TOM 01 / 2018

Page 1

TIJDSCHRIFT OUDE MUZIEK / 01 2018

dbd MUZIKALE BROER EN ZUS: MARC EN ANGÉLIQUE MAUILLON dbd DE GEHEIMZINNIGE MR. DE SAINTE-COLOMBE dbd VIER EEUWEN BREDERO dbd CUT CIRCLE ZINGT JOSQUINS MISSA FAISANT REGRETZ dbd EN NOG VEEL MEER ...


SPECIAAL VOOR VRIENDEN

PRESENTATIE FESTIVALPROGRAMMA

ZONDAG 13 MEI UTRECHT, JANSKERKÂ

Nieuwsgierig? kijk in het Vriendenhart (p. 30-31)


ADVERTENTIE

FESTIVAL OUDE MUZIEK ONTVANGT IMPROVERS AWARD Het Festival Oude Muziek Utrecht is door A Greener Festival – een organisatie gespecialiseerd in de duurzaamheid van grootschalige evenementen – onderscheiden met de Improvers Award voor zijn visie op duurzaamheid. Deze prijs werd op 19 januari tijdens Eurosonic/Noorderslag toegekend aan het grootste oudemuziekfestival ter wereld.


OM TE BEGINNEN VIER SEIZOENEN OUDE MUZIEK VAN DE REDACTIE

EN VERDER... OM TE BEGINNEN Vier seizoenen oude muziek Van de redactie

Philippe Herreweghe Liefde voor Lassus

Het Seizoen Oude Muziek loopt op zijn einde, Utrecht maakt zich al op voor het Festival Oude Muziek, en voorbij die horizon gloort een heel nieuw seizoen boordevol meesterwerken uit vervlogen eeuwen. Zo viert oude muziek in Nederland de volle vier jaargetijden feest. Deze eerste TOM van 2018 is wat dit betreft allesomvattend. Nooit eerder kon de volledige brochure van het komende Seizoen Oude Muziek zo vroeg met het tijdschrift worden meegestuurd. In een interview vertelt directeur Xavier Vandamme er alles over. Vanzelfsprekend staan we stil bij de producties die in het huidige Seizoen nog op de agenda staan. In een dubbelinterview komen broer en zus Marc en Angélique Mauillon aan het woord, die zich naar de kraamkamer van het operagenre begeven. Ze voeren liederen uit van Caccini en tijdgenoten, repertoire dat om een soepele voordracht vraagt die sprezzatura werd genoemd. Hierover gaat de rubriek Uit de bron. Met Bredero, vierhonderd jaar geleden gestorven, blijven we dichter bij huis. Alleen al zijn melancholieke ’s Nachts rusten meest de dieren is een omweg waard. Gambamuziek van Sainte-Colombe, zelden uitgevoerde madrigalen van Lassus: er is tot aan de zomer nog veel moois op komst. Over het thema van het naderende Festival Oude Muziek doen we niet geheimzinnig. Bourgondië! Dit onderwerp bewaren we nog even voor de volgende afleveringen van TOM. Met werken van Josquin neemt het ensemble Cut Circle niettemin alvast een voorschot. De dirigent Jesse Rodin vertelt erover. Josquin is in formele zin geen Bourgondiër, maar zijn muziek vormt wel de bekroning van die traditie. Jos van Veldhoven neemt komende zomer afscheid als artistiek leider van de Nederlandse Bachvereniging. Ook blikken we vooruit naar La clemenza di Tito. De Nationale Opera brengt deze laatste opera van Mozart in een productie die zonder twijfel spraakmakend zal zijn, dankzij de regisseur Peter Sellars en dirigent Teodor Currentzis. Tel alles bij elkaar en de slotsom mag wel luiden dat de oude muziek springlevend is. Veel leesplezier! ■●

2

9

Op zoek naar Mr. de Sainte-Colombe Notes perdues

10

Mozart en Mandela ‘La Clemenza di Tito’ bij de Nationale Opera

20

Interview met Jos van Veldhoven Afscheid van de Bachvereniging

34

De Geelvinck-collectie De wondere wereld van historische klavierinstrumenten

42

RUBRIEKEN Beeldspraak 18 Muzikanten op een middeleeuwse kam Liefde en wanklanken Vriendenhart 29 Instrumentaliteit 36 Nederlands Muziekinstrumenten Fonds Een basse de violon van Egidius Snoeck Uit de bron ‘Veel meer kunnen dan je toont’ Sprezzatura

38

Boekbesprekingen 33 / 40 Berichten 48 Cd-besprekingen 50 Seizoen Oude Muziek 54 Colofon 56


IN DIT NUMMER:

4

REVOLUTIONAIRE LIEDEREN UIT FLORENCE Het duo Marc Mauillon (bariton) en Angélique Mauillon (harp) gaat op ontdekkingsreis door de kraamkamers van de opera. ­‘De virtuositeit zit hem in de versieringen.’

EEN NIEUW SEIZOEN Met dit Tijdschrift Oude Muziek ontvangt u ook al de nieuwe Seizoensbrochure 2018/2019. Directeur Xavier Vandamme vertelt over de programmering. ‘Het Seizoen vervult een vitale functie.’

24

14

BOERTIGH, AMOREUS EN AENDACHTIGH Bredero's vierhonderste sterfdag wordt herdacht met een tournee van Camerata Trajectina, dé pleitbezorger van de Nederlandse Gouden Eeuw. Bredero's Groot Lied-boeck, vol komische en ernstige liedjes, was ongekend populair.

IN DE HEMEL MET JOSQUIN Een van de laatste tournees in Seizoen 2017/2018 wordt verzorgd door het Amerikaanse ensemble Cut Circle. Artistiek leider Jesse Rodin vertelt over zijn liefde voor Josquin. ‘Je mag hem van mij best “edgy” noemen.’ COVER: Bredero's Groot Lied-boeck, zoals afgebeeld op het schilderij De kantklosster (1663) van Gerard Dou. Karlsruhe, Staatliche Kunsthalle. Zie ook p. 26.

44


4

TEKST / Guido van Oorschot

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

BEELD / Jean-Baptiste Millot

‘BUON CANTO’ OP ONTDEKKINGSTOCHT DOOR DE KRAAMKAMERS VAN DE OPERA


‘Buon canto’ / Op ontdekkingstocht door de kraamkamers van de opera

Marc zingt, Angélique speelt harp. Al jaren vormen broer en zus Mauillon een succesvol duo. Nu komen ze naar Nederland met vroegbarokke, revolutionaire liederen van Caccini en Peri. ‘Eeuwenlang was muziek een wetenschap, nu werd het een menselijke taal.’

5


6

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

‘Als we musiceren,’ zegt Angélique Mauillon, ‘hoeven we nooit wat af te spreken. Geef ons muziek en we hebben contact. Sommige operadirigenten gaan zelfs zo ver dat ze ons altijd samen uitnodigen. Marc op het toneel, ik in de orkestbak, dat scheelt repetitietijd.’

M

arc Mauillon: ‘We spelen samen sinds onze jeugd. Angélique voelt onmiddellijk aan wat ik van plan ben, dus kan ze ook meteen reageren. We improviseren veel tijdens een concert. Dat voelt als een enorme luxe.’ Angélique (41) heeft zich toegelegd op historische instrumenten, van middeleeuwse harp tot arpa doppia. Marc (37) schiet met zijn relaxte zangstem heen en weer tussen oude en nieuwe muziek. Een naam heeft hun duo niet, faam des te meer. Voor de cd Li due Orfei, met vroegbarokke liederen van Peri en Caccini, kregen de Mauillons zo'n beetje elke Franse platenprijs. Deze zegetocht door de kraamkamers van de opera komen ze in maart delen in het Seizoen Oude Muziek. De Mauillons stammen uit Montbéliard, in het oosten van Frankrijk. Ze groeiden er op in een familie van postbodes. ‘Marc en ik zijn de uitzondering,’ zegt Angélique. ’Een grootvader speelde accordeon, voor de lol, om mensen te laten dansen. Onze oudere zus maakt kaas, in de regio Franche-Comté heb je hele goeie.’ Angélique speelt harp vanaf haar zevende. Ze studeerde in Lyon en zette in Milaan de puntjes op de i bij Mara Galassi, pionier op de historische harp. Marc ging voor een allround zangopleiding naar het conservatorium van Parijs. In 2002 drong hij door tot de eerste lichting van Le Jardin des Voix, de barokke ‘stemmentuin’ voor jong talent van William Christie. ‘In onze studietijd leefden Marc en ik in twee verschillende werelden,’ zegt Angélique. ’Later vonden we elkaar terug in de oude muziek.’ MENSELIJKE HARTSTOCHT De symbiose van frère et soeur Mauillon is geknipt voor de mono-

AFBEELDINGEN DEZE EN VOLGENDE PAGINA Bernardo Buontalenti, kostuumontwerp voor La Pellegrina, 1589. Zowel Caccini als Peri werkte mee aan deze feestproductie voor het huwelijk van Ferdinando de' Medici. De onderste afbeelding toont Jacopo Peri in de rol van Arion.

dieën van Giulio Caccini en Jacopo Peri. Deze zanger-componisten begeleidden zichzelf op instrumenten als theorbe en harp. In de jaren rond 1580 schoven ze aan in de Camerata van Giovanni de’ Bardi. De intellectuele en artistieke elite van Florence stak er de koppen bij elkaar, vertelt Marc Mauillon. ‘Ze zochten naar een manier om menselijke hartstochten zo getrouw mogelijk weer te geven via muziek. Ze wilden de zeggingskracht terugvinden van de oude Griekse tragedie. Volgens bronnen was die overrompelend geweest.’ Angélique: ‘De meerstemmigheid moest overboord om het hart te kunnen laten spreken. Eén stem, één instrument, meer was niet nodig. ‘Marc: ‘Men kwam uit op recitar cantando, zingend spreken. Eeuwenlang was muziek een wetenschap geweest, nu werd het een menselijke taal.’ Angélique: ’Het was de opmaat voor opera. Om meeslepend een verhaal op muziek te kunnen vertellen, moet de tekst verstaanbaar zijn.’


‘Buon canto’ / Op ontdekkingstocht door de kraamkamers van de opera

7

BUON CANTO

Een belangrijk element in de uitvoeringspraktijk was de zogenaamde 'sprezzatura'. Zie de rubriek Uit de bron op p. 38-39.

Giulio Caccini (1551-1618) was een timmermanszoon uit Tivoli, even ten oosten van Rome. Een tijdgenoot schetste hem als ‘een zeldzame zanger en een man van smaak’. Jacopo Peri (1561-1633) kwam uit een voorname Florentijnse familie. Vanwege zijn lange lokken kreeg hij de bijnaam ‘Il zazzerino'’ [van zazzero, haardos, red.]. De liederen van Caccini, vol melodische arabesken, streelden elegant de oren. Die van Peri, zei men, zweefden boven aantrekkelijke diepten van samenklank. ‘Zo ligt het nog steeds,’ zegt Marc Mauillon. ‘De ene helft van het publiek valt voor Caccini's melodische flair, de andere helft heeft een voorkeur voor Peri’s gekruide harmonieën. Caccini moet de stem van Onze-Lieve-Heer hebben gehad. Boven een eenvoudige bas schrijft hij briljante vocalises. De virtuositeit zit hem in de versieringen, ze zijn Caccini’s manier om emotie en hartstocht te schilderen. Hij begint de bundel Le nuove musiche in 1602 met een verhandeling waarin hij laat zien hoe hij dat doet. En, denk ik, hoe hij wil dat anderen zijn noten zingen. Die moeite heeft Peri helaas nooit genomen. Die zei gewoon: als je het goed wilt doen, moet je naar me komen luisteren.’

'Caccini moet de stem van Onze-Lieve-Heer hebben gehad' DE FLORENTIJNSE CAMERATA De mannen die de loop van de muziekgeschiedenis zouden verleggen kwamen in 1573 voor het eerst bij elkaar. Ze hadden rendez-vous in het Florentijnse huis van de literator, componist en ex-soldaat Giovanni de’ Bardi (1534-1612). Als jonge vechtersbaas hielp hij Malta en Hongarije vrij te houden van de Turken. Later kreeg hij van Francesco I de’ Medici de leiding over theaterspektakels aan het Florentijnse hof. In die functie correspondeerde Bardi met de vermaarde humanist Girolamo Mei. Na uitputtende bronnenstudie had Mei vastgesteld dat in het theater van de oude Grieken overrompelend moest zijn gezongen. Hoe, dat wist hij niet, er resteerde geen snipper muziek. Maar in en om Athene kon het onmogelijk hebben geklonken naar complex zestiende-eeuws contrapunt. Griekse muziek, reconstrueerde Mei, moest eenstemmig zijn geweest. » (lees verder op pagina 8)

De nieuwe stijl kreeg namen als stile recitativo, la bella maniera en buon canto. ’Als ik de bronnen goed lees,’ zegt Marc Mauillon, ‘heeft buon canto betrekking op het efficiënt uitdrukken van passies. Als je wanhopig bent schreeuw je, zelfs als dat een lelijk geluid oplevert. Het doel is niet om de stem door alle registers heen te homogeniseren, zoals gebeurde in het negentiende-eeuwse belcanto. Die techniek steunt op het middenrif; het geheim van buon canto zit in la gorgia, zeg maar het gebied rond keel en strottenhoofd.’ MUZIEKCLANS

Belcanto werd geschreven voor grote zalen en theaters, buon canto begon als een intieme paleiskunst. ‘Alleen al vanwege dat karakter moet je geen druk zetten op de keel. Dan beperk je bovendien de wendbaarheid van de stem en kun je Caccini’s versieringen gewoon niet soepel zingen.’ Angélique: ‘Marc heeft het voordeel dat hij bekend is met muziek uit de middeleeuwen en renaissance. Hoe vaak hebben we niet Remède de Fortune uitgevoerd, de muzikale versroman van Guillaume de Machaut. Ook de madrigalen van zestiende-eeuwse componisten als Cipriano de Rore zitten in Marcs hoofd. Ik zeg weleens: hij zingt Caccini en Peri met de stem en mentaliteit van een zestiende-eeuwer die een paar jaar later zal debuteren in de gloednieuwe kunstvorm opera.’ À propos, opera. Peri componeerde in 1598 de eerste, Dafne. Helaas is het stuk verloren gegaan. Euridice uit 1600 wist de eeuwen wel te overleven. Grappig, vindt Marc Mauillon: voor de première in


8

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

» (vervolg van pagina 7) Met die gedachte als richtsnoer begon Bardi’s Camerata een zoektocht. Giovanni Battista Guarini, auteur van het beroemde herdersspel Il pastor fido, liet over de materie zijn licht schijnen. Luitspeler-componist Vincenzo Galilei deed mee, hij was vader van de weerspannige astronoom Galileo. Een volksjongen met een gouden stem, Giulio Caccini, bewees zijn diensten als de heren een eenstemmige zangwijze wilden uitproberen. Later beweerde Caccini dat de ‘geleerde toespraken’ van de Camerata hem meer hadden opgeleverd dan ‘dertig jaar studie van het contrapunt’. De muziek die uit Bardi’s laboratorium rolde – monodie, ofwel eenstemmige zang met instrumentale begeleiding – was misschien minder revolutionair dan Caccini en Peri later zouden claimen. Als het erom ging muziek ‘natuurlijk’ en ‘expressief‘ te laten voortvloeien uit de betekenis en de gevoelswaarde van een tekst, broeide het in Italië immers al decennia. Evengoed speelde de monodie een cruciale rol bij de geboorte van de opera. Van die kunst waren Caccini en Peri rond 1600 de vroedvrouwen. Helaas voor hen: Claudio Monteverdi haalde de boeken als de man die met L'Orfeo in 1607 de eerste ‘echte’ opera schreef.

SEIZOEN OUDE MUZIEK LIEDEREN VAN CACCINI EN PERI Angélique Mauillon en Marc Mauillon di 13 mrt / 20.00 Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente wo 14 mrt / 20.15 Leeuwarden, Waalse Kerk vr 16 mrt / 20.15 Deventer, Penninckshuis za 17 mrt / 20.00 Amsterdam, Waalse Kerk zo 18 mrt / 15.00 Bloemendaal, Dorpskerk Meer informatie: oudemuziek.nl/mauillon

TITELPAGINA VAN LE NUOVE MUSICHE

het Florentijnse Palazzo Pitti leverde zowel Peri als Caccini muziek. ‘Ze waren elkaars rivalen. Peri zong de rol van Orpheus, Caccini’s dochter Francesca trad aan als Eurydice. Ik was graag aangeschoven bij die slag tussen twee muziekclans.’ ARPA DOPPIA

Niet alleen het Italiaanse zingen beleefde eind zestiende eeuw historische tijden. ‘Hetzelfde geldt voor de harp,’ zegt Angélique. ‘In 1581 maakt de eerste bron melding van de arpa doppia. Tot dan toe had het instrument slechts één rij snaren. De toonhoogtes kun je vergelijken met de witte toetsen van de piano. Pas met een dubbele rij snaren werd het mogelijk de tussenliggende, halve tonen te spelen.’ ‘De arpa doppia is een zacht en sfeervol instrument,’ zegt Marc. ‘Ik merk vaak dat het publiek gefascineerd raakt. Zingen met harp is heerlijk. Ik pas mijn stem aan op het boventoonspectrum en vind tal van nieuwe kleuren. Qua begeleiding bestaan er verschillende scholen. Ik houd van de manier waarop Angélique basso continuo speelt. Ze improviseert op basis van het contrapunt van laat-zestiende-eeuwse madrigalen. Het levert tussenstemmen op die me kunnen ontroeren.’ Omgekeerd is Angélique vol lof over Marc. ‘Ik ben natuurlijk verre van objectief, hij is mijn kleine broertje. Maar ik bewonder twee dingen. Ten eerste de ongelooflijke souplesse van zijn stem, die zowel in het hoge als het lage register altijd ontspannen klinkt. En verder zingt hij met een groot tekstbegrip. Woorden hebben bij Marc altijd voorrang, hij zal nooit prat gaan op pure klank. Het is een genot met hem te musiceren.’ ■● Zie ook de rubriek ‘Uit de bron’ op p. 38-39.


9

LIEFDE VOOR LASSUS PHILIPPE HERREWEGHE VOERT DE MERMANNMADRIGALEN UIT

Ter afsluiting van het Seizoen Oude Muziek staat het publiek in juni iets bijzonders te wachten: een madrigaalcyclus van Orlando Lassus die bijna nooit wordt uitgevoerd, de zogenaamde Mermann-madrigalen. Lassus droeg deze werken op aan de Beierse hofarts Mermann, die hem had behandeld voor iets wat we nu een herseninfarct zouden noemen. Philippe Herreweghe zal met zijn Collegium Vocale en het Hathor Consort, het gamba-ensemble van Romina Lischka dat ook al eerder in het seizoen te gast was, een pleidooi houden voor deze zelden gehoorde muziek.

Herreweghe heeft wel wat met Lassus, eigenlijk met renaissancemuziek in het algemeen. Het is repertoire waarmee hij begin jaren zeventig met zijn Collegium Vocale Gent veel indruk maakte. Dat je de muziek van Lassus op verschillende manieren kunt uitvoeren, was ook toen al zijn overtuiging. Herreweghe werkte zowel met een geheel vocale bezetting als samen met de instrumentalisten van Hespèrion XX van Jordi Savall. In Beieren, waar Lassus een groot deel van zijn leven kapelmeester was, speelden instrumenten een belangrijke rol in de kerkmuziek. Dat instrumenten – in dit geval gamba’s – ook in het intiemere genre van het madrigaal kunnen worden ingezet, is veel minder bekend. Sinds een aantal jaren is Philippe Herreweghe weer volop actief in de renaissancemuziek. De naam Collegium Vocale staat inmiddels voor diverse ensembles met verschillend repertoire en voor dit madrigaalprogramma komt Herreweghe met een solistenensemble. Ondertussen blijft hij natuurlijk ook ‘gewoon’ zijn Bruckners en Mahlers dirigeren bij reguliere symfonieorkesten. Hij is een van de weinige dirigenten die al deze genres op zo’n hoog niveau en met steeds wisselende bezettingen combineren.

TEKST / Marcel Bijlo BEELD / Michiel Hendryckx

Gaat Lassus dan niet te veel naar Bruckner smaken? vragen sommige oudemuziek­ liefhebbers zich wellicht af. Uit recente cd-opnamen van Lassus’ Boetepsalmen en de Cantiones Sacrae blijkt het tegendeel. We horen een expressiviteit die niet vanzelfsprekend is bij ensembles die louter renaissancemuziek uitvoeren. De renaissance is in Herreweghes optiek een van de rijkste periodes uit de muziekgeschiedenis en hij vindt het dan ook begrijpelijk dat Bach zo vaak teruggreep op compositietechnieken uit de zestiende eeuw. Aan de andere kant heeft de muziek van Lassus, die we rekenen tot de laatste generatie echte renaissancecomponisten, al veel barok-expressieve trekjes in zich. Dit geldt vooral voor zijn latere madrigalen, zoals deze Mermann-cyclus uit 1587. Als één of twee partijen worden gezongen en de resterende partijen aan de gamba’s worden gelaten, ontstaat een klankbeeld dat al in de richting van de zeventiende eeuw gaat. ■● Collegium Vocale Gent o.l.v. Philippe Herreweghe Lassus’ late madrigalen di 12 juni / 20.00 Utrecht, TivoliVredenburg za 16 juni / 20.00 Amsterdam, Waalse Kerk meer informatie: oudemuziek.nl/collegiumvocale


10

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

NOTES PERDUES Op zoek naar Mr. de Sainte-Colombe

‘DE MUZIEKLES’ Caspar Netscher (1639-1684)

TEKST / Rebekah Ahrendt


Notes perdues / Op zoek naar Mr. de Sainte-Colombe

11

en doorkruisen de stok van de volgende noot. Ze komen zo vaak voor en zijn zo zorgvuldig genoteerd dat hier geen sprake kan zijn van schrijf­fouten. Deze noten houden zich op buiten de normale gang van zaken, want hun notenwaarden passen niet binnen de bestaande maten. Ze voegen een palet aan complexe versieringen toe die de loop van de muziek verstoren, wat nu en dan leidt tot een totale afbraak van het ritme.

IN

mei wijdt het onvolprezen Ricercar Consort van de gambist Philippe Pierlot zich tijdens een tournee in het Seizoen Oude Muziek aan het schaarse repertoire van een componist die bekend is als ‘monsieur’ de Sainte-Colombe. Veel oudemuziekfans zullen bekend zijn met de film Tous les matins du monde (1991), waarin de relatie tussen de raadselachtige gambist Sainte-Colombe en zijn leerling Marin Marais centraal staat. De film schept een aardig historisch beeld, maar van de ‘echte’ Sainte-Colombe is weinig meer bekend dan wat noten op papier en een uitvoeringspraktijk. De muziek van Sainte-Colombe (ca. 1640 - ca. 1700) kwam voor het eerst weer aan het licht dankzij een manuscript met duo’s voor viola da gamba uit de collectie van Alfred Cortot, die in 1973 werden gereedgemaakt en gepubliceerd door Paul Hooreman. Wat meteen duidelijk werd is dat deze stukken anders zijn: vol onregelmatigheden en buitensporige versieringen breekt de muziek met compositieregels en treedt zij buiten de esthetische grenzen. Opmerkelijk is vooral Sainte-Colombes gebruik van wat zijn leerling Marais petites notes perdues zou hebben genoemd: ‘kleine verloren noten’. In de ons bekende manuscripten met Sainte-Colombes muziek vertonen deze noten een kalligrafische gelijkenis met achtsten, maar de vlaggen zijn minder krom

Een revolutionaire techniek Wat weten we nog, naast die verloren noten? Het weinige dat bekend is over deze meester is grotendeels te danken aan herinneringen van zijn vele studenten. Zeker is dat Sainte-Colombe in zijn woonplaats Parijs werd beschouwd als een van de grootste spelers en docenten van de viola da gamba in de late zeventiende eeuw. Onder zijn leerlingen vinden we dus de beroemde Marais, maar ook Jean Rousseau en Danoville (auteurs van bekende traktaten over de gamba) en Mr. Méliton (voor wie Marais een tombeau, een muzikaal epitaaf, componeerde). Geschriften van Sainte-Colombes gezellen leren ons dat hun meester de techniek voor de linkerhand compleet hervormde. Hij plaatste de duim tegenover de tweede vinger, in tegenstelling tot de eerste vinger zoals werd gedaan door bespelers van tokkelinstrumenten. Deze positie maakte het mogelijk om de viola da gamba nog meer als melodie-instrument te bespelen, omdat de eerste vinger zich verder uit strekken. Deze handpositie wordt vandaag de dag nog altijd door violisten en bespelers van andere strijkinstrumenten gebruikt. Sainte-Colombe zou ook de met zilverdraad omwonden snaar hebben geïntroduceerd in Frankrijk.

SAINTE-COLOMBES MUZIEK IS VOL ONREGELMATIGHEDEN EN BUITENSPORIGE VERSIERINGEN.


Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

dat zo is dan heeft hij een oud adagium in de muziekpedagogiek in ere gehouden, dat vandaag nog steeds geldt: de beste manier om te leren is door een leraar fysiek op te zoeken. Dat gold ook voor de Schotse broers James en Harrie Maule, zonen van de tweede graaf van Panmure, die in de jaren 1680 naar Parijs afreisden. Het lijkt erop dat ze daar leerlingen waren van Sainte-Colombe; ze brachten twee belangrijke manuscripten met solomuziek voor de basgamba mee terug naar Schotland.

Tijdens de Bartholomeusnacht in 1572 werden in Parijs duizenden hugenoten vermoord

ER ZIJN INTRIGERENDE AANWIJZINGEN DAT SAINTE-COLOMBE PROTESTANT WAS, OF OP Z’N MINST EEN AFVALLIGE KATHOLIEK.

Darmsnaren worden met metaaldraad omwonden om ze zwaarder, maar niet dikker te maken, waardoor met name de lage snaren makkelijker aangesproken kunnen worden. Deze uitvinding was een hulpmiddel voor Sainte-Colombes belangrijkste bijdrage aan de basgamba: hij zou degene zijn die de lage A-snaar, de zevende snaar van de ‘Franse’ basgamba, aan het instrument toevoegde, wat de omvang van de bas met een kwart naar beneden uitbreidde (een terts lager dan de lage snaar van de moderne cello). Het wordt gezegd dat Sainte-Colombe een luisteraar tot tranen kon bewegen met een simpele sarabande. Zijn reputatie reikte tot voorbij de grenzen van Frankrijk. Hoewel we niets weten over zijn eigen reizen, raakten zijn muziek en zijn uitvoeringspraktijk wijd verspreid. Een van de sarabandes wordt bewaard in een manuscript dat toebehoorde aan het hof in Kassel. We weten niet hoe de compositie daar terechtkwam – mogelijk via de Kasselse hofgambist August Kühnel, die in 1665 Parijs bezocht en Sainte-Colombe daar misschien ontmoette. Als

Sainte-Colombe, de hugenoot? Toch werkte de meester zelf nooit voor het Franse hof, en hij heeft ook nooit muziek gepubliceerd. De lacune in zijn biografie en de moeilijkheidsgraad van zijn muziek hebben Sainte-Colombe apart gezet als een soort non-conformist, een figuur aan de rand van de muzikale gemeenschap. Ondanks het toegewijde onderzoek van een aantal wetenschappers zijn we tot noch toe weinig meer te weten gekomen. Zijn voornaam was waarschijnlijk Jean. Mogelijk was hij lid van de kleine adel en misschien kwam hij uit het zuiden van Frankrijk. Verder zijn er intrigerende aanwijzingen dat Sainte-Colombe protestant was, of op z’n minst een afvallige katholiek.

Portret van Lodewijk XIV. Hyacinthe Rigaud, 1701. Parijs, Louvre.

12


Zevensnarige Franse viola da gamba. Nicolas Bertrand, ca. 1720.

Notes perdues / Op zoek naar Mr. de Sainte-Colombe

Tegenwoordig wordt verondersteld dat veel van Sainte-Colombes goede vrienden en kennissen (voormalige) protestanten waren. Voormalig – want vanaf de late jaren 1660 begon Lodewijk XIV met zijn missie om Frankrijk toute catholique te maken. De Franse staat nam tal van maatregelen die de hugenoten het leven zo zuur moesten maken dat ze zich zouden bekeren. Hieronder viel de gedwongen inkwartiering van soldaten, de vernietiging van huizen en kerken en het afpakken van kinderen die vervolgens naar heropvoedingsgestichten werden gestuurd. De angst voor geweld en het verlies van eigendommen en levensonderhoud noopte vele hugenoten het Franse koninkrijk op enigerlei manier te verlaten, al had de koning ontsnapping ten strengste verboden. Wie gesnapt werd kon rekenen op zware straffen, zoals opsluiting in kloosters voor vrouwen en levenslang roeien op de koninklijke galeien voor mannen. Toch waren lang niet alle hugenoten in staat – of genegen – om Frankrijk te verlaten. Velen bekeerden zich tot het katholicisme om hun huizen en leven te kunnen beschermen. En velen van deze nieuwe katholieken trokken zich terug uit het openbare leven, misschien in de hoop te kunnen ontsnappen aan de kritische blik van geloofsgenoten, want de oprechtheid van hun bekering stond vaak ter discussie. Uitgaande van de beschikbare aanwijzingen lijkt het aannemelijk dat Sainte-Colombe in de jaren 1680 een van deze bekeerlingen (nouveau réunis, zoals de kerk hen noemde) was. Hoewel zijn naam opduikt in juridische documenten, zoals huwelijkscontracten, tekende hij voor zover bekend nooit een officieel document in een katholieke kerk. Tegen de

13

late jaren 1680, toen het protestantisme bij wet verboden was, verdwijnt Sainte-Colombes naam uit de openbare registers, hoewel hij klaarblijkelijk tot in de jaren 1690 in Parijs heeft gewoond. Innerlijke ballingschap Als Sainte-Colombe protestant was, dan zou dat verklaren waarom zijn activiteiten afweken van die in het normale muziekleven van die tijd. We kunnen ons voorstellen dat hij in een soort innerlijke ballingschap leefde – een fantasie die wordt ondersteund door de melancholieke kleur van veel van zijn muziek. Want zoals opgemerkt: gelukkig zijn niet alle noten verloren. Het manuscript met zijn gambaduo’s (voor twee ‘violes esgales’) lijkt doortrokken van een nostalgie, een verlangen tot conserveren. De zorgvuldige notatie, elk stuk voorzien van achtergrondinformatie door de kopiist (vermoedelijk een goede vriend) waarin de sociale wereld van de meester wordt onthuld, de expliciete instructies voor de uitvoering: alles lijkt bedoeld om het beeld van de uitvoeringen van de meester zelf te bewaren. ■●

SEIZOEN OUDE MUZIEK MONSIEUR DE SAINTE-COLOMBE Ricercar Consort za 12 mei / 20.15 Den Haag, Nieuwe Kerk zo 13 mei / 16.00 Amsterdam, Waalse Kerk di 15 mei / 20.00 Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente wo 16 mei / 20.15 Leeuwarden, Waalse Kerk do 17 mei / 20.15 Eindhoven, Muziekgebouw Meer informatie: oudemuziek.nl/ricercar


14

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

SPREIDING IN TIJD EN RUIMTE HET SEIZOEN OUDE MUZIEK 2018/2019 S

amen met dit nummer van TOM ontvangt u ook de nieuwe brochure van het Seizoen Oude Muziek 2018/2019. De Organisatie Oude Muziek is immers meer dan het Utrechtse festival alleen. Directeur Xavier Vandamme vertelt. ‘Onze activiteiten als concertorganisator rusten op twee grote pijlers: het Festival en het Seizoen. Achter beide formules zit wel degelijk hetzelfde team: het zijn dezelfde mensen die het programma artistiek samenstellen en uitwerken. Dit belet niet dat Festival en Seizoen hun eigen doelstellingen hebben en een eigen plek in het landelijke en internationale culturele bestel. Het Festival Oude Muziek is een vaste jaarlijkse kalenderafspraak voor vele duizenden liefhebbers van oude muziek. ‘Utrecht’ is het grootste oudemuziekfestival ter wereld. Het heeft een gidsfunctie voor de wereldwijde sector en dat maakt het tot een belangrijke ontmoetingsplek. Focus staat centraal bij het Festival Oude Muziek: het is geconcentreerd in de tijd en in de ruimte – tien dagen lang in het hart van Utrecht – en is een festival onder een eenhoofdige artistieke leiding, monothematisch en met allerlei toeters en bellen eraan. Het Seizoen is wezenlijk anders: hier gaat het niet om focus maar juist om spreiding. Geografisch, want we organiseren concerten verspreid over het hele land en zelfs daarbuiten. En spreiding in de tijd, want het Seizoen Oude Muziek loopt het hele jaar door, van oktober tot juni.’

Hoe belangrijk is dat spreiden?

‘Als je het landelijke aanbod aan oude muziek overschouwt, merk je dat het Seizoen een vitale functie vervult. Buiten het grote piekmoment van het Festival Oude Muziek valt het aanbod hier te lande verhoudingsgewijs nogal schraal uit. Natuurlijk: aan Bach is geen gebrek op onze podia en überhaupt komt het Nederlandse publiek wat late barok betreft nog wel aan zijn trekken in de grote concert-

TEKST / Pieter Lucassen

BEELD / Doulce Mémoire, FOTO: Rudolphe Marics



16

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

zalen en bij de operagezelschappen. En er zijn ensembles van eigen bodem die flink aan de kar trekken, de Nederlandse Bachvereniging op kop. Maar als je naar de zeventiende eeuw gaat, wordt het al een stuk minder. Het aanbod aan middeleeuwen en renaissance is ronduit klein en in het circuit van de gevestigde concertzalen zo goed als afwezig. Er zijn een paar kleinere concertorganisatoren en festivals die prachtig werk leveren. Maar zonder het Seizoen Oude Muziek zou het aanbod in Nederland vele malen kleiner zijn. Voor middeleeuwen, renaissance en vroege barok, maar ook voor barokke kamermuziek.’ Dat doen jullie toch niet alleen… TON KOOPMAN

‘Gelukkig niet. De tournees die we met het Seizoen Oude Muziek opzetten, worden deels ingekocht door concertzalen zoals het Muziekgebouw in Amsterdam, TivoliVredenburg in Utrecht of het Muziekgebouw in Eindhoven. Onze partners weten dat ons aanbod van internationaal niveau is en bovendien betaalbaar door de tournee-formule die we hanteren. De overige concerten organiseren we in eigen beheer en met de hulp van lokale stichtingen. Op deze manier weten we elk jaar tussen de 120 en de 150 concerten aan het Nederlandse aanbod toe te voegen en klinkt er best wel wat vroege muziek in Nederland.’ Heeft het Seizoen Oude Muziek daarmee een monopolie?

‘Dat beweren zou een overdrijving zijn. Maar het is wel een feit dat een substantieel deel van het oudemuziekaanbod in dit land zou wegvallen, mochten we ooit in een situatie terechtkomen waarin we het Seizoen moeten stopzetten. Ik vind dat best zorgelijk.’ Zou je een groter aanbod willen dan?

DAVID BERGMÜLLER THE SPIRIT OF GAMBO L'ARPEGGIATA

‘Absoluut. Oude muziek wordt in Nederland steeds meer als een niche beschouwd. Dat merk ik tijdens overlegmomenten met collega’s, zowel professionals die bezig zijn met klassieke muziek als programmeurs en organisatoren uit pop, rock, theater of dans. Oude muziek wordt gezien als een specialisme. Ik vind dat vreemd voor een sector die zich inlaat met grosso modo duizend jaar aan repertoire. Dat is toch de wereld op zijn kop? Als je naar de beeldende kunst kijkt, dan ontstaat er een heel ander beeld. We kunnen uitgebreid genieten van de vitaliteit van hedendaagse creatie, maar oude kunst is in Nederland geen marginaal element, integendeel. Stel je de Nederlandse museumsector eens voor zonder oude meesters. Ze zijn de grote trots van ons land, en niet alleen in het Rijksmuseum of het Mauritshuis. Als je op Schiphol het vliegtuig uitstapt en je koffer wilt ophalen, loop je langs een muurbrede Rembrandt-reproductie, bijna als symbool van Nederland. Wat hoofdthema is binnen de schilderkunst, wordt een niche genoemd binnen de muziek. Dat is een serieus misverstand, en wij doen ons best om dit met zoveel mogelijk partners uit de wereld te helpen. Droom ik van een groter aanbod in Nederland? Zeer zeker. Het zou geweldig zijn als een mecenas ons in de mogelijkheid zou stellen om het Seizoen twee of drie keer zo groot te maken. Maar niet alleen dat: idealiter zijn wij als Organisatie Oude Muziek niet de


Spreiding in tijd en ruimte / het Seizoen Oude Muziek 2018/2019

17

enige aanbieder. Het zou mooi zijn als er naast ons nog tien andere concertorganisatoren zouden zijn die met een alternatief aanbod komen. Het Rijksmuseum staat toch ook niet alleen? Er is zoveel te doen. En concurrentie is goed voor de sector.’ Hoe evolueert ondertussen het Seizoen Oude Muziek?

‘Met nieuwe ideeën houden we de zaken fris. Zo starten we een samenwerking met de Geelvinck Muziek Musea in Zutphen, in de vorm van een dag waar de fortepiano centraal staat. Vanaf nu willen we elk jaar zo’n dag opzetten, telkens rond een andere componist. We beginnen met Mendelssohn, wat een prachtig dossier is om een openingsstatement mee te maken. Opvallend dit seizoen is ook de tournee met L’Arpeggiata. We kennen het ensemble van grote producties tijdens het Festival Oude Muziek, maar hier gaan we terug naar waar het allemaal is begonnen: intieme, kamermuzikale concerten in knusse locaties. Dat vond artistiek leider Christina Pluhar een aansprekend idee. Een tikkeltje nostalgisch ook, terug naar de oorspronkelijke inspiratie van haar groep. Met Gli Angeli Genève zetten we een voormalige artist in residence van het festival in de kijker, met een prachtprogramma voor twee bassen. Er is dit seizoen trouwens best veel aandacht voor de zeventiende eeuw. De Nederlandse klavecinisten Pieter-Jan Belder en Siebe Henstra spelen samen muziek van Gaspard Le Roux, bijvoorbeeld. Daarmee treden we binnen in een heel apart en poëtisch muzikaal universum. Het is muziek die je zelden hoort. Het klavecimbel wordt beschouwd als een niche binnen een niche, en dat terwijl het eeuwenlang in het centrum van de muzikale activiteit stond. Dan is het toch vreemd als daar binnen het grote circuit nooit iets van te horen is? Als je het niet presenteert leert je publiek het ook niet kennen natuurlijk. Ons credo is: bied het aan, laat het horen, maak dat het goed is, en mensen zullen ervan leren houden.’ ■●

ARS ANTIQUA AUSTRIA RUMORUM LA CICALA

‘Zonder het Seizoen Oude Muziek zou het aanbod in Nederland vele malen kleiner zijn.'

BESTEL UW KAARTEN EENVOUDIG ONLINE Het complete programma van het nieuwe Seizoen Oude Muziek 2018/2019 vindt u ook op oudemuziek.nl


BEELDSPRAAK

LIEFDE EN WANKLANKEN MUZIKANTEN OP EEN MIDDELEEUWSE KAM

Een naakte man, geblinddoekt en met een kroon. Een man die poogt onder de jurk van een vrouw te grijpen. Een minnend stel dat de aandacht trekt van een vrouw die zich losmaakt uit de omarming van een man. Zes muzikanten die allen een ander instrument bespelen. Deze en meer scènes zijn te zien op een kam, zeshonderd jaar oud, vervaardigd in Italië.

De kam is gemaakt van ivoor en getuige de afmetingen (11,6 x 15,8 centimeter) afkomstig uit het bovenste, kostbaarste deel van de slagtand van een olifant. Het vrijwel gave voorwerp, in de vorm van een H, heeft aan de bovenzijde fijne tanden, bedoeld om te ontluizen, en aan de onderzijde veel grovere tanden voor het kammen van haar. Het gedeelte daartussen is aan beide zijden voorzien van hoofse voorstellingen met minnaars en muzikanten. Liefde en muziek, dat lijkt garant te staan voor een harmonische voorstelling. Dit verwacht je op een kam die bedoeld was als kostbaar geschenk en die door een dame van stand dagelijks gebruikt moet zijn bij de persoonlijke lichaamsverzorging. Een ivoren kam was, zo schrijft Diane Wolfthal, een luxeproduct, een hulpmiddel voor de intieme verzorging én (mede daardoor) beladen met erotiek. Vrouwen verborgen hun haar en droegen het zeker niet los. Middeleeuwse voorstellingen en gedichten laten die seksuele meerduidigheid van de kam zien: wie een vrouw ziet tijdens het kammen van haar haren tast haar eerbaarheid aan. De kam is dus direct verbonden met de erotiseren-


19

TEKST / Johan Oosterman BEELD / Kam van ivoor. Minnaars en muzikanten. Venetië, ca. 1400. Londen, Victoria & Albert Museum, Inv. nr. 227-1867.

de kracht van het haar, zeker wanneer die kam liefdesscènes toont. Wie goed kijkt ziet dat er veel meer te zien is dan enkel een hoofse voorstelling met muzikanten. Al die muzikanten roepen vragen op. Zes verschillende instrumenten – een hakkebord, fluit, vedel, portatief, tamboerijn en luit: wat is de betekenis daarvan? Ze symboliseren misschien wel de veelheid aan klanken en instrumenten, maar leveren samen niet per se een harmonische samenklank. Het is een combinatie die we vooral zien op afbeeldingen die een opsomming willen geven van instrumenten, niet op afbeeldingen die min of meer reële ensembles laten zien. En wat moeten we denken van het lange haar van de vrouw met het portatief? Ook de negentien niet musicerende figuren bieden een verre van eenduidig beeld. Er is maar één minnend paar waarmee eigenlijk niets aan de hand is. Ze staan derde en vierde van rechts op de bovenste afgebeelde zijde. De vrouw draagt een kroon, de man een kaproen en in hun handen dragen ze bloemen. De scène van vier figuren aan de linkerzijde 2 doet beginnend overspel ver-

JOHAN OOSTERMAN is hoogleraar oudere Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit. Sinds 2014 leidt hij een project over Maria van Gelre en haar gebedenboek. Hij is gastconservator van de tentoonstelling ‘Ik, Maria van Gelre’. Meer informatie: mariavangelre.nl

moeden en is dus weinig harmonieus. Op de andere zijde van de kam vinden we in het midden de meest problematische voorstelling: een naakte en gekroonde man met een blinddoek die de vrouw links van hem omarmt, terwijl zij de man rechts van de ‘koning’ probeert te weerhouden van zijn vertrek. Zijn zij de twee die een spel speelden met de geblinddoekte man? Maar wat is dat spel dan? We hebben te maken met een lastig te interpreteren scène, mogelijk de sleutel voor het verstaan van de volledige voorstelling. Naakte figuren komen vaker voor in middeleeuwse verhalen en voorstellingen. Vaak zijn ze verbonden met noties als onschuld, schaamte of onnozelheid. Het geblinddoekt zijn verbeeldt het kunnen oordelen zonder onderscheid te maken, maar wijst ook naar de spelcultuur. In die spelcultuur ging het er vaak om te raden naar betekenis, waarbij de ene oplossing niet per se beter was dan de andere. Wel is duidelijk dat de verschillende liefdesscènes net zomin voor harmonie staan als de klank die de zes muzikanten voortbrengen. Deze kam, afkomstig uit de

collectie van het Londense Victoria & Albert Museum, zal te zien zijn op de tentoonstelling Ik, Maria van Gelre, van 13 oktober 2018 tot 6 januari 2019 in Museum Het Valkhof Nijmegen. De expositie vertelt het verhaal van een hertogin en haar uitzonderlijke gebedenboek. Een vrouw als Maria had kostbare sieraden, luxe kleding en ook ivoren kammen. Zoals vrijwel alle ivoren kammen uit de middeleeuwen zijn die van haar allang verdwenen. Wat wel vaststaat is dat ze een voorstelling met minnaars en muzikanten meteen zou hebben herkend. Ook voor Maria kan de voorstelling raadselachtig zijn geweest, al had ze veel meer aanknopingspunten om tot een oplossing te komen. Bovendien wist zij het spel van raden naar een betekenis, dat in de hoofse cultuur zo belangrijk was, zeker te waarderen. ■● Literatuur Paul Williamson & Glyn Davies, Medieval Ivory Carvings, 1200-1550. Victoria and Albert Museum, London 2014, part II, p. 612-613, cat. nr. 210. Diane Wolfthal, ‘The sexuality of the medieval comb’. In: Thresholds of medieval visual culture: liminal spaces (2012), p. 176-194.


20

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

MOZART EN MANDELA ‘LA CLEMENZA DI TITO’ BIJ DE NATIONALE OPERA HET VERHAAL De Romeinse keizer Titus overweegt te trouwen met Berenice, wat de jaloezie opwekt van Vitellia. Zij stimuleert Sextus, die op haar verliefd is, tot een samenzwering tegen de keizer. Ingewikkelder wordt het als de keizer van plan verandert en naar de hand dingt van Servilia, de zus van Sextus. Uiteindelijk besluit Titus toch te trouwen met Vitellia. Voor het tegenhouden van de moordaanslag op Titus is het dan al te laat. Het Capitool gaat in vlammen op maar de keizer weet te ontkomen. Titus beantwoordt de schuldbekentenis van Vitellia met een generaal pardon.

Metastasio’s libretto was al ruim een halve eeuw oud en door meer dan zestig (!) componisten op muziek gezet, onder wie Caldara (1734), Hasse (1735), Gluck (1752), Jommelli (1753), Traetta (1769) en Sarti (1771).

TEKST / Thiemo Wind

D

e Nationale Opera brengt in mei La clemenza di Tito op de planken, de laatste opera die Mozart componeerde. Peter Sellars regisseert, de Amsterdamse orkestbak is gereserveerd voor het op historische instrumenten musicerende gezelschap MusicAeterna onder leiding van Teodor Currentzis. Met deze twee heren staat de productie garant voor eigenzinnigheid. Afgelopen zomer ging hun Clemenza in première tijdens de Salzburger Festspiele.

Mozart zal La clemenza di Tito hebben ervaren als een goedmaker. In oktober 1790 was hij hoopvol gestemd naar Frankfurt afgereisd voor de kroning van Leopold, die zijn overleden broer Joseph II opvolgde als keizer. De reis bracht hem niets dan teleurstelling. Krap een jaar later werd dezelfde Leopold in Praag gekroond tot koning van Bohemen. Het parlement aldaar gaf Domenico Guardasoni, directeur van de Italiaanse opera in Praag, de opdracht een operaproductie voor te bereiden die 6 september 1791 in première moest gaan, op de avond van de kroningsdag. Of het een gloednieuw werk zou worden of een nieuwe toonzetting van Metastasio’s ruimschoots beproefde libretto La clemenza di Tito (De vergevingsgezindheid van Titus), mocht hij zelf bepalen. Guardasoni toog naar Wenen, ging op bezoek bij de dichter Caterino Mazzolà en kwam voor de muziek uiteindelijk bij Mozart uit. Ze kenden elkaar. In 1787 was Mozarts Don Giovanni in Praag in wereldpremière gebracht door Guardasoni’s gezelschap. La clemenza di Tito is het toonbeeld van een opera seria, een serieuze opera. Na een reeks verwikkelingen en een poging om Titus te vermoorden, schenkt deze Romeinse keizer iedereen vergiffenis. Mazzolà zou Mestastasio’s libretto flink opschudden, op instigatie van Mozart die een fijn ontwikkelde neus had voor dramaturgie. Zijsporen konden geschrapt, drie aktes werden er twee. De starre aaneenrijging van recitatieven en aria’s kreeg een opfrisbeurt door de

BEELD / Ruth Walz, Salzburger Festspiele


Title / Subtitle

21


22

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

PETER SELLARS (Pittsburgh 1957) debuteerde als operaregisseur in 1981 met een productie van Händels Orlando waarin hij de titelheld als een astronaut op het toneel bracht. Vele spraakmakende producties volgden. Met John Adams werkte hij samen bij de wereldpremières van onder meer Nixon in China en The death of Klinghoffer. Bij de Nationale Opera debuteerde hij met Nixon in China en keerde hij geregeld terug, onder meer voor Pelléas et Mélisande van Debussy en The rake’s progress van Stravinsky.

PRAAG, STATENTHEATER

introductie van duetten, trio’s en ensemblefinales. Van Metastasio’s ariateksten, vijfentwintig stuks, bleven er niet meer dan zeven gehandhaafd. Toen Mozart het eindresultaat in zijn werkencatalogus inschreef, noemde hij het een ‘opera seria … teruggebracht tot een ware opera door Signore Mazzolà’. Hij had maar weinig tijd om zijn opera te componeren, minder dan twee maanden. De première vond volgens planning plaats op 6 september, in hetzelfde theater waar vier jaar eerder Don Giovanni met succes in première was gegaan. Praag was de enige stad waar Mozarts muziek tijdens zijn leven naar waarde werd geschat. Het ‘Statentheater’ waar de première plaatsvond, bestaat overigens nog steeds; Miloš Forman filmde er de operascènes voor Amadeus. De wereldpremière van La clemenza gaf een actualisering te zien die de toeschouwers niet onberoerd zal hebben gelaten, de net gekroonde Leopold wel het minst. De personages op het toneel droegen geen Romeins archaïsche kostuums maar zagen er net zo uit als de dames en heren in de zaal. Het gevaar van een moord op de koning was in het echt allerminst denkbeeldig. Bohemen was politiek-maatschappelijk een kruitvat en in Frankrijk was de Revolutie in volle gang. Actualisering in het operabedrijf, dan moet je net Peter Sellars hebben. De Amerikaanse regisseur is er bedreven in als geen ander. Dertig jaar geleden situeerde hij Mozarts Le nozze di Figaro, over de grijpgeile grab them-graaf Almaviva, in de Trump Tower. Achteraf was dat niet slecht gevonden. In het programmaboek heeft hij deze keer de synopsis zelfs grondig herschreven. Titus is hier een heerser die zijn rijk voor vluchtelingen heeft geopend en in het vluchtelingenkamp Sextus en Servilia in zijn eigen familie opneemt. Dan begint het te broeien, zodanig dat Sextus zich tot een terrorist ontwikkelt. Terwijl hij zijn bomgordel omgespt, klinken Mozarts Adagio en fuga in c-klein, KV 546. Hè, in La clemenza di Tito? Ja. Dat zit zo. Sellars en Currentzis hebben ook de partituur gepimpt, na er eerst iets uit te halen. Omdat Mozart zo weinig tijd had, liet hij het componeren van de recitatieven over aan zijn leerling Franz Xaver Süßmayr, dezelfde die na zijn dood een voltooiing zou realiseren van het Requiem. Sellars: ‘Onze eerste stap in de richting van een echte Mozart-opera was ons van recitatieven te ontdoen.’ Even zo vrolijk plaatsten ze er her en der Mozarts voor terug, niet alleen zijn Adagio en fuga. De regisseur: ‘Ons viel de wending op na de eerste akte. De keizer is vermoord, maar als de tweede akte begint blijkt het helemaal de keizer niet te zijn maar een ander persoon. Zodoende is er geen tijd voor treurnis.’ Het bracht Sellars en Currentzis op het idee bij wijze van spirituele momenten delen uit Mozarts Grote mis in c-klein, KV 427 toe te voegen. De tweede akte begint met het Kyrie, om ruim tijd te geven aan de rouw. Sellars: ‘Ik moest onvermijdelijk denken aan de aanslagen van de afgelopen jaren, hoe de mensen in Brussel, Parijs of Manchester de straat op gingen met bloemen en kaarsen. Zij antwoordden niet met haat op deze daden, zij antwoordden met liefde.’ Met deze opera over vergeving heeft Mozart een muzikale biografie van Nelson Mandela geschreven, was het besef dat zich direct aan Sellars opdrong toen hij La clemenza leerde kennen. ‘Als eerste staatschef in de geschiedenis van de mensheid stelde Mandela in zijn regering mensen aan die zijn dood hadden gewild. Hij was vastbesloten


Mozart en Mandela / ‘La clemenza di Tito’ bij de Nationale Opera

23

hun niet hetzelfde aan te doen als wat zij hem hadden aangedaan.’ In het verhaal volgens Sellars is Titus bij de aanslag gewond geraakt en aan het eind van de opera sterft hij. Na het stralende slotakkoord in C-groot schakelt de voorstelling over naar c-klein als tot besluit de Maurerische Trauermusik KV 477 haar intrede doet. Currentzis: ‘Alles wat we hier aan muziek toevoegen, doen we met het grootst mogelijke respect en met de grootst mogelijke liefde jegens de componist.’

TEODOR CURRENTZIS (Athene 1972) richtte MusicAeterna op in 2004 en vond met zijn musici zeven jaar later domicilie in Perm aan de voet van de Oeral, waar hij muzikaal directeur is van het Opera- en ballettheater. Currentzis geniet de reputatie van een goeroe, hij beschouwt het als zijn taak op aarde het licht te verspreiden en van revoluties te dromen. Met MusicAeterna onderzoekt hij werken uit verschillende periodes, waaronder ook hedendaagse muziek. Met ingang van het komende seizoen is Currentzis tevens chef-dirigent van het SWR Symphonieorchester in Stuttgart. Bij de Nationale Opera in Amsterdam is hij voor het eerst te gast.

LA CLEMENZA DI TITO BIJ DE NATIONALE OPERA première 7 mei, voorstellingen t/m 24 mei. Info: operaballet.nl OP 10 APRIL spelen Currentzis en MusicAeterna in het Amsterdamse Concertgebouw werken van Mozart en Beethoven. Info: concertgebouw.nl

Tussen dirigenten en operaregisseurs wil het weleens op ruzie uitdraaien, maar in dit geval belandden twee handen op één buik, zelfs zo dat de heren zich soms begonnen af te vragen wie hier de dirigent was en wie de regisseur. ‘Het is wondermooi met Teodor samen te werken en te zien hoe hij niet alleen in de orkestbak maar ook op het toneel ingrijpt,’ vindt Sellars. ‘We hebben vanaf de eerste repetitie heel nauw samengewerkt, vanuit dezelfde doelstelling: de muzikale en de theatrale dimensie bij elkaar te brengen.’ Currentzis toont zich al even tevreden: ‘Peter is iemand die geen show creëert maar iets wat echt is. Dit is geen ongevaarlijk stuk. Juist bij dit werk komt het erop aan met de juiste regisseur te werken en te denken. Bij geen andere regisseur had ik toegehapt.‘

'Wij zijn slaven!' Deze Clemenza is een coproductie van de Salzburger Festspiele, de Nationale Opera in Amsterdam en de Deutsche Oper in Berlijn. Laatstgenoemd huis krijgt de voorstelling in 2020 te zien. Met Teo Currentzis en zijn MusicAeterna (orkest en koor) hebben de producenten een equipe in huis gehaald die bepaald niet onomstreden is. Waar de ene muziekliefhebber idolaat is van hun uitgesproken muzikale benadering, reageert de ander met afschuw. Veel gradaties zitten er niet tussen. In de vaststelling dat hun Mozart veelal anders dan anders klinkt, zullen vriend en vijand elkaar kunnen vinden. Veel gehoord compliment: niemand zo enthousiast als Currentzis. Veel gehoorde klacht: hij slaat vaak door en zoomt met zijn dadendrang hinderlijk in op details. Zelf ontkent Currentzis die eindeloze fascinatie voor het detail en het moment allerminst. Toen hij aan Mozarts Requiem begon, maakte hij een partituur met op elke pagina één maat, om zo het contrapunt te kunnen doorgronden. ‘Mozarts muziek zit vol verrassingen,‘ vindt hij. ‘Het lukt hem actueel en jong te blijven, zijn werken zijn en blijven modern.’ Currentzis helpt die opwinding met graagte door weinig idiomatisch te duwen en te trekken aan het tempo. Wie zich er een beeld van wil vormen, kan op YouTube een van de Salzburgse opvoeringen beluisteren. De ouverture is meteen een mallemolen. Aan levendige ervaringen zal het de Amsterdamse operabezoekers niet ontbreken. Omwille van de energie laat Currentzis zijn orkestmusici staande spelen, de cellisten vanzelfsprekend uitgezonderd. De lengte van een Mozart-opera is voor hem geen reden om erbij te gaan zitten. ‘Wij zijn slaven, spirituele atleten van de muziek!’ ■● Citaten zijn afkomstig uit teksten die door de Salzburger Festspiele ter beschikking zijn gesteld.


24

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

BREDERO’S VIERHONDERDSTE STERFDAG HERDACHT Fameus liedjesschrijver uit de Gouden Eeuw

GERBRAND ADRIAENSZ. BREDERO Uit: Boertigh, Amoreus en Aendachtigh Groot Lied-boeck (1622). Utrecht, Universiteit Utrecht Moltzer 6 D 18 obl

TEKST / Natascha Veldhorst


Bredero’s vierhonderdste sterfdag herdacht

N

ee, hij was geen wereldberoemd popartiest die op zijn 27ste door overmatig drank- en drugsgebruik het leven liet, maar zijn stormachtige loopbaan doet er wel aan denken; Gerbrand Adriaensz. Bredero (1585-1618), belangrijk Nederlands auteur en songwriter die net als de tragische helden van de roemruchte ‘Club van 27’ al schrijvend vaak de grenzen van het betamelijke overschreed en veel te jong en op het hoogtepunt van zijn faam en kunnen overleed. Hij was een bevlogen dichter, die in de winter van 1617 met zijn slee door het ijs zakte, tot zijn middel in het steenkoude water terechtkwam en daarna flink ziek werd. Zeker is het niet, maar dit ijzige voorval zou de oorzaak kunnen zijn van zijn vroegtijdige dood in augustus 1618. Hij werd slechts 33 jaar oud. Bredero’s vierhonderdste sterfdag wordt dit jaar uitvoerig herdacht, met een waaier aan activiteiten in het hele land: lezingen, opvoeringen van zijn toneelstukken door Theater De Kwast en Theatergroep De Kale, een ‘Nationale Bredero Herdenkingsweek’ in augustus, en een concertserie met zijn liederen door muziekgezelschap Camerata Trajectina – dat hiermee trouwens zelf terugkeert naar zijn muzikale wortels, want al in 1986 (aansluitend op de viering van Bredero’s vierhonderdste geboortedag in 1985) bracht dit ensemble de elpee Bredero Amsteldammer, liederen uit het Groot Lied-boeck uit. Het herdenken van zijn sterfdag betekent anno 2018 vooral ook: het opnieuw onder de aandacht brengen van zijn leven en werk. Geen overbodige luxe, want wie weet tegenwoordig nog wie hij is? Bredero, jawel: de naam van een straat, een stadsplein of een scholengemeenschap. Veel verder komen de meesten van ons niet. Dat was met onze voorouders uit de negentiende en twintigste eeuw wel anders. Voor hen was Bredero een nationale

25

held, een van de grote vaderlandse schrijvers uit de zeventiende eeuw (denk aan Joost van den Vondel, Pieter Cornelisz. Hooft, Jacob Cats), wiens werk eeuwenlang is geprezen, gelezen, bestudeerd, opgevoerd, voorgedragen én gezongen. Bredero was een veelzijdig auteur. Tijdens zijn ultrakorte carrière (die slechts zeven jaar duurde) stortte hij zich vol overgave op zijn werk en schreef voor divers publiek en voor talloze gelegenheden. Uiteenlopende soorten poëzie vloeiden uit zijn pen, van lyrisch, elegant en dromerig tot gedurfd, recht voor z’n raap en ruig. Ook serieuze en komische theaterstukken (waaronder De Spaansche Brabander uit 1617 en de soms nog gespeelde Klucht van de koe en Klucht van de molenaer uit 1612 en 1613), en zo’n tweehonderd liedteksten. Een deel hiervan werd tijdens zijn leven gepubliceerd in collectieve en afzonderlijke liedbundels, maar het merendeel verscheen postuum, vier jaar na zijn dood, in het door zijn Amsterdamse vriend en uitgever Cornelis Lodewijcksz. vander Plasse chique uitgebrachte Groot Lied-boeck (1622). Bredero's Groot Lied-boeck Zulke liedboeken waren enorm populair. Ze werden grif verkocht en intensief gebruikt. De oudste dateren uit het begin van de zestiende eeuw en bevatten uitsluitend geestelijk repertoire, de eerste wereldlijke bundels verschenen kort daarna, te beginnen met het Antwerps liedboek van 1544. Ze waren verkrijgbaar in alle soorten, maten, prijzen en uitvoeringen. Honderden exemplaren worden er nu nog in Nederlandse bibliotheken bewaard, een fascinerende verzameling die in kwaliteit en kwantiteit uniek is voor Europa. Overal werd uit volle borst gezongen, maar nergens werden in de Gouden Eeuw zoveel liedjes in gebundelde vorm op de markt gebracht als in Nederland. Kort en goed was hij, de titel van Bredero’s Groot Lied-boeck. Veel vaker hadden zeventiende-eeuwse liedboeken tot de verbeelding sprekende namen, zoals Dordrechts lijstertje (1624), Hollants nachtegaeltjen (1633), Haerlemsche winter-bloempjes (1645), Rotterdamsche faem-bazuyn (1649), ’t Amsterdamse rommel-zootje (1651), De koddige olipodrigo (1654) of Den eerlycken pluck-vogel (1670). Ze bevatten eenvoudige strofische liederen over allerlei onderwerpen en werden gebruikt door mensen die wel geletterd maar niet muzikaal geschoold hoefden te zijn. Er waren uitgaven voor verliefde tieners, bloemlezingen voor ouderen die graag traditionele liederen zongen, speciale bundels voor religieuze groeperingen en lokale boekjes voor de inwoners van een streek, stad of dorp. Ze werden meestal niet door componisten en musici gemaakt, maar door schrijvers en dichters. Die kozen bekende


26

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

GERARD DOU: DE KANTKLOSSTER met op de voorgrond Bredero’s Groot Lied-boeck, 166[3]. Karlsruhe, Staatliche Kunsthalle.

melodieën en schreven op deze bestaande muziek nieuwe teksten, een geliefd procedé dat als contrafactuur bekend staat. Tienduizenden van zulke contrafacten zijn er geschreven, op melodieën die oud of recent, binnenof buitenlands, eenvoudig of complex konden zijn. Muzieknotatie werd zelden gegeven, een titel van de melodie (‘stemme’ of ‘wijs’) boven de tekst gaf genoeg informatie om het lied te kunnen zingen. Sommige melodieën werden zo gewaardeerd dat ze gedurende de eeuw tientallen keren werden gebruikt. Dichters gaven ze als estafettestokjes aan elkaar door, waarbij teksten van eerdere versies soms zelfs doorklonken in de nieuwe liederen. Dezelfde melodieën werden ook gebruikt door muzikanten die in dienst waren van de stad: organisten, beiaardiers en speellieden. En ze weerklonken, al dan niet voorzien van nieuwe verzen, in toneelvoorstellingen die arkten, in rederijkerskamers en in schouwburgen werden opgevoerd. Aan die bekende nummers viel niet te ontkomen, het waren de tophits van toen waar iedereen tijdens zijn leven mee te maken kreeg. Goedkoop uitgegeven boekjes verkochten het best, zoals bijvoorbeeld het Geuzenliedboek (30 drukken tussen 1581 en 1687) en Dirck Rafaelsz Camphuysens Stichtelycke rymen (35 drukken tussen 1624 en 1699). Tot die koopjescategorie behoorde het liedboek van Bredero zeker niet. Zijn Groot Lied-boeck was juist een van de bundels die in het eerste kwart van de zeventiende eeuw op een opvallend luxueuze manier op de markt werd gebracht: in groot formaat, met een ruime bladspiegel, met gebruikmaking van veel verschillende letterty-

’S NACHTS RUSTEN MEEST DE DIEREN Een van Bredero’s mooiste liefdesliederen, eeuwenlang en overal gezongen en nog tot in de twintigste eeuw steevast in literaire bloemlezingen opgenomen. De tekst gaat over een minnaar die ’s nachts verlangend rondzwerft over de straten terwijl zijn geliefde (zoals de meeste andere dieren en mensen) diep in slaap is. Hijzelf is klaarwakker. Mistroostig kijkt hij omhoog naar de wolken en de heldere maan, maar kan onmogelijk rust vinden. Het lied wordt gezongen op een prachtige, van oorsprong Franse melodie die bekend staat als ‘Branle Maitresse’. Op deze wijs werden vanaf het eind van de zestiende en in de zeventiende eeuw nog zo’n veertig andere liedteksten geschreven, door anonieme auteurs, maar ook door gerenommeerde schrijvers zoals de Haarlemse schilder-dichter Karel van Mander (Gulden Harpe 1627) en de Brusselse religieuze dichter Lucas van Mechelen (Boeck der Gheestelijcke Sanghen 1631) ’s Nachts rusten meest de dieren, Ook mensen goed, en kwaad, En mijn Lief goedertieren Is in een stille staat: Maar ik moet eenzaam zwieren, En kruisen hier de straat. Ik zie het zwerrick drijven Ik zie de klare Maan, Ik zie, dat ik moet blijven Alleen mistroostig staan! Ach lief, wilt mij gerijven Met troostelijk vermaan! Och slaapt gij mijn behagen, Dewijl ik doe mijn klacht? Wat baat mij dan mijn klagen, Nu gij de doven slacht: Ik zal 't geduldig dragen, Ik wens u goede nacht. Adieu Prinsesje jeugelijk Mijn Vrou van mijn gemoed: Adieu en droom geneugelijk En slaap gerust en zoet: Ach 't is mij zo onmeugelijk Te rusten als gij doet.


Bredero’s vierhonderdste sterfdag herdacht

TONEELMUZIEK Niet alleen in het Groot Lied-boeck vinden we liederen van Bredero, hij nam ze ook op in zijn toneelstukken. Eén toneelstuk (pas ver na zijn dood, in 1638, gepubliceerd) baseerde hij zelfs geheel op een bestaand lied: Spel op ’t oudt liedt Het Daghet uyt den Oosten. Het gebruik van muziek en liederen in theatervoorstellingen was destijds een gangbare praktijk. Er was geen opvoering zonder muziek. Dat weten we uit de toneelteksten zelf, die liederen en muzikale regieaanwijzingen bevatten. Maar het blijkt ook uit de bewaard gebleven rekeningen van de Amsterdamse Schouwburg, waarin voor elke avond betalingen aan muzikanten vermeld staan. Musici waren er voor de begeleiding van de zang en het overbruggend instrumentaal spel tussen de scènes en bedrijven. Voor de liederen hoefden geen aparte zangers te worden ingehuurd: de acteurs/actrices zongen die zelf. Het lied van Bredero’s titelheldin Griane bijvoorbeeld, in zijn tragikomedie Griane (1616), werd vertolkt door de acteur die de rol van Griane speelde; inderdaad, een man, want tot het midden van de eeuw traden vrouwen niet in het openbaar op en moesten alle vrouwenrollen dus in travestie door mannen worden gespeeld. Griane is een prinses die door haar vader in een donkere kerker van het kasteel is opgesloten, omdat ze weigert te trouwen met de voor haar bestemde prins (ze is verliefd op een veel leukere prins). In haar gevangenschap zingt ze een treurige klaagzang. Dit gevangenislied is interessant: het werd zes jaar later door uitgever Vander Plasse apart als ‘Een KlachLiedtjen’ in Bredero’s Lied-boeck opgenomen, mét bijbehorende wijsaanduiding, 'Hansje sneed het koren was lang', die in Bredero’s toneeltekst van 1616 ontbrak. O droeve tijd, die ik verslijt Met vruchteloos beklagen O aardse hel dood mijn gekwel Door ’t snoeien van mijn dagen. Ik ben alleen, ver van de geen En tegen dank gebannen Helaas! van die ik 't liefste zie Van alle jonge mannen. […] Mijn prins vertoeft, wees niet bedroeft Bedaar uw wild verlangen Mijn hart blijft u, al is ’t lijf nu In een kerker gevangen.

27

TITELPAGINA VAN BREDERO'S BOERTIGH, AMOREUS EN AENDACHTIGH GROOT LIED-BOECK. Utrecht, Universiteitsbibliotheek

pes, en bovendien voorzien van muzieknotatie en illustraties – allemaal zaken die een boek kostbaar en duur maakten. Bredero’s liedboek kostte één gulden en veertien stuivers. Maar hoe populair zijn liederen ook waren, we weten dat Vander Plasse het juweel aan de straatstenen niet kwijt kon. Het was te veel een pronkstuk geworden, in plaats van een gebruiksartikel – een theorie waarvoor ook het schilderij De Kantklosster van Gerard Dou pleit. Daarop is Bredero’s bundel, als een van de zeer weinige liedboeken uit de Gouden Eeuw, pontificaal op de voorgrond afgebeeld. Een liedboek dat het duidelijk waard was om gezien te worden.

Boertigh, Amoreus en Aendachtigh Maar toch ook om te worden gelezen en gebruikt. Want hoewel het boek een lust is voor het oog, mede dankzij de verfijnde illustraties van de destijds bekende kunstenaar David Vinckboons: het waren uiteindelijk Bredero’s teksten waar het allemaal om draaide. Vander Plasse rangschikte ze in drie aparte afdelingen, respectievelijk ‘Boertigh’, ‘Amoreus’ en ‘Aendachtigh’, met eerst komische liedjes, dan liederen over de liefde, en ten slotte beschouwende, ernstige liederen. Vooral binnen de eerste categorie onderscheidde Bredero zich van zijn tijdgenoten. Hij schreef ongekend grappige en vaak erotisch gewaagde teksten, over volkse en boerse personages (zoals ‘Arent Pieter Gysen’, ‘Fobert en Lobbetje’), soms ook in dialect, die als ze gezongen werden op de bijbehorende melodieën spetterend tot leven kwamen. Ritme, rijm, alliteratie, klank: tot op de dag van vandaag vormen ze een aanstekelijk samenspel van taal en muziek.


28

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

SEIZOEN OUDE MUZIEK BREDERO’S GOUDEN EEUW

Camerata Trajectina

za 7 apr / 20.00 's-Heerenberg, Huis Bergh zo 8 apr / 12.00 Heeswijk-Dinther, Kasteel Heeswijk di 10 apr / 20.15 Muiden, Muiderslot EEN OUDE VROUW ZINGT van een liedblad met twee liederen, links een contrafact op de melodie van Bredero's lied 'Arent Pieter Gysen', rechts Bredero's lied 'Fobert en Lobbetje'. Gravure op papier van Cornelis van Dalen naar een schilderij van Gerard van Honthorst (1620-1665), Amsterdam, Rijksmuseum.

wo 11 apr / 20.30 Maastricht, Sint-Janskerk do 12 apr / 20.15 Westzaan, Zuidervermaning

Zijn liefdesliederen sloten aan bij de modieuze thema’s uit andere liedboeken en emblematabundels, maar ze zijn tegelijkertijd zo persoonlijk dat lange tijd gedacht is dat hij er zijn eigen ervaringen in beschreef. Was het inderdaad Bredero zelf die smachtend naar liefde en troost door de donkere straten zwierf, zoals de beklagenswaardige minnaar in het lied ‘s Nachts rusten meest de dieren’ (‘ik moet eenzaam zwieren, en kruisen hier de straat’)? We weten het niet. Op basis van zijn poëzie mag je het in elk geval niet concluderen. Maar iets van het schrijnende verlangen en het diepe gevoel van eenzaamheid moet hij gekend hebben, om het zo ontroerend te kunnen beschrijven. Vrouw en kinderen had hij niet, wel vrienden. Die waren geschokt door zijn plotselinge overlijden op 23 augustus 1618 en bezongen hem na zijn dood in een indrukwekkende reeks gedichten. Op de 26e werd Bredero ‘als een Poeet met Laurieren’ (met de hoogste dichterseer) begraven ‘In der Heyliger Stede’, oftewel de Nieuwezijdskapel in de Kalverstraat te Amsterdam. ■●

HET COMPLETE LIED-BOECK is digitaal beschikbaar via deze link: objects.library.uu.nl/reader/index. php?obj=1874-35429

vr 13 apr / 20.15 Deventer, Penninckshuis za 14 apr / 20.15 Emmeloord, Theater ’t Voorhuys zo 15 apr / 16.00 Haarlem, Doopsgezinde Kerk ma 16 apr / 20.30 Rotterdam, Laurenskerk Meer informatie oudemuziek.nl/camerata


VOORWOORD

29

VRIENDENHART XAVIER VANDAMME

Verrassing: met dit Tijdschrift Oude Muziek ontvangt u ook de brochure van het nieuwe Seizoen Oude Muziek 2018/2019. Met het Seizoen Oude Muziek 2018/2019 krijgt wat u van ons gewend bent: muziek van middeleeuwen tot barok, op de mooiste locaties in Nederland en Vlaanderen. Van Engelse songs uit de tiende eeuw tot Van Wassenaer, en van Christina Pluhar en Ton Koopman tot de jonge honden van Rumorum. Ook in Seizoen 2018/2019 geniet u weer voordelig van oude muziek. Als u kaarten voor minimaal vier concerten bestelt, krijgt u 15% korting. De locatie-abonnementen zijn extra voordelig. Informatie over de kaartverkoop vindt u in de brochure of op oudemuziek.nl. ■●


30

VRIENDENCONCERT

Vriendenconcert / Festival Oude Muziek Utrecht

CANTAR LONTANO / MARCO MENCOBONI CAPELLA DE LA TORRE / KATHARINA BÄUML JOSQUINS MISSA L’HOMME ARMÉ zo 26 aug, 20.00 / Utrecht, TivoliVredenburg, Grote Zaal

In het Festival Oude Muziek 2018 staat Bourgondië centraal: de machtige regio van hertogen als Jan zonder Vrees en Filips de Goede. Door hun mecenaat kwam de renaissancepolyfonie tot bloei. Hoewel hij nooit voor de Bourgondische hertogen heeft gewerkt, is Josquin bij uitstek een exponent van deze Bourgondische School. Twee van onze favoriete specialistenensembles treden samen aan voor het Vriendenconcert 2018, dat een van de hoogtepunten van dit Festival belooft te worden. Voor de stemmen zorgt Marco Mencoboni met zijn Cantar Lontano. De instrumenten neemt Katharina Bäuml met haar alta cappella-band Capella de la Torre voor haar rekening. Op het programma staat Josquins beroemde Missa L’homme armé super voces musicales, die hij componeerde over een Frans liedje dat zo populair was, dat we het haast het lijflied van de Bourgondiërs kunnen noemen. Deze renaissancemuziek zal bovendien in een behoorlijk dikke bezetting klinken: luxepolyfonie zoals de Bourgondiërs dat gewend waren. We nodigen u als Vriend graag uit om bij dit concert in het Festival Oude Muziek 2018 aanwezig te zijn, en bieden een stevige korting:

MARCO MENCOBONI KATHARINA BÄUML

• Als Vriend bestelt u kaarten voor dit concert voor slechts € 28 / € 26 / € 24 (rang 1/2/3) in plaats van € 38 / € 36 / € 34 per kaart. • Bestel kaarten via de bon bij dit tijdschrift of op oudemuziek.nl. NB: Vrienden die € 160 of meer doneren, ontvangen in april een aparte invitatie voor twee personen. ■●


VRIENDENAANBIEDINGEN

SPECIAAL VOOR VRIENDEN

BESTEL DE CD'S EENVOUDIG ONLINE VIA OUDEMUZIEK.NL/ VRIENDENAANBIEDINGEN OF VIA DE BON IN DIT TIJDSCHRIFT

zo 13 mei / Utrecht, Janskerk

PRESENTATIE PROGRAMMA FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2018

L’HÉRITAGE DE RAMEAU ENSEMBLE LES SURPRISES O.L.V. LOUIS-NOËL BESTION DE CAMBOULAS AMBRONAY AMY 050 Deze cd van Bestion de Camboulas’ ensemble is een experimentele ode aan de innovator Rameau. De organist Yves Rechsteiner bewerkte Rameau’s melodieën tot drie complete orgelconcerten. Extra spannend is het gebruik van het mooie, overweldigende Clicquot-orgel in Souvigny bij Moulins. Normale prijs ca. € 20 Vriendenprijs € 16

Wie al halsreikend uitkijkt naar het nieuwe programma van het Festival Oude Muziek 2018 – Het Bourgondische Leven – noteert 13 mei vast in de agenda. Speciaal voor Vrienden licht directeur Xavier Vandamme het festivalprogramma toe in de Utrechtse Janskerk. Ensemble Graindelavoix van Björn Schmelzer komt speciaal om muziek uit Bourgondië te zingen. FESTIVALPRESENTATIE Zondag 13 mei Gildeleden: 16.00-19.00 uur incl. buffet Vrienden: 20.00-22.00 uur incl. borrel Janskerk, Janskerkhof 26, 3512 BN Utrecht Toegang gratis Aanmelden via de bon in dit tijdschrift of via oudemuziek.nl/festivalpresentatie ■●

MONTEVERDI: CLORINDA E TANDREDI. LOVE SCENES VOCALE SOLISTEN, CANTAR LONTANO O.L.V. MARCO MENCOBONI GLOSSA GCD 923512 Op deze cd zijn uiteenlopende liefdesscènes verzameld die Monteverdi in de laatste twintig jaar van zijn leven heeft gecomponeerd. Middelpunt en hoogtepunt vormt Il combattimento di Tancredi e Clorinda. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19


32

VRIENDENAANBIEDINGEN

LEGATEN EN NALATEN

HÄNDEL: DIXIT DOMINUS; BACH: MAGNIFICAT VOX LUMINIS O.L.V. LIONEL MEUNIER ALPHA 370 Vrijwel alles wat de bas Lionel Meunier en zijn ensemble Vox Luminis aanraken, verandert in goud. De nieuwste cd is gewijd aan het Magnificat van Bach en het Dixit Dominus van Händel. Met een bescheiden equipe weet Meunier maximaal reliëf in het muzikale landschap aan te brengen, van jubelende koren tot de intiemste aria’s. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19

TELEMANN: QUATUORS PARISIENS NEVERMIND ALPHA299 Na de eerste cd Conversations, met muziek van Quentin en Guilleman, presenteert Nevermind nu zijn tweede cd, met daarop een programma dat het ensemble begin 2016 al in het Seizoen Oude Muziek presenteerde. Met Anna Besson (traverso), Louis Creac’h (viool), Robin Pharo (viola da gamba) en Jean Rondeau (klavecimbel), speelt Nevermind de Parijse kwartetten van Telemann. De Hamburgse muziekdirecteur componeerde deze kwartetten in 1737, tijdens een bezoek aan de Franse hoofdstad. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19

ADVERTENTIES

CIPRIANO DE RORE: PORTRAIT OF THE ARTIST AS A STARVED DOG GRAINDELAVOIX O.L.V. BJÖRN SCHMELZER GLOSSA PLATINUM GCD P32114 Graindelavoix blijft in alle opzichten raadselachtig, honderd procent met opzet, en deze cd is geen uitzondering. Wie iets wil begrijpen van de titel moet de fascinerende toelichting van artistiek leider Björn Schmelzer lezen: de hongerige hond in kwestie symboliseert een soort goddelijke trance in een prent van Dürer, die hij gespiegeld ziet in een portret van De Rore. Op basis van die projectie van een divino furioso gaat Graindelavoix aan de slag met de madrigalen. Dit is een prachtig componistenportret. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19

STICHTING FOLKBAROQUE AMSTERDAM ZOEKT 2 BESTUURSLEDEN De stichting vormt de basis voor het Festival FolkBaroque Amsterdam dat internationale professionele barokmuziek ten gehore brengt gelardeerd met internationale volksmuziek. Vindt u het interessant voor dit nieuwe festival een bestuursfunctie te bekleden en hiervoor 2x per jaar samen te komen, meld u dan aan! Irit van der Veldt, zakelijk leider FestivalFolkBaroque Amsterdam festival.folkbaroqueamsterdam@ gmail.com

CURSUS INTERVALLI Cursus Contemplation & Transfiguration, le monde du XIIe siècle Datum van 23 tot 30 juni 2018 Plaats L'Huy Preau (Morvan, Fr) Docent Marcel Peres Info www.intervalli.eu

Misschien staat u liever niet stil bij het moment dat u er niet meer bent. Toch kunt u de bestemming van uw nalatenschap alleen tijdens uw leven precies regelen. Wellicht wilt u uw nalatenschap deels omzetten in muziek, door het Seizoen en Festival Oude Muziek te steunen. Dit kan door de Stichting Vrienden Oude Muziek op te nemen in uw testament. Als u overweegt de Stichting Vrienden op te nemen in uw testament of als u behoefte heeft aan meer informatie, dan komen we graag met u in contact. We kunnen u helpen bij het opstellen van uw nalatenschap, of koppelen u aan onze notaris (Hermans & Schuttevaer Notarissen N.V). Maar hoe u het ook wilt inrichten: we zijn u altijd dankbaar. Kijk voor meer informatie op oudemuziek.nl/legaten of neem vrijblijvend contact op via j.dufornee@oudemuziek.nl


Title / Subtitle

33

BOEK nale identiteit), maar ook in het trans-

met het in 1822 zo modieuze bont,

formerende effect van muziek en

terwijl Jeannes authentieke gewa-

spektakel op dergelijke processen.’

den ervoor zorgden dat haar figuur

Het selling point van dit nieuwe soort

prachtig werd geaccentueerd: echte

STAGING HISTORY 1780-1840

theaterervaring was de nauwe relatie

en alternatieve feiten naast elkaar.

eds.: Michael Burden, Wendy Heller,

met de waarheid. Advertenties van

Een aantal van deze verwrongen con-

Jonathon Hicks en Ellen Lockhart.

destijds verkondigden ‘overeenkom-

venties overleeft in de filmwereld tot

Bodleian Library, 2016. 224pp.

stig met historische feiten’ te zijn,

op de dag van vandaag.

of zelfs ‘gebaseerd op echte feiten’

De negen essays in dit boek zijn in

In ons huidige, politiek zeer geladen

(doet dit niet denken aan de recente

drie afdelingen verdeeld. De eer-

klimaat – waarin het nieuws wordt ge-

‘alternatieve feiten’?). Zulke taal geeft

ste drie essays, ‘Among Facts and

kleurd door nieuw geschapen mythes,

aan dat het publiek niet alleen de

Fictions’, onderzoeken Amerikaanse

verbogen feiten en totale leugens – is

belangrijkste verhaallijnen wilde her-

en Engelse pogingen in de theater-

het niets te vroeg voor het verschijnen

kennen, maar zelfs de details. Decors

wereld om de nationale geschiede-

van het boek Staging History 1780-

en kostuums moesten authentiek

nis te herscheppen. De werken van

1840. Dit boek bevat wetenschappelij-

zijn, zodat de toeschouwers zich kon-

Shakespeare

ke essays over Engelstalige opera- en

den verliezen in een historische, thea-

herzien om aan de actuele histori-

theaterwerken, die in de zestig jaar

trale ‘realiteit’. Zoals één schrijver het

sche mode te voldoen.

rond 1800 werden uitgevoerd. Het is

stelde: ‘Om bij onze emoties te kun-

De

een welkom voorbeeld van hoe een

nen komen, hebben we niet de imagi-

‘Politics, Nation, Identity’, bespreekt

studie naar een theaterverleden ons

naire waarheid nodig, maar de fysieke

twee opera’s: de ene met muziek uit

kan helpen de wereld van vandaag in

realiteit.’ Een generiek stadsgezicht

Rossini’s Guillaume Tell maar met een

een nieuw licht te bezien.

kon niet langer dienst doen in een

heel andere verhaallijn, de andere een

toneelstuk dat zich in Rouen afspeel-

trotse ‘America Grand Opera’ op de

Het boek concentreert zich op de

de; nu moest het echte marktplein

geschiedenis van Rip van Winkel.

toegenomen vraag bij het laat acht-

van die stad herkenbaar zijn voor de

Ten slotte nemen de essays ‘Explora-

tiende-eeuwse

een

toeschouwer. Noch kon zomaar een

tion, Exoticism, Empire’ ons mee op

realistische voorstelling van histo-

jurk, hoe prachtig ook, voldoende

wereldreis, helemaal naar de Zuidzee,

rische

TEKST / Jed Wentz

publiek

gebeurtenissen.

naar

Redacteur

tweede

werden

set

bijvoorbeeld

essays,

getiteld

zijn voor een actrice; haar kostuum

met een onderzoek naar een laat acht-

merkt

moest exact en tot in detail naar de

tiende-eeuws ballet op de dood van

op in zijn inleiding: ‘Of we nu te ma-

geschiedenis ontworpen zijn. Als het

kapitein Cook, compleet met ‘authen-

ken

gebeurtenissen

theater zijn bezoekers wilde beroeren

tieke’ dansen en muziekinstrumenten.

uit een ver verleden, zoals de pro-

door een overrompelende ervaring

Niet alleen biedt Staging History

testantse reformatie of de politie-

van ‘waarheid’, had het echter tegelijk

1780-1840 een weelde aan informatie

ke intriges van het Elizabethaanse

het potentieel om hun overtuigingen

en is het heerlijk om te lezen, het is

Engeland, of met meer recente con-

over de geschiedenis te remodelleren

ook prachtig uitgegeven. De talrijke

flicten zoals de Franse en Amerikaan-

tot een setje cultureel aanvaardbare

illustraties, vaak in kleur en alle fas-

se revoluties: deze drama’s geven

‘feiten’. Zo wandelde Maid Marion, de

cinerend, brengen de realiteit van een

opmerkelijke inzichten – niet alleen

heldin van het gelijknamige stuk, in

‘nep’ theaterverleden tot leven, en

in de manier waarop de geschiedenis

een decor dat op Sherwood Forest

dat in een tijd waarin het woord ‘feit’

verteld en her-verteld kan worden (aan

leek, en verscheen Jeanne d’Arc in

een zeer buigzaam begrip blijkt. ■●

de hand van onderwerpen als ontdek-

een middeleeuws Rouen. Toch was

kingsreizen, imperia, politiek en natio-

Marions historische kostuum afgezet

en

auteur

Michael

hebben

met

Burden

33


34

AFSCHEID VAN DE BACHVERENIGING JOS VAN VELDHOVEN KIJKT TERUG EN VOORUIT

Komende zomer neemt Jos van Veldhoven na ruim 35 jaar afscheid als artistiek leider van de Nederlandse Bachvereniging. Tussen 17 en 31 maart dirigeert hij door het hele land de Matthäus-Passion, voor het laatst in functie. ‘Ik zal het missen, zoals je een vriend kunt missen.’ Een paar jaar geleden in Ierland, achter een glas wijn aan de Atlantische Oceaan, besloot Jos van Veldhoven dat het roer om moest. Hij grinnikt een beetje bij de herinnering. ‘Vakantie is typisch zo’n moment waarop je gaat nadenken en een beetje afstand neemt. Gezien de onverwoestbare Matthäus-traditie in Nederland zeg ik regelmatig tegen de musici van de Bach-

vereniging: over honderd jaar zijn wij er niet meer, maar de Bachvereniging vast nog wel. Dit maakt dat we het ons niet kunnen veroorloven samen oud te worden. We moeten blijven nadenken over vernieuwen en verjongen.’ Het eerst nog ‘vage gevoel’ zelf natuurlijk ook iets te moeten met dit gegeven, werd tijdens die vakantie concreet. Na wat wikken en wegen vond hij dat het einde van het seizoen 2017-2018 een goed moment was om te stoppen. Alles op zijn kop De periode van meer dan 35 jaar beschrijft hij als ‘een landschap met pieken en dalen, fantastische momenten en mindere, geld genoeg of soms

tekort’. Maar, voegt hij er met gepaste trots aan toe: ‘Er is zeker ook ontwikkeling geweest. Vanaf mijn start kwam ik langzaamaan, al werkend met de musici om mij heen, tot het idee dat je Bach enorm helpt door het ensemble kleiner te bezetten. Daarmee was ik niet de eerste of enige, maar wel met de invoering van ripiënisten.’ Bij de Bachvereniging is er geen onderscheid meer tussen koor en solisten, legt hij uit. Het traditionele koor is vervangen door een groep zangers, bestaande uit solisten die zowel de solo’s als de koorgedeelten zingen, aangevuld met ripiënisten die de koorpassages versterken. Samen met het klein bezette instrumentaal ensemble vormen ze een hechte eenheid. Van Veldhoven: ‘Veel mensen realiseren zich niet wat een


35

TEKST / Agnes van der Horst BEELD / Anna van Kooij Wouter Jansen

ongelooflijke verandering dit is geweest. Het zette alles op zijn kop. Het traditionele repetitieschema – eerst de voorbereiding van het koor, dan orkestrepetities, gevolgd door samenwerking van de ingevlogen solisten met het orkest, daarna met het koor erbij, etcetera – is helemaal losgelaten. Mijn eerste repetitie is nu met alle zangers, inclusief de solisten, die dus veel eerder aanwezig moeten zijn en veel meer moeten zingen dan ze gewend zijn. Het geeft enorm veel vrijheid en flexibiliteit. Ik kan als in een concerto grosso spelen met de vocale bezetting. Solisten zijn niet meer de zangers die op hun stoel wachten tot ze hun solo mogen zingen, ze zijn voluit betrokken bij de ensembleactiviteit. Daardoor veranderen de verhoudingen in het ensemble. Zangers en instrumentalisten vormen een geïntegreerde eenheid. Dit werkt heel goed voor de muziek van de zeventiende en achttiende eeuw.’ Momenten van spijt Jos van Veldhoven is benieuwd naar wat de nieuwe fase in zijn muzikale carrière hem gaat brengen. Hij verheugt zich op de workshops en het werken met jonge mensen, waar hij nu al voor gevraagd wordt, maar ook op de samenwerking met

nieuwe ensembles en orkesten. Hij ziet uit naar vrijheid om uit allerlei aanbiedingen te kunnen kiezen. Toch: ‘Ik zal momenten van spijt krijgen. Ik ben natuurlijk ontzettend verwend met de fantastische musici die ik om me heen heb, de geweldige organisatie en de spannende projecten zoals All of Bach. Ik zal het missen, zoals je een vriend kunt missen. Dat geldt ook voor het gemak waarmee we samenwerken, die vanzelfsprekendheid zonder dat het routine wordt. Als bij de eerste repetitie de muziek op de lessenaars wordt gezet en we beginnen te spelen, klinkt het eigenlijk meteen al heel mooi. En dan de Matthäus-Passion in Naarden. Die bijzondere plek, die prachtige kerk, en vooral: het publiek! Er komen hele families die soms al twintig jaar

een abonnement hebben. Ze hebben alle ontwikkelingen meegemaakt en beschrijven de uitvoeringen alsof het over wijn gaat: de Matthäus van 2014, dát was een mooi jaar! Veel mensen zouden alle recitatieven, koralen en aria’s zo mee kunnen zingen.’ Lachend: ‘Iedere noot glijdt als een hostie naar binnen. Ja, dat zal ik ook zeker missen.’ Over de toekomst van de Bachvereniging maakt Van Veldhoven zich geen zorgen. ‘Natuurlijk zal er verandering komen in hoe Bach wordt uitgevoerd, dat heb ik in die 35 jaar zelf ook ervaren. De afgelopen eeuwen is Bach bijna elke vijftig jaar weer anders gespeeld. We hebben er geen idee van hoe het verder gaat, maar veranderen zal het, zoals elk landschap verandert. Het is nu aan mijn opvolger Shunske Sato om daarin zijn weg te vinden. Dat is ook goed. Ik heb er het volste vertrouwen in.’ ■●

TIJDENS EEN SPECIAAL CONCERT OP 18 JUNI A.S. IN TIVOLIVREDENBURG (Utrecht) neemt Jos van Veldhoven als artistiek leider afscheid van de Nederlandse Bachvereniging. Daarna zal hij er geregeld terugkeren als gastdirigent.


INSTRUMENTALITEIT

EEN BASSE DE VIOLIN VAN EGIDIUS SNOECK NEDERLANDS MUZIEKINSTRUMENTEN FONDS

SCHILDERIJ VAN JAN MIENSE MOLENAER UIT CA. 1630. Een musicerende familie, waarbij ook een basse de violon wordt bespeeld.

Het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds (NMF) heeft in zijn collectie een historische basse de violon van de Brusselse vioolbouwer Egidius Snoeck. Het fonds kocht de Snoeck in 2012 van de Belgische cellist Mark Lambrecht. Waarom is dit een bijzonder instrument?

TEKST / Frederike Berntsen BEELD / Nederlands Muziekinstrumenten Fonds

Wie in de zestiende en zeventiende eeuw de basse de violon bespeelde, moest een fors instrument kunnen hanteren. De originele versie heeft een serieuze lengte en breedte – voor tussen de benen geen makkie. De basse de violon, uit de familie van de viool, was weliswaar lang niet zo groot als de contrabas, maar zat wel net iets ruimer in zijn jasje dan de cello zoals we die nu kennen. In de loop van de tijd zijn veel basses de violon kleiner gemaakt, ten behoeve van het speelgemak. Dat het instrument uiteindelijk uit de mode raakte, heeft te maken met meerdere factoren, waaronder de speeleisen voor het virtuoze repertoire. Men moest en wilde wendbaarder zijn, en dat is op een instrument van het celloformaat veel beter mogelijk. Een musicus die vrijer is in zijn bewegingen kan virtuozer repertoire ter hand nemen. De oorspronkelijke basfunctie van de basse de violon werd overgenomen door de contrabas. Het bijzondere aan de Snoeck: het is een van de weinige


37

Het Nederlands Muziekinstrumenten Fonds (NMF) stelt, tegen een geringe vergoeding, hoogwaardige instrumenten ter beschikking aan musici, zowel professionals als studenten, zodat zij zich optimaal in hun carrière kunnen ontwikkelen.

Bijna tweeduizend musici hebben sinds de oprichting van het NMF een instrument in bruikleen gekregen. Op dit moment spelen rond de vierhonderd musici op een instrument en/of met een strijkstok van het NMF.

GERDA MARIJS BESPEELDE DE SNOECK tijdens een project van Ensemble Odyssee.

basses de violon die hun oorspronkelijke lengte hebben behouden (de lengte van het achterblad is 80,7 cm), al is het instrument in een ver verleden wel wat smaller gemaakt. Een museumstuk, ware het niet dat deze vroeg achttiende-eeuwse Snoeck allerminst als museumstuk wordt behandeld, maar geregeld wordt uitgeleend voor projecten. Met dit doel is het instrument opgenomen in de collectie van het NMF. Een beetje geheimzinnig is de Snoeck wel, net als zijn maker. Het bouwjaar moet circa 1715 zijn. Van Snoeck zelf is bekend dat hij rond 1660 geboren en in ieder geval na 1730 gestorven is. Hij hield er ook een carrière als dirigent, musicus en componist op na en heeft als bouwer het vak waarschijnlijk afgekeken van Gaspard Borbon. De Snoeck heeft heel wat meegemaakt, te zien aan het doorleefde hout van het origi-

nele voor- en achterblad, dat hier en daar een beschadiging vertoont. De donkere plekken verraden een intensief gebruik. Het instrument is licht en voelt, ondanks het formaat, comfortabel. Overigens is de Snoeck pas in teruggebracht in zijn barokke staat. In de tijd daarvoor is deze basse de violon lang als cello bespeeld. Het NMF laat ieder jaar een ‘APK’tje’ uitvoeren, om zeker te weten dat het instrument nog in goede conditie verkeert, en klaar is voor volgende bruikleners. Als we bij het NMF aankloppen, is het instrument net weer thuis aangekomen. Een van de volgende bruikleners op de agenda is de celliste Viola de

Hoog. Ze kent de Snoeck goed, bespeelde hem onder meer in Purcells Dido and Aeneas en in Bachs Vijfde Brandenburgs concert. ‘De Snoeck is alleen al bijzonder omdat het een instrument uit de Lage Landen betreft’, zegt De Hoog. ‘Hij klinkt geweldig in een ensemble. Deze basse de violon heeft een heel diepe klank, die toch zweeft. Om dit instrument op de juiste manier te laten spreken, moet je niet alleen je techniek aanpassen ten opzichte van de cello, je hebt ook een specifieke stok nodig. Met Luis Emilio Rodriguez Carrington, de beste stokkenbouwer die ik ken, ben ik in gesprek over wat de juiste stok is. Luis Emilio is een expert, hij experimenteert met het materiaal, het gewicht, de balans. Een goede stok vormt een hele zoektocht. Pas als je die hebt gevonden, is een instrument compleet.’ ■●


UIT DE BRON

SPREZZATURA ‘VEEL MEER KUNNEN DAN JE TOONT’

Omstreeks 1600 kwam in Italië de monodie in zwang, solistisch gezang met akkoordische begeleiding. Giulio Caccini was een van de belangrijkste vertegenwoordigers van deze nieuwe stijl. De expressieve manier van zingen verlangde een eigenschap die sprezzatura werd genoemd en rechtstreeks voortkwam uit de klassieke retorica.

MUZIEKVOORBEELD Enkele maten uit het ‘modelmadrigaal’ Deh, dove son fuggiti, waarin Caccini de aanwijzing geeft dat drie maten moeten worden uitgevoerd ‘zonder maat, als het ware sprekend in overeenstemming met de boven genoemde sprezzatura’ ('senza misura, quasi favellando in armonia con la suddetta sprezzatura').

Het woord sprezzatura werd in 1528 als neologisme geïntroduceerd door Baldassare Castiglione, in diens Libro del cortegiano, het ‘Boek van de hoveling’. In gefingeerde dialogen zette Castiglione uiteen aan welke eisen de volmaakte edele diende te voldoen. Het boek is in de renaissance een bestseller geweest en heeft ook in latere eeuwen talloze herdrukken gekregen. Sprezzatura betekent zoveel als zorgeloosheid, achteloosheid – een gemakkelijke, bijna nonchalante manier van doen. Castiglione beschouwde sprezzatura, ‘de ware bron van het gracieuze’, als een basis voor alle menselijke activiteit en spraak. Het ideaal is om: in alle omstandigheden een zekere achteloosheid [sprezzatura] te doen blijken, die

alle inspanning verbergt en bewijzen moet, dat wat gedaan en gezegd wordt, zonder moeite en bijna onopzettelijk geschiedt. Ik geloof, dat daaruit in de eerste plaats de innemendheid voortvloeit. Want van zeldzame en goed uitgevoerde handelingen ziet iedereen de moeilijkheid in, waarom gemakkelijkheid in het uitvoeren daarvan zeer grote verwondering wekt. Daarentegen maakt de gedwongenheid, het als men zegt ‘met de haren erbij slepen’, een zeer onaangename indruk en doet iets gering achten, ook al is het iets groots. Daarom kan men zeggen: de ware kunst is, dat ze geen kunst schijnt; en men heeft zich op niets anders toe te leggen dan om haar te verbergen. Want als men haar merkt, dan is haar aanzien weg en bezorgt ze de mens weinig achting. (I, 26)


39

TEKST / Thiemo Wind

RAFFAELO SANZIO (RAFAËL) Portret van Baldassare Castiglione, ca. 1514-1515. Parijs, Louvre.

Giulio Caccini heeft de muzikale dimensies van sprezzatura nader uitgewerkt, allereerst in het voorwoord tot zijn Euridice (1600), later in Le nuove musiche (1601) en ten slotte in zijn Nuove musiche e nuova maniera di scriverle (1614). Voor hem is het principe sterk verbonden met een muzikale benadering van het spraakritme, waardoor een strikte metrische indeling verdwijnt en zelfs het idee van een maatindeling kan vervagen, alles ten gunste van een natuurlijke voordracht. In het voorwoord tot L’Euridice schrijft hij: In deze manier van zingen heb ik een zekere sprezzatura gebruikt, waarvan ik heb gemeend dat deze iets voornaams heeft, terwijl het mij voorkomt dat ik hiermee het dichtst in de buurt van de natuurlijke spraak ben gekomen. In Le nuove musiche geeft Caccini met betrekking tot het ‘modelmadrigaal’ Deh, dove son fuggiti de aanwijzing dat drie maten moeten worden uitgevoerd ‘zonder maat, als het ware sprekend in overeenstemming met de boven genoemde sprezzatura’ (zie het muziekvoorbeeld).

In zijn Nuove musiche e nuova maniera di scriverle (1614) gaat Caccini erop door. Het dwalen van snelle noten waarover hij schrijft, wijst op ritmische souplesse: Sprezzatura is die lichtheid die men aan het gezang geeft met het dwalen van verscheidene achtsten en zestienden op verschillende tonen, waardoor men, als het in het juiste tempo wordt gedaan, het gezang van een zekere, bepaalde magerheid en droogheid ontdoet, en het plezant, vrij en luchtig maakt, zoals welbespraaktheid en rijkdom in gewone spraak de dingen lichter en zoeter maken die men vertelt. Caccini was niet de eerste die het begrip sprezzatura op muziek projecteerde. Castiglione zelf ging hem voor: Een musicus die in het zingen een enkele slotnoot met een zacht accento en een groppetto duplicato uitvoert met zoveel gemak dat het bijna toevallig lijkt, laat met dit enkele punt merken dat hij veel meer kan dan hij toont. (I, 28) ■●

IN MAART A.S. reizen de bariton Marc Mauillon en harpiste Angélique Mauillon met monodische kunst van Caccini en tijdgenoten door het land, in het kader van het Seizoen Oude Muziek. Zie p. 54.

‘De ware kunst is, dat ze geen kunst schijnt.'


BOEKBESPREKING THE GOLDEN AGE OF FLEMISH HARPSICHORD MAKING A STUDY OF THE MIM’S RUCKERS INSTRUMENTS

Het Muziekinstrumentenmuseum in Brussel (MIM) bezit de grootste collectie nog bestaande instrumenten uit de Ruckers-dynastie – een beroemde Antwerpse familie van instrumentenbouwers uit de zestiende en zeventiende eeuw. Er staan elf virginalen, een klavecimbel en een gecombineerd klavecimbel-virginaal. Hoewel de meeste instrumenten in de twintigste eeuw zijn aangeschaft, is pas afgelopen zomer een uitgebreide studie van de hele collectie gepubliceerd: het langverwachte The Golden Age of Flemish Harpsichord Making: A Study of the MIM’s Ruckers Instruments.

Dit lijvige boekwerk omvat artikelen over de historische context van de Ruckers-dynastie, een gedetailleerde en prachtig geïllustreerde instrumentencatalogus waarin de resultaten van de uitgebreide technische analyses worden samengevat, artikelen die nog dieper ingaan op technische vragen dan waarvoor in het catalogusdeel plaats is, en een artikel over het zogenaamde ‘Ruckers-Taskin-klavecimbel’. Dit laatste instrument is er een van vijf die bij aankoop door het museum aan Ruckers werden toegeschreven, maar inmiddels niet meer als originele Ruckers worden beschouwd. Alle vijf instrumenten zijn opgenomen in het onderzoek, ‘niet alleen om met zekerheid hun herkomst te bepalen, maar ook vanwege hun ontegenzeggelijke organologische waarde’ (p. 76). Het boek begint met artikelen over economie, iconografie en muziekwetenschap. Karel Moens’ beschrijving van de politieke en economische omstandigheden waarin het Ruckers-atelier tot bloei kwam, is heel inzichtelijk. Vooral interessant is zijn bespreking van de zich ontwikkelende exportmarkt voor luxegoederen in Antwerpen, die grotendeels in handen was van het SintLucas-Gilde, waarvan de klavecimbelbouwers deel uitmaakten. Marcel Vekeman probeert


41

TEKST / Tamar Hestrin Grader

(vergeefs) grip te krijgen op de vraag wat er te leren valt uit afbeeldingen van klavecimbels uit die tijd, maar zijn verslag wordt amusant door zijn eigenaardige woordgebruik (zoals paralelipedic, meridional, septentrional). Het lange en gedetailleerde essay van John Koster over het muzikale gebruik van Ruckers’ instrumenten is stimulerend en informatief. De instrumentencatalogus vult vele gaten in onze kennis en maakt ook op een vlijmscherpe manier duidelijk hoe radicaal de conservatie-ethiek van de vroege twintigste eeuw verschilt van die van de eenentwintigste eeuw. Na het catalogusdeel volgen nog vier artikelen over de methodologie en resultaten van de technische onderzoeken die zijn gedaan naar de gehele collectie: een vergelijkende studie naar de rozetten (Emily Akkermans en Patrick Storme), een materiaalstudie naar de decoratietechnieken (Steven Saverwyns en Marina Van Bos), een reconstructiepoging van het ‘akoestische profiel’ van de Ruckers-instrumenten die niet langer bespeelbaar zijn (Sandie Le Conte); en een dendrochronologische studie naar alle klankborden (Arjan Versteeg). Hierna volgen nog twee artikelen, over de moeder-en-kind-muselaar van

Hans Ruckers uit 1610 (Pascale Fraiture, Armelle Weitz en Philippe Gerrienne) en het eerder aangestipte artikel over de Ruckers-Taskin. Al met al bevat dit boekwerk een zee aan informatie. Natuurlijk kun je, zoals bij elk project van deze omvang, discussiëren over enkele keuzes die zijn gemaakt. Bijvoorbeeld: de MIM-collectie bezit twee van slechts vier bekende Vlaamse virginalen van voor Ruckers’ bloeiperiode: het virginaal van Johannes Grouwels (ca. 1580) en het polygonale virginaal van Ioes Karest (1548). Beide zijn minstens even interessant als de vijf genoemde niet-Ruckers-instrumenten, maar desondanks zijn ze niet opgenomen in deze studie. Zonder twijfel was het noodzakelijk om ergens een grens te trekken, en dat ‘ergens’ zal voor sommige lezers arbitrair lijken, afhankelijk van hun interesses. Helaas wordt het boek ontsierd door een opvallend hoog gehalte aan typfouten, grammaticale fouten en verwarrende zinsbouw. Een enkel foutje is natuurlijk vergeeflijk, maar de frequentie in dit boek geeft aan dat er te weinig tijd is ingeruimd voor correctierondes. Ondanks deze kanttekeningen is dit een belangrijke en bruikbare bijdrage aan de bestaande literatuur over deze

beroemde familie van klavecimbelbouwers. Het is bovendien een bewonderenswaardig voorbeeld van de weg die ook toekomstige publicaties over instrumentencollecties zouden moeten nemen: een moedige en vastbesloten poging om historische en wetenschappelijke benaderingen tot organologie te combineren, opdat zij elkaar kunnen ondersteunen en verlichten. ■●

THE GOLDEN AGE OF FLEMISH HARPSICHORD MAKING: A STUDY OF THE MIM’S RUCKERS INSTRUMENTS Pascale Vandervellen (et al.). Muziekinstrumentenmuseum, Brussel 2017. 420 pagina’s, € 59. Meer informatie: mim.be


DE GEELVINCKCOLLECTIE

DE WONDERE WERELD VAN HISTORISCHE KLAVIERINSTRUMENTEN

EEN VROEGE STAANDE PIANO UIT DE GEELVINCK-COLLECTIE WORDT GESTEMD

Als fortepianist leer je je muzikale wereld het beste kennen aan de hand van originele instrumenten, letterlijk via aanraking. Van deze instrumenten valt veel te leren: als een open boek maken ze je duidelijk hoe je bepaalde stilistische tradities en ontwikkelingen en de filosofische context van een stijlperiode

DE GEELVINCK MUZIEK MUSEA hebben meerdere vestigingen. Het Pianola Museum (zie ook Berichten, p. 40) en de Sweelinck Collectie zijn gevestigd in Amsterdam; in Zutphen bevindt zich het Muziek Museum met diverse historische piano's. Zie geelvinck.nl voor alle informatie.

moet begrijpen. De collectie van de Geelvinck Muziek Musea is wat dit betreft een droom. Een fortepianist moet leren omgaan met niet slechts één type klank, maar met een veelheid aan klanken en timbres. In de achttiende en negentiende eeuw maakte de piano immers een ongelooflijke ontwikkeling door. Elke nieuwe uitvinding in het mechaniek resulteerde in een andere klank en nieuwe expressiemogelijkheden. De filosofische ideeën en klankidealen van elke periode waren bovendien van invloed op de nieuwe ontwikkelingen. De charme van dit alles, van wat

we tegenwoordig misschien zouden beschouwen als ‘imperfecties’, is dat we veel kunnen leren over hoe de muziek in haar eigen tijd gespeeld kan zijn. Daarom is het zo essentieel om fysiek kennis te maken met de originele instrumenten. De collectie van de Geelvinck Muziek Musea geeft alle fortepianisten en hun kamermuziekpartners in Nederland en daarbuiten de mogelijkheid om op een realistische manier een reis te maken door een muzikaal continuüm. De collectie omvat instrumenten van verschillende herkomst: uit het voormalige Sweelinck Museum, het voormalige Finchcocks Museum, de Colt Collection en het Boston Art Museum. Ongeveer de helft van de Geelvinck-collectie bestaat uit tafelklavieren (square pianos), de andere helft uit een variëteit aan fortepiano’s, giraffe-piano’s, pianino’s en dergelijke. De instrumenten uit de Sweelinck-collectie zijn voor mij extra speciaal. Ze vormen een onmisbare educatieve bron voor het Conservatorium van Amsterdam. Toen ik naar Nederland kwam om pianoforte te studeren bij Richard Egarr, dook ik onmiddellijk in de wereld van die historische instrumenten. De Broadwood uit ca. 1800 bijvoorbeeld, die een Engels me-


43

NIEUW IN HET SEIZOEN OUDE MUZIEK 2018/2019: HET MINIFESTIVAL KLAVIEREN IN ZUTPHEN. Een feestelijke zaterdag lang – 18 mei 2019 – zijn we te gast in Zutphen, waar jong talent zal spelen op de historische instrumenten van het Geelvinck Muziek Museum. Deze eerste editie is gewijd aan Felix en Fanny Mendelssohn. Meer informatie in de Seizoensbrochure en op oudemuziek.nl.

chaniek heeft – een type instrument waaraan Dussek zelf nog heeft gewerkt. Hij overtuigde de Broadwood-bouwer ervan om het gebruikelijke aantal van vijf octaven uit te breiden met een half octaaf. Ook het Weense ‘Angst-klavier’ voor Schubert en de jonge Chopin behoorde tot mijn eerste ‘kennissen’ in de Sweelinck-collectie. Daarna raakte ik gefascineerd door de intieme tonen van de tafelklavieren. Een deel van deze instrumenten zal worden ingezet tijdens het Geelvinck Fortepiano Festival en Concours. Het concours biedt naast de gebruikelijke (grand) fortepianocompetitie een afzonderlijke wedstrijd voor het tafelklavier en stimuleert ook componisten om nieuwe werken te schrijven voor dit instrument. De tafelpiano’s van Geelvinck spelen een belangrijke rol in de ‘opvoeding van het oor’ die een fortepianist moet nastreven. Speciale aandacht dient te gaan naar de verfijning van de klank en dus ook het toucher, waarbij eerder naar tederheid en verrukking gezocht moet worden dan naar kracht en virtuoze, energieke uitbarstingen. Een schitterend exemplaar is de tafelpiano uit 1769 die in Londen werd gebouwd door Johannes Zumpe en Gabriel Buntebart. De omvang is GG-f3,

TEKST / Olga Pashchenko

het mechaniek is enkelvoudig met bovendempers. Er zijn drie hendels die de dempers en het buff-register bedienen. Het gevoel van zo’n vroeg mechaniek en het feit dat de dempers en registers met de hand bediend worden, is veel informatiever dan welk theorieboek dan ook. Het idee van een niet gestandaardiseerde klank en de mogelijkheid om een instrument voor een specifieke gelegenheid uit te kiezen, is iets waar een fortepianist zich mee vertrouwd moet maken. Dankzij de Geelvinck-collectie kan men kennismaken met instrumenten als een pianoforte met zeseneenhalf octaaf die Joseph Dohnall rond 1825 in Wenen bouwde, uitgerust met een Weens mechaniek en una-corda-pedalen, sustainpedaal, moderator en (!) percussie. Of met zijn Engelse rivaal: een piano van Stodart uit 1815 met slechts twee ‘normale’ pedalen: een sustainpedaal en eentje voor ‘una o due corde’. Tijdens het Geelvinck Fortepiano Festival 2017 speelde ik muziek van Beethoven op vier verschillende instrumenten: elk passend bij verschillende periodes uit het leven van de componist. Op deze manier behoort het ook tot de opdracht van de collectie om het publiek opnieuw vertrouwd te maken

met het klankerfgoed uit de achttiende, negentiende en vroege twintigste eeuw. De beheerders van de collectie zijn ook de organisatoren van de verschillende fortepiano-evenementen die onder de vlag van Geelvinck plaatsvinden. Dit alles werd een cruciaal onderdeel van mijn muzikale leven in Nederland, toen ik studeerde en deelnam aan concoursen, toen ik concerten ging geven, en ook nu ik daarnaast jonge fortepianostudenten onder mijn hoede heb aan het Conservatorium van Amsterdam — of dat nu in het officiële gebouw is of in de crypte van de Posthoornkerk, waar een deel van de collectie zich bevindt. Deze collectie leert ons zoveel over ons culturele erfgoed en de manier van denken in de afgelopen eeuwen, waarbij de voorkeur werd gegeven aan variëteit en intimiteit boven perfectie en uniformiteit. De ‘kijken-maar-niet-aankomen’-ervaring van een museum wordt hier uitgebreid met aanraken, ontdekken, uitvoeren, componeren en aan het licht brengen. ■●


44

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

TUSSEN HEMEL EN AARDE DE GODDELIJKE JOSQUIN I

n de Bourgondische lusthof die het Festival Oude Muziek 2018 belooft te worden, zal één man de scepter zwaaien: de illustere Josquin Desprez (ca. 1450-1521), ‘meester der tonen’ volgens Maarten Luther en ‘de prins van de polyfonie’ in de woorden van Philippe Herreweghe. De ruime aandacht voor deze componist, tijdens de festivalperiode en eerder al het Seizoen Oude Muziek, is geen toeval: het oeuvre van Josquin – boegbeeld van de derde generatie Frans-Vlaamse polyfonisten – is tweemaal integraal uitgegeven door de Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis (KVNM), die dit jaar haar honderdvijftigste verjaardag viert. Met het Amerikaanse Cut Circle, geleid door Stanford-professor Jesse Rodin, wordt het feestje alvast stevig afgetrapt: ‘Josquin mag je gerust “edgy” noemen. Volgens mij zou hij geweldig klinken boven een technobeat.’

JOSQUIN Houtsnede uit 1611, gebaseerd op een intussen verloren gegaan portret, geschilderd tijdens zijn leven.

Een zonnige middag in Villa I Tatti, Florence, waar hij sinds een jaar werkt aan een boek over renaissancemuziek: dankzij Skype tref ik een gelukkige en energieke Jesse Rodin op een anderszins weinig opbeurende, typisch Belgische winterdag. ‘Ik zit hier midden in de heuvels, met een prachtige tuin en bibliotheek binnen handbereik... magisch!’ Met zijn opdracht van het Seizoen Oude Muziek is hij minstens even blij: ‘We zijn maar al te graag ingegaan op de vraag om een programma te maken rond Josquin. Het was al een tijdje geleden dat we werk van hem hadden gezongen, en dus een mooie kans om nieuw repertoire uit te proberen en enkele stukken te hernemen waar we al verzot op waren.’ JOSQUIN, DE ONGRIJPBARE

Met Josquin mag Cut Circle een absolute meester van de meerstemmige renaissancemuziek voor het voetlicht brengen. De componist heeft zijn schaduw geworpen over vrijwel alle andere polyfonisten van zijn generatie. Het mag daarom vreemd lijken dat zijn leven zo schaars gedocumenteerd is. Josquin werd vermoedelijk geboren tussen 1450 en 1455 in het Frans-Vlaamse Saint-Quentin. Een eerste onbetwiste referentie dateert uit 1477, toen hij in Aix-en-Provence

TEKST / Sofie Taes

BEELD / Jesse Rodin, Cut Circle



46

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

JESSE RODIN: WE ZINGEN AGRICOLA’S EN FRYE’S ZETTINGEN VAN TOUT A PAR MOY VLAK NA ELKAAR. DIE VAN AGRICOLA MAG JE GERUST ‘CRAZY’ NOEMEN: de muziek is verschroeiend intens, er gebeurt de hele tijd wat. Maar wat vooral opvalt: Agricola’s chanson lijkt in nagenoeg niets op het origineel van Frye! Het is bijna alsof hij een statement heeft willen maken: ‘Kijk, ik vertrek van hetzelfde als jij maar doe er iets compleet anders mee, in mijn stijl en volgens mijn eigen regels.’ Niets is toeval in deze muziek: de componist bedient de schuifjes van de mengtafel met perfecte beheersing, waardoor het origineel enkel doorschemert daar waar hij het wil.

SEIZOEN OUDE MUZIEK JOSQUIN: MISSA FAISANT REGRETZ Cut Circle wo 23 mei / 20.15 Delft, Sint-Hippolytuskapel do 24 mei / 20.30 Zwolle, Grote Kerk vr 25 mei / 20.15 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ za 26 mei / 20.30 Maastricht, Kerk van Sint-Pieter boven zo 27 mei / 16.30 Utrecht, Geertekerk Meer informatie: oudemuziek.nl/cutcircle

was tewerkgesteld als zanger aan de kapel van de hertog van Anjou. Na mogelijk in dienst te zijn geweest bij Lodewijk XI van Frankrijk en de machtige Sforza-familie in Milaan, trad Josquin in 1489 toe tot de prestigieuze pauselijke kapel. Het jaar van zijn vertrek aldaar is niet meer te achterhalen: de registers uit de periode 1495-1500 zijn verloren gegaan. Wel weten we dat hij dankzij zijn verblijf aan de Sixtijnse Kapel een aantal aantrekkelijke beneficies kon verzamelen: een kanunnikschap aan de Notre-Dame in Saint-Omer, een parochie in Saint-Ghislain (1489), in Basse-Ittre (1493), en een kanunnikschap aan de Saint-Géry in Cambrai (1494). Na een nieuwe betrekking aan het Franse hof vinden we hem in 1503 bij de d’Estes in Ferrara, dit ondanks het advies van een agent die Heinrich Isaac geschikter achtte: Het is waar dat Josquin de betere componist is. Maar hij schrijft enkel wanneer hij dat wil en niet wanneer hem dat wordt gevraagd. En hij vraagt 200 dukaten terwijl Isaac er maar 120 wil. Maar goed, het is uw beslissing. Ercole d’Este koos voor Josquin, maar zag hem een jaar later alweer vertrekken naar de Notre-Dame in Condé-sur-l’Escaut, Frans-Vlaanderen. Deze kapittelkerk stond bekend om haar hoogstaande muziekcultuur en uitstekende koor: de perfecte bestemming voor Josquin, en ook zijn laatste. Op 27 augustus 1521 werd hij op het kerkhof van Condé te rusten gelegd. Hoewel de biografie van Josquin haast meer op giswerk dan op feiten berust en ook zijn werkencatalogus heel wat lacunes vertoont, wordt intussen algemeen aangenomen dat de man echt heeft bestaan en geen valse personificatie is van onbekende one-hit-wonders uit die tijd. Op bijna onvoorstelbare wijze heeft hij geëxcelleerd in alle wereldlijke en religieuze genres die toen werden gecultiveerd. In het programma van Cut Circle is een uitgekiende mix van beide te horen. Jesse Rodin: ‘Door profane en geestelijke muziek te combineren, wilde ik tegen de grenzen aanduwen van het ‘standaard-renaissanceprogramma’. Daarnaast moet zo’n programma interessant zijn vanuit een intellectueel perspectief, maar ook op het puur muzikale vlak – als een aantrekkelijk luistergeheel. Het is tenslotte geen lezing maar een concert.’ VAN LEVENSLIED TOT LITURGIE De Missa Faisant regretz lijkt de ruggengraat van deze gemengde bloemlezing...

‘Inderdaad. Het is een werk uit het begin van de zestiende eeuw – het ‘jongste’ op dit programma – van een Josquin op het toppunt van zijn kunnen. Vooral zijn meesterschap in het combineren springt in het oog: hij tracht zoveel mogelijk muzikale ideeën samen te brengen en te comprimeren, wat krachtige en bijzonder verfijnde muziek oplevert. Daar komt nog bij dat hij in deze compositie de lat extreem hoog legt. Het hele werk is gebaseerd op een oersimpel motief van vier noten, ontleend aan het hoofse chanson Tout a par moy van de vijftiende-eeuwse Engelse componist Walter Frye. Hier gaan wereldlijke en religieuze muziek dus letterlijk hand in hand.’ Tout a par moy is een hartverscheurende klacht van iemand die zich opsluit in zijn grote verdriet. Is het niet vreemd dat Josquin zo’n lied gebruikt voor een compositie met een liturgische bestemming?


Tussen hemel en aarde / De goddelijke Josquin

47

‘Het baseren van missen op chansons was in die tijd zeker niet ongewoon en ook het thema van de onbeantwoorde liefde was een gangbaar gegeven. Wat volgens mij voor Josquin de doorslag heeft gegeven om specifiek dit lied te kiezen, was een latere zetting van dezelfde tekst door Alexander Agricola, misschien wel de belangrijkste liedcomponist van de Josquin-generatie. Agricola’s versie tekent de componist ten voeten uit: hij gebruikt de tenorpartij van het lied van Frye als basis voor zijn eigen tenor, zij het in een langzamer tempo dan dat van de andere stemmen. Daaromheen weeft hij een karakteristiek compact web van klank, waarin diverse herhaalde patronen door het oppervlak priemen. Het belangrijkste motief stamt van de frase ‘Faisant regretz’: precies de cel die ook Josquin als bouwsteen gebruikt. In zijn mis demonstreert Josquin welke andere oplossingen hij heeft gevonden voor de toepassing van Agricola’s idee: een ronduit briljante oefening. Aan het slot lijkt Josquin dan formeel de competitie aan te gaan met Agricola: de bovenste partij zingt noot voor noot de eerste stem van Frye’s origineel, maar in plaats van de Franse tekst hoor je het latijnse Agnus Dei. Terwijl die opvallend geciteerde hoofdmelodie de luisteraar onmogelijk kan ontgaan, duiken in de omliggende stemmen meerdere ostinato’s uit Agricola’s zetting op. Hier wordt het spel met genres en referenties onwaarschijnlijk virtuoos gespeeld: Josquin legt de wortels van de wortels van zijn creatie bloot, terwijl hij op het formele, contextuele en esthetische vlak helemaal zijn eigen gang gaat.’ MOOI ANDERS Naast deze mis-met-attributen, enkele motetten en chansons van Josquin koos u voor werk van een oudere meester: Johannes Ockeghem. UIT EEN HANDSCHRIFT BEWAARD IN BIBLIOTHÈQUE NATIONALE DE FRANCE Ockeghem is man met bril rechts CUT CIRCLE

‘We wilden laten horen hoe ver planeet Ockeghem verwijderd is van planeet Josquin (lacht). Twee chansons die beginnen met dezelfde tekst (Baisez moy / Baisies moy) onthullen een wereld van verschil: Josquin maakte de meer speelse zetting, Ockeghem schreef een erg hoofs chanson. Ook de melodiek is bij beide componisten totaal anders: die van Ockeghem elegant maar grillig en onvoorspelbaar, Josquin maakt er daarentegen bijna een grapje van! De bovenstemmen zijn in canon geschreven en zelfs in de onderstemmen duikt gelijksoortig materiaal op. Korte motieven, dicht op elkaar gedrukt, maar zeer transparant en een tikje ondeugend.’ Wat maakt de aanpak en vertolking van deze muziek door Cut Circle bijzonder?

‘Het is mijn missie om dit repertoire te demystificeren. Het ís niet magisch. Het ís niet ondoordringbaar. Deze muziek is rechttoe-rechtaan en buitengewoon intens. Ik ben ervan overtuigd dat ze daarom ook op intense wijze uitgevoerd moet worden. Ik vraag mijn zangers om zich voluit te geven, met oog voor detail maar toch veel volume en kracht – niet “onbewogen”, zoals je vaak hoort. Elke compositie, elke componist, maar ook elke toehoorder verdient ons volledige engagement. We stappen daarom ín het repertoire, door het niet alleen te lezen – samen vanaf één lessenaar – maar het ook te memoriseren en het ons helemaal eigen te maken. Ik geloof dat dit ook voor de luisteraar een meerwaarde oplevert, omdat de muziek zo pure emotie en maximale zeggingskracht krijgt.’ ■●


48

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

berichten EDISON OEUVREPRIJS VOOR TON KOOPMAN

NIEUWE DIRECTEUR BIJ DE NEDERLANDSE BACHVERENIGING

Ton Koopman is de gelukkige ont-

In 2005 voltooide hij met zijn Amster-

Sinds 1 januari 2018 is Willemijn

vanger

Klassiek

dam Baroque Orchestra & Choir het

Mooij de nieuwe directeur van de

Oeuvre­prijs 2017. De jury eert Koop-

megaproject dat de integrale opname

Nederlandse

man ‘voor alle geweldige cd’s die hij

van Bachs cantates behelsde. In 2014

eerste algemeen directeur van het

maakte en alle onvergetelijke uren

werd een even indrukwekkende pro-

gezelschap volgt ze Jan Van den

intelligent luisterplezier die hij ons

ject afgerond en stond het complete

Bossche op, die de afgelopen jaren

heeft bezorgd – en nog zal bezorgen.’

oeuvre van Buxtehude op de plaat.

zakelijk directeur was. Eerder al

De klavecinist, organist en dirigent

De jury van de Edison Klassiek Oeu-

maakte de Bachvereniging bekend

Ton Koopman zet zich al sinds de ja-

vre- prijs, onder voorzitterschap van

dat de violist Shunske Sato per 1

ren 1970 met al zijn energie in voor

muziekjournaliste Mischa Spel, roemt

juni 2018 Jos van Veldhoven zal op-

de muziek van barokgrootheden als

Koopmans kennis en muzikaliteit:

volgen als artistiek leider. Willemijn

Bach, Buxtehude en Telemann.

‘Als een borrelende bron van kennis

Mooij studeerde politicologie en

over en enthousiasme voor muziek

muziekwetenschap en werkte sinds

– zo mag je de dirigent, organist en

2012 als zendermanager bij Radio 4.

klavecinist Ton Koopman (73) gerust

Daarvoor was ze onder andere pro-

omschrijven. Bezoek hem thuis en je

grammamaker bij de Wereldomroep

snapt de context: 10.000 antieke mu-

en secretaris muziek bij het Fonds

ziekboeken en 35.000 banden van na

Podiumkunsten.

1800 heeft hij verzameld, en alle heb-

Een van de grote projecten waar de

ben die in zijn bibliotheek een plaats

Nederlandse Bachvereniging zich

gevonden. Koopman las er zo’n 85%

momenteel aan wijdt is All of Bach,

van. Maar dat is maar papier. En Koop-

waarbij het complete bekende oeu-

man is nou juist één en al muziek,

vre van Bach wordt opgenomen en

vlees geworden muziek. Kijk maar

via internet beschikbaar wordt ge-

naar hoe hij dirigeert: wiegend, de no-

steld aan liefhebbers over de hele

ten alle mee-ademend en belevend.’

wereld.

van

de

Edison

De Edison is een van de oudste muziekprijzen ter wereld. Ton Koopman nam zijn Edison op 19 november 2017 in ontvangst tijdens een live-uitzending van Podium Witteman.

Bachvereniging.

Als


BERICHTEN

49

PIERRE AUDI NEEMT AFSCHEID VAN DE NATIONALE OPERA

PETITIE VOOR BEHOUD PIANOLAMUSEUM

FESTIVAL OUDE MUZIEK ONDERSCHEIDEN MET IMPROVERS AWARD VOOR DUURZAAMHEID

Na precies dertig jaar neemt de re-

Het Pianola Museum is een van de mu-

Bij het Festival Oude Muziek denkt u

gisseur Pierre Audi in september

sea die worden beheerd door de Geel-

misschien aan het geel van het logo

2018 afscheid als artistiek directeur

vinck Muziek-instellingen. Het muse-

en de gele vlaggen die tijdens het

van De Nationale Opera in Amster-

um bezit een groot aantal bijzondere

evenement

dam. Hij wordt algemeen directeur

pianola’s (gemechaniseerde piano’s

maar het festival wordt óók steeds

van het prestigieuze Festival Inter-

die zelf kunnen spelen) en ruim 30.000

groener. Het Festival Oude Muziek is

national d’Art Lyriques in Aix-en-

pianorollen.

door de organisatie A Greener Festi-

Provence, als opvolger van Bernard

De Gemeente Amsterdam dreigt het

val onderscheiden met de Improvers

Foccroulle. Pierre Audi heeft tijdens

pand waarin het Pianola Museum al

Award 2017. De Improvers Award

zijn drie decennia het Amsterdamse

25 jaar is gevestigd op de vrije markt

staat voor de groene ‘reis’ die eve-

operagezelschap van een noodlij-

te koop te zetten. Het museum zou

nementorganisaties ondernemen en

dende organisatie omgevormd tot

het gebouw graag willen overnemen,

onderstreept het engagement met

een instituut met internationale uit-

maar

het actief terugdringen van hun ne-

straling. Hij regisseerde memorabele

heeft het geen schijn van kans. Het

gatieve impact op het milieu.

producties zoals Olivier Messiaens

Museum is nu een petitie gestart, die

Marisa de Brito van A Greener Fes-

St. François d’Assise, Wagners Ring

u hier kunt ondertekenen:

tival:

des Nibelungen en een baanbreken-

pianolamuseum.petities.nl

Utrecht heeft laten zien vol toewij-

tegen

projectontwikkelaars

‘Het

in

Utrecht

Festival

wapperen,

Oude

Muziek

de Monteverdi-cyclus. Audi zal zijn

ding het pad van duurzaamheid te

werkzaamheden in de Provence com-

willen volgen, beginnend bij het eigen

bineren met de artistieke leiding over

personeel en rekening houdend met

de Park Avenue Armory in New York.

de impact van lokale en globale ont-

Sophie de Lint volgt hem vanaf sep-

wikkelingen en erfgoedbehoud. Het

tember 2018 op als directeur van De

festival heeft er blijk van gegeven

Nationale Opera. De Rotterdamse De

zich in de toekomst te zullen inzetten

Lint, die viool studeerde in Genève

dergelijke acties verder uit te voeren

en diverse managementposities in

en te ontwikkelen.’

de operawereld heeft vervuld, is mo-

De Organisatie Oude Muziek vindt

menteel nog artistiek directeur bij de

het belangrijk om verantwoord bezig

Opera van Zürich. Met de keuze voor

te zijn en deze onderscheiding is een

De Lint geeft het bestuur te kennen

goede stimulans om door te gaan op

een ervaren manager te verkiezen

de ingeslagen weg.

boven een bevlogen artistiekeling. In tegenstelling tot Audi zal De Lint niet zelf gaan regisseren. Per productie worden externe regisseurs aangetrokken. Het eerste volledig door De Lint geprogrammeerde seizoen wordt 2020/2021.


50

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

CD’s

VENEZIA MILLENARIA, 700-1797 HESPÈRION XXI E.A. O.L.V. JORDI SAVALL ALIA VOX AVSA 9925 (DUBBEL-CD MET BOEK)

TEKST / Albert Edelman (EA), Eddie Vetter (EV), Thiemo Wind (TW)

Een prachtig boekwerk en twee cd’s zijn gewijd aan de geschiedenis van Venetië. Jordi Savall en de zijnen beschrijven hoe de lagunestad zich ontwikkelt van een nederzetting van mensen op de vlucht voor plunderende barbaren tot een onafhankelijke republiek en een belangrijke zeemacht, mede dankzij de vloot en de levendige handel met het Midden-Oosten. De stad kreeg ook religieus aanzien. De evangelist Marcus zou als de eerste patriarch van Alexandrië in Egypte zijn gestorven. Twee jonge Venetianen bevrijdden zijn stoffelijke resten ‘uit de klauwen van de islam’ en brachten ze naar de stad, die met de San Marco een bedevaartsoord werd. Terwijl de politieke en economische macht in de loop der eeuwen afnam, ontwikkelde de ‘serenissima’ zich tot een paradijsje voor genotzoekers, een lustoord waar het altijd carnaval leek te zijn. De geschiedenis eindigt hier in 1797, als Napoleon de stad verovert en de republiek uiteenvalt. Venetië en muziek lijken steeds met elkaar verbonden te zijn geweest, maar de nummers op de eerste van de twee cd’s zijn geen van alle direct afkomstig uit de dogestad. Vanwege de nauwe banden met het Oost-Romeinse Rijk klinken er Byzantijnse gezangen, uitgevoerd door het Ensemble Panagiotis Neochoritis. Om de betrokkenheid bij de kruistochten aan te duiden is er plaats ingeruimd voor een strijdlied van de troubadour Marcabru, maar dat gaat over de bevrijding van het Iberisch Schiereiland. Pas als in de zestiende eeuw Adrian Willaert wordt benoemd tot kapelmeester van de San Marco, krijgen de muzikale illustraties een aantoonbare relatie met Venetië. Dan is het met de eerste belangrijke muziekuitgever Petrucci de hoofdstad van de muziekdrukkunst geworden en vestigt het zijn faam met componisten als de gebroeders Gabrieli, Monteverdi en Vivaldi. Savall gaat er bijna geheel aan voorbij dat het in de zeventiende en de achttiende eeuw ook een van de belangrijkste operacentra is geweest. Des te meer aandacht heeft hij voor de multiculturele aspecten van Venetië als een kruispunt van Oost en West. Dat doet hij met een bont panorama waarin Turkse en Armeense muziek hand in hand gaat met Monteverdi en Vivaldi. EV


CD’S

LA RUTA DE LA SEDA CAPELLA DE MINISTRERS O.L.V. CARLES MAGRANER CDM 1743 In deze fraai verzorgde uitgave volgen Carles Magraner en zijn Capella

51

CIPRIANO DE RORE: PORTRAIT OF THE ARTIST AS A STARVED DOG GRAINDELAVOIX O.L.V. BJÖRN SCHMELZER GLOSSA PLATINUM GCD P32114

de Ministrers de zijderoute. Ze on-

J. HANDL: MOTETS ENSEMBLE MUSICA NOVA O.L.V. LUCIEN KANDEL HARMONIA MUNDI PDD010 Jacobus Handl, ook wel bekend als Jacobus Gallus, werd geboren in Slovenië. In 1586 vestigde hij zich in

dernemen een muzikale reis die ze-

Graindelavoix blijft in alle opzichten

Praag, waar hij in vier jaar tijd vier

venduizend kilometer en vele eeuwen

raadselachtig, honderd procent met

boeken met in totaal 374 (!) motet-

omspant. Vanuit China bereiken ze via

opzet, en deze cd is geen uitzonde-

ten publiceerde. Voor de cd zijn er

India en Perzië geleidelijk Turkije en

ring. Wie iets wil begrijpen van de titel

uit deze overvloed zeventien gese-

het Midden-Oosten om te eindigen

moet de fascinerende toelichting van

lecteerd, opvallend genoeg niet de

aan de Middellandse Zee, in Italië en

artistiek leider Björn Schmelzer lezen:

bekendste. Hoewel Handl zelfs mo-

Spanje. De leden van het ensemble

de hongerige hond in kwestie symbo-

tetten voor 24 stemmen heeft ge-

bespelen instrumenten als vedel en

liseert een soort goddelijke trance in

componeerd, is zijn stijl veel soberder

gamba, draailier en luit, doedelzak en

een prent van Dürer, die hij gespie-

dan de spectaculaire Venetiaanse

velerlei slagwerk, maar ze worden op

geld ziet in een portret van De Rore.

meerkorigheid die toen in de mode

hun wereldreis bijgestaan door een

Op basis van die projectie van een

was. Bij nadere beschouwing blijken

keur van internationale musici op de

divino

Graindelavoix

de werken razend knap te zijn gecon-

Chinese pipa, de Indiase sitar en tab-

aan de slag met de madrigalen. De

cipieerd en toch verdient Handl niet

la, de Arabische ud en wat dies meer

stemmen wiebelen hun weg door het

meer dan een plaatsje in de schaduw

zij. Instrumenten spelen ook een par-

repertoire, en in Beato mi direi expe-

van tijdgenoten als Lassus en Pa-

tijtje mee in vocale nummers. Het

rimenteren ze zelfs met vocale dimi-

lestrina. Hoe schitterend en sonoor

geheel heeft veel weg van een multi-

nuties

microscopische

zijn vocale polyfonie ook kan aan-

cultureel allegaartje, maar dat doet

versieringen), een praktijk die instru-

doen, af en toe komt de gedachte aan

weinig afbreuk aan het resultaat. De

mentalisten inmiddels weer beginnen

een zestiende-eeuwse lopende band

uitvoeringen op de twee cd’s zijn ge-

te beheersen, maar zangers nog zel-

op. Zodra muzikale retoriek een rol

noeglijk en het prachtige boekwerk

den… Een wonderlijk effect. (Cornet-

van betekenis gaat spelen, winnen de

met teksten in het Spaans, Valenci-

tist Lluis Coll i Trulls en snarenman

composities aan zeggingskracht, zo-

aans, Frans en Engels geeft de nodige

Floris De Rycker spelen trouwens een

als in het aandoenlijke Planxit David.

achtergronden bij alle muzikale avon-

grote, dankbare rol in dit project.) Al

De uitvoeringen van Musica Nova zijn

turen. EV

blijft de lijn tussen vals, vervormd en

voorbeeldig. EV

furioso

gaat

(uitbundige

versierd altijd wat vaag bij Graindelavoix, dit is een prachtig componistenportret, en voor wie misschien wat angstig is, ronduit mild. AE


52

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

MONTEVERDI: CLORINDA E TANDREDI. LOVE SCENES VOCALE SOLISTEN, CANTAR LONTANO O.L.V. MARCO MENCOBONI GLOSSA GCD 923512

MARAIS: PIÈCES DE VIOLE LA RÊVEUSE O.L.V. FLORENCE BOLTON & BENJAMIN PERROT MIRARE MIR 386

BWV… OR NOT? THE INAUTHENTIC BACH AMANDINE BEYER (VIOOL), GLI INCOGNITI HARMONIA MUNDI MUSIQUE HMM 902322

Op deze cd zijn uiteenlopende lief-

Stilletjes zitten ze in het halfdonker,

De

desscènes verzameld die Monteverdi

de gigantische zaal in het gigantische

van Wolfgang Schmieder bevat heel

in de laatste twintig jaar van zijn leven

kasteel Chambord als een dikke de-

wat dubiosa, werken waarvan te be-

heeft gecomponeerd. Middelpunt en

ken om ze heen. De sfeer van deze cd

twijfelen valt of ze wel van Johann

hoogtepunt vormt Il combattimento

komt prachtig door in de zwart-wit-

Sebastian Bach zijn. Uit deze catego-

di Tancredi e Clorinda, het aangrij-

foto’s van Robin Davies, constante

rie heeft de violiste Amandine Beyer

pende relaas van het gevecht waarin

kompaan van onder meer het label

met haar ensemble een aantal kamer-

de christelijke kruisridder Tancredi

Alpha. Gambiste Florence Bolton en

muziekwerken opgenomen, wat met

de tot de islam bekeerde en als man

haar gezellen kiezen voor een terug-

een speelduur van tachtig minuten

vermomde Clorinda doodt, zonder te

getrokken Marais. Dit zou passen bij

een goed gevulde cd oplevert. Van

weten dat zij het is, zijn geliefde. Bij

zijn discrete persoonlijkheid, zeker

sommige werken weten we inmid-

de Venetiaanse première in 1624 was

naast die ‘diable’ van een Forqueray,

dels wel zeker dat ze van een ander

het publiek in tranen. De tenor Luca

al verwacht je misschien anders van

zijn – C.Ph.E. Bach, Johann Gottlieb

Dordolo maakt als Testo (verteller) de

de grootste gambist van zijn tijd. Te-

Goldberg. Interessant is BWV 1025,

hevige emoties opnieuw voelbaar. Zo

gelijk mocht een barokke muzikant

een luitsuite van Weiss die door Bach

weet ook de sopraan Francesca Lom-

nooit het ‘werk’ laten blijken, een tip

voor viool en klavecimbel is bewerkt.

bardi Mazzulli met haar pure stem en

waar exuberant zwoegende collega’s

Het eerste deel komt bij Weiss niet

snijdende toon de snelste weg naar

van Bolton best nog eens over kunnen

voor en zou zomaar van Bach kunnen

het hart te vinden in de Lamento

nadenken. Nu kiest iedereen natuur-

zijn. Deze prachtige fantasia hoor je

della ninfa. Deze madrigalen, eigenlijk

lijk de Marais die hem past, en ik ben

nooit! De Fuga BWV 1026 is een nog

mini-opera’s, zijn ingebed in een pas-

zeker blij met deze versie, de meester

grotere vondst. Johann Sebastian,

send programma vol amoureuze situ-

van de miniatuur, de lyrische gambist.

wie anders? De triosonate uit Das

aties. De uitvoeringen bevatten meer

Luitist Benjamin Perrot verrast onder-

musikalische Opfer is er met de ha-

‘italianità’ dan de recent uitgebrachte

tussen met twee Couperin-bewerkin-

ren bijgesleept. Die is toch van Bach?

opnamen van Les Arts Florissants on-

gen, waaronder de op klavecimbel

Over de fijnzinnige uitvoeringen kun-

der leiding van Paul Agnew, die op hun

al nauwelijks speelbare Barricades

nen we kort zijn. Niets dan goeds. TW

beurt meer raffinement vertonen. EV

mystérieuses. De laatste track – La Rêveuse, uiteraard, maar tot het maximale uitgerekt – klinkt zoet als een nachtzoen. AE

Bach-Werke-Verzeichnis

(BWV)


CD’S

53

TELEMANN: THE SOLO FANTASIAS SASKIA COOLEN (BLOKFLUIT), RAINER ZIPPERLING (GAMBA) & SHUNSKE SATO (VIOOL) GLOBE GLO 5267

BACH: MAGNIFICAT; HÄNDEL: DIXIT DOMINUS VOX LUMINIS O.L.V. LIONEL MEUNIER ALPHA 370

L’HÉRITAGE DE RAMEAU ENSEMBLE LES SURPRISES O.L.V. LOUIS-NOËL BESTION DE CAMBOULAS AMBRONAY AMY 050

Terwijl Bachs suites voor solo-instru-

Vrijwel alles wat de bas Lionel Meu-

Werkplaatsen werken, daarvan is

menten bijna meezingers werden,

nier en zijn ensemble Vox Luminis

klavierheld Louis-Noël Bestion de

blijven Telemanns solofantasieën on-

aanraken, verandert in goud. Wie in

Camboulas een mooi bewijs. De inspi-

derbeluisterd achter. In de tijd van

het afgelopen Festival Oude Muziek

rerende instituten Ambronay en Ro-

hun ontstaan was dat wel anders – al

hun glorieuze versie van Bachs Hohe

yaumont – helaas blijft dit soort plek-

hadden de meesters allicht geen weet

Messe heeft gemist, kan de uitvoe-

ken nog vooral beperkt tot Frankrijk

van elkaars composities – want waar

ring nog beleven op YouTube. De

– namen hem onder hun vleugels en

Bach schreef voor specifieke virtuo-

nieuwste cd is gewijd aan het Mag-

ziedaar: prachtige projecten, waaron-

zen, richtte Telemann zich nadrukke-

nificat van Bach en het Dixit Dominus

der afgelopen herfst een fascineren-

lijk tot het grote publiek. Een ander

van Händel. Meunier kiest weer voor

de verkenning van minimal music met

type muziek dus, maar minstens zo’n

een kleine bezetting met in het vo-

sho, accordeon en keyboard. Maar

kostbaar cadeau voor de oren, vol

caal ensemble twee zangers per stem

deze cd van Bestion de Camboulas’

geestige vondsten en kunstige con-

(behalve de sopranen: vier), en ook

ensemble is een experimentele ode

structies. Opnamen van de fantasieën

bij de violen, altviolen en celli zijn er

aan de innovator Rameau. De organist

voor respectievelijk fluit, gamba en

maar twee musici per partij. Met deze

Yves Rechsteiner bewerkte Rameau’s

viool zijn nochtans niet ál te schaars,

bescheiden equipe weet Meunier

melodieën tot drie complete orgel-

maar een complete set is welkom, ze-

maximaal reliëf in het muzikale land-

concerten, een procedé waarvoor his-

ker met deze uitvoerders. Sato’s op-

schap aan te brengen, van jubelende

torische vermoedens zijn (Balbastre

name dateert al uit 2011, terwijl Coo-

koren tot de intiemste aria’s. Mooi

zou in 1768 een concert hebben gege-

len en Zipperling zich begin vorig jaar

ook hoe de musici laten horen hoe

ven met tunes van de grote ster van

opsloten in een Bunniks kerkje voor

verschillend de stijlen van Bach en

het operatoneel). De bewerkingen zijn

de andere twee cd’s; de fluitfantasie-

Händel zijn. Het Dixit Dominus krijgt

goed gevonden, vooral in de stukken

ën klinken hier op blokfluit. Een vers

in theatraal opzicht net iets extra’s.

waar Rechsteiner en Les Surprises

opgenomen triosonate met de drie

In de uitvoeringen van beide werken

autonoom opereren en elkaar echt

maakt de set compleet. De mooie uit-

gaat levendigheid als van een goede

aanvullen. Extra spannend aan deze

gave – met nu eens geen toelichting,

live-uitvoering samen met de perfec-

opname is het gebruik van het mooie,

maar slechts citaten van Telemann

tie van het gedegen studiowerk. TW

overweldigende

Clicquot-orgel

in

zelf – is opgedragen aan de veel te

Souvigny bij Moulins, technisch goed

vroeg overleden Erik Beijer, gambist,

in balans gebracht met zijn gespreks-

producent en zoveel meer. AE

partners in het minimaal bezette kamerensemble. AE


CAMERATA TRAJECTINA BREDERO'S GOUDEN EEUW MARC MAUILLON & ANGÉLIQUE MAUILLON LI DUE ORFEI DI FIRENZE Collega’s en concurrenten: de zangers en componisten Giulio Caccini en Jacopo Peri staan samen aan de wieg van een radicaal nieuwe muziekstijl. Directe dramatische expressie komt bij hen op de eerste plaats. In het Florence van het einde van de 16de eeuw eeuw luiden ze daarmee het begin in van wat we vandaag de barok noemen. De Franse bariton Marc Mauillon is een ster in de barokke operawereld, maar hier brengt hij, samen met zijn zus Angélique op harp, intieme interpretaties van de Florentijnse muziek die rechtstreeks de weg bereidt voor Monteverdi. di 13 mrt / 20.00 Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente wo 14 mrt / 20.15 Leeuwarden, Waalse Kerk vr 16 mrt / 20.15 Deventer, Penninckshuis za 17 mrt / 20.00 Amsterdam, Waalse Kerk zo 18 mrt / 15.00 Bloemendaal, Dorpskerk

In 1618 overleed Gerbrand Adriaenszoon Bredero. Zijn Boertigh, Amoreus en Aendachtigh Groot Lied-boeck uit 1622 wordt gezien als een van de belangrijkste bundels van de gouden eeuw. Feesten, vechtpartijen en vrijages: het hele leven komt aan bod in dit licht theatraal aangeklede concert van Camerata Trajectina. za 7 apr / 20.00 's-Heerenberg, Huis Bergh zo 8 apr / 12.00 Heeswijk-Dinther, Kasteel Heeswijk di 10 apr / 20.15 Muiden, Muiderslot wo 11 apr / 20.30 Maastricht, Sint-Janskerk do 12 apr / 20.15 Westzaan, Zuidervermaning vr 13 apr / 20.15 Deventer, Penninckshuis za 14 apr / 20.15 Emmeloord, Theater ’t Voorhuys zo 15 apr / 16.00 Haarlem, Doopsgezinde Kerk ma 16 apr / 20.30 Rotterdam, Laurenskerk

RICERCAR CONSORT MONSIEUR DE SAINTE-COLOMBE Er zijn weinig details bekend over het leven van Monsieur de Sainte- Colombe – zelfs zijn voornaam (Jean) kennen we pas recent. Maar zijn composities voor twee ‘violes esgales’ zijn fenomenaal. Philippe Pierlot brengt een eerbetoon aan de Franse grootmeester van de gamba, waarbij naast fragmenten van Chambonnières en Louis Couperin ook muziek klinkt van SainteColombes leerling Marin Marais. za 12 mei / 20.15 Den Haag, Nieuwe Kerk zo 13 mei / 16.00 Amsterdam, Waalse Kerk di 15 mei / 20.00 Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente wo 16 mei / 20.15 Leeuwarden, Waalse Kerk do 17 mei / 20.15 Eindhoven, Muziekgebouw


55

SEIZOEN 2018/2019 Bent u ook nieuwsgierig naar de concerttournees van Seizoen 2018/2019? Het programma is nu bekend en de kaartverkoop is gestart! Kijk in de Seizoensbrochure of op oudemuziek.nl

CUT CIRCLE JOSQUIN: MISSA FAISANT REGRETZ De Amerikaanse zangers van Cut Circle staan voor een stoere muzikale benadering: fysiek, gefocust en energiek. Het pièce de résistance van dit concert is de Missa faisant regretz van Josquin Desprez, gecomponeerd op een motiefje van vier noten dat Josquin overneemt uit een getormenteerd liefdeslied van de Engelse componist Walter Frye. Josquin laat deze vier noten de hele mis lang terugkeren, zoals een jazzmusicus met een rifje speelt. Aan het einde duikt de complete melodie van Frye weer op: wereldlijke en spirituele liefde gaan hand in hand. wo 23 mei / 20.15 Delft, Sint-Hippolytuskapel do 24 mei / 20.30 Zwolle, Grote Kerk vr 25 mei / 20.15 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ za 26 mei / 20.30 Maastricht, Kerk van Sint-Pieter boven zo 27 mei / 16.30 Utrecht, Geertekerk

LOCATIES EN PRIJZEN

COLLEGIUM VOCALE GENT LASSUS’ LATE MADRIGALEN Philippe Herreweghe pakt met zijn dreamteam aan zangers de Mermann-madrigalen van Orlandus aan. Lassus gaf ze uit in 1587, zeven jaar voor zijn dood, en droeg ze dankbaar op aan de Beierse hofarts Thomas Mermann. Hij had hem bijgestaan na een vermoedelijke hersenbloeding. Hoewel de componist nooit meer de oude zou worden, klinkt in deze geestelijke madrigalen nog altijd het oude vuur: de muziek is expressief en levendig, Lassus besteedt aandacht aan elk woord. di 12 juni / 20.00 Utrecht, TivoliVredenburg za 16 juni / 20.00 Amsterdam, Waalse Kerk

€ 23 | Vriend € 19 CJP/student € 10 met uitzondering van Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ € 35 | Vriend/CJP/student € 28 Amsterdam, Waalse Kerk (Collegium Vocale Gent) € 30 | Vriend € 25 CJP/student € 10 Den Haag € 31 | Vriend € 28,50 CJP/student € 10 Eindhoven € 25 | Vriend € 21 Emmeloord € 13 | Vriend € 11 Maastricht € 22,50 | Vriend € 19 CJP/student € 10 Rotterdam € 32 | Vriend € 25 CJP/student € 10 Utrecht, TivoliVredenburg € 35 | Vriend € 29 Zwolle € 25,50 | Vriend € 21,50 CJP/student € 12,50 NB: Kaartverkoop voor concerten in België verloopt alleen via de betreffende concertzalen. Bestel online via oudemuziek.nl of schriftelijk met de bon in dit tijdschrift. Kijk voor uitgebreide informatie op oudemuziek.nl of vraag de brochure aan.


56

Tijdschrift Oude Muziek / 01 2018

COLOFON Tijdschrift Oude Muziek ISSN 0920-6649 jaargang 33 / nr. 1 – januari 2018 verschijnt 4x per jaar uitgave en productie Stichting Organisatie Oude Muziek Utrecht bureau Plompetorengracht 4 3512 CC Utrecht t. +31 (0)30 232 9000 info@oudemuziek.nl www.oudemuziek.nl correspondentieadres Plompetorengracht 4 3512 CC Utrecht Nederland vormgeving Doretta Rinaldi lay-out Esther de Bruijn drukwerk en bindwerk BCM coverbeeld Detail uit De kantklosster (166[3]) van Gerard Dou. Karlsruhe, Staatliche Kunsthalle. redactie Thiemo Wind, hoofdredactie Susanne Vermeulen, eindredactie Xavier Vandamme Jed Wentz Juliëtte Dufornee medewerkers aan deze uitgave Rebekah Ahrendt, Frederike Berntsen, Marcel Bijlo, Albert Edelman, Tamar Hestrin Grader, Agnes van der Horst, Pieter Lucassen, Guido van Oorschot, Johan Oosterman, Olga Pashchenko, Sofie Taes, Natascha Veldhorst, Eddie Vetter adverteren tarieven via 030 232 9000 of www.oudemuziek.nl miniadvertenties voor particulieren, € 15 per 4 regels, 140 lettertekens, bewijsexemplaar € 5 deadlines periode 15 februari - 15 mei: 2 januari periode 15 mei - 15 augustus: 1 april periode 15 augustus - 15 november: 1 juni periode 15 november - 15 februari: 1 oktober donateur worden Voor een bijdrage van € 40, € 80, € 160 of € 1.000 aan de Stichting Vrienden Oude Muziek ontvangt u 4x per jaar het Tijdschrift Oude Muziek met alle gegevens over het Festival Oude Muziek en onze concerten. Tevens krijgt u dan de Vriendenpas, waarmee u in aanmerking komt voor diverse kortingen. Zie www.oudemuziek.nl voor alle bijbehorende voordelen of bel met 030 232 9000. Voor mensen met een leeshandicap is dit Tijdschrift ook op cd verkrijgbaar. Inlichtingen: Dedicon, Postbus 24, 5360 AA Grave, 0486 486 486. Het volgende nummer verschijnt medio mei 2018.


ADVERTENTIE

DI 27 MRT

Intieme Matthäus-Passion door Mark Padmore Met het Orchestra & Choir of the Age of Enlightenment brengt tenor Mark Padmore Bachs misschien wel grootste werk dichtbij.

ZO 8 APR

Isabelle Faust & Kristian Bezuidenhout met Bach en Biber

Het samenspel van dit topduo wordt gedefinieerd door spontaniteit, aldus The Guardian. Bezuidenhouts uitbundigheid en Fausts heldere, intense toon mengen geweldig.

DI 8 MEI

Sir John Eliot Gardiner leidt het Monteverdi Choir in cantates van Bach

Sir John Eliot Gardiner is een van de meest geliefde Bachdirigenten. Ook na vele jaren werken met en schrijven over Bach is hij nog niet uitgeleerd. Vandaag kiest hij vier essentiële cantates.

ZA 2 JUN

Leonidas Kavakos speelt én dirigeert Bach en Beethoven

foto’s: Marco Borggreve, Simon van Boxtel, Felix Broede, Ronald Knapp

BESTEL NU KAARTEN


ADVERTENTIE

Dit seizoen in de NTR ZaterdagMatinee nog 2 concerten in de Oude Muziek serie! 24 MAART 2018, 14.15 UUR

CONCERTGEBOUW AMSTERDAM

Cappella Neapolitana: Een antwoord op de passie van Scarlatti

Ghislieri Choir, Antonio Florio dirigent Scarlatti: Stabat Mater Veneziano: La Passione secondo Giovanni 28 APRIL 2018, 14.15 UUR

CONCERTGEBOUW AMSTERDAM

Nederlandse première: La Concordia de’Pianeti La Cetra, Barockorchester Basel, Andrea Marcon dirigent Caldara: La Concordia de’ Pianeti 24 MAART EN 28 APRIL 2018: € 46,- ( CJP , 65 + ETC € 40,-) KAARTVERKOOP EN INFORMATIE: CONCERTGEBOUWLIJN: 0900-6718345 (€1,- P/G) OF

ZATERDAGMATINEE.NL

een concertserie van


18-27 MEI

operadagenrotterdam.nl

hét festival voor opera en muziektheater anno nu

©Bas Czerwinski

ADVERTENTIE


GENIET EXTRA VOORDELIG VAN HET SEIZOEN OUDE MUZIEK

BESTEL NU UW ABONNEMENT

Met een locatie-abonnement van het Seizoen Oude Muziek heeft u in één bestelling alles geregeld, en profiteert u bovendien van 15% korting voor iedere persoon die vier of meer concerten bezoekt. Kijk op oudemuziek.nl/abonnementen voor meer informatie.


ADVERTENTIE



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.