook met William III (van Oranje), de nieuwe heerser voor wie James in 1688 moest wijken. In het voorwoord beweert Dryden het libretto uit 1685 te hebben aangepast aan de nieuwe politieke context, maar bij gebrek aan het originele handschrift zullen we nooit zeker weten wat die vertaalslag precies inhield.
OVER DE POLITIEKE ALLEGORIE DIE ACHTER DIT VERHAAL ZOU SCHUILEN, CIRCULEREN DIVERSE HYPOTHESES Hoe dan ook overstijgt de tekst haar politieke lading, dankzij thema’s als liefde, moraliteit en verzoening. Bovendien wordt het koninklijke strijdgewoel voortdurend geïroniseerd, al was het maar door de hulpeloosheid waarmee de twee rivalen op hun adviseurs moeten terugvallen. Drydens tekst telt ook meerdere aangrijpende momenten, zoals de dialogen tussen Emmeline en haar assistente Matilda, die haar helpt om de wereld met andere zintuigen te begrijpen voordat Philidel haar gezichtsvermogen herstelt. Purcell schreef zes muzikale scènes voor King Arthur, verdeeld over de vijf bedrijven van het werk. Hoewel de traditionele scheiding tussen acteurs en
zangers grotendeels in stand wordt gehouden en Arthur dus geen noot zingt, zitten tekst en partituur elkaar dichter dan gewoonlijk op de huid. Philidel en Grimbald, bijvoorbeeld, krijgen zowel gesproken als gezongen tekst, en meerdere muzikale episodes dragen wezenlijk bij tot het drama. Nu eens stuwen ze de handeling voort, dan weer leveren ze er metaforisch of ironisch commentaar op. Net als het gesproken drama tuimelt ook de muziek van het ene expressieve uiterste in het andere. Een heidens offerritueel ontaardt in een drinklied; een bucolisch tafereel maakt ruimte voor schunnige humor; en nadat de ‘Cold Genius’ zijn hartverscheurende aria ‘What Power art Thou’ heeft gezongen, wordt hij prompt door Cupido uitgelachen. De samenwerking tussen Dryden en Purcell is een van de meest fascinerende projecten uit de operageschiedenis. Nochtans verliep hun interactie niet zonder slag of stoot. Ten tijde van Albion and Albanius maakte Dryden zich nog sterk dat het zijn taak was om te creëren en die van de musicus om die creatie te verlevendigen: ‘Tis my part to invent, and the musicians to humour that invention’. In het voorwoord van King Arthur daarentegen zingt hij een toontje lager: But the numbers of poetry and vocal musick, are sometimes so contrary, that in many places I have been oblig’d to cramp my verses, and make them rugged to the reader, that they may be harmonious to the hearer: Of which I have no reason to repent me, because these sorts of entertainment are principally design’d for the ear and eye; and therefore in reason my art on this occasion, ought to be subservient to his.
SEIZOEN OUDE MUZIEK PURCELLDAG: KING ARTHUR
Vox Luminis / Lionel Meunier za 10 feb / 20.15 Utrecht, TivoliVredenburg zo 11 feb / 20.15 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ Meer informatie: oudemuziek.nl/voxluminis
23
DORSET GARDEN THEATER
King Arthur van Purcell, een ‘dramatick opera’
<Maar de getallen [het metrum] van poëzie en vocale muziek zijn soms zó verschillend dat ik mijn verzen meermaals heb moeten comprimeren, waardoor ze ruw werden voor de lezer, maar welluidend voor de luisteraar. Ik hoef me dat niet te beklagen, want dit soort entertainment moet vooral worden beluisterd en bekeken; en daarom is mijn kunst bij deze gelegenheid ondergeschikt aan de zijne [die van Purcell].>
Purcell veroorlooft zich inderdaad nogal wat vrijheden ten aanzien van het libretto, waarin hij naar hartenlust snoeit, schrapt en herhaalt. Sommige liedteksten zette hij zelfs helemaal niet op muziek, al zou het ook best kunnen dat die onderdelen van de partituur verloren gingen. Toch was Purcells postume bijnaam Orpheus Britannicus niet uit de lucht gegrepen: elke noot ademt zijn uitzonderlijke gevoel voor rijm en metrum, elke scène verraadt zijn dramatische genie. Tot slot nog dit. Wie een louter muzikale uitvoering van King Arthur bijwoont, kan daar zelf een raamverhaal bij fantaseren of zich inlezen in de avonturen van Arthur, Oswald en Emmeline. De metrische vertaling van Frans Kellendonk is wat dat betreft een uitstekend vertrekpunt. ■●
UIT DE BRON
‘…OMDAT DE COMPONIST AAN NIETS GEBONDEN IS’ HET GENRE VAN DE FANTASIE
Gambaconsort L’Achéron speelt in februari 2018 fantasieën van Henry Purcell (zie ook p.10). Deze fantasieën (fantazias, fancies) behoren tot de vroege periode van zijn sowieso al korte loopbaan. Ze sluiten aan bij de rijke Engelse traditie van instrumentale consortmuziek, die toen al anderhalve eeuw floreerde. Purcell toont zich een meester in een genre dat eigenlijk al tot het verleden behoort. De ingetogen fantasieën zijn mijlenver verwijderd van de Franse en Italiaanse kleuren van zijn latere werk. Maar wat is het, een muzikale fantasie? Onze eerste bron komt uit de bloeitijd van het genre en uit onvervalst Engelse hoek. In A Plaine and Easie Introduction to Practicall Musicke uit 1597 beschrijft de componist Thomas Morley de fantasy als de belangrijkste instrumentale, vrije muziekvorm, dat wil zeggen niet op een lied (‘ditty’) gebaseerd: The most principal and chiefest kind of music which is made without a ditty is the Fantasy, that is when a musician taketh a point at his pleasure and wresteth and turneth it as he list, making either much of lit-
draait en keert het zoals hij zelf wil, hij maakt er veel of weinig van, naargelang hij zelf het best acht. Hierin kan hij meer vaardigheid laten zien dan in elk ander genre, omdat de componist aan niets gebonden is. Hij mag toevoegen, versieren en veranderen naar believen. [...]> Meer dan een halve eeuw later bouwt Morleys landgenoot, de virtuoze gambist Christopher Simpson, voort op deze definitie. In het hoofdstuk over instrumentale muziek uit zijn Compendium of Practical Musick (1667) schrijft hij:
tle of it according as shall seem best in his own conceit. In this may more art be shown than in any other music because the composer is tied to nothing, but that he may add, diminish, and alter at his pleasure. [...]
Of this kind, the chief and most excellent, for Art and Contrivance, are Fancies, of 6, 5, 4, and 3 parts, intended commonly for Viols. In this sort of Musick the Composer (being not limitted to words) doth imploy all his Art and Invention solely about the bringing in and carrying on of these Fuges, according to the Order and Method formerly shewed.
<De belangrijkste en voornaamste muzieksoort die niet op een bestaande melodie is gecomponeerd, is de fantasie; daarbij neemt de musicus een thema naar believen en
<In dit genre zijn de fantasieën […], gewoonlijk voor voor gamba’s bedoeld, het voornaamst en het belangrijkst wat kunst en vernuft betreft. In deze muziek kan de componist (niet beperkt
25
TEKST / Jan Van den Bossche
MICHAEL PRAETORIUS
door een tekst) al zijn kunnen en vindingrijkheid uitsluitend richten op het contrapunt, volgens de orde en de methode die we eerder bespraken.> Maar ook op het Europese vasteland vindt Morleys beschrijving weerklank. In het in 1619 verschenen derde deel van zijn uitvoerige muziekencyclopedie Syntagma Musicum citeert de Duitse componist en theoreticus Michael Praetorius hem bijna letterlijk. Hij noemt het genre evenwel de Phantasia subitanea, wat het improvisatorische karakter benadrukt, en linkt haar aan het capriccio: Cappriccio seu Phantasia subitanea: Wenn einer nach seinem eignem plesier und gefallen eine Fugam zu tractiren vor sich nimpt / darinnen aber nicht lang immoriret, sonder bald in eine andere fugam, wie es ihme in Sinn kömpt / einfället: Denn weil ebener massen, wie in den rechten Fugen kein Tekst darunter gelegt werden darff / so ist man auch nicht an die Wörter gebunden / man
mache viel oder wenig, man digredire, addire, detrahire, kehre und wende es wie man wolle. <Capriccio oftewel Phantasia subitanea: wanneer iemand zich voorneemt naar eigen believen een thema contrapuntisch te behandelen / daarin echter niet lang blijft hangen, maar al snel een ander thema, zoals het bij hem opkomt / invalt: want omdat ook hier, zoals bij de echte fuga’s, geen tekst onder de noten gezet mag worden / is men hier niet aan de woorden gebonden / men maakt er veel of weinig van, men wijkt ervan af, men voegt iets toe, haalt er iets af, wendt of keert het zoals men wil.> Enkele decennia later beschrijft de Duitse jezuïet Athanasius Kircher in zijn Musurgia universalis (Rome, 1650) wat hij de 'fantastische stijl' noemt: Phantasticus stylus aptus instrumentis, est liberrima, & solutissima componendi methodus, nullis, nec verbis, nec subiecto harmonico adsctrictus ad ostentandum ingenium, &abditam harmoniae rationem, ingeniosumque harmonicarum
clausularum, fugarumque contextum docendum institutus, dividiturque in eas, quas Phantasias, Ricercatas, Toccatas, Sonatas vulgò vocant. <De ‘fantastische stijl’ is geschikt voor instrumenten. Het is de meest vrije en onbeperkte vorm van componeren. Zij is aan niets gebonden, niet aan woorden noch aan een melodie. Zij is er om genie te laten zien en het verborgen patroon van harmonie, alsook om de ingenieuze compositie van harmonische formules en het weefsel van fuga’s te onderwijzen. Zij bestaat uit die stukken die gewoonlijk fantasiëen, ricercata’s, toccata’s en sonata’s worden genoemd.> Alle bronnen beklemtonen dus weliswaar de compositorische vrijheid van de fantasie, maar die betreft vooral de onafhankelijkheid van een tekst. Het genre excelleert in polyfone doorwrochtheid, waarvan Purcells fantasieën prachtige staaltjes zijn. ■●
ADVERTENTIE
26
‘PURCELL IS EEN MAN VAN HET THEATER’ JEAN-LUC HO BREEKT EEN LANS VOOR DE KLAVIERMUZIEK Tijdens de Purcelldagen op 10 en 11 februari 2018 geeft de jonge Franse klavecinist Jean-Luc Ho een ochtendconcert met klavecimbelmuziek van de Engelse componist. Dat is het minst bekende deel van zijn oeuvre, hoewel we weten dat Purcell een virtuoos klavecinist was.
JEAN-LUC HO
SEIZOEN OUDE MUZIEK KLAVIERMUZIEK VAN PURCELL wo 7 feb / 20.15 Delft, Oud-Katholieke Kerk do 8 feb / 20.15 Ammerzoden, Kasteel Ammersoyen vr 9 feb / 20.00 ’s-Heerenberg, Huis Bergh za 10 feb / 11.00 Utrecht, TivoliVredenburg (PurcellDag) zo 11 feb / 11.00 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ (PurcellDag) Meer informatie: oudemuziek.nl/jeanlucho
TEKST / Marcel Bijlo
Hoe is die onbekendheid te verklaren? Jean-Luc Ho heeft er wel een idee over: ‘Ik vermoed dat het komt door het soort stukken. De klavierwerken zijn met name transcripties van vocale muziek die Purcell voor eigen gebruik maakte, naast suites, grounds en fantasia’s. Geen hele boeken vol zoals Johann Jakob Froberger of François Couperin ze publiceerden. Je ziet ook bij andere componisten in die tijd dat ze juist weinig schrijven voor het instrument waarop ze zelf uitblinken. Noem eens één origineel orgelwerk van Rameau. Precies, dat lukt je niet, terwijl hij praktisch zijn hele leven organist is geweest en veel van zijn eigen muziek in bewerking voor orgel moet hebben gespeeld. Dat is bij Purcell en het klavecimbel net zo.’ Jean-Luc Ho heeft een bijzondere affiniteit met die Engelse muziek: ‘Ik houd enorm van de fantasie van Engelse componisten. Enerzijds van de fantasie als vrije vorm waarin je als componist allerlei emoties en sferen kwijt kunt, anderzijds van de vindingrijkheid die al die Engelse muziek zo kenmerkt. In zijn klavecimbelmuziek weet Purcell zijn gedachten en herinneringen aan een bepaalde dag, een bepaald persoon of een bepaalde plaats op onnavolgbare wijze te vangen. Daardoor ontstaat een intimiteit waarmee ik als klavecinist ook op een poëtische manier kan schilderen. De muziek lijkt op papier vaak zo eenvoudig, maar zodra je gaat spelen opent zich een heel nieuwe wereld.’ Of Purcell zich heeft laten beïnvloeden door zijn Franse en Italiaanse tijdgenoten? Ho: ‘De Purcell die ik in dit programma wil laten horen is de theaterman, de dichter, de filosoof en de encyclopedist. Er zijn maar weinig componisten bij wie de Franse opera, de Italiaanse kerkmuziek en ook het Engelse theater van Shakespeare zo duidelijk bij elkaar komen als bij Purcell. Die klavecimbeltranscripties boden hem de mogelijkheid continu heen en weer te pendelen tussen de kerkmuziek, de kamermuziek en de theatermuziek die hij componeerde. Het komt echt overal vandaan.’ ‘Als musicus heb je de mogelijkheid een brug te slaan tussen die verschillende soorten muziek en het publiek. De ontroering die ik zelf ervaar bij het spelen wil ik overbrengen. ■●
BEELD / Neo Tony Lee
VOORWOORD
27
VRIENDENHART XAVIER VANDAMME
Zonder de Vrienden geen oude muziek Het zit er weer op, met een grote glimlach kijken we terug op het Festival Oude Muziek 2017. Het was ons dan ook een genoegen u te mogen verwelkomen op misschien wel een van de succesvolste edities ooit. En dat we Utrecht elk jaar met glans tien dagen onderdompelen in oude muziek werd enkele weken na afloop van het festival nog eens bevestigd door de European Festivals Association en de Europese Commissie, die ons de EFFE Award toekenden. Maar zonder de steun van onze Vrienden en andere trouwe bezoekers hadden we zover natuurlijk nooit kunnen komen. Dank u wel en: gefeliciteerd! Want deze award is natuurlijk ook voor u. â&#x2013; â&#x2014;?
28
CADEAUTIP
VIER DE FEESTDAGEN MET OUDE MUZIEK! DOE EENS CONCERTKAARTJES CADEAU Wat is nu een mooier Sinterklaas- of kerstcadeau dan een kennismaking met de oude muziek? We maken u graag blij met de mooiste concerten met muziek uit middeleeuwen, renaissance en barok, maar heeft u er al eens aan gedacht om uw buurvrouw, neefje, (klein)kind of collega een keer mee te nemen?
MÚSICA TEMPRANA
DE KERSTTOURNEE VAN MÚSICA TEMPRANA VINDT PLAATS VAN 12 TOT EN MET 17 DECEMBER en brengt het ensemble naar Eindhoven (Muziekgebouw, 12 dec), Maastricht (Onze Lieve Vrouw Basiliek, 13 dec), Antwerpen (AMUZ, 14 dec), Almere (Goede Rede, 15 dec), Amsterdam (Waalse Kerk, 16 dec) en Utrecht (Geertekerk, 17 dec). Kijk voor meer informatie en kaarten op oudemuziek.nl/musicatemprana
De kerstconcerten van Música Temprana zijn hiervoor de ideale gelegenheid. Tegen de achtergrond van het zeventiende- en achttiende-eeuwse Ecuador schetst het ensemble, dat zich specialiseert in Latijns-Amerikaanse barokmuziek, een exotische en bruisende kerst zoals u die niet eerder gehoord heeft. De uitstekende muziek die aan de kathedraal in de Ecuadoriaanse hoofdstad Quito werd gecomponeerd is pas recent herontdekt en smaakt naar meer. De meerstemmige villancicos – eigenlijk volksmuziek, maar hier met religieuze teksten – vormen de rode draad in dit levendige kerstprogramma dat oude muziek voor iedereen toegankelijk maakt. Artistiek leider van het ensemble Adrían Rodriguez Van der Spoel kan zelf niet wachten om dit programma op de planken te brengen en belooft een muzikaal verrassend concert: ‘Hoe kan het dat een stad als Quito, barok werelderfgoed van de Unesco, zijn muzikale verleden nog niet gevonden heeft? Het enige muzikale voorbeeld dat we daar tot nu toe gevonden hebben is de Codex Ibarra en deze verdient het zich te presenteren aan nieuw publiek. Ik ben erg onder de indruk van de scherpzinnigheid en oorspronkelijkheid van deze vocale muziek, die zeer tot de verbeelding spreekt.’ Doe uzelf en een vriend of familielid een plezier met dit perfecte cadeau voor de feestdagen. Vergeet ook niet: u geniet zeer voordelig van onze concerten. Zo is oude muziek er voor de jongere generatie (studenten en CJP-pashouders) al vanaf € 10 per kaart. ■● (lees ook het interview met Adrián Rodríguez Van der Spoel op p. 42)
Title / Subtitle
TERUGBLIK FESTIVAL OUDE MUZIEK 2017
29
30
TOM Magazine / 04 2017
TERUGBLIK FESTIVAL OUDE MUZIEK 2017
31
32
TOM Magazine / 04 2017
VRIENDENAANBIEDINGEN
VRIENDEN MAKEN MOGELIJK: SOLLAZZO ENSEMBLE
Bestel de cd's eenvoudig online via oudemuziek.nl/vriendenaanbiedingen of via de bon in dit tijdschrift
HÄNDEL: PARNASSO IN FESTA LA CETRA O.L.V. ANDREA MARCON PENTATONE PTC 5186643 (2 CD'S) Dit is Händel de theaterman op zijn best. De levendige uitvoering door koor en orkest van La Cetra laat weinig wensen onvervuld. Andrea Marcon staat garant voor een combinatie van klaarheid en zuidelijke zindering. Normale prijs ca. € 35 Vriendenprijs € 30
In het Seizoen Oude Muziek geven we jong talent graag een podium door ze met een eigen tournee het land in te sturen. Het Sollazzo Ensemble van vedelspeler Anna Danilevskaia is daar een voorbeeld van. Dit indrukwekkende gezelschap uit Bazel bestaat pas sinds 2014, maar won nog geen jaar later al verschillende prijzen in de York Early Music International Young Artists Competition, waaronder de publieksprijs. En nu zijn ze voor het eerst te horen in het Seizoen Oude Muziek. Begin december brengt het Sollazzo Ensemble een prachtig programma met virtuoze, onverschrokken muziek uit de Florentijnse vroegrenaissance op de planken, al heeft het ensemble reeds bewezen van alle markten thuis te zijn. Met hun verschillende muzikale achtergronden storten de musici zich in elk avontuur, van oude muziek tot aan hedendaagse muziek en zelfs musical. Dankzij uw steun kunnen wij u de kans geven dit jonge, maar veelbelovende ensemble als een van de eersten te ontdekken. ■● SOLLAZZO ENSEMBLE FLORENTIJNSE VROEGRENAISSANCE za 2 t/m zo 10 dec 2017 in Maastricht (uitverkocht), Amerongen, Rotterdam, Zeist, Westzaan, Deventer, Ammerzoden en Bloemendaal (zie ook het interview met Anna Danilevskaia op p. 9)
TINCTORIS: SECRET CONSOLATIONS LE MIROIR DE MUSIQUE O.L.V. BAPTISTE ROMAIN RICERCAR RIC 380 Baptiste Romain streeft met zijn ensemble naar een maximale verscheidenheid in de bezettingen: vocaal, instrumentaal en mengvormen wisselen elkaar af. De zangers vormen een hecht en fijn genuanceerd ensemble. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19
34
VRIENDENAANBIEDINGEN
LEGATEN EN NALATEN
EEN NIEUWE LIEDT WY HEVEN AEN – LUTHER IN THE NETHERLANDS CAMERATA TRAJECTINA GLOBE RECORDS 5270 Camerata Trajectina gaat, na het treurige verlies van Louis Grijp en Erik Beijer, door op de weg die het ensemble succesvol bewandelde. Met een aantal nieuwe musici handhaaft Camerata Trajectina het hoge uitvoeringsniveau van vorige producties. Normale prijs ca. € 21 Vriendenprijs € 18
TYE: COMPLETE CONSORT MUSIC PHANTASM LINN RECORDS CKD 571 De luisteraar tuimelt van de ene verrassing in de andere. De virtuoze musici van Phantasm hebben de neiging op hun vedels de scherpe kantjes enigszins glad te strijken, maar met hun homogene samenspel laten ze horen dat deze muziek behalve geestig en ontregelend ook van een sonore schoonheid kan zijn. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19
LOCKE, PURCELL, DRAGHI E.A.: A FANCY FANTASY ON ENGLISH RACHEL REDMOND, LE CARAVANSÉRAIL, BERTRAND CUILLER HARMONIA MUNDI HMM 902296 Bertrand Cuiller stelde een mooi programma samen met Engelse theatermuziek van bekende en minder bekende componisten. In Rachel Redmond heeft hij bovendien een zangeres met een ontwapenende theatrale voordracht gevonden. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 18
POPMA VAN OEVERING: SUITTES VOOR’T CLAVIER BOB VAN ASPEREN AEOLUS AE10144 Het eerste opus van Reijnold Popma van Oevering verdient onze belangstelling als de eerste gedrukte Nederlandse klavecimbelsuites, bovendien direct al expliciet gebruikmakend van twee klavieren. Tegelijkertijd bijt de componist met zijn op ongeveer zeventienjarige leeftijd geschreven bundel het spits af van een universele navolging van het genre dat Engelse suite heet. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19
Misschien staat u liever niet stil bij het moment dat u er niet meer bent. Toch moeten er bij een overlijden heel wat zaken geregeld worden. Onder andere de nalatenschap: wat laat u na en aan wie? U wilt goed zorgen voor uw nabestaanden, maar misschien wilt u uw nalatenschap ook deels omzetten in muziek en het Seizoen en Festival Oude Muziek steunen. Dit kan door de Stichting Vrienden Oude Muziek op te nemen in uw testament. Als u overweegt de Stichting Vrienden op te nemen in uw testament of als u behoefte heeft aan meer informatie, dan komen we graag met u in contact. We kunnen u helpen bij het opstellen van uw nalatenschap, of koppelen u aan onze notaris (Hermans & Schuttevaer Notarissen N.V). Maar hoe u het ook wilt inrichten: we zijn u altijd dankbaar. Kijk voor meer informatie op oudemuziek.nl/legaten of neem vrijblijvend contact op via j.dufornee@oudemuziek.nl
DE LANGE ENGELSE BLOEI VAN HET GAMBACONSORT ROMINA LISCHKA OVER HAAR CONCERTEN MET HET HATHOR CONSORT
Na de regeerperiode van Elizabeth I (1558-1603) was het in Engeland beslist nog niet afgelopen met de polyfone consortmuziek. Het Hathor Consort werpt dit voorjaar licht op de ontwikkeling van het gambaconsort in de zeventiende eeuw. Romina Lischka, artistiek leider van het jonge ensemble, legt uit: ‘De gamba was vanuit Noord-Italië naar Engeland gekomen, al vrij vroeg in de zestiende eeuw. Henry VIII had aan zijn hof al een gambaconsort, maar het repertoire uit die tijd was nog niet zo specifiek voor gamba’s geschreven. De echte bloei zou pas komen tijdens het bewind van Hendriks dochter Elizabeth I. Ons programma belicht componisten die actief waren in de laatste decennia van haar regeerperiode en daarna. Exponent van de consortmuziek is Alfonso Ferrabosco II, wiens vader Alfonso Ferrabosco I vanuit Italië naar Engeland kwam en
zich daar vestigde. Alfonso II schreef briljante consortmuziek en experimenteerde met nieuwe vormen. Hij ontwikkelde de fantasia, een vrije polyfone vorm die ook door veel andere componisten werd beoefend. Het eind- en hoogtepunt van die ontwikkeling wordt gevormd door de vijftien gambafantasia’s van Purcell. Maar dan zit je al rond 1680, een periode waarin verder nauwelijks nog voor consort werd gecomponeerd. Het gambaconsort heeft in Engeland dus veel langer gebloeid dan in andere landen.’ Betekent het dat de consortmuziek in Engeland gedurende de zeventiende eeuw een geïsoleerd bestaan heeft geleid? Lischka: ‘Geïsoleerd zou ik niet willen zeggen. De viool werd in Engeland steeds geliefder, de discantgamba raakte wat op de achtergrond. Er begonnen zich vormen te ontwikkelen met invloeden uit de Italiaanse triosonate, maar zonder dat de polyfone basis van de consortmuziek werd verlaten.’ Het Hathor Consort houdt van experimenteren, zoveel wordt duidelijk als we Romina Lischka vragen naar op stapel staande projecten. ‘Onze basis blijft natuurlijk het prachtige consortrepertoire van de zestiende en zeventiende eeuw, maar we kijken ook verder. We gaan bijvoorbeeld Dowlands Lachrymae combineren met
TEKST / Marcel Bijlo BEELD / Hathor Consort
hedendaagse muziek en dans. Ook gaan we een samenwerking aan met de Indiase dhrupadzanger Uday Bhawakkar. Dan combineren we Elizabethaanse consortmuziek met Noord-Indiase klassieke muziek. Ik verheug me erg op dat project en ben heel benieuwd hoe het publiek erop gaat reageren. Daarnaast zullen we in het Seizoen Oude Muziek ook nog toeren met Collegium Vocale Gent, dan staat muziek van Lassus op het programma. Die afwisseling, daar houden we van.’ ■●
SEIZOEN OUDE MUZIEK JACOBIJNSE CONSORTMUZIEK za 24 feb / 20.30 Zwolle, Grote Kerk zo 25 feb / 12.00 Lelystad, Agora Theater di 27 feb / 20.30 Rotterdam, Laurenskerk wo 28 feb / 20.00 Amsterdam, Waalse Kerk do 1 mrt / 20.00 Utrecht, TivoliVredenburg vr 2 mrt / 20.00 Brugge (B), Concertgebouw Brugge za 3 mrt / 16.00 Haarlem, Doopsgezinde Kerk zo 4 mrt / 14.30 Amerongen, Kasteel Amerongen Meer informatie: oudemuziek.nl/hathor
36
TOM Magazine / 04 2017
‘HET KLAVECIMBEL BRENGT ME BIJ BACH’ KRISTIAN BEZUIDENHOUT VERKENT NIEUWE WEGEN W
ie recht wil doen aan de veelzijdigheid van Kristian Bezuidenhout, kan hem het best als ‘toetsenist’ kwalificeren. De oudemuziekwereld kent de bevlogen Zuid-Afrikaan vooral als fortepianist, maar op een zwart gepolitoerde Steinway is hij evenzeer thuis. Het klavecimbel is zijn nieuwe liefde, maar eigenlijk al een oude, omdat daar zijn interesse voor de historische uitvoeringspraktijk ontstond. In het Amsterdamse Concertgebouw is hij dit seizoen op al die toetsinstrumenten te beluisteren. Rosendal ligt er idyllisch bij, om niet te zeggen paradijselijk. De trots van het Noorse dorpje aan het Hardangerfjord heet Baroniet Rosendal, een adellijk landgoed met een schitterend huis uit de zeventiende eeuw. Daar, in een van de voormalige dienstvertrekken op de benedenverdieping, luistert een klein en aandachtig publiek op een zomerse zaterdagmiddag naar Kristian Bezuidenhout. Hij is er te gast op het kamermuziekfestival van pianist Leif Ove Andsnes en de enige die hier een historisch instrument bespeelt, een kopie van een achttiende-eeuwse Walter. Het fortepianootje tingeltangelt behaaglijk. Wie de ogen sluit, waant zich bij Mozart thuis. Laat Bezuidenhout de Sonate in Bes (KV 333) spelen en je ervaart het ultieme gevoel van authenticiteit. Is de componist hier zelf aan het werk? Elk muzikaal motief verandert onder Bezuidenhouts lenige handen in een retorische geste. Zoekend maakt hij in het eerste deel de overgang van de eerste naar de tweede themagroep. Het klinkt geïmproviseerd. Dat is het dus niet. Integendeel. ‘Ik heb er hard op gestudeerd om het publiek dat gevoel te geven’, vertelt hij naderhand. ‘Dat je je telkens afvraagt: wat zal hij hierna spelen? Om dit te bereiken, pak ik telkens een fractie meer tijd. Zo neem je als speler het publiek mee op je reis. Je vindt de thema’s als het ware samen met het publiek.’ Bezuidenhout, geboren in Zuid-Afrika en opgegroeid in Australië, studeerde in de Verenigde Staten moderne piano aan de Eastman
TEKST / Thiemo Wind
BEELD / Liv Øvland (p.37-38), Marco Borggreve
38
TOM Magazine / 04 2017
School of Music van Rochester. Daar kwam de fortepianist Malcolm Bilson op bezoek voor het geven van een masterclass. Probeer het maar, spoorde hij Bezuidenhout aan. ‘Het voelde wel vreemd, zo’n speelgoedpianootje. Geleidelijk ben ik een Mozart gaan ontdekken die ik nog niet kende. De historische fortepiano bracht me tot de ontdekking dat Mozart niet alleen mijn favoriet is om naar te luisteren, maar ook om te spelen.’
‘Ik dacht: mijn hemel, wie zijn dit allemaal? Dat concours was het meest beangstigende dat ik ooit heb gedaan’ » HERINNERINGEN AAN FRANS BRÜGGEN In ons land en daarbuiten trad Kristian Bezuidenhout veelvuldig op met Frans Brüggen en het Orkest van de Achttiende Eeuw. Op die samenwerking kijkt hij met warme gevoelens terug. ‘Brüggen was geweldig. Tijdens repetities praatten we niet veel. Hij wierp nooit wegversperringen op, bij hem was alles mogelijk en bespreekbaar. Er was nooit gedoe. En hij vertrouwde er altijd op dat de dingen tijdens het concert goed zouden gaan. Hij was zo handig met zijn orkest. Het was een unieke klankwereld die hij wist te scheppen. De blazers waren voor hem even belangrijk als de strijkers. Bij veel andere orkesten hoor je strijkers met hier en daar wat blaaswerk. Brüggen liet je echt de harmoniemuziek ervaren.’
KRISTIAN BEZUIDENHOUT IN HET CONCERTGEBOUW 26 en 28 januari met het Concertgebouworkest (Mozart, C.Ph.E. Bach) 29 januari met Mark Padmore, tenor (Schubert, Winterreise) 8 april met Isabelle Faust, viool (Biber, Froberger, J.S. Bach) Meer info: concertgebouw.nl
In 2001 deed hij mee aan het internationale concours van Brugge. ‘Het was de eerste keer dat ik te midden van een grote groep fortepianisten verkeerde. In Eastman was ik de enige, plotseling waren er vijftig! Ik dacht: mijn hemel, wie zijn dit allemaal? Dat concours was het meest beangstigende dat ik ooit heb gedaan.’ Bezuidenhout won, de eerste prijs én de publieksprijs. Zo bracht de fortepiano een grote ommekeer teweeg in zijn carrière. Toch heeft hij de moderne vleugel nooit helemaal vaarwel gezegd. Als hij in januari aanstaande met het Concertgebouworkest onder meer het Pianoconcert in c (KV 491) van Mozart speelt, kiest hij voor een Steinway. Het orkest speelt immers ook op moderne instrumenten. Met een fortepiano zouden balansproblemen waarschijnlijk voortdurend op de loer liggen, ook gezien de diffuse akoestiek van de Grote Zaal. Voor Bezuidenhout is de muzikale intentie belangrijker dan de materiaalkeuze. Mozart spelen bij het Concertgebouworkest deed hij wel vaker, maar dan met een dirigent. Nu neemt hij voor het eerst zelf de leiding. Zo deed Mozart het zelf ook. Het is wat Bezuidenhout betreft de natuurlijkste situatie. ‘Bij Mozart merk je dat alles vanuit het klavier wordt gestuurd. Deze concerten waren in Wenen zijn belangrijkste handelsmerk, het draaide allemaal om hem. De componist als performer, de performer als componist: die dubbelrol ervaar je heel sterk. Zijn pianoconcerten zijn daarom nooit een kwestie van alleen maar interpreteren en dienen, er is altijd meer betrokkenheid nodig. Het gaat over beslissingen nemen, over risico. Bij Mozart vormt de partituur een geraamte dat toestemming verleent iets te scheppen wat je als een theater van gebaren zou kunnen omschrijven.’ Op Mozarts pianoconcerten zal Bezuidenhout niet snel uitgekeken raken. ‘Die reis duurt een heel leven.’ Met de sonates, de variaties en de fantasieën ligt dat iets anders. Hij heeft ze de afgelopen jaren allemaal uitgevoerd en opgenomen, ze bevatten weinig geheimen meer voor hem. ‘Op een bepaalde manier is dat toch als dagelijks werk gaan voelen. Begrijp me niet verkeerd, het is heerlijk die muziek te spelen. Maar ik ben toe aan een nieuw hoofdstuk. Toen ik
‘Het klavecimbel brengt me bij Bach’ / Kristian Bezuidenhout verkent nieuwe wegen
» DE TOEKOMST VAN DE OUDE MUZIEK Kristian Bezuidenhout ziet tendensen in de uitvoeringspraktijk van oude muziek die hij niet had durven voorspellen, en die hem zorgen baren. ‘Er begint iets te ontstaan van één stijl die op alles wordt toegepast. Een gevolg hiervan is, dat er musici opstaan die zeggen: wij gaan het wiel opnieuw uitvinden, om ons te kunnen onderscheiden. Omdat het steeds opwindender en exuberanter moet, dreigen we het contact met een natuurlijke, organische interpretatie te verliezen. Je krijgt hypergefraseerde, overgenuanceerde uitvoeringen van musici die het publiek als kleuters behandelen. Het is een esthetisch dilemma. Want je kunt niet ontkennen dat het spectaculair briljant is. Maar je moet je toch afvragen: waar ligt de grens? Waar komt het moment dat musici achterover gaan zitten om na te denken: wat zijn we aan het doen?’
39
als klavierspeler met oude muziek begon, was dat op het klavecimbel. Dat instrument brengt me nu terug bij Bach, naar mijn roots. Het is een grote uitdaging.’ ‘Dit jaar heb ik voor het eerst de Matthäus-Passion gedirigeerd van achter het klavecimbel en orgel, bij het Dunedin Consort in Edinburgh. Met die partituur had ik een enorme puzzel voor mijn neus, een intellectuele breinbreker. Het gaf zo’n intense voldoening. Zulk repertoire krijgt de komende seizoenen meer prioriteit. Ik geloof echt dat een klavierspeler de spirituele leider kan zijn van zo’n project. Je krijgt zoveel focus als je zelf deel bent van het apparaat. In wezen creëer je een instabiele situatie, je hebt geen vaste grond onder de voeten. Maar als het goed gaat, krijg je er een enorme kick van. Er zit meer risico in, maar het betaalt ook meer uit.’
'Met de Matthäus-Passion had ik een enorme puzzel voor mijn neus' Met ingang van dit seizoen is Bezuidenhout co-artistiek leider van het Freiburger Barockorchester, zodat hij alle gelegenheid krijgt zich als klavecinist en barokmusicus te ontplooien. Onlangs speelden ze samen klavecimbelconcerten van Bach op het Chopin Festival in Warschau. Maar in Freiburg zijn ze ook niet vies van later repertoire. ‘Eind december nemen we alle pianoconcerten van Beethoven op, met Pablo Heras Cassado als dirigent. We doen dat in een periode van twee weken. Op een bepaalde manier moet ik gek zijn. Met Pablo heb ik er al wel een paar gespeeld tijdens concerten en dat werkte uitstekend samen. Nu gaan we twaalf dagen een soort laboratorium inrichten. Repeteren, experimenteren, opnemen, zoveel mogelijk doordringen tot de kern van de muziek. Daar zit wel iets aanlokkelijks in.’ ■●
KRISTIAN BEZUIDENHOUT
INSTRUMENTALITEIT
DE RENAISSANCE VAN EEN BAROKINSTRUMENT EEN NIEUW SCHNITGERORGEL IN GRONINGEN
TYMEN JAN BRONDA is cantor-organist van de Lutherse Kerk in Groningen, artistiek leider van het Luthers Bach Ensemble en initiatiefnemer achter de reconstructie van het Schnitger-orgel.
Op 31 oktober jl., de dag van â&#x20AC;&#x2DC;500 jaar Lutherâ&#x20AC;&#x2122;, is een nieuw barokorgel in gebruik genomen in de Lutherse Kerk van Groningen. Van 1699 tot 1896 bezat deze kerk een Schnitger-orgel. Aangezien dit instrument model zou staan voor het nieuwe exemplaar, was onderzoek naar de (nog slechts ten dele verkende) geschiedenis nodig. Dit heeft tot twee resultaten geleid:
allereerst natuurlijk het nieuwe orgel zelf, gebouwd door Bernhardt Edskes Orgelbau (Zwitserland). Daarnaast ook, in boekvorm, de neerslag van het onderzoek dat Victor Timmer in met name het kerkarchief heeft verricht naar gegevens over het oude orgel. Het verdwenen instrument werd door Arp Schnitger oorspronkelijk gebouwd als
41
TEKST / Tymen Jan Bronda BEELD / Jan Willem van Willigen
tweeklavierwerk (manuaal, borstwerk) met zestien registers. Onderzoek van archivalia bracht vele onbekende en interessante gegevens boven water. In 1717 werd het orgel bijvoorbeeld uitgebreid met een vrij pedaal door de in Schnitgers Groninger filiaal werkzame orgelmakers Jannes Radeker en Rudolf Garrels, volgens een plan dat in lijn lag met een door Schnitger zelf al in 1710/1711 ingediend voorstel. Ook werd de toonhoogte verlaagd van Chorton naar Kammerton, een voor die tijd vroege wijziging van het instrument die onmiskenbaar te maken had gehad met de oude blaasinstrumenten uit die tijd. Nadat vanaf 1883 diverse plannen voor een grondige vernieuwing niet tot uitvoering waren gekomen, bouwde de firma Van Oeckelen & Zonen in 1896 een geheel nieuw klassiek-romantisch orgel. Het oude werd gesloopt. Daarvan bleven slechts twee meerarmige ‘croonementen’ met musicerende engeltjes bewaard op een inmiddels afgebroken Van Oeckelen-orgel in Appelscha. Deze zijn in oktober dit jaar in gerestaureerde staat teruggekeerd naar waar ze vandaan kwamen.
Bernhardt Edskes heeft zich grondig verdiept in het werk van Schnitger en het nieuwe orgel gebouwd op de manier zoals Schnitger dat zélf vervaardigd zou hebben, sterk gemodelleerd naar tal van bekende gegevens van het oude instrument (er is helaas geen foto overgeleverd) en die van het nog bestaande Schnitgerorgel uit 1711 in Pellworm, Duitsland. Het nieuwe Groninger instrument heeft 25 registers verdeeld over manuaal, borstwerk en pedaal. Ter wille van een optimale bruikbaarheid bij de huidige uitvoeringspraktijk van barokmuziek is de dispositie nog op enkele punten aangepast, geheel volgens Schnitgers principes. Bij de balustrade van de orgelgalerij is een speciaal continuo-manuaal ingericht. Op deze manier kan de (cantor-) organist van achter dat klavier leiding geven aan zangers en instrumentalisten. De aanwezigheid van deze twee claviaturen biedt tevens onvermoede nieuwe mogelijkheden voor het gebruik van het orgel zelf. Aangezien het oude Schnitger-orgel was aangeschaft om gebruikt te worden in de lutherse eredienst, is voor het eerst ook
uitgebreid onderzoek gedaan naar de nog totaal onbekende muziekgeschiedenis van deze kerk. In de achttiende en negentiende eeuw werden geregeld bijzondere muzikale activiteiten georganiseerd waaraan ook musici en zangers van buiten de lutherse kerkgemeenschap meewerkten. Het boek staat ten aanzien van het nieuwe orgel uitgebreid stil bij diverse facetten van het fenomeen ‘orgelreconstructie’, alvorens de blik op de specifieke Groninger situatie te richten. Daarna volgt een uitgebreide beschrijving van het nieuwe instrument. Ten slotte besteedt het boek aandacht aan de orgelmaker die verantwoordelijk was voor het resultaat, aan diens voorgeschiedenis, denk- en werkwijze en opvattingen: Bernhardt Edskes. ■●
Het boek De renaissance van een barokinstrument – Over het vroegere en het nieuwe orgel in de Lutherse Kerk te Groningen telt 120 pagina’s op A4 formaat, met naast de tekst facsimile’s en afbeeldingen in kleur. De prijs bedraagt € 20. Het boek is te bestellen via e-mail: info@schnitgerorgel2017.nl. Meer informatie: schnitgerorgel2017.nl
42
TOM Magazine / 04 2017
DE SOUNDTRACK VAN EEN STAD MÚSICA TEMPRANA OVER QUITO AL De Codex Ibarra is een bundel van circa veertig vocale werken, twee- tot achtstemmig, gecomponeerd in de jaren 1680-1720 voor de kathedraal van Quito, Ecuador. De componisten zijn slechts gedeeltelijk bekend. De Spaanse teksten (slechts één stuk is in het Latijn) zijn van de hand van nonnen van het Monasterio de las Conceptas. De manuscripten werden in de jaren negentig van de vorige eeuw gevonden in een ander klooster, in de stad Ibarra, ten noorden van Quito.
TEKST / Jan Van den Bossche
meer dan vijftien jaar onderzoekt ensemble Música Temprana op gedegen wijze het immense terrein van de Zuid-Amerikaanse muziek uit de renaissance en barok. De in Argentinië geboren artistiek leider Adrián Rodríguez Van der Spoel is thuis in alle componenten: hij bestudeert zowel de polyfonie van het Iberisch Schiereiland als de volkse tradities van de voormalige koloniën. Het levert een heel eigen en herkenbaar idioom op. Voor hun kersttournee dit jaar putten de musici uit een codex met repertoire van de kathedraal van Quito, de hoofdstad van Ecuador. De bundel werd in de jaren negentig ontdekt in de stad Ibarra, die honderd kilometer ten noorden van Quito ligt, vandaar de naam: Codex Ibarra. EEN BAANBREKENDE ONTDEKKING
Het historische centrum van Quito werd in 1978 toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Rodríguez Van der Spoel is er vaak geweest. ‘Ik vind het belangrijk om de plekken waar de muziek die ik uitvoer vandaan komt, te leren kennen. En Quito is een ware barokdroom. Je kunt er geen vijftig meter lopen zonder op een prachtige barokke kerk uit de koloniale tijd te stuiten. De meeste van die kerken beschikken over een koor, hoge galerijen en orgels, wat een rijke muziektraditie doet vermoeden. Maar wat speelden en zongen ze? Van steden als Rome, Venetië, Leipzig of Sevilla weten we al lang welke muziek er geklonken heeft. Zelfs van de muziek in Puebla en Sucre, steden in Mexico en Bolivia, hebben we een aardig idee. Maar van Quito, de Zuid-Amerikaanse barokstad par excellence, misten we de soundtrack.’ Totdat dus midden jaren negentig van de vorige eeuw de zogenaamde Codex Ibarra ontdekt werd in de gelijknamige stad, ongeveer honderd kilometer ten noorden van Quito. Rodríguez Van der Spoel: ‘Het was een baanbrekende ontdekking. In Zuid-Amerika hangt altijd een zekere spanning rond het historische repertoire. Er wordt voortdurend gezocht. Verschillende muziekwetenschappers houden elkaar jaloers in de gaten. Gevonden bronnen worden ook niet zomaar gedeeld. Ik heb pas deze zomer bruikbare kopieën van het manuscript gekregen en ben nu volop bezig met het maken van mijn eigen transcriptie. Er zijn weliswaar transcripties van een tiental
BEELD / Vera Rosemberg, Eduardo Hernández Pérez
44
TOM Magazine / 04 2017
MÚSICA TEMPRANA
stukken in omloop, gemaakt door twee verschillende musicologen, maar die zijn het onderling niet eens, dus ik moet wel mijn eigen versie maken.’ Waarom de codex zich in Ibarra bevond, is niet bekend. Mogelijk werd de muziek daar in veiligheid gebracht in verband met een van de aardbevingen of vulkaanuitbarstingen waar de stad vaak door geplaagd wordt. Maar we weten wel met zekerheid dat het om repertoire gaat dat tussen circa 1680 en 1720 is gecomponeerd voor de kathedraal van Quito. Sommige van de componisten worden genoemd, andere stukken zijn anoniem. ‘Het is geen samenhangende bundel met een vooropgezet concept. Het gaat om losse stukken, van twee- tot achtstemmig, die achteraf door iemand tot een geheel gehecht zijn. Het gaat overduidelijk om uitvoeringsmateriaal, want het zijn allemaal individuele partijen, vaak met de naam van de uitvoerder erop. Dat wijst onmiskenbaar op een uitvoeringspraktijk met één zanger of speler per stem.’ INTELLECTUELE NONNEN
Juana Inés de la Cruz de Asbaje y Ramírez, ook bekend als Sor Juana, (San Miguel Nepantla, 12 november 1648 of 1651 - Mexico-Stad, 17 april 1695) was een Mexicaanse dichteres en slotzuster. Ze was een buitenechtelijk kind, en al op zeer jonge leeftijd geïnteresseerd in literatuur en wetenschap. Op haar zestiende werd ze ontdekt door Antonio Sebastián de Toledo, de onderkoning van Nieuw-Spanje, en naar het hof gebracht.
Bijna alle stukken in de codex zijn villancicos, een populaire liedvorm van Spaanse oorsprong, waarvan de tekst meestal betrekking had op het kerstverhaal. Het genre werd door de Spanjaarden in Latijns-Amerika geïmporteerd en onderging daar de invloeden van zowel de oorspronkelijke indianenbevolking als van de uit Afrika afkomstige slaven. De ritmes werden levendiger en complexer, en in de teksten kwamen steeds meer woorden van Indiaanse of Afrikaanse afkomst voor. Dat is in deze codex overigens niet het geval, zegt Rodríguez Van der Spoel. ‘Opvallend is dat de teksten in het heel erudiete Spaans van de Gouden Eeuw zijn geschreven. Ze zijn nagenoeg allemaal van de hand van de nonnen van het Monasterio de las Conceptas. In de zeventiende eeuw was het klooster vaak een toevluchtsoord voor intellectuele vrouwen, voor wie verder in de maatschappij geen plek was. Het bekendste voorbeeld is de Mexicaanse dichteres Sor Juana Inés de la Cruz, maar zij had veel lotgenotes in heel Zuid-Amerika. Het is bijzonder dat de naam van de non die de tekst heeft geschreven vaak op de bladmuziek wordt vermeld. Het is overigens niet uit te sluiten dan veel anoniem gebleven auteurs uit de barok vrouwen waren. Dat is een onderwerp dat absoluut nog bestudeerd moet worden.’ DE TROMMEL BLIJFT THUIS
SOR JUANA INÉS DE LA CRUZ
Rodríguez Van der Spoel is weliswaar nog volop bezig met de transcriptie, maar hij heeft al een goed beeld van de stukken. ‘De muziek is op het eerste gezicht tamelijk ongecompliceerd. De villancicos zijn gecomponeerd in de typische Zuid-Amerikaanse stijl van rond 1700, waarin de ritmes van dansen als de jácara, de chacona en de fandango worden toegepast op de polyfonie. De harmonieën zijn eenvoudig en er is geen sprake van streng contrapunt. Maar de ritmes zijn dus vaak heel subtiel en complex. Ze gaan uit van de prosodie van de tekst. Met name de grote achtstemmige stukken vragen om een grote coördinatie. Alleen de tweestemmige stukken zijn wat lyrischer van aard. Het is voor mij sowieso erg belangrijk om te werken met zangers die de Spaanse taal extreem goed beheersen, zowel wat het ritme als wat de kleur van de klinkers betreft. We hebben ook een Griekse zangeres, maar de Grieken kleuren hun klinkers op een vergelijkbare manier.’
De soundtrack van een stad / Música Temprana over Quito
45
Rodríguez Van der Spoel heeft zich met hart en ziel op dit project gestort. Al heel lang vroeg hij zich af waarom een zo emblematische koloniale stad als Quito geen muziek had. ‘Voor mij is het enorm belangrijk deze muziek te bestuderen en uit te voeren. Zo wordt de puzzel van de Zuid-Amerikaanse muziek steeds completer. Er is namelijk niet één stijl. Het is jammer dat Zuid-Amerikaanse barokmuziek vaak een beetje eenvormig wordt weggezet – als folkloristisch, met veel ritme en slagwerk. Bij deze uitvoering, bijvoorbeeld, blijft de trommel thuis, want die heeft in de kerk weinig te zoeken. Al was het maar om akoestische redenen. De teksten zouden volledig onverstaanbaar worden. Het ensemble voor deze kerstconcerten zal bestaan uit zeven zangers, dulciaan, violone, orgel, gitaar en harp.’
'De puzzel van de Zuid-Amerikaanse muziek wordt steeds completer' NIEUWE MIJLPAAL
SEIZOEN OUDE MUZIEK BAROKKE KERST IN ECUADOR di 12 dec / 20.15 Eindhoven, Muziekgebouw wo 13 dec / 20.30 Maastricht, Onze Lieve Vrouwe Basiliek do 14 dec / 21.00 Antwerpen (B), AMUZ vr 15 dec / 20.00 Almere Haven, Goede Rede za 16 dec / 16.00 Amsterdam, Waalse Kerk zo 17 dec / 16.30 Utrecht, Geertekerk LAATSTE KAARTEN
Meer informatie: oudemuziek.nl/ musicatemprana
Dit programma is een nieuwe mijlpaal in het werk van Música Temprana, dat eerder ook al bronnen uit Mexico, Bolivia, Peru, Colombia en Guatemala liet herleven. ‘Met dit project vervolg ik mijn ‘scan’ van de Zuid-Amerikaanse barok. Muzikale centra lagen extreem ver uit elkaar, soms meer dan vijfhonderd kilometer. De lokale stijlverschillen moeten erg groot geweest zijn. Ik zie het als een onderdeel van de geschiedenis van de Spaanse barokmuziek. Quito was een administratief centrum van de eerste orde in het Spaanse imperium. Het is jammer dat de enige manier om dit repertoire weer tot leven te brengen erin bestaat dat je het daar weghaalt. Eigenlijk zouden de Ecuadorianen deze muziek zelf weer moeten gaan uitvoeren, maar het ontbreekt hen aan de zangers en de instrumentalisten met de benodigde technische vaardigheden. Ik zou later graag een volledige editie van de codex opnemen, maar dat zijn bijna vijftig werken, dus dat duurt nog wel even.’ ■●
46
TOM Magazine / 04 2017
berichten ‘OPSLAAN EN VERNIETIGEN – MUZIEKARCHIEVEN BEDREIGD’
Bij de bezuinigingen op de kunsten
Basis van de collectie van het NMI is
in 2013 hebben drie archieven voor
de muziekhistorische privéverzame-
Nederlandse muziek hun rijkssteun
ling van de bankier Daniël Scheurleer
verloren.
zich
(1855-1927). Deze collectie werd in
ook het Nederlands Muziek Insti-
1933 vrijwel integraal aangekocht
tuut (NMI), dat een internationaal
door de gemeente Den Haag en on-
befaamde oudemuziekcollectie her-
dergebracht in het Haags Gemeen-
bergt. Sinds de bezuinigingsopera-
temuseum. Het NMI is ook hoeder
tie lijdt het NMI een kwijnend en we-
van de collectie Musica Neerlandica
zensvreemd bestaan bij het Haags
van de violist Willem Noske, alsme-
Gemeentearchief, vrijwel onvindbaar
de van diens verzameling viooldocu-
voor wie de weg niet weet. Jacqueline
mentatie (Casa del Violino) die onder
Oskamp heeft nu een boek gewijd aan
andere 27.000 bladmuziektitels om-
de dreigende teloorgang van de drie
vat. Wat oude muziek betreft zijn de
muziekarchieven — behalve het NMI
verzamelingen stuk voor stuk goud-
ook Muziek Centrum Nederland en de
mijnen.
bibliotheek van het Muziekcentrum
Het boek van Jacqueline Oskamp is
van de Omroep.
verschenen bij Ambo|Anthos.
Daaronder
bevindt
In Opslaan en vernietigen – Muziekarchieven Oskamp
bedreigd welke
factoren
beschrijft hebben
bijgedragen aan de situatie. Want er is meer aan de hand dan het afbraakbeleid van een onbehouwen staatssecretaris. Oskamp laat zien dat onze verhouding met het verleden behalve intensief ook selectief is:
‘Kortetermijnoverwegingen
en
subjectieve opvattingen blijken ten grondslag te liggen aan een vrij stellige overtuiging wat de moeite waard is te behouden en wat niet. Dat staat haaks op de essentie van archieven: het grote perspectief, dat rekening houdt met mogelijk veranderende inzichten en nog niet gestelde vragen – een toekomstig panorama waar we ons nu geen voorstelling van kunnen maken.’
BERICHTEN
VIEZE LIEDJES IN MUSEUM SPEELKLOK
47
‘SIROE’ VAN HASSE BIJ DE REISOPERA
In Museum Speelklok is tot 8 april
fende melodieën werden gezongen
De Nederlandse Reisopera reist
2018 de tentoonstelling Vieze liedjes
van een heel andere toon. Ze waren
tussen 26 januari en 24 februari
op deftige speelklokken te zien en te
eenvoudig en roerden niet zelden
2018 door het land met Siroe, re
horen. Aanleiding voor de expositie
kluchtige thema’s aan zoals boeren-
di Persia (Siroe, koning van Perzië)
is het onlangs voltooide onderzoek
vrijages, dronkenschap en seks. De
van Johann Adolph Hasse. In deze
van Marieke Lefeber, conservator
tentoonstelling vertelt het verhaal
voor het hof van Dresden gecom-
in het Utrechtse museum. Zij pro-
achter deze guilty pleasures van de
poneerde barokopera wordt Siroe,
moveerde 4 oktober jl. aan de Uni-
elite. Veel van de melodieën zijn ook
de oudste zoon van koning Cosroe,
versiteit Utrecht op een dissertatie
te vinden in liedboekjes uit die tijd.
geconfronteerd met een achter-
over het repertoire van bellenspeel-
Beiaardiers speelden ze op de toren.
bakse broer die uit is op de troon,
klokken in de achttiende eeuw. In de
Meer info: museumspeelklok.nl
een overijverige geliefde die zint op
deftige huizen van de welgestelde
wraak, een prinses die haar liefde
burgers stonden vaak luxueus uit-
niet beantwoord ziet en een vader
gevoerde uurwerken met daarin een
die iedereen gelooft, behalve zijn
bellenspeelwerk. Via deze klokken
eigen zoon. Traditioneel gaat het
hoorden de rijke eigenaren op gezet-
in de opera seria over de triomf van
te tijden een deuntje. Deze muziek-
het goede over het kwade. Aan het
jes waren eigenlijk bedoeld als ‘voor-
slot worden de personages dan ook
slag’, om te waarschuwen dat de tijd
met elkaar verzoend en zal Siroe
zou
Zodoende
uiteindelijk de troon van Perzië be-
klonken ze ieder uur, halfuur of zelfs
stijgen. De Reisopera legt de muzi-
kwartier. In tegenstelling tot de def-
kale leiding in handen van de Griek-
tige klokken en eigenaren waren de
se dirigent George Petrou, vooral
meeste liedjes die op de desbetref-
bekend als artistiek leider van het
worden
geslagen.
DETAIL STAANDE KLOK
orkest
Armonia
Peters-Messer regie.
De
Atenea.
tekent
contratenor
Jakob
voor
de
Nicholas
Tamagna vertolkt de titelrol. De première vindt op 26 januari plaats in het Wilminktheater van Enschede, waarna nog zeven voorstellingen volgen van Leeuwarden tot Maastricht. Het betreft een coproductie met het Oldenburgisches Staatstheater, waar de première voor 2 december aanstaande gepland staat. Meer info: reisopera.nl/siroe MARIEKE LEFEBER Conservator Museum Speelklok
48
REIJNOLD POPMA VAN OEVERING EN ZIJN SUITES EEN ONBEKENDE FRIESE BAROKCOMPONIST
In het landschap van de Nederlandse klavecimbelmuziek uit de barok en galante periode zijn de VI Suittes voor ’t Clavier van Reijnold Popma van Oevering (1692 Warga – 1781 Leeuwarden) onderbelicht gebleven. Dit eerste opus, gecomponeerd in Sneek, verscheen rond 1710 in Amsterdam bij de prestigieuze muziekuitgever Estienne Roger. De bundel was opgedragen aan de gemalin van Friese Stadhouder Johan Willem Friso, Maria Louise van Hessen-Kassel, die zelf klavecimbel speelde. Samen met een aan de componist toe te schrijven werkje voor carillon vormt deze uitgave zijn volledige thans bekende oeuvre. Het opus verdient in de eerste plaats onze belangstelling als de eerste gedrukte Nederlandse klavecimbelsuites, en maakt direct al expliciet gebruik van twee klavieren. Maar tegelijkertijd bijt de componist met zijn op ongeveer zeventienjarige leeftijd geschreven bundel het spits af van een universele navolging van het genre dat Engelse suite heet. Dit nieuwe type klaviersuite was niet lang tevoren, in 1701, geïntroduceerd door François Dieupart. Deze Parijse componist had zijn uitgave, ook bij Roger, opgedragen aan zijn vermoedelijke leerlinge, de Comtesse de Sandwich. Dit verklaart mogelijk de later
in gebruik geraakte term Engelse suite. Dit concept werd met name bekend door de navolging ervan, circa vijf jaar na Popma van Oevering, door Johann Sebastian Bach, bij wie overigens ook sporen van Reijnolds bundel kunnen worden herkend. De Engelse suite betekent muziekhistorisch een cruciale stilistische innovatie, ook binnen de ontwikkeling naar de klaviersonate, en kent zeven delen. Als opening klinkt ofwel een Franse ouverture, al of niet met een fugatisch of imitatief middengedeelte, ofwel een breed uitgesponnen prelude in concertante schrijfwijze, waarop een reeks (eveneens Franse) dansen van contrasterend karakter volgt: allemande, courante, sarabande, twee ‘galanterieën’ naar keuze zoals menuet of gavotte, en als apotheose een briljante imitatieve of zelfs fugatische gigue. De jeugdige Popma van Oevering vernieuwt echter in zijn Nederlandse ‘Engelse suites’ op zijn beurt Dieuparts klavecimbeltextuur, die in wezen tweestemmig was, en bouwt die uit tot een meer klaviermatige stijl. Hij spreidt daarbij een sprankelende eigenheid tentoon, waarbinnen met name een fugatisch hoger ontwikkelde schrijfwijze opvalt, gretig gebruikmakend van gevarieerde omke-
TEKST / Bob van Asperen
ringen. Naast Dieupart zijn als inspiratie met name Corelli en deels ook de Noord-Duitse stijl van Buxtehude, Reincken en Böhm te herkennen, terwijl de ondernemende componist in zijn rijpe Suite V zelfs intuïtief vooruitloopt op een latere Franse tendens door een dansvorm (menuet) te vervangen door een Couperinesque karakterstuk. Een geraffineerd kiemcelprincipe fungeert tegelijkertijd als bindend element. Opvallend zijn daarnaast Reijnolds voorproefjes van een Telemann-achtige speelsheid, Bachiaans inversusprincipe, Händeliaanse majesteit, Scarlattiaanse lichtheid en zelfs Mozartiaanse sereniteit.
Bob van Asperen heeft de suites van Popma van Oevering onlangs opgenomen, spelend op klavecimbel en op het door de componist zelf geïnitieerde monumentale Christiaan Müller-orgel (1727) in de Grote of Jacobijnerkerk in Leeuwarden (AEOLUS, AE 10144). Zijn gecommentarieerde uitgave, voor de Fryske Akademy, is in voorbereiding. ■●
ADVERTENTIE
KING ARTHUR Purcell
Frédérique Chauvet
Sybrand van der Werf
dirigent
regisseur
2 december | DEN HAAG premiere 20.15 | Koninklijke Schouwburg
16 januari | LEIDEN 20.15 | Schouwburg
12 februari | AMSTERDAM 20.15 | De Kleine Komedie
7 december | HAARLEM 20.15 | Schouwburg
19 januari | UTRECHT 20.00 | Stadsschouwburg
18 februari | NIEUWEGEIN 15.00 | Theater De Kom
13 januari | HENGELO 20.00 | Rabotheater
26 januari | HEERLEN 20.00 | Parkstad Limburg Theater
3 maart | ZWOLLE 14.30 | Odeon
14 januari | ROTTERDAM 16.30 | Schouwburg
7 februari | AMSTELVEEN 20.00 | Schouwburg
15 april | HELMOND 15.00 Theater Speelhuis
www.barokopera.nl
50
TOM Magazine / 04 2017
CD’s
HÄNDEL: PARNASSO IN FESTA LA CETRA O.L.V. ANDREA MARCON PENTATONE PTC 5186643
TEKST / Marcel Bijlo (MB) Eddie Vetter (EV) Thiemo Wind (TW)
De titel Parnasso in festa zal zelfs bij doorgewinterde oudemuziekliefhebbers niet direct bellen laten rinkelen. Het betreft een minder bekende Händel. Andrea Marcon en zijn ensemble La Cetra gingen er vorig najaar mee op tournee en bezochten bij die gelegenheid ook de ZaterdagMatinee in het Amsterdamse Concertgebouw. Hun uitvoering die nu op twee cd’s is verschenen, komt uit de Martinskirche van Bazel, waar de opname gedeeltelijk live is gemaakt. Er zit een Nederlands kantje aan de compositie. Händel componeerde deze serenata in 1734 ter ere van de echtverbintenis tussen prinses Anne, oudste dochter van de Engelse koning, en de Nederlandse stadhouder Willem IV. Parnasso in festa klonk aan de vooravond van de festiviteiten in het King’s Theatre aan de Haymarket, semi-geënsceneerd. In de serenade, bestaande uit drie delen die samen twee uur in beslag nemen, vieren Apollo en de muzen de bruiloft van Thetis en Peleus. Het is Händel de theaterman op zijn best. Wie ogenblikkelijk naar de winkel wil rennen om de dubbel-cd aan te schaffen, doet er desondanks verstandig aan eerst de eigen collectie even te raadplegen. De componist shopte uitbundig in eigen werk, hij leunde stevig op zijn Athalia. Dit oratorium uit 1733 was alleen nog maar in Oxford uitgevoerd; in Londen kon de muziek derhalve nog als nieuw worden gepresenteerd. Het succes van Parnasso in festa was zo groot, dat Händel later delen zou overnemen in een vernieuwde versie van Il pastor fido. Van de 33 nummers uit Parnasso waren er slechts negen nieuw. Hieronder bevinden zich twee virtuoze aria’s van Apollo, een rol die werd vertolkt door de castraat Giovanni Carestini. De levendige uitvoering door koor en orkest van La Cetra laat weinig wensen onvervuld. Andrea Marcon staat garant voor een combinatie van klaarheid en zuidelijke zindering. Hij vindt ook geschikte vocale solisten aan zijn zijde, onder wie de contratenor David Hansen (Apollo) en sopraan Robin Johannsen (Clio). Wel vibreren al die kelen dat het een aard heeft. Dit koortsige gebibber is tegenwoordig schering en inslag in de zogenaamd historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk. TW
CD’S Cd’s
SALZINNES SAINTS PSALLENTES LE BRICOLEUR LBCD 12
51
TINCTORIS: SECRET CONSOLATIONS LE MIROIR DE MUSIQUE O.L.V. BAPTISTE ROMAIN RICERCAR RIC 380
EEN NIEUWE LIEDT WY HEVEN AEN – LUTHER IN THE NETHERLANDS CAMERATA TRAJECTINA GLOBE RECORDS 5270
vormen, wijden zich aan gezangen uit
Johannes Tinctoris is vooral bekend
Camerata Trajectina gaat, na het
het zestiende-eeuwse antifonarium
als theoreticus, maar hij moet ook
treurige verlies van Louis Grijp en
van Salzinnes, de voormalige abdij
een vaardig componist zijn geweest.
Erik Beijer, door op de weg die het
van cisterciënzerinnen in de buurt
In een toelichting plaatst David
ensemble succesvol bewandelde. In
van Namen. Uit de lijvige codex zin-
Fallows al diens composities in de ja-
dit Lutherjaar kon een cd met het
gen zij muziek voor Maria en heiligen
ren zeventig van de vijftiende eeuw.
thema Luther in de Nederlanden
zoals Agatha en Hubertus. Curieus is
Dit zou betekenen dat niet alleen
niet uitblijven. We horen vertalin-
dat zij in de antifonen de psalmodie
het gehele (wel precies gedateerde)
gen van Luthers liederen, maar er
en de doxologie achterwege laten en
theoretisch werk maar ook het over-
zijn ook liederen over de moeizame
dat zij de eenstemmige gezangen af
geleverde muzikaal oeuvre in één
strijd die protestanten in de zes-
en toe kruiden met vormen van meer-
decennium is ontstaan. Opmerkelijk
tiende eeuw moesten voeren. De
stemmigheid die tot in de twaalfde
voor een man die ongeveer 75 jaar
Nederlanden ressorteerden onder
eeuw courant waren. In de interpreta-
oud is geworden! Baptiste Romain
het Heilige Roomse Rijk van Karel V.
tie volgen de vrouwen van Psallentes
streeft met zijn ensemble naar een
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog wer-
globaal de praktijk die zijzelf en veel
maximale verscheidenheid in de be-
den Luthers liederen – voorzien van
andere ensembles toepassen in ge-
zettingen: vocaal, instrumentaal en
felle protestteksten – ingezet als
zangen van Hildegard von Bingen uit
mengvormen wisselen elkaar af. De
wapen tegen de Spaanse heerser. Dit
de twaalfde eeuw. Tijd speelt geen
beweegredenen blijven vaak duister.
alles komt op deze cd aan de orde,
rol bij muziek die bestemd is voor de
Waarom een credo instrumentaal ver-
geheel volgens het uitgekiende stra-
eeuwigheid. In dit geval doen de ge-
tolken? Gelukkig storen vedel, harp
mien dat we van Camerata Trajectina
concentreerde uitvoeringen wel wat
en luit niet al te zeer in de gemengde
gewend zijn: de opnamen vertellen
gelijkmatig aan, maar ze zijn spiri-
uitvoeringen. De zangers (twee vrou-
altijd een verhaal en zijn veel meer
tueel genoeg om oren te strelen die
wen en twee mannen in de basis-
dan zomaar een grote hoeveelheid
daarvoor gevoelig zijn. EV
bezetting) vormen een hecht en fijn
losse korte stukken. Met een aantal
genuanceerd ensemble. En de mis-
nieuwe musici handhaaft Camerata
delen, motetten en wereldlijke wer-
Trajectina
ken van Johannes Tinctoris, hier aan-
niveau van vorige producties. MB
De acht zangeressen, die samen het vrouwenensemble
van
Psallentes
gevuld met enkele composities van tijdgenoten, smaken naar meer. EV
het
hoge
uitvoerings-
52
TYE: COMPLETE CONSORT MUSIC PHANTASM LINN RECORDS CKD 571
TOM Magazine / 04 2017
A LUTE BY SIXTUS RAUWOLF: REUSNER, DUFAULT, MOUTON E.A. JAKOB LINDBERG, LUIT BIS RECORDS BIS-2265
Toen koningin Elizabeth I via een die-
LOCKE, PURCELL, DRAGHI E.A.: A FANCY FANTASY ON ENGLISH RACHEL REDMOND, LE CARAVANSĂ&#x2030;RAIL, BERTRAND CUILLER HARMONIA MUNDI HMM 902296
naar aan Christopher Tye liet weten
Als luitist heb je, in tegenstelling tot
dat hij vals speelde, antwoordde hij
klavecinisten, slechts zelden een ori-
de vorstin via dezelfde dienaar dat zij
gineel instrument in handen. De luit
valse oren had. Waar of niet, het te-
die Jakob Lindberg op deze cd be-
De laatste tijd doet zich een ware
kent een excentrieke componist die
speelt werd oorspronkelijk rond 1590
hausse voor aan opnamen van Engel-
in de woelige zestiende eeuw met
gebouwd door Sixtus Rauwolf. Het
se muziek door Franse ensembles.
alle religieuze winden meewaaide.
instrument heeft in de loop van de
Ook tijdens de PurcellDag in febru-
Op deze cd zijn 31 bijdragen van Tye
zeventiende en achttiende eeuw een
ari zullen drie van de vier concerten
aan de consortmuziek verzameld,
aantal revisies ondergaan en is nu
door Franstalige musici worden ge-
met intrigerende titels als Saye so,
gerestaureerd naar de staat waarin
geven. De Fransen voorzien deze mu-
My death bedde en Howld fast. Net
het begin achttiende eeuw verkeer-
ziek van een expressiviteit die in de
zo onorthodox is de muziek. Klinkt
de. Het is een geweldig mooi exem-
Engelse uitvoeringen van een paar
daar inderdaad een 5/4-maat in de
plaar met een warme klank, helder
decennia geleden vaak afwezig was.
cantus firmus van Trust? Waarom
maar ook met veel diepte. Zowel in
Deze cd van het nieuwe ensemble Le
lijkt juist in Sit fast de constructie in
Frankrijk als iets later in Duitsland
CaravansĂŠrail is exemplarisch voor
wankel evenwicht te zijn? Zo tuimelt
kende de luit een grote bloeiperio-
die ontwikkeling. Bertrand Cuiller
de luisteraar van de ene verrassing
de. Op deze cd speelt Lindberg re-
stelde een mooi programma samen
in de andere. De virtuoze musici van
pertoire uit beide landen. Zo staan
met Engelse theatermuziek van be-
Phantasm hebben de neiging op hun
de luit- grootmeesters Dufault en
kende en minder bekende componis-
vedels de scherpe kantjes enigszins
Mouton naast Pachelbel en Weiss. Of
ten. Hij gebruikt een strijkersensem-
glad te strijken, maar met hun ho-
Johann Pachelbel inderdaad de auteur
ble met uitgebreid continuo maar
mogene samenspel laten ze horen
is van de prachtige Suite in fis weten
ook een blokfluitconsort. In Rachel
dat deze muziek behalve geestig
we niet helemaal zeker, het zou ook
Redmond heeft hij bovendien een
en ontregelend ook van een sonore
een familielid geweest kunnen zijn.
zangeres met een ontwapenende
schoonheid kan zijn. EV
Lindberg speelt uiterst geconcen-
theatrale voordracht gevonden. Dit
treerd en laat zijn instrument heerlijk
alles zorgt voor een afwisselende en
zingen, meer dan 81 minuten lang. MB
sprankelende cd waarop natuurlijk ook plaats is voor die heerlijke Engelse melancholie. MB
CD’S
TELEMANN: TRIOSONATES ERIK BOSGRAAF, DMITRY SINKOVSKY E.A. BERLIN CLASSICS 0301006BC
C.P.E. BACH: COMPLETE WERKEN VOOR KLAVIER EN VIOOL DUO BELDER KIMURA RESONUS RES10192
Tijdens het afgelopen Festival Oude
53
FRANCK: VIOOLSONATE; CHAUSSON: CONCERT OP. 21 ISABELLE FAUST, VIOOL; ALEXANDER MELNIKOV, PIANO; SALAGON QUARTET HARMONIA MUNDI HMM 902254
Muziek was het optreden van deze
Voor de combinatie van viool en kla-
musici een sensatie. Festivaldirec-
vier heeft Carl Philipp Emanuel Bach
teur Xavier Vandamme kreeg toen
zijn hele loopbaan gecomponeerd.
het eerste exemplaar van deze cd
Het oudste werk dateert uit 1731. De
De violiste Isabelle Faust en pianist
waarop alle bewaard gebleven trio-
componist was toen zeventien jaar
Alexander Melnikov bewijzen zich als
sonates voor blokfluit, viool en bas-
jong en nog in de leer bij zijn vader
tovenaars, en niet voor het eerst. Zij
so continuo van Telemann worden
Johann Sebastian. Het laatste stuk,
bespeelt een met darmsnaren be-
gespeeld. En hoe! Telemann saai? Hij
een bijzondere Fantasia in cis, com-
spannen Stradivarius (’Vieuxtemps’)
raast als een orkaan door de huiska-
poneerde C.P.E. een jaar voor zijn
uit 1710, hij een Érard uit ongeveer
mer. Erik Bosgraaf, wiens virtuositeit
dood in 1788. Duo Belder Kimura
1885. De Vioolsonate van César
op de blokfluit geen grenzen lijkt
heeft op deze dubbel-cd alles opge-
Franck, door vele generaties tot op
te kennen, heeft hier een gelijkge-
nomen voor deze bezetting, waarbij
het bot afgekloven, komt hier als
stemde partner gevonden in de vio-
Pieter-Jan Belder zowel het klave-
nieuw uit de was. Faust en Melnik-
list Dmitry Sinkovsky, terwijl Balázs
cimbel als de fortepiano bespeelt.
ov spelen aangenaam onbevangen,
Máté (cello) en Alexandra Koreneva
Naar de violiste Rie Kimura luister je
met een ontwapenend naturel waar-
(klavecimbel) meegesleurd lijken te
ademloos. Zoals zij kan toveren met
achter grote intelligentie schuilt en
worden in de vurige en opwindende
klankkleuren, dat hoor je zelden! Ze
geloof in de kracht van Francks mu-
stroom van klanken. Musiceerpret
weet haar viool soms zelfs als een
ziek. Dat onnadrukkelijk musiceren
straalt ervan af en de enorme zeg-
omfloerste chalumeau te laten klin-
zo opwindend kan zijn! Het Concert
gingskracht gaat allerminst ten koste
ken. Belder toont zich een fanta-
voor piano, viool en strijkkwartet van
van verfijning. Het programma omvat
sievol klavierspeler, zoals we hem
Ernest Chausson, uitgevoerd met het
ook een Duet voor blokfluit en viool,
kennen. Viool- en klavierpartij zijn in
Salagon Quartet, kent een bijna zo
en de Triosonate in d-klein, waar-
deze muziek volkomen gelijkwaardig
hoog niveau. Minpuntje is het twee-
van de authenticiteit ten onrechte
en de componist speelt de instru-
de deel. Deze Sicilienne klinkt te ern-
is betwijfeld. Zo krijgen luisteraars
menten fraai tegen elkaar uit. MB
stig, danst niet genoeg. Dat hebben
een compleet beeld en Telemann-
Jorge Bolet, Itzhak Perlman en het
haters veel stof tot nadenken. EV
Juilliard Quartet overtuigender gedaan. Van Isabelle Faust is de volgende cd al onderweg: vioolsonates van Bach met Kristian Bezuidenhout aan het klavecimbel. TW
LES ESPRITS ANIMAUX TELEMANNS ‘NIEUWE’ DRESDENSE KWARTETTEN Les Esprits Animaux ging tijdens het Internationaal Van Wassenaer Concours 2016 met bijna alle prijzen aan de haal. Telemann is hun favoriete componist, en in deze tournee spelen ze de pas vorig jaar aan hem toegeschreven Dresdense kwartetten. di 21 nov, 20.30 Zwolle, Grote Kerk wo 22 nov, 20.15 Delft, Lutherse Kerk do 23 nov, 20.00 Utrecht, Geertekerk vr 24 nov, 20.00 Amsterdam, Waalse Kerk za 25 nov, 20.15 Leeuwarden, Waalse Kerk zo 26 nov, 15.00 Dronten, De Meerpaal
SOLLAZZO ENSEMBLE FLORENTIJNSE VROEGRENAISSANCE Al aan het einde van de veertiende eeuw kende Florence een enorme culturele bloei. Uit de mix van internationaal georiënteerde kooplui en de cultureel onderlegde middenklasse werd een nieuwe elite geboren. Het jonge Sollazzo Ensemble uit Bazel breekt een lans voor de onverschrokken muziek van Landini en tijdgenoten.
za 2 dec, 20.30 Maastricht, Cellebroederskapel zo 3 dec, 14.30 Amerongen, Kasteel Amerongen ma 4 dec, 20.30 Rotterdam, Laurenskerk wo 6 dec, 20.00 Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente do 7 dec, 20.15 Westzaan, Zuidervermaning vr 8 dec, 20.15 Deventer, Penninckshuis za 9 dec, 20.15 Ammerzoden, Kasteel Ammersoyen zo 10 dec, 15.00 Bloemendaal, Dorpskerk
MÚSICA TEMPRANA BAROKKE KERST IN ECUADOR Quito, de hoofdstad van Ecuador, kende rond 1700 een bruisend muziekleven. De uitstekende muziek die aan de kathedraal werd gecomponeerd is pas recent herontdekt. In dit concert klinken meerstemmige villancicos – eigenlijk volksmuziek, maar hier met religieuze teksten. di 12 dec, 20.15 Eindhoven, Muziekgebouw wo 13 dec, 20.30 Maastricht, Onze Lieve Vrouwe Basiliek do 14 dec, 21.00 Antwerpen (B), AMUZ vr 15 dec, 20.00 Almere, Goede Rede
za 16 dec, 16.00 Amsterdam, Waalse Kerk zo 17 dec, 16.30 Utrecht, Geertekerk LAATSTE KAARTEN
ENSEMBLE ZEFIRO BLAZEN AAN HET HOF Het Italiaanse Ensemble Zefiro van hoboïst Alfredo Bernardini is wereldwijd dé referentie voor barokke blaasmuziek op historische instrumenten. De kamermuziek voor hobo, fagot en continuo van barokmeesters Telemann, Quantz, Zelenka die ze spelen, is overwegend gecomponeerd voor het keursvorstelijke hof in Saksen. di 16 jan, 20.30 Dronten, De Meerpaal wo 17 jan, 20.30 Maastricht, Kerk van Sint-Pieter beneden do 18 jan, 20.15 Westzaan, Zuidervermaning vr 19 jan, 20.15 Deventer, Penninckshuis za 20 jan, 20.15 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ (met pauze) zo 21 jan, 16.30 Utrecht, Geertekerk
JEAN-LUC HO KLAVIERMUZIEK VAN PURCELL De jonge Franse klavecinist JeanLuc Ho is een echte dichter. Met zijn stille kracht is hij de perfecte
55
partij voor de bedrieglijk eenvoudige klaviermuziek van Henry Purcell. Want achter Purcells ongekunstelde suites en lessons gaat een charmante maar kwetsbare harmonische wereld schuil. wo 7 feb, 20.15 Delft, Oud-Katholieke Kerk do 8 feb, 20.15 Ammerzoden, Kasteel Ammersoyen vr 9 feb, 20.00 ’s-Heerenberg, Huis Bergh za 10 feb, 11.00 Utrecht, TivoliVredenburg zo 11 feb, 11.00 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ
ALEX POTTER & PATRICK AYRTON ORPHEUS BRITANNICUS & FRIENDS De Britse countertenor Alex Potter is een van de beste vocale solisten van dit moment. Met Patrick Ayrton aan het klavecimbel werpt hij zich op Purcells geestelijke en wereldlijke liederen. Het duo demonstreert de hoge kwaliteit van de Engelse muziek in de zeventiende eeuw. vr 9 feb, 20.00 Heeswijk-Dinther, Kasteel Heeswijk za 10 feb, 14.00 Utrecht, TivoliVredenburg zo 11 feb, 14.00 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ zo 4 mrt, 11.00 Hasselt (B), Oude Stadhuis
L’ACHÉRON PURCELLS FANTAZIAS FOR VIOLS Nostalgisch en experimenteel tegelijk: de Fantazias van Purcell vormen de zwanenzang van het genre van het gambaconsort, en toch barsten ze van de muzikale verrassingen. Technisch zijn ze moeilijk, en ze vergen ook wel wat van de luisteraar. Maar een gelegenheid om deze consorts live te horen mag geen muziekliefhebber zichzelf ontzeggen.
do 8 feb, 20.15 Westzaan, Zuidervermaning vr 9 feb, 20.00 Almere, Kunstlinie Almere Flevoland za 10 feb, 16.00 Utrecht, TivoliVredenburg zo 11 feb, 16.00 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ
VOX LUMINIS KING ARTHUR Het was de grote rage, eind zeventiende eeuw: de dramatick opera. En Henry Purcell was de koning van dit nieuwe genre. De muziek is briljant: levendig, met vrolijke dansmuziek en prachtige aria’s. Met tovenaars, ridders, sirenen en elfen wordt dit bonte spektakel in de bekwame handen van Vox Luminis een waardige bekroning van de PurcellDag. za 10 feb, 20.15 Utrecht, TivoliVredenburg zo 11 feb, 20.15 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ
HATHOR CONSORT JACOBIJNSE CONSORTMUZIEK Alfonso Ferrabsoco de jongere werd gambist in dienst van Elizabeth I. De muziek die de getalenteerde Oosterijkse gambiste Romina Lischka met haar Hathor Consort van Ferrabosco heeft uitgekozen, waaronder fantasia’s en in nomine’s, klinkt innovatie, kleur, weemoed en verfijning. za 24 feb, 20.30 Zwolle, Grote Kerk zo 25 feb, 12.00 Lelystad, Agora Theater di 27 feb, 20.30 Rotterdam, Laurenskerk wo 28 feb, 20.00 Amsterdam, Waalse Kerk do 1 mrt, 20.00 Utrecht, TivoliVredenburg vr 2 mrt, 20.00 Brugge (B), Concertgebouw Brugge za 3 mrt, 16.00
Haarlem, Doopsgezinde Kerk zo 4 mrt, 14.30 Amerongen, Kasteel Amerongen
PURCELLDAG Ook dit seizoen zetten we met een ééndaags minifestival in zowel Utrecht als Amsterdam een barokreus in de schijnwerpers. In 2018 is dat de geliefde Henry Purcell, wiens muziek wordt vertolkt door Vox Luminis, L’Achéron, Alex Potter & Patrick Ayrton en Jean-Luc Ho. za 10 feb, 10.30-22.30 uur Utrecht, TivoliVredenburg (passepartout € 75) zo 11 feb, 10.30-22.30 uur Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ (passepartout € 75)
LOCATIES EN PRIJZEN € 23 | Vriend € 19 CJP/student € 10 met uitzondering van: Almere, Goede Rede € 17,50 | Vriend € 15 CJP/student € 12,50 Amsterdam, MGIJ (m.u.v. PurcellDag) € 35 | Vriend/CJP/student € 28 Dronten € 13 | Vriend € 11,50 Eindhoven, Muziekgebouw € 25 | Vriend € 21 Lelystad € 15 | Vriend € 13 Maastricht € 22,50 | Vriend € 19 CJP/student € 10 Rotterdam € 32 | Vriend € 25 CJP/student € 10 Utrecht, TiVre (m.u.v. PurcellDag) € 35 | Vriend € 29 Zwolle € 25,50 | Vriend € 21,50 CJP/student € 12,50 NB: Kaartverkoop voor concerten in België verloopt alleen via de betreffende concertzalen. Bestel online via oudemuziek.nl of schriftelijk met de bon in dit tijdschrift. Kijk voor uitgebreide informatie op oudemuziek.nl of vraag de brochure aan.
56
TOM Magazine / 04 2017
COLOFON Tijdschrift Oude Muziek ISSN 0920-6649 jaargang 32 / nr. 4 – november 2017 verschijnt 4x per jaar uitgave en productie Stichting Organisatie Oude Muziek Utrecht bureau Plompetorengracht 4 NL-3512 CC Utrecht t. +31 (0)30 232 9000 f. +31 (0)30 232 9001 info@oudemuziek.nl www.oudemuziek.nl correspondentieadres Postbus 19267 NL-3501 DG Utrecht Nederland vormgeving Doretta Rinaldi lay-out Esther de Bruijn drukwerk en bindwerk BCM coverfoto Vera Rosemberg redactie Thiemo Wind Iris van Korven Susanne Vermeulen Xavier Vandamme Jed Wentz Juliëtte Dufornee medewerkers aan deze uitgave Bob van Asperen, Frederike Berntsen, Marcel Bijlo, Jan Van den Bossche, Tymen Jan Bronda, Agnes van der Horst, Wilmer de Jong, Katherina Lindekens, Guido van Oorschot, Eddie Vetter adverteren tarieven via 030 232 9000 of www.oudemuziek.nl miniadvertenties voor particulieren, € 15 per 4 regels, 140 lettertekens, bewijsexemplaar € 5 deadlines periode 15 februari - 15 mei: 2 januari periode 15 mei - 15 augustus: 1 april periode 15 augustus - 15 november: 1 juni periode 15 november - 15 februari: 1 oktober donateur worden Voor een bijdrage van € 40, € 80, € 160 of € 1.000 aan de Stichting Vrienden Oude Muziek ontvangt u 4x per jaar het Tijdschrift Oude Muziek met alle gegevens over het Festival Oude Muziek en onze concerten. Tevens krijgt u dan de Vriendenpas, waarmee u in aanmerking komt voor diverse kortingen. Zie www.oudemuziek.nl voor alle bijbehorende voordelen of bel met 030 232 9000. Voor mensen met een leeshandicap is dit Tijdschrift ook op cd verkrijgbaar. Inlichtingen: Dedicon, Postbus 24, 5360 AA Grave, 0486 486 486. Het volgende nummer verschijnt medio februari 2018.
ADVERTENTIE
SPROOKJE IN DE KERSTVAKANTIE
I.S.M. OPERA ZUID EN RAGAZZE QUARTET De jaarlijkse kerstvoorstelling van Holland Opera is inmiddels een begrip in Amersfoort. In het indrukwekkende industriĂŤle monument de Veerensmederij is veel te beleven: poffertjes, warme chocolademelk, spelletjes en een opera voor de hele familie. Na de jeugdoperaâ&#x20AC;&#x2122;s het Meisje met de Zwavelstokjes en het Zwanenmeer, werd Roodhapje vorig jaar bekroond met de internationale YAM Award als beste opera voor kinderen.
Dit jaar speelt komt Holland Opera met Meermeisje, een bewerking van de kleine zeemeermin van Hans Christan Andersen. In deze Faust-achtige vertelling verkoopt het Meermeisje in plaats van haar ziel, haar stem aan de Zeeheks in ruil voor een paar dansende benen. Ze kan niet wachten tot het ochtend is! Dan mag ze eindelijk naar boven, de wolken zien, de wind horen, de zon voelen. Het kriebelt in haar staart, hoe zou het zijn om te lopen, te rennen, te dansen?
VEERENSMEDERIJ | AMERSFOORT
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE
THE AMSTERDAM BAROQUE ORCHESTRA O.L.V. TON KOOPMAN JOHANNES PASSION Yetzabel Arias Fernandez sopraan Maarten Engeltjes contratenor Klaus Mertens basbariton Tilman Lichdi tenor wo 14 mrt / 20.15 uur Rotterdam, De Doelen vr 16 mrt / 20.00 uur Utrecht, Jacobikerk
Voor kaartverkoop en meer informatie: oudemuziek.nl/tonkoopman
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE
BESTEL NU KAARTEN
BINNENKORT IN HET CONCERTGEBOUW
MA 18 DEC
Holland Baroque: Kerst met de oude meesters Het internationaal geliefde ensemble Holland Baroque brengt zestiendeen zeventiende-eeuwse kerstmuziek. Bijvoorbeeld de motetten van Bouzignac: ‘heilige verhalen’ die de kerstnacht schetsen. Ook klinken werken van onder meer Carissimi, Pachelbel en Böddecker.
ZO 24 DEC HET ZONDAGOCHTEND CONCERT
Barok kerstconcert met Musica Amphion onder leiding van Pieter-Jan Belder Manfredini, Scarlatti en Corelli: ze verklanken de geboorte van het kindje Jezus. Een wonderschone afwisseling van glorieuze en verstilde momenten op deze zondagochtend. Met sopraan Ilse Eerens.
Les Musiciens du Louvre Grenoble met alle Brandenburgse concerten van Bach Al ruim dertig jaar is Les Musiciens du Louvre Grenoble een van de leidende gezelschappen op het gebied van authentieke barokmuziek. Het motto van het orkest: kwaliteit, lef en het ongelimiteerd delen van muziek. Vandaag hoort u Bachs complete(!) Brandenburgse concerten.
DI 27 MRT
Intieme Matthäus-Passion door Mark Padmore en het Orchestra of the Age of Enlightenment De evangelist Mattheus vertelt het verhaal van Jezus’ laatste dagen in Bachs Matthäus-Passion. Padmore is die evangelist. Uit Londen komt het Orchestra of the Age of Enlightenment dat net als Padmore wordt geroemd om zijn urgente vertolkingen. Dichterbij kan Bach niet komen.
foto’s: Marco Borggreve, Simon van Boxtel, Wouter Jansen, Sarah Wijzenbeek
DI 23 JAN
ADVERTENTIE
Conservatorium van Amsterdam
De Oude Muziek afdeling van het Conservatorium van Amsterdam Shunske Sato - Sayuri Yamagata - Antoinette Lohmann - Viola de Hoog - Mieneke van der Velden Margaret Urquhart - Fred Jacobs - Menno van Delft - Olga Pashchenko - Miklรณs Spanyi Menno van Delft - Xenia Meijer - Marten Root - Jed Wentz - Josep Domenech - Erik Bosgraaf Jorge Isaac - Benny Aghassi - Kris Verhelst - Teunis van der Zwart - Adrien Mabire - Rachel Farr
Early Music Winter Weekend
Sweelinck Barokorkest
27 & 28 januari 2018
diverse concerten 2017/2018
www.consam.nl